Werkproces 1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit. Medicatie. ~ Beroepsopdracht 18 ~

Transcriptie

1 Werkproces 1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit Medicatie ~ Beroepsopdracht 18 ~ BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 1 van 29 Opdracht 18: medicatie

2 Inleiding en leerdoelen Medicatie Medicijnen, wie gebruikt ze niet? Iedereen in Nederland gebruikt wel eens een medicijn. De een gebruikt bijvoorbeeld een pijnstiller wanneer er hoofdpijn komt opzetten, de ander gebruikt een neusspray om een vervelende verstopte neus aan te pakken. Naast de medicijnen die door iedereen wel eens worden gebruikt, zijn er ook medicijnen die mensen dagelijks moeten gebruiken om te voorkomen dat zij ernstig ziek worden of zelfs overlijden. Denk bijvoorbeeld maar eens aan cytostatica (medicijnen die gebruikt worden bij de behandeling van kanker). Medicijnen hebben door de decennia heen een steeds belangrijkere rol in de geneeskunde ingenomen. In deze opdracht ga jij je verdiepen in de term medicatie in de breedste zin van het woord. Medicatie De student: Legt de werking van de volgende 6 hoofdgroepen medicatie uit en benoemt van elke hoofdgroep 2 voorbeelden met hun werking o Analgetica o Corticosteroïden o Diuretica o Hart- en vaatmiddelen o Luchtwegmiddelen o Psychofarmaca Benoemt de 20 meest voorkomende medicatie van de verpleegafdeling en benoemt de indicaties, contra-indicaties en bijwerkingen Past de wetten WGBO en BIG toe in relatie tot medicatie Past de wet en regelgeving m.b.t. veiligheid in relatie tot medicatie toe Gebruikt de protocollen/ handelingenschema s bij het toedienen van medicatie Zet op de verpleegafdeling (orale, rectale, vaginale, via de huid, via slijmvliezen) medicatie uit Deelt op de verpleegafdeling (orale, rectale, vaginale, via de huid, via slijmvliezen) medicatie uit en dient deze toe Stelt een instructieplan op bij het gebruik van middelen en materialen door de zorgvrager bij het toedienen van medicatie Competenties K vakdeskundigheid toepassen L materialen en middelen inzetten T instructies en procedures opvolgen BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 2 van 29

3 Opdracht met een beschrijving van de context waarin de opdracht plaatsvindt Zorgvragers die in het ziekenhuis worden opgenomen, krijgen tijdens de opname bijna allemaal medicijnen voorgeschreven. Deze medicatieopdrachten kunnen met verschillende redenen worden gegeven. Verschillende redenen voor voorschijven van medicijnen kunnen bijvoorbeeld zijn: het bestrijden van pijn, het behandelen van een infectie of het diagnostiseren van een probleem. In deze opdracht zullen de verschillende redenen van voorschrijven worden behandeld. Ook zal er aandacht worden besteed aan het belang van het goed toedienen van medicijnen en de werking en bijwerkingen van een medicijn. Het toedienen van medicijnen door middel van injectie en infusie zal in beroepsopdracht 13 (verpleegtechnische en voorbehouden handelingen) worden behandeld. Aan het eind van de opdracht ben je in staat om op de verpleegafdeling waar je op dit moment stage loopt, medicijnen uit te zetten ( indien dit mogelijk is), te delen en toe te dienen. Complexiteit: De student zal de opdracht uitvoeren bij zorgvragers met een gemiddelde complexiteit. De student kan de eindverantwoordelijkheid voor de persoonlijke verzorging van de zorgvrager voor zijn rekening nemen. De door de student geplande en uitgevoerde interventies vallen binnen grenzen van de fase van de opleiding. Verantwoordelijkheid: De student zal zorgvragers voor de opdracht kiezen waarbij hij zelf de verantwoordelijkheid kan nemen voor de uitvoering van de persoonlijke verzorging. Transfer: De student kan de medicatie toedienen bij zorgvragers met verschillende levensfasen, achtergronden en opname- indicaties. De opdracht: 1. Volg de e-learning training: e-learning CS medicatie voor verpleegkundigen. Hier kun je je, na overleg met je teamleider, zelf voor opgeven via het cursus aanmeldsysteem CAS. 2. Beschrijf voor 4 zorgvragers bij jou op de afdeling (bij voorkeur zorgvragers waarbij jij ook zorg draagt voor de persoonlijke verzorging) de volgende informatie ten aanzien van het toedienen van de medicatie 1 : 1. Welke medicijnen gebruikt de zorgvrager? Tot welke hoofdgroepen behoren deze medicijnen? 2. Waarom gebruikt de zorgvrager deze medicatie? Wanneer is hij hiermee begonnen? 3. Beschrijf de werking van de medicatie. 4. Hoe vaak en tot wanneer moet de zorgvrager deze medicijnen gebruiken? 5. Op welke wijze wordt het medicijn toegediend en waarom op deze wijze? 6. Wat zijn redenen om een medicijn op een dag niet aan de zorgvrager toe te dienen? Wie besluit dit en hoe moet dit worden geregistreerd? 7. Welke specifieke aandachtspunten heb je bij deze zorgvragers omdat zij deze medicijnen gebruiken? Bespreek je bevindingen met je werkbegeleider. 1 Verdeeld over de 4 zorgvragers dienen in totaal dienen 10 verschillende medicijnen beschreven te worden. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 3 van 29

4 3. Draag 2 keer zorg voor het uitzetten van medicatie bij jou op de verpleegafdeling 2. Evalueer met je werkbegeleider of je de medicatie juist hebt uitgezet. 4. Draag gedurende 2 dagen zorg voor het uitdelen van de medicatie en het toedienen hiervan bij 4 tot 6 3 patiënten bij jou op de verpleegafdeling. Laat je door je werkbegeleider observeren en laat de gedragscriteria invullen. Om de opdracht te kunnen afronden dienen de onderstaande gedragscriteria te worden ingevuld en met een zichtbaar worden beoordeeld: Medicatie delen 2x Het toedienen van orale medicatie 2x Het toedienen van rectale medicatie 1x Het toedienen van medicatie via de luchtwegen 1x 5. Stel voor een zorgvrager bij jou op de afdeling een instructieplan op. Indien het op de afdeling mogelijk is, mag de instructie, zoals deze is opgesteld in opdracht K, hiervoor gebruikt worden. Bespreek het instructieplan met je werkbegeleider en voer het uit. Evalueer met je werkbegeleider hoe de instructie is gegaan. 2 Op enkele verpleegafdelingen wordt het uitzetten van de medicatie niet door verpleegkundigen gedaan. Studenten die op deze afdelingen stage lopen, kunnen bij hun coach een alternatieve opdracht vragen. 3 Bij voorkeur wordt hiervoor een patiëntenzaal gekozen waar de student ook verantwoordelijk is voor de persoonlijke verzorging van de zorgvragers. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 4 van 29

5 Te behalen resultaat Theorie/ Resultaat Beoordelaar Behaald Praktijk T Ingevuld schema bijlage1 Docent T Ingevuld schema bijlage 2 Coach T Overzicht 10 meest voorkomende Werkbegeleider medicatie op de verpleegafdeling T Beantwoorden vragen bijlage 4 Coach T Casus bijlage 5 Coach T Casus bijlage 6 Coach P Gevolgde e-learning module CS medicatie Teamleider voor verpleegkundigen P Beschrijving medicatie 4 zorgvragers Werkbegeleider P Uitzetten medicatie (2x) Evt. alternatieve opdracht Werkbegeleider P - 2x Ingevulde gedragscriteria medicatie delen Werkbegeleider - 2x Ingevulde gedragscriteria het toedienen van orale medicatie - 1x Ingevulde gedragscriteria het toedienen van rectale medicatie - 1x Ingevulde gedragscriteria het toedienen van medicatie via de luchtwegen P Instructie geven n.a.v. een instructieplan Werkbegeleider BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 5 van 29

6 Oriëntatie met daaruit volgend een PAP (60 min.) Bij elke beroepsopdracht wordt van jou verwacht dat je zelf een plan schrijft hoe je de opdracht in de praktijk wil gaan behalen. In de beroepsopdracht wordt aangegeven wat van jou wordt verwacht om de opdracht af te ronden (de praktijkopdrachten). Ook bieden we opdrachten in de theorie aan die je helpen om de kennis en vaardigheden op te doen om de praktijkopdracht te gaan uitvoeren (ondersteunende opdrachten). Het is nu aan jou om te bepalen hoe je aan de praktijkopdrachten gaat werken zodat je deze kan behalen. Dit doe je door een zogenoemd POP en PAP te schrijven. Dit staat voor Persoonlijk Ontwikkelings Plan en een Persoonlijk Activiteiten Plan. In het onderstaand schema staat aangegeven welke stappen je moet doorlopen om een volledig, concreet en bruikbaar POP en PAP te schrijven. Elk POP en PAP is weer anders. Iedereen heeft immers andere kennis en ervaring opgedaan in het leven, dus het leerproces is bij iedereen anders. Het leren opstellen van een POP en PAP maakt onderdeel uit van het leren plannen van het leerproces en het gestructureerd vormgeven van het leerproces. Ook dit zijn vaardigheden die jij je tijdens de opleiding eigen gaat maken! Bij elke beroepsopdracht dien je de opgestelde POP en PAP bij de coach in te leveren. Pas wanneer het POP en PAP door de coach is goedgekeurd, mag je in de praktijk aan de opdracht gaan werken. 1. Oriëntatie Beschrijf wat nu je praktische ervaring is met het onderwerp van de beroepsopdracht. Beschrijf wat nu je kennis is aangaande het onderwerp van de beroepsopdracht 2. Te behalen resultaat Welk resultaat wil je bereiken met deze beroepsopdracht Uit welk specifiek gedrag blijkt je bekwaamheid bij de uitvoering van je werk op deze afdeling (competenties, SWOT) Welke producten kan je laten zien (zie beroepsopdracht) 3. POP: Waarin wil je jezelf nog ontwikkelen om deze beroepsopdracht te behalen (leervragen) Welke kennis Welke praktijkvaardigheden Welke persoonlijke leerdoelen 4. PAP: Stel acties op bij de leervragen die je in je POP hebt geformuleerd B.v. Ik ga.. B.v. Ik wil.. B.v. Ik doe. B.v. Ik maak.. Gebruik werkwoorden die een actie weergeven 5. Wat heb ik hiervoor nodig: B.v. -begeleiding van de werkbegeleider, mijn SLB-er, mentor. B.v -tijd B.v. -stukjes B.v. -internet/ boeken/films 6. Kortom: Je werkbegeleider moet direct kunnen zien uit je PAP en POP: WAT je al WEET over dit onderwerp WAT je WILT WETEN over dit onderwerp WAT je gaat DOEN aangaande dit onderwerp WAT je hiervoor nodig hebt tijd, stukjes, begeleiding, internet, boeken BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 6 van 29

7 Gedragscriteria Gedragscriteria * Medicatie delen Voorbereiding 1 e ZB* 1 e NZB 2 e ZB 2 e NZB Heeft de opdracht voor besproken met de werkbegeleider Heeft kennis van het medicatie-voorschrijfsysteem van de afdeling Heeft andere werkzaamheden overgedragen aan collega s Uitvoering Laat zich tijdens het delen van de medicatie niet afleiden Werkt precies en nauwkeurig Controleert de medicatie op houdbaarheid en beschadigingen Verzekert zich ervan dat je juiste medicatie aan de juiste persoon wordt gegeven Geeft de zorgvrager informatie over de werking en bijwerking van de medicatie Zorgt er voor dat de zorgvrager drinken heeft om de medicatie in te nemen Zet de medicatie niet alleen bij de zorgvrager neer, maar zorgt er tevens voor dat de zorgvrager de medicatie inneemt Motiveert en stimuleert de zorgvrager tot het innemen van de medicatie Let op eventuele bijwerkingen van de medicatie Verwerkt eventuele bijzonderheden rondom de medicatietoediening bij de zorgvrager in het verpleegkundig dossier Terugkijken Evalueert mondeling met de werkbegeleider, op de uitvoering van deze opdracht Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e dag is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e dag is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e dag is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e dag is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 7 van 29

8 Gedragscriteria * Het toedienen van orale medicatie Voorbereiding 1 e ZB* 1 e NZB 2 e ZB 2 e NZB Heeft de opdracht met de werkbegeleider voor besproken Heeft het verpleegkundig dossier van de zorgvrager geraadpleegd en is op de hoogte van de gezondheidstoestand van de zorgvrager Licht de zorgvrager voor over de handeling (wat, hoe, waarom) Vraagt toestemming voor de handeling Past handhygiëne toe Controleert de juistheid van het geneesmiddel: - naam medicijn - hoeveelheid - houdbaarheid - tijdstip van toediening - wijze van toediening - paraaf van arts Heeft benodigde materialen, zoals drinken, meegenomen Draagt zorg voor privacy Controleert nogmaals de naam en geboortedatum van de zorgvrager Zorgt voor een prettige zit-, lig- of stahouding van de zorgvrager Uitvoering Geeft de zorgvrager zo mogelijk de kans om de medicatie zo zelfstandig mogelijk in te nemen Vraagt de zorgvrager de mond te openen en brengt de medicatie in de mond Reikt de zorgvrager een glas water (of een andere vloeistof) en laat hem de medicatie hiermee wegslikken. Assisteert indien nodig bij het toedienen van water uit het glas. Houdt goed oogcontact en bied het volgende medicijn pas aan wanneer het vorige goed is ingeslikt Ziet er op toe dat alle medicijnen worden ingenomen Veegt een eventueel gemorste vloeistof af Ruimt de gebruikte materialen op Biedt de zorgvrager nog een schoon glas water aan Vraagt hoe de zorgvrager de handeling heeft ervaren Rapporteert bijzonderheden in het verpleegkundig dossier Terugkijken Evalueert mondeling met de werkbegeleider, op de uitvoering van deze opdracht. Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e dag is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e dag is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e dag is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e dag is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 8 van 29

9 Gedragscriteria het toedienen van rectale medicatie Voorbereiding Heeft de opdracht met de werkbegeleider voor besproken Heeft het verpleegkundig dossier van de zorgvrager geraadpleegd en is op de hoogte van de gezondheidstoestand van de zorgvrager Licht de zorgvrager voor over de handeling (wat, hoe, waarom) Vraagt toestemming voor de handeling Past handhygiëne toe Controleert de juistheid van het geneesmiddel: - naam medicijn - hoeveelheid - houdbaarheid - tijdstip van toediening - wijze van toediening - paraaf van arts Neemt de benodigde materialen mee zoals: - beschermmatje - disposable handschoenen - washandje - handdoek Draagt zorg voor privacy door deur en/ of bedgordijn dicht te doen Controleert nogmaals de naam en geboortedatum van de zorgvrager Zorgt voor een prettige lighouding van de zorgvrager Zet het bed op de juiste werkhoogte Zichtbaar Niet zichtbaar BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 9 van 29

10 Uitvoering Geeft de zorgvrager zo mogelijk de kans de medicatie zelf toe te dienen Trekt de handschoenen aan Helpt de zorgvrager desgewenst met het ontkleden van het onderlichaam Zorg dat de zorgvrager (indien mogelijk) op zijn linkerzij gaat liggen met de knieën lichtjes opgetrokken Plaatst het beschermmatje onder de billen van de zorgvrager Maakt de weg naar de anus vrij door de bovenste bil op te tillen Vraagt de zorgvrager diep te zuchten Brengt de zetpil naar binnen Duwt de zetpil met een vinger 5 tot 9 centimeter naar binnen Helpt de zorgvrager met het schoonmaken van de bilspleet Verwijdert de handschoenen Verwijdert het beschermmatje, helpt de zorgvrager met aankleden en bij het aannemen van een prettige houding Past handhygiëne toe Ruimt de gebruikte materialen op en doet de bedgordijnen open Vraagt de zorgvrager hoe hij de handeling heeft ervaren Rapporteert bijzonderheden in het verpleegkundig dossier Terugkijken Evalueert mondeling met de werkbegeleider, op de uitvoering van deze opdracht. Paraaf begeleider BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 10 van 29

11 Gedragscriteria Het toedienen van medicatie via de luchtwegen Voorbereiding Heeft de opdracht met de werkbegeleider voor besproken Heeft het verpleegkundig dossier van de zorgvrager geraadpleegd en is op de hoogte van de gezondheidstoestand van de zorgvrager Licht de zorgvrager voor over de handeling (wat, hoe, waarom) Vraagt toestemming voor de handeling Past handhygiëne toe Controleert de juistheid van het geneesmiddel: - naam medicijn - hoeveelheid - houdbaarheid - tijdstip van toediening - wijze van toediening - paraaf van arts Neemt de benodigde materialen mee zoals een inhalator en een glaasje water Draagt zorg voor privacy door deur en/of bedgordijnen dicht te doen Controleert nogmaals de naam en geboortedatum van de zorgvrager Zorgt voor een prettige zithouding van de zorgvrager Zet het bed op de juiste werkhoogte Uitvoering Schudt de medicatie voor gebruikt of plaatst de capsule in de poederinhalator Laat de zorgvrager diep uitademen en aan het eind van de uitademing het mondstuk van de inhalator tussen de tanden en lippen plaatsen a) Vertelt de zorgvrager tegelijk met het inademen op de spuitbus te drukken als het een Dosis aerosol betreft b) Vertelt de zorgvrager bij gebruikt van een inhalatiekamer 5 tot 10 keer diep in te ademen, nadat het aantal puffs in de inhalatiekamer is gebracht c) Vertelt de zorgvrager bij gebruikt van een poederinhalator diep en krachtig via de mond te ademen d) Vertelt de zorgvrager rustig in en uit te ademen wanneer het een vervevelaar betreft Vraagt de zorgvrager de adem 5 a 10 seconden vast te houden Geeft de zorgvrager desgewenst een glaasje water om de mond na te spoelen Maakt de gebruikte materialen schoon en ruimt ze op Vraagt de zorgvrager hoe hij de handeling heeft ervaren Doet de bedgordijnen open Rapporteert bijzonderheden in het verpleegkundig dossier Zichtbaar Niet zichtbaar BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 11 van 29

12 Terugkijken Evalueert mondeling met de werkbegeleider, op de uitvoering van deze opdracht. Paraaf begeleider BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 12 van 29

13 Ondersteunende opdrachten/ lesactiviteiten A. (2 lesuren) Volg de les van de verpleegkunde docent. Deze les zal in het teken staan van de wetgeving rondom het toedienen van medicatie. De wet BIG, WGBO en de Opiumwet zullen uitgebreid aan de orde komen. B. (90 min.) Lees in de reader hoofdstuk 1 Medicijnen toedienen. Zoek hiernaast op internet of in boeken op school informatie over medicatie. Beantwoordt onderstaande vragen en vul het schema van bijlage 1 in. Wat wordt bedoeld met farmacotherapie? Medicatie kan om curatieve redenen worden voorgeschreven. Noem 4 andere redenen waarom zorgvragers medicatie krijgen voorgeschreven. Wat wordt bedoeld met een stofnaam en een merknaam van een medicijn? Noem 2 voorbeelden. Neem de uitwerkingen (antwoord op de vragen + ingevuld schema bijlage 1) mee naar les C. C. (2 lesuren) Volg de masterclass van de apothekersassistent. Hierin wordt aandacht besteed aan de verschillende hoofdgroepen van medicatie. Tevens zal het schema van bijlage 1 nader worden besproken en zal worden geïnstrueerd hoe medicatie op de verpleegafdeling bereid dient te worden. D. (90 min.) Deze opdracht wordt uitgevoerd in 3-tallen. Kies met de subgroep een hoofdgroep medicatie uit waar je deze opdracht mee gaat werken. Organiseer in de groep dat elke subgroep kaartjes krijgt van verschillende kleuren (1 kleur per subgroep) waar informatie op geschreven kan worden. Zoek bij de door jullie gekozen hoofdgroep van medicatie, 4 veel gebruikte medicijnen. Noteer hierbij zowel de stofnaam als de merknaam. Beantwoord tevens per medicijn de volgende vragen: Bij welke indicatie wordt het medicijn voorgeschreven? Welke 2 bijwerkingen kunnen bij dit medicijn optreden? Wanneer mag een zorgvrager dit medicijn niet toegediend krijgen? Zijn er nog specifieke richtlijnen bij gebruik (bv wanneer innemen, hoe innemen) Noteer het medicijn en de stofnaam op een gekleurd kaartje. Noteer de antwoorden op de vragen apart op een kaartje. Neem dit alles mee naar les H. E. (60 min.) Lees in de reader hoofdstuk 2 Uitdelen van medicatie. Verdiep je tevens in de handelingenschema s van de verschillende wijzen van medicatietoediening. Deze zijn te vinden in de bijlagen van de reader. Orale toediening Rectale toediening Vaginale toediening Toediening via het oor Toediening via het oog Toediening via de neus Toediening via de huid Toediening via de longen Neem eventuele vragen omtrent de handelingen mee naar les F! BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 13 van 29

14 F. (1 lesuur) Volg de skill les van de verpleegkunde docent. Hierin zal aandacht worden gegeven aan de wijze waarop medicatie kan worden toegediend. G. (1 lesuur) Volg de les van de verpleegkundig docent. De les zal in het teken staan van hoe medicijnen door het lichaam worden opgenomen en afgebroken. Eventuele vragen uit opdracht E worden besproken. H. (2 lesuren) Volg de les van de verpleegkunde docent. Deze les zal een vervolg zijn op de les F en G.. In deze les wordt echter specifiek in gegaan op medicatie bij de geriatrische zorgvrager. I. (2 lesuren) Deze les zal in het teken staan van een spel. Neem als voorbereiding op deze les de uitwerkingen van opdracht D mee. J. (30 min.) Vul het schema van bijlage 2 in. Laat je coach deze beoordelen op juistheid. K. (60 min.) Werk deze opdracht (op de afdeling) uit. Gebruik hiervoor het Farmacotherapeutisch Kompas of andere bronnen. Beantwoord de volgende vragen. Neem je bevindingen mee naar les M. Noem 2 indicaties voor het gebruik van β-blokkers. Welke bijwerkingen komen vaak (>10%) voor bij het gebruik van Renitec? Wat is de merknaam van digoxine? Mag je borstvoeding geven wanneer je verapamil gebruikt? Met welke medicijnen kan Atropine mogelijk een interactie krijgen bij gelijktijdig gebruik? Wat kunnen de gevolgen van deze interactie zijn? Wat zijn tekenen van overdosering bij het gebruik van Selokeen? Wat is de begindosering van Isoptin oraal bij een volwassene, wanneer deze het medicijn krijgt voorgeschreven ivm ritmestoornissen? Onder welke hoofdgroep behoren de medicijnen uit de bovenstaande vragen? L. (120 min.) Ga na welke 10 medicijnen bij jou op de afdeling het meest worden toegediend aan de zorgvragers. Beantwoordt per medicijn de volgende vragen: Voor welke indicatie (klachten, ziektebeeld) wordt dit medicijn voorgeschreven? Hebben zorgvragers deze medicatie doorgaans van huis uit of worden zij tijdens opname gestart? Op welke manier kan het worden toegediend? Wat zijn specifieke aandachtspunten bij de toediening? Wat zijn contra-indicaties voor het gebruik van dit medicijn? Wat zijn bijwerkingen van dit medicijn? Met welke medicijnen kan er een interactie (wisselwerking) plaatsvinden Laat de antwoorden op bovenstaande vragen beoordelen door je werkbegeleider. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 14 van 29

15 M. (90 min.) Stel in 4 -tallen een instructieplan 4 op voor een zorgvrager die inhalatiemedicatie gebruikt. Jullie mogen hierbij zelf bedenken: Of de zorgvrager deze medicatie voor het eerste gebruikt, Of de zorgvrager deze medicatie al langer maar onjuist gebruikt, Met welke reden (indicatie) de zorgvrager deze medicatie gebruikt, Tijdens les M zullen jullie de instructie gaan uitvoeren. Er wordt maximaal 15 minuten per instructie uitgetrokken. Hierbij wordt gelet op de volgende punten: Is er goed nagedacht over het doel van de instructie? Sluit de instructie aan bij het niveau van de zorgvrager? Is de inhoud van de instructie juist en volledig? Op welke wijze wordt de kennis overgedragen? Worden de juiste hulpmiddelen gebruikt? Hoe wordt getoetst of het doel van de instructie is behaald? Is aan de randvoorwaarden voor een goede instructie voldaan? N. (3 lesuren) Tijdens deze verpleegkunde les zullen de instructieplannen van opdracht L tot uitvoering worden gebracht. De instructies worden nabesproken met behulp van de criteria van opdracht L. Noteer je feedback in het schema van bijlage 3 Tevens zullen de uitwerkingen van opdracht J besproken worden. O. (60 min.) Beantwoord de vragen van bijlage 4 om je kennis over medicatie te testen. Laat je coach beoordelen of je tot de juiste antwoorden bent gekomen. P. (2 lesuren) Volg de masterclass die gegeven zal worden door de internist. Deze les zal in het teken staan van nierdialyse binnen het RdGG. Q. (2 lesuren) Volg de masterclass die gegeven zal worden door de apotheker. Deze les zal zich specifiek richten op de medicatie en de werking hiervan gericht op de hoofdgroepen: analgetica en hart/ vaatmiddelen. R. (60 min.) Maak de casus van bijlage 5. Je kunt de theorie van de beroepsopdracht levenseindebegeleiding eventueel doornemen om je kennis op te frissen. Lever je uitwerking ter beoordeling in bij je coach. S. (60 min.) Maak de opdracht van bijlage 6. Lever de opdracht ter beoordeling in bij je coach. T. (2 lesuren) Volg de les van de verpleegkunde docent waarin de onderwerpen medicatieveiligheid en medicatiefouten centraal staan. 4 In beroepsopdracht 9 heb je al eerder een instructie gegeven. De informatie van bijlage 5 in BO 9 kan gebruikt worden bij het opstellen en uitvoeren van de instructie van deze opdracht. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 15 van 29

16 Bijlage 1 Verklarende woordenlijst Benaming Causaal Verklaring Placebo Bijwerking Indicatie Contra-indicatie Complicatie Toedieningswijze Lokale werking Systemische werking Halfwaardetijd Therapeutische breedte Cumulatie Interactie First-pass effect Bloed-hersenbarrière Overgevoeligheid Resistentie Gewenning Verslaving BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 16 van 29

17 Bijlage 2 De weg van de werkzame stof van een medicijn door het lichaam. 1? Maagdarmkanaal Eerste passage Lever Maagdarmmucosa Plasmaeiwitten ? 5? Nieren Klarings- organen Spierweefsel Huid Longen 2? Parenterale toediening excl. iv 3? Embryo/ foetus Weefsels ? Opdracht: Vul de onderstaande termen op de juiste plaats in het schema in. Algemene circulatie Hersenen Iv-injectie Lever Orale toediening Slijmvlies van mond of rectum BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 17 van 29

18 Bijlage 3 Instructie inhalatietherapie Is er goed nagedacht over het doel van de instructie? Sluit de instructie aan bij het niveau van de zorgvrager? Is de inhoud van de instructie juist en volledig? Op welke wijze wordt de kennis overgedragen? Worden de juiste hulpmiddelen gebruikt? Hoe wordt getoetst of het doel van de instructie is behaald? Is aan de randvoorwaarden voor een goede instructie voldaan? Overige opmerkingen: BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 18 van 29

19 Bijlage 4 A K B H A L O P E R I D O L P A C B R I J A R Q N L M O O R K P E D I M A T U B L O T H E B A A N E E A O D E Z W A K D K N E N O W A P C H T E N O N P T H U N C K A E N S D E E I S O T E R K O E N Z Z O E D S K Z E N H U N U K A A N S I O E O X A Z E P A M N G M R N L I L J P E N D I E A M A E A O A R D E W I J Z E N R C R T N E S O L U T C A L E E O R E E N H U N E I G E N K A N L M S E N M I O E P R K I U K X U M G L I B E N C L A M I D E B O Beantwoordt de onderstaande vragen. Het farmaceutisch kompas kan hierbij een hulpmiddel zijn. Als ondersteuning staan de antwoorden verwerkt in het schema hierboven. Welke wijsheid kun je ontdekken in de overgebleven letters? De wijsheid is achter elkaar te lezen. Niet alle overgebleven letters worden gebruikt. 1. Welk Medicijn kan een zorgvrager voorgeschreven krijgen om trombose te voorkomen? a.... c o Deze plastablet kun je de zorgvrager het beste in de ochtend geven.. u.. t Dit medicijn tegen DM heeft een kortdurende werking. T m i.. 4. Dit medicijn tegen DM heeft een langdurende werking. g l i d e 5. Dit medicijn wordt ook wel gebruikt door zorgvragers die gespannen zijn a m 6. Dit medicijn wordt voorgeschreven bij slapeloosheid p a. 7. Dit medicijn wordt preventief voorgeschreven bij zorgvragers met een risicoscore van hoger dan 5 op het delirium risico- scoremodel... l o Dit medicijn wordt voorgeschreven ter voorkoming van maagklachten. p BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 19 van 29

20 9. Dit drankje wordt voorgeschreven bij obstipatie... c. u Dit medicijn wordt bij veel aandoeningen voorgeschreven waar ontstekingsverschijnselen een rol spelen. r e d BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 20 van 29

21 Bijlage 5 Casus Hr. Jansen is 49 jaar en is opgenomen i.v.m. rugpijn bij een gemetastaseerd kleincellig longcarcinoom op de afdeling oncologie. Hr. heeft al aan aantal maanden last van hoesten, kortademigheid met soms een piepende ademhaling en herhaaldelijk optredende ontstekingen van de luchtwegen. Ook heeft hr. de laatste tijd last van heesheid. Na uitgebreid onderzoek kreeg dhr. vorige maand de diagnose longkanker. Zijn klachten bleken het gevolg van een gemetastaseerd kleincellig longcarcinoom. Op de polikliniek heeft de arts verteld dat hr. niet geopereerd kan worden doordat er uitzaaiingen in de bijnier en botten zijn gezien op de CT-scan. De arts heeft hr. uitgelegd dat hr. alleen met chemo- en radiotherapie kan worden behandeld. Deze therapie zal de tumor verkleinen en de klachten van de uitzaaiingen kunnen terugdringen. Helaas is genezen niet meer mogelijk. De uitzaaiingen in de botten zorgen voor de ernstige rugpijn. De rugpijn in ondragelijk en hr. heeft in overleg met zijn vrouw besloten naar het ziekenhuis te komen. Op de afdeling neemt de verpleegkundige een pijnanamnese af. Thuis gebruikt hr. voor de pijn 4 x dd. Tramadol 50 mg. oraal. Maar deze medicatie helpt volgens hr. totaal niet. Hr. geeft een VAS-score van 8 aan. Hr. vertelt dat hij al 3 nachten nauwelijks heeft geslapen doordat het liggen op de rug vreselijk zeer doet. De arts besluit de thuismedicatie te stoppen en te starten met een Durogesic pleister 75 mg en zn. 6 x daags Oramorpf 10 mg/5 ml oraal. Bij doorbraakpijn mag hr. de Oramorph innemen. Ook heeft de arts 1x daags Normison 10 mg oraal, 3 x daags Movicolon 13,8 gram oraal en zn. Zofran 8 mg. oraal voor. De verpleegkundige van de afdeling geeft hr. informatie over de medicatie die de arts heeft voorgeschreven. Vragen; 1. Hr. Jansen heeft geen goed resultaat gehad op de Tramal 50 mg. Beschrijf wat Tramadol voor medicatie is en welke bijwerkingen er kunnen optreden bij het gebruik van Tramadol. 2. Hr. Jansen vraagt de verpleegkundige of er een kans bestaat dat hij verslaafd raakt aan de morfine. Ook is hr. bang dat wanneer hij eenmaal aan de morfine begint, hij hier nooit meer vanaf zal komen. Beschrijf de voorlichting die jij hr. zou geven. 3. Hr. Jansen krijgt een Durogesic 75 pleister van de verpleegkundige opgeplakt. Hr. vraagt zich af hoe een pleister er nu voor kan zorgen dat de pijn weggaat. Beschrijf de informatie die jij hr. zou geven. 4. Waarom heeft de arts Movicolon 13.8 gram voorgeschreven? Vraagt hr. Jansen. Hij heeft namelijk helemaal geen problemen met de ontlasting. Beschrijf de informatie die jij hr. zou geven. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 21 van 29

22 5. Hr. vraagt de verpleegkundige naar de werking van Normison, het lijkt hr. heerlijk om vanaf nu altijd een Normison in te nemen voor de nacht. Beschrijf de informatie die jij hr. zou geven. 6. De echtgenoot van hr. vraagt de verpleegkundige waarom de arts Zofran 8 mg. heeft voorgeschreven en geen Primperan 10 mg. Dat had haar zo goed geholpen toen zij zo misselijk was geweest. Beschrijf de informatie die jij mw. zou geven. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 22 van 29

23 Bijlage 6 Maak onderstaande opdracht en lever deze ter beoordeling in bij je coach. Casus 1 Mw. G is 76 jaar en komt uit een verzorgingshuis. De opname indicatie is verdenking urosepsis en verdenking longembolie. Mw. is bekend met multipele sclerose (langzaam verlopend), diabetes mellitus (type 2), hypertensie en een mama-amputatie rechts.. Verder is mw. incontinent van urine en faeces. Bedenk welke medicatie mw. volgens jou zou kunnen krijgen tijdens de ziekenhuisopname. Neem de gegevens op in schema 1. Uit de gegevens van mw. blijkt dat zij omeprazol en fluimucil tabletten neemt. Bedenk waarom mw. deze medicatie gebruikt en leg een duidelijke relatie met een van de ziektebeelden waar mw. mee bekend is. Casus 2 Mw. H is 40 jaar en komt via de poli vaatchirurgie op de afdeling voor opname. De opnameindicatie is een necrotiserende wond aan de rechter voet. Mw. is bekend met hypertensie, DM (type 2), claudicatioklachten, dyspneu en obesitas. Mw. gaat gelijk na opname voor operatie en er wordt een necrotomie en teenamputatie uitgevoerd. Bedenk welke medicatie mw. na de operatie (gedurende de ziekenhuisopname) volgens jou zou kunnen krijgen Neem de gegevens op in schema 2. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 23 van 29

24 Schema 1 Medicijn Voor welk ziektebeeld (of symptomen daarvan) Waarom juist dit medicijn (en niet een andere uit dezelfde groep) Wijze van toediening BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 24 van 29

25 Schema 2 Medicijn Voor welk ziektebeeld (of symptomen daarvan) Waarom juist dit medicijn (en niet een andere uit dezelfde groep) Wijze van toediening BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 25 van 29

26 Evalu atie BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 26 van 29

27 Beroepsopdracht: Groep: Onderstaande vragen/ opmerkingen gaan over de ondersteunende opdrachten en lessen 5. Hoe heb je de studiebelasting ervaren? 1. Bij de lessen en opdrachten begrijp ik wat er van me wordt verwacht: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens weinig goed te doen te veel 6. De opdrachten in de bijlagen (bijv. kennistest of vragen maken) zijn zinvol: volledig mee oneens 2. De lessen en opdrachten geven me verdieping in het onderwerp: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens mee oneens mee eens volledig mee eens 7. In de verpleegkunde-lessen heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: mee oneens 3. De voorbereidende opdrachten (bijv. als mee eens voorbereiding op een les) zijn zinvol: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 8. Bij de skills-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: mee oneens mee eens 4. De studiebelastingsuren van de opdracht komen overeen met de werkelijkheid: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens Wanneer je ergens volledig mee oneens óf mee oneens hebt aangekruist, geef dan aan welk opdrachtnummer het betreft en wat er volgens jou veranderd kan worden: 9. Bij de TSV-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: mee oneens mee eens 10. In de masterclasses heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: mee oneens mee eens BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 27 van 29

28 11. Deze opdracht vond ik het meest leerzaam omdat 12. Deze opdracht vond ik het minst leerzaam omdat 13. Deze les vond ik het meest leerzaam omdat 14. Deze les vond ik het minst leerzaam omdat Onderstaande vragen gaan over de opdracht(en) die je in de praktijk moest doen 15. Bij de opdracht(en) in de praktijk begrijp ik wat er van me gevraagd wordt: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 17. De opdracht(en) is/ zijn op de afdeling goed te behalen: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 16. De opdracht(en) in de praktijk sluiten aan bij de situatie op de afdeling: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 18. De studiebelastingsuren van de praktijkopdracht(en) komen overeen met de werkelijkheid: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens Omcirkel een cijfer wat je geeft voor de hele beroepsopdracht: BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 28 van 29

29 Welke opmerkingen heb je nog: Wat moet er hierbij volgens jou gebeuren: Hartelijk dank voor het invullen en lever dit formulier in bij je mentor. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Pagina 29 van 29