DE RELATIE TUSSEN ZELFWAARDERING VAN EEN KIND EN DE WIJZE WAAROP HET ZICHZELF TEKENT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE RELATIE TUSSEN ZELFWAARDERING VAN EEN KIND EN DE WIJZE WAAROP HET ZICHZELF TEKENT"

Transcriptie

1 DE RELATIE TUSSEN ZELFWAARDERING VAN EEN KIND EN DE WIJZE WAAROP HET ZICHZELF TEKENT Afstudeeronderzoek Karlijn de Hek ( ) en Anna Prins ( ) Februari 2008 Onder begeleiding van: dr. B. R. J. Jansen. Klinische Ontwikkelingspsychologie Universiteit van Amsterdam

2 Abstract In de praktijk van de ontwikkelingspsychologie worden tekeningen vaak gebruikt als diagnostisch instrument. De interpretatie van tekeningen is echter sterk afhankelijk van de beoordelaar. In het verleden is meerdere malen geprobeerd de interpretatie van tekeningen meer te standaardiseren. Een gestandaardiseerd scoringssysteem is de Menstekening van Van de Vijfeijken (2001). Tekeningen kunnen met behulp van dit systeem beoordeeld worden op een cognitieve ontwikkelingsscore en indicatoren van emotionele problematiek. Dit onderzoek is gericht op een eventueel verband tussen de emotionele indicatoren van de Menstekening en de zelfwaardering van een kind, als gemeten met een zelfbeoordelingsvragenlijst. Hierbij is de onderzoeksvraag: Wat is de relatie tussen de zelfwaardering van een kind en de wijze waarop het zichzelf tekent?. 241 kinderen van 8 tot en met 11 jaar kregen de opdracht om zichzelf te tekenen. Bij hen werd eveneens de Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK) afgenomen om de zelfwaardering te meten. Wanneer de tekeningen werden beoordeeld met behulp van de emotionele indicatoren van de Menstekening werd er geen verband gevonden met de score op de CBSK. Achteraf is er voor gekozen om de tekeningen tevens op globale wijze te laten beoordelen. Er werd een verband gevonden tussen de globale beoordeling en de CBSK-schalen Sociale acceptatie, Gedragshouding en Gevoel van eigenwaarde. Daarnaast werd in dit onderzoek exploratief bekeken of het aantal emotionele indicatoren in de tekening en het verband met zelfwaardering verschillen voor kinderen met een andere culturele achtergrond en kinderen met een lager intelligentie-niveau. 2

3 Inhoudsopgave Inleiding 4 1. Vraagstellingen en hypothesen 1.1. Vraagstellingen Hypothesen 8 2. Methode 2.1. Proefpersonen Materiaal De Menstekening (Van de Vijfeijken, 2001) Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK) Motivatievragen Citoscores Begrijpend lezen Procedure Resultaten onderzoeksgroep 1: de proefpersonen uit het reguliere basisonderwijs 3.1. De CBSK Emotionele indicatoren Cognitieve ontwikkelingsscore De selectie van de proefpersonen Citoscores Begrijpend lezen Motivatievragen De relatie tussen de CBSK en het aantal emotionele indicatoren Groepen ingedeeld op basis van de cognitieve ontwikkelingsscore De specifieke verbanden tussen de emotionele indicatoren en de scores op de CBSK-schalen Resultaten van onderzoeksgroep 2: de proefpersonen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse 4.1. De CBSK Emotionele indicatoren Cognitieve ontwikkelingsscore De relatie tussen de CBSK en het aantal emotionele indicatoren Resultaten van onderzoeksgroep 3: de proefpersonen uit het speciaal basisonderwijs 5.1. De CBSK Emotionele indicatoren Cognitieve ontwikkelingsscore De relatie tussen de CBSK en het aantal emotionele indicatoren Globale beoordeling van de tekeningen Samenvatting van de resultaten 7.1. Samenvatting van de resultaten aan de hand van de hypothesen Samenvatting van de globale beoordelingen 31 Conclusie en discussie 32 Literatuurlijst 37 Bijlagen 39 3

4 Inleiding Bij psychologisch onderzoek van kinderen wordt steeds meer gebruik gemaakt van gestandaardiseerde meetinstrumenten. Toch worden sommige minder gestandaardiseerde instrumenten, zoals tekeningen, nog steeds als een waardevol en aanvullend instrument gezien. Tekeningen kunnen inzicht geven in de belevingswereld van een kind. Omdat kinderen ook buiten de diagnostische setting gewend zijn te tekenen, is de afname van een tekening in vergelijking met andere diagnostische instrumenten, relatief laagdrempelig. Daarnaast kan een tekening dienen als aanknopingspunt voor een gesprek (Furth, 2004). Voorbeelden van in de praktijk gebruikte tekeningen zijn de gezinstekening, de boomtekening, de huistekening en de menstekening. Er is veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het tekenen bij kinderen. De tekenontwikkeling blijkt te zijn in te delen in universele stadia, die zich kenmerken door zowel kwantitatieve als kwalitatieve veranderingen (Foks-Appelman, 2004; Van de Vijfeijken, 2001). Dat de stadia voor ieder kind ongeveer gelijk lopen, zorgt ervoor dat tekeningen in potentie een waardevolle indicatie kunnen geven van het ontwikkelingsstadium van het kind. Er wordt eveneens vanuit gegaan dat tekeningen van kinderen vaak een persoonlijk perspectief van het kind op de wereld, relaties en zichzelf weergeven (Foks-Appelman; Fleck-Bangert, 1994). Koppitz (1968) meent dat attitudes van het kind ten opzichte van gebeurtenissen en familie-functioneren naar voren komen in een tekening, evenals angsten, houdingen en zorgen van het kind. Eén van de zorgen die zich volgens Koppitz kan uiten in een tekening, zijn de zorgen van een kind omtrent het eigen functioneren. Golomb (1992) geeft eveneens aan dat tekeningen een geaccepteerd instrument zijn voor het zelfconcept. Zo is voor te stellen dat de waardering van het kind ten aanzien van het eigen functioneren beïnvloedt hoe hij of zij een persoon tekent, in het bijzonder wanneer kinderen de opdracht krijgen om zichzelf te tekenen. In dit onderzoek wordt bekeken of de zelfwaardering van een kind kan worden afgeleid uit een tekening die het kind van zichzelf maakt. De hoofdvraag van het onderzoek luidt : Wat is de relatie tussen de zelfwaardering van een kind, zoals gemeten met een vragenlijst, en de wijze waarop het zichzelf tekent?. Het interpreteren van tekeningen gebeurt op veel verschillende manieren. Ook de waarde die aan tekeningen wordt gehecht is afhankelijk van de beoordelaar. In het verleden is al verschillende keren getracht om de beoordeling van tekeningen meer te standaardiseren. Goodenough introduceerde in 1926 een schaal voor de beoordeling van de cognitieve ontwikkeling van het kind op grond van de menstekening; de Drawa-man test (Van de Vijfeijken, 2001; Arnoldussen-Nieuwstraten, 1998). Een kind wordt hierbij gevraagd om een persoon te tekenen. In 1968 ontwierp Koppitz een op de Draw-a-Man test gebaseerd systeem voor screening van de menstekening: Human Figure Drawing. Een menstekening kan met behulp van dit systeem worden beoordeeld op cognitieve ontwikkelingsfactoren en emotionele indicatoren. Cognitieve ontwikkelingsfactoren zijn de kenmerken in de tekening waaruit het ontwikkelingsstadium van tekenvaardigheid kan worden afgeleid. Emotionele indicatoren worden beschreven als kenmerken in de tekening die niet gerelateerd zijn aan de leeftijd en cognitieve rijping van het kind, maar die angsten, zorgen en houdingen van het kind reflecteren (Koppitz, 1968). Het systeem van Koppitz wordt in de praktijk nog steeds gebruikt, hoewel het een verouderde normering heeft (Van de Vijfeijken, 2001). In 1991 verscheen het genormeerde beoordelingssysteem van Naglieri, McNeish en Bardos: de Draw-a-Person: Screening Procedure for Emotional Disturbance (DAP:SPED; Van de Vijfeijken, 2001). Bij deze methode worden ook zowel cognitieve als emotionele aspecten van een menstekening beoordeeld. Het verband tussen zelfwaardering en emotionele indicatoren van de menstekening is reeds in verschillende onderzoeken bestudeerd. Uit onderzoek van Tharinger en Stark (1990) komt naar voren dat globale waarderingen van de menstekening (een algemene 4

5 beoordeling, zonder in achtneming van specifieke tekendetails) voorspellers zijn voor zelfwaardering bij kinderen tussen de 9,5 en 14,5 jaar. Ook Coopersmith, Beardsley en Coopersmith (1976) vonden een verband tussen globale beoordeling van de tekening en zelfwaardering. Daarnaast vonden zij een verband tussen een specifiek detail, namelijk de manier waarop de handen waren afgebeeld, en de scores op een zelfwaarderingsschaal. Grot-Marnat en Roberts (1998) vonden met behulp van een kwantitatieve benadering (waarbij het totaal aantal details dat gerelateerd zou zijn aan emotionele problematiek werd bekeken) echter geen verband tussen zelfwaardering en emotionele indicatoren. Wanneer er voor een kwalitatieve benadering werd gekozen en er dus gekeken werd naar specifieke verbanden tussen details van de tekening en zelfwaardering, werd er een verband gevonden voor de juiste proportionele verhoudingen van de figuur. Delatte en Hendrickson (1982) onderzochten het verband tussen de grootte, breedte en oppervlakte van de menstekening en zelfwaardering bij 76 adolescenten tussen de 16 en 18 jaar. Uit dit onderzoek komt geen verband naar voren bij de meisjes. Bij de jongens werd een verband gevonden tussen de breedte van de menstekening en zelfwaardering en tussen de oppervlakte en zelfwaardering. De resultaten van de verschillende studies variëren, maar ook de gehanteerde onderzoeksmethoden verschillen op belangrijke punten. De methoden verschillen in de keuze voor de kenmerken die indicatief zijn voor emotionele problematiek ( emotionele indicatoren ). Daarnaast is er discussie gaande over het gebruik van een kwantitatieve benadering (het zoeken naar een verband tussen zelfwaardering en het totaal aantal gevonden indicatoren) en een kwalitatieve benadering (het zoeken naar specifieke verbanden tussen zelfwaardering en losse emotionele indicatoren). Bij geen van de onderzoeken is de versie van de menstekening gebruikt waarin de kinderen de opdracht krijgen zichzelf te tekenen. In 2001 verscheen een gestandaardiseerd en opnieuw genormeerd beoordelingssysteem van de menstekening van Van de Vijfeijken voor kinderen van 4 tot 12 jaar. De Menstekening van Van de Vijfeijken is gebaseerd op het beoordelingssysteem van Naglieri McNeisch en Bardos (DAP:SPED; Van de Vijfeijken, 2001). Bij deze test wordt een kind gevraagd een mens te tekenen. Er zijn drie versies, namelijk: teken een man, teken een vrouw en teken jezelf. Er kan gekozen worden voor het afnemen van één of meerdere versies. De tekeningen kunnen worden beoordeeld aan de hand van twee kwantitatieve scoringssystemen (de cognitieve ontwikkelingsfactoren en de emotionele indicatoren). Door middel van de cognitieve ontwikkelingsfactoren kan het cognitieve ontwikkelingsniveau van het kind worden geschat. Voorbeelden van deze cognitieve ontwikkelingsfactoren zijn het juiste aantal vingers en het tekenen van kleding. Met behulp van een tweede scoringssysteem kan per tekening het aantal emotionele indicatoren worden vastgesteld. Wanneer het aantal emotionele indicatoren boven een cut-off waarde uitkomt, is dit een aanwijzing voor onderliggende emotionele problematiek. Voorbeelden van emotionele indicatoren zijn een klein getekend figuur, het tekenen van lege ogen (geen pupillen of irissen) en het niet zichtbaar zijn van de handen. De betrouwbaarheid (interne consistentie, test-hertestbetrouwbaarheid en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid) van de ontwikkelingsfactoren is als goed geëvalueerd. Ook de test-hertestbetrouwbaarheid en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de emotionele indicatoren is als goed geëvalueerd. De interne consistentie van de emotionele indicatoren is echter laag. Dit wijst er op dat de emotionele indicatoren niet als een homogene schaal zijn op te vatten en wellicht verschillende deelaspecten van het emotioneel welbevinden meten. Voor de ontwikkelingsfactoren wordt de criteriumvaliditeit bekeken door de relatie met de Wechlers Intelligence Scale for Children-Revised (WISC-R: Nederlandse Uitgave: Van Haassen, Bruyn, Pijl et. al., 1985) en de Raven s Progressive Matrices (RPM: Raven, Raven & Court, 1991) te bestuderen. Er wordt een sterke correlatie met de Raven gevonden. De Raven meet echter met name het visueel-perspectieve aspect 5

6 van intelligentie. Bij de WISC-R wordt er enkel een (matig sterk) verband gevonden met de performale schaal en geen verband met de verbale schaal. Dit wijst erop dat de ontwikkelingsfactoren wel gerelateerd zijn aan intelligentie, maar hier niet gelijk aan zijn. Zo valt voor te stellen dat eerder het niveau van tekenvaardigheid gemeten wordt dan intelligentie. Onderzoek naar de criteriumvaliditeit van de emotionele indicatoren levert nog onvoldoende bevredigende resultaten op. Als mogelijke reden hiervoor noemt Van de Vijfeijken het gebruik van de Children s Behavior Checklist als criterium (CBCL: Achenbach & Edelbrock, 1983: Nederlandse uitgave, Verhulst, Koot, Akkerhuis & Veerman, 1990). Dit is een gedragsbeoordelingsvragenlijst die wordt ingevuld door de ouders/verzorgers van het kind. Van de Vijfeijken benadrukt dat de perceptie van de ouders/verzorgers wellicht verschilt van de perceptie van het kind zelf. Het gebruik van een meetinstrument dat uitgaat van de perceptie van het kind zou mogelijk een betere criteriumvaliditeit opleveren (Van de Vijfeijken, 2001). In dit onderzoek wordt bekeken of er een verband gevonden kan worden tussen zelfwaardering, gemeten met een zelfbeoordelingsvragenlijst, en de emotionele indicatoren van de Menstekening (Van de Vijfeijken 2001), wanneer het kind de opdracht wordt gegeven zichzelf te tekenen. Het onderzoek kan een waardevolle aanvulling zijn in het kader van validatieonderzoek van de Menstekening. Daarnaast bekijken de onderzoekers hiermee of de zelfwaardering is af te leiden uit een tekening die het kind van zichzelf maakt. In dit onderzoek wordt zelfwaardering gemeten met de zelfbeoordelingsvragenlijst Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK; Veerman, Straathof, Treffers, van den Bergh, & ten Brink, 1997). Er wordt exploratief bestudeerd of het aantal emotionele indicatoren en het verband met zelfwaardering verschillend is voor kinderen met een andere culturele achtergrond. Dit omdat de rol die emoties spelen en de manier waarop ze tot uitdrukking worden gebracht per cultuur kunnen verschillen (Matsumoto, 2000). Er kan hierbij gedacht worden aan de manier waarop mensen over hun emoties praten en de waarde die ze aan het uiten van hun emoties hechten. La Voy et al. (2001) vinden in hun onderzoek dat Japanse kinderen minder vaak een glimlach tekenen dan Amerikaanse kinderen. Dit hoeft volgens La Voy et al. niet te betekenen dat Japanse kinderen minder gelukkig zijn, maar kan een uiting zijn van de verschillende waarden die gehecht worden aan de expressie van emoties. Ook is het mogelijk dat juist de scores op een zelfrapportage-instrument (vragenlijst) cultuurverschillen laten zien omdat culturen verschillen in de mate waarin ze negatieve emoties uiten. In een collectivistische samenleving wordt meer belang gehecht aan het welzijn van de groep en veel minder aan de individuele ervaring van emoties, zoals gezien wordt in een individualistische samenleving (Berry, Poortinga, Segall & Dasen, 2002). Het is mogelijk dat dit verschil terug te vinden is bij afname van een vragenlijst, maar minder duidelijk naar voren komt in een tekening. Bij een vragenlijst wordt namelijk een beroep gedaan op een verbale en bewuste vertaalslag van emoties. Er is voor te stellen dat de vertaalslag van emoties naar een tekening op een meer onbewust niveau plaats vindt. Dit zou ertoe kunnen leiden dat een kind bij een vragenlijst minder emotionele problemen laat zien dan bij een tekening. Tenslotte wordt er op exploratieve basis bestudeerd of het aantal emotionele indicatoren in de tekening en het verband met zelfwaardering, zoals gemeten met een vragenlijst, verschillend is voor kinderen met een benedengemiddeld intelligentieniveau. Zoals beschreven in Sternbergs triarchische theorie van intelligentie zijn metacognitieve componenten, zoals strategiecoördinatie en strategiekeuze, een belangrijk onderdeel van intelligentie (Siegler, 1998). Mogelijk kunnen kinderen met een hogere intelligentie bij het tekenen zorgvuldiger een strategie bepalen en is het maken van een tekening bij deze kinderen een beter te controleren proces. Ook is de theory of mind bij kinderen met een hogere intelligentie waarschijnlijk beter ontwikkeld dan bij kinderen met een benedengemiddeld intelligentieniveau (Siegler, 1998). 6

7 Mogelijk zijn kinderen met een hogere intelligentie zich er eerder bewust van dat de tekening bekeken wordt door derden. Een beter ontwikkelde metacognitie zou er, samen met een beter ontwikkelde theory of mind, toe kunnen leiden dat kinderen met een hogere intelligentie meer sociaal wenselijk tekenen. Dit kan betekenen dat kinderen met een hogere intelligentie minder van de norm afwijkend zullen tekenen en daardoor minder emotionele indicatoren zullen tekenen dan kinderen met een benedengemiddeld intelligentieniveau. Eveneens zou het kunnen dat kinderen met een hogere intelligentie bij het tekenen beter in staat zijn cognitief te corrigeren voor emotionele invloeden, zoals zelfwaardering, daar zij meer bewust en meer op metaniveau bezig zijn met wat zij tekenen. In het eerste hoofdstuk zal een overzicht worden gegeven van de specifieke onderzoeksvragen en de hypothesen van het onderzoek. Daarna zal in hoofdstuk 2 de methode van het onderzoek worden beschreven. Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek worden behandeld in hoofdstuk 3, 4, 5 en 6. In hoofdstuk 3 zullen de resultaten van de reguliere onderzoeksgroep worden besproken. In hoofdstuk 4 komen de resultaten van de groep kinderen met een andere culturele achtergrond aan bod. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van de groep kinderen met een lagere intelligentie beschreven. In hoofdstuk 6 wordt gekeken naar de relatie tussen de globale beoordeling van tekeningen en zelfwaardering. Alle resultaten zullen aan de hand van de hypothesen worden samengevat in hoofdstuk 7. Tenslotte zal in de Conclusie en discussie getracht worden om de hoofdvraag van dit onderzoek: Wat is de relatie tussen de zelfwaardering van een kind, zoals gemeten met een vragenlijst, en de wijze waarop het zichzelf tekent?, te beantwoorden. 7

8 1. Vraagstellingen en Hypothesen Specifieke vraagstellingen Naast de hoofdvraag: Wat is relatie tussen de zelfwaardering van een kind, zoals gemeten met een vragenlijst, en de wijze waarop het zichzelf tekent?, zijn de volgende specifieke vraagstellingen zijn geformuleerd. 1) Is er een verband tussen de verschillende deelgebieden van zelfwaardering, als gemeten met behulp van verschillende schalen op een zelfbeoordelingsvragenlijst (CBSK), en de emotionele indicatoren van de menstekening (versie: teken jezelf), bij kinderen tussen 8 en 11 jaar? 2) In hoeverre hangt het verband tussen zelfwaardering en emotionele indicatoren samen met de cognitieve ontwikkelingsfactoren van de menstekening? 3) In hoeverre hangt het verband tussen zelfwaardering en emotionele indicatoren samen met de motivatie van het kind bij het tekenen? Naast de hoofdvraagstellingen werden tevens enkele exploratieve vraagstellingen opgesteld. 4) Is het verband tussen zelfwaardering en emotionele indicatoren gelijk bij kinderen van een andere culturele achtergrond (beide ouders niet in Nederland geboren)? 5) Is het verband tussen zelfwaardering en emotionele indicatoren gelijk bij kinderen met een lage intelligentie? 6) Zijn er specifieke verbanden te vinden tussen de losse emotionele indicatoren en zelfwaardering? (kwalitatieve benadering) Hypothesen Aan de hand van de specifieke vraagstellingen, zijn de volgende hypothesen opgesteld. Bij specifieke vraagstelling 1: A) Hoe lager de zelfwaardering, des te meer emotionele indicatoren in de tekening (deze hypothese geldt voor iedere schaal van de CBSK). Bij specifieke vraagstelling 2: B) Er wordt verwacht dat het verband tussen zelfwaardering en de emotionele indicatoren kleiner is bij kinderen met een hoge of lage ontwikkelingsscore dan bij kinderen met een gemiddelde ontwikkelingsscore. Bij specifieke vraagstelling 3: C) Er wordt verwacht dat er meer emotionele indicatoren getekend worden en het verband met zelfwaardering sterker wordt naarmate het kind meer gemotiveerd is. 8

9 Bij specifieke vraagstelling 4: D) Er wordt verwacht dat kinderen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse (beide ouders niet in Nederland geboren) evenveel emotionele indicatoren tekenen als kinderen met een Nederlandse achtergrond. E) Er wordt verwacht dat kinderen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse (beide ouders niet in Nederland geboren) hoger scoren (positiever) op de zelfwaarderingvragenlijst (CBSK) dan kinderen met een Nederlandse achtergrond. F) Er wordt verwacht dat het verband tussen zelfwaardering en de emotionele indicatoren kleiner is bij kinderen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse (beide ouders niet in Nederland geboren) dan bij kinderen met een Nederlandse achtergrond. Bij specifieke vraagstelling 5: G) Er wordt verwacht dat kinderen met een lage intelligentie minder geremd worden bij het tekenen van emotionele indicatoren en dus meer emotionele indicatoren zullen tekenen. H) Er wordt verwacht dat kinderen met een lage intelligentie gelijk scoren op de zelfwaarderingsvragenlijst in vergelijking met kinderen met een hogere intelligentie. I) Er wordt verwacht dat het verband tussen zelfwaardering en de emotionele indicatoren groter is bij kinderen met een lage intelligentie. 9

10 2. Methode Proefpersonen De steekproef bestaat uit 241 proefpersonen in de leeftijd van 8 tot en met 11 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 10,36 jaar (SD= 0,99). Aan het onderzoek deden 134 jongens en 107 meisjes mee. Tabel 2.1. Beschrijving proefpersonen op sekse en leeftijd in jaren N Gemiddelde leeftijd SD Jongens ,28 1,02 Meisjes ,46 0,96 Totaal ,36 0,99 Het onderzoek vond plaats bij drie onderzoeksgroepen, die verschillen in het land van herkomst van de ouders en het schoolniveau. Voor de werving van de proefpersonen is contact opgenomen met de directeuren van verschillende scholen. Daarbij zijn zij zowel mondeling als schriftelijk geïnformeerd over de doelen en de opzet van het onderzoek. De proefpersonen van de eerste onderzoeksgroep vormden de steekproef voor de hoofdhypothesen. De kinderen kwamen van een openbare basisschool in Vlaardingen. Op deze school deden de groepen 5 tot en met 8 mee aan het onderzoek. In totaal namen 156 kinderen deel aan het onderzoek, waarvan 85 jongens en 71 meisjes. De kinderen hadden een leeftijd van minimaal 8 en maximaal 11 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 10,05 jaar (SD= 1,04). Van 91 % van de proefpersonen zijn beide ouders in Nederland geboren. Bij 7 % is één ouder in een ander land dan Nederland geboren. Bij 1,9 % zijn beide ouders buiten Nederland geboren. Om te kunnen generaliseren naar kinderen van een andere cultuur, zijn voor de tweede onderzoeksgroep proefpersonen geworven uit de groepen 6 tot en met 8 van een basisschool in Amsterdam Zuid-Oost. Deze steekproef bestond uit 54 proefpersonen, waarvan 30 jongens en 24 meisjes. De kinderen hadden een leeftijd van 10 of 11 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 10,90 jaar (SD= 0,57). Bij 96,3% van de proefpersonen zijn beide ouders buiten Nederland geboren. Bij 3,7% van de proefpersonen is één ouder in een ander land dan Nederland geboren. Van geen van de kinderen zijn beide ouders in Nederland geboren. Tenslotte zijn er voor de derde onderzoeksgroep proefpersonen geworven met een benedengemiddeld tot zeer moeilijk lerend intelligentieniveau. De proefpersonen kwamen van drie verschillende basisscholen voor speciaal onderwijs. Twee van de drie scholen bevinden zich in Amsterdam en de derde school ligt in Vlaardingen. De proefpersonen hebben een IQ tussen de 60 en 90 en zijn geselecteerd door de directeuren van de scholen. In totaal deden 31 proefpersonen van het speciaal basisonderwijs mee aan het onderzoek, waarvan 19 jongens en 12 meisjes. De proefpersonen zijn 10 of 11 jaar en hadden een gemiddelde leeftijd van 10,95 jaar (SD=0,56). Bij 41,9% van de proefpersonen zijn beiden ouders in Nederland geboren. Bij 9,7 % is één van de ouders in het buitenland geboren. Bij 48,4% van de proefpersonen zijn beide ouders in Nederland geboren. Tabel 2.2 toont de verdeling van de proefpersonen over de verschillende onderzoeksgroepen. Tabel 2.2. Verdeling van de proefpersonen over de onderzoeksgroepen. jongens meisjes totaal Onderzoeksgroep Onderzoeksgroep Onderzoeksgroep

11 2. 2. Materiaal De Menstekening (Van de Vijfeijken, 2001) Voor het beoordelen van de tekeningen werd gebruik gemaakt van het beoordelingssysteem van Van de Vijfeijken (2001): de Menstekening. Bij deze test wordt een kind gevraagd een mens te tekenen. Er zijn drie versies (teken een man, teken een vrouw en teken jezelf). Er kan gekozen worden voor het afnemen van één of meerdere versies. In dit onderzoek wordt alleen de versie teken jezelf gebruikt. De tekeningen werden beoordeeld aan de hand van twee kwantitatieve scoringssystemen: de cognitieve ontwikkelingsscore en de emotionele indicatoren. Met de cognitieve ontwikkelingsscore werd het cognitieve ontwikkelingsniveau van het kind geschat. Voorbeelden van deze cognitieve ontwikkelingsitems zijn het juiste aantal vingers en het tekenen van kleding. Met behulp van een tweede scoringssysteem werd per tekening het aantal emotionele indicatoren vastgesteld. Wanneer het aantal emotionele indicatoren boven een cut-off waarde uitkomt, is dit een aanwijzing voor onderliggende emotionele problematiek. Voorbeelden van emotionele indicatoren zijn een klein getekend figuur, het tekenen van lege ogen (geen pupillen of irissen) en het niet zichtbaar zijn van de handen. De menstekening is nog niet beoordeeld door de COTAN. Hieronder zullen enkele psychometrische eigenschappen genoemd worden. - Cognitieve ontwikkelingsfactoren: De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en de intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de ontwikkelingsscore, gemeten met Cohen s kappa, zijn respectievelijk 0,83 en 0,87. De testhertestbetrouwbaarheidscoefficient is 0,89 (p < 0,001). De interne consistentie, gemeten met behulp van Cronbach s alpha, is 0,88. Voor de criteriumvaliditeit is de ontwikkelingsscore vergeleken met de Raven (Raven, Raven & Court, 1991; correlatie van 0,75, p< 0,001) en de WISC-RN (Haassen et al. 1985; correlatie met de performale schaal 0,33, p< 0,05. Correlatie met de verbale schaal 0,28, niet significant) (Van de Vijfeijken 2001). -Emotionele Indicatoren: De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, gemeten met behulp van Cohen s kappa, is 0,90. De intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid, gemeten met Pearson product-moment correlatie coëfficiënt, is 0,92. De test-hertestbetrouwbaarheid (Pearson productmoment correlatie coëfficiënt) is 0,72. De interne consistentie van de emotionele indicatoren varieert per leeftijdsgroep tussen 0,08 en 0,37. Volgens Van de Vijfeijken is dit uitgesproken laag. Het is echter de vraag of het nodig is dat de emotionele indicatoren onderling samenhangen en dus hetzelfde meten. De achterliggende gedachte is dat de emotionele indicatoren een indicatie zijn van onderliggende emotionele problematiek. De betekenis van de indicatoren kan verschillen per kind. De criteriumvaliditeit van de emotionele indicatoren is gemeten door de indicatoren te vergelijken met de Child Behavior Checklist (CBCL). De emotionele indicatoren maken op overeenkomstige manier onderscheid tussen een klinische en een niet-klinische groep als de CBCL, wanneer er gekeken wordt naar totale problematiek (p<0,05). Bij internaliserende problematiek (p=0.51) en externaliserende problematiek (p= 0,06) is dit niet het geval Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK) Voor het meten van zelfwaardering is gebruik gemaakt van de schaal Gevoel van Eigenwaarde van de Competentie Belevingsschaal voor Kinderen (CBSK; Veerman et al., 1997). Zelfwaardering is de evaluatieve component van het zelfconcept. Het zelfconcept wordt gedefinieerd als het geheel aan denkbeelden dat een persoon ten aanzien van zichzelf heeft. Onder zelfwaardering wordt een globale evaluatie van het eigen functioneren of het zelf als persoon verstaan. Naast de globale zelfwaardering 11

12 (de schaal Gevoel van eigenwaarde ) is er in dit onderzoek gekeken naar de domeinspecifieke zelfwaardering, met behulp van de schalen: Schoolvaardigheden, Sociale Acceptatie, Sportieve Vaardigheden, Fysieke Verschijning, Gedragshouding. De interne consistentie van deze schalen varieert van α= 0,68 (Gedragshouding) tot α= 0,82 (Fysieke verschijning). De test-hertest betrouwbaarheid varieert van 0,68 (Sociale acceptatie) tot 0,86 (Schoolvaardigheden). De validiteit is in 1989 onderzocht door te kijken naar verschillen in CBSK-scores tussen kinderen die hulp kregen van het Paedologisch instituut te Amsterdam en een controlegroep. De CBSK-schalen Sociale Acceptatie, Fysieke Verschijning, Gedragshouding en Gevoel van Eigenwaarde maakten bij de meisjes onderscheid tussen deze twee groepen. Bij de jongens maakt geen van de schalen onderscheid (Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh en Ten Brink, 1997). De COTAN-beoordeling van de CBSK uit 1998 luidt als volgt (Evers, Van Vliet-Mulder & Groot, 2000): Uitgangspunten bij de testconstructie: goed Kwaliteit van het testmateriaal: goed Kwaliteit van de handleiding: goed Normen: voldoende Betrouwbaarheid: voldoende Begripsvaliditeit: voldoende Criteriumvaliditeit: onvoldoende (want nog onvoldoende onderzocht) Motivatievragen Er is nagegaan of de motivatie van de kinderen tijdens het tekenen een rol heeft gespeeld bij het verband tussen zelfwaardering en de emotionele indicatoren. Dit gebeurde aan de hand van twee losse vragen die beantwoord kunnen worden op een vijfpuntsschaal. De vragen zijn voor dit onderzoek geformuleerd. Er is geen informatie over de psychometrische kenmerken. Op de motivatievragen kan een score van minimaal 2 en maximaal 10 worden behaald. 1. Hoe leuk vond je het om de tekening te maken? Helemaal niet leuk Niet zo leuk Gewoon Best wel leuk Heel leuk 2. Hoe goed heb je je best gedaan op de tekening? Helemaal niet Niet zo Gewoon Best wel Heel erg Citoscores Begrijpend Lezen Om uit te kunnen sluiten dat het tekstbegrip van de jongste proefpersonen onvoldoende is om de CBSK betrouwbaar in te kunnen vullen, zijn de Cito-scores voor begrijpend lezen van de eerste twee onderzoeksgroepen opgevraagd. De kinderen kunnen een score hebben van A t/m E, waarbij A staat voor een hoog tekstbegrip en E voor een slecht tekstbegrip Procedure Voorafgaand aan de testafnamedagen hebben de onderzoekers geoefend in het scoren van de Menstekening met behulp van de trainingsmethode van Van de Vijfeijken (2001).Ter informatie en voor toestemming van de ouder(s)/verzorger(s) van 12

13 de proefpersonen zijn twee brieven opgesteld. Eén van de brieven is verstuurd vanuit de deelnemende scholen, de ander vanuit de Universiteit van Amsterdam. Aan de brief vanuit de UvA zat een antwoordstrook waarmee de ouder(s)/verzorger(s) hun kind van deelname konden uitsluiten. De proefpersonen van wie de ouders een antwoordstrook hadden ingeleverd, namen geen deel aan het onderzoek. Zij deden tijdens de testafname iets voor zichzelf. Aan het begin van elke testafname stelden de onderzoekers zich voor aan de klas. Zij vertelden dat zij bezig waren met hun eindopdracht voor school en dat zij hiervoor de hulp van de kinderen nodig hadden. Er werd aan de kinderen gevraagd om de tafels uit elkaar te zetten en er werd benadrukt dat iedereen zelfstandig moest werken. Er werd uitgelegd dat de kinderen niets goed of fout konden doen en dat er geen sprake was van een toets. Vervolgens werd hen gevraagd een grijs potlood en een gum voor zich te nemen. De onderzoekers deelden potloden en gummen uit aan de kinderen die dit niet bij zich hadden. Hierna werden blanco A4-tjes uitgedeeld en volgde de instructie van de Menstekening, versie teken jezelf. De kinderen kregen ongeveer 20 minuten de tijd om de tekening te maken. Na het tekenen kregen de kinderen het formulier uitgedeeld waarop zij de twee motivatievragen en een aantal persoonsgegevens moesten invullen. Nadat de onderzoekers samen met de kinderen dit formulier hadden doorlopen, werd aan de kinderen de CBSK voorgelegd, met de bijbehorende instructie. Bij de instructie van de CBSK werd benadrukt dat de kinderen altijd vragen mochten stellen. De eerste vijf vragen van de CBSK lazen de onderzoekers hardop voor. Hierna werkten de kinderen zelfstandig door. Bij de kinderen van het speciaal onderwijs werden alle vragen door de onderzoekers voorgelezen. Daarbij is ervoor gekozen de klas in twee groepen te verdelen om in de gaten te kunnen houden of de kinderen de instructies begrepen. Na afloop van de testafname werden de kinderen bedankt met een glaasje limonade. De leraren werden bedankt met een doosje chocolade. Tijdens het drinken van de limonade werden de rollen even omgedraaid en mochten de kinderen vragen stellen aan de onderzoekers. Tenslotte werden de kinderen bedankt voor deelname aan het onderzoek. In totaal duurde de testafname 50 tot 60 minuten. 13

14 3. Resultaten onderzoeksgroep 1 De proefpersonen uit het reguliere basisonderwijs De CBSK Om een beeld te krijgen van de behaalde scores op de schalen van de CBSK is er gekeken naar het gemiddelde en de standaardafwijking per sekse en het totaal. Een overzicht hiervan wordt gegeven in Tabel 3.1. De analyses van de gemiddelde scores op de CBSK zijn uitgevoerd met non-parametrische toetsen omdat de CBSK-scores niet normaal verdeeld zijn. De scores op de CBSK bleken niet te verschillen tussen jongens en meisjes. Tabel 3.1. Gemiddelde score van de CBSK-schalen, per sekse, in percentielen Jongens Meisjes Totaal CBSK-schaal Gem. N SD Gem. N SD Gem. N SD Schoolvaardigheden 57, ,79 47, ,20 52, ,24 Sociale acceptatie 61, ,10 61, ,08 61, ,67 Sportieve 56, , ,09 58, ,81 vaardigheden Fysieke verschijning 55, ,73 48, ,73 52, ,31 Gedragshouding 56, ,55 63, ,34 59, ,10 Gevoel van eigenwaarde 60, ,89 58, ,74 59, ,11 Tevens werd de interne consistentie per schaal berekend (zie Tabel 3.2). Deze varieerde van α = 0.68 tot α = 0,85. Dit is redelijk tot goed te noemen. Tabel 3.2. Interne consistentie per CBSK-schaal, N=156. CBSK-schaal Interne consistentie, Cronbach s α Schoolvaardigheden 0,83 Sociale acceptatie 0,79 Sportieve 0,71 vaardigheden Fysieke verschijning 0,85 Gedragshouding 0,68 Gevoel van 0,79 eigenwaarde Emotionele indicatoren Om een overzicht te krijgen van het aantal emotionele indicatoren per leeftijdsgroep en sekse zijn de gemiddelden hiervan bekeken en in Tabel 3.3 verwerkt. Hieruit komt naar voren dat jongens meer emotionele indicatoren hebben getekend dan meisjes (Mann- Whitney U = 2453,5, p < 0.05). Daarnaast tekenden de 8-jarigen meer emotionele indicatoren dan de 10-jarigen (Mann-Whitney U = 415,5, p < 0.01). 14

15 Tabel 3.3. Gemiddeld aantal emotionele indicatoren, per leeftijd en sekse. Jongens Meisjes Totaal per leeftijd leeftijd Gem. N SD Gem. N SD Gem. N SD 8 jaar 2, ,84 2, ,35 2, ,69 9 jaar 2, ,41 1, ,00 1, ,31 10 jaar 1, ,00 1, ,32 1, ,19 11 jaar 2, ,93 1, ,82 1, ,69 Totaal 2, ,63 1, ,23 1, , Cognitieve ontwikkelingsscore Er is gekeken naar de cognitieve ontwikkelingsscore per leeftijd en sekse (zie Tabel 3.4). De cognitieve ontwikkelingsscore is verkregen door vergelijking van de ruwe scores met de normtabellen (per sekse en per leeftijdsgroep). Hieruit blijkt dat jongens en meisjes niet verschillen in hun cognitieve ontwikkelingsscore. De 8-jarigen haalden een hogere cognitieve ontwikkelingsscore dan de 9-jarigen (Mann-Whitney U = 466,5, p < 0.01) en de 11-jarigen (Mann-Whitney U = 425,0, p < 0.05). Tabel 3.4 Gemiddelde cognitieve ontwikkelingsscore, per leeftijd en sekse, in percentielen. Jongens Meisjes Totaal per leeftijd leeftijd Gem. N SD Gem. N SD Gem. N SD 8 jaar 47, ,39 67, ,73 55, ,06 9 jaar 37, ,20 39, ,59 38, ,27 10 jaar 43, ,20 40, ,60 41, ,12 11 jaar 39, ,26 44, ,29 41, ,11 Totaal per sekse 41, ,19 45, ,57 43, , Selectie van de proefpersonen Citoscores Begrijpend Lezen Om te controleren of de proefpersonen in staat zijn de CBSK goed te begrijpen zijn de Citoscores Begrijpend Lezen opgevraagd voor de onderzoeksgroepen 1 en 2. De verdeling van de scores over de onderzoeksgroepen is te zien in Tabel 3.5. Tabel 3.5. Citoscores Begrijpend Lezen voor onderzoeksgroep 1 en 2. Aantal Aantal Totaal Onderzoeksgroep 1 Onderzoeksgroep 2 Citoscore A Citoscore B Citoscore C Citoscore D Citoscore E Voor de controle van de invloed van het taalbegrip zijn de proefpersonen opgedeeld in twee groepen: een voldoende Cito-score op het onderdeel Begrijpend Lezen (score A, B, of C), of een onvoldoende score (D of E). Vervolgens is er gekeken naar de interne consistentie van de CBSK binnen deze groepen. Het idee hierachter is dat wanneer de proefpersonen de vragen niet goed genoeg begrijpen de interne consistentie omlaag kan gaan. Andersom wordt verwacht dat de proefpersonen die wel in staat zijn de 15

16 vragen en de antwoorden goed te begrijpen een hogere interne consistentie laten zien. In eerste instantie is ervoor gekozen te controleren voor de groepen 5 en 6, omdat van de proefpersonen uit de groepen 7 en 8 werd verwacht dat zij ook met een lage Citoscore op begrijpend lezen over genoeg taalbegrip beschikten om de vragenlijst betrouwbaar in te kunnen vullen. Daarna is er voor de zekerheid ook nog gekeken naar de interne consistenties van groepen 5 tot en met 8. In Tabel 3.6 zijn de waarden van de interne consistentie per groep weergegeven. Tabel 3.6 Interne consistenties (Cronbach s α) voor verschillende groepen proefpersonen. Samengestelde groepen, op basis van schoolgroep en niveau van begrijpend lezen CBSK-schaal Schoolvaardigheden 0,83 0,84 0,82 0,65 Sociale acceptatie 0,77 0,67 0,79 0,62 Sportieve 0,70 0,68 0,74 0,69 vaardigheden Fysieke verschijning 0,82 0,84 0,86 0,91 Gedragshouding 0,66 0,08 0,70 0,68 Gevoel van 0,74 0,85 0,77 0,78 eigenwaarde Noot. 1: Proefpersonen met een Citoscore A, B of C, in groep 5 of 6, N=90; 2: Proefpersonen met een Citoscore D of E, in groep 5 of 6, N=8; 3: Proefpersonen met een Citoscore A, B of C, groep 5 t/m 8, N=177; 4: Proefpersonen met een Citoscore D of E, groep 5 t/m 8, N=22. Uit Tabel 3.6 komt naar voren dat de interne consistentie voor de proefpersonen met een score van D of E over het algemeen redelijk tot goed te noemen is. Een afwijkende waarde is de interne consistentie van de schaal Gedragshouding voor de kinderen in de groepen 5 en 6 met een Cito-score van D of E (Cronbach s α= 0.08). Gezien het lage aantal proefpersonen in deze groep (N=8) dient deze afwijkende waarde met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. De interne consistentie van de overige schalen varieerde van α= 0.67 tot α= 0.85 en is vergelijkbaar met de interne consistenties van de proefpersonen met een voldoende Cito-score. Tevens zijn de interne consistenties van de kinderen met een onvoldoende Cito-score van de groepen 5 tot en met 8 (variërend van α= 0.62 tot α= 0.91) redelijk tot goed te noemen. Alles overwegend is besloten geen proefpersonen uit de steekproef te verwijderen op basis van onvoldoende taalbegrip Motivatievragen Om te bekijken of de twee motivatievragen voor een deel hetzelfde meten, is de correlatie tussen deze vragen berekend. Er bleek een verband tussen de twee vragen, Spearman s rho= 0,48. Op basis van de motivatievragen zijn de proefpersonen in twee groepen verdeeld. De proefpersonen met een motivatiescore van 0 tot en met 5 werden ingedeeld in de lage motivatie -groep (N = 12). De proefpersonen met een score van 6 tot en met 10 kwamen in de hoge motivatie -groep (N = 228). Voor deze opdeling is gekozen, zodat proefpersonen die in de hoge motivatie groep terechtkwamen, minstens gemiddeld op de motivatievragen moesten scoren. Vervolgens is er gekeken of deze groepen van elkaar verschilden in het aantal emotionele indicatoren, de cognitieve ontwikkelingsscore en de scores op de CBSKschalen. Het aantal emotionele indicatoren verschilde niet tussen de hoge motivatie - groep en de lage motivatie -groep, evenals de cognitieve ontwikkelingsscore. Tevens verschilden de hoge motivatie -groep en de lage motivatie -groep niet van elkaar in de scores op de CBSK-schalen. Aangezien de motivatiegroepen niet van elkaar 16

17 verschilden in hun scores, is er geen reden om de verdere analyses voor deze groepen apart te verrichten De relatie tussen de CBSK en het aantal emotionele indicatoren Om de relatie tussen de scores op de schalen van de CBSK en het aantal emotionele indicatoren te meten was in eerste instantie gekozen voor een regressie-analyse. Er bleek echter niet aan de assumptie van een normale verdeling van de residuen te kunnen worden voldaan. Om deze reden is ervoor gekozen om de correlaties te berekenen met behulp van een non-parametrische toets, Spearman s Rho (zie Tabel 3.7). Aangezien jongens meer emotionele indicatoren tekenden dan meisjes, zijn de correlaties voor jongens en meisjes apart berekend. Er zijn geen verbanden gevonden tussen de CBSK-schalen en het aantal emotionele indicatoren, zowel voor jongens als voor meisjes. Tabel 3.7 Correlaties (Spearman s Rho) tussen de CBSK-schalen en het aantal emotionele indicatoren, per sekse. Aantal emotionele indicatoren CBSK-schaal Jongens (N=85) Meisjes (N=71) Schoolvaardigheden 0,04 0,13 Sociale acceptatie -0,11 0,00 Sportieve -0,18 0,01 vaardigheden Fysieke verschijning -0,10 0,08 Gedragshouding 0,02 0,05 Gevoel van eigenwaarde 0,08 0,00 Vervolgens zijn de proefpersonen verdeeld in twee groepen op basis van het aantal emotionele indicatoren dat zij getekend hebben. Hiervoor is gebruik gemaakt van de cut-off score uit de handleiding van de Menstekening (Van de Vijfeijken, 2001). Hierin wordt gesteld dat het tekenen van vier of meer emotionele indicatoren aanleiding geeft voor verder onderzoek naar onderliggende emotionele problematiek. De proefpersonen die 0 tot en met 3 emotionele indicatoren tekenden, werden in de onder cut-off score groep geplaatst. De proefpersonen die vier of meer emotionele indicatoren tekenden, werden in de boven cut-off score groep geplaatst. Tabel 3.8 Gemiddelde scores op de CBSK voor de emotionele indicator groepen onder cut-off score en boven cut-off score per sekse. Jongens (N=85) Meisjes (N=71) CBSK-schaal Onder cutoff (N=70) Boven cutoff (N=15) Onder cutoff (N=65) Boven cutoff (N=6) Schoolvaardigheden 58,09 54,87 47,65 41,50 Sociale acceptatie 62,03 58,87 61,49 66,17 Sportieve 59,09 44,60 62,06 48,83 vaardigheden Fysieke verschijning 55,51 54,33 48,43 45,67 Gedragshouding 56,21 59,13 63,34 63,33 Gevoel van eigenwaarde 59,40 63,73 58,95 48,67 17

18 Wanneer de twee emotionele indicatorgroepen met elkaar werden vergeleken (zie Tabel 3.8), bleken er geen verschillen in de scores op de schalen van de CBSK. Ook de schijnbaar grote verschillen op de schaal Sportieve vaardigheden, zowel bij de jongens als de meisjes, bleken niet significant te zijn. Tenslotte zijn de proefpersonen per schaal van de CBSK ingedeeld in drie groepen. De indeling is gebaseerd op de grenswaarden van de CBSK-handleiding. Deze stelt dat een percentielscore van onder de 15 of van boven de 85 opvallend te noemen is. De drie groepen zijn: een score onder het 15 e percentiel, een score tussen het 15 e en het 85 e percentiel en een score boven het 85 e percentiel. Er is per CBSK-schaal gekeken of de drie groepen van elkaar verschilden in het aantal emotionele indicatoren dat zij tekenden. Tabel 3.9 Gemiddeld aantal emotionele indicatoren voor de CBSK-groepen van de jongens Gemiddeld aantal emotionele indicatoren per CBSK-Groep CBSK-schaal Onder N 15e t/m N Boven N 15e percentiel 85e percentiel 85e percentiel Schoolvaardigheden 2, , ,80 19 Sociale acceptatie 2, , ,13 30 Sportieve 2, , ,21 14 vaardigheden Fysieke verschijning 2,67 6 2, ,86 21 Gedragshouding 2, , ,35 23 Gevoel van eigenwaarde 1,75 4 2, ,56 16 Tabel 3.10 Gemiddeld aantal emotionele indicatoren voor de CBSK-groepen van de meisjes Gemiddeld aantal emotionele indicatoren per CBSK-Groep CBSK-schaal Onder N 15e t/m N Boven N 15e percentiel 85e percentiel 85e percentiel Schoolvaardigheden 1, , ,92 12 Sociale acceptatie 1,20 5 1, ,63 19 Sportieve 1, , ,86 22 vaardigheden Fysieke verschijning 1, , ,58 12 Gedragshouding 1,50 8 1, ,35 17 Gevoel van eigenwaarde 2, , ,74 23 In Tabellen 3.9 en 3.10 is het gemiddelde aantal emotionele indicatoren per CBSKgroep te zien, voor respectievelijk de jongens en de meisjes. Er werden zowel bij de jongens als bij de meisjes geen verschillen gevonden tussen de CBSK-groepen in het aantal emotionele indicatoren Groepen ingedeeld op basis van de cognitieve ontwikkelingsscore Er is gekeken naar een effect van de cognitieve ontwikkelingsscore op de relatie tussen het aantal emotionele indicatoren en de CBSK-scores. Hiervoor zijn de cognitieve ontwikkelingsscores onderverdeeld in drie groepen: cognitief laag, cognitief gemiddeld en cognitief hoog. Deze indeling is gemaakt op basis van de handleiding van de Menstekening (van de Vijfeijken, 2001). Proefpersonen met een percentielscore van 91 of hoger werden ingedeeld in de groep cognitief hoog (N=15), 18

19 proefpersonen met een score tussen de 9 en 91 in de groep cognitief gemiddeld (N=134) en proefpersonen met een score onder de 9 in de groep cognitief laag (N=7). Vervolgens is de relatie tussen de CBSK-scores en het aantal emotionele indicatoren per cognitieve groep bekeken, door de non-parametrische correlatie (Spearman s rho) te berekenen. Er werd bij geen van de cognitieve groepen een verband gevonden tussen het aantal emotionele indicatoren en de CBSK-scores De specifieke verbanden tussen de emotionele indicatoren en de CBSK-schalen. Om te onderzoeken of er een specifiek verband is tussen bepaalde emotionele indicatoren en de CBSK-schalen, is er gebruik gemaakt van de non-parametrische variant van de t-toets (Mann-Whitney toets). Met behulp hiervan zijn de gemiddelde scores vergeleken van de proefpersonen die de indicatoren wel tekenden en de proefpersonen die deze indicatoren niet tekenden. Proefpersonen die een klein figuur tekenden (N=2) haalden een hogere score op de CBSK-schaal Gedragshouding dan de proefpersonen die deze emotionele indicator niet tekenden (N=154), Mann-Whitney U= 32,00, p<0.05. Proefpersonen die de emotionele indicator linker plaatsing tekenden (N=4) haalden een lagere score op de CBSK-schaal Gedragshouding, dan de proefpersonen die deze indicator niet tekenden (N= 152), Mann-Whitney U=85,00, p<0,05. De proefpersonen die de emotionele indicator rechter plaatsing tekenden (N=3) haalden een lagere score op de CBSK-schaal Gevoel van eigenwaarde, in vergelijking met de proefpersonen die deze indicator niet tekenden (N=153), Mann-Whitney U=65,00 p<0,05. De proefpersonen die de emotionele indicator letters/cijfers tekenden (N=13) haalden een lagere score op de CBSK-schaal Sportieve vaardigheden dan de proefpersonen die deze indicator niet tekenden (N=143), Mann-Whitney U= 513,50, p<0,01. Proefpersonen die de emotionele indicator arcering van de voeten tekenden (N=3) haalden een hogere score op de CBSK-schaal Fysieke verschijning dan de proefpersonen die deze indicator niet tekenden (N=153), Mann-Whitney U= 45,00, p<0,05. De proefpersonen die de emotionele indicator Scheelkijkende ogen tekenden (N=3) haalden een hogere score op de CBSK-schaal Sportieve vaardigheden dan de proefpersonen die deze indicator niet tekenden (N=153), Mann-Whitney U= 62,00, p<0,05. De gevonden specifieke verbanden tussen de emotionele indicatoren en de CBSKschalen moeten met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. De groepen waren ongelijk in grootte en soms was het aantal proefpersonen in een groep zeer klein. Bovendien zijn er veel analyses gedaan, waardoor het probleem van kanskapitalisatie reëel is. 19

20 4. Resultaten Onderzoeksgroep 2 De proefpersonen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse De CBSK Ook voor onderzoeksgroep 2 werden de gemiddelde scores op de CBSK en standaardafwijkingen per sekse en voor het totaal berekend. Deze gegevens zijn weergegeven in Tabel 4.1. De jongens en de meisjes bleken alleen op de schaal Gevoel van eigenwaarde van elkaar te verschillen. De meisjes scoorden hierbij hoger dan de jongens (Mann-Whitney U= 211,00, p<0,01). Tabel 4.1 Gemiddelde score van de CBSK-schalen, per sekse, in percentielen, voor onderzoeksgroep 2. Jongens Meisjes Totaal CBSK-schaal Gem. N SD Gem. N SD Gem. N SD Schoolvaardigheden 53, ,46 65, ,01 58, ,59 Sociale acceptatie 58, , ,12 62, ,56 Sportieve 64, ,64 65, ,06 64, ,36 vaardigheden Fysieke verschijning 49, ,17 58, ,82 53, ,27 Gedragshouding 57, ,19 66, ,41 61, ,40 Gevoel van eigenwaarde 50, ,18 72, ,69 59, ,87 Om te kijken of onderzoeksgroep 2 van onderzoeksgroep 1 verschilde in de scores op de CBSK-schalen, zijn de gemiddelden van onderzoeksgroep 1 vergeleken met de gemiddelden van onderzoeksgroep 2. Deze gegevens zijn weergegeven in Figuur 4.1. Er werd hierbij een verschil gevonden tussen de meisjes van onderzoeksgroep 1 en de meisjes uit onderzoeksgroep 2 op de CBSK-schalen Schoolvaardigheden (Mann- Whitney U = 567,00, p < 0.01). en Gevoel van eigenwaarde (Mann-Whitney U = 628,50, p < 0.05). De meisjes uit onderzoeksgroep 2 scoorden gemiddeld hoger op beide schalen. Figuur 4.1. De gemiddelde CBSK-scores per onderzoeksgroep en sekse. CBSK-scores voor onderzoeksgroepen 1 en 2 80 Gemiddelde scores in percentielen Jongens onderzoeksgroep 1 Jongens onderzoeksgroep 2 Meisjes onderzoeksgroep 1 Meisjes onderzoeksgroep 2 0 sv sa sp fv gh ge CBSk-schalen 20

Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK)

Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK) Instrument Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK) De CBSK geeft een indruk van de wijze waarop een kind zichzelf ervaart en hoe hij/zij zijn eigen vaardigheden en/of adequaatheid op een aantal

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd Uitgebreide toelichting van het meetinstrument ComVoor Voorlopers in communicatie 31 oktober 2011 Review M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende

Nadere informatie

INhOud Voorwoord Inleiding Vooronderzoek en constructieonderzoek Beschrijving van de SON-R 6-40 Normering van de testscores

INhOud Voorwoord Inleiding Vooronderzoek en constructieonderzoek Beschrijving van de SON-R 6-40 Normering van de testscores Inhoud Voorwoord 9 1 Inleiding 13 1.1 Kenmerken van de SON-R 6-40 13 1.2 Geschiedenis van de SON-tests 14 1.3 Aanleiding voor de revisie van de SON-R 5V-17 17 1.4 De onderzoeksfasen 18 1.5 Indeling van

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nederlandstalige NonSpeech test (NNST) 4 november 2011 Review: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015 JGZrichtlijn Autismespectrumstoornissen Bijlage Kenmerken van ASS specifieke instrumenten CBCL Gedrags Vragenlijst voor Kinderen / Child Behavior Checklist. Nieuwste versie 2003 De CBCL biedt geen diagnose,

Nadere informatie

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 1 leidt het onderwerp van dit proefschrift in, te weten het bestuderen van de Gezondheidsgerelateerde Kwaliteit van Leven bij kinderen van 0 tot 12. Doordat het aantal medische successen toenam,

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Onderzoeksrapport. Hou vol! Geen alcohol. Een alcohol preventieprogramma gericht op basisschool leerlingen en hun moeders.

Onderzoeksrapport. Hou vol! Geen alcohol. Een alcohol preventieprogramma gericht op basisschool leerlingen en hun moeders. Onderzoeksrapport Hou vol! Geen alcohol Een alcohol preventieprogramma gericht op basisschool leerlingen en hun moeders. Suzanne Mares, MSc Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff Prof. Dr. Rutger Engels Inleiding

Nadere informatie

COMPETENTIEBELEVINGSPROFIEL VROEG - ADOLESCENTEN PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN

COMPETENTIEBELEVINGSPROFIEL VROEG - ADOLESCENTEN PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN COMPETENTIEBELEVINGSPROFIEL VROEG - ADOLESCENTEN PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN Naam Z Gegevens deelnemer Algemeen Naam Naam Z Leeftijd 14 Geslacht Normgroep Sociale wenselijkeheid man jongens 12 t/m 15 jaar

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

Impulsklasonderzoek. Koen de Jonge Lectoraat Passend Onderwijs Hogeschool Leiden 06-25016157

Impulsklasonderzoek. Koen de Jonge Lectoraat Passend Onderwijs Hogeschool Leiden 06-25016157 Impulsklasonderzoek Koen de Jonge Lectoraat Passend Onderwijs Hogeschool Leiden 06-25016157 jonge.de.k@hsleiden.nl Inhoud 1. Aanleiding 2. Onderzoeksvragen 3. Methode 4. Resultaten 5. Conclusie 6. Discussie

Nadere informatie

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Taalstoornissen Primair: specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI) Secondair: niet-specifiek

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Hieronder staan de antwoorden beschreven voor de vragen die jullie beantwoord hebben tijdens de IOF bijeenkomst. Mochten jullie naar

Nadere informatie

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam PT Positiviteitstest HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage PT Inleiding 2 / 8 INLEIDING De Positiviteitstest is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage in kaart brengt in hoeverre

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. IJLGE 8: QULIDEM Inleiding et instrument heeft een eerste toetsing bij 4 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. Daarmee is een eerste versie van een bruikbaar instrument ontwikkeld. et

Nadere informatie

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. David-Jan Punt ID 255-4 Datum 10.11.2015. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. David-Jan Punt ID 255-4 Datum 10.11.2015. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam d2-r Aandachts- en concentratietest HTS Report ID 255-4 Datum 10.11.2015 Standaard d2-r Inleiding 2 / 14 INLEIDING De d2-r is een instrument voor het meten van de visuele selectieve aandacht, snelheid

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

Diagnostiek van het handelend

Diagnostiek van het handelend Diagnostiek van het handelend rekenen TMMR Test Meten en Metend rekenen 2-6 D. Van De Steene I. Vervenne 2 3 4 5 6 7 Introductie Meten en metend rekenen in ons dagelijks leven 8 Situering Domein meten

Nadere informatie

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK)

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) Instrument Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) De VISK is ontwikkeld om sociaal probleemgedrag van kinderen met (mildere) varianten van pervasieve ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participatie in vrijetijdsactiviteiten van kinderen en adolescenten met een lichamelijke beperking

Nadere informatie

signaleringsinstrumenten voor psychosociale problemen bij 0 4 jarigen in de JGZ

signaleringsinstrumenten voor psychosociale problemen bij 0 4 jarigen in de JGZ signaleringsinstrumenten voor psychosociale problemen bij 0 4 jarigen in de JGZ TNO CHILD HEALTH Marianne de Wolff en Meinou Theunissen marianne.de wolff@tno.nl meinou.theunissen@tno.nl 1. Validatieonderzoek

Nadere informatie

Rapportage Normeringsonderzoek SCOL-VO

Rapportage Normeringsonderzoek SCOL-VO Rapportage Normeringsonderzoek SCOL-VO Datum CED-Groep, oktober 2007 Afdeling O&O Auteur David Verschoor Project SCOL-VO Normeringsonderzoek SCOL-VO, 2/19 Normeringsonderzoek SCOL-VO, 3/19 Inhoudsopgave

Nadere informatie

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden. Procedure Psychometrische en discriminerend vermogen testfase Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: PRO 04 Eigenaar: 1 Inleiding De richtlijnen en aanbevelingen voor de test naar de psychometrische en onderscheidende

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

Inhoud VOORWOORD 11 INLEIDING 13 DEEL 1 HANDLEIDING 15 1 OPBOUW HANDLEIDING 17

Inhoud VOORWOORD 11 INLEIDING 13 DEEL 1 HANDLEIDING 15 1 OPBOUW HANDLEIDING 17 5 Inhoud VOORWOORD 11 INLEIDING 13 DEEL 1 HANDLEIDING 15 1 OPBOUW HANDLEIDING 17 2 MEETPRETENTIE 18 2.1 Herkomst opvoedingsinzet 18 2.2 Herkomst opvoedingsbeleving 20 2.3 Herkomst attributies van opvoedingsmoeilijkheden

Nadere informatie

DGT voor adolescenten

DGT voor adolescenten DGT voor adolescenten VGCT 2012 Met dank aan Nicole Muller Rosanne de Bruin Agaath Koudstaal Nicole Muller Kennismaking VGCT 2012 ESSPD 2012 In press; november 2012 VGCT 2012 Aangepast aan de ontwikkelingstaken

Nadere informatie

Deze test moet in januari tot en met mei van groep 8 worden afgenomen.

Deze test moet in januari tot en met mei van groep 8 worden afgenomen. Bijlage Bij de Regeling vaststelling van te gebruiken instrumenten bij de indicatiestelling voor leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en praktijkonderwijs () ten behoeve van instroom in schooljaar 2008-2009

Nadere informatie

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam d2-r Aandachts- en concentratietest HTS Report ID 5107-7038 Datum 18.07.2017 Standaard d2-r Inleiding 2 / 16 INLEIDING De d2-r is een instrument voor het meten van de visuele selectieve aandacht, snelheid

Nadere informatie

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jan Janssen ID 15890-10 Datum 02.05.2016. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jan Janssen ID 15890-10 Datum 02.05.2016. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam d2-r Aandachts- en concentratietest HTS Report ID 15890-10 Datum 02.05.2016 Standaard d2-r Interpretatie 2 / 13 ALGEMENE TOELICHTING Informatie over de d2-r De d2-r is een instrument voor het meten van

Nadere informatie

Diagnostiek van het handelend rekenen

Diagnostiek van het handelend rekenen Diagnostiek van het handelend rekenen Test Meten en Metend rekenen 2-6 D. Van De Steene Van De Steene I. Vervenne 1 Introductie Meten en metend rekenen in ons dagelijks leven Situering Domein meten en

Nadere informatie

Praktische opdracht Wiskunde A Enquete over seks

Praktische opdracht Wiskunde A Enquete over seks Praktische opdracht Wiskunde A Enquete over seks Praktische-opdracht door een scholier 2278 woorden 6 maart 2004 6,3 84 keer beoordeeld Vak Wiskunde A Inleiding De enquêtes hebben we uitgedeeld in de school

Nadere informatie

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

De Invloed van Cultuur op de Menstekening

De Invloed van Cultuur op de Menstekening De Invloed van Cultuur op de Menstekening Abstract - In deze these is de invloed van cultuur op de menstekening van kinderen bestudeerd. Er zijn verschillende scoringssystemen voor menstekeningen besproken

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 3. Toelichting bij de criteria voor

Nadere informatie

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Effectiviteitsonderzoek naar lesmateriaal Wijzer in geldzaken voor groep 7 www.wijzeringeldzaken.nl Inleiding:

Nadere informatie

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden: Werkinstructie Psychometrische analyse Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: WIS 04.02 Eigenaar: Eekholt 4 1112 XH Diemen Postbus 320 1110 AH Diemen www.zorginstituutnederland.nl T +31 (0)20 797 89 59 1

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Marian Hickendorff & Jan Janssen Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode De LOVS-toetsen rekenen-wiskunde

Nadere informatie

Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest

Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest Versie 1.0 (c) Mei 2008, Dr Edwin van Thiel Copyright 123test alle rechten voorbehouden info@123test.nl 1 Over de Nederlandse persoonlijkheidstest Dit document

Nadere informatie

Clock Drawing Test. Afkorting. Doelstelling/ beschrijving. Doelgroep. Soort meetinstrument. Afname CDT

Clock Drawing Test. Afkorting. Doelstelling/ beschrijving. Doelgroep. Soort meetinstrument. Afname CDT Clock Drawing Test Afkorting CDT Doelstelling/ beschrijving Deze test was ontwikkeld om de visueel constructieve capaciteiten te beoordelen. Later werd de test uitgebreid naar het onderzoeken van het cognitief

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017 Verantwoording ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school 6 juni 2017 2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Wet Veiligheid op school... 3 Toezicht inspectie op de zorgplicht... 3 Definities... 3 Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

HTS Report DESIGMA - A. Design a Matrix. Tom Billiet ID Datum Advanced 1. Editie. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report DESIGMA - A. Design a Matrix. Tom Billiet ID Datum Advanced 1. Editie. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam HTS Report DESIGMA - A Design a Matrix ID 5107-4177 Datum 31.01.2017 Advanced 1. Editie DESIGMA - A Inleiding 2 / 10 INLEIDING Structuur van dit rapport Interpretatie Profielformulier Schaalscores Schaalinformatie

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito cursusboek2009.book Page 131 Thursday, March 30, 2017 3:23 PM Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode

Nadere informatie

De beoordeling van tests en toetsen door de COTAN: Meetinstrumenten de maat genomen Arne Evers

De beoordeling van tests en toetsen door de COTAN: Meetinstrumenten de maat genomen Arne Evers RCEC Conferentie 19 november 2008 De beoordeling van tests en toetsen door de COTAN: Meetinstrumenten de maat genomen Arne Evers Coördinator Testbeoordelingen van de Commissie Test- Aangelegenheden Nederland

Nadere informatie

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Instrument BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Met de BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst kunnen executieve functies bij een kind in kaart gebracht worden. Executieve functies zijn cognitieve

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) Praktijkonderwijs (PrO) Wat zijn de criteria voor Praktijkonderwijs en Leerwegondersteunend onderwijs?

Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) Praktijkonderwijs (PrO) Wat zijn de criteria voor Praktijkonderwijs en Leerwegondersteunend onderwijs? Procedures - Plaatsing LWOO en praktijkonderwijs Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is bedoeld voor leerlingen die op zichzelf wel een diploma in een van de leerwegen van het VMBO kunnen halen, maar

Nadere informatie

Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selecti

Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selecti Samenvatting Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selectieprocedures zijn over het algemeen prijzig.

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige, ongespecificeerd

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige, ongespecificeerd Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Utrechtse Coping Lijst (UCL) November 2012 Review: 1. A. Lueb 2. M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking

Nadere informatie

De Kracht van Zingen

De Kracht van Zingen De Kracht van Zingen S Y M P O S I U M 8 N O V E M B E R N Y E N R O D E B U S I N E S S U N I V E R S I T E I T S J A A K B L O E M H O O G L E R A A R H E A L T H C A R E C O N S U M E R S & E X P E

Nadere informatie

Het meten van regula e-ac viteiten van docenten

Het meten van regula e-ac viteiten van docenten Samenvatting 142 Samenvatting Leerlingen van nu zullen hun werk in steeds veranderende omstandigheden gaan doen, met daarbij horende eisen van werkgevers. Het onderwijs kan daarom niet voorbijgaan aan

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Achtergrond In de literatuur over (chronische)pijn wordt veel aandacht besteed aan de invloed van pijncoping strategieën op pijn.

Nadere informatie

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent Checklist Contactgegevens Onderstaand vult u de contactgegevens in van de eerste én tweede contactpersoon voor wanneer er vragen zijn over het instrument(en), de aangeleverde documentatie of anderszins.

Nadere informatie

Dit proefschrift behandelt de signalering door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van kinderen met psychosociale problemen en gaat daarbij met name in de

Dit proefschrift behandelt de signalering door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van kinderen met psychosociale problemen en gaat daarbij met name in de 11 Samenvatting 149 Dit proefschrift behandelt de signalering door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van kinderen met psychosociale problemen en gaat daarbij met name in de op de vraag of korte vragenlijsten

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 6 Dit proefschrift gaat over de ontwikkeling van een instrument om sociale competentie van basisschoolleerlingen te meten. Het doel van die meting is om aanknopingspunten te bieden voor het bevorderen

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

FEEL-E. Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen. HTS Report. Simon Janzen ID 4589-2 Datum 11.11.2015. Zelfrapportage

FEEL-E. Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen. HTS Report. Simon Janzen ID 4589-2 Datum 11.11.2015. Zelfrapportage FEEL-E Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen HTS Report ID 4589-2 Datum 11.11.2015 Zelfrapportage FEEL-E Inleiding 2 / 14 INLEIDING De FEEL-E brengt de strategieën in kaart die volwassenen gebruiken

Nadere informatie

Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA)

Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA) Instrument Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA) De BSA is een screeningsinstrument waarmee het sociaal aanpassingsvermogen bij jeugdigen (4 t/m 23 jaar) in kaart kan worden gebracht. Met het instrument

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Onderzoek naar de ervaren tevredenheid en de zelfgerapporteerde levenstevredenheid bij ZelfKonfrontatieMethode cliënten

Onderzoek naar de ervaren tevredenheid en de zelfgerapporteerde levenstevredenheid bij ZelfKonfrontatieMethode cliënten Onderzoek naar de ervaren tevredenheid en de zelfgerapporteerde levenstevredenheid bij ZelfKonfrontatieMethode cliënten Onderzoek door Anke Abels in opdracht van de VvZB Onder gebegeleiding van Commissie

Nadere informatie

Capaciteitentest MBO. 1. Inleiding

Capaciteitentest MBO. 1. Inleiding Naam: Ruben Smit NewHR.nl heeft de ambitie je te faciliteren zodat je je optimaal kan ontwikkelen en duurzaam inzetbaar blijft, welke functie je dan ook hebt. Dit rapport is de eerste stap naar persoonlijke

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Leesvaardigheid en leesattitude:

Leesvaardigheid en leesattitude: Leesvaardigheid en leesattitude: een onderzoek bij 520 kinderen van 6 tot 12 jaar als basis voor nieuwe leestests: LVT1-6 en LAT 2-6 Hilde Niessen Ronny Boey 36ste VVL Congres 20 maart 2015 Inleiding lezen

Nadere informatie

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst

Nadere informatie

Lichaamsbewustzijn bij kinderen met psychiatrische problematiek

Lichaamsbewustzijn bij kinderen met psychiatrische problematiek Lichaamsbewustzijn bij kinderen met psychiatrische problematiek Workshop GNOON n.a.v. Onderzoek Master Daphne Uphof & Maloe Hofland Introductie Maloe Hofland Kind en Jeugd ambulant Master PMT Daphne Uphof

Nadere informatie

Omgaan met verschillen in de klas: Onderzoeksresultaten

Omgaan met verschillen in de klas: Onderzoeksresultaten Omgaan met verschillen in de klas: Onderzoeksresultaten Jolien Geerlings PhD Onderzoeker J.Geerlings@uu.nl Overzicht 1) Inleiding 2) Wat hebben we precies onderzocht? 3) Hoe gaan we om met verschillen

Nadere informatie

Capaciteitentest HBO. Denkvermogen en denkstijl

Capaciteitentest HBO. Denkvermogen en denkstijl Denkvermogen en denkstijl Naam: Ruben Smit Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. De uitslag... 4 3. Bijlage: Het lezen van de uitslag... 5 Pagina 2 van 7 1. Inleiding Op 5 april 2016 heeft Ruben Smit een

Nadere informatie

ACT Algemene Intelligentie

ACT Algemene Intelligentie Rapport Datum ACT Algemene Intelligentie Voor u ligt het rapport van de ACT Algemene Intelligentie. Door middel van subtests zijn uw cognitieve capaciteiten gemeten. Allereerst wordt uw totaalscore weergegeven.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST

TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST 12 December 2011 INHOUDSOPGAVE TESTOVERZICHT Meetpretentie Theoretische achtergrond Kenmerken Samenstelling Toepassingsgebied Voorbeelditems TESTKENMERKEN Vraag die voor

Nadere informatie

Rapportage Capaciteiten. Bea het Voorbeeld. j.lem@meurshrm.nl. Naam: Datum: 09.03.2015. Email:

Rapportage Capaciteiten. Bea het Voorbeeld. j.lem@meurshrm.nl. Naam: Datum: 09.03.2015. Email: Rapportage Capaciteiten Naam: Bea het Voorbeeld Datum: 09.03.2015 Email: j.lem@meurshrm.nl Bea het Voorbeeld / 09.03.2015 / Capaciteiten (QCB) 2 Inleiding Wat is jouw werk- en denkniveau? Hoe goed kun

Nadere informatie

Betrokkenheid en motivatie van cognitief sterke leerlingen: eerste resultaten van de TALENT-studie

Betrokkenheid en motivatie van cognitief sterke leerlingen: eerste resultaten van de TALENT-studie Betrokkenheid en motivatie van cognitief sterke leerlingen: eerste resultaten van de TALENT-studie Jeroen Lavrijsen & Karine Verschueren (KU Leuven) November 2018 Meer informatie over het onderzoeksproject

Nadere informatie

FEEL-KJ. Vragenlijst over emotieregulatie bij kinderen en jongeren. HTS Report. Joris van Doorn ID 5107-5881 Datum 04.04.2016.

FEEL-KJ. Vragenlijst over emotieregulatie bij kinderen en jongeren. HTS Report. Joris van Doorn ID 5107-5881 Datum 04.04.2016. FEEL-KJ Vragenlijst over emotieregulatie bij kinderen en jongeren HTS Report ID 5107-5881 Datum 04.04.2016 Zelfrapportage FEEL-KJ Inleiding 2 / 27 INLEIDING De FEEL-KJ brengt de strategieën in kaart die

Nadere informatie

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages. MARGES EN SIGNIFICANTIE BIJ STEEKPROEFRESULTATEN. De marges van percentages Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie,

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Scoreformulier, normtabellen en computerprogramma 163

Scoreformulier, normtabellen en computerprogramma 163 Scoreformulier, normtabellen en computerprogramma 163 programma te gebruiken. Met het programma wordt de berekening van de genormeerde totaalscore, de referentieleeftijd, en de betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid,

Nadere informatie

Een vergelijkend onderzoek naar de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van

Een vergelijkend onderzoek naar de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van Running Head: ONTWIKKELING VAN VMBO-LEERLINGEN 1 Een vergelijkend onderzoek naar de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van VMBO-leerlingen, VMBO-LWOO-leerlingen en cluster 4 geïndiceerde VMBO-leerlingen

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Datum: 5 september 2014

Datum: 5 september 2014 Naam: Ruben Smit NewHR.nl heeft de ambitie je te faciliteren zodat je je optimaal kan ontwikkelen en duurzaam inzetbaar blijft, welke functie je dan ook hebt. Dit rapport is de eerste stap naar persoonlijke

Nadere informatie

Rapportage Capaciteiten. Bea Voorbeeld. Naam: Datum:

Rapportage Capaciteiten. Bea Voorbeeld. Naam: Datum: Rapportage Capaciteiten Naam: Bea Voorbeeld Datum: 07.07.2016 Email: b.voorbeeld@meurshrm.nl Bea Voorbeeld / 07.07.2016 / Capaciteiten (QCM) 2 Inleiding Wat is jouw werk- en denkniveau? Hoe goed kun je

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting SAMENVATTING PSYCHOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN ADL- EN WERK- GERELATEERDE MEETINSTRUMENTEN VOOR HET METEN VAN BEPERKINGEN BIJ PATIËNTEN MET CHRONISCHE LAGE RUGPIJN. Chronische lage rugpijn

Nadere informatie