Surface and symbol. Oppervlakte en symbool Beeldwaarneming bij persoonlijkheidsstoornissen. Yannine Rengel Hänsel Studentnummer:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Surface and symbol. Oppervlakte en symbool Beeldwaarneming bij persoonlijkheidsstoornissen. Yannine Rengel Hänsel Studentnummer: 427030"

Transcriptie

1 Surface and symbol Oppervlakte en symbool Beeldwaarneming bij persoonlijkheidsstoornissen Naam: Yannine Rengel Hänsel Studentnummer: Klas: Projectbegeleiders: Paula Kleinheerenbrink Marcel Mutsaarts Praktijkbegeleidster: Annette Overberg

2 All art is at once surface and symbol. It is the spectator, and not life, that art really mirrors. Oscar Wilde 2

3 Voorwoord Dit onderzoeksverslag is de schriftelijke uitwerking van mijn praktijkonderzoek dat ik in het kader van het afstuderen van de opleiding creatieve therapie, beeldend bij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heb uitgevoerd. Het onderzoek en dit verslag zijn bedoeld voor beeldend therapeuten en geïnteresseerden die meer willen weten over de uitingsvormen/het beeldend werk van cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen. Ik heb zelf in het derde jaar van de opleiding stage gelopen bij de Deeltijd Persoonlijkheidsstoornissen van de GGZ Nijmegen. Cliënten met persoonlijkheidsstoornissen zijn een doelgroep dit mij nog steeds blijft interesseren en fascineren. Op de vraag waarom dit zo is, is mijn antwoord vaak omdat het werk altijd interessant blijft en het beeldend werk van deze cliënten mij steeds blijft boeien. Maar wat is het eigenlijk dat zo interessant is aan het werk van deze cliëntengroep? Wat is eigenlijk typisch werk van deze cliëntengroep en wat zegt dit werk over ze? Aan de hand van de beeldwaarneming van Ella Molenaar-Coppens heb ik het werk van negen cliënten uit twee verschillende behandelgroepen van de deeltijd persoonlijkheidsstoornissen bekeken en geanalyseerd. Ik heb de gegevens die hieruit voortkomen vergeleken en geprobeerd de vraag te beantwoorden wat het beeldend werk mogelijk zou kunnen zeggen over het ontwikkelingsniveau en de reflectieve vermogens van cliënten. Voor u ligt het resultaat van mijn zoektocht. Ik wil een aantal mensen bedanken die me bij deze zoektocht hebben begeleid en gesteund. Allereerst wil ik alle cliënten bedanken die de toestemming hebben gegeven voor het gebruiken van hun werk en daarmee dit onderzoek mogelijk gemaakt hebben. Ik wil mijn projectgroep en onderzoeksbegeleiders bedanken voor hun kritische kijk en feedback. Een bijzonder hartelijke dank geldt Annette Overberg en Ella Molenaar-Coppens voor hun inzet en enthousiasme, en alle begeleiding en hulp die ik tijdens dit proces van hen heb gekregen! Yannine Rengel Hänsel, mei

4 Samenvatting In dit kwalitatief onderzoek, gebaseerd op de fenomenologisch-hermeneutische benadering is geprobeerd antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Welke thema s en patronen (terugkerende beeldkenmerken of vormgevingsaspecten) kunnen door middel van beeldwaarneming opgespoord en geëxpliciteerd worden in het beeldend werk van cliënten met cluster B/C persoonlijkheidsproblematiek? En de subvraag: Wat is de link tussen deze patronen en het ontwikkelingsniveau of de reflectieve vermogens van de betreffende cliëntengroep? Beeldend werk van negen cliënten is bekeken aan de hand van de beeldwaarneming van Ella Molenaar-Coppens en de gegevens die hieruit voorkomen zijn vervolgens vergeleken om tot een uitspraak te komen over algemene patronen in hun werk. Er werd gekeken naar de vijf registers van de beeldwaarneming: het gebruik van beeldelementen, handelingen in het materiaal, symboliek en suggestie van de cliënt, vormcontrasten en relaties en de stijl van de werkstukken. Er werd verder gekeken naar het verschil in patronen tussen twee behandelgroepen, waarvan een behandeling die gericht is op ontwikkeling (Mentalization based treatment) en een meer op inzicht (schematherapie). De zichtbare verschillen in het beeldend werk zijn gekoppeld aan theorieën over tekenontwikkeling en uit de ontwikkelingspsychologie. Het resultaat van dit onderzoek is een algemene beschrijving van beeldend werk van cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen en een beschrijving per behandelgroep. Wat betreft de onderzoeksvraag kan gezegd worden dat cliënten weten te variëren en te spelen met beeldelementen zoals vorm, lijn en vlak. Cliënten blijken behoefte te hebben aan het aanbrengen van samenhang in hun beeldend werk, er is sprake van compositie; maar de mate waarin hun werk daadwerkelijk samenhangt, sprake is van integratie, is wisselend. Verder valt op dat controle vaak een belangrijk thema is in het beeldend werk van deze doelgroep. Wat betreft de subvraag kan gezegd worden dat in het beeldend werk van de twee behandelgroepen verschillen gevonden werden die aanwijzingen geven over een verschil in ontwikkelingsniveau van de cliënten. 4

5 Inhoudsopgave 1. Inleiding Aanleiding en doelstelling van het onderzoek Theoretisch kader - De beeldwaarneming in bredere context Toespitsing op de doelstelling en onderzoeksvraag - De vraagstelling vanuit de praktijk Onderzoeksvraag en subvragen Mediumvraag Methode Onderzoeksbenadering Databronnen De onderzoeksgroep Fysieke sporen - Beeldend werk Documenten - Beeldwaarneming scorelijsten Dataverzamelingstechnieken Analysemethoden Betrouwbaarheid en kwaliteitsactiviteiten Resultaten Antwoord op de onderzoeksvraag Antwoord op de subvragen Conclusie en discussie Conclusie en discussie met betrekking tot de onderzoeksvraag Conclusie en discussie met betrekking tot de eigen mediumvraag Referentielijst Bijlagen Bijlage 1: Lijst van beginopdrachten Bijlage 2: Lijst van handelingen Bijlage 3: Beeldend werk en beeldwaarneming scorelijsten van 2 cliënten Bijlage 4: Eigen beeldend werk en beeldwaarneming scorelijst

6 1. Inleiding In dit eerste hoofdstuk van mijn onderzoeksverslag zal ik een inleiding geven op mijn onderzoek van de aanleiding tot en met de onderzoeksvraag. Onder punt 1.1 zal ik beginnen met wat de aanleiding gaf voor mijn onderzoeksthema en de doelstelling beschrijven die hieruit voortkomt. Onder punt 1.2 zal ik een overzicht en korte beschrijving geven van de theoretische kaders, bestaande theorieën en methodes die aansluiten bij mijn onderzoek en de beeldwaarneming in het kort beschrijven. Onder punt 1.3 zal ik de vraag uit de praktijk beschrijven die een toespitsing op de doelstelling heeft opgeleverd en onder punt 1.4 en 1.5 beschrijf ik afsluitend de onderzoeksvraag met subvragen en mijn mediumvraag. 1.1 Aanleiding en doelstelling van het onderzoek In de Nederlandse vakliteratuur over beeldende therapie, het tijdschrift voor creatieve therapie (nu tijdschrift voor vaktherapie) en boeken zoals Niet uitleven maar beleven van Suzanne Haeyen (2007) of In beeld (Schweizer, red., 2001) is veel te vinden over beeldende therapie bij persoonlijkheidsstoornissen. Meestal wordt daarin uitgebreid ingegaan op de processen die bij deze doelgroep spelen tijdens het beeldend werken. De literatuur sluit daarmee aan bij wat therapeuten in het werkveld tegenkomen en biedt herkennings- en aanknopingspunten voor de behandeling van deze cliëntengroep. Mij viel echter op dat er nog weinig te vinden is over de beeldende producten en de vormgeving van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen; hoe het werk opgebouwd is, van welke beeldelementen er vaak gebruik gemaakt wordt. Het product dat ontstaat, het beeldend werkstuk, lijkt vaak minder in de aandacht te staan dan het proces dat ernaartoe geleidt heeft. Mijn veronderstelling is dat dit er onder andere mee te maken heeft dat het de beeldende discipline aan een duidelijk begrippenkader ontbreekt voor het beschrijven van beeldend werk, dat door alle beroepsbeoefenaren gedeeld wordt. Zoals dit bij voorbeeld in de muziek en dus ook muziektherapie wel het geval is. In de wereld van de beeldende kunst bestaan een aantal verschillende begrippenkaders, zoals van Beljon (2002) en de Visser (2003). En ook in de beeldende therapie bestaan een aantal verschillende begrippenkaders waarvan bijvoorbeeld gebruik gemaakt is voor diagnostische instrumenten zoals de DDS, de RS-index en de FEATS (Formal Elements of Art Therapy Scale). Deze zijn echter allemaal sterk afhankelijk van en beperkt op het interpretatiekader waarin ze gebruikt worden en het doel waartoe ze dienen. In het derde jaar heb ik tijdens mijn stage voor het eerst kennis gemaakt met de beeldwaarneming van Ella Molenaar-Coppens. De beeldwaarneming, ook wel beeld benoemingssysteem of begrippenapparaat genoemd, is een uitgebreid begrippenapparaat waarin op verschillende aspecten van het beeldend werk ingegaan wordt. Het beeld wordt aan de ene kant als object gezien, beeldelementen en vormrelaties (contrasten) worden benoemd; het proces, de handelingen van waaruit het beeld is ontstaan worden onderzocht, maar ook de subjectieve waarneming van vooral de cliënt maar ook de therapeut worden erin betrokken. Samen met de cliënt wordt gekeken naar de suggestie en symboliek van het werkstuk en er wordt gekeken naar hoe zich iemand manifesteert in het beeldend werk. De beeldwaarneming geeft de beeldend therapeut dus een uitgebreid begrippenapparaat in handen voor het beschrijven van zowel de thematiek en het proces als ook het product. Op mijn stageplek, de Deeltijd voor persoonlijkheidsstoornissen van de GGZ Nijmegen, werd hiervan vooral in de eerste fase van de therapie, de observatie en indicatiefase, gebruik gemaakt. 6

7 De beeldwaarneming werd voornamelijk in de opstapgroep, dus in de beginfase van de behandeling, ingezet. Cliënten maken in deze fase een zestal beginopdrachten die aan de hand van de beeldwaarneming geëvalueerd worden. Hieruit vloeiden aanknopingspunten en doelen voor de behandeling in een van de behandelgroepen voort. Dit kan gezien worden als een indicatieperiode waarin de beeldende mogelijkheden en moeilijkheden en de doelen voor de behandeling binnen beeldende therapie vastgesteld werden. Door de ervaring tijdens mijn stage raakte ik steeds meer geïnteresseerd in en gefascineerd door de beeldwaarneming omdat ik steeds meer zag wat het nauwkeurig en samen met de cliënt kijken naar beeldend werk opleverde. Patronen in het beeldend werk van cliënten werden zichtbaar. De beeldwaarneming leverde dus veel bruikbare informatie over het beeldend werk(en) van cliënten op. Daarnaast gaf ze mij een duidelijk kader om woorden te geven aan wat ik zag. Ik kreeg toen de indruk dat bepaalde patronen in het werk van verschillende cliënten terugkwamen, zoals bijvoorbeeld hoe formeel of experimenteel ze met de opdrachten en materialen omgingen of welke handelingen ze met de materialen verrichtten. Ik was sindsdien benieuwd of er dus ook patronen zichtbaar gemaakt konden worden die niet alleen kenmerkend zijn voor een individuele cliënt maar voor de doelgroep in zijn geheel; en dus eigenlijk het gat kunnen vullen dat ik voor mijn gevoel tegenkwam in de beschrijvingen over persoonlijkheidsstoornissen in de vakliteratuur over beeldende therapie. Verder ben ik toen ook begonnen om mijn eigen beeldend werk aan de hand van de beeldwaarneming te onderzoeken, wat me veel inzicht in mijn eigen beeldend handelen, handelingspatronen en eigen thema s opleverde. Door beide ervaringen ontstond de wens om mijn onderzoek op deze methode te richten. Het doel dat hieruit voortkwam was het in kaart brengen en beschrijven van beeldende patronen van cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen die zichtbaar zijn in hun beeldende producten; en dit te doen aan de hand van de beeldwaarneming van Ella Molenaar-Coppens. 1.2 Theoretisch kader De beeldwaarneming in bredere context Om te kunnen stellen dat de beeldwaarneming een antwoord kan geven op deze doelstelling en de daaruit voortkomende vraagstelling moet eerst gesteld kunnen worden dat het beeldend werk van de cliënt voldoende informatie geeft over hem en zijn problematiek; dat er dus een samenhang is tussen de problematiek en mogelijkheden van de cliënt en zijn beeldend werk en beeldend handelen. In therapie vindt overdracht plaats, wat betekent dat de cliënt gebeurtenissen en zaken die hem betreffen projecteert in de therapeutische relatie. In de beeldende therapie vind daarnaast ook overdracht plaats tussen de cliënt en zijn beeldend werk; de cliënt projecteert zaken die hem betreffen in zijn beeldend werk (Baeten, 2007). De hypothese dat dit het geval is, komt terug in en is uitgangspunt van twee basisstromingen binnen de creatieve therapie, met name de kunstanaloge benadering en het analoge proces model. In de kunstanaloge benadering is het uitgangpunt dat het vormgeven van de cliënt in het medium analoog is aan zijn vormgeven aan en in zijn eigen leven en dat dit zichtbaar wordt in aspecten zoals kleur, vorm, beweging, grootte enzovoort (Visser, 2009). Binnen het analoge procesmodel wordt gesteld dat er een analogie is tussen psychische processen en het mediumproces (Smeijsters, 2003). In beide processen worden de vitality affects van de cliënt zichtbaar en deze zijn analoog aan elkaar. Vitality affects zijn globale 7

8 dynamische, kinetische kwaliteiten van het gevoel (Smeijsters, 2003, p. 237) en manifesteren zich in parameters zoals vorm, intensiteit, beweging, aantal en ritme. Vanuit beide theorieën kan dus gesteld worden dat beeldwaarneming, waarin aspecten zoals vorm, kleur, beweging en ritme opgespoord en onderzocht worden, informatie kan geven over de cliënt, zijn mogelijkheden en probleemgebieden. Gebaseerd op de aannames vanuit het analoge proces model (Smeijsters, 2003) of hierbij aansluitend bestaat al een aantal andere diagnostische en/of indicatie-instrumenten die in de beeldend therapeutische praktijk in Nederland toegepast worden. De meest bekende hiervan zijn de Diagnostic Drawing Series (DDS), de PPAT (Person picking an Apple from a tree) en de RS-index van Marijke Rutten-Saris. De DDS is hiervan de in Nederland meest gebruikte diagnostische tekentest (Dewald, Bolte & Pluijlaar, 2008). Bij alle drie bovengenoemde instrumenten wordt gekeken naar beeldelementen en hoe een cliënt het beeldend materiaal hanteert. Het kader waarin en doel waarmee ernaar gekeken wordt verschilt wel per instrument. De DDS werd in 1982 ontwikkeld door de Amerikaanse beeldend therapeuten Barry M. Cohen en Barbara Lesowitz (DDS Werkgroep Nederland, 2005). Het is een tekentest waarin cliënten gevraagd wordt om met pastelkrijt drie tekeningen te maken die door de therapeut aan de hand van een vast protocol gescoord worden op 24 kenmerken. Het beeldend werk wordt op drie niveaus bekeken, met name het proces, het structurele en het inhoudsniveau (Fowler, 2001). De nadruk ligt hierbij op het structurele niveau, de structurele kenmerken. Dat wil zeggen beeldkenmerken die betrekking hebben op de structuur of compositie van de tekeningen, zoals lijn, ruimtegebruik, het aantal gebruikte kleuren. De 24 kenmerken die gescoord worden hebben allemaal betrekking hierop. De keuze is gemaakt voor kenmerken die gekoppeld kunnen worden aan de psychopathologie van de cliënt. De conclusies uit de tekentest zijn dan ook gekoppeld aan diagnoses volgens de DSM-IV. Op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen is in de DDS echter alleen de borderline persoonlijkheidsstoornis opgenomen. Cluster C persoonlijkheidsstoornissen, die in de cliëntengroep van dit onderzoek vaak voorkomen, kunnen er op dit moment niet mee vastgesteld worden. Het tweede van de drie bovengenoemde beeldend therapeutische diagnostische instrumenten, de PPAT, is een tekentest ontwikkeld door de Amerikaanse beeldend therapeuten Linda Gantt en Carmello Tabone (Gantt & Tabone, 1998). Cliënten worden bij deze tekentest gevraagd om met viltstift een tekening te maken na aanleiding van de instructie Teken een persoon die een appel van een boom plukt. De test wordt geanalyseerd aan de hand van de FEATS (Formal elemets in art therapy scale), waarin op veertien elementen gescoord wordt. Deze elementen hebben, net als bij de DDS, vooral betrekking op structurele kenmerken van de tekening. Daarbij gaat het over hoe de tekening is gemaakt, minder over wat er te zien is en helemaal niet over de symbolische betekenis ervan. De basisaanname is dat de variabelen die met de FEATS gemeten worden het grafische equivalent van psychiatrische symptomen zijn. De conclusies uit de PPAT zijn dan ook, net als bij de DDS, gekoppeld aan de diagnostische criteria van de DSM-IV. De diagnostiek vanuit de PPAT is gericht op AS-I stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen zijn in het handboek niet opgenomen. 8

9 Het laatste van de drie eerder genoemde diagnostische/indicatie-instrumenten is de RSindex. Deze is in 1990 ontwikkeld door beeldend therapeute Marijke Rutten-Saris, PhD. AT (Rutten-Saris, red., 2009). In de RS-index worden grafische elementen van tekeningen op een vast geprotocolleerde manier onderzocht en geordend. Aan de hand hiervan kunnen uitspraken gemaakt worden over de ontwikkeling en het ontwikkelingsniveau van interactie structuren van cliënten. Interactiestructuren zijn impliciete neurologische structuren uit de allervroegste kindertijd (Stern, 1985; Rutten-Saris, 1990; Dornes, 1994), die het hele verdere leven aanwezig blijven. Ze reguleren de interactie met zichtzelf, een ander en iets anders (Rutten-Saris, 2001, p. 110). Aan de uitkomsten van het toepassen van de RS-index kunnen conclusies verbonden worden over beeldend therapeutische interventies (Rutten-Saris, 2002). De RS-index is dus niet alleen een diagnostisch maar ook een indicatie-instrument. Alle drie de instrumenten die hierboven beschreven zijn, zijn onderzocht op hun validiteit en worden op een vaste geprotocolleerde wijze door een hierin geschoolde therapeut gescoord. Bij de DDS en PPAT ligt de nadruk op de diagnostiek van psychopathologie; deze twee instrumenten kunnen geen antwoordt geven op mijn onderzoeksvraag. Bij de RS-index gaat het over een combinatie van diagnostiek en indicatie en is dit gekoppeld aan het ontwikkelingsniveau van interactiestructuren. De RS-index is voor een deel gebaseerd op de beeldwaarneming. De uitwerking en interpretatie, het kader waarbinnen geïnterpreteerd wordt verschillen wel. De beeldwaarneming is een methode die in 1987 door Ella Molenaar-Coppens is ontwikkeld (Molenaar-Coppens, 2009). Sindsdien is de methode uitgewerkt in de vorm van een handleiding en werden erin ook trainingen gegeven. Het is een methode die vooral vanuit het beeldend perspectief kijkt en helpt woorden te geven aan de beeldende uitingsvormen van cliënten. Het uitgangspunt van de beeldwaarneming is dat beeldende therapie gaat over de vorming, stabilisering of omvorming van de persoonsstructuur door middel van beeldend werken (Molenaar-Coppens, 2006). Persoonsvorming kent verschillende stadia. Het eerste stadium is het stadium van de prepersoonlijke structuren van het magisch-mythische denken, oftewel het naïef bewustzijn; het tweede stadium is het stadium van de persoonlijke structuren die rationeel zijn. Dit wordt ook kritisch bewustzijn genoemd. Het derde stadium gaat over transpersoonlijke structuren, oftewel het spiritueel bewustzijn. Ella Molenaar baseert deze indeling op het werk van de filosoof Ken Wilber (WIlber, 2001). Hij wederom integreert in zijn werk de aannames van premoderne mystici en filosofen en de moderne en postmoderne psychologie. Deze indeling in stadia komt gedeeltelijk overeen met de stadia van de cognitieve ontwikkeling zoals beschreven door Piaget. Het naïef bewustzijn, dat zich kenmerkt door magisch-mythisch denken, is vergelijkbaar met het pre-operationele stadium dat gekenmerkt wordt door egocentriciteit, animistisch en magisch en onlogisch denken (Berk, 2008). Het kritisch bewustzijn komt overeen met het concreet operationeel en formeel operationeel stadium van Piaget. In deze stadia wordt het denken logischer en uiteindelijk abstract, systematisch en wetenschappelijk. Dit komt overeen met het feit dat Molenaar de structuren in het stadium van kritisch bewustzijn beschrijft als rationeel. Het komt verder overeen met de tekenontwikkeling. Kinderen beginnen eerst met het tekenen van relatief willekeurige krabbels en kennen er pas achteraf betekenis aan toe (Berk, 2008). Pas later worden de beelden realistischer en in grotere mate geïntegreerd. 9

10 Persoonsvorming verloopt ongestoord als er een natuurlijke overbrugging ontstaat tussen het naïef bewustzijn en het kritisch bewustzijn (Molenaar-Coppens, 2006, p.3). Het gaat hierbij om een natuurlijke overbrugging van tegenstellingen zoals ratio en emotie, creativiteit en nabootsing, waarbij de persoon tussen de tegenstellingen heen en weer kan bewegen en van beide gebruik kan maken. Wanneer er sprake is van een problematische persoonsvorming worden de tegenstellingen niet natuurlijk overbrugd en is er een gebrek aan speelruimte om te variëren en te differentiëren tussen de tegenstellingen. Er is sprake van stagnatie. De beeldend therapeut probeert in de beeldende diagnostiek vast te stellen waar een gebrek aan speelruimte zichtbaar wordt. Hiervoor zijn dus met name de eerste twee stadia van persoonsvorming relevant. Daarvoor staan vijf registers ter beschikking die informatie kunnen geven over het beeldend werk en handelen van de cliënt: 1. Vorm en beeldelementen. Het werkstuk wordt bekeken als object. 2. Handelingen waaruit het werkstuk is ontstaan. 3. Symbolisering. De relatie tussen het concrete beeld en wat erin gesuggereerd wordt. 4. Vormcontrasten en -relaties. Contrasten, manifestatie, differentiatie en spanning komen binnen dit register aan de orde. 5. Stijlen. Registers 1 en 2 zijn van objectieve aard, register 3 van subjectieve aard en registers 4 en 5 ontstaan vanuit een combinatie van elementen uit de overige registers. Het gaat altijd erom de informatie uit de verschillende registers met elkaar in samenhang te brengen om zo tot een samenhangend beeld van het werk van de cliënt en patronen erin te komen. Vanuit de observaties die uit het toepassen van de vijf registers voortkomen, kan een conclusie erover getrokken worden in hoeverre er bij de cliënt sprake is van speelruimte; in hoeverre, in welke mate en op welke manier er sprake is van differentiatie en variatie. Verder kunnen aan de hand hiervan storingsprocessen, zoals dissociatie, conversie, fusie, regressie, vermijding en herhaling, gesignaleerd worden door de therapeut (Molenaar- Coppens, 2009). De beeldwaarneming omvat door de verschillende registers een breed scala aan observatieaspecten. Ook het doel, het opsporen van een gebrek aan speelruimte, is breder dan in de andere diagnostische instrumenten. Daarnaast is de beeldwaarneming op elk materiaal toepasbaar. Beeldwaarneming kent dus minder beperkingen dan de andere instrumenten. Anders dan bij andere beeldend therapeutisch diagnostische/indicatie-instrumenten wordt bij de beeldwaarneming verder met register 3 wel ingegaan op symboliek of suggestie van het werk. Zoals het citaat van Oscar Wilde aan het begin van mijn verslag beschrijft is kunst tegelijk oppervlak en symbool en zegt de interpretatie van beiden meer over de kijker dan over de werkelijkheid. De beeldwaarneming komt aan beide aspecten, het oppervlak en de symboliek, tegemoet. Hiervoor is echter belangrijk dat de waarneming van de cliënt, die de maker van het werkstuk is, bij het analyseproces betrokken wordt. Hij weet immers het beste wat de werkelijkheid van het werkstuk is, wat ermee bedoeld werd. In het optimale geval wordt de beeldwaarneming daarom met de cliënt samen ingevuld. Dit kan belangrijke informatie geven over persoonlijke thema s en conflicten van de cliënt en daarmee ook aanknopingspunten geven voor de behandeling. Hier speelt echter ook het beeldend werk van de therapeut, of in mijn geval de onderzoeker, een belangrijke rol. Omdat de manier waarop men waarneemt ook veel zegt over de observator is het belangrijk om ook goed zicht te hebben op eigen gevoeligheden of patronen. Vooral in de manier waarop ik de gegevens verder analyseer, waarop ik daarbij zelf de focus of nadruk leg, zullen mijn eigen gevoeligheden, thema s en patronen 10

11 waarschijnlijk ook een rol spelen. Daarom is mijn persoonlijke mediumvraag ook om deze aan de hand van de beeldwaarneming zo goed mogelijk te proberen in mijn eigen werk ook te achterhalen. De informatie die uit deze analyse voortkomt zou verder ook gegevens en aanvullende informatie kunnen geven voor het onderzoek van het werk van cliënten. Mijn persoonlijke motivatie om voor dit onderzoek de beeldwaarneming te gebruiken is dat deze ten eerste mijn interesse en fascinatie heeft gewekt tijdens de therapiestage vorig jaar. Verder is het de vraag vanuit de praktijk het indicatie-instrument te baseren op de beeldwaarneming. De reden hiervoor is dat Annette Overberg bij de Deeltijd van de GGZ Nijmegen de beeldwaarneming al sinds een aantal jaren toepast omdat deze een bruikbaar instrument voor de observatieperiode bleek, maar ook omdat het toepassen van de beeldwaarneming van therapeutische waarde bleek te zijn. Cliënten leren door samen met de therapeut zowel subjectief als ook objectief te kijken naar hun beeldend werk weer goed waar te nemen. Dit samen met de cliënt kijken naar zijn werk spreekt me persoonlijk ook erg aan. Cliënten die bij de Deeltijd in behandeling komen zitten vaak zo vast in hun eigen patronen dat ze hier geen afstand meer van kunnen nemen en alleen nog vanuit hun eigen interpretatie en referentiekader kunnen kijken. Weer afstand kunnen nemen en objectief te leren kijken naar wat zich voordoet is voor hun al een belangrijk doel. De derde reden waarom ik kies voor de beeldwaarneming als basis voor indicatiestelling is dat de achtergrondgedachte, dat gezonde persoonlijkheidsontwikkeling erin zichtbaar wordt dat speelruimte en variatie is in de overbrugging van het naïef naar het kritisch bewustzijn, aansluit bij de doelgroep cluster B en C persoonlijkheidsproblematiek en de doelstelling van dit onderzoek. 1.3 Toespitsing op de doelstelling en onderzoeksvraag De vraagstelling vanuit de praktijk Zoals eerder benoemd heb ik vorig jaar stage gelopen bij de deeltijd persoonlijkheidsstoornissen van de GGZ Nijmegen. De deeltijd biedt groepsbehandeling aan cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsproblematiek. Dit zijn cliënten die vastzitten in een vast, duurzaam en vaak ook star patroon van denken, voelen en inter-persoonlijk functioneren dat vaak op meerdere levensgebieden problemen veroorzaakt (voor een uitgebreide beschrijving verwijs ik naar de DSM-IV TR). Wat dit aspect betreft lijkt de doelgroep persoonlijkheidsstoornissen een redelijk homogene groep. Echter is het verschil tussen cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen, de manier waarop de persoonlijkheidsstoornissen tot uiting komt, groot. Onder cluster B, ook wel het dramatische, emotionele of impulsieve cluster genoemd, vallen vier specifieke persoonlijkheidsstoornissen; met name de antisociale, de borderline, de theatrale en de narcistische persoonlijkheidsstoornis (de antisociale persoonlijkheidsstoornis komt echter bij de deeltijd niet of nauwelijks voor). Cliënten uit dit cluster maken vaak een onevenwichtige of emotionele indruk (Sprey, 2002). Mijn eigen ervaring in het werken met deze cliëntengroep is dat van de drie gebieden van denken, voelen en doen het doen vaak centraal staat ( Ik doe maar wat ). Onder cluster C, ook wel het angstige, vreesachtige cluster genoemd, vallen drie afzonderlijke persoonlijkheidsstoornissen. Dit zijn de ontwijkende, de afhankelijke en de obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Cliënten met een persoonlijkheidsstoornis uit dit cluster maken vaak een angstige indruk (Sprey, 2002). Mijn ervaring is dat cliënten uit cluster C vaak vooral gebruik maken van het gebied van het denken, planmatig werken en weinig of maar heel voorzichtig de interactie met het beeldende materiaal aangaan. 11

12 Binnen de subcategorieën cluster B en C kan de mate waarin de stoornis tot uiting komt verschillen. Een voorbeeld hiervan is de scheiding in high-level borderline (cliënten die op een hoger niveau functioneren) en low-level borderline (cliënten die op een lager niveau functioneren en bijvoorbeeld meer zelfdestructief gedrag vertonen). Ook het ontwikkelingsniveau van cliënten kan binnen een van de twee subcategorieën verschillen, afhankelijk ervan op welke leeftijd de oorsprong van de stoornis ligt. Bij de deeltijd komt verder de persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven) met trekken van cluster B of C persoonlijkheidsstoornissen of een combinatie ervan vaak voor. Behandeling bij de deeltijd wordt gegeven in een van drie behandelgroepen, de structuurgroep (waarin vanuit de cognitieve gedragstherapie behandeld wordt), de Mentalization based treatment (MBT) groep of de schematherapie groep. Omdat de structuurgroep voor dit onderzoek niet relevant is, zal ik hieronder alleen uitleg geven over de inhoud van MBT en schematherapie. Mentalization based treatment is een behandelvorm die 2004 door Antony Bateman en Peter Fonagy ontwikkeld en beschreven werd voor de behandeling van borderline persoonlijkheidsstoornissen (Bales, Van Beek & Bateman, 2009). Het centrale begrip van deze therapievorm is het mentaliseren. Mentaliseren gaat over het waarnemend begrijpen en interpreteren van, en kunnen inleven in de geest van een ander en jezelf (Kaarsemaker- Verfaille, 2009). Het gaat erom te begrijpen dat het gedrag van jezelf en anderen gemotiveerd wordt door mentale toestanden zoals gevoelens, gedachten, bedoelingen en verlangens (Bales et al, 2009) en dat deze motivatie kan afwijken van je eigen standpunt of interpretatie. Het gaat dus ook erom meerdere standpunten te kunnen zien en toe te laten. Centraal binnen MBT staat de gedachte dat cliënten met persoonlijkheidsstoornissen een ontwikkelingsachterstand hebben met betrekking tot het mentaliserend vermogen. De vaardigheid om te kunnen mentaliseren ontwikkelt een kind door gespiegeld te worden door zijn ouders. Het kind leert door gespiegeld te worden dat het te begrijpen is en dat er woorden gegeven kunnen worden aan wat het voelt. Mensen die een ontwikkelingsachterstand hebben op dit gebiedt zijn onvoldoende in staat eigen gevoelens, motivaties en die van een ander te begrijpen en hier woorden aan te geven. In de behandeling is het doel dit vermogen alsnog te ontwikkelen. Schematherapie is een behandelvorm die door Jeffrey Young oorspronkelijk ontwikkeld werd voor het behandelen van de borderline persoonlijkheidsstoornis. Inmiddels wordt deze therapievorm ook bij ander persoonlijkheidsstoornissen toegepast. Centraal bij deze benadering staat de gedachte dat mensen in de (vroege) kindertijd schema s ontwikkelen als coping. Een schema is een patroon dat op een ervaring of de werkelijkheid toegepast wordt om deze beter te begrijpen en erop te kunnen reageren (Blokland-Vos, Günther & Van Mook, 2008a). Het is een overtuiging over jezelf en de wereld (Thunnissen & Muste, 2002) en over de eigen behoeften, emoties en impulsen. Binnen de behandeling met schematherapie draait het om drie gebieden: het leven van de cliënt in het heden, de therapeutische relatie en ervaringen in de kindertijd (Arntz, 2009). Cliënten krijgen in de therapie inzicht in hun gedachten-, gevoels- en gedragspatronen en er wordt verandering op deze drie aspecten nagestreefd door een combinatie van inzicht en gedragsverandering. De therapeutische relatie speelt hierbij een belangrijke rol. Het wordt verondersteld dat de therapeut in de therapeutische relatie deels kan repareren wat er in de kindertijd bij de cliënt mis is gegaan; dit wordt ook limited reparenting 12

13 Omdat inzicht in deze therapievorm een belangrijke rol speelt is echter een zekere mate van cognitieve en reflectieve vermogens vereist (Bijma & De Niet, 2007). Beide behandelvormen zien de oorsprong van persoonlijkheidsstoornissen in de kindertijd. De behandelstrategie die hierbij aansluit verschilt echter. MBT gaat veelmeer uit van een ontwikkelingsachterstand die alsnog overbrugd moet worden. Cliënten zijn onvoldoende in staat om hun eigen gevoel te begrijpen en er woorden aan te geven. Het is een behandelvorm die vooral gericht is op het hier en nu. Het is geen inzichtgevende therapievorm. Bij schematherapie aan de andere kant is inzicht wel een belangrijk aspect, wat echter wel een zekere mate aan reflectieve vermogens vereist. Je zou kunnen stellen dat mensen hiervoor ook woorden moeten kunnen geven aan hun ervaring. Het verschil tussen de twee therapievormen ligt dus in het ontwikkelingsniveau van de cliënt bij begin van de therapie en vooral de mate waarin cliënten inzichtgevende therapie aankunnen. Bij de deeltijd zijn alle drie behandelgroepen heterogeen wat betreft de specifieke persoonlijkheidsstoornissen. Ook bij andere instellingen voor de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen is dit vaak het geval. Cliënten worden dus niet op basis van hun specifieke persoonlijkheidsstoornis geïndiceerd voor een van de behandelgroepen; cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen volgen samen dezelfde behandeling. Op dit moment wordt de keuze welke cliënt voor welke behandelgroep geïndiceerd is veelal intuïtief gemaakt. De observaties uit de verschillende therapievormen, waaronder beeldende therapie, PMT en ook verbale therapievormen, worden naast elkaar gelegd en met elkaar besproken in een behandelplanbespreking. Op basis hiervan wordt in dialoog tussen de behandelaars een keuze gemaakt voor een van de therapiegroepen en vormen. De keuze is gebaseerd op inschattingen en ervaringswaarden van de behandelaars. De keuze is dus vooral gebaseerd op tacit knowledge (impliciete kennis) van de behandelaars, en zo ook de beeldend therapeute Annette Overberg. Naar de structuurgroep gaan cliënten met weinig inzicht in de eigen problematiek, beperkte reflectieve vermogens en geringe ik-sterkte. In de praktijk blijken deze cliënten vrij gemakkelijk geïndiceerd te kunnen worden. Wat de andere twee behandelgroepen betreft blijkt de keuze lastiger. Zoals boven genoemd zal de keuze waarschijnlijk vooral gekoppeld moeten worden aan de mate van reflectieve vermogens en het ontwikkelingsniveau van de cliënt. Echter blijkt er bij de deeltijd hiervoor nog geen passend indicatie-instrument te bestaan. De vraag die Annette Overberg, de beeldend therapeute van de deeltijd, had, was of er in het werk van cliënten aanwijzingen zijn waarop de keuze gebaseerd zou kunnen worden. Bij de deeltijd wordt binnen de beeldende therapie vooral in de indicatiefase gebruik gemaakt van de beeldwaarneming om tot thema s en doelen voor de beeldend therapeutische behandeling van de individuele cliënt te komen. De vraag is of er op basis van de beeldwaarneming ook algemene thema s en patronen benoemd kunnen worden die informatie kunnen geven over het ontwikkelingsniveau en de reflectieve vermogens van cliënten; en of en zo ja, hoe deze informatie gebruikt kan worden voor een indicatiestelling voor MBT of schematherapie. De informatie die Ella Molenaar-Coppens (2006) geeft over het diagnosticeren van stagnatie in de stadia van persoonsvorming sluiten bij deze vraag aan. Stagnatie in het eerste stadium van het naïef bewustzijn zou iets over een ontwikkelingsachterstand kunnen zeggen tegenover cliënten die zich in het latere stadium van het kritische bewustzijn bevinden. Het stadium van het kritisch bewustzijn is gelinkt aan 13

14 de rationele persoonlijke structuren. Rationeel zou iets kunnen zeggen over reflectieve vermogens. De doelstelling vanuit de praktijk is dus een toespitsing van de bredere doelstelling die ik op het eind van paragraaf 1.1 noemde. In plaats van alleen het beschrijven van beeldende thema s en patronen van cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen gaat deze doelstelling over het opsporen van onderscheiden binnen deze brede doelgroep. Het onderscheid betreft het ontwikkelingsniveau en de reflectieve vermogens van de cliënt en leidt tot een mogelijkheid voor indicatiestelling voor een meer ontwikkelingsgerichte of inzichtgevende therapievorm. Deze vraag is niet alleen relevant voor de deeltijd persoonlijkheidsstoornissen van de GGZ Nijmegen, maar kan ook bruikbaar zijn voor andere instelling die met heterogene groepen van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen en verschillende behandelkaders werken. 1.4 Onderzoeksvraag en subvragen Welke thema s en patronen (terugkerende beeldkenmerken of vormgevingsaspecten) kunnen door middel van beeldwaarneming opgespoord en geëxpliciteerd worden in het beeldend werk van cliënten met cluster B/C persoonlijkheidsproblematiek? Subvragen: In welke registers van de beeldwaarneming (1. Beeldelementen, 2. Handelingen, 3. Suggestie en symbool, 4. Vormrelaties en 5. Stijl) en items binnen de registers zijn patronen te vinden die typisch zijn voor cliënten die al geïndiceerd zijn voor de MBT of schematherapie groep? Waar zijn verschillen te zien tussen de twee groepen? Wat is de link tussen deze patronen en het ontwikkelingsniveau of de reflectieve vermogens van de betreffende cliëntengroep? Hoe kan aan de verschillen tussen de twee groepen een indicatie voor schematherapie of MBT gekoppeld worden? 1.5 Mediumvraag Welke patronen en thema s in mijn eigen beeldend werk kunnen aan de hand van de beeldwaarneming benoemd worden en welke aanvullende informatie geeft dit voor het analyseren van het werk van cliënten? Hoe hebben mijn eigen beeldende patronen invloed op mijn eigen waarneming van het werk van cliënten? 2. Methode In dit hoofdstuk zal ik onder punt 2.1 eerst de onderzoeksbenadering beschrijven en onder punt 2.2 de databronnen. Onder punt 2.3 zal ik ingaan op dataverzamelingstechnieken en onder punt 2.4 komen tot de analysemethoden. In het laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal ik ingaan op de betrouwbaarheid van dit onderzoek en kwaliteitsactiviteiten die ik heb verricht om betrouwbaarheid te waarborgen. 2.1 Onderzoeksbenadering Er is sprake van deels beschrijvend, deels explorerend kwalitatief onderzoek. Het onderzoek is beschrijvend, omdat het gaat over het benoemen, beschrijven en inventariseren van de aard van een onderzoeksverschijnsel (Baarda, De Goede & Theunissen, 2005). Het 14

15 onderzoeksverschijnsel is in dit geval het beeldend werk van cliënten met persoonlijkheidsstoornissen. Het beschrijvende gedeelte sluit aan bij de brede onderzoeksvraag. Explorerend aan dit onderzoek is dat het ook gaat over de ontwikkeling van hypothesen of een theorie (Baarda et al, 2005). Het gaat namelijk naast het beschrijven van het beeldend werk ook om het stellen van een hypothese over de link of de correlatie tussen het werk en het ontwikkelingsniveau en de reflectieve vermogens van de cliënt. Het explorerende stuk van mijn onderzoek sluit dus aan bij de tweede, specifieke subvraag, die vanuit de praktijk is aangeleverd. Dit onderzoek sluit verder aan bij de hermeneutisch-fenomenologische benadering; fenomenologisch omdat de waarneming van gebeurtenissen, of in dit geval het beeldend werk van cliënten, centraal staat en dit is niet (volledig) objectief van aard (Baarda, et al, 2005). Hermeneutisch wil zeggen dat het gaat over een interpretatie, betekenisgeving ervan. 2.2 Databronnen Er kunnen zeven groepen databronnen onderscheiden worden; met name individuele personen, documenten, mediaproducten, sociale werkelijkheid, fysieke sporen, literatuur en databanken en registratiesystemen (Migchelbrink, 2008). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van fysieke sporen in de vorm van beeldend werkstukken van cliënten en mezelf en documenten in de vorm van ingevulde beeldwaarneming-scorelijsten (zie voorbeeld in bijlage 3). In de paragrafen en zal ik deze nader toelichten. In het volgende paragraf zal ik eerst de onderzoeksgroep kort beschrijven De onderzoeksgroep Zoals benoemd is het beeldend werk van cliënten uit de twee behandelgroepen een van de databronnen. De groep bestaat uit negen cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen die in behandeling zijn of bij begin van mijn onderzoek waren bij de deeltijd. De groep cliënten is gemengd qua problematiek en gevarieerd qua leeftijd. Bij sommigen van hen was naast de persoonlijkheidsproblematiek ook nog sprake van een As-I stoornis, zoals een stemmingsstoornis of angststoornis. Omdat de hoofddiagnose op As-II ligt en cliënten op de persoonlijkheidsstoornis behandeld worden, zal ik me hier echter beperken tot de As-II problematiek. Van de negen cliënten waren vijf gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis NAO met cluster C trekken, een met een persoonlijkheidsstoornis NAO met een combinatie van borderline- en cluster C trekken, een cliënten was gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis, een met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en een met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. De leeftijd varieerde van 23 tot 45 jaar. Voor de precieze verdeling zie de twee tabellen op de volgende pagina. 15

16 MBT groep Code cliënt B3 B4 B5 B6 B7 Man/vrouw Leeftijd Diagnose Man 39 NAO (cluster C) Vrouw 23 NAO (cluster C) Vrouw 31 Borderline PS Man 41 Afhankelijke PS Man 41 NAO (cluster C) Schematherapie groep Code cliënt C3 C5 C7 C8 Man/Vrouw Leeftijd Diagnose Vrouw 34 NAO (cluster C) Vrouw 45 NAO (cluster C) Man 33 Ontwijkende PS Vrouw NAO (borderline, cluster C) Fysieke sporen Beeldend werk De data, beeldend werkstukken van de cliënten, waarvan ik voor dit onderzoek gebruik maak zijn 57 werkstukken, gemaakt door de negen cliënten. Vijf van de negen cliënten worden of werden behandeld in de MBT groep, de ontwikkelingsgerichte therapievorm. De overige vier cliënten zijn cliënten uit de schematherapie groep, de meer inzichtgevende therapievorm. Het gebruikte beeldend werk is gemaakt aan de hand van zes beginopdrachten die elke cliënt in de beginfase van de behandeling bij de deeltijd uitvoert. De opdrachten variëren qua materiaal en mate van structuur die gegeven wordt. De materialen die bij de opdrachten aangeboden worden zijn oliekrijt, pastelkrijt, aquarelpotloden, -krijt en verf, acryl- en plakkaatverf, ecoline, klei en papier. De opdrachten hierbij variëren van sterk gestructureerd (maak en compositie van een driehoek, rondje en vierkant), semigestructureerd (maak en tegenstelling) tot relatief vrij (experimenteer met acrylverf of plakkaatverf en gereedschap zoals sponzen, schildersmessen etc.). Voor een overzicht en uitleg van de zes opdrachten zie bijlage 1. Doel van de beginopdrachten is dat cliënten de materialen, verschillende soorten opdrachten, hun voor- en afkeuren erin, eigen mogelijkheden en eigen patronen leren kennen en benoemen. Voor de therapeut is het doel observatie en het komen tot doelstellingen voor beeldende therapie. De tijd die cliënten aan de opdrachten werken varieert, maar is gemiddeld tussen de een en drie sessies (inclusief nabespreking). Cliënten volgen een keer per week een sessie beeldende therapie van 1 ½ uur. Alleen sets die redelijk volledig waren, en zes werkstukken inhouden, zijn gebruikt voor dit onderzoek. In een geval ontbrak echter het aquarel-werkstuk en in een geval het 16

17 kleiwerkstuk omdat de cliënt dit vernietigd had. In vijf gevallen werden er na aanleiding van de opdracht experimenteer met acrylverf/plakkaatverf twee werkstukken gemaakt, een met acrylverf en een met plakkaatverf. De verdeling van de werkstukken over de twee groepen is als volgt: 32 werkstukken, gemaakt door vijf cliënten, uit de MBT groep en 25 werkstukken, gemaakt door vier cliënten, uit de schemagroep. Daarnaast is mijn eigen beeldend werk een databron in dit onderzoek. Het eigen werk is vrij en niet aan de hand van opdrachten of van tevoren geformuleerd thema s ontstaan gedurende de gehele onderzoeksperiode. Het materiaal waarmee ik gewerkt heb varieert; vaak is gebruikt van gemengde technieken, zoals een combinatie van schilderen en borduren. Het meest gebruikte materiaal is acrylverf, daarnaast is gebruik gemaakt van borduurgaren, hout, kartonnen doosjes en pen. Tijdens dit onderzoek zijn 19 werkstukken ontstaan, waarvan zes in bijlage 4 opgenomen zijn. De zes beginopdrachten die ik voor dit onderzoek heb gebruikt heb ik vorig jaar tijdens mijn stage allen een keer zelf uitgevoerd. Een deel ervan heb ik echter op een later tijdstip weggegooid. Voor dit onderzoek heb ik de opdrachten niet nog een keer uitgevoerd. De reden hiervoor is grotendeels praktisch van aard. Omdat ik de opdrachten tijdens de stage al vaak aan cliënten heb uitgelegd en geanalyseerd, was het moeilijk om ze nog een keer uit te voeren onder dezelfde voorwaarden die cliënten ervoor hebben. Ik kon me niet meer losmaken van de analyseaspecten van mijn onderzoek en dit beïnvloedde hoe ik de opdrachten ging benaderen. In mijn vrij werk kon ik me wel losmaken van de analyseaspecten en onbevangen beeldend werken. Ik denk dat dit werk daarom meer zegt over mijn eigen beeldende patronen dan het opnieuw uitvoeren van de beginopdrachten zou doen Documenten Beeldwaarneming-scorelijsten De werkstukken worden met de cliënt nabesproken aan de hand van de beeldwaarneming. Van deze lijst is gebruik gemaakt als databron van dit onderzoek. Ook deze lijst wordt waar mogelijk samen met de cliënt ingevuld. In de lijst wordt alleen op de eerste drie registers gescoord, omdat deze voor cliënten vrij gemakkelijk te begrijpen en zo relatief snel met hem samen te scoren zijn. Dat bij de deeltijd alleen de eerste drie registers met de cliënt samen gescoord worden heeft dus vooral praktische redenen. In register 1 wordt gekeken naar de beeldelementen door die het beeld is ontstaan. Dit zijn bijvoorbeeld lijn, vorm, vlak, kleur, compositie. Dit register is zoals eerder beschreven objectief van aard. Op de lijst die met cliënten samen gescoord wordt, wordt alleen op de aanwezigheid van de elementen gescoord, maar niet gekeken naar de kwantiteit en kwaliteit van de elementen. In register 2 worden de handelingen benoemd die met het betreffende materiaal zijn uitgevoerd. Ook dit register is objectief van aard. De handelingen zijn benoemd aan de hand van een van tevoren opgestelde lijst met een selectie van voor de gebruikte materialen relevante handelingen. Deze lijst is samengesteld door Annette Overberg. De lijst is toegevoegd in bijlage 2. In register 3, concreet en suggestie/symbool, is de suggestie of symboliek beschreven zoals genoemd door de cliënt. Niet bij alle negen cliënten zijn de beeldwaarneming scorelijsten volledig samen met de cliënt ingevuld. Registers 1 en 2 zijn in vier gevallen samen met de cliënt gevuld en in de overige gevallen ingevuld door mij. Register 3 is altijd met de cliënt samen ingevuld, omdat dit 17

18 register volledig gebaseerd is op de subjectieve betekenis die de cliënt zelf geeft aan zijn werk. Omdat er in de aanwezige lijsten alleen gescoord is op de aanwezigheid van beeldelementen, maar er verder niets over de inhoud, de kwantiteit, kwaliteit of dominantie van de elementen gezegd wordt, zijn de lijsten verder aangevuld met een tweede lijst waarop alle overige observaties of opvallendheden genoteerd zijn. Daarnaast is er in een tweede ronde nog een keer een beeldwaarneming scorelijst ingevuld door mij. In deze lijst zijn naast de eerste drie registers ook registers 4 en 5 ingevuld. Verder is in deze lijst wel op dominantie van de elementen gescoord en niet alleen op aanwezigheid (voor gedetailleerde informatie hierover zie het volgende paragraaf). De suggestie of symboliek, het puur subjectieve gedeelte van de cliënt, is hierbij overgenomen uit de eerste ronde. Mijn eigen beeldend werk is ook gescoord aan de hand van dezelfde lijst en op dezelfde manier. 2.3 Dataverzamelingstechnieken De gebruikte dataverzamelingstechniek is de inhoudsanalyse. Daarbij wordt de data verzameld aan de hand van een categorieënstelsel (Migchelbrink, 2008). In dit onderzoek is er verder sprake van coderen met een startlijst. De categorieën en codes binnen de categorieën zijn door de aard van de beeldwaarneming al gegeven. De gebruikte categorieën zijn de verschillende registers, die in de beeldwaarneming onderscheiden worden. De gebruikte codes zijn de items die binnen de registers benoemd worden. Zo is binnen de categorie beeldelementen het item lijn een van de codes. Het verzamelen van data is in twee rondes gebeurt. In de eerste ronde werd het beeldend werk van cliënten bekeken en gearchiveerd samen met de beeldwaarneming scorelijst. De beeldende werkstukken werden in het origineel bekeken en gescoord op de beeldwaarneming scorelijsten in de gevallen dat deze lijst niet volledig met de cliënt samen ingevuld was. Daarnaast werden de werkstukken vastgelegd op de foto en gearchiveerd. Cliënten hebben van tevoren toestemming gegeven dat hun beeldend werk gebruikt mag worden voor onderzoek en dat er foto s van genomen mogen worden. De beeldwaarneming scorelijsten zijn gedupliceerd (overgeschreven) en, om anonimiteit te waarborgen, van een code voorzien in plaats van de naam van de cliënt. Daarnaast werd op de lijst de problematiek en leeftijd van de cliënt genoteerd. Op de oorspronkelijke lijst werden alleen registers 1 tot en met 3 ingevuld. Register 1, de beeldelementen, werd alleen op aanwezigheid gescoord. In de tweede ronde werd zoals eerder benoemd nog een keer een scorelijst ingevuld. Daarbij is niet alleen op aanwezigheid van de elementen of items gescoord, maar een onderscheid gemaakt in dominante elementen/items (gescoord met een A), aanwezige elementen/items (gescoord met een +), min of meer aanwezige elementen/items (+/-) en afwezige elementen/items (-). Niet elk element of item wordt altijd gescoord. Alleen wat relevant voor het beeld en de indruk dat het in zijn geheel maakt wordt ook gescoord. Deze methode voor het invullen van de beeldwaarneming wordt in het Handboek beeldende therapie aanbevolen door Ella Molenaar-Coppens (2009). Als dominant (A) werden elementen gescoord die beeldbepalend zijn en direct in het oog springen of op de voorgrond treden. Zo kan bijvoorbeeld wel sprake van vlak zijn (binnen vormen en op de achtergrond), maar dit niet dominant zijn. Een voorbeeld hiervan is wanneer een vlak volledig gevuld is met duidelijk zichtbare lijnen. Wat de kijker dan als eerste opvalt is lijn, die dan als dominant gescoord wordt; terwijl er wel sprake is van een vlak, dat in dit geval als aanwezig gescoord wordt. 18

19 Binnen een vorm is er eigenlijk altijd sprake van een vlak. Maar als dit vlak egaal ingevuld is en er dus niet gevarieerd wordt binnen het vlak, zal de vorm ervan vaak dominanter zijn (en dus met een A gescoord worden) dan het vlak waaruit het bestaat. Bij deze manier van scoren gaat het dus vooral over de relevantie en de samenhangen van de items. Wat als relevant gezien wordt is minder objectief dan de vraag naar de pure aanof afwezigheid van items. Er moeten keuzes gemaakt worden, die deels subjectief zijn. De eerdergenoemde samenhang met mijn eigen beeldend werk en mijn eigen focus en gevoeligheid die hieruit voortkomen spelen daarbij een rol. Binnen register 1 ligt de focus voor mij bijvoorbeeld vooral op de items vorm, lijn, vlak en compositie omdat dit aspecten zijn die voor mij zelf erg relevant zijn. 2.4 Analysemethoden In de analyse werden de gegevens uit de beeldwaarneming scorelijsten per groep met elkaar vergeleken om de eerste subvraag te beantwoorden. Om de brede onderzoeksvraag te beantwoorden werden de gegevens uit beide groepen naast elkaar gelegd en met elkaar verbonden. Voor de analyse werden alleen de beeldwaarneming scorelijsten uit de tweede ronde gebruikt. Reden hiervoor is dat de gegevens uit de tweede ronde omvangrijker en vollediger zijn dan uit de eerste. De lijsten zijn vollediger omdat alle registers ingevuld zijn. De gegevens zijn verder gedetailleerder omdat ze niet alleen iets over de aanwezigheid van items zeggen maar ook over de relevantie ervan, omdat het verschil tussen dominante, aanwezige, min of meer aanwezige en afwezige items gemaakt is. De informatie uit register 1, de beeldelementen, van beide groepen werd verzameld en vergeleken. Op een turflijst werd gescoord in hoeveel gevallen een item dominant was, in hoeveel gevallen aanwezig en in hoeveel gevallen afwezig. De informatie uit register 2, de handelingen, werd vergeleken door te kijken hoeveel handelingen er verricht werden. Drie of minder handelingen worden als weinig gevarieerd gezien; vier of meer handelingen als gevarieerd. Deze indeling komt voort uit de observaties uit de eerste ronde. Op een turflijst werd gescoord in hoeveel gevallen er sprake was van drie of minder en in hoeveel gevallen van vier of meer handelingen. De informatie uit register 3, de suggestie of symboliek, werd verzameld en in themagroepen geclusterd om een beeld te krijgen rondom welke thema s het werk van cliënten uit de verschillende groepen draait. De analyse hiervan zal dus mede antwoord geven op het eerste deel van mijn onderzoeksvraag welke thema s kunnen op basis van de beeldwaarneming opgespoord en geëxpliciteerd worden in het beeldend werk van cliënten met cluster B/C persoonlijkheidsproblematiek?. De informatie uit registers 4, vormcontrasten en vormrelaties, werd met elkaar vergeleken. In register 4 is, al tijdens het invullen van de lijsten en dus het verzamelen van de gegevens, informatie uit de eerdere registers gecombineerd. De gegevens die hieruit voortkomen geven dus informatie over het patroon en de samenhang van items binnen een werkstuk van een specifieke cliënt. Het vergelijken van alle informatie uit register 4 zal samen met de informatie uit registers 1 en 2 antwoord geven op het tweede gedeelte van mijn onderzoeksvraag welke patronen kunnen op basis van de beeldwaarneming opgespoord en geëxpliciteerd worden in het beeldend werk van cliënten met cluster B/C persoonlijkheidsproblematiek?. De informatie uit register 5 is per groep gebundeld. Mijn eigen beeldend werk en de beeldwaarneming scorelijsten die hiervoor ingevuld zijn, zijn maar indirect betrokken in de analyse. Omdat ik zelf niet gediagnosticeerd ben met een 19

20 cluster B of C persoonlijkheidsstoornis kunnen de gegevens uit mijn eigen beeldend werk niet direct antwoord geven op mijn onderzoeksvraag en subvragen. De informatie uit mijn eigen beeldend werk is gebruikt om een helderder beeld te krijgen van de aspecten van de beeldwaarneming en om te reflecteren op mijn eigen insteek bij het scoren ervan. De gegevens zullen voor een deel wel terug komen in de conclusie. 2.5 Betrouwbaarheid en kwaliteitsactiviteiten De beeldwaarneming is een complexe methode die veel ervaring vereist. Als student kan ik echter alleen op mijn eigen beeldende ervaring en stage-ervaring met de beeldwaarneming terugvallen. Om desondanks de kwaliteit van mijn observaties en analyse te waarborgen ben ik al na mijn stage, voor begin van dit onderzoek, begonnen mijn eigen werk aan de hand van de beeldwaarneming te analyseren. Daarnaast heb ik, zoals boven genoemd, ervoor gekozen de data in twee rondes te verzamelen. Zo kon ik de data uit de eerste ronde in de tweede ronde checken, met de kennis die ik tijdens de eerste ronde verzameld heb. De gegevens uit beide rondes bleken dan ook grotendeels overeen te komen. Twijfelgevallen heb ik besproken met mijn praktijkbegeleidster Annette Overberg, de beeldend therapeute van de deeltijd. Samen met Anika Talkenberger en Carolin Burkhard, twee andere vierdejaars studentes die beide scholing in de beeldwaarneming hebben gehad, heb ik beeldend werk bekeken. Anika Talkenberger gebruikt voor haar onderzoek ook de beeldwaarneming, maar wel met een andere doelstelling en doelgroep. Het werk dat we hebben bekeken was dan ook werk dat zij voor haar onderzoek gebruikte. Wel was het zo dat onze waarneming en beschrijving ervan aan de hand van de beeldwaarneming grotendeels overeenkwam. In de beeldende en beeldend therapeutische literatuur (Baeten, 2007; De Visser, 2003; Boermans, 2001; Molenaar-Coppens, 1994; Gantt & Tabone, 1998; DDS werkgroep Nederland, 2005) en woordenboeken (Van Dale online, 2010; Ficq-Weijnen & Weijnen, 2003) heb ik de begrippen uit de beeldwaarneming opgezocht en mogelijke definities ervan verzameld om een beter begrip ervan te krijgen. Tijdens het onderzoeksproces stond ik in correspondentie met Ella Molenaar-Coppens om waar nodig vragen over de beeldwaarneming te verhelderen. Ook al blijft het bij het toepassen van de beeldwaarneming voor een deel gaan over subjectieve waarneming en gegevens, heb ik op deze manier geprobeerd om de betrouwbaarheid en kwaliteit van mijn gegevens te waarborgen. 3. Resultaten In dit hoofdstuk zal ik onder paragraaf 3.1 eerst antwoord geven op de brede onderzoeksvraag en dan onder punt 3.2 op de specifieke subvragen. Omdat het zoals eerder beschreven bij de beeldwaarneming om de samenhangen tussen de informatie uit de verschillende registers gaat, zal in de resultaten onder paragraaf 3.1 eerst geprobeerd worden om een samenhangend beeld van de brede groep cliënten met cluster B en C persoonlijkheidsstoornissen te schetsen; daarna wordt onder paragraaf 3.2 eerst een samenhangend beeld per groep geschetst en vervolgens de vergelijking gemaakt tussen de twee groepen. Hiermee wordt antwoord gegeven op de subvragen van mijn onderzoek. De 20

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2 Palliatieve Zorg Onderdeel: Kwalitatief onderzoek Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2 Inhoudsopgave Inleiding Blz 2 Zoekstrategie Blz 3 Kwaliteitseisen van Cox et al, 2005 Blz 3 Kritisch

Nadere informatie

EENDAAGSE GROEPSPSYCHOTHERAPEUTISCHE DAGBEHANDELING

EENDAAGSE GROEPSPSYCHOTHERAPEUTISCHE DAGBEHANDELING 1 2 EENDAAGSE GROEPSPSYCHOTHERAPEUTISCHE DAGBEHANDELING 3 INFORMATIE OVER PSYMENS PsyMens is een kleinschalige GGZ instelling met vestigingen in Utrecht, Nieuwegein, Woerden en Amersfoort. Wij bieden een

Nadere informatie

HIC, specialisatie kinderen

HIC, specialisatie kinderen HIC, specialisatie kinderen Module Docent contact uren Zelfstudie Psychologie en psychopathologie 11 44 uur Ontwikkelingspsychologie 11 22 uur Inleiding in de Chakrapsychologie 11 36 uur Jungiaanse psychologie,

Nadere informatie

Houd bij het beantwoorden van de vragen steeds je werk in gedachten. Ga na welk antwoord het meest bij je past. Volg je intuïtie!

Houd bij het beantwoorden van de vragen steeds je werk in gedachten. Ga na welk antwoord het meest bij je past. Volg je intuïtie! Voorbij je eigen wijze: Effectief communiceren met metaprogramma s in professionele relaties. Een mooie uitdaging. We willen je als lezer daartoe graag de gelegenheid geven, door middels een zelfonderzoek

Nadere informatie

ERVAREN DOE JE MET HET LICHAAM

ERVAREN DOE JE MET HET LICHAAM ERVAREN DOE JE MET HET LICHAAM DAN ONTVOUWT ZICH BETEKENIS Schematherapie Pessotherapie EMDR 3 manieren om het verleden toegankelijk te maken Doel: realistisch perspectief op de werkelijkheid Lichamelijke

Nadere informatie

Inhoud Voorwoord 11 Inleiding 13 Hoofdstuk 1 Rechtstreekse weg naar diepere gevoelslagen

Inhoud Voorwoord 11 Inleiding 13 Hoofdstuk 1 Rechtstreekse weg naar diepere gevoelslagen Inhoud Voorwoord 11 Inleiding 13 Persoonlijkheidsproblematiek en beeldende therapie 13 De verbindende kwaliteit van beeldende therapie 14 Het belang van onderzoek naar beeldende therapie 15 In dit boek

Nadere informatie

Over hard werken, verbinden, humor & houden van!!!

Over hard werken, verbinden, humor & houden van!!! Over hard werken, verbinden, humor & houden van!!! Lonneke Mechelse, GZ psycholoog BIG, Registerpsycholoog NIP Arbeid & Organisatie bij Peptalk Delft, (generalistische basis GGZ) & Mentaal Beter Gouda

Nadere informatie

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014)

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014) Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014) Inleiding De kern van (autisme)vriendelijke communicatie is echt contact, gebaseerd op

Nadere informatie

therapieën [ therapie voor positieve gedragsverandering ]

therapieën [ therapie voor positieve gedragsverandering ] therapieën [ therapie voor positieve gedragsverandering ] In het noorden en oosten van Nederland behandelen en begeleiden wij kinderen, jongeren en volwassenen met een licht verstandelijke beperking. Therapieën

Nadere informatie

Centrum Bergkristal Studieplan Deelopleiding Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor

Centrum Bergkristal Studieplan Deelopleiding Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor Centrum Bergkristal Studieplan Deelopleiding Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor Modules Holistisch Integratief Coach en/of Counsellor 1. Psychologie en Psychopathologie 2. Sociale psychologie

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij Ouderen LOAG 20 maart 2013

Persoonlijkheidsstoornissen bij Ouderen LOAG 20 maart 2013 Persoonlijkheidsstoornissen bij Ouderen LOAG 20 maart 2013 Het komt overal voor Agenda at is de persoonlijkheid anneer spreken we over een stoornis at betekent dit voor ons als arts? Persoonlijkheidstrekken

Nadere informatie

Voorwoord bij de tiende druk 8. 1 Inleiding 1 0. deel i voorbereiding 15

Voorwoord bij de tiende druk 8. 1 Inleiding 1 0. deel i voorbereiding 15 Inhoud Voorwoord bij de tiende druk 8 1 Inleiding 1 0 deel i voorbereiding 15 2 Verkenning van onderzoeks- en rapporteringsterrein 1 9 2.1 Terreinafbakening 2 0 2.2 Vraagstelling 3 0 2.3 Doelstelling 3

Nadere informatie

Beeldende. kinderen /adolescenten met gedrags- en emotionele problemen De resultaten van een beschrijvende literatuur studie

Beeldende. kinderen /adolescenten met gedrags- en emotionele problemen De resultaten van een beschrijvende literatuur studie Beeldende therapie voor LVB kinderen /adolescenten met gedrags- en emotionele problemen De resultaten van een beschrijvende literatuur studie Liesbeth Bosgraaf MAth Dr. Kim Pattiselanno Dr. Marinus Spreen

Nadere informatie

Centrum voor Psychotherapie

Centrum voor Psychotherapie Centrum voor Psychotherapie Je zit al een langere tijd niet goed in je vel. Op steeds dezelfde punten in je leven loop je vast. Je hebt al geprobeerd te veranderen. Waarschijnlijk heb je ook al behandelingen

Nadere informatie

Motiverende gespreksvoering

Motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering Naam Saskia Glorie Student nr. 500643719 SLB-er Yvonne Wijdeven Stageplaats Brijder verslavingszorg Den Helder Stagebegeleider Karin Vos Periode 04 september 2013 01 februari

Nadere informatie

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven,

Nadere informatie

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W 1 Naam student: Studentnummer: Datum: Naam leercoach: Inleiding Voor jou ligt het meetinstrument ondernemende houding. Met dit meetinstrument

Nadere informatie

Voorwoord 1 3. Inleiding 1 5 Inhoud van het boek 20

Voorwoord 1 3. Inleiding 1 5 Inhoud van het boek 20 Inhoud Voorwoord 1 3 Inleiding 1 5 Inhoud van het boek 20 deel i achtergronden 23 1 Beeldende therapie 2 5 1.1 Definiëring van het begrip beeldende therapie 2 5 1.2 Geschiedenis van het beroep in Nederland

Nadere informatie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie 1 Samenvatting In opdracht van de FamilieAcademie is een eerste effectmeting gedaan naar de training

Nadere informatie

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst

Sessie 1 19 Introductiebijeenkomst Inhoud I Introductie op het begrip Theory of Mind 7 II Visie op de behandeling van de mens met autisme 9 III Overzicht van de ToM-behandeling 13 IV Programma ToM-behandeling 15 V Gebruik van het werkboek

Nadere informatie

Beoordeling van het PWS

Beoordeling van het PWS Weging tussen de drie fasen: 25% projectvoorstel, 50% eindverslag, 25% presentatie (indien de presentatie het belangrijkste onderdeel is (toneelstuk, balletuitvoering, muziekuitvoering), dan telt de presentatie

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie Grensoverschrijdend gedrag Les 2: inleiding in de psychopathologie Programma Psychopathologie; wat is het? Algemene functionele psychopathologie DSM Psychopathologie = Een onderdeel van de psychiatrie

Nadere informatie

HBO Toegepaste psychologie Contactdag GGZ Kinderen en Jeugd. Drs. Yèrma van Egeraat Registerpsycholoog NIP

HBO Toegepaste psychologie Contactdag GGZ Kinderen en Jeugd. Drs. Yèrma van Egeraat Registerpsycholoog NIP HBO Toegepaste psychologie Contactdag GGZ Kinderen en Jeugd Drs. Yèrma van Egeraat Registerpsycholoog NIP Programma Kennismaking Competenties Gespreksvaardigheden Anamnesegesprek: o Uitvoeren o Observeren

Nadere informatie

Het gedragmodel. 1. Inleiding

Het gedragmodel. 1. Inleiding Het gedragmodel 1. Inleiding Het gedragmodel is een NLP-techiek, ontwikkeld door Peter Dalmeijer (zie www.vidarte.nl) en Paul Lenferink. Het model leert ons feedback te geven waarbij we anderen op hun

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Look! Inspire : De schaduw kant van verslavende middelen Daan Hermans G&I 1B

Look! Inspire : De schaduw kant van verslavende middelen Daan Hermans G&I 1B Look! Inspire : De schaduw kant van verslavende middelen Daan Hermans G&I 1B 1 Inhoudsopgave Inleiding.. 3 Tijdlijn verzameling..4 week 1 & 2..4 week 3 & 4..5 week 5 & 6..6 week 7...7 De verwerkingskeuze....7

Nadere informatie

Interpersoonlijke psychotherapie

Interpersoonlijke psychotherapie Interpersoonlijke psychotherapie in een groep een behandelprotocol voor depressie Dina Snippe, Opleider-supervisor IPT en groepspsychotherapie Cora Versteeg, supervisor IPT en groepspsychotherapeut i.o.

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen Persoonlijkheidsstoornissen PAUL VAN DER HEIJDEN MIRIAM VAN VESSEM Inhoud 1. Wat is een persoonlijkheidsstoornis? 2. Hoe vaak komt het voor? 3. Hoe stellen we een persoonlijkheidsstoornis vast? 4. Wat

Nadere informatie

OBSERVATIE. Hoe kom je in een creatieve mindset? De observatie van een kunstenaar en hoe hij aan zijn creativiteit komt. Robbert Kooiman G&I 1-C

OBSERVATIE. Hoe kom je in een creatieve mindset? De observatie van een kunstenaar en hoe hij aan zijn creativiteit komt. Robbert Kooiman G&I 1-C OBSERVATIE Hoe kom je in een creatieve mindset? De observatie van een kunstenaar en hoe hij aan zijn creativiteit komt Robbert Kooiman G&I 1-C Contents Inleiding... 2 Covert of Overt... 2 Analyse... 3

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

De Stille kracht van impliciet mentaliseren toont zich in het beeldend proces.

De Stille kracht van impliciet mentaliseren toont zich in het beeldend proces. De Stille kracht van impliciet mentaliseren toont zich in het beeldend proces. Brigitte Plum Beeldend Therapeut GGZ Mondriaan - PSYQ Maastricht - MBT Deeltijd 19-6-2015 1 Opbouw presentatie 1. De aanleiding

Nadere informatie

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo WERKVORMEN MAGAZIJN Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo Voorwoord Voor u heeft u Thema boekje 1 Wat is netwerken? Dit themaboekje is een onderdeel van de lessenserie Netwerken.

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

Presentatie onderzoeksverslag Plaatje 1 Welkom bij mijn presentatie. Mijn naam is Monica Heikoop en ik ben docent aan de opleiding Communicatie van

Presentatie onderzoeksverslag Plaatje 1 Welkom bij mijn presentatie. Mijn naam is Monica Heikoop en ik ben docent aan de opleiding Communicatie van Presentatie onderzoeksverslag Plaatje 1 Welkom bij mijn presentatie. Mijn naam is Monica Heikoop en ik ben docent aan de opleiding Communicatie van de Hogeschool Rotterdam. Mijn presentatie is opgebouwd

Nadere informatie

Schemagerichte cognitieve gedragstherapie; de groepspsychotherapievariant

Schemagerichte cognitieve gedragstherapie; de groepspsychotherapievariant Schemagerichte cognitieve gedragstherapie; de groepspsychotherapievariant 3 3.1 Schemagerichte cognitieve gedragstherapie in groepsverband De schemagerichte cognitieve gedragstherapie in groepsverband

Nadere informatie

Lichaamsbewustzijn bij kinderen met psychiatrische problematiek

Lichaamsbewustzijn bij kinderen met psychiatrische problematiek Lichaamsbewustzijn bij kinderen met psychiatrische problematiek Workshop GNOON n.a.v. Onderzoek Master Daphne Uphof & Maloe Hofland Introductie Maloe Hofland Kind en Jeugd ambulant Master PMT Daphne Uphof

Nadere informatie

Behandeling & Diagnostiek

Behandeling & Diagnostiek Behandeling & Diagnostiek Inhoud Voorwoord Wat doet de GGZ Groep? Werkwijze Wanneer kan de GGZ Groep u helpen? Wanneer kan de GGZ Groep u niet helpen? Diagnostiek Werkwijze Kwaliteit Vergoeding Tot slot

Nadere informatie

Post-hbo opleiding cognitief gedragstherapeutisch

Post-hbo opleiding cognitief gedragstherapeutisch Post-hbo opleiding cognitief gedragstherapeutisch werker Volwassenen en ouderen mensenkennis Van onze klinisch psycholoog heb ik een groep cliënten overgenomen, bij wie ik de instrumenten uit de opleiding

Nadere informatie

KATATHYM IMAGINATIEVE PSYCHOTHERAPIE KATATHYMES BILD-ERLEBEN GUIDED AFFECTIVE IMAGERY SYMBOOLDRAMA

KATATHYM IMAGINATIEVE PSYCHOTHERAPIE KATATHYMES BILD-ERLEBEN GUIDED AFFECTIVE IMAGERY SYMBOOLDRAMA KATATHYM IMAGINATIEVE PSYCHOTHERAPIE KATATHYMES BILD-ERLEBEN GUIDED AFFECTIVE IMAGERY SYMBOOLDRAMA WORKSHOP SYMBOOLDRAMA RINO 14.11.2014 KATATHYM IMAGINATIEVE PSYCHOTHERAPIE Dieptepsychologisch georiënteerde

Nadere informatie

Module Docent contact uren Zelfstudie. Psychologie en psychopathologie 11 44 uur Chakrapsychologie 11 72 uur

Module Docent contact uren Zelfstudie. Psychologie en psychopathologie 11 44 uur Chakrapsychologie 11 72 uur Deelopleiding Healing en Energiewerk Mogelijkheden Je kunt deze opleiding en de modules van de opleiding op verschillende manieren benutten. Onderstaand vind je een overzicht van de mogelijkheden. 1. Je

Nadere informatie

Research context: van venster naar poort Onderdeel: context

Research context: van venster naar poort Onderdeel: context Research context: van venster naar poort Onderdeel: context Naam: Zoë Tabak Klas: GAR1D Vak: Research Leraar: Harald Warmelink Datum: 15-3-2015 Inleiding Naar aanleiding van de eerste discussies binnen

Nadere informatie

Wetenschap & Technologie Ontwerpend leren. Ada van Dalen

Wetenschap & Technologie Ontwerpend leren. Ada van Dalen Wetenschap & Technologie Ontwerpend leren Ada van Dalen Wat is W&T? W&T is je eigen leven W&T: geen vak maar een benadering De commissie wil onderstrepen dat wetenschap en technologie in haar ogen géén

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT) voor cliënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis

Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT) voor cliënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT) voor cliënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis Informatie voor cliënten en hun verwijzers Mentaliseren Bevorderende Therapie voor cliënten met een borderline

Nadere informatie

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl GEDRAGSMANAGEMENT Dit kennisitem gaat over gedrag en wat er komt kijken bij gedragsverandering. Bronnen: Gedragsmanagement, Prof.dr. Theo B. C. Poiesz, 1999; Samenvatting boek en college, A.H.S. Poppe,

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Nederlandse Associatie voor Examinering 1 Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Met de scriptie voor Compensation & Benefits Consultant (CBC) toont de kandidaat een onderbouwd advies

Nadere informatie

Coaching met de Zelfkonfrontatie Methode

Coaching met de Zelfkonfrontatie Methode Coaching met de Zelfkonfrontatie Methode (ZKM) Een wijze van coaching die je helpt te onderzoeken wat je inspireert en wat je belemmert. Het leidt tot een ander perspectief, duurzame keuzes en effectief

Nadere informatie

Vaktherapie en groepstrainingen bij De Hoenderloo Groep

Vaktherapie en groepstrainingen bij De Hoenderloo Groep Vaktherapie en groepstrainingen bij De Hoenderloo Groep Therapie en training, iets voor jou? Als je bij De Hoenderloo Groep komt wonen, heb je vaak al veel meegemaakt in je leven. Het valt niet altijd

Nadere informatie

Palliatieve zorg: Kwalitatief onderzoek

Palliatieve zorg: Kwalitatief onderzoek Palliatieve zorg: Kwalitatief onderzoek Hogeschool van Amsterdam Naam: Lauri Linn Konter Studentnr: 500642432 Klas: Lv12-2E2 Jaar: 2012-2013 Docent: M. Hoekstra Inhoudsopgave Inleiding Blz: 3 Verpleegprobleem

Nadere informatie

Het onderzoeksverslag

Het onderzoeksverslag Het onderzoeksverslag Rian Aarts & Kitty Leuverink Onderzoeksverslag (zie ook handboek blz. 306) Titel en Titelpagina Voorwoord Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding (ook wel: Aanleiding) Probleemstelling

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Cursus werkbegeleiding

Cursus werkbegeleiding Cursus werkbegeleiding Naam: Joyce Stuijt Studentnr: 500635116 Klas: 3IKZ1 Opleiding: 3 e jaar HBO-V Studiedeelnummer: 3512TRWBOP Studieonderdeel: Cursus werkbegeleiding Aantal woorden: 1800 Docent: Y.

Nadere informatie

Onderzoeksverslag. Bomen in Beeld

Onderzoeksverslag. Bomen in Beeld Onderzoeksverslag Bomen in Beeld Een onderzoek naar beeldkenmerken in boomtekeningen van ouderen met een depressieve stoornis via de BeeldWaarNemings-lijst Antje Miesen & Michaela Baumann 461853 463138

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Maarten Boogert, soc. psych. verpleegk Divisie Ouderen / 24 uurdienst Mondriaan Zorggroep Heerlen Doelgroepen m.b.t hulpverlening van SPV- er : Acute psychiatrische

Nadere informatie

Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek

Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek Iedereen heeft zo zijn eigenaardigheden. Echter, soms heeft iemand extreme persoonlijke eigenschappen en vertoont hij hinderlijk gedrag. Dit kan zo ernstig zijn dat

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen Persoonlijkheidsstoornissen en Angst Ellen Willemsen Overzicht Relevantie Persoonlijkheidsstoornissen Comorbiditeit in getallen PG cijfers comorbiditeit Relatie tussen angststoornissen en PS Aanbevelingen

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen Persoonlijkheidsstoornissen cluster Zuid-Hollandse Eilanden informatie voor verwijzers Inleiding Het cluster Zuid-Hollandse Eilanden is actief in de regio Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee en de Hoekse

Nadere informatie

Doen bij Depressie. Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen

Doen bij Depressie. Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen Bijlage 7 Doen bij Depressie Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen Leidraad voor individuele ondersteuning en mediatieve therapie bij depressieve cliënten met ernstige cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,

Nadere informatie

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1 B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1 JE ONBEWUSTE PROGRAMMEREN VOOR EEN GEWELDIGE TOEKOMST De meeste mensen weten heel goed wat ze niet willen in hun leven, maar hebben vrijwel geen

Nadere informatie

Het observatieplan. 1 Inleiding

Het observatieplan. 1 Inleiding DC 23 Het observatieplan 1 Inleiding bserveren kan je helpen bij het oplossen van problemen van een cliënt of in een groep. Het helpt je om juiste beslissingen te nemen. bserveren doe je niet zomaar. Je

Nadere informatie

Vraagstelling: Welke verpleegkundige interventies worden ingezet bij depressie, binnen afdeling De Schans.

Vraagstelling: Welke verpleegkundige interventies worden ingezet bij depressie, binnen afdeling De Schans. Vraagstelling: Welke verpleegkundige interventies worden ingezet bij depressie, binnen afdeling De Schans. Hypothese: De verpleegkundige interventies die worden ingezet bij depressie, op afdeling De Schans,

Nadere informatie

Zorgprogramma voor mensen met gerontopsychiatrische problematiek in het verpleeghuis

Zorgprogramma voor mensen met gerontopsychiatrische problematiek in het verpleeghuis Zorgprogramma voor mensen met gerontopsychiatrische problematiek in het verpleeghuis Anne van den Brink Specialist Ouderengeneeskunde Onderzoeker Pakkende ondertitel Inhoud presentatie Inleiding Aanleiding

Nadere informatie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Onderzoeksvraag Uitkomst

Onderzoeksvraag Uitkomst Hoe doe je onderzoek? Hoewel er veel leuke boeken zijn geschreven over het doen van onderzoek (zie voor een lijstje de pdf op deze site) leer je onderzoeken niet uit een boekje! Als je onderzoek wilt doen

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Nijenhuis, N Vakgebied Natuurkunde Titel Wiskunde bij Natuurkunde: de afgeleide Onderwerp Wiskunde natuurkunde transfer Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13 Inleiding 15

Inhoudsopgave. Voorwoord 13 Inleiding 15 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Inleiding 15 1 De eigen plek vanuit beeldend therapeutisch oogpunt 19 1.1 Inleiding 19 1.2 Het fenomeen de eigen plek 20 1.3 De eigen plek als territorium 20 1.3.1 Het menselijk

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die worden uitgevoerd om uit het gevonden bronnenmateriaal

Nadere informatie

basiscompetenties 2de graad beeldende en audiovisuele kunsten

basiscompetenties 2de graad beeldende en audiovisuele kunsten basiscompetenties 2de graad beeldende en audiovisuele kunsten 1 CONCORDANTIETABEL Basiscompetenties 2de graad beeldende en audiovisuele kunsten Concordantie tussen: - de specifieke basiscompetenties voor

Nadere informatie

Kerncompetenties psychotherapeut

Kerncompetenties psychotherapeut Kerncompetenties psychotherapeut 5 oktober 2006 Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie Overname is toegestaan, mits ongewijzigd en met gebruik van bronvermelding. Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie,

Nadere informatie

Kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van de herstelondersteunende zorg binnen de afdeling creatieve therapie van het Antoni van Leeuwenhoek

Kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van de herstelondersteunende zorg binnen de afdeling creatieve therapie van het Antoni van Leeuwenhoek Kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van de herstelondersteunende zorg binnen de afdeling creatieve therapie van het Antoni van Leeuwenhoek Welkom Inleiding onderzoeksthema Diagnose kanker. Alles wat

Nadere informatie

Emotieregulatieproblemen bij jongeren. 13 februari 2018

Emotieregulatieproblemen bij jongeren. 13 februari 2018 Emotieregulatieproblemen bij jongeren 13 februari 2018 Inhoud presentatie 1. De doelgroep / uitleg borderline persoonlijkheidsstoornis 2. BPS bij jongeren/ feiten en cijfers 3. Ontstaan van BPS / insteek

Nadere informatie

FACT: van organisatiemodel naar effectieve interventies

FACT: van organisatiemodel naar effectieve interventies FACT: van organisatiemodel naar effectieve interventies Bauke Koekkoek & Karin van Montfoort-de Rave Lectoraat Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische zorg, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Nadere informatie

Beoordelingsformulieren

Beoordelingsformulieren Beoordelingsformulieren In elke prestatie zitten zoals hierboven uiteengezet (p. 81) vijf elementen verpakt. Het Takenblad is daarop gebaseerd. Om elk van die vijf elementen grondig te kunnen beoordelen

Nadere informatie

Met therapie werken aan je problemen Sterker in de samenleving.

Met therapie werken aan je problemen Sterker in de samenleving. Met therapie werken aan je problemen Sterker in de samenleving. Powered by Pluryn Ik kreeg één keer per week therapie om beter in mijn vel te zitten. Ik leerde om te gaan met vervelende gebeurtenissen

Nadere informatie

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM 7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van

Nadere informatie

Post-hbo opleiding spelobservatie en Sandplay

Post-hbo opleiding spelobservatie en Sandplay mensenkennis Post-hbo opleiding spelobservatie en Sandplay In de opleiding doe je de vaardigheden op om de juiste vragen te stellen en bruikbare observaties te doen. Post-hbo opleiding spelobservatie en

Nadere informatie

Researchverslag: rituelen Joanna Siccama GAR1-B 11-10-2014 leraar: Harald Warmelink

Researchverslag: rituelen Joanna Siccama GAR1-B 11-10-2014 leraar: Harald Warmelink Researchverslag: rituelen Joanna Siccama GAR1-B 11-10-2014 leraar: Harald Warmelink Inleiding Om onderzoek te doen naar rituelen is het in eerste plaats belangrijk om te definiëren wat een ritueel is.

Nadere informatie

Formulier Aanvraag start Afstudeeronderzoek

Formulier Aanvraag start Afstudeeronderzoek Bijlage 2. Aanvraag start Afstudeeronderzoek Formulier Aanvraag start Afstudeeronderzoek Opleiding Sport en Bewegen Hierbij het verzoek om onderstaande gegevens in te vullen en in te dienen bij de afstudeercommissie.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

Techniekkaart: Het houden van een interview

Techniekkaart: Het houden van een interview WAT IS EEN INTERVIEW? Een interview is een vraaggesprek. Wat een interview speciaal maakt, is dat je met een interview aan informatie kunt komen, die je niet uit boeken kunt halen. Als je de specifieke

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Universitair Medisch Centrum Utrecht Verplegingswetenschappen cursusjaar

Nadere informatie

Summer University Psychoanalyse 2017

Summer University Psychoanalyse 2017 Summer University Psychoanalyse 2017 Sacha de Reuver 3 juli t/m 7 juli 2017 UvA Wat is psychoanalyse? Mensbeeld Verzameling theorieën over psychisch functioneren Therapeutisch proces Klassieke Psychoanalyse

Nadere informatie

WORKSHOP: Wat zijn uw eigen competenties?

WORKSHOP: Wat zijn uw eigen competenties? LOGO-congres 15 juni 2012 Onderwijsvernieuwing met Ambitie en Passie WORKSHOP: Wat zijn uw eigen competenties? Theo Bouman & Valerie Hoogendoorn Opleidingsinstituut PPO Groningen 1 Doel Feeling te krijgen

Nadere informatie

2 De waarde van de Rorschach binnen het indicatieonderzoek gedemonstreerd aan de hand van de neurotische façade 10 Hanke de Haan

2 De waarde van de Rorschach binnen het indicatieonderzoek gedemonstreerd aan de hand van de neurotische façade 10 Hanke de Haan Inhoud Inleiding VII Ingrid Groenendijk & Jolien Zevalkink 1 Drie basale stellingen van de psychoanalyse: hoe staat het er nu mee? 1 Frans de Jonghe 2 De waarde van de Rorschach binnen het indicatieonderzoek

Nadere informatie

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Beoordeling Afstudeeronderzoek eindfase 2014-2015 VT-DT ONDERZOEKSVERSLAG 1 Bijlage 5c Beoordelingsformulier onderzoeksverslag

Nadere informatie

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging Studiehadleiding Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging Naam onderwijseenheid: Methoden en vaardigheden voor praktijkonderzoek Code onderwijseenheid: HBOMIGV015MV Jaar: Onderwijsperiode:

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H5 2015-2016

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H5 2015-2016 informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H5 2015-2016 Inhoud: Inleiding 2 Tijdsplanning 3 Logboek 4 Voorbeeld logboek 5 Verslag 6 Bronvermelding 7 Weging/ eindcijfer 8 pws-informatieboekje

Nadere informatie

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2

Nadere informatie

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Voorwoord... iii Verantwoording... v Inhoudsopgave Voorwoord... iii Verantwoording... v INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker als probleemoplosser of de onderzoeker als adviseur...

Nadere informatie

Reflectief luisteren bij psychische problematiek? Léon van Woerden, MNSc Docent IVS, Trainer MI HAN

Reflectief luisteren bij psychische problematiek? Léon van Woerden, MNSc Docent IVS, Trainer MI HAN Reflectief luisteren bij psychische problematiek? Léon van Woerden, MNSc Docent IVS, Trainer MI HAN Introductie van de workshop Voorstellen, connectie met MGV Korte theoretische inleiding over reflectie

Nadere informatie