DE PLAATS VAN EEN DRAAIBOEK BIJ SUÏCIDEPREVENTIE OP SCHOOL

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE PLAATS VAN EEN DRAAIBOEK BIJ SUÏCIDEPREVENTIE OP SCHOOL"

Transcriptie

1 Universiteit Gent Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode DE PLAATS VAN EEN DRAAIBOEK BIJ SUÏCIDEPREVENTIE OP SCHOOL EEN SINGLE CASE STUDY IN HET REGULIER SECUNDAIR ONDERWIJS Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek Promotor: Prof. Dr. Eric Broekaert Elise Devos I

2 II

3 VOORWOORD Beste lezer, Voor u ligt de weergave van een onderzoeksproces dat ik anderhalf jaar lang doorliep. Tijdens dit proces stond ik uiteraard niet alleen. Hier neem ik kort even de tijd om iedereen die mij gesteund heeft tijdens deze periode te bedanken. Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. Dr. Eric Broekaert bedanken om mij de kans te geven mijn eigen ding te kunnen doen binnen deze masterproef en mij hierin te ondersteunen. Ook Anne Dekkers wil ik bedanken om steeds bereikbaar te zijn wanneer ik vragen had. Uiteraard bedankt aan de secundaire school het VISO, mijn participant, die mij de mogelijkheid heeft gegeven dit onderzoek binnen de schoolse context waar te maken. Ook aan alle deelnemers die veel tijd hebben geïnvesteerd in dit onderzoek, bedankt. Specifiek wil ik Philippe Vanden Broecke bedanken voor de continue steun tijdens dit proces. Een persoon die een belangrijke rol heeft gespeeld tijdens mijn masterproefproces is Ine Vermeersch van het CGG Eclips in Gent. Via haar heb ik kennis gemaakt met het draaiboek suïcidepreventie op school en verder introduceerde ze mij in de wereld van de suïcidepreventiewerking in Vlaanderen. Ze bracht me op de hoogte van interessante lezingen, vormingen, presentaties, in verband met suïcidepreventie en stond steeds open voor vragen. Door Ine werd ik in contact gebracht met Karen De Waele. Ook zij is een medewerkster van het CGG Eclips en iemand die mij evenzeer heel wat steun heeft geboden het afgelopen jaar. Ten slotte wil ik mijn vrienden en gezin bedanken om steeds te blijven geloven in mij en mij telkens opnieuw te motiveren wanneer ik het even lastig had. Dan wil ik afsluiten met uiteindelijk nog u, de lezer, te bedanken voor uw interesse in het lezen van deze masterproef. III

4 MOTIVATIE ONDERWERPSKEUZE Het is angstaanjagend hoeveel keer ik in de laatste vijf jaar in aanraking ben gekomen met een suïcideproblematiek in mijn omgeving. Het is nog enger wanneer je voelt dat het steeds dichterbij komt. In de afgelopen vijf jaar heb ik ongeveer acht suïcides bewust meegemaakt waarvan twee van dichtbij. Het is dus een onderwerp dat mij sowieso boeit en waarin ik me graag wou verdiepen. Naast mijn eigen ervaringen met suïcide werd ik ook regelmatig met vele artikels in de krant en gesprekken op de televisie rond dit onderwerp geconfronteerd. Dat suïcide een probleem is in Vlaanderen was me ondertussen al duidelijk. Mijn voorstel om hieromtrent mijn masterproef te schrijven begon eigenlijk vanuit een frustratie: hoe kan het nu dat er steeds meer zelfdodingen gebeuren in Vlaanderen en dat wij gewoon machteloos staan toe te kijken? Maar staan wij wel machteloos toe te kijken? Ik wou er meer over weten, ik wou me verdiepen in de suïcidepreventie en kijken wat we beter kunnen doen. Wat onderneemt Vlaanderen om aan deze problematiek tegemoet te komen? Hoe verloopt dit in de praktijk? Is er al een verbetering? Het waren vragen die mij nieuwsgierig maakten en de motivatie bezorgden om met dit onderwerp aan de slag te gaan. De suïcideproblematiek is een zeer ruim onderwerp dus ik wist op voorhand dat ik mijn focus ergens op moest leggen om mijn masterproef beperkt te kunnen houden. Als orthopedagoge ga ik zeer graag aan de slag met jongeren. Ik wou hen graag centraal plaatsen binnen mijn onderzoek. Wanneer ik dacht aan suïcidepreventie bij jongeren legde ik al zeer snel de link met scholen. Het leek voor mij evident dat een school een belangrijke rol zou kunnen spelen in de preventie van suïcide bij jongeren. Mijn keuze om voor mijn masterstage als leerlingenbegeleidster aan de slag te gaan in een school, namelijk het VISO, de participant van dit onderzoek, bracht mij al een stapje dichter bij de praktijk. Suïcidepreventie op school, mijn masterproefonderwerp was geboren. Tenslotte wil ik benadrukken dat het verdiepen in deze thematiek geen evidentie was. Het voortdurend bezig zijn met wetenschappelijke artikels rond suïcide, getuigenissen, boeken, bracht bij mij na een tijdje een vervelend gevoel. Ook tijdens het maken van mijn masterproef ben ik opnieuw binnen mijn omgeving verschillende malen met de problematiek in aanraking gekomen. De laatste maanden van het 2 e semester begon suïcide een deel van mijn leven uit te maken. Ik was er elke dag mee bezig, en wanneer ik dan ging ontspannen tijdens het avondmaal gebeurde het regelmatig dat het gesprek aan tafel ook over dit onderwerp handelde. Het is zo een grote problematiek en ik wist dat ik maar één iets klein aanraakte van het ruime geheel, terwijl mijn gevoel zoveel meer wou doen. Ook wanneer ik getuigenissen las, werd me al snel duidelijk, dat het echt iedereen kan overkomen, iedereen. Ik werd op een gegeven moment zelfs bang dat, door te veel met deze problematiek bezig te zijn, dit ook een invloed op mij zou hebben, op mijn manier van denken. Waarom geef ik dit mee? Het kan goed zijn dat jullie als lezer hetzelfde gevoel ervaren, een machteloos gevoel, een vervelend gevoel,... Het enige wat ik jullie dan kan aanraden: praat erover! IV

5 ABSTRACT Zelfdoding is momenteel één van de belangrijkste doodsoorzaken bij jongeren. Hoewel de cijfers de laatste 10 jaar zijn gestagneerd, toch blijft suïcide bij jongeren een groot probleem. Scholen vormen een interessante plek om preventiestrategieën toe te passen maar er is slechts weinig onderzoek dat uitspraken kan doen over de effectiviteit van school-gebaseerde suïcidepreventieprogramma s en wat er nu daadwerkelijk nodig is binnen suïcidepreventie. In dit onderzoek werd aan de slag gegaan met het draaiboek suïcidepreventie op school dat kadert binnen het Vlaams Actieplan voor preventie van zelfdoding Er werd aan de hand van een case study op zoek gegaan naar de plaats van het draaiboek binnen suïcidepreventie op school. Het VISO Mariakerke vormde de participant van de single case study aangezien het een school is met ervaring rond deze problematiek. Binnen deze school werd er aan de slag gegaan met vragenlijsten suïcidepreventie op school, een focusgroep, een variant van de nominale groepstechniek en een interview op directieniveau. Uit de studie blijkt dat het draaiboek wel degelijk een belangrijke rol kan spelen in de suïcidepreventie op school. Naast de geruststelling van een goede voorbereiding en een document om op terug te vallen, kan het ook een goed evaluatie-instrument vormen. Focussen op het algemeen welbevinden van de leerling komt volgens de deelnemers wel op de eerste plaats. Het draaiboek dient eerder als ondersteuning van deze manier van samenleven. De deelnemers pleitten voor een algemeen draaiboek voor probleemsituaties op school waar het draaiboek suïcidepreventie een klein deeltje van uitmaakt. Uit dit onderzoek blijkt ook dat scholen extra informatie kunnen gebruiken over suïcide en hoe je aan suïcidepreventie zou kunnen doen. Verder onderzoek bij scholen die reeds gebruik maken van het draaiboek in combinatie met andere scholen met ervaring rond deze problematiek, moet een nog beter zicht geven op de plaats van het draaiboek binnen suïcidepreventie op school. V

6 INHOUDSTAFEL VOORWOORD... III Motivatie onderwerpskeuze... IV ABSTRACT... V INHOUDSTAFEL... VI Lijst van figuren... X Lijst van tabellen... X CONTEXT EN PROBLEEMSTELLING... 1 Vlaams Actieplan voor de Preventie van Zelfdoding Project preventiecoaches geestelijke gezondheid... 2 Draaiboek suïcidepreventie op school... 3 Conclusie en onderzoeksvraag... 4 LITERATUURSTUDIE... 6 Deel I: Begrippen, cijfers en verklaringen Definities... 6 Een suïcide of zelfdoding... 6 Een suïcidepoging of poging tot zelfdoding... 7 Suïcidale ideatie Suïcidaal proces Epidemiologie... 9 Suïcides... 9 Evolutie van sterfte door suïcide per leeftijd... 9 Vlaanderen in Europa: vergelijking leeftijdsgroep 15 tot 29 jaar ( ) Suïcidepogingen Suïcidepogers en suïcidepogingen in Vlaanderen Vergelijking leeftijd: vooral jonge suïcidepogers (Gent en Vlaanderen) Verschil Belgische en Nederlandse jongeren Verklarend model suïcidaal gedrag VI

7 Traits, voorbeschikkende factoren States, uitlokkende factoren Drempelfactoren Valkuil Deel II: Hulpverlening en preventie Hulpverlening bij suïcidaal gedrag bij jongeren Preventie Preventie in scholen Drie-rangen model Hoe effectief zijn suicidepreventieprogramma s op school? METHODOLOGIE Concreet? Vragenlijsten suïcidepreventie op school Focusgroep: groepsdynamiek centraal Variant op de nominale groepstechniek Interview directie Participanten VISO Mariakerke Edith Stein Lasalliaanse opvoedingsvisie Waarom keuze voor VISO Mariakerke? RESULTATEN Resultaten vragenlijsten suïcidepreventie op school Luik 1: signalen Luik 2: acute dreiging Luik 3: na een poging Luik 4: na een suïcide Bedenkingen/opmerkingen deelnemers Wat nemen we mee naar de focusgroep Resultaten focusgroep VII

8 Argumentatie keuze thema s Aandacht voor nieuwe collega s (eventueel mentorschap) Algemeen welbevinden Vriendelijk beleid Communicatie en netwerking Goede doorverwijzing Formeel, kort en duidelijk overzicht dat zich niet richt op één problematiek en ingebed is binnen een groter geheel Opmerking Resultaten variant nominale groepstechniek Goedkeuring thema s Rangorde Goedkeuring algemene rangorde Resultaten interview directie DISCUSSIE EN CONCLUSIE Suïcidepreventie op school Het draaiboek suïcidepreventie op school Wat moet het algemene draaiboek volgens het VISO inhouden? Wat is nu de plaats van een draaiboek binnen suïcidepreventie op school? Aanbevelingen voor hulpverlening Beperkingen van de studie Suggesties voor verder onderzoek REFERENTIELIJST BIJLAGEN Bijlage 1: Preventieve doelstellingen draaiboek suïcidepreventie op school Bijlage 2: Beslisboom suïcidepoging Bijlage 3: Vragenlijst suïcidepreventie op school Inleiding Signalen opmerken Acute dreiging Na een poging VIII

9 Na een suïcide Bedenkingen Bijlage 4: Vragen focusgroep Algemeen Suïcidepreventie Draaiboek suïcidepreventie op school Terugkoppeling vragenlijst Luik 1 : vroegdetectie en signaalherkenning Luik 2: acute dreiging, crisisinterventie + Luik 3: na een suïcidepoging Luik 4: na een suïcide Algemeen Feedbackmoment Bijlage 5: Vragen interview directie Algemeen Suïcidepreventie Draaiboek suïcidepreventie op school Bijlage 6: Argumentaties van de individuele rangordes Argumentatie deelnemer Argumentatie deelnemer Argumentatie deelnemer Argumentatie deelnemer Argumentatie deelnemer Argumentatie deelnemer Argumentatie deelnemer Argumentatie deelnemer IX

10 LIJST VAN FIGUREN Figuur 1. Het suïcidaal proces Figuur 2. Evolutie leeftijdsspecifieke sterftecijfers door suïcide (per iwn.), mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2000 versus Figuur 3. Suïcidepogingen in Gent en deelgemeenten in 2012: person-based rates volgens geslacht en leeftijd Figuur 4. Een verklarend model voor suïcidaal gedrag Figuur 5. Overzicht methodologie Figuur 6. Pedagogisch project Figuur 7. Vijf oproepen van het Vlaams Lasalliaans Perspectief Figuur 8. Beslisboom suïcidepoging LIJST VAN TABELLEN Tabel 1. Afleiden van de algemene rangorde X

11 CONTEXT EN PROBLEEMSTELLING Het is haast niet te bevatten maar elke veertig seconden eindigt er ergens op deze bol iemands leven omdat hij of zij daar zelf voor kiest. Elke drie seconden onderneemt iemand een poging om voorgoed aan de pijn te ontsnappen. Zelfdoding eist jaarlijks wereldwijd naar schatting een miljoen levens. Geen oorlog die zoveel slachtoffers maakt, dat doen zelfs alle oorlogen samen niet. Suïcide staat op nummer tien in de lijst met belangrijkste doodsoorzaken. Het gaat dan om een gemiddelde ranking voor alle leeftijdscategorieën, want bij jongeren is zelfdoding niet alleen in Vlaanderen maar ook elders in de wereld steevast goed voor een plaats in de top drie. (Schols, 2011, p. 43) Suïcide is één van de belangrijkste doodsoorzaken bij jongeren de dag van vandaag. Hoewel de cijfers van suïcide bij adolescenten zijn gestagneerd over de afgelopen 10 jaar, blijkt suïcide toch bij jongeren nog steeds een serieuze publieke gezondheidsbezorgdheid. Een allesomvattend plan ter bestrijding van zelfdoding bij jongeren houdt volgende zaken in: gezondheidsbevordering, preventie, interventie en postventie. Het doel van suïcidepreventieprogramma s is om de prevalentie van suïcidale gedachten, pogingen en suïcides te verminderen. Deze preventieprogramma s zijn geïmplementeerd in scholen, gemeenschappen en gezondheidszorgsystemen en zijn ontwikkeld om risicofactoren te verminderen of de mensen met een risico te identificeren en hulpverlening te bieden. Aangezien jongeren het grootste deel van hun tijd in scholen doorbrengen, kunnen schoolgebaseerde programma s de meest effectieve wijze zijn om jongeren te bereiken (Katz, C., Bolton, Katz, LY., Isaak, Tilston-Jones, Sareen, Swampy Cree Suicide Prevention Team, 2013). Een school heeft namelijk heel wat invloed op de ontwikkeling en het gedrag van jongeren. Bovendien blijkt verbondenheid met school een beschermende factor te zijn voor heel wat problemen. De school is de plaats bij uitstek om signalen bij jongeren met suïcidale gedachten te herkennen en deze dan ook verder te behandelen. Zowel personeel als andere jongeren (peers) kunnen deze problemen opmerken, wat een groot voordeel is. Een zorgteam kan met deze signalen aan de slag gaan of de leerling doorverwijzen naar de hulpverlening (Een Geestelijk Gezondheidsbeleid op School, 2011). Er bestaan veel school-gebaseerde suïcidepreventieprogramma s, maar er zijn geen evidence-based richtlijnen over hoe een programma er moet uit zien om effectief te zijn (Katz et al., 2013). Het blijft dus zoeken naar de beste invulling van suïcidepreventie op school. Wat volgt is een korte schets van de suïcidepreventiewerking in Vlaanderen die kadert binnen het Vlaams Actieplan voor de Preventie van Zelfdoding We zoomen in op het project van de preventiecoaches en komen uiteindelijk tot het draaiboek suïcidepreventie op school. Ten slotte wordt de onderzoeksvraag geformuleerd. 1

12 VLAAMS ACTIEPLAN VOOR DE PREVENTIE VAN ZELFDODING Aangezien preventie van suïcide in Vlaanderen een belangrijk aandachtspunt is, werd er door de Vlaamse Overheid in 2007 een eerste gezondheidsdoelstelling betreffende zelfdoding en depressie geformuleerd. Het sterftecijfer door zelfdoding moest tegen 2010 met 8% gedaald zijn in vergelijking met het jaar Als we rekening houden met de leeftijdsverdeling is deze doelstelling bereikt. Helaas moeten we vaststellen dat sinds 2008 we opnieuw geconfronteerd worden met een stijging. Op 17 december 2011 werd een nieuwe gezondheidsconferentie suïcidepreventie georganiseerd. Op deze conferentie werd een nieuwe gezondheidsdoelstelling geformuleerd: het realiseren van een daling van 20% van het aantal zelfdodingen in 2020 ten opzichte van Om deze doelstelling te bereiken werd er een nieuw Vlaams Actieplan Suïcidepreventie ontwikkeld (Vlaams Actieplan Suïcidepreventie II bis , 2012). Sinds 2006 heeft de Vlaamse Overheid al heel wat acties ondernomen om het aantal zelfdodingen in Vlaanderen te doen dalen, die momenteel wegens succes verdergezet worden. Voorbeelden hiervan zijn de thema s zorg voor suïcidepogers, zorg voor nabestaanden en laagdrempelige telehulp. Verder zijn ook de deskundigheidsbevordering van intermediairen, de website Fit in je Hoofd, de projecten preventiecoaches geestelijke gezondheid en Vroege Detectie en Interventie van Psychiatrische stoornissen (VDIP) ontwikkeld en reeds breed geïmplementeerd in Vlaanderen (Vlaams Actieplan Suïcidepreventie II bis , 2012). Aangezien de focus binnen deze masterproef ligt op suïcidepreventie op school, wordt er verder ingezoomd op het project van de preventiecoaches geestelijke gezondheid in middelbare scholen. PROJECT PREVENTIECOACHES GEESTELIJKE GEZONDHEID Sinds 2007 moeten scholen een gezondheidsbeleid uitstippelen. De geestelijke gezondheid maakt hier deel van uit. Een dergelijk beleid biedt de school een houvast om een geestelijk gezonde school op te bouwen. Rond geestelijke gezondheid bestaat er momenteel één doelstelling, namelijk deze rond depressie en zelfdoding. Indien binnen de schoolcontext rond de preventie van depressie en zelfdoding wordt gewerkt, is het belangrijk dat dit gebeurt in het kader van een integraal geestelijk gezondheidsbeleid. De combinatie van verschillende interventies op verschillende niveaus is een voorwaarde om effectief te zijn. Suïcidepreventie op school kan zich specifiek richten op zelfdoding of de geestelijke gezondheid in zijn geheel benaderen. Voor jongerenbegeleiders is een suïcidespecifieke benadering relevant. Om algemeen preventief in een school aan de slag te gaan, is een brede benadering zinvol. Een kwaliteitsvol geestelijk gezondheidsbeleid in het onderwijs neemt beide benaderingen op (Een Geestelijk Gezondheidsbeleid op School, 2011). Sinds het schooljaar konden secundaire scholen beroep doen op een preventiecoach van hun provincie om hen te ondersteunen bij het uitwerken van hun geestelijk gezondheidsbeleid. Een 270-tal scholen werden ondersteund door preventiecoaches in de periode van 2009 tot

13 De preventiecoach werkte hiervoor samen met het schoolteam, het CLB, de pedagogische begeleidingsdienst en eventueel ook ouder-, leerkracht- en leerlingenvertegenwoordigers (Preventiecoaches Geestelijk Gezondheidsbeleid, 2013). De ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en van Onderwijs beslisten dat ze het project van de preventiecoaches duurzaam wilden verankeren in het schoollandschap. Het project werd dus verlengd en nu gaat men als volgt aan de slag: de preventiecoaches ondersteunen sinds september 2012 de CLB s zodat zij op hun beurt scholen kunnen ondersteunen bij het opstellen van een geestelijk gezondheidsbeleid. Ook wordt ingezet op deskundigheidsbevordering bij pedagogische begeleiders door middel van een vormingstraject (Preventiecoaches Geestelijk Gezondheidsbeleid, 2013). Eén van de onderdelen van het traject van de preventiecoaches is de introductie van het draaiboek suïcidepreventie op school. DRAAIBOEK SUÏCIDEPREVENTIE OP SCHOOL Een draaiboek is een handleiding waarin stap voor stap wordt behandeld wat er op je af kan komen mocht er zich een bepaalde gebeurtenis of crisis voordoen. Het is geen wondermiddel maar het kan een crisismoment een stuk makkelijker maken. Zelfdoding of suïcidaal gedrag op school is een mogelijke crisis (Draaiboek Suïcidepreventie op School, 2011). Op crisismomenten worden vaak ondoordachte beslissingen genomen. Angst en paniek zijn immers geen goede raadgevers. Een goede voorbereiding kan dus zeker van pas komen. Het draaiboek kan hier een belangrijke rol in spelen. Hierin kan je zoveel mogelijk praktische aspecten op voorhand uitwerken. Wie neemt de coördinatie op zich? Wie bereidt de terugkeer naar school voor? Dit zijn maar enkele vragen van de velen waar een antwoord moet op geformuleerd worden tijdens een crisis. Het voordeel van zo n draaiboek is dat door deze voorbereiding de praktische zaken gemakkelijker geregeld kunnen worden waardoor meer tijd overblijft om zich bezig te houden met het emotionele aspect, wat op dat moment van groot belang is. De ervaring leert dat op scholen en CLB s waar een draaiboek aanwezig is, de crisis veel makkelijker te managen is (Preventiecoaches Geestelijk Gezondheidsbeleid, 2013). Het draaiboek heeft als doel vroegdetectie en het voorkomen van volgende zaken: suïcidaal gedrag en ernstige schade bij een suïcidale leerling, een (nieuwe) suïcidepoging bij een leerling, een emotionele crisis bij medeleerlingen en leerkrachten en uitbreiding van het suïcidaal gedrag (medestudenten). Suïcidale voorbeelden in de omgeving van jongeren kunnen immers het risico bij kwetsbare jongeren doen toenemen (Preventiecoaches Geestelijk Gezondheidsbeleid, 2013). Het draaiboek heeft een achttal preventieve doelstellingen (Draaiboek Suïcidepreventie op School, 2011). Deze zijn terug te vinden in Bijlage 1: Preventieve doelstellingen draaiboek suïcidepreventie op school. 3

14 Het draaiboek suïcidepreventie bestaat uit 4 luiken: I. Signaalherkenning en vroegdetectie II. III. IV. Acute dreiging en crisissituaties Na een poging tot zelfdoding Na een zelfdoding Elk luik bevat concrete afspraken rond coördinatie en communicatie, handelingsrichtlijnen en aandachtspunten voor evaluatie (Draaiboek Suïcidepreventie op School, 2011). Doorgaans wordt een werkgroep samengesteld bestaande uit leden van de directie, leerlingenbegeleiding en CLB die het draaiboek uitwerken en nadien voorleggen aan het schoolpersoneel. Het schoolpersoneel moet de werking van het draaiboek begrijpen en hun rol hierin kennen. Omgaan met suïcidaal gedrag is een moeilijke taak die een school niet alleen kan en mag opnemen. Samenwerking met externe hulpverlening is noodzakelijk. Het is van belang dat de school op voorhand afspraken maakt met externe diensten om snelle doorverwijzing en opvang te bevorderen. Secundaire scholen met betrokken CLB s kunnen bovendien een beroep doen op de CGG suïcidepreventiewerkers om het draaiboek verder uit te werken. Het wordt aangepast aan de school en het hulpverleningsaanbod in de regio. Het is namelijk belangrijk dat elk draaiboek op maat van de school wordt gemaakt (Suïcidepreventiewerking DAGG, z.j.). Het modeldraaiboek kwam tot stand in het kader van de locoregionale uitvoering van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie in Oost-Vlaanderen. Het is gebaseerd op de werking van de CGGsuïcidepreventiewerkers, het gebruik van het draaiboek tijdens de 3-daagse vormingen suïcidepreventie voor jongerenbegeleiders en de concrete begeleiding van een aantal Oost-Vlaamse scholen (Draaiboek Suïcidepreventie op School, 2011). CONCLUSIE EN ONDERZOEKSVRAAG De focus binnen deze masterproef is suïcidepreventie op school, en het draaiboek suïcidepreventie op school maakt hier een onderdeel van uit. Uit onderzoek blijkt dat er heel wat initiatieven worden geïmplementeerd binnen het kader suïcidepreventie op school, maar dat er maar weinig bewijs is van wat werkt. Er werd een modeldraaiboek ontwikkeld maar komt dit wel tegemoet aan de praktijk/realiteit? Aangezien er nog geen onderzoek rond dit draaiboek heeft plaatsgevonden, is er dus ook geen bewijs van het nut van zo n draaiboek. Men gaat ervan uit dat scholen met dergelijke crisissen kunnen omgaan als ze er beter op voorbereid zijn, maar men kan niet bewijzen dat dit effectief ook suïcidaliteit bij jongeren op school zal tegengaan. Is er wel nood aan zo n draaiboek? Kunnen er aanpassingen gebeuren die het gebruik van het draaiboek nog efficiënter laten verlopen? Dit onderzoek zal het eerste onderzoek zijn rond het draaiboek suïcidepreventie op school. Binnen dit onderzoek zal er worden gefocust op de professionelen en hoe zij dit instrument ervaren. Er wordt aan de slag gegaan met een case study, namelijk één school die nog geen gebruik maakt van het draaiboek maar wel al ervaring heeft met de suïcideproblematiek. 4

15 Via hen zal geprobeerd worden volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: Wat is de plaats van een draaiboek bij suïcidepreventie op school?. Aan de hand van dit onderzoek kan er een inschatting gemaakt worden over welke plaats dit draaiboek kan innemen in de suïcidepreventie op school, gebaseerd op praktijkervaringen. Deze masterproef is opgedeeld in vijf onderdelen. Allereerst werd er in dit onderzoek de probleemstelling en de context van het draaiboek suïcidepreventie op school geschetst met daarbij de formulering van de onderzoeksvragen. Dan volgt nu de literatuurstudie met een uiteenzetting van de begrippen, cijfers en verklaringen m.b.t. het thema suïcide en in deel 2 meer informatie rond de behandeling en preventie van suïcide bij jongeren. Hierop volgt de beschrijving van de methodologie en daarna de resultaten van het onderzoek. Uiteindelijk is er de discussie en conclusie die uitgebreid een antwoord probeert te geven op de onderzoekvraag. De bronvermelding is gebeurd volgens de richtlijnen van de APA

16 LITERATUURSTUDIE Bij een suïcide, en vooral suïcide bij jongeren, is de vraag die vaak terugkomt: Waarom? Wat zijn de risicofactoren en oorzaken van suïcidaal gedrag en hoe kan dit gedrag verklaard worden? Hoe kan een school zijn rol opnemen binnen de preventie van suïcide? Wetenschappelijke inzichten over de problematiek van suïcidaal gedrag bij jongeren bieden enkele antwoorden (Dumon, Portzky & van Heeringen, 2013). DEEL I: BEGRIPPEN, CIJFERS EN VERKLARINGEN 1. DEFINITIES Om hulp te kunnen bieden bij suïcidaliteit is het interessant om eerst te bekijken waarover we precies spreken (Kerkhof & van Luyn, 2010). In dit onderzoek worden de termen suïcide en zelfdoding als synoniemen door elkaar gebruikt. EEN SUÏCIDE OF ZELFDODING Wanneer suïcide ter sprake komt, weet elke persoon intuïtief wel wat de term betekent. Een algemene definitie voor suïcide is echter complexer dan de woorden jezelf om het leven proberen brengen (De Leo, Burgis, Bertolote, Kerkhof & Bille-Brahe, 2006). Al jaren proberen auteurs een definitie te formuleren voor suïcide. Uiteindelijk, na een analyse van verschillende omschrijvingen van het begrip, kwam men tot de conclusie dat er 3 aspecten centraal staan binnen de definitie van suïcide: de uitkomst (dood), de intentie en de verantwoordelijkheid (zelfgeïnitieerd). Eerst en vooral moet er sprake zijn van iemand die overleden is. Dit zorgt er voor dat de intentie een zeer delicaat aspect wordt. Het inschatten van intenties zorgt bij een suïcide voor methodologische problemen. Zelf-geïnitieerd verwijst naar zelf-uitgevoerde daden, zowel actief als passief. De handeling is een initiatief van de betrokkene zelf, maar is daarvoor nog niet uitgevoerd door de betrokkene. Er is hier sprake van opzet, namelijk men doodt zichzelf opzettelijk (Andriessen, 2008; Kerkhof & van Luyn, 2010). Uiteindelijk kwam men tot de volgende definitie: Onder suïcide of zelfdoding verstaan we een handeling met dodelijk afloop, door de overledene geïnitieerd, in de verwachting van een dodelijke of potentieel dodelijke afloop, met de bedoeling gewenste veranderingen aan te brengen (Kerkhof & van Luyn, 2010, p.4). We sluiten hier aan bij de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie. 6

17 Het doel van suïcide is niet de dood, aangezien we ons de toestand van dood niet kunnen voorstellen als een situatie die te verkiezen valt. Doodgaan staat hier vooral gelijk aan het niet meer willen leven op de manier waarop nu geleefd wordt. Mensen die suïcide plegen willen dus eerder stoppen met leven dan dat ze verlangen naar het dood zijn (Kerkhof & van Luyn, 2010). EEN SUÏCIDEPOGING OF POGING TOT ZELFDODING De definitie van een suïcidepoging of poging tot zelfdoding loopt gelijk met deze van een suïcide, alleen is er één groot verschil betreffende de uitkomst van het gedrag: fataal of niet-fataal (Andriessen, 2008). In het geval van een poging is er geen dodelijke afloop. Dit hoeft niet te betekenen dat er per definitie lichamelijk schade moet zijn vooraleer we kunnen spreken van een suïcidepoging. Er moet wel sprake zijn van een handeling waarmee zelfschade zou kunnen worden berokkend. Belangrijk onderscheid met zelfverwonding is dat bij zelfverwonding de verwachting van de dood afwezig is. In zo een geval wil men vooral ontsnappen aan onverdraaglijke gedachten en gevoelens (Kerkhof & van Luyn, 2010). Opnieuw gebruiken we hier de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie. Kerkhof en van Luyn (2010) beschrijven een suïcidepoging als volgt: Onder een suïcidepoging of een poging tot zelfdoding verstaan we een handeling zonder dodelijke afloop, waarmee de persoon, door de verwachting van schade aan het eigen lichaam of de dood te bewerkstelligen, of door het risico daarop niet uit de weg te gaan, gewenste veranderingen probeert aan te brengen. Deze handeling is geen terugkerende gewoonte. (p. 13) Bijlage 2: Beslisboom suïcidepoging kan duidelijkheid brengen in wanneer we kunnen spreken van een suïcidepoging en wanneer niet. SUÏCIDALE IDEATIE Tot suïcidale ideatie behoort een breed gamma, gaande van suïcidegedachten, -wensen, -neigingen en concrete plannen. Het gaat hier dus over alle mentale processen die zich centreren rond het zelf uitvoeren van handelingen om zichzelf te doden of te beschadigen. We kunnen hier dus nog niet spreken van suïcidaal gedrag in de fysieke betekenis van het woord (Andriessen, 2008; Kerkhof & van Luyn, 2010). 2. SUÏCIDAAL PROCES Aan een zelfdoding gaat vaak een proces vooraf. Het suïcidale proces gaat van start wanneer een persoon denkt dat zelfdoding een uitweg zal bieden uit de problemen. Het proces wordt voorgesteld als een continuüm van suïcidale ideatie naar een suïcidepoging en/of een suïcide (Andriessen, 2008). 7

18 Figuur 1: Het suïcidaal proces (Retterstøl, 1993) illustreert hoe een suïcidaal proces kan verlopen. Figuur 1. Het suïcidaal proces. Overgenomen van Suicide: A European Perspective (p. 136), door N. Retterstøl,1993, Cambridge: Cambridge University Press. Copyright 1993 Cambridge University Press. Er zijn twee assen aanwezig. De verticale as geeft de mate van suïcidaliteit weer, de horizontale as geeft ons een weergave van het tijdsverloop. De stippenlijn maakt een onderscheid tussen een zichtbaar (bovenaan) en onzichtbaar (onderaan) gedeelte. Een groot deel van het proces ontwikkelt zich dus onzichtbaar. Hoe hoger de suïcideneiging, hoe hoger de kans dat deze boven de symbolische lijn komt en dus zichtbaar wordt. Dit kan door verbale of non-verbale uitingen of kenmerken. Uit de figuur blijkt dat het suïcidaal proces van ideatie naar suïcide geen rechte lijn is maar deze op en neer gaat. De gemiddelde lengte van het suïcidaal proces is twee jaar, maar er bestaan duidelijk aanzienlijke verschillen. Het proces bij jongeren zou korter zijn dan bij volwassenen, maar ook hier zijn grote verschillen mogelijk (Andriessen, 2008). Wat opvalt is dat er na een suïcidepoging een sterke daling voorkomt van de suïcidale tendens. Dit effect wordt vaak in de praktijk geobserveerd, maar dit wil niet zeggen dat de suïcidale persoon is hersteld, in tegendeel. Als de persoon geen adequate hulp krijgt, en de problematische situatie en stressoren blijven aanwezig, dan is de kans groot dat de suïcideneiging terug zal toenemen. Professionele opvolging na een poging gedurende enkele maanden is dus van groot belang (Andriessen, 2008). 8

19 3. EPIDEMIOLOGIE SUÏCIDES De meest recente cijfers voor suïcides in Vlaanderen dateren van het jaar In dat jaar stierven 1152 Vlamingen door zelfdoding. Bijna 3 op de 4 waren mannen. In 2011 overleden er 6% meer mannen en 13% meer vrouwen door zelfdoding dan in Zelfdoding is één van de meest voorkomende doodsoorzaken bij jonge volwassenen tussen de 20 en 49 jaar. De gemiddelde leeftijd waarop mannen en vrouwen zelfdoding plegen is 51 jaar en de meest voorkomende methode is verhanging (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). Suïcide en verkeersongevallen, ook uitwendige doodsoorzaken genoemd, veroorzaken 5,9% van alle sterfte. Deze doodsoorzaken zijn de belangrijkste doodsoorzaken op jonge leeftijd. Bij mannen en vrouwen zijn tot respectievelijk 49 en 34 jaar uitwendige doodoorzaken het belangrijkst. Dit betekent dus dat ze belangrijker zijn dan natuurlijke oorzaken als nieuwvormingen en hartziekten. Bij tieners en twintigers zijn verkeersongevallen en suïcide de voornaamste doodsoorzaken. Zelfdoding is de meest voorkomende doodsoorzaak bij mannen tussen de 30 en 49 jaar en bij vrouwen tussen 15 en 34 jaar (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). EVOLUTIE VAN STERFTE DOOR SUÏCIDE PER LEEFTIJD Figuur 3 bevat informatie over de evolutie van sterfte door suïcide per leeftijd, het jaar 2000 versus We gaan hier niet verder in detail. Het belangrijkste dat we hieruit kunnen afleiden met betrekking tot jongeren is volgende informatie (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014): - Bij mannelijke jongeren en jong volwassenen (15-34 jaar) is het suïciderisico in 2011 ongeveer 1 per lager dan in Dit is een daling met de helft tot een kwart. - Bij de jonge generatie vrouwen zien we bij volgende leeftijdscategorieën een (sterke) stijging van het suïciderisico: jaar (!) en jaar. 9

20 Figuur 2. Evolutie leeftijdsspecifieke sterftecijfers door suïcide (per iwn.), mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2000 versus Overgenomen van Sterftecertificaten alle overlijdens door Vlaams Gewest, 2000 & Copyright 2013 Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. VLAANDEREN IN EUROPA: VERGELIJKING LEEFTIJDSGROEP 15 TOT 29 JAAR ( ) Vlaamse vrouwen van 15 tot 29 jaar hebben het vijfde hoogste suïcidecijfer in Europa. Enkel bij Litouwse, Ierse, Zweedse en Finse vrouwen ligt de score hoger. Ook bij Vlaamse mannen ligt het suïcidecijfer hoog als je het vergelijkt met de meeste andere Europese landen, al doen zeven lidstaten het nog slechter. De Vlaamse cijfers voor mannen en vrouwen leunen het dichtst aan bij deze van de Ierse en Sloveense mannen en vrouwen. Gemiddeld sterven in Europa 12 op de mannen en 3 op de vrouwen door zelfdoding tussen de leeftijd van 15 en 29 jaar (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). SUÏCIDEPOGINGEN SUÏCIDEPOGERS EN SUÏCIDEPOGINGEN IN VLAANDEREN In 2012 registreerden 29 spoeddiensten van Vlaamse ziekenhuizen in het totaal suïcidepogingen ondernomen door personen. Dat komt neer op 162 pogingen per inwoners van 10 jaar of ouder (event-based) en 159 pogers per inwoners van 10 jaar of ouder (person-based) (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). Als we dit doortrekken naar heel Vlaanderen schatten we dat er gemiddeld per dag 28 pogingen waren in 2012 (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). 10

21 We kunnen dit vergelijken met 2011 waarin 30 spoeddiensten van Vlaamse ziekenhuizen in het totaal suïcidepogingen ondernomen door personen registreerden. Deze cijfers tonen vooral aan dat er veel meer suïcidepogingen dan zelfdodingen zijn (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). VERGELIJKING LEEFTIJD: VOORAL JONGE SUÏCIDEPOGERS (GENT EN VLAANDEREN) De figuur hieronder toont de person-based rates (aantal personen per inwoners) voor suïcidepogingen in het Gentse. De gemiddelde leeftijd van de suïcidepoger in 2012 was 38,4 jaar. Vooral jongere mensen ondernamen een poging. Bij de vrouwelijke suïcidepogers zien we een piek op jaar, maar ook in de categorie 20 tot 24 jaar vinden we hoge cijfers voor vrouwen. Suïcidepogingen komen bij mannen relatief het frequentst voor tussen 35 en 39 jaar, al vinden we ook hoge cijfers bij 15- tot 49-jarige mannen. Suïcidepogingen bij jongeren onder de 15 jaar worden hier niet gerapporteerd (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). In Vlaanderen was de gemiddelde leeftijd van de suïcidepogers in jaar. Het absolute aantal suïcidepogers bevond zich in de leeftijdscategorie jaar. De jongste suïcidepoger was 10 jaar en de oudste 95 jaar (Agentschap Zorg en Gezondheid, 2014). Figuur 3. Suïcidepogingen in Gent en deelgemeenten in 2012: person-based rates volgens geslacht en leeftijd. Overgenomen van Registratie suïcidepogingen Gent door Eenheid voor Zelfmoordonderzoek, Copyright 2013 Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. 4. VERSCHIL BELGISCHE EN NEDERLANDSE JONGEREN Hoewel Nederland en België buurlanden zijn met heel wat gelijkenissen, is er toch een groot verschil in het aantal suïcides/suïcidepogingen, in die zin dat België steeds hoger scoort. Uit het onderzoek van Portzky, De Wilde en van Heeringen (2008) blijkt ook dat Belgische jongeren meer opzettelijk zelfbeschadigend gedrag vertonen dan Nederlandse jongeren. 11

22 Het is mogelijk dat opzettelijke zelfbeschadiging het gevolg is van een voorbijgaande periode van droefheid zonder verder risico, maar het kan ook een belangrijke indicator zijn voor geestelijke gezondheidsproblemen en een sterk verhoogd risico betekenen voor suïcide. Hoewel veel studies het hebben over de verschillen in prevalentie van opzettelijke zelfbeschadiging tussen landen, is er weinig geweten over de verschillen in risico- en protectieve factoren voor zelfbeschadigend gedrag tussen landen. Nochtans zou een beter zicht op deze aspecten ons belangrijke informatie kunnen verschaffen voor de preventie van zelfbeschadigend gedrag bij adolescenten (Portzky, De Wilde & van Heeringen, 2008). Hoe komt het dat er zo een groot verschil is tussen Nederlandse en Belgische jongeren? Het onderzoek van Portzky, De Wilde en van Heeringen (2008) trachtte hierop een antwoord te geven. Kort samengevat kunnen we stellen dat Belgische adolescenten meer negatieve levensgebeurtenissen ervaren, meer in aanraking komen met angst en er bij hen meer sprake is van alcohol- en druggebruik. Ook beschikken zij over minder probleem-georiënteerde coping, communiceren ze minder over hun problemen met volwassenen en worden ze frequenter blootgesteld aan suïcidaal gedrag bij vrienden en/of familie. Deze resultaten ondersteunen de veronderstelling dat etnische of culturele aspecten van naties het risico op suïcidaal gedrag en zelfbeschadiging kunnen doen toenemen, en verklaren een deel van de internationale variatie van suïcidaliteit. Ook geven zij belangrijke implicaties mee in verband met de preventie van suïcide bij jongeren. Aangezien elke natie zijn eigen culturele en sociale aspecten heeft, die een invloed kunnen hebben op het risico op opzettelijke zelfbeschadiging, is het van belang daar rekening mee te houden bij het ontwikkelen en implementeren van preventieprogramma s. Algemeen toonde deze studie ook aan dat het belangrijk is om kinderen/jongeren te leren hoe ze met moeilijke situaties moeten omgaan, welke copingstrategieën effectief zijn en waar ze hulp kunnen vinden indien nodig (Portzky, De Wilde & van Heeringen, 2008). 5. VERKLAREND MODEL SUÏCIDAAL GEDRAG Portzky en van Heeringen (2009) schuiven een verklarend model voor suïcidaal gedrag naar voren, namelijk het trait vs state model (Figuur 4). Het gaat hier over enerzijds traits, de biologische en psychologische karakteristieken (gelijktijdig voorkomende, onderliggende, permanente aanwezige factoren), en anderzijds states, stresserende factoren zoals psychiatrische en sociale variabelen (onmiddellijke, toestandsgebonden risicofactoren). Een onevenwichtigheid tussen beschermende en risicoverhogende factoren is hierbij essentieel. Suïcidaliteit is dus een complex en multifactorieel bepaald probleem: het is altijd een combinatie van verschillende oorzaken en risicofactoren die gedurende langere tijd (en vaak tegelijk) aanwezig zijn. Er is nooit slechts één oorzaak (Portzky & van Heeringen, 2009). Naast dit verklarend model van Portzky en van Heeringen zijn er uiteraard nog andere modellen die suïcidaal gedrag beschrijven. Een voorbeeld hiervan is het interpersoonlijk model van Thomas Joiner. Binnen deze masterproef is er voor gekozen hier niet verder op in te gaan. 12

23 Figuur 4. Een verklarend model voor suïcidaal gedrag. Overgenomen van Suïcidaal gedrag bij jongeren: inzicht in factoren en preventiemogelijkheden, door E. Dumon, G. Portzky en K. van Heeringen, 2013, Caleidoscoop, 25, p. 8. Copyright 2001 van Heeringen. TRAITS, VOORBESCHIKKENDE FACTOREN De voorbeschikkende factoren houden in dat er een kwetsbaarheid voor suïcidaal gedrag is die kan worden beschreven in termen van biologische en psychologische karakteristieken (Portzky & van Heeringen, 2009). Volgens Portzky en van Heeringen (2009) spelen bij de biologische factoren ten minste 3 systemen een rol bij suïcidaal gedrag: I. Hyperactiviteit van de hypothalamo-hypofysaire as II. Disfunctie van serotonerge neurotransmissiesysteem III. Buitensporige activiteit van het noradrenerge neurotransmissiesysteem We kunnen concluderen dat serotonine een belangrijke rol speelt bij suïcidaliteit (Portzky & van Heeringen, 2009). 13

24 Onderzoeksbevindingen suggereren dat een verminderde werking van het serotonerge systeem geassocieerd is met suïcidaliteit en dat een goed functionerend serotonerg systeem een beschermende werking kan hebben. Het functioneren van het serotonerge systeem wordt in belangrijke mate genetisch bepaald (Portkzy & van Heeringen, 2009). Bij de psychologische factoren wordt suïcidaal gedrag dikwijls geassocieerd met impulsiviteit. Er wordt heel wat aandacht geschonken aan dit aspect bij de preventie van suïcide. Niet fatale suïcidepogingen worden vaak impulsief ondernomen. Ook zijn er een aantal cognitieve factoren die een invloed hebben zoals dichotoom denken, beperkt probleemoplossend vermogen en hopeloosheid. Dichotoom denken gaat over denken in alles- of- niets-termen. Bij suïcidale personen is de mogelijkheid tot nuancering slechts beperkt aanwezig. De tweede cognitieve factor is een gebrekkig probleemoplossend vermogen waardoor suïcidepogers meer passief en afhankelijk van anderen reageren, minder veelzijdig zijn in de oplossingen die ze aanreiken en minder interesse tonen in de toekomst. De laatste cognitieve factor is hopeloosheid. Dit is een heel belangrijke factor bij suïcidaliteit. Personen hebben dan het gevoel dat alle toekomstvoorstellingen uiterst negatief zijn en dat er niets zal veranderen in de toekomst (Portzky & van Heeringen, 2009). STATES, UITLOKKENDE FACTOREN De uitlokkende factoren zijn stressoren zoals sociale variabelen en psychiatrische factoren die bij kwetsbare personen suïcidaliteit kunnen losmaken en onderhouden (Portzky & van Heeringen, 2009). Wanneer we kijken naar de sociale factoren, komen de volgende zaken naar voren: gezinskenmerken en sociaal netwerk, traumatische levenservaringen, beschikbaarheid van middelen en de media. Al deze elementen kunnen een invloed hebben op suïcidaal gedrag (Portzky & van Heeringen, 2009). Eerst en vooral kan het sociaal netwerk waartoe een jongere behoort zowel een negatieve als beschermende invloed hebben. Vooral voor jongeren zijn de contacten met school- en klasgenoten, vrienden, leeftijdsgenoten en leerkrachten van groot belang. Relationele problemen binnen deze kringen kunnen dan ook een belangrijke risicofactor zijn. Andere factoren uit de sociale en gezinssfeer kunnen een invloed hebben op de toename van suïcidaal gedrag, zoals bijvoorbeeld laag inkomen en armoede, ouderlijke scheiding, ouderlijke psychopathologie, familiegeschiedenis van suïcidaal gedrag, fysiek en/of seksueel misbruik, slechte ouder-kindrelatie, gebrekkige gezinscommunicatie (Beautrais, Joyce & Mulder, 1996). Ten tweede spelen stressvolle en traumatische levenservaringen een niet onbelangrijke rol in de ontwikkeling van suïcidaliteit. Het gaat hier dan bijvoorbeeld over een relatiebreuk of ernstige conflicten, maar ook misbruik of het overlijden van een geliefde persoon die zich in de kindertijd of vroeg-adolescentie hebben afgespeeld en de kwetsbaarheid van de jongere hebben beïnvloed. Ten slotte hebben we nog de blootstelling aan voorbeelden van suïcidaal gedrag. Hierbij gaat het niet enkel over voorbeelden in onze directe omgeving zoals vrienden en familie maar ook de media spelen een belangrijke rol. De relatie tussen mediaberichtgeving en het risico op suïcidaal gedrag wordt vooral bij jongeren meer en meer onderstreept (Gould, Jamieson & Romer, 2003). 14

25 Ook is het belangrijk aan te halen dat de beschikbaarheid van middelen de drempel kan verlagen. Bovendien wordt alcohol/drugs vaak ingenomen net voor of tijdens een poging door jongeren die normaal gezien nooit of zelden hier gebruik van maken. (Dumon, Portzky & van Heeringen, 2013). Psychiatrische factoren zijn ook een belangrijk aspect binnen de suïcideproblematiek aangezien suïcidaal gedrag zeer zeldzaam in afwezigheid is van een psychiatrische problematiek, ook bij adolescenten. Uit onderzoek bij Vlaamse jonge suïcideslachtoffers tussen jaar blijkt dat bij allemaal een psychiatrische stoornis kon worden vastgesteld (Portzky, Audenaert & van Heeringen, 2005). Volgens Hawton en van Heeringen zijn psychiatrische stoornissen aanwezig bij 90% van de mensen die zelfdoding plegen (Hawton & van Heeringen, 2009). De psychiatrische stoornissen die het vaakst zijn vastgesteld bij suïcidaal gedrag zijn stemmingsstoornissen, schizofrenie, middelenmisbruik en persoonlijkheidsstoornissen (Portzky & van Heeringen, 2009). DREMPELFACTOREN Het verklarend model beschrijft ook drempelfactoren die de drempel tussen suïcidale gedachten en het overgaan tot suïcidaal gedrag kunnen verhogen of verlagen. Drempelverlagende factoren of triggers zijn uitlokkende factoren zoals blootstelling aan suïcidaal gedrag van andere personen via de media, beschikbaarheid van middelen tot suïcidaal gedrag en gebrek aan sociale ondersteuning. Drempelverhogende factoren of protectieve factoren kunnen voorkomen dat een suïcidaal persoon overgaat tot suïcidaal gedrag. We hebben het dan over sociale ondersteuning en verschillende factoren betreffende geestelijke gezondheidszorg zoals bijvoorbeeld kennis, attitude en toegankelijkheid. Zo zal bijvoorbeeld correcte kennis over (geestelijke) gezondheidszorg eerder samengaan met een positieve attitude hierover wat kan leiden tot het sneller zoeken van hulp. Maar wanneer een jongere echter over foute informatie beschikt en van mening is dat mensen enkel naar de psycholoog gaan als ze gek zijn, zal deze waarschijnlijk minder snel hulp gaan zoeken (Dumon, Portzky & van Heeringen, 2013). 15

26 6. VALKUIL Vaak wordt suïcide in één adem genoemd met depressie of met psychiatrische aandoeningen in het algemeen. Als we ons baseren op retrospectieve studies, met psychologische autopsies 1, vinden we inderdaad psychopathologie bij 90% of meer van de onderzochte suïcides. Maar psychopathologie is een zeer ruim begrip en zegt als dusdanig weinig (Andriessen, 2008). Wanneer we in functie van preventie (prospectief) kijken, kunnen we zien dat de relatie tussen psychopathologie en suïcide zwakker is. Men ging er een lange tijd vanuit dat 15% van mensen met een depressie ooit sterven door suïcide. Maar een recente evaluatie van alle onderzoek hierover toonde aan dat 8,6% van de mensen met een depressie die gehospitaliseerd waren wegens suïciderisico ooit door zelfdoding overleed. Van de mensen met een depressie en gehospitaliseerd zonder suïciderisico overleed 4% door suïcide. Van het totaal aantal personen met een depressie in residentiële en ambulante behandeling was het suïciderisico 2,2% (Andriessen, 2008). Er is een risico verbonden aan het spontaan linken van depressie en suïcide. Op die manier wordt namelijk het belang van andere psychische aandoeningen, van comorbiditeit en socio-culturele en omgevingsfactoren onderschat en worden deze factoren minder onderzocht. Nochtans overlijden 10% van de mensen met schizofrenie door zelfdoding en 20% van de mensen met een bipolaire stoornis. Ook comorbiditeit met alcohol- en middelenmisbruik of de aanwezigheid van persoonlijkheidsstoornissen verhoogt het risico op suïcide (Andriessen, 2008). De vaststelling dat de overgrote meerderheid van mensen met psychische aandoeningen niet overgaat tot zelfdoding of pogingen tot zelfdoding, en dat suïcidaliteit eigen mechanismen heeft, mogen we zeker niet vergeten. Preventie en behandeling van psychische aandoeningen kunnen we niet gelijkstellen aan suïcidepreventie. Suïcidepreventie moet namelijk veel ruimer gaan (Andriessen, 2008). 1 Het doel van een psychologische autopsie is het verzamelen van voldoende informatie betreffende het overlijden om de omstandigheden, redenen en motieven voor de suïcide te begrijpen. Door middel van gestructureerde interviews met nabestaanden kunnen post hoc oorzakelijke factoren worden gereconstrueerd. Deze methode wordt aanzien als de meest waardevolle strategie van onderzoek naar oorzaken van zelfdoding. (Vlaams Actieplan Suïcidepreventie II bis , 2012 p.12) 16

27 DEEL II: HULPVERLENING EN PREVENTIE 1. HULPVERLENING BIJ SUÏCIDAAL GEDRAG BIJ JONGEREN Wanneer de suïcidaliteit 2 minder ernstig is en er geen sprake is van een onderliggende psychiatrische problematiek, dan is hulpverlening binnen de GGZ niet nodig. Dan zijn een aantal goede gesprekken met een leerlingbegeleider, (school)maatschappelijk werkende, jeugdarts of schoolverpleegkundige soms voldoende. De taak van deze professionals is het inschatten van de ernst van de problematiek en daarna de jongere op een goede manier doorverwijzen naar specialistische zorg. Maar de meesten kunnen ook door enkele gesprekken voorkomen dat ze jongeren naar de GGZ moeten doorverwijzen. Voor scholen is het belangrijk dat ze hun zorgstructuur op orde hebben zodat leerlingen weten bij wie ze terecht kunnen wanneer ze problemen hebben (Kerkhof & van Luyn, 2010). Een belangrijke eerste stap is een goede inschatting maken van de suïcidaliteit van de jongere. Aangezien jongeren snel teleurgesteld zijn in contact is het belangrijk dat je beschikt over een professionele attitude om goed met suïcidale jongeren (of andere jongeren met problemen) te communiceren (Kerkhof & van Luyn, 2010). Uit onderzoek blijkt dat jongeren die zelfbeschadigend gedrag vertonen vooral hierover met elkaar communiceren en dus niet met volwassenen. Het tot stand brengen en onderhouden van een kwalitatief goed contact met de jongere is dus essentieel zowel in de inschatting van suïcidaal gedrag als in de hulpverlening aan jongeren met suïcidaal gedrag. De ernst is moeilijk in te schatten als de jongere zijn/haar gevoelens en gedachten niet deelt met de volwassene. Het aannemen van een open, niet-veroordelende houding, waarbij je de problemen en gevoelens van de jongere ernstig neemt, is dus belangrijk. Tracht op dat moment de jongere ook niet te overtuigen van de waarde van het leven, want dan zal hij/zij zich onbegrepen voelen. Als professional moet je de indruk geven dat je niet-veroordelend en betrouwbaar bent en capabel om hulp te verlenen (Kerkhof & van Luyn, 2010). Aangezien de belangrijkste motieven en achtergronden van suïcidaal gedrag niet direct zichtbaar zijn, maar zich in de gevoels- en gedachtewereld van de jongere bevinden, is het van belang om deze wereld te leren kennen. Bij het opsporen van het suïciderisico is het dus nodig dat je suïcidale gedachten en fantasieën rechtstreeks gaat bevragen. Dat dergelijke vragen net een poging zouden ontlokken, is een volledige misvatting. Integendeel, enerzijds krijg je via deze vraag een goed beeld van het mogelijke risico, anderzijds ervaart de jongere bij deze vraag een opluchting omdat hij/zij op een open manier over de vaak geheime plannen kan praten. Een directe manier van vragen en handelen, waarbij de zaken bij naam worden benoemd, is hier dus wenselijk (Kerkhof & van Luyn, 2010). 2 Onder suïcidaliteit verstaan we het geheel aan gedachten, wensen, fantasieën, suïcidepogingen en voorbereidingshandelingen waarmee iemand feitelijk of mentaal bezig is. Suïcidaliteit is daarmee een aanduiding van een algehele (tijdelijke of meer permanente) geneigdheid van de persoon in kwestie om met suïcidale wensen, voorbereidingen of handelingen te reageren op emotionele problemen. (Kerkhof & van Luyn, 2010, p.22) 17

28 Nadat de jongere zijn plannen voor een suïcidepoging heeft uitgesproken, is het van belang om in te schatten hoe ernstig de situatie is. Over het algemeen gaat men er vanuit: hoe concreter de plannen (met onder andere het beschikken over de middelen of niet), hoe groter de kans dat de jongere daadwerkelijk een poging pleegt. Eerder suïcidaal gedrag is een belangrijke voorspeller voor een toekomstige suïcide(poging). Het bevragen van een eerdere suïcidepoging is daarom van belang. Opnieuw ervaart de jongere hierbij opluchting (Kerkhof & van Luyn, 2010). Het is voor hulpverleners belangrijk om de vooruitgang en de ontwikkelingen die ze in het contact met de jongere ervaren, te delen met collega s zodat er een gedeeld verantwoordelijkheidsgevoel wordt gecreëerd. Hulpverlening aan suïcidale mensen is namelijk een zware taak om alleen te dragen (Kerkhof & van Luyn, 2010). 2. PREVENTIE Suïcide is niet alleen een intra- maar ook een interpersoonlijk gebeuren en van groot maatschappelijk belang. Preventie van suïcide is dan ook een belangrijke maatschappelijke opdracht (Andriessen, 2008, p. 50). Aan de basis van suïcidepreventie liggen drie belangrijke pijlers. Een eerste pijler gaat ervan uit dat het suïcidaal proces niet onomkeerbaar is, waardoor preventie dus mogelijk wordt. Niet iedereen met suïcidale gedachten gaat over tot de uitvoering ervan. De tweede pijler benadrukt het belang van het bewustzijn van de ambivalentie die steeds aanwezig is bij suïcidaal gedrag, namelijk het willen sterven gaat bijna altijd samen met de hoop op een ander leven. Ten slotte stelt de derde pijler dat er bij de suïcidale persoon steeds een behoefte blijft bestaan aan communicatie en praten over suïcidegedachten (Preventiecoaches Geestelijk Gezondheidsbeleid, 2013). Zoals eerder aangehaald is suïcide een multifactorieel bepaald probleem en dit zorgt dan ook dat een multifactoriële aanpak wenselijk is (Portzky & van Heeringen, 2009). In deze masterproef behandelen we suïcidepreventie van jongeren via de school. PREVENTIE IN SCHOLEN Wanneer we ons toespitsen op suïcidepreventie bij jongeren is naast individuele preventie ook algemene preventie van belang, namelijk preventie via scholen. Brede preventieprogramma s zijn nodig, met niet alleen de focus op de jongeren zelf maar ook op schoolpersoneel. Men beperkt zich dan niet enkel tot suïcide maar ook de mentale gezondheid in het algemeen komt aan bod. Gezien de hoeveelheid tijd die jongeren doorbrengen op school, kunnen gedrags- en stemmingsveranderingen sneller opgemerkt worden door peers en het onderwijzend personeel. De schoolomgeving is ook een handige plaats om ouders, leerkrachten en schoolpsychologen te informeren (Portzky & van Heeringen, 2009). De school is dus een belangrijke plek om preventiestrategieën toe te passen. 18

29 Shaffer en Gould (2000) geven nog enkele redenen aan waarom school-gebaseerde programma s zo aantrekkelijk zijn: I. Suïcidale gedachten en gedrag komen relatief vaak voor gedurende adolescentie en II. III. IV. schooljaren. Bij de meerderheid van suïcidale jongeren was er sprake van een psychiatrische stoornis op het moment van overlijden. Suïcide zou dus kunnen voorkomen worden indien deze stoornissen tijdig vastgesteld worden. Peers en schoolpersoneel zoals schoolpsychologen of leerkrachten kunnen signalen opvangen en signaleren. School-gebaseerde preventieprogramma s zijn kosteneffectief omwille van het feit dat een grote groep jongeren gemakkelijk samengebracht kan worden. Jongeren gaan gemakkelijker naar een schoolpsycholoog met hun problemen dan naar een psycholoog in een ziekenhuis. De schoolomgeving is vaak ondersteunend en bevorderlijk voor open gesprekken. Binnen de hulpverlening zijn er verschillende strategieën en programma s aanwezig met elk een eigen methodologie en doel. Zo zijn er bijvoorbeeld psycho-educatieve programma s, vaardigheidstrainingen, screeningprogramma s, peer-helping programma s of programma s die tot doel hebben het onderwijzend personeel te vormen, de zogenoemde gatekeeper training (Gould, Shaffer & Greenberg, 2003). Deze programma s verschillen niet enkel in methodiek en doelstelling maar ook in de praktische toepasbaarheid en effectiviteit (Dumon, Portzky & van Heeringen, 2013). Aangezien de gatekeeper training een onderdeel kan vormen van het proces dat scholen doorlopen bij het uitwerken van het draaiboek, wordt deze kort besproken. Aan de hand van een gatekeeper training probeert men kennis over suïcidale leerlingen en hun attitudes en vaardigheden tot het identificeren van leerlingen met risico te verbeteren (Dumon, Portzky & van Heeringen, 2013). Onderzoek naar de effectiviteit van deze training toont aan dat het een positieve invloed heeft op de kennis van preventieve maatregelen en het competentiegevoel bij leerkrachten (Klingman, 1990; Shaffer, Garland, Gould, Fisher & Trautman, 1988). DRIE-RANGEN MODEL In het onderzoek van Miller, Eckert en Mazza (2009) wordt er binnen de suïcidepreventie gesproken over het drie-rangen model van Walker en anderen (1996). Het gaat hier over drie rangen die elkaar overlappen en een continuüm voorstellen van interventies die stijgen in intensiteit om de individuele noden van studenten tegemoet te komen (Miller, Eckert & Mazza, 2009). De eerste rang refereert naar het universele of eerste niveau. Het richt zich tot alle individuen van de populatie en probeert emotionele, gedrags- of academische problemen te voorkomen. Deze soort van preventie blijkt de meest gebruikte te zijn in scholen. Er wordt gefocust op bewustwording van suïcide, informatie voorzien rond risicofactoren en signalen, mythes rond suïcide uitklaren, leeftijdsgenoten de gepaste reacties aanleren wanneer ze in contact zouden komen met suïcidale personen en het identificeren van jongeren die een risico vormen voor suïcidaal gedrag (Miller, Eckert & Mazza, 2009). 19

30 De tweede rang, ook wel geselecteerde of tweede niveau genoemd, bestaat uit meer intensieve interventies voor studenten die niet adequaat reageren op de universele interventies. Deze interventies richten zich tot een subpopulatie met een hoger risico om suïcidaal gedrag te ontwikkelen. Mogelijke componenten van deze programma s zijn het ontwikkelen en onderwijzen van beslissingsvaardigheden en strategieën, identificeren van bronnen in scholen en de gemeenschap voor hulp, het benadrukken van de betrokkenheid van leeftijdsgenoten, de rol van leeftijdsgenoten in het omgaan met suïcidale mensen en het ontwikkelen van strategieën voor het identificeren van hoge risico jongeren. Screening programma s vallen hier ook onder (Miller, Eckert & Mazza, 2009). De derde rang verwijst naar het geïndiceerde of derde niveau, dat gekarakteriseerd wordt door hoog geïndividualiseerde en gespecialiseerde interventies voor studenten die niet adequaat reageren op universele en geselecteerde programma s. Het gaat hier over jongeren die al bezig zijn met suïcidaal gedrag, bijvoorbeeld er is het verlangen om te sterven of er waren al eerdere pogingen. De focus ligt hier op het verminderen van de crisis en het risico op verder suïcidaal gedrag. Mogelijke componenten zijn het ontwikkelen en onderwijzen van beslissingsvaardighedenstrategieën, toegang tot noodhulp, het voorzien van voortdurende ondersteuning aan studenten tijdens een crisis, en het identificeren van een volwassene bij wie ze hulp kunnen zoeken. Op dit niveau zijn vaak schoolpsychologen en andere geestelijke gezondheidsprofessionelen sterk betrokken. Hoewel dit niveau zich richt op strategieën na een suïcide, bevat het toch ook een preventief aspect aangezien het ontwikkeld is om de waarschijnlijkheid op verder suïcidaal gedrag te verminderen (Miller, Eckert & Mazza, 2009). HOE EFFECTIEF ZIJN SUICIDEPREVENTIEPROGRAMMA S OP SCHOOL? Uit het onderzoek van Miller, Eckert en Mazza (2009) blijkt dat de huidige wetenschappelijke fundering van school-gebaseerde suïcidepreventie programma s zeer beperkt is. Gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek, kan schoolpersoneel die op zoek is naar een handleiding in hoe het best suïcidepreventieprogramma s ontwikkelen misschien het best geholpen worden door de literatuur over preventie van andere sociale, emotionele, gedragsproblemen te raadplegen. Het is belangrijk dat schoolpersoneel de principes van effectieve school-gebaseerde preventieprogramma s begrijpt en hoe je ze succesvol implementeert, coördineert, onderhoudt en evalueert. Om tegemoet te komen aan de verschillende noden van studenten, is een algemene gezondheidsbenadering met verschillende elementen noodzakelijk. Onderzoek rond andere types van preventieprogramma s, met deze die geassocieerd zijn met suïcidaal gedrag inbegrepen, toont aan dat ze het meest effectief zijn wanneer ze op meerdere levels invloed uitoefenen en zich richten op meerdere risicofactoren. Suïcidepreventieprogramma s zouden dus meer effectief kunnen zijn wanneer ze gerelateerd zijn aan geestelijke gezondheidsproblemen en ingebed zijn in een grotere context (Miller, Eckert & Mazza, 2009). Uit een recent onderzoek (Katz et al., 2013) blijkt dat er maar enkele programma s evidence-based zijn. Er wordt in dit onderzoek verondersteld dat één programma niet voldoende is om de breedte van suïcidepreventie in scholen te dekken (Katz et al., 2013). 20

31 Een combinatie van programma s kan het meest effectief zijn, maar er moet nog verder onderzoek gedaan worden rond de verschillende combinaties. Er kan dus nog steeds geen specifiek programma als best-practice voor school-gebaseerde suïcidepreventie worden naar voren geschoven. Toch is er voor sommige programma s meer bewijs voor hun implementatie dan andere. Verder onderzoek moet focussen op een meer strikte evaluatie van deze programma s, alleen en in combinatie, met de focus op het suïcidaal gedrag als uitkomst (Katz et al., 2013). Dumon, Portzky en van Heeringen (2013) komen tot de volgende conclusie: een combinatie van verschillende methodieken en programma s gericht naar zowel de jongeren als schoolpersoneel is nodig binnen de preventie van suïcidaal gedrag bij jongeren. Men moet dus breder gaan dan enkel focussen op suïcidaliteit en zich eerder focussen op onderliggende factoren zoals probleemoplossend gedrag, copingvaardigheden, hulpzoekend gedrag en psychische gezondheid (Dumon, Portzky & van Heeringen, 2013). Wanneer schoolpersoneel school-gebaseerde suïcidepreventieprogramma s wil implementeren, zal deze nog op verschillende barrières en uitdagingen botsen. Het gaat hier over verkeerde inlichting en mythes rond suïcide en de oorzaken ervan, de ouders die weigeren hun jongeren te laten deelnemen aan suïcidescreeningprogramma s, weerstand van suïcidepreventieprogramma s van schoolbestuurders of schoolpersoneel, mogelijke financieringsproblemen en ethische en juridische kwesties. Deze uitdagingen zal men eerst moeten overwinnen vooraleer suïcidepreventieprogramma s succesvol kunnen zijn. Ten slotte is het ook belangrijk dat schoolpersoneel continu hun kennis en vaardigheden rond effectieve suïcidepreventieprogramma s en strategieën blijft updaten (Miller, Eckert & Mazza, 2009). Deze resultaten tonen aan dat er nog veel niet geweten is over effectieve school-gebaseerde suïcidepreventieprogramma s. Veel van de studies die de effecten van school-gebaseerde suïcidepreventieprogramma s evalueren, hebben een aantal methodologische problemen aangetoond, waardoor definitieve conclusies trekken rond effectiviteit van programma s moeilijk wordt. Toch zal het schoolpersoneel blijven worden uitgedaagd door suïcidale jongeren, waardoor ze een ethische en wettelijke verantwoordelijkheid heeft om deze jongeren te identificeren en in te grijpen. Omdat scholen de primaire verantwoordelijkheid hebben voor de educatie en socialisatie van kinderen en jongeren, hebben zij waarschijnlijk het grootste potentieel om het optreden van risicogedrag te matigen en nodige assistentie voor suïcidale jongeren te identificeren en verzekeren. Schoolpersoneel wordt aangemoedigd om een publieke gezondheidsbenadering van suïcidepreventie te promoten in scholen en leiding te nemen in het selecteren, implementeren en evalueren van school-gebaseerde suïcidepreventieprogramma s (Miller, Eckert & Mazza, 2009). 21

32 METHODOLOGIE Zoals eerder vermeld staat het draaiboek suïcidepreventie op school centraal binnen dit onderzoek. Het oorspronkelijke idee was om onderzoek te doen bij scholen die reeds gebruik maken van dit draaiboek. Dit zijn er nog niet zoveel. Na een eerste contact met een selectie van deze scholen werd al snel duidelijk dat het opstellen van het draaiboek bij hen nog in kinderschoenen staat. Vaak hebben scholen het draaiboek nog niet volledig afgewerkt of zijn ze nog maar net klaar met het ontwikkelen van het instrument. Scholen hebben het draaiboek dus zelden of nooit moeten gebruiken. Het feit dat ze nog geen gebruik hebben moeten maken van het draaiboek is op zich goed nieuws, maar dit zorgt natuurlijk voor minder mogelijkheden om het te evalueren. De vraag was in welke mate deze scholen nog interessante informatie konden bieden voor dit onderzoek. Er werd dus op zoek gegaan naar een andere manier van werken. Zo kwam het idee om over te gaan naar een single case study bij een school met ervaring rond de problematiek suïcide. Op die manier kon het concept van het draaiboek aan de praktijk afgetoetst worden. Door hun ervaring leek het VISO Mariakerke een geschikte kandidaat. Meer informatie over deze school volgt later in het onderdeel Participanten. Aan het VISO Mariakerke zou het draaiboek suïcidepreventie op school worden voorgesteld en op die manier worden bekeken in welke mate dit past binnen hun visie op suïcidepreventie. CONCREET? Binnen deze studie werd gebruik gemaakt van verschillende methodieken die we allemaal kunnen kaderen binnen het kwalitatief onderzoek. Zoals eerder aangehaald is het ruime kader een single case study. Deze single case study bestaat uit volgende onderdelen: 1. Vragenlijsten suïcidepreventie op school 2. Focusgroep 3. Variant nominale groepstechniek 4. Interview directie 22

33 KWALITATIEF ONDERZOEK Single case study Vragenlijsten suïcidepreventie op school Focusgroep Interview directie Variant nominale groepstechniek Figuur 5. Overzicht methodologie De centrale methodiek die gehanteerd werd en van waaruit het idee begonnen is, is een focusgroep, namelijk een collectief interview. De focusgroep bestond uit leerkrachten, leerlingbegeleiders, een opvoeder en een CLB-medewerker. Op die manier hadden we een mooie verscheidenheid aan mensen die elk vanuit hun verschillende positie een bepaalde kijk op suïcidepreventie hebben. Een centraal kenmerk van een focusgroep is dat de deelnemers zich allemaal op hetzelfde hiërarchische niveau bevinden. Het was dus van belang dat de directie niet aanwezig was op deze bijeenkomst. Op die manier kon iedereen openlijk en eerlijk spreken. Aangezien de directie niet kon deelnemen maar uiteraard van groot belang is bij het thema suïcidepreventie op school, werd er beslist om een interview af te nemen van de directie. Op die manier kon suïcidepreventie op zowel leerkracht-, opvoeders- en begeleidingsniveau als op directieniveau binnen het VISO worden bevraagd. Ter voorbereiding van de focusgroep werd aan elke deelnemer gevraagd een vragenlijst suïcidepreventie op school in te vullen. Deze vragenlijst werd in het kader van dit onderzoek ontwikkeld, en is gebaseerd op het draaiboek suïcidepreventie op school. Via deze weg werd van elk individu een eerste impressie van hun visie op suïcidepreventie verkregen en had ook elke deelnemer al een eerste kennismaking met het onderwerp. De vragenlijsten waren met andere woorden een mooie aanzet voor de focusgroep. Om de verkregen informatie van de focusgroep te kunnen verwerken werd gebruik gemaakt van een variant van de nominale groepstechniek. Hieronder volgt per onderdeel/methodiek meer uitleg. De informed consent werd voor het plaatsvinden van het onderzoek door elke deelnemer ondertekend en is in het bezit van de onderzoekster. 23

34 De opnames van de focusgroep en het interview op directieniveau liggen samen met de ingevulde vragenlijsten ter beschikking bij promotor Prof. Dr. Eric Broekaert. VRAGENLIJSTEN SUÏCIDEPREVENTIE OP SCHOOL De vragenlijst suïcidepreventie op school is terug te vinden in Bijlage 3: Vragenlijst suïcidepreventie op school en is gebaseerd op de verschillende luiken van het draaiboek suïcidepreventie op school, namelijk signalen, acute dreiging, na een poging en na een suïcide. Onderaan is er ruimte voorzien voor bedenkingen. Door deze vragenlijst werd er aan de deelnemers al een eerste indruk gegeven van waarover het tijdens de focusgroep zou gaan. Ook hadden ze een eerste kennismaking met wat het draaiboek inhoudelijk allemaal behandelt aan de hand van de luiken. Op die manier moest er niet van nul begonnen worden tijdens de focusgroep. Vervolgens kon er ook een analyse van deze vragenlijsten en dus hun meningen worden gemaakt, die werd meegenomen en voorgelegd tijdens de focusgroep. Wanneer ze op bepaalde vragen niet konden antwoorden, leverde dit ook al heel wat informatie op. Via deze weg werd geprobeerd een zicht te krijgen op de verschillende procedures die het VISO onderneemt tijdens verschillende scenario s (signalen, acute dreiging, na een poging en na een suïcide). Wie is hiervan op de hoogte? Staan ze allemaal op dezelfde golflengte? Zo kregen we al een individuele indruk, om achteraf te zien hoe deze verschillende indrukken samenkomen tijdens de focusgroep. Een andere reden waarom de vragenlijst werd geïntroduceerd, is omdat er tijdens de focusgroep niet enkel zou gefocust worden op het draaiboek en de inhoud ervan. Het was de bedoeling om tijdens de focusgroep iets meer overstijgend te werk te gaan en proberen zicht te krijgen op het ruimer kader van suïcidepreventie op school. Tijdens de focusgroep wou men zich dus niet voortdurend bezighouden met de droge materie van het draaiboek. Elke individu kreeg de vragenlijst per mail opgestuurd een tweetal weken voor de datum van het plaatsvinden van de focusgroep. Op die manier zat de vragenlijst nog fris in het hoofd van de deelnemers. Ten laatste vijf dagen voor de focusgroep werden de vragenlijsten terug opgevraagd zodat er voldoende tijd was voor de verwerking. FOCUSGROEP: GROEPSDYNAMIEK CENTRAAL Een focusgroep is een soort collectief interview dat gestuurd wordt vanuit de onderzoeker, ook wel de moderator genoemd. Het is een kwalitatieve methode van dataverzameling. De interactie tussen de verschillende deelnemers staat centraal en zorgt voor een uitgebreide verzameling van data: Hoe vormen mensen zich een mening in de interactie met anderen in groep?. Meestal bestaat een focusgroep uit een moderator en zes tot tien groepsleden. De groep is net niet te groot zodat iedereen zijn mening kan geven en net niet te klein zodat de groepsdynamiek niet verdwijnt. De samenstelling van de groepen wordt gekozen met het doel van de discussie in het achterhoofd (Van Hove & Claes, 2011). In dit onderzoek werd er in de focusgroep aan de slag gegaan met acht deelnemers. 24

35 De info komt van de participanten zelf en de moderator zal enkel sturen in een meer wenselijke richting indien nodig. Het is de taak van de moderator om de interactie aan te moedigen tussen de participanten en om de situatie zo te controleren dat iedereen de kans heeft om aan bod te komen. Vandaar is de samenstelling van belang: zorg dat iedereen ongeveer een gelijkaardige status heeft zodat niemand bang is zijn mening te geven (Van Hove & Claes, 2011). Daarom werd er geen directie betrokken in de focusgroep zelf. Het is de bedoeling dat de interactie een meerwaarde betekent en ons meer oplevert dan individuele interviews. Een focusgroep neemt ongeveer een anderhalf uur tot twee uur tijd in beslag. De meeste tijd gaat naar de voorbereiding van de focusgroepen, de planning, organisatie en analyse ervan (Van Hove & Claes, 2011). De vragen van de focusgroep zijn terug te vinden in Bijlage 4: Vragen focusgroep. De focusgroep ging door op donderdag 21 november van ongeveer half 9 tot half 11 in de vergaderzaal van het VISO. Oorspronkelijk was er 2 uur tijd voorzien maar er werd met wat vertraging begonnen (enkele deelnemers die te laat waren) waardoor op het einde zeer flexibel het plan moest wijzigen. Het oorspronkelijk plan was als volgt: 1. Starten met een 8-tal open vragen en daarna een terugkoppeling van de analyse van de vragenlijsten suïcidepreventie op school. 2. Vervolgens een kwartier pauze waarin een 6-tal (afhankelijk van de antwoorden) thema's uit de focusgroep worden geselecteerd. 3. Volgende stap: de zes thema s worden gepresenteerd en na goedkeuring van de groep, wordt gevraagd of ze individueel een rangorde willen opstellen voor de thema s (van zeer belangrijk naar minst belangrijk). 4. Ten slotte stellen ze elk hun rangorde voor aan de groep en zo proberen we samen tot een consensus te komen. Aangezien de tijd beperkt was, was het nodig om enkele vragen over te slaan wanneer deze het minst relevant waren of al beantwoord waren via een andere vraag. Ook is het tweede deel (deel na de pauze) er niet van gekomen. Er werd voorkeur gegeven aan het afwerken van de vragen in plaats van nog vlug het tweede deel erbij te nemen. Men wou ook dat het tweede deel grondig zou gebeuren dus vandaar de bewuste keuze dit op dat moment te laten vallen en op zoek te gaan naar een alternatief. VARIANT OP DE NOMINALE GROEPSTECHNIEK De volgende stap is gebaseerd op de nominale groepstechniek. De nominale groep beheerst de discussie en interpersoonlijke communicatie tijdens het besluitingsproces, vandaar de term nominale groepstechniek (Robbins, 2005). 25

36 Het grootste voordeel van deze techniek is dat men aan de slag gaat in groep zonder de individuele meningen en denkprocessen van de leden te beperken. Bij het gebruik van deze techniek komen volgende stappen aanbod (Robbins, 2005): 1. De leden komen als groep bijeen, maar voordat de discussie begint, schrijft iedereen zijn eigen ideeën over het probleem op. 2. Na deze periode van stilte leest iedereen om de beurt één idee voor aan de groep. Hiermee gaat men door tot alle ideeën gepresenteerd en vastgelegd zijn. Er wordt nog niet gediscussieerd. 3. Vervolgens worden de ideeën besproken, verduidelijkt en geëvalueerd. 4. Elk groepslid rangschikt voor zichzelf in stilte de ideeën naar gelang zijn voorkeur. Het idee dat uiteindelijk het hoogst eindigt in de totaalscore van de groep, is het winnende idee (Robbins, 2005). Dit klassieke model werd in dit onderzoek niet toegepast, maar de methodiek is er wel op gebaseerd. We kunnen dus spreken van een variant van deze techniek. Door de afname van de vragenlijsten was er al een eerste indruk van de individuele meningen van de deelnemers rond suïcidepreventie op school. Tijdens de focusgroep werd iedereen samen gebracht om in groep te discussiëren rond dit onderwerp. Daarna werden er zes thema s geselecteerd die een goede weergave konden geven van de inhoud van de focusgroep. Het was de bedoeling dat de deelnemers eerst hun akkoord gaven en daarna een rangorde gaven aan de thema s. Zo konden alle deelnemers aantonen waar voor hen de nadruk op lag. Aangezien deel 2 tijdens de focusgroep niet kon worden uitgevoerd moest er opzoek gegaan worden naar een alternatief om toch nog de variant van de nominale groepstechniek te kunnen laten doorgaan. Na kort overleg met de deelnemers werd er samen voor gekozen om dit via te laten verlopen. De bedoeling was dat iedereen zijn rangorde aan de thema s zou geven met aanvullend een argumentatie waarom ze voor deze volgorde hadden gekozen. Vooraleer ze dit deden was een goedkeuring van de thema s door hen noodzakelijk. Vervolgens werd er uit de rangordes van iedereen een algemene rangorde afgeleid, of toch ten minste een rangorde waar de meeste mensen zich in konden vinden. Ook deze algemene rangorde werd teruggekoppeld naar hen en opnieuw werd er een akkoord gevraagd, ook via . Indien ze niet akkoord waren, werd verzocht dit te argumenteren. Op die manier hadden we een korte en krachtige weergave van de inhoud van de focusgroep met toch een zekere aandacht voor de individuele meningen. INTERVIEW DIRECTIE Zoals eerder aangehaald is het beter om de directie niet te laten deelnemen aan de focusgroep. Daarom is ervoor gekozen nog een apart interview te laten doorgaan met één van de directieleden. Het interview met het directielid ging door op 26 november 2013 en duurde een uur. De vragen voor dit interview kunnen teruggevonden worden in Bijlage 5: Vragen interview directie. 26

37 De vragen zijn zo goed als dezelfde als deze voor de focusgroep, alleen is er geen terugkoppeling van een vragenlijst en is er nog één vraag extra rond visie en missie. De bedoeling van dit interview was om ook bij de directie na te gaan welke de visie is op suïcidepreventie op school en welke plaats er kan gegeven worden aan het draaiboek suïcidepreventie op school. Ook was het zeer interessant om achteraf de vergelijking te maken tussen wat er werd gezegd tijdens de focusgroep en wat er op directieniveau werd verteld. PARTICIPANTEN Aangezien het hier gaat over een single case study is er sprake van één participant, namelijk het VISO Mariakerke. Een selectie van leerkrachten, leerlingbegeleiding, een opvoeder en een medewerker van het CLB vormden de deelnemers van de vragenlijsten suïcidepreventie op school en de focusgroep. Een directielid vormde de deelnemer van het interview op directieniveau. Hieronder wordt kort geschetst waarvoor het VISO Mariakerke staat en waarom gekozen werd voor hun deelname. VISO MARIAKERKE VISO staat voor Vrij Instituut voor Secundair Onderwijs en heeft twee vestigingsplaatsen, één in Gent en één in Mariakerke. In dit onderzoek gaan we aan de slag met de vestiging in Mariakerke. Wanneer we dus verder in dit onderzoek spreken over het VISO, gaat het wel degelijk over deze vestiging. Het is een school voor technisch- en beroepsonderwijs en biedt vier specifieke studiegebieden aan: Grafische Communicatie en Media, Fotografie, Creatie en Mode en Onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers. Op de campus in Mariakerke hebben leerlingen de mogelijkheid om op internaat te verblijven. Op 1 februari 2014 telde de verificateur op VISO Mariakerke 710 leerlingen (VISO, 2013). EDITH STEIN VISO maakt deel uit van de scholengemeenschap Edith Stein. Deze scholengemeenschap groepeert elf katholieke scholen in Gent. Binnen deze scholen vinden leerlingen een ruim aanbod aan studierichtingen, zowel gewoon als buitengewoon, algemeen vormend, artistiek, technologisch en arbeidsmarktgericht, voltijds en deeltijds. Het gaat hier over een scholengemeenschap met meer dan leerlingen. Elke school heeft de ruimte om haar eigen traditie en cultuur te behouden binnen het netwerk. Edith Stein verwijst naar een moderne Europese heilige, die als filosofe en lerares levenslang op zoek was naar waarheid en innerlijke harmonie. Een hechte gemeenschap met persoonlijke verantwoordelijkheid en vrijheid stond voor haar centraal (Edith Stein Scholengemeenschap Gent, z.j.) LASALLIAANSE OPVOEDINGSVISIE Het VISO behoort tot het Vlaams Lasalliaans Perspectief die haar wortels heeft bij de Broeders van de Christelijke Scholen (Vlaams Lasalliaans Perspectief, z.j.). 27

38 Wanneer we dus kijken naar de opvoedingsvisie op het VISO kunnen we spreken van een Lasalliaanse opvoedingsvisie aangezien hun opvoedingsproject steunt op de ideeën van Jean- Baptiste de La Salle. Deze visie kunnen we het best verduidelijken aan de hand van een visualisatie van een gebouw met vijf oproepen (VISO, 2013). Figuur 6. Pedagogisch project. Overgenomen van De Lasalliaanse Opvoedingsvisie op VISO (p.1), door directieteam, 2011, Algemeen beleid. Copyright 2011 VISO. Het grondvlak wordt gelijk gesteld aan Onze Inspiratiebron, het onderdeel waar alles op gebouwd wordt. Doordat er dagelijks overheen gelopen wordt, is dat grondvlak zelden zichtbaar, maar het is onmisbaar voor de stevigheid van het gebouw. Zonder inspiratiebron is er geen houvast, net zoals het zonder stevig grondvlak zeer moeilijk is een huis te bouwen. Op dit grondvlak staan drie stevige zuilen die heel het gebouw verder ondersteunen. De drie zuilen zijn Kansen Geven, Open Kijk en Persoonsgerichtheid. De volgorde van de zuilen is niet belangrijk, maar wel de aanwezigheid van alle drie. Boven de drie pijlers ligt een architraaf die de ondersteunende basis vormt van de dakconstructie. De architraaf heet Participatie en Associatie, de elementen die er voor zorgen dat alles wordt samengebracht in het opvoedingsproject. Het dak kan pas geplaatst en het huis pas afgewerkt worden als alle vijf de elementen aanwezig zijn en in de juiste volgorde staan. In dit huis zal volgens het VISO iedereen zich veilig en geborgen geweten (VISO, 2013). Meer uitleg over de afzonderlijke elementen zijn terug te vinden in figuur 7. 28

39 Onze inspiratiebron Kennismaking Jean-Baptiste de la Salle. Evangelische waarden van de la Salles opvoedingswerk. Oprechte aandacht voor kanszwakke jongeren. Jongeren steeds tegemoet treden in hun eigenheid. Gemoedelijke sfeer waarin zowel leerlingen als hun begeleiders zich kwetsbaar mogen opstellen. Leerlingen leren hun eigenwaarde te ontdekken en respect voor anderen te tonen. Blijven kracht putten uit de positieve evolutie die leerlingen doormaken. Kansen geven Iedereen kansen geven op een goede start. Elke leerling kans geven op zelfontplooiing op een ongedwongen manier. Structuur bieden om leerlingen een eigen plek te laten vinden. Leerlingen ondersteunen om elkaar kansen te geven. Alle leerlingen de kans geven zèlf te ontdekken. Alle leerlingen helpen hun eigen en andermans capaciteiten en beperkingen te ontdekken en daar op een creatieve manier mee om te leren gaan. Tolerant zijn en meerdere kansen geven maar binnen een positief ondersteunende begrenzing. Open kijk Leerlingen respect leren opbrengen voor hun leefwereld en leefomgeving en die van anderen. Begrip opbrengen voor de leefwereld van de jongeren en de richting die deze uitgaat erkennen. Leerlingen leren een eigen oordeel te vormen en eigen keuzes te maken. Leerlingen kritisch leren omgaan met modetrends. Leerlingen sociaal vaardig maken. Leerlingen leren discussiëren met en luisteren naar anderen. Duidelijke regels voor iedereen. Persoonsgerichtheid Elke leerling persoonlijk aanspreken en echt luisteren. Wederzijds respect tussen personeel en leerlingen. Elke leerling voelt zich goed in de klas, rekening houdend met culturele en sociale verschillen. Een eerlijke leefomgeving. Personeel en leerlingen durven zichzelf in vraag stellen en leren uit hun fouten. Een duidelijke structuur aanbieden. Participatie en associatie Alle participanten betrekken bij het schoolgebeuren zodat de ouder(s), voogd of verantwoordelijke, het schoolteam en de leerlingen samenwerken. Open communicatie. Ruimte voor een eigen inbreng van leerlingen op klas- en schoolniveau. Afspraken in overleg met de ouder(s), voogd of verantwoordelijke,leerlingen en het team zodat iedereen medeverantwoordelijk is voor de school. In de samenwerking met andere scholen of instanties eigen waarden behouden. Figuur 7. Vijf oproepen van het Vlaams Lasalliaans Perspectief (VISO, 2013) 29

Suïcide bij jongeren Studiedag Depressiepreventie bij adolescenten, Oss, 27/11/2015. G. Portzky

Suïcide bij jongeren Studiedag Depressiepreventie bij adolescenten, Oss, 27/11/2015. G. Portzky Suïcide bij jongeren Studiedag Depressiepreventie bij adolescenten, Oss, 27/11/2015 G. Portzky 1. INLEIDING 1. Definiëring Suïcide Suïcidepoging: Moet er suïcidale intentie aanwezig zijn om van poging

Nadere informatie

Profiel van de jonge suïcidepoger

Profiel van de jonge suïcidepoger Profiel van de jonge suïcidepoger Eva De Jaegere Eenheid voor Zelfmoordonderzoek Univeristeit Gent Prof. Dr. C. van Heeringen Studiedag Schemerjongeren: schaduw én licht 1. Definitie suïcidepoging 2. Suïcidecijfers

Nadere informatie

Bijlage 2. Achtergrondinformatie 1

Bijlage 2. Achtergrondinformatie 1 Bijlage 2. Achtergrondinformatie 1 Onderstaande tekst biedt een kort overzicht van recente bevindingen over suïcidaliteit bij jongeren. Voor je aan de slag gaat met het opmaken van een draaiboek suïcidepreventie

Nadere informatie

Suïcidaal gedrag: Omvang van het probleem, oorzaken en risicofactoren, en mogelijkheden tot preventie. G. Portzky

Suïcidaal gedrag: Omvang van het probleem, oorzaken en risicofactoren, en mogelijkheden tot preventie. G. Portzky Suïcidaal gedrag: Omvang van het probleem, oorzaken en risicofactoren, en mogelijkheden tot preventie G. Portzky 1. OMVANG VAN HET PROBLEEM 2.1. Suïcide Suïcide rates in Vlaanderen 2010 (Bron: Vlaams Agentschap

Nadere informatie

30 maart 2017 Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag. #SP_reflex

30 maart 2017 Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag. #SP_reflex 30 maart 2017 Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag #SP_reflex Lancering Vlaamse richtlijn Detectie en Behandeling van Suïcidaal gedrag Basisprincipes in de zorg voor

Nadere informatie

Verpleegkunde en de preventie van zelfdoding: Een multidisciplinair perspectief

Verpleegkunde en de preventie van zelfdoding: Een multidisciplinair perspectief Verpleegkunde en de preventie van zelfdoding: Een multidisciplinair perspectief Saskia Aerts saskia.aerts@preventiezelfdoding.be 7 november 2017 Klinische vragen Welke uitgangspunten en basisprincipes

Nadere informatie

SUÏCIDEPREVENTIE IN VLAANDEREN:

SUÏCIDEPREVENTIE IN VLAANDEREN: SUÏCIDEPREVENTIE IN VLAANDEREN: Eva De Jaegere Preventiemanager VLESP CIJFERS EN FEITEN Zomerschool 2016 VLESP? Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie Partnerorganisatie Vlaamse Overheid Samenwerkingsverband

Nadere informatie

PROGRAMMA 1. INTRODUCTIE AWEL, IK ZIE HET NIET MEER ZITTEN. Introductie Epidemiologie 19/12/2014. Introductie Verklarend model voor suïcidaal gedrag*

PROGRAMMA 1. INTRODUCTIE AWEL, IK ZIE HET NIET MEER ZITTEN. Introductie Epidemiologie 19/12/2014. Introductie Verklarend model voor suïcidaal gedrag* AWEL, IK ZIE HET NIET MEER ZITTEN Kwalitatieve analyse van chatgesprekken, e mailen forumberichten m.b.t. suïcide Eva Dumon Eenheid voor Zelfmoordonderzoek KeKi Research on Stage 9/10/ 14 PROGRAMMA 1.

Nadere informatie

Suïcidepreventiebeleid binnen een organisatie 10/10/2014

Suïcidepreventiebeleid binnen een organisatie 10/10/2014 Wat is een suïcidepreventiebeleid? Suïcidepreventiebeleid binnen een organisatie 10/10/2014 Een stappenplan waarin uitgeschreven staat hoe er binnen een organisatie met suïcidaliteit wordt omgegaan en

Nadere informatie

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald PERSMEDEDELING VAN JO VANDEURZEN, VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN 4 oktober 2012 Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald De kans dat Vlamingen

Nadere informatie

Definities. Suïcide. Suïcidepoging/automutilatie

Definities. Suïcide. Suïcidepoging/automutilatie Programma Definities Suïcide Suïcide is een handeling met een dodelijke afloop, door de overledene geïnitieerd en uitgevoerd, in de verwachting van een potentieel dodelijke afloop, met de bedoeling gewenste

Nadere informatie

Suïcidaal proces. Aan suïcide gaat een proces vooraf

Suïcidaal proces. Aan suïcide gaat een proces vooraf Suïcidaal proces Aan suïcide gaat een proces vooraf Van gedachte naar plan naar daad Deels observeerbaar (verbale en non-verbale signalen), deels niet Tijdspanne verschilt van persoon tot persoon Over

Nadere informatie

Ik heb al dikwijls gedacht, ik wou dat ik niet meer wakker werd. Elke avond bid ik dat ik bij mijn overleden man mag zijn.

Ik heb al dikwijls gedacht, ik wou dat ik niet meer wakker werd. Elke avond bid ik dat ik bij mijn overleden man mag zijn. Ouderen in nood: wat zie je, wat kan je doen? Anke Bonnewyn Ik zie het niet meer zitten. Voor wie ben ik hier eigenlijk nog? Ik hoop dat ze mij snel komen halen? Ik heb al dikwijls gedacht, ik wou dat

Nadere informatie

Adviezen voor de detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. G. Portzky

Adviezen voor de detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. G. Portzky Adviezen voor de detectie en behandeling van suïcidaal gedrag G. Portzky 1. Wat? - situering vh probleem: definiëring en prevalentie suïcidaal gedrag - oorzaken en risicofactoren 1.1. Prevalentie suïcide

Nadere informatie

Suïcidepreventie op de werkvloer: van signaalherkenning tot nabestaanden

Suïcidepreventie op de werkvloer: van signaalherkenning tot nabestaanden Suïcidepreventie op de werkvloer: van signaalherkenning tot nabestaanden Studiedag Wel-zijn of niet-zijn op het werk - 18/03/2016 Stefanie Ghekiere Coördinator Suïcidepreventiewerking CGG Anwerpen Ine

Nadere informatie

Gatekeeper training. 08-10- 2014 workshop Trainer: Gerrie Hendriks

Gatekeeper training. 08-10- 2014 workshop Trainer: Gerrie Hendriks Gatekeeper training 08-10- 2014 workshop Trainer: Gerrie Hendriks Gatekeepers Jullie gaan deuren openen naar hulp voor mensen die gevaar lopen zichzelf wat aan te doen waarom 1600 suïcides per jaar waarvan

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Aanbod suïcidepreventiewerking voor scholen vanuit Cgg Largo

Aanbod suïcidepreventiewerking voor scholen vanuit Cgg Largo Inleiding Geconfronteerd worden met geestelijke gezondheidsproblemen is niet gemakkelijk. Erover praten is vaak al even moeilijk. Het taboe dat rust op psychische aandoeningen is nog lang de wereld niet

Nadere informatie

Suïcidepreventie op de werkvloer

Suïcidepreventie op de werkvloer Suïcidepreventie op de werkvloer Gezonde marktplaats - Logo Antwerpen - 25/11/2015 Ine Vermeersch Coördinator Suïcidepreventiewerking CGG Oost-Vlaanderen Inhoud 1. Inleiding 2. Suïcidepreventie op de werkvloer:

Nadere informatie

Zelfdoding in de psychiatrische kliniek: over het omgaan met de (on)draaglijkheid van het leven.

Zelfdoding in de psychiatrische kliniek: over het omgaan met de (on)draaglijkheid van het leven. Zelfdoding in de psychiatrische kliniek: over het omgaan met de (on)draaglijkheid van het leven. Alix Kuylen Psycholoog intensieve behandeleenheid Susanne Cuijpers Verpleegkundig specialist GGZ Inhoud

Nadere informatie

Zelfdoding: acute therapie en psychische preventie Suïcidepogers: motieven en methoden

Zelfdoding: acute therapie en psychische preventie Suïcidepogers: motieven en methoden Eenheid voor Zelfmoordonderzoek Universiteit Gent Zelfdoding: acute therapie en psychische preventie Suïcidepogers: motieven en methoden Dr. G. Portzky Prof. C. van Heeringen Suïcidepogingen in Vlaanderen

Nadere informatie

Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. G. Portzky

Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. G. Portzky Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag G. Portzky 1. Prevalentie suïcidaal gedrag in Vlaanderen 0-4 jaar 5-9 jaar 10-14 jaar 15-19 jaar 20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49

Nadere informatie

Nieuwe gezondheidsdoelstelling: 20% minder zelfdodingen tegen 2020 in vergelijking met 2000.

Nieuwe gezondheidsdoelstelling: 20% minder zelfdodingen tegen 2020 in vergelijking met 2000. Kabinet Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 17 december 2011 Gezondheidsconferentie Suïcidepreventie www.gezondheidsconferentie-suicidepreventie.be E-mail: consortium.suicidepreventie@gmail.com

Nadere informatie

Suïcidepreventie in Vlaanderen: actieplan en multidisciplinaire richtlijn

Suïcidepreventie in Vlaanderen: actieplan en multidisciplinaire richtlijn Suïcidepreventie in Vlaanderen: actieplan en multidisciplinaire richtlijn Eva Dumon en Saskia Aerts info@vlesp.be 1 maart 2018 VLAAMS EXPERTISECENTRUM SUÏCIDEPREVENTIE Het aantal zelfdodingen in Vlaanderen

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

DETECTIE EN BEHANDELING VAN SUÏCIDAAL GEDRAG

DETECTIE EN BEHANDELING VAN SUÏCIDAAL GEDRAG DETECTIE EN BEHANDELING VAN SUÏCIDAAL GEDRAG Multidisciplinaire richtlijn voor hulpverleners in de gezondheidszorg Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) COLOFON Auteurs: Saskia Aerts, Eva Dumon,

Nadere informatie

Vormingsaanbod geestelijke gezondheid

Vormingsaanbod geestelijke gezondheid Pantone 430C Pantone 7426C Vormingsaanbod geestelijke gezondheid Eenheid voor Zelfmoordonderzoek Locoregionale Uitvoering Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Oost-Vlaanderen Hoe blijf jij fit in je hoofd?

Nadere informatie

DE EPIDEMIOLOGIE VAN SUÏCIDEPOGINGEN VLAANDEREN, 2012

DE EPIDEMIOLOGIE VAN SUÏCIDEPOGINGEN VLAANDEREN, 2012 DE EPIDEMIOLOGIE VAN SUÏCIDEPOGINGEN VLAANDEREN, 2012 E E N H E I D V O O R Z E L F M O O R D O N D E R Z O E K, U N I V E R S I T E I T G E N T E v a De Jaegere In samenwerking met Zorg voor Suïcidepogers

Nadere informatie

De Zelfmoordlijn in cijfers 2012

De Zelfmoordlijn in cijfers 2012 De Zelfmoordlijn in cijfers De Zelfmoordlijn is een erkende en anonieme nooddienst voor mensen die aan zelfdoding denken, hun omgeving en nabestaanden na zelfdoding. De vrijwillige beantwoorder tracht

Nadere informatie

Ik wil dood suïcidaliteit

Ik wil dood suïcidaliteit Ik wil dood suïcidaliteit bij jongeren Mark De Bock Anneleen Franssens Annelies Kog Klinisch psychologen en orthopedagogen, psychotherapeuten UKJA Waar of niet waar? De meeste zelfmoorden gebeuren impulsief

Nadere informatie

ZELFDODING OP DE WERKVLOER PRE EN POSTVENTIE

ZELFDODING OP DE WERKVLOER PRE EN POSTVENTIE ZELFDODING OP DE WERKVLOER PRE EN POSTVENTIE IMPOSSIBLE IS NOTHING. Nico De fauw Psycholoog Beleidsmedewerker Voorzitter Werkgroep Verder www.passant.be www.werkgroepverder.be WELZIJN OP HET WERK Welzijnswet

Nadere informatie

Suïcidecijfers 2012 Vlaanderen

Suïcidecijfers 2012 Vlaanderen Suïcidecijfers 2012 Vlaanderen Vlaanderen suïcidecijfers 2012 Er overleden in Vlaanderen 1.114 personen door suïcide in 2012. Wanneer wordt vergeleken met het jaar 2011, overleden in 2012 1% minder mannen

Nadere informatie

Detectie van suïcidaliteit

Detectie van suïcidaliteit Detectie van suïcidaliteit Multidisciplinaire richtlijn - Deel 2 Nanouschka Verhamme (CPZ) Lien Neuckermans (CGG-SP) Inleiding 9 op de 10 mensen die overleden zijn door suïcide MINIMUM 1 KEER contact gehad

Nadere informatie

Voorwoord. deel i: begrippen, cijfers en verklaringen 1

Voorwoord. deel i: begrippen, cijfers en verklaringen 1 Inhoud Voorwoord XI deel i: begrippen, cijfers en verklaringen 1 1 Terminologie en definities 3 1.1 Inleiding 4 1.2 Suïcide of zelfdoding 4 1.3 Suïcidepoging of poging tot zelfdoding 13 1.4 Doodsgedachten

Nadere informatie

ZORG VOOR JONGE SUÏCIDEPOGERS

ZORG VOOR JONGE SUÏCIDEPOGERS ZORG VOOR JONGE SUÏCIDEPOGERS In opdracht en met de steun van het Vlaams Ministerie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, samenwerking EZO en CGGSP www.zorgvoorsuicidepogers.be 1 VAN WAAR DIT PROJECT? Vlaams

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

MDR diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Klaas Jansen, SPV MetGGZ (voorheen RiaggZuid) FACT-team, Kernteam crisisdienst

MDR diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Klaas Jansen, SPV MetGGZ (voorheen RiaggZuid) FACT-team, Kernteam crisisdienst MDR diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag Klaas Jansen, SPV MetGGZ (voorheen RiaggZuid) FACT-team, Kernteam crisisdienst Inhoud Cijfers Visie op suïcidaal gedrag Diagnostiek en behandeling van

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Zelfdoding in het jeugdwerk. Crisissituaties

Zelfdoding in het jeugdwerk. Crisissituaties Zelfdoding in het jeugdwerk Crisissituaties 18 Je kan heel wat uiteenlopende crisissituaties tegenkomen waarbij iemand denkt aan zelfmoord, een poging onderneemt of dreigt een poging te doen. Het is meestal

Nadere informatie

Angst Stemming Psychose Persoonlijkheid Gebruik middelen Rest

Angst Stemming Psychose Persoonlijkheid Gebruik middelen Rest Ad Kaasenbrood, psychiater/psychotherapeut Congres Een te gekke wijk, Bunnik, 8 November 2017 Psychiatrische ziekten Komen vaak voor Zijn ernstig Zijn duur Zijn complex Verhouden zich tot geestelijke gezondheid,

Nadere informatie

Academie voor Integratieve en Humanistische Psychologie en Psychotherapie vzw. Zelfdoding: Signalen, mythen en aanpak

Academie voor Integratieve en Humanistische Psychologie en Psychotherapie vzw. Zelfdoding: Signalen, mythen en aanpak 1 Academie voor Integratieve en Humanistische Psychologie en Psychotherapie vzw Zelfdoding: Signalen, mythen en aanpak Masterclass Amsterdam NAP Stefaan Boel 11 januari 2017 2 3 4 Zelfdoding is een permanente

Nadere informatie

DRAAIBOEK ZELFMOORDPREVENTIE BIJ JONGEREN VOOR SCHOLEN

DRAAIBOEK ZELFMOORDPREVENTIE BIJ JONGEREN VOOR SCHOLEN DRAAIBOEK ZELFMOORDPREVENTIE BIJ JONGEREN VOOR SCHOLEN Elke school kan geconfronteerd worden met een leerling die zelfmoordgedachten heeft, een poging onderneemt of sterft door zelfdoding. Daarnaast heeft

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 / cijfers EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -% IN Vlaams Gewest 1 / 1.9.1 1.9.1 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 1/1 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op 1.9.1 door: Heidi

Nadere informatie

Kan correcte berichtgeving. C. van Heeringen

Kan correcte berichtgeving. C. van Heeringen Kan correcte berichtgeving suïcide ïid voorkomen? G.Portzky C. van Heeringen Inhoud Wetenschappelijke evidentie effect media? Negatief (Werther) effect Positief (Papageno) effect Mogelijke mechanismen?

Nadere informatie

Workshops geestelijke gezondheid. Locoregionale uitvoering Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Oost-Vlaanderen

Workshops geestelijke gezondheid. Locoregionale uitvoering Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Oost-Vlaanderen Workshops geestelijke gezondheid Locoregionale uitvoering Vlaams Actieplan Suïcidepreventie Oost-Vlaanderen Work shop Voel je goed met NokNok! Je goed in je vel voelen en sterk in je schoenen staan, kan

Nadere informatie

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Verpleegkundige zorg aan suïcidale patiënten. Drs. Barbara Stringer GGZ ingeest & Lectoraat GGZ Verpleegkunde Referaat Saxion Hogeschool 17 juni 2013

Verpleegkundige zorg aan suïcidale patiënten. Drs. Barbara Stringer GGZ ingeest & Lectoraat GGZ Verpleegkunde Referaat Saxion Hogeschool 17 juni 2013 Verpleegkundige zorg aan suïcidale patiënten Drs. Barbara Stringer GGZ ingeest & Lectoraat GGZ Verpleegkunde Referaat Saxion Hogeschool 17 juni 2013 Programma Definities van suïcidaal gedrag Enkele cijfers

Nadere informatie

Hoe bouw je een sterk suïcidepreventiebeleid uit?

Hoe bouw je een sterk suïcidepreventiebeleid uit? Hoe bouw je een sterk suïcidepreventiebeleid uit? Omgaan met suïciderisico. Lancering Vlaamse richtlijn en website voor hulpverleners - 30 maart 2017 Sarah Holemans - CGG-SP Antwerpen Ine Vermeersch -

Nadere informatie

Suïcide en suïcidepreventie

Suïcide en suïcidepreventie Suïcide en suïcidepreventie D. Linszen, psychiater Suïcide(preventie), de rol van verpleegkundigen en verzorgenden Reehorst, Ede 2017 Amsterdam First Episode Study: Critical Period RCT (1998-2007): relapse

Nadere informatie

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 / Archief cijfers EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 Vlaams Gewest 2013 / 1.12.2015 1.12.2015 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -20% in 2020 1/14 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE Seksuele gezondheid (WHO, 2002) Een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden met betrekking tot seksualiteit Het is

Nadere informatie

Wat als je denkt alles kwijt te zijn? Over verlies en suïcidaal gedrag

Wat als je denkt alles kwijt te zijn? Over verlies en suïcidaal gedrag De 38e nascholingsdag 5 februari 2015 De Lawei, Drachten Wat als je denkt alles kwijt te zijn? Over verlies en suïcidaal gedrag Martin Steendam klinisch psycholoog P-opleider GGZ Friesland promovendus

Nadere informatie

Zelfmoordgedachten. Praat over wat je denkt, voelt, ervaart. Praten lucht op.

Zelfmoordgedachten. Praat over wat je denkt, voelt, ervaart. Praten lucht op. Zelfmoordgedachten Praat over wat je denkt, voelt, ervaart. Praten lucht op. Alles over zelfmoordgedachten Zelfmoordlijn 1813 Die kan je bellen, chatten of mailen als je aan zelfdoding denkt. Op de website

Nadere informatie

Mechelen PrOS-project

Mechelen PrOS-project www.besafe.be Mechelen PrOS-project Mechelen PrOS-project FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en Preventie Directie Lokale Integrale Veiligheid 2014 Mechelen PrOS-project I. Projectbeschrijving

Nadere informatie

1. Epidemiologie 1.1. Global suicide rates

1. Epidemiologie 1.1. Global suicide rates Studiedag Asster, DAGG en CGG-SP 4 mei 2017 Goingviral: epidemiologie van suïcide en algemene preventie G. Portzky 1. Epidemiologie 1.1. Global suicide rates WHO, 2015: 788.000 suïcides in 2015 (10.7/100.000

Nadere informatie

Aandacht voor jonge nabestaanden na zelfdoding. Joke Vandenhoute Suïcidepreventiewerker van de CGG PassAnt vzw

Aandacht voor jonge nabestaanden na zelfdoding. Joke Vandenhoute Suïcidepreventiewerker van de CGG PassAnt vzw Aandacht voor jonge nabestaanden na zelfdoding Joke Vandenhoute Suïcidepreventiewerker van de CGG PassAnt vzw Werkgroep verder In Vlaanderen elk jaar + 8.000 nabestaanden na zelfdoding Direct betrokkenen

Nadere informatie

EFFECTIEF OMGAAN MET SUÏCIDALITEIT BIJ PATIËNTEN MET SCHIZOFRENIE OF EEN AANVERWANTE PSYCHOTISCHE STOORNIS

EFFECTIEF OMGAAN MET SUÏCIDALITEIT BIJ PATIËNTEN MET SCHIZOFRENIE OF EEN AANVERWANTE PSYCHOTISCHE STOORNIS EFFECTIEF OMGAAN MET SUÏCIDALITEIT BIJ PATIËNTEN MET SCHIZOFRENIE OF EEN AANVERWANTE PSYCHOTISCHE STOORNIS Dr. Berno van Meijel Lector GGZ-verpleegkunde Hogeschool INHOLLAND Congres Zorg voor mensen met

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Draaiboek suïcidepreventie op school

Draaiboek suïcidepreventie op school Draaiboek suïcidepreventie op school Versie januari 2013 Inhoud Inleiding Algemeen kader 1. Draaiboek suïcidepreventie 2. Geestelijk gezondheidsbeleid op school 3. Het Vlaams actieplan suïcidepreventie

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020

EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -20% IN 2020 / cijfers EVALUATIE DOELSTELLING ZELFDODING: -% IN Vlaams Gewest 1 /..17..17 Evaluatie doelstelling zelfdoding: -% in 1/13 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op..17 door: Heidi Cloots,

Nadere informatie

Is werken gezond? Wat als je denkt alles kwijt te zijn? Over verlies en suïcidaal gedrag

Is werken gezond? Wat als je denkt alles kwijt te zijn? Over verlies en suïcidaal gedrag Is werken gezond? Wat als je denkt alles kwijt te zijn? Over verlies en suïcidaal gedrag Martin Steendam klinisch psycholoog promovendus VU Disclosure belangen spreker (potentiële) belangenverstrengeling

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Op 14 december 2015 stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr. 193) in verband met suïcidepreventie. Daarin stelde ik de volgende deelvragen.

Op 14 december 2015 stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr. 193) in verband met suïcidepreventie. Daarin stelde ik de volgende deelvragen. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 322 van ANKE VAN DERMEERSCH datum: 4 februari 21 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Suïcidepreventie - Initiatieven - Expertisecentrum (2) Op

Nadere informatie

STERFTECIJFERS 2015 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 2017

STERFTECIJFERS 2015 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 2017 Sterftecijfers 25 15.12.27 STERFTECIJFERS 25 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 27 > Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid verwerkt zelf de sterftecertificaten van het Vlaams Gewest. Sinds 20 (registratiejaar

Nadere informatie

tijd voor geletterdheid

tijd voor geletterdheid tijd voor geletterdheid weekvandegeletterdheid.be HANDLEIDING TIJD VOOR GELETTERDHEID Een toolkit om het geletterdheidbeleid van je school vorm te geven INLEIDING Een gezond vieruurtje meegeven, dat doe

Nadere informatie

Handleiding preventie en inschatting bij suïcidaal gedrag

Handleiding preventie en inschatting bij suïcidaal gedrag Handleiding preventie en inschatting bij suïcidaal gedrag Algemene informatie Het is goed te weten dat depressie veel voorkomt onder jongeren. De cijfers laten ook een lichte stijging zien van geslaagde

Nadere informatie

Onderwerpen/deelprojecten regionaal uitvoeringsprogramma depressiepreventie 2008 t/m 2011 Gelderse Roos

Onderwerpen/deelprojecten regionaal uitvoeringsprogramma depressiepreventie 2008 t/m 2011 Gelderse Roos Bijlage 2 Onderwerpen/deelprojecten regionaal uitvoeringsprogramma depressiepreventie 2008 t/m 2011 Gelderse Roos A1 Uitbrengen jaarkrant A2 Advertentie huis aan huis bladen A3 Consultatie B1 Brochures

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

Vormingsaanbod Psychiatrisch Expertiseteam (PET)

Vormingsaanbod Psychiatrisch Expertiseteam (PET) Vormingsaanbod Psychiatrisch Expertiseteam (PET) Steeds meer krijgen zorgverstrekkers en medewerkers uit de eerste lijn tijdens hun werk te maken met mensen met (een vermoeden van) geestelijke gezondheidsproblemen.

Nadere informatie

Marie Van Broeckhoven Anneleen Depaire Suïcidepreventiewerking DAGG Lommel 011/ Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag

Marie Van Broeckhoven Anneleen Depaire Suïcidepreventiewerking DAGG Lommel 011/ Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag Marie Van Broeckhoven Anneleen Depaire Suïcidepreventiewerking DAGG Lommel 011/54.23.62 Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag 2 Wat? Multidisciplinaire richtlijn voor de detectie en behandeling

Nadere informatie

Geestelijke gezondheid!? Ik stel u voor. Cijfers voor Gent. Tijd om normaal te doen over geestelijke gezondheidsproblemen.

Geestelijke gezondheid!? Ik stel u voor. Cijfers voor Gent. Tijd om normaal te doen over geestelijke gezondheidsproblemen. Geestelijke gezondheid!? Tijd om normaal te doen over geestelijke gezondheidsproblemen Jan Van Speybroeck, VVGG Ik stel u voor Antoinette Telecomsector Gehuwd, 3 kleine kinderen Sportieve hobby s Elk jaar

Nadere informatie

Inhoudstafel Inleiding en probleemstelling Hoofdstuk 1. Leerlingenbegeleiding: een exemplarisch thema in het jeugdbeleid

Inhoudstafel Inleiding en probleemstelling Hoofdstuk 1. Leerlingenbegeleiding: een exemplarisch thema in het jeugdbeleid Inleiding en probleemstelling................................... 1 1. Situering............................................... 3 2. Onderzoeken die aan de basis liggen van deze studie............ 4 2.1

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Rondom Suïcide. Nieuwe inzichten over preventie en ondersteuning van nabestaanden. 26 oktober Jos de Keijser

Rondom Suïcide. Nieuwe inzichten over preventie en ondersteuning van nabestaanden. 26 oktober Jos de Keijser Rondom Suïcide Nieuwe inzichten over preventie en ondersteuning van nabestaanden 26 oktober 2016 Jos de Keijser onderdelen Suïcide in Nederland anno 2016 Preventie Richtlijnen Contact maken Impact van

Nadere informatie

De SEM-J in cijfers. Wat is de SEM-J?

De SEM-J in cijfers. Wat is de SEM-J? De SEM-J in cijfers 12-18 jaar Wat is de SEM-J? individuele begeleidingscontext op eenvoudige en gebruiksvriendelijke manier: een ernstinschatting maken van het middelengebruik van de jongere & nood aan

Nadere informatie

Voorkomen van. bij suïcidaliteit. Rol huisar ts. Vervolg Trimbos, Preventie. Voorkomen van suïcide

Voorkomen van. bij suïcidaliteit. Rol huisar ts. Vervolg Trimbos, Preventie. Voorkomen van suïcide Suïcidaliteit Voorkomen van suïcidaliteit Remco de Winter: introductie Bert van Hemert: workshop met mindmapping mindmapping Voorkomen van suïcidaliteit Trimbos instituut iov Min. VWS Vermindering van

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Suïcidepreventie in de land- en tuinbouw

Suïcidepreventie in de land- en tuinbouw Suïcidepreventie in de land- en tuinbouw N I K E B A E T E N P R O V I N C I A A L C O Ö R D I N A T O R S U Ï C I D E P R E V E N T I E W E S T - V L A A N D E R E N C G G L A R G O Wat is de eigenheid

Nadere informatie

Mental Health First Aid Eerste hulp bij psychische problemen

Mental Health First Aid Eerste hulp bij psychische problemen Mental Health First Aid Eerste hulp bij psychische problemen Catherine van Zelst Nicole van Erp Trimboscongres Een te gekke wijk 8 november 2017 Inhoud workshop Wat is MHFA? Het belang van MHFA Onderzoek

Nadere informatie

Inleiding. A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële. Transfer van informatie bij ontslag

Inleiding. A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële. Transfer van informatie bij ontslag Inleiding Het College van Geneesheren voor de dienst Geriatrie heeft in het kader van kwaliteitsverbeterende initiatieven de laatste jaren gewerkt rond het gebruik van assessment instrumenten. Aan de hand

Nadere informatie

PEDOFIELE DADEN KIES JE WEL

PEDOFIELE DADEN KIES JE WEL PEDOFIELE E GEVOELENS KIES JE NIET PEDOFIELE DADEN KIES JE WEL STOP IT NOW! 0800 200 50 Bel gratis en anoniem J A A R V E R S L A G 2 0 1 7 2 0 1 8 Beste lezer, Fijn dat je de tijd neemt om het jaarverslag

Nadere informatie

Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Dinsdag 11 december 2012 Commissie Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid Toelichting gezondheidsdoelstelling en actieplan

Nadere informatie

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Film: fragmenten Iedereen depressief (VPRO) - Depressie groot

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen Zorg op Tijd EIF Conferentie Nijmegen 19-11-2015 Projectpartners Project in Gouda Scholen in Gouda Onderdelen Training van professionals Overleg over de screening Bijeenkomsten met ouders Individuele

Nadere informatie

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Film: fragmenten Iedereen depressief (VPRO) Wat is een depressie?

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting De levensverwachting van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) is gemiddeld 13-30 jaar korter dan die van de algemene bevolking. Onnatuurlijke doodsoorzaken zoals

Nadere informatie

Start het gesprek en voorkom seksueel kindermisbruik *Ook voor naasten en professionals/publieke instanties

Start het gesprek en voorkom seksueel kindermisbruik *Ook voor naasten en professionals/publieke instanties Wil je stoppen met het kijken naar kinderporno? Wil je stoppen met seksueel kindermisbruik? Start het gesprek en voorkom seksueel kindermisbruik *Ook voor naasten en professionals/publieke instanties Voor

Nadere informatie

Drugbeleidsplan KOGEKA

Drugbeleidsplan KOGEKA Drugbeleidsplan KOGEKA September 2012 Visie De scholengemeenschap KOGEKA is zich bewust van druggebruik bij jongeren en wil hier uitgesproken begrenzend en begeleidend mee omgaan. In dit drugbeleid hebben

Nadere informatie

Wat kan je doen na een suïcide of suïcidepoging? Multidisciplinaire Richtlijn: Detectie & Behandeling van Suïcidaal Gedrag Gent 30/03/2017

Wat kan je doen na een suïcide of suïcidepoging? Multidisciplinaire Richtlijn: Detectie & Behandeling van Suïcidaal Gedrag Gent 30/03/2017 Wat kan je doen na een suïcide of suïcidepoging? Multidisciplinaire Richtlijn: Detectie & Behandeling van Suïcidaal Gedrag Gent 30/03/2017 Wat kan je doen na een suïcidepoging? Peter Beks - Zorg voor Suïcidepogers

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Kiezen voor kinderen: waarom nu?

Kiezen voor kinderen: waarom nu? Kiezen voor kinderen: waarom nu? Ontwikkeling en pilootstudie van een vragenlijst over de stap naar ouderschap Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

Negatieve wilsverklaring: interpretatieproblemen. Prof. Dr. Patrick Cras Dienst Neurologie Universiteit Antwerpen

Negatieve wilsverklaring: interpretatieproblemen. Prof. Dr. Patrick Cras Dienst Neurologie Universiteit Antwerpen Negatieve wilsverklaring: interpretatieproblemen Prof. Dr. Patrick Cras Dienst Neurologie Universiteit Antwerpen Vraagstelling Voldoet een verklaring in het kader van een geplande zelfmoord aan de definitie

Nadere informatie