HOOFDSTUK 2: Zittenblijven, schoolse vertraging en slaagcijfers in het Vlaamse secundair onderwijs

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOOFDSTUK 2: Zittenblijven, schoolse vertraging en slaagcijfers in het Vlaamse secundair onderwijs"

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 2: Zittenblijven, schoolse vertraging en slaagcijfers in het Vlaamse secundair onderwijs In het eerste punt zal de schoolse vertraging besproken worden en in het tweede punt komt het zittenblijven aan bod. Beide begrippen en het verschil tussen beide zullen nog eens kort toegelicht worden. In het derde punt wordt het watervalsysteem in kaart gebracht. Met het watervalsysteem wordt het fenomeen bedoeld waarbij leerlingen in het begin van het gewoon secundair onderwijs 'te hoog mikken': leerlingen proberen eerst 'zwaardere richtingen' en zakken vervolgens naar 'lichtere richtingen' af. Tenslotte wordt er aangetoond dat het watervalsysteem zich niet enkel bij zittenblijvers voordoet maar ook bij doorstromers (leerlingen die naar een hoger leerjaar overgaan). De bespreking van het secundair onderwijs zal zich uitsluitend toespitsen op de leerlingen in de eerste, de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs. Het derde leerjaar van de derde graad (een specialisatiejaar, een voorbereidend jaar op het hoger onderwijs of een naamloos jaar) is niet in het cijfermateriaal opgenomen, net als de vierde graad van het beroepssecundair, de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers en het buitengewoon secundair onderwijs. Ook deeltijdse vormen van leerplichtonderwijs, zoals het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) en de middenstandsopleidingen (opleidingen in de leertijd) van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen (VIZO) worden niet behandeld. De leerlingen die les volgen in het modulair onderwijs worden evenmin opgenomen omdat het modulair onderwijs afwijkt van de structuur opgebouwd uit graden en leerjaren. 2.1 Schoolse vertraging in het gewoon secundair onderwijs Schoolse vertraging (of schoolvertraging of schoolachterstand) is de vertraging die een leerling oploopt ten opzichte van de groep leerlingen van eenzelfde geboortejaar. Wie ouder is dan de 'normale' leeftijd om in een bepaald leerjaar te zitten heeft schoolse vertraging. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de oorzaak van de schoolse vertraging. Iemand kan bijvoorbeeld maanden ziek geweest zijn en daardoor een jaar verloren hebben. Een andere leerling kan na het eerste leerjaar B naar het eerste leerjaar A overgestapt zijn, enz.. Schoolse vertraging geeft alleen een beeld over hoeveel achterstand een leerling in de volledige schoolloopbaan heeft opgelopen. Bij schoolse vertraging kan er helaas geen antwoord gegeven worden op vragen omtrent waar, wanneer en in welke omstandigheden de jongeren deze vertraging hebben opgelopen. Bij schoolse vertraging beschouwt men binnen een bepaald leerjaar enerzijds het aantal leerlingen van een bepaalde generatie dat normaal gevorderd is (aangevuld met de leerlingen met voorsprong uit volgende generaties) en anderzijds het aantal leerlingen met achterstand uit vorige generaties. Die groepen samen vormen immers 100%. Het resulterende percentage leerlingen met achterstand is dan ook functie van schommelingen van het aantal leerlingen in de vermelde groepen en van de verhouding ertussen. Hieronder worden enkele implicaties vermeld. Demografische ontwikkelingen leiden ertoe dat een volgende generatie groter (of kleiner) kan zijn dan een voorgaande. In zo n situatie is het bepalen van de verhouding tussen de normaalgevorderde leerlingen van de ene generatie en de leerlingen met achterstand uit vorige generaties minder aangewezen. Nog minder verantwoord is het dergelijke percentages tussen

2 verschillende schooljaren te vergelijken, als er in deze en tussenliggende (school)jaren tegengestelde demografische ontwikkelingen aan de gang waren. Wie zicht wil krijgen op de schoolse vertraging in het gewoon secundair onderwijs zal eveneens aandacht moeten besteden aan het gewoon en het buitengewoon lager onderwijs. Immers, een aantal leerlingen met vertraging uit het gewoon lager onderwijs stapt op een bepaald moment over naar het buitengewoon lager onderwijs. Sommige van die leerlingen schakelen na enkele jaren buitengewoon onderwijs over naar het gewoon secundair onderwijs. Dit vertekent uiteraard de situatie vermits deze leerlingen enerzijds in het secundair onderwijs beschouwd worden als leerlingen met achterstand en anderzijds op het einde van het lager onderwijs buiten beschouwing blijven. Dit heeft tot gevolg dat de schoolse vertraging in het eerste leerjaar van het gewoon secundair onderwijs hoger is dan deze in het zesde leerjaar van het gewoon lager onderwijs. In de loop van het secundair onderwijs komt op een zeker moment een einde aan de voltijdse (18 jaar) en aan de deeltijdse leerplicht (15 of 16 jaar). Het deeltijds secundair onderwijs bestaat uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO), het deeltijds secundair zeevisserij onderwijs en de vormingen erkend in het kader van de deeltijdse leerplicht waarvan de middenstandsopleidingen georganiseerd door het VIZO het meest bekend zijn. Vanaf de leeftijd van 15 jaar (indien de leerling de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs volledig gevolgd heeft) of 16 jaar (in het andere geval) heeft de leerling dus de mogelijkheid om naar deeltijds onderwijs over te gaan, en vanaf 18 jaar (correcter: op het einde van het schooljaar in het jaar waarin de leerling 18 wordt) heeft de leerling de mogelijkheid het onderwijs te verlaten. Leerlingen in het beroepssecundair onderwijs hebben eveneens de mogelijkheid om in te stappen in het systeem van modulair onderwijs. Meer dan waarschijnlijk wordt de schoolse vertraging in het vierde, het vijfde en zeker het zesde jaar hierdoor nog onderschat. Immers, de kans dat leerlingen met vertraging dan andere keuzes maken dan leerlingen zonder vertraging is zeer reëel, zodat de cijfers vertekend kunnen zijn. Immers de groep van leerlingen in het gewoon voltijds onderwijs met vertraging (uit de vorige generaties) zal dan kunstmatig kleiner worden. Schoolse vertraging geeft dus het antwoord op de vraag hoeveel procent van de leerlingen in een bepaald leerjaar achterstand heeft. In tabel 2.1 zijn de resultaten opgenomen voor het schooljaar Het gaat daarbij enkel om het gewoon voltijds secundair onderwijs. Het buitengewoon onderwijs is niet opgenomen, evenmin als het derde leerjaar van de derde graad, de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs. Ook de leerlingen die modulair onderwijs volgen (875 leerlingen) worden buiten het onderzoek gelaten omdat modulair onderwijs niet naar leerjaren kan ingedeeld worden. Tabel 2.1: Schoolse vertraging (percentages) in het gewoon secundair onderwijs per leerjaar (schooljaar ). Jongens Meisjes Totaal Eerste 21,74% 16,83% 19,35% Tweede 26,83% 20,02% 23,53% Derde 31,99% 22,80% 27,56% Vierde 37,31% 26,14% 31,83% Vijfde 43,82% 30,39% 37,24% Zesde 43,78% 29,11% 36,35% Totaal 33,90% 24,11% 29,11%

3 Daaruit blijkt dat in het eerste leerjaar (eerste jaar van de eerste graad) van het gewoon secundair onderwijs bijna 20% van de leerlingen reeds vertraging heeft en dat dit percentage oploopt tot meer dan 36% in het zesde jaar (tweede jaar van de derde graad). Het percentage is het hoogst in het vijfde leerjaar. De lichte daling in het zesde leerjaar kan o.a. verklaard worden door de uitstap van leerlingen die schoolse vertraging hebben opgelopen en intussen de schoolbanken hebben verlaten. In het eerste leerjaar van het secundair onderwijs hebben jongens meer vertraging dan meisjes, en dit verschil neemt van jaar tot jaar toe. In het zesde leerjaar hebben 43,8% van de jongens en 29,1% van de meisjes schoolse vertraging opgelopen. De achterstand in het eerste jaar kan verscheidene redenen hebben: het oplopen van vertraging in het lager onderwijs; het dubbelen van het eerste leerjaar van het gewoon secundair onderwijs; het overgaan van 1B naar 1A; het overstappen van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs; enz. In vergelijking met het schooljaar is er een lichte daling. In had 20,18% van de leerlingen in het eerste leerjaar en 37,63% in het zesde leerjaar schoolse vertraging opgelopen. In tabel 2.2 wordt de schoolbevolking in het gewoon secundair onderwijs opgesplitst in Belgische leerlingen en leerlingen van vreemde nationaliteit (niet-belgen). Men kan vaststellen dat van de niet-belgen in het eerste leerjaar bijna 60% reeds schoolse vertraging heeft opgelopen (60,22% van de jongens en 58,84% van de meisjes). Dit percentage loopt op tot 72,28% in het vierde leerjaar. Na het vierde leerjaar blijft het percentage min of meer stabiel. Waarschijnlijk is deze status-quo in de hogere leerjaren te wijten aan het overstappen van voltijds naar deeltijds onderwijs of aan het vervroegd uitstappen. Het percentage van Belgische leerlingen met vertraging is lager dan het percentage van alle leerlingen met vertraging. In het eerste leerjaar bedraagt dit percentage 17,49% en het loopt op tot 35,13% in het zesde leerjaar. Tabel 2.2: Schoolse vertraging (percentages) in het gewoon secundair onderwijs per leerjaar. Belgen en niet-belgen (schooljaar ). Belgen Niet-Belgen jongens meisjes totaal jongens meisjes totaal Eerste 19,94% 14,92% 17,49% 60,22% 58,84% 59,55% Tweede 24,74% 18,09% 21,51% 68,81% 60,96% 65,11% Derde 30,08% 20,89% 25,65% 73,51% 64,81% 69,35% Vierde 35,84% 24,37% 30,22% 75,00% 69,58% 72,28% Vijfde 42,63% 28,93% 35,92% 76,43% 67,38% 71,84% Zesde 42,65% 27,78% 35,13% 78,15% 67,02% 72,35% Totaal 32,33% 22,41% 27,47% 71,21% 64,43% 67,88% Uit tabel 2.3 blijkt dat de verhouding tussen normaalgevorderden en leerlingen met schoolvertraging nogal verschillend is tussen de onderwijsnetten. In het gesubsidieerd vrij onderwijs (VGO) is het percentage leerlingen met achterstand relatief klein, in het gemeenschapsonderwijs (GO) is dit percentage al een stuk hoger en in het gesubsidieerd officieel onderwijs (OGO) is dit percentage het hoogst. Dit geldt zowel voor jongens als voor

4 meisjes. In het gesubsidieerd officieel onderwijs is het verschil tussen jongens en meisjes, in tegenstelling tot de twee andere netten, zeer miniem. In het gemeenschapsonderwijs start 29,17% van alle leerlingen het gewoon secundair onderwijs met vertraging, in het gesubsidieerd officieel onderwijs bedraagt dit percentage 38,56%. Tabel 2.3: Schoolse vertraging (percentages) in het gewoon secundair onderwijs per leerjaar en onderwijsnet (schooljaar ). GO VGO OGO Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Eerste 31,80% 26,39% 29,17% 17,56% 13,57% 15,57% 39,23% 37,34% 38,56% Tweede 41,37% 32,44% 37,03% 21,29% 15,89% 18,60% 44,60% 42,60% 43,93% Derde 46,45% 36,21% 41,40% 26,32% 17,91% 22,16% 48,99% 48,71% 48,90% Vierde 52,24% 40,54% 46,34% 31,51% 21,02% 26,22% 55,11% 52,48% 54,19% Vijfde 57,18% 44,11% 50,75% 38,42% 25,51% 31,91% 60,83% 54,55% 58,51% Zesde 57,41% 42,33% 49,61% 38,54% 24,47% 31,23% 61,07% 55,47% 59,05% Totaal 47,18% 36,82% 42,04% 28,56% 19,62% 24,06% 51,88% 48,96% 50,86% Eén van de elementen van verklaring voor de verschillen tussen de onderwijsnetten is ongetwijfeld het percentage leerlingen van vreemde nationaliteit dat vooral in de officiële netten relatief hoog is. Van de niet-belgen in het gewoon secundair onderwijs ( leerlingen) zit 26,5% in het gemeenschapsonderwijs, 19,6% in het gesubsidieerd officieel onderwijs en 53,9% in het gesubsidieerd vrij onderwijs. Bij de totale leerlingenpopulatie in het gewoon secundair onderwijs bedragen deze percentages respectievelijk 16,1%, 8,0% en 75,9%. Let wel, het derde leerjaar van de derde graad, de vierde graad en het modulair onderwijs zijn hierin niet begrepen. Nog duidelijker wordt het indien, binnen elk net, het aandeel van de niet-belgen in de totale leerlingenpopulatie in het gewoon secundair onderwijs wordt berekend. In het gemeenschapsonderwijs bedraagt deze verhouding 6,68%, in het gesubsidieerd officieel onderwijs 9,85% en in het gesubsidieerd vrij onderwijs 2,88%. Er zijn verhoudingsgewijs dus veel meer niet-belgen in de officiële netten. Dat dit gevolgen heeft voor het percentage leerlingen met achterstand voor deze netten, bleek duidelijk uit tabel 2.2. De schoolse vertraging dient eveneens genuanceerd te worden gezien de specifieke opdracht van de officiële netten, namelijk de vrije toegang voor alle leerlingen. Een andere verklaring voor het hoge aantal leerlingen met vertraging in het gesubsidieerd officieel onderwijs zou kunnen zijn dat dit net in het gewoon secundair onderwijs vooral technisch en beroepsonderwijs aanbiedt. In tabel 2.4 wordt de vertegenwoordiging van de onderwijsvormen binnen elk net in beeld gebracht. Maar ook tussen de nationaliteit en de onderwijsvorm is er een wisselwerking. Zo zit er van de leerlingen van vreemde nationaliteit bijna 50% in het BSO. Van de Belgische leerlingen zitten er relatief veel minder leerlingen in het BSO, namelijk 24,1%.

5 Tabel 2.4: Verhouding van de onderwijsvormen binnen de netten (schooljaar ). ASO TSO KSO BSO Totaal GO aantallen % 42,6% 23,0% 2,2% 32,2% 100,0% VGO aantallen % 45,0% 34,3% 1,2% 19,4% 100,0% OGO aantallen % 11,9% 43,9% 5,3% 38,9% 100,0% Totaal aantallen % 41,8% 33,4% 1,7% 23,1% 100,0% Men kan vaststellen dat in het gemeenschapsonderwijs het beroepssecundair onderwijs (BSO) sterk en het technisch secundair onderwijs (TSO) zwak vertegenwoordigd is. In het gesubsidieerd vrij onderwijs is het algemeen secundair onderwijs (ASO) sterk en het BSO zwak vertegenwoordigd. In het gesubsidieerd officieel onderwijs wordt het ASO procentueel veel minder aangeboden (11,9%) ten opzichte van het totaal (41,8%). De drie andere onderwijsvormen worden verhoudingsgewijs veel aangeboden. Dat dit implicaties kan hebben, wordt snel duidelijk. In tabel 2.5 komt immers tot uiting dat er grote verschillen bestaan tussen de onderwijsvormen. Tabel 2.5: Schoolse vertraging (percentages) in het gewoon secundair onderwijs per leerjaar en onderwijsvorm (schooljaar ). ASO TSO KSO BSO Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Derde 11,51% 7,77% 9,45% 35,36% 27,96% 32,38% 54,44% 39,13% 44,91% 59,78% 52,81% 56,68% Vierde 14,59% 9,06% 11,51% 42,68% 32,00% 38,24% 63,99% 45,58% 52,60% 61,97% 54,20% 58,36% Vijfde 20,45% 12,07% 15,73% 49,42% 37,33% 44,36% 71,82% 46,47% 56,96% 64,26% 54,93% 59,84% Zesde 22,55% 12,23% 16,66% 50,31% 37,10% 44,52% 69,50% 46,98% 56,08% 62,65% 51,50% 57,26% Totaal 16,84% 10,15% 13,10% 44,35% 33,73% 39,91% 66,02% 44,84% 53,23% 62,15% 53,39% 58,06% Het ASO telt procentueel de minste leerlingen met vertraging, gevolgd door het TSO en het KSO). In het BSO zitten relatief de meeste leerlingen met vertraging. In het derde leerjaar van het BSO (eerste jaar van de tweede graad) heeft 56,68% van de leerlingen schoolse vertraging. Opvallend is dat dit percentage in de volgende leerjaren nauwelijks verhoogt. Dit zou kunnen betekenen dat van de (kleine) groep leerlingen die het BSO zonder vertraging aanvat, er weinig in de verdere schoolloopbaan een jaar verliezen. Al dient men ook hier rekening te houden met een scheeftrekking van de percentages o.w.v. uitstap of overgang naar deeltijdse vormen van onderwijs. In het ASO valt ook het lage percentage vertraging van meisjes in het zesde leerjaar op (12,23%). Uit wat vooraf gaat blijkt dat in het gewoon secundair onderwijs onder meer het geslacht, de onderwijsvorm en het onderwijsnet de percentages schoolse vertraging beïnvloeden. Deze drie variabelen samen worden in tabel 2.6 in kaart gebracht.

6 Tabel 2.6 bevestigt voor een groot deel de invloed van deze drie variabelen. Toch blijkt dat de algemene trends wel eens doorbroken worden. Zo geldt in het algemeen dat meisjes minder vertraging hebben dan jongens, maar in het gesubsidieerd officieel onderwijs hebben meisjes in het derde en vierde leerjaar van het TSO en in alle leerjaren van het BSO, meer achterstand dan jongens. Wat de netten betreft, is het percentage vertraagden steeds het kleinst in het gesubsidieerd vrij onderwijs. Tussen de twee officiële netten is de relatie complex. In geen enkele onderwijsvorm is de schoolse vertraging in het ene net, voor élk leerjaar, voor zowel meisjes als jongens, hoger dan voor het andere net. Toch kan algemeen gesteld worden dat in het ASO en vooral in het TSO de leerlingen in het gemeenschapsonderwijs meer achterstand hebben dan de leerlingen in het gesubsidieerd officieel onderwijs. In het BSO en vooral het KSO hebben de leerlingen in het gemeenschapsonderwijs minder achterstand dan de leerlingen in het gesubsidieerd officieel onderwijs. Tabel 2.6: Schoolse vertraging (percentages) in het gewoon secundair onderwijs per leerjaar onderwijsvorm en onderwijsnet (schooljaar ). GO VGO OGO Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal ASO Derde 22,97% 16,72% 19,64% 8,70% 5,71% 7,04% 20,00% 16,51% 18,19% Vierde 28,88% 19,76% 24,02% 11,21% 6,92% 8,80% 29,39% 15,50% 21,71% Vijfde 35,33% 24,39% 29,42% 16,78% 9,60% 12,70% 38,35% 17,80% 27,30% Zesde 39,60% 23,03% 30,37% 18,71% 9,93% 13,67% 33,74% 21,23% 26,92% Totaal 30,99% 20,73% 25,45% 13,48% 7,92% 10,34% 29,21% 17,50% 22,92% GO VGO OGO Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal TSO Derde 55,81% 44,99% 51,00% 31,59% 23,83% 28,33% 41,02% 48,94% 42,87% Vierde 62,67% 50,70% 57,29% 38,73% 27,50% 33,87% 49,92% 52,69% 50,67% Vijfde 67,60% 54,14% 62,01% 45,55% 33,29% 40,22% 55,18% 53,00% 54,51% Zesde 67,68% 56,66% 62,79% 46,26% 32,35% 39,93% 58,95% 58,45% 58,79% Totaal 63,69% 51,68% 58,44% 40,44% 29,35% 35,61% 50,85% 53,42% 51,57% GO VGO OGO Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal KSO Derde 67,90% 50,79% 57,49% 45,11% 33,55% 37,91% 61,90% 40,69% 48,47% Vierde 72,09% 44,00% 54,24% 60,83% 40,86% 48,50% 63,89% 56,89% 59,64% Vijfde 71,17% 50,68% 59,53% 66,90% 42,21% 51,80% 81,01% 53,16% 65,80% Zesde 67,14% 52,32% 57,01% 65,77% 40,41% 50,54% 76,97% 57,40% 66,67% Totaal 69,83% 49,39% 57,11% 60,93% 39,65% 47,90% 72,91% 52,46% 61,21% GO VGO OGO Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal BSO Derde 68,62% 62,42% 65,78% 54,40% 46,43% 50,72% 66,41% 67,35% 66,74% Vierde 70,93% 62,36% 66,70% 57,41% 48,48% 53,08% 66,33% 69,86% 67,54% Vijfde 70,55% 63,02% 66,85% 60,51% 49,63% 55,18% 70,27% 70,51% 70,36% Zesde 70,13% 60,88% 65,44% 59,26% 46,52% 52,82% 66,88% 67,23% 67,00% Totaal 70,01% 62,21% 66,21% 57,91% 47,80% 53,00% 67,46% 68,81% 67,93%

7 2.2 Zittenblijven in het gewoon secundair onderwijs Een zittenblijver kan gedefinieerd worden als een leerling die in het beschouwde schooljaar in hetzelfde leerjaar zit als het voorgaande schooljaar. Daar waar de schoolse vertraging een beeld geeft over de achterstand die een leerling in heel de schoolloopbaan heeft opgelopen, geeft zittenblijven een momentopname in één schooljaar, in casu het schooljaar Op basis van de gegevens in de leerlingendatabanken van het departement Onderwijs is het mogelijk om het zittenblijven te berekenen. Naast informatie over het leerjaar in het huidige schooljaar is er ook informatie beschikbaar over het voorgaande schooljaar. Via een eenvoudige vergelijking van deze twee gegevens kan het zittenblijven in kaart gebracht worden. In de analyse werd er gewerkt met alle secundaire scholen, op twee scholen na waar informatie over het voorgaande schooljaar niet volledig of correct beschikbaar was. In deze 2 scholen zaten (slechts) 727 leerlingen. Bij een gelijkaardige onderzoek in het verleden voor het schooljaar werden nog 114 scholen uit het onderzoek weggelaten, wat ongeveer neer kwam op 10% van alle leerlingen in het gewoon secundair onderwijs. Bijgevolg moet elke vergelijking met de cijfers van het schooljaar met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Eerst zullen algemene resultaten in kaart worden gebracht, met als variabelen het geslacht, het onderwijsnet, het leerjaar, de onderwijsvorm, de studierichting en de provincie. * Algemene resultaten Uit grafiek 2.1 valt af te lezen dat van alle jongeren die in het schooljaar gewoon secundair onderwijs volgen, er 6,34% blijft zitten. Het gaat daarbij enkel om het gewoon voltijds secundair onderwijs. Het buitengewoon onderwijs is niet opgenomen, evenmin als de zevende (specialisatie)jaren, de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs. Ook de leerlingen die modulair onderwijs volgen (ongeveer 800) worden buiten het onderzoek gelaten omdat modulair onderwijs niet naar leerjaren en graden kan ingedeeld worden. Grafiek 2.1: Zittenblijvers (percentages) in het gewoon secundair onderwijs, per geslacht (schooljaar ). 9% 6% 8,17% 4,43% 6,34% 3% 0% jongens meisjes totaal Dit percentage zittenblijvers heeft betrekking op een momentopname: in het schooljaar zat 6,34 procent van de scholieren in hetzelfde leerjaar als in het schooljaar In vergelijking met het schooljaar (6,09% zittenblijvers) is dit percentages lichtjes toegenomen.

8 Het verschil tussen de beide geslachtsgroepen is enorm groot: 8,17% van de jongens blijft zitten, van de meisjes is dit slechts 4,43%. Dit sekseverschil is ten opzichte van het schooljaar nóg groter geworden. Bij de bespreking van schoolse vertraging is reeds gewezen op de verschillen die bestaan tussen leerlingen van vreemde nationaliteit (niet-belgen) en Belgische leerlingen. In grafiek 2.2 ziet men dat niet-belgen vaker blijven zitten als de Belgische leerlingen (9,18% ten opzichte van 6,22%). De verschillen tussen niet-belgen en Belgen zijn wat betreft het zittenblijven, wel minder uitgesproken dan bij schoolse vertraging. Maar schoolse vertraging geeft een beeld van de totale studieloopbaan, terwijl zittenblijven een beeld geeft van één schooljaar. Grafiek 2.2: Belgische zittenblijvers en zittenblijvers van vreemde nationaliteit (niet- Belgen) in het gewoon secundair onderwijs, per geslacht (schooljaar ). 12% 11,05% 9% 6% 8,05% 7,31% 4,31% 9,18% 6,22% niet-belg Belg 3% 0% jongens meisjes totaal In grafiek 2.3 wordt het percentage zittenblijvers in de onderwijsnetten in kaart gebracht. Grafiek 2.3: Zittenblijvers in het gewoon secundair onderwijs (percentages) per onderwijsnet en geslacht (schooljaar ). 14% 12% 10% 8% 6% 4% 13,09% 8,02% 10,58% 6,56% 3,30% 4,92% 12,13% 9,53% 11,22% jongens meisjes totaal 2% 0% GO VGO OGO

9 Het gemeenschapsonderwijs (GO) en het gesubsidieerd officieel onderwijs (OGO) hebben een opvallend hoger percentage zittenblijvers dan het gesubsidieerd vrij onderwijs (VGO). Vergeleken met het percentage zittenblijvers in het gesubsidieerd vrij onderwijs (4,92%), zijn de percentages in het gemeenschapsonderwijs en in het gesubsidieerd officieel onderwijs meer dan het dubbele (respectievelijk 10,58% en 11,22%). De verschillen tussen jongens en meisjes zijn het grootst in het gesubsidieerd vrij onderwijs waar het percentage zittenblijvers voor de jongens bijna dubbel zo hoog is als voor de meisjes. In grafiek 2.4 wordt het percentage zittenblijvers per leerjaar in kaart gebracht. Daaruit kan men afleiden dat het eerste leerjaar relatief weinig zittenblijvers telt, namelijk 3,26%. 11,2% van deze zittenblijvers maakt bovendien een overstap van het eerste leerjaar A naar het eerste leerjaar B. Dit is eigenlijk een reguliere overgang en kan in principe niet als zittenblijven beschouwd worden. Het percentage zittenblijven loopt per leerjaar gestaag op: in het tweede leerjaar (inclusief het beroepsvoorbereidend jaar) tot 4,75% en in het derde leerjaar (eerste jaar van de tweede graad) tot 7,44%. In het vierde leerjaar (tweede jaar van de tweede graad) stagneert het percentage (7,63%) en in het vijfde leerjaar (eerste jaar van de derde graad) kent het percentage zittenblijvers een piek (10,71%). In het zesde leerjaar (tweede jaar van de derde graad) daalt het percentage zittenblijvers tot 4,18%. In vergelijking met het schooljaar is het opvallend dat er nu minder zittenblijvers zijn in de eerste graad (vooral het tweede leerjaar), er een minieme stijging is in de tweede graad en, vooral, een aanzienlijke stijging in de derde graad. Vooral het percentage zittenblijvers in het eerste le erjaar van de derde graad is opvallend hoog (10,71% in t.o.v. 9,20% in ). Grafiek 2.4: Zittenblijvers in het gewoon secundair onderwijs (percentages) per leerjaar en geslacht (schooljaar ). 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 4,29% 2,17% 3,26% 5,99% 3,44% 4,75% 9,51% 5,21% 7,44% 9,96% 5,20% 7,63% 13,21% 8,11% 10,71% 5,99% 2,42% 4,18% jongens meisjes totaal 0% In de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs volgen de leerlingen onderwijs in één van de vier onderwijsvormen: algemeen secundair onderwijs (ASO), technisch secundair onderwijs (TSO), kunstsecundair onderwijs (KSO) of beroepssecundair

10 onderwijs (BSO). Dat het percentage zittenblijvers verschilt naargelang de onderwijsvorm, blijkt duidelijk uit grafiek 2.5. Het ASO telt relatief de minste zittenblijvers (4,22%), gevolgd door het BSO (7,47%), het TSO (11,37%) en het KSO (15,65%). Opvallend is het relatief laag percentage zittenblijvers in het BSO. Uit wat voorafging (2.1) bleek dat er in het BSO veel leerlingen met schoolse vertraging zaten. Dit kan twee redenen hebben: ofwel vatten de meeste leerlingen het BSO aan met schoolse vertraging ofwel vangt het BSO veel leerlingen met schoolse vertraging van andere onderwijsvormen op. Hier zal later dieper op ingegaan worden. De sekseverschillen zijn het grootst in het ASO, het percentage zittenblijvers is bij de jongens meer dan dubbel zo hoog dan bij de meisjes (6,00% t.o.v. 2,82%). In het BSO is dit verschil veel minder (8,65% t.o.v. 6,13%). In vergelijking met het schooljaar zijn er geen grote verschuivingen. Er is een lichte procentuele stijging in elke onderwijsvorm. Grafiek 2.5: Zittenblijvers in het gewoon secundair onderwijs (percentages) per onderwijsvorm en geslacht, leerjaren 3-6 (schooljaar ). 21,38% 20% jongens 15,65% meisjes 15% 13,64% 11,37% 11,90% totaal 10% 5% 6,00% 4,22% 2,82% 8,22% 8,65% 7,47% 6,13% 0% ASO TSO KSO BSO In grafiek 2.6 wordt het zittenblijven regionaal in kaart gebracht (leerlingen die les volgen in Nederlandstalige scholen in Duitsland worden buiten beschouwing gelaten). In de provincie Antwerpen is het percentage zittenblijvers in het gewoon secundair onderwijs het hoogst (7,46%). In deze provincie zijn relatief veel leerlingen van vreemde nationaliteit (6,28%) wat het percentage zittenblijvers kan beïnvloeden. Ook in het gewoon lager onderwijs had de provincie Antwerpen de meeste zittenblijvers. Ook in Vlaams-Brabant (6,92%) zijn er procentueel meer zittenblijvers dan het Vlaamse gemiddelde. In Limburg (6,35%) is het percentage zittenblijvers ongeveer gelijk aan het Vlaamse gemiddelde, in Oost- Vlaanderen (5,76%) is het percentage iets lager. In West-Vlaanderen (4,45%) is het percentage zittenblijvers veel lager dan elders in Vlaanderen. In het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijven er relatief veel scholieren zitten, namelijk 9,68% wat aanzienlijk hoger is dan het Vlaamse gemiddelde (6,34%). Het is een algemeen fenomeen dat het percentage zittenblijvers hoger is in de grote steden dan in de rest van de provincies. In Antwerpen bijvoorbeeld bedraagt het percentage zittenblijvers 10,06%, in Hasselt 9,68%%, in Leuven 8,48%, in Gent 7,23% en in Brugge 6,19%.

11 Grafiek 2.6: Zittenblijvers in het gewoon secundair onderwijs (percentages) per provincie (schooljaar ). 12% 12,08% jongens 9% 6% 9,55% 5,31% 7,46% 7,35% 9,68% 8,29% 7,33% 6,35% 5,76% 4,31% 4,14% 9,11% 4,58% 6,92% meisjes totaal 5,85% 4,45% 3% 3,00% 0% Antwerpen Brussels Hoofdstedelijk Gewest Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen * Resultaten per leerjaar en onderwijsvorm in de tweede en derde graad Er zijn binnen elke onderwijsvorm grote verschillen tussen de leerjaren. Grafiek 2.7 bevat, per onderwijsvorm, 2 soorten van gegevens, enerzijds het percentage zittenblijvers per leerjaar en anderzijds het onderscheid naar soort zittenblijver (zittenblijver in dezelfde dan wel in een andere studierichting). Men kan vaststellen dat de verhoudingen tussen de leerjaren verschillen naargelang de onderwijsvorm. Het ASO en het TSO volgen hetzelfde patroon van het algemeen gemiddelde per leerjaar, dit betekent een gestage stijging van het percentage zittenblijvers van het derde tot het vijfde leerjaar, en een daling in het zesde. In het KSO verloopt het percentage zittenblijvers in tegenovergestelde richting: in het derde leerjaar reeds zeer hoog, nadien daalt dit percentage geleidelijk. In het BSO is het percentage zittenblijvers het hoogst in het derde leerjaar, in het vierde leerjaar daalt dit percentage aanzienlijk en in het vijfde leerjaar is er opnieuw een stijging. Het is dus vooral in het eerste jaar dat ze echt beroepsonderwijs kiezen, het derde leerjaar, dat BSO-leerlingen blijven zitten. In het BSO zijn het derde leerjaar van de tweede graad en het eerste leerjaar van de derde graad samengeteld in het vijfde leerjaar. Het tweede gegeven dat uit grafiek 2.7 af te leiden valt is de opsplitsing van de zittenblijvers naar soort. Men kan immers de zittenblijvers opdelen in een groep die in het huidige schooljaar in dezelfde studierichting zit als het voorgaande schooljaar en in een groep die in een andere studierichting (eventueel in een andere onderwijsvorm) zit, maar in hetzelfde leerjaar. Deze laatste groep blijft dus zitten en is naar een andere studierichting overgeschakeld (het zwarte balkje in de grafiek).

12 Grafiek 2.7: Zittenblijvers (percentages) naar soort en per leerjaar in het ASO, TSO, KSO en BSO (schooljaar ). Zie excel-file

13 In het eerste jaar van de tweede graad (het derde leerjaar) in het BSO, het KSO en het TSO wordt deze opdeling niet gemaakt omdat er dit schooljaar een kleine herschikking van studierichtingen heeft plaatsgevonden. De opsplitsing naar soort is voor elk leerjaar gemaakt. Het is meteen duidelijk dat de zittenblijvers in het zesde leerjaar bijna allemaal in dezelfde studierichting zitten als het vorige schooljaar. Men heeft immers slechts toegang tot het zesde jaar indien men het vijfde jaar van dezelfde studierichting met vrucht heeft beëindigd (behoudens enkele zeer uitzonderlijke gevallen). Tot het zesde jaar van het BSO heeft men eveneens toegang indien men het vijfde jaar van het TSO of het KSO met vrucht heeft beëindigd (indien men vanuit een overeenstemmende richting komt). Uit grafiek 2.7 blijkt dat er in het zesde jaar van het BSO 0,10% zittenblijvers uit een andere studierichting terug te vinden zijn. Van grafiek 2.7 leest men af dat in het ASO het merendeel van de zittenblijvers in het vierde en vijfde leerjaar het jaar in dezelfde studierichting volgt. In de andere onderwijsvormen is dit minder het geval. In het TSO en het BSO komt in het vierde en het vijfde leerjaar meer dan 40% van de zittenblijvers uit een andere studierichting. In het KSO is dit zelfs iets meer dan de helft. Men ziet in het TSO, het BSO en vooral het KSO iets van het beruchte watervalsysteem : leerlingen proberen eerst zwaardere studierichtingen en zakken vervolgens naar lichtere af. Op basis van deze cijfers kan men in principe niets zeggen over de overgang tussen de verschillende onderwijsvormen, wel over de overgang van zittenblijvers tussen verschillende studierichtingen. Verderop zal dieper op het watervalsysteem, zowel tussen onderwijsvormen als tussen studierichtingen, ingegaan worden.

14 * zittenblijven per studierichting In tabel 2.7a worden de percentages zittenblijvers per studierichting weergegeven. Omdat er gewerkt wordt met een gereduceerd bestand kan het aantal leerlingen per studierichting soms minder zijn dan het reële aantal. Alleen de studierichtingen waar er in een leerjaar meer dan 150 leerlingen terug te vinden zijn, zijn in de tabel opgenomen. Sommige studierichtingen worden zowel in de tweede als de derde graad ingericht, andere alleen in één van beide. In het TSO, KSO en het BSO is er met ingang van het schooljaar een herstructurering van de studierichtingen, waardoor de meeste studierichtingen in de tweede graad ofwel in het eerste leerjaar (nieuw systeem) ofwel in het tweede leerjaar (uitdovend systeem) leerlingen hebben. Om te beoordelen of een studierichting al dan niet veel zittenblijvers heeft (t.o.v. de onderwijsvorm waaronder ze valt) kan dus niet steeds naar het totaalpercentage gekeken worden maar kan de vergelijking beter per leerjaar gemaakt worden. Deze percentages hebben betrekking op het aantal zittenblijvers in een bepaalde studierichting in het schooljaar Dit houdt in dat deze leerlingen niet geslaagd waren (of wensen te dubbelen) in het schooljaar , maar zegt niets over de studierichting waarin ze niet-geslaagd waren, maw het percentage zittenblijvers in een studierichting kan hoog/laag zijn omdat het niet-geslaagden van/naar andere studierichtingen heeft aangetrokken/afgestoten. In het ASO hebben de menswetenschappen richtingen opvallend hoge percentages zittenblijvers, tot 2 à 4 keer meer dan de ASO-gemiddelden. De Latijnrichtingen hebben relatief zeer weinig zittenblijvers. In het TSO zitten er in de studierichtingen toerisme (en onthaal), elektrotechnieken, lichamelijke opvoeding en sport en informatica (het vijfde jaar) relatief veel zittenblijvers. In de richtingen sociale en technische wetenschappen, techniek-wetenschappen, houttechnieken en, vooral, industriële wetenschappen zijn de percentages zittenblijvers lager dan de TSOgemiddelden. In het BSO wijken de percentages minder sterk van het gemiddelde af dan in andere onderwijsvormen. In de studierichtingen houtbewerking, personenzorg, verzorging-voeding en lassen-constructie zitten er wel relatief minder zittenblijvers. In tabel 2.7b worden de percentages zittenblijven voor studierichtingen (van meer dan 150 leerlingen) in de eerste graad weergegeven. Van de studierichtingen met meer dan leerlingen hebben de richtingen moderne wetenschappen, industriële wetenschappen en vooral Grieks-Latijn en Latijn lagere percentages zittenblijvers dan het gemiddelde voor het tweede leerjaar (4,75%). In de studierichtingen kantoor en verkoop-verzorging-voeding, handel, mode-verzorging-voeding, sociale en technische vorming en nijverheid schommelen de percentages zittenblijvers rond 6 à 8%. In de richtingen mechanica-elektriciteit en houtmetaal liggen de percentages nog iets hoger.

15 Tabel 2.7a: Zittenblijvers in de tweede en de derde graad per studierichting en leerjaar, schooljaar Zie excelfile Tabel 2.7b: Zittenblijvers in de eerste graad per studierichting en leerjaar, schooljaar Zie excelfile

16 2.3 Zittenblijven en watervalsysteem In wat voorafging werd er gekeken naar het aantal zittenblijvers in een schooljaar per onderwijsvorm of studierichting. Het is interessant om na te gaan in welke onderwijsvorm en studierichting deze zittenblijvers vorig schooljaar zaten (en waarschijnlijk niet geslaagd zijn of een B-attest hebben behaald). In tabel 2.8 (a en b) wordt voor de tweede en derde graad de verhouding geschetst tussen de huidige onderwijsvorm en de onderwijsvorm waar de zittenblijvers het vorig schooljaar les volgden. In tabel 2.8a wordt de situatie bekeken vanuit het standpunt van het huidige schooljaar. Van alle zittenblijvers in het ASO tijdens het schooljaar zaten er 98,12% vorig jaar eveneens in het ASO. Maar voor de andere onderwijsvormen liggen deze percentages heel wat lager, in het TSO 81,62%, het BSO 78,58% en in het KSO 61,44%. Opmerkelijk is dat 16,73% van de zittenblijvers in het TSO vorig jaar in een studierichting van het ASO zat en 19,14% van de zittenblijvers in het BSO komt uit het TSO. De zittenblijvers in het KSO komen uit het ASO (23%), uit het TSO (12%) en in mindere mate uit het BSO (3%). De rubriek andere omvat voornamelijk leerlingen uit het deeltijds onderwijs en leerlingen die het vorig schooljaar in het buitenland les volgden. Tabel 2.8 Zittenblijvers in de tweede en de derde graad, schooljaar a) Zittenblijvers, gegroepeerd naar de onderwijsvorm in het huidige schooljaar, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het vorige schooljaar. vorig schooljaar huidig schooljaar ASO BSO KSO TSO andere totaal ASO 98,12% 0,09% 0,26% 1,51% 0,02% 100% BSO 1,18% 78,58% 0,94% 19,14% 0,16% 100% KSO 23,31% 2,97% 61,44% 12,29% 0,00% 100% TSO 16,73% 0,84% 0,80% 81,62% 0,01% 100% b) Zittenblijvers gegroepeerd naar de onderwijsvorm in het vorige schooljaar, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het huidige schooljaar. huidig schooljaar vorig schooljaar ASO BSO KSO TSO totaal ASO 70,65% 0,84% 2,60% 25,91% 100% BSO 0,11% 97,02% 0,58% 2,29% 100% KSO 2,11% 7,39% 76,58% 13,91% 100% TSO 0,76% 9,49% 0,96% 88,79% 100% In tabel 2.8b wordt het zittenblijven vanuit een ander perspectief bekeken. De zittenblijvers worden bekeken en ingedeeld in functie van de studierichting (en onderwijsvorm) van het vorige schooljaar. Waar (= in welke onderwijsvorm) zijn de leerlingen die niet slaagden in een bepaald leerjaar in een bepaalde onderwijsvorm dit schooljaar terechtgekomen? Men kan algemeen stellen dat tabel 2.8a de instroom van de zittenblijvers en tabel 2.8b de uitstroom van de niet-geslaagden toont. In de berekening zijn dus alleen die leerlingen opgenomen die nog steeds in het gewoon secundair onderwijs terug te vinden zijn. In de berekeningen zijn er in absoluut aantal evenveel zittenblijvers in het huidige schooljaar als er niet-geslaagden waren in het vorige schooljaar. Dit houdt in dat leerlingen (al dan niet geslaagd in het vorig schooljaar) die naar deeltijdse vormen van onderwijs zijn overgeschakeld of leerlingen die het onderwijs verlaten hebben niet in de berekening opgenomen zijn.

17 Uit tabel 2.8b valt af te lezen dat van diegenen die het vorig schooljaar in het ASO zaten en dit schooljaar in hetzelfde leerjaar zitten als het vorig jaar (zittenblijvers), er 70,65% in het ASO gebleven zijn en 29,35% naar studierichtingen van een andere onderwijsvorm overgeschakeld zijn, vooral naar het TSO (25,91%). Van de zittenblijvers die vorig jaar in het TSO les volgden zijn er dit schooljaar 9,49% naar het BSO overgeschakeld. Het beruchte watervalsysteem blijkt dus zowel uit tabel a als tabel b. Met het begrip "watervalsysteem" in het gewoon secundair onderwijs wordt het fenomeen bedoeld waarbij leerlingen in het begin van het gewoon secundair onderwijs 'te hoog mikken'; leerlingen proberen eerst 'zwaardere richtingen' en zakken vervolgens, al dan niet gecombineerd met zittenblijven, naar 'lichtere richtingen' af. Dit cascade-effect kan zich zowel binnen een onderwijsvorm voordoen (van de ene opleiding naar de andere) als tussen onderwijsvormen. Wat onder zwaardere en lichtere onderwijsvormen en studierichtingen wordt verstaan, houdt niet alleen verband met het leerprogramma, maar ook met de status die aan die opleidingen maatschappelijk wordt toegekend. In het schooljaar was dit watervalsysteem bij zittenblijvers groter. Van de leerlingen die in het schooljaar in het ASO zaten en in bleven zitten, waren er 62,99% in het ASO gebleven (t.o.v. 70,65% in ). Van de zittenblijvers die in in het TSO zaten, was er in ,28% naar een andere onderwijsvorm overgeschakeld (t.o.v. 88,79% in ). Als men over een watervalsysteem spreekt veronderstelt men automatisch een rangorde of hiërarchie tussen verschillende studierichtingen. Deze rangordening van studierichtingen, waarbij meestal de theoretische boven de technische en de technische boven de beroepsrichtingen worden ingeschat, is totaal verkeerd. Het is immers voor elke jongere aangewezen dat hij terechtkomt in een opleiding die het best bij zijn mogelijkheden past. Het is wel zo dat frequente overgangen tussen studierichtingen en onderwijsvormen, om het even welke overgang, in de meeste gevallen niet echt bevorderlijk zijn, zowel voor de leerling als voor het onderwijssysteem. Iedereen zal beamen dat het voor alle partijen wenselijk is dat leerlingen in het begin van de secundaire studieloopbaan op een degelijke wijze worden georiënteerd zodanig dat ze een opleiding krijgen die het best bij hun capaciteiten past. De bedoeling van de bespreking is dus niet om een rangorde tussen de studierichtingen en onderwijsvormen op te maken, noch om voor deze frequente overgangen, voor het mislukken, voor het zittenblijven, voor foutieve oriënteringen, enz. verantwoordelijken aan te wijzen. In onderstaande bespreking is de nadruk louter op de kwantitatieve gegevens gelegd. In wat volgt zal het zittenblijven en het watervalsysteem per onderwijsvorm en leerjaar apart bekeken worden.

18 * Watervalsysteem tussen de onderwijsvormen Tabel 2.9: Zittenblijven en watervaleffect in het TSO a) Zittenblijvers in het TSO in het huidige schooljaar, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het vorige schooljaar. vorig schooljaar leerjaar ASO BSO KSO TSO totaal 3 21,15% 1,68% 1,21% 75,97% 100,00% 4 17,86% 1,31% 1,07% 79,76% 100,00% 5 18,51% 0,29% 0,64% 80,57% 100,00% 6 0,25% 0,00% 0,00% 99,75% 100,00% B) Zittenblijvers die het vorige schooljaar in het TSO zaten, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het huidige schooljaar. huidig schooljaar leerjaar ASO BSO KSO TSO totaal 3 1,28% 13,71% 1,61% 83,40% 100,00% 4 0,91% 10,76% 1,34% 87,00% 100,00% 5 0,62% 9,16% 0,65% 89,58% 100,00% 6 0,00% 0,58% 0,00% 99,42% 100,00% De waterval is relatief het hoogst in het eerste jaar van de tweede graad (= derde leerjaar). Meer dan een vijfde (21,15%) van de zittenblijvers in het derde leerjaar TSO is afkomstig uit het ASO en 13,71% van zittenblijvers uit het TSO blijft zitten in het derde leerjaar van het BSO. In het vierde en vijfde leerjaar zijn deze percentages iets lager. Tabel 2.10: Zittenblijven en watervaleffect in het ASO b) Zittenblijvers die het vorige schooljaar in het ASO zaten, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het huidige schooljaar. huidig schooljaar leerjaar ASO BSO KSO TSO totaal 3 63,61% 1,67% 3,27% 31,45% 100,00% 4 68,80% 0,67% 3,05% 27,48% 100,00% 5 67,80% 0,62% 2,65% 28,93% 100,00% 6 99,45% 0,14% 0,00% 0,41% 100,00% Tabel 2.10a is niet opgenomen omdat uit tabel 2.8a reeds bleek dat bijna alle zittenblijvers in het ASO afkomstig zijn uit het ASO. Wel is duidelijk dat vele leerlingen die vorig jaar in het ASO les volgden (en niet geslaagd zijn) dit jaar naar een andere onderwijsvorm zijn overgeschakeld. In het derde jaar is de waterval het grootst, 31,45% dubbelt het jaar in het TSO, 3,27% in het KSO en een kleine fractie in het BSO (1,67%). In het vierde en vijfde leerjaar blijven deze percentages voor het TSO zeer hoog (iets minder dan 30%).

19 Tabel 2.11: Zittenblijven en watervaleffect in het BSO a) Zittenblijvers in het BSO in het huidige schooljaar, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het vorige schooljaar. vorig schooljaar leerjaar ASO BSO KSO TSO totaal 3 1,73% 77,71% 1,26% 19,29% 100,00% 4 1,02% 74,95% 0,84% 23,18% 100,00% 5 1,10% 75,16% 1,02% 22,72% 100,00% 6 0,19% 98,48% 0,00% 1,33% 100,00% b) Zittenblijvers die het vorige schooljaar in het BSO zaten, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het huidige schooljaar. huidig schooljaar leerjaar ASO BSO KSO TSO totaal 3 0,16% 95,66% 0,98% 3,19% 100,00% 4 0,00% 95,27% 0,83% 3,91% 100,00% 5 0,19% 98,56% 0,19% 1,05% 100,00% 6 0,00% 100,00% 0,00% 0,00% 100,00% Van de zittenblijvers in het derde, vierde en vijfde leerjaar in het BSO komt ongeveer drie vierde uit het BSO. Een ander (groot) deel komt uit het TSO (rond 20%). Een klein deel komt uit het KSO en het ASO (samen 2 à 3%). Van de zittenblijvers die vorig schooljaar in het BSO zaten doet meer dan 95% het jaar in het BSO over, een kleine fractie gaat naar het TSO en het KSO. Tabel 2.12: Zittenblijven en watervaleffect in het KSO a) Zittenblijvers in het KSO in het huidige schooljaar, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het vorige schooljaar vorig schooljaar leerjaar ASO BSO KSO TSO totaal 3 26,02% 6,12% 50,51% 17,35% 100,00% 4 24,27% 3,40% 57,28% 15,05% 100,00% 5 27,47% 0,86% 62,23% 9,44% 100,00% 6 0,00% 0,00% 100,00% 0,00% 100,00% b) Zittenblijvers die het vorige schooljaar in het KSO zaten, uitgesplitst naar de onderwijsvorm in het huidige schooljaar huidig schooljaar leerjaar ASO BSO KSO TSO totaal 3 3,95% 12,50% 65,13% 18,42% 100,00% 4 1,28% 5,77% 75,64% 17,31% 100,00% 5 2,14% 7,49% 77,54% 12,83% 100,00% 6 0,00% 0,00% 100,00% 0,00% 100,00% In het derde leerjaar zitten er evenveel zittenblijvers uit het KSO als uit andere onderwijsvormen, 26,02% uit het ASO, 17,35% uit TSO en 6,12% uit het BSO. In het vierde en vijfde leerjaar blijven deze percentages opvallend hoog. Van de leerlingen die vorig jaar in het KSO zaten, blijven er relatief weinig zitten in een studierichting van het KSO (65,13% in het derde leerjaar tot 77,54%). Vooral in het TSO en in mindere mate in het BSO zijn er zittenblijvers uit het KSO terug te vinden.

20 Het is duidelijk dat het watervalsysteem zich in relatieve termen het vaakst in het KSO voordoet. Watervalsysteem tussen studierichtingen (al dan niet binnen dezelfde onderwijsvorm) Uit wat vooraf gaat blijkt dat het watervaleffect tussen onderwijsvormen zich vooral voordoet vanuit het derde, het vierde en het vijfde jaar van het ASO, het TSO en het KSO. In wat volgt zal deze waterval per studierichting worden bekeken. Er zal eveneens worden nagegaan in welke mate er binnen eenzelfde onderwijsvorm sprake is van een cascade-effect. Het watervalsysteem komt het best tot uiting wanneer men kijkt naar wat er met de leerlingen van een bepaalde studierichting in het vorig schooljaar gebeurd is. De volgende tabellen gaan dus dieper in op de tabellen X.b.

21 Tabel 2.13: Zittenblijvers die het vorige schooljaar ( ) in het ASO zaten, uitgesplitst naar de studierichtingen en onderwijsvorm in het huidige schooljaar ( ). Zie excel file (tabel 2.13 en 2.13 b)

22 * Waterval binnen ASO en van ASO naar TSO Tabel 2.13 (en volgende) dienen als volgt gelezen te worden. In de rijen staan de studierichtingen waar de zittenblijvers het vorig schooljaar zaten. In de kolommen staan de studierichtingen, gegroepeerd naar de onderwijsvorm waar ze dit schooljaar hun jaar bissen. Uiteraard zijn niet alle studierichtingen opgenomen wat tot gevolg heeft dat de totalen per onderwijsvorm geen optelling zijn van de studierichtingen. De percentages in de grijsgekleurde vakjes geven de percentages zittenblijvers die hun jaar overdoen in dezelfde studierichting. Bijvoorbeeld van de 68 zittenblijvers die vorig jaar in het derde leerjaar (eerste leerjaar van de tweede graad) van de studierichting economie-menswetenschappen zaten, blijft 35,3% zitten in dezelfde studierichting, 2,9% blijft zitten in menswetenschappenmoderne talen, wat maakt dat (slechts) 38,2% in het ASO blijft. 47,1 % blijft zitten in het TSO, vooral in de studierichting handel (14,7%), 2,9% in het BSO en 11,8% in het KSO. Vanuit economie-menswetenschappen is er dus een cascade-effect van ASO naar TSO. Bij de studierichtingen Latijn-moderne talen en Latijn-wiskunde is er in het derde leerjaar vooral een cascade-effect binnen het ASO. Respectievelijk 10,1% en 38,8% dubbelt hun jaar in dezelfde studierichting maar meer dan 93% van de zittenblijvers blijft zitten in een ASO-studierichting. In de andere studierichtingen van het derde leerjaar van het ASO is het cascade-effect zowel binnen het ASO als van het ASO naar het TSO aanwezig. In de laatste kolom is het aantal zittenblijvers weergegeven. Hieruit kan het watervaleffect in absolute aantallen afgeleid worden. Zo is bijvoorbeeld het relatieve watervaleffect tussen ASO en TSO vanuit de richting economie-menswetenschappen relatief het hoogst (47,1%), maar in absolute aantallen zal het watervaleffect het grootst zijn vanuit de studierichting economie-moderne talen (36,8%) omdat het hier om 530 zittenblijvers gaat terwijl het bij economie-menswetenschappen slechts 68 zittenblijvers betreft. Op dezelfde manier kan aangetoond worden dat het watervaleffect in het vijfde leerjaar (eerste leerjaar van de derde graad), hoewel in relatieve termen kleiner dan het watervaleffect in het derde leerjaar, in absolute termen het hoogst is. De ASO-TSO cascade doet zich in het derde en vierde leerjaar vooral voor naar de TSOrichting handel. Maar ook naar de TSO-richtingen handel-talen, elektromechanica, sociale en technische wetenschappen en, in mindere mate, industriële wetenschappen wordt er vanuit het ASO overgeschakeld. In het vijfde leerjaar zijn het vooral niet geslaagden van de ASO-richtingen economiemoderne talen en menswetenschappen die naar het TSO overschakelen. Deze niet geslaagden uit het ASO komen vooral in de TSO-richtingen boekhouden-informatica, handel, secretariaat-talen, bijzondere jeugdzorg en sociale en technische wetenschappen terecht.

23 Tabel 2.14: Zittenblijvers die het vorige schooljaar ( ) in het TSO zaten, uitgesplitst naar de studierichtingen en onderwijsvorm in het huidige schooljaar ( ). Zie excelfile tabel 2.14 en 2.14b

24 * Waterval binnen TSO en van TSO naar BSO (tabel 2.14) In het derde leerjaar van het TSO heeft er dit jaar een kleine herstructurering van studierichtingen plaatsgevonden. Het zijn (in absoluut aantal) vooral zittenblijvers uit de richtingen handel, sociale en technische wetenschappen, handel-talen en elektromechanica die naar het BSO overschakelen. Het zijn vooral de BSO-studierichtingen kantoor en in minder mate metaal en verzorging-voeding waar de meeste TSO-leerlingen terechtkomen. De overgang van TSO-houttechnieken naar BSO-hout gebeurt opvallend vaak (19,2%). Ook binnen het TSO zijn er stromen merkbaar. Van de niet-geslaagden in industriële wetenschappen blijft slechts 35,1% in dezelfde richting, 16,5% schakelt over naar elektromechanica en de rest schakelt over naar diverse andere TSO-richtingen. Van de nietgeslaagden in elektromechanica blijft 46,0% in dezelfde richting, 11,5% schakelt over naar elektrotechnieken, 9,5% naar mechanische technieken. In het vierde leerjaar gebeurt de overgang van het TSO naar het BSO nog in 10,8% van de gevallen. In de BSO-studierichting kantoor en verkoop komen veel leerlingen, uit diverse TSO-studierichtingen, terecht. Verder zijn er frequente overstappen tussen verwante studierichtingen, zoals TSO-elektronische technieken naar BSO-elektrische installaties, van TSO-hotel naar BSO-hotel en van TSO-mechanische technieken naar BSO-metaalbewerking. Binnen het TSO zijn er overgangen van industriële wetenschappen naar elektromechanica en handel, van elektromechanica naar mechanische technieken, van elektriciteit-elektronica naar elektrotechnieken en van handel-talen naar handel en naar toerisme en onthaal. De overgang van het TSO naar het BSO gebeurt in het vijfde leerjaar nog in 9,2% van de gevallen. De overgangen vinden frequent plaats vanuit de TSO-richtingen sociale en technische wetenschappen, verpleegaspiranten en bijzondere jeugdzorg naar de BSO-richting verzorging. In de BSO-studierichting kantoor komen veel leerlingen, uit diverse TSOstudierichtingen, terecht. Ook binnen TSO schakelen zittenblijvers over naar andere richtingen. Slechts 33,9% van de niet-geslaagden uit industriële wetenschappen blijft in dezelfde studierichting zitten, 19,8% schakelt over naar elektromechanica, 9,9% naar informatica. Van de niet-geslaagden uit boekhouden-informatica gaat 17,5% naar handel en 9,5% naar informatica. Slechts 18,4% van de niet-geslaagden uit elektronica blijft in dezelfde studierichting zitten, 38,2% schakelt over naar elektriciteit-elektronica en 25,0% naar elektrotechnieken.

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven 1. Referentie Referentie Duqué, H. (1998). Zittenblijven en schoolse vertraging in het Vlaams onderwijs. Een kwantitatieve analyse 1996-1997. Onuitgegeven onderzoeksrapport, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 : Secundair onderwijs. Deel 1 SCHOOLBEVOLKING. 3.1. Gewoon secundair onderwijs

Hoofdstuk 3 : Secundair onderwijs. Deel 1 SCHOOLBEVOLKING. 3.1. Gewoon secundair onderwijs Deel 1 SCHOOLBEVOLKING 1 Hoofdstuk 3 : Secundair onderwijs 3.1. Gewoon secundair onderwijs 3.1.3. Schoolse vorderingen en zittenblijven in het gewoon secundair onderwijs 118 Schooljaar 2013-2014 Schoolse

Nadere informatie

nr. 289 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

nr. 289 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 289 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Nederlandstalig onderwijs Brussel

Nadere informatie

Studieaanbod in de eerste graad B-stroom. Screening van de beroepenvelden in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Studieaanbod in de eerste graad B-stroom. Screening van de beroepenvelden in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs Studieaanbod in de eerste graad B-stroom Screening van de beroepenvelden in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs juli 2015 Inhoud Inhoud... 2 1 Inleiding... 4 2 Situering... 5 3 Leerlingenaantallen

Nadere informatie

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009 West-Vlaanderen Werkt 3, 2009 in West-Vlaanderen dr. Marie Van Looveren sociaaleconomisch beleid, WES Jongeren uit het gewone secundair onderwijs kunnen na de eerste graad kiezen voor één van de volgende

Nadere informatie

Studieaanbod in de eerste graad A-stroom. Screening van de basisopties in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Studieaanbod in de eerste graad A-stroom. Screening van de basisopties in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs Studieaanbod in de eerste graad A-stroom Screening van de basisopties in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs juli 2015 Inhoud Inhoud... 2 1 Inleiding... 6 2 Situering... 7 3 Leerlingenaantallen

Nadere informatie

Onderwijs en vorming. 1 73.609 leerlingen. Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse

Onderwijs en vorming. 1 73.609 leerlingen. Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 30 september 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Onderwijs en vorming Samenvatting 73.609 leerlingen (2012) 16.981 kleuters 26.537 kinderen in het lager

Nadere informatie

Het secundair onderwijs in cijfers

Het secundair onderwijs in cijfers Het secundair onderwijs in cijfers Schooljaar 2010-2011 Sara Vertommen Opdrachtgever: Algemeen Onderwijsbeleid Stad Antwerpen, Lerende Stad en Lokaal Overlegplatform Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs

Nadere informatie

afkortingen VGO Gesubsidieerd Vrij Onderwijs

afkortingen VGO Gesubsidieerd Vrij Onderwijs afkortingen ASO Algemeen secundair onderwijs BIS Begeleid Individueel Studeren B.O. Buitengewoon onderwijs BSO Beroepssecundair onderwijs Bu.S.O. Buitengewoon secundair onderwijs BVJ Beroepsvoorbereidend

Nadere informatie

De aanvangsjaren in het secundair onderwijs. Een eerste bundeling van resultaten van het LOSO-project

De aanvangsjaren in het secundair onderwijs. Een eerste bundeling van resultaten van het LOSO-project De studieloopbaan van Vlaamse jongeren. Het secundair-onderwijssysteem doorgelicht op basis van longitudinaal onderzoek. (Project nr. 89.10)(LOSO-project) Onderzoeksproject op initiatief van de Vlaamse

Nadere informatie

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Leerplichtige leerlingen

Nadere informatie

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN. Buitengewoon lager onderwijs : Schoolbevolking naar type... 88

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN. Buitengewoon lager onderwijs : Schoolbevolking naar type... 88 AFKORTINGEN ASO BIS B.O. BSO Bu.S.O. BVJ CLB CVO DBSO DKO GAS GGS GO GOK G.ON. HBO KSO NaPCO NGK OGO OVSG POVPO Se-n-Se TSO VDAB VGO VLIR VONAC VRK VSKO Algemeen secundair onderwijs Begeleid Individueel

Nadere informatie

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN AFKORTINGEN ASO BIS B.O. BSO Bu.S.O. BVJ CLB CVO CVPO DBSO DKO GAS GGS GO GOK G.ON. KSO NaPCO NGK OGO OSP OVSG POVPO TSO VDAB VGO VLIR VONAC VRK VSKO Algemeen secundair onderwijs Begeleid Individueel Studeren

Nadere informatie

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober 2009-465-

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober 2009-465- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober 2009-465- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 6 van 19 augustus

Nadere informatie

Drie geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs

Drie geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs Drie geboortecohorten doorheen het Vlaams Onderwijs G. Van Landeghem & J. Van Damme Onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in het kader van het programma Steunpunten voor

Nadere informatie

BIJLAGE: OPDELING NAAR UITSTROOMPOSITIE, GESLACHT EN WOONPLAATS

BIJLAGE: OPDELING NAAR UITSTROOMPOSITIE, GESLACHT EN WOONPLAATS BIJLAGE: OPDELING NAAR UITSTROOMPOSITIE, GESLACHT EN WOONPLAATS In deze bijlage splitsen we de informatie over de tweedekansleerwegen van vroegtijdig op naar volgende kenmerken: de uitstroompositie in

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Maatschappelijke veiligheid

Studieaanbod binnen het studiegebied Maatschappelijke veiligheid Studieaanbod binnen het studiegebied Maatschappelijke veiligheid Screening van de studierichtingen in het studiegebied Maatschappelijke veiligheid in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming

Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming Hoofdstuk 2 Onderwijs en vorming Aan de basis van de keuze van de indicatoren ligt een visie op een wenselijke toekomst voor een groot- of centrumstad. Die visie beschrijft over de verschillende domeinen

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Fotografie

Studieaanbod binnen het studiegebied Fotografie Studieaanbod binnen het studiegebied Fotografie Screening van de studierichtingen in het studiegebied Fotografie in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel Inleiding... 4 1 Beeld van

Nadere informatie

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN AFKORTINGEN ASO BIS B.O. BSO Bu.S.O. BVJ CLB CVO CVPO DBSO DKO GAS GGS GO GOK G.ON. KSO NaPCO NGK OGO OSP OVSG POVPO TSO VDAB VIZO VGO Vl.I.R VOCB VONAC VRK VSKO Algemeen secundair onderwijs Begeleid Individueel

Nadere informatie

Onderwijs SAMENVATTING

Onderwijs SAMENVATTING Onderwijs SAMENVATTING 88.343 leerlingen basis- en secundair onderwijs schooljaar 2016-2017 In verhouding meer leerlingen TSO (bijna 1 op 4 van de lln. SO) en BSO (1 op 5) dan Vlaanderen 17.820 studenten

Nadere informatie

In het officieel onderwijs bestaat bovendien de mogelijkheid om een vrijstelling aan te vragen voor het volgen van een levensbeschouwelijk vak.

In het officieel onderwijs bestaat bovendien de mogelijkheid om een vrijstelling aan te vragen voor het volgen van een levensbeschouwelijk vak. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 208 van ANN BRUSSEEL datum: 4 februari 2016 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Basis- en secundair onderwijs - Levensbeschouwelijke

Nadere informatie

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN AFKORTINGEN ASO BIS B.O. BSO BuSO BVJ CLB CVO DBSO DKO EVC EVK GAS GGS GO GOK GON HBO KSO NaPCO NGK OGO OVSG POVPO Se-n-Se TSO VDAB VGO VLIR VONAC VRK VSKO Algemeen secundair onderwijs Begeleid Individueel

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S O N D E R W I J S ( K A N S E N ) M O N I T O R Editie 2009

G E M E E N T E L I J K E F I C H E S O N D E R W I J S ( K A N S E N ) M O N I T O R Editie 2009 Gemeente Neerpelt Welkom op de startpagina van de lijke fiches onderwijs(kansen)monitor! Basisdatafiche Indicatorfiche Gemeentelijke detailfiche Basisdatafiche Neerpelt ONDERWIJSAANBOD IN BaO EN SO Scholen

Nadere informatie

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA Nederlandstalig onderwijs Brussel Capaciteit

Nadere informatie

Studieaanbod SGKSO Vlaamse Ardennen *

Studieaanbod SGKSO Vlaamse Ardennen * Studieaanbod SGKSO Vlaamse Ardennen * Eerste graad / Eerste jaar Eerste graad / Tweede jaar Tweede graad Derde graad Derde graad / Derde leerjaar 1A 1A Gezinstechnieken 1A Industriële Wetenschappen 1A

Nadere informatie

5. Kan de minister eveneens een overzicht geven voor het schooljaar van het aantal

5. Kan de minister eveneens een overzicht geven voor het schooljaar van het aantal VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 67 van 18 oktober 2013 van ANN BRUSSEEL Basis- en secundair Levensbeschouwelijke

Nadere informatie

Bijna leerlingen en hun ouders kiezen voor katholiek basis- en secundair onderwijs

Bijna leerlingen en hun ouders kiezen voor katholiek basis- en secundair onderwijs Stafdienst Guimardstraat 1 1040 BRUSSEL +32 2 507 06 19 www.katholiekonderwijs.vlaanderen Analyse septembertelling schooljaar 2018-2019 18 september 2018 Bijna 743 000 leerlingen en hun ouders kiezen voor

Nadere informatie

vastgelegd door het gemeenschapsonderwijs, r e s - pectievelijk de koepels van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs.

vastgelegd door het gemeenschapsonderwijs, r e s - pectievelijk de koepels van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs. Vraag nr. 60 van 7 februari 2003 van de heer DIRK DE COCK Secundair onderwijs Duits De situatie van het vak Duits binnen het kader van het secundair onderwijs gaat erop achteruit. Die terugloop gebeurde

Nadere informatie

ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT

ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT ONDERWIJSWOORDENLIJST VOOR SCHOOLRADERS ALS JE NIET HELEMAAL MEE BENT < verwijder geen elementen boven deze lijn; ze bevatten sjabloon-instellingen - deze lijn wordt niet afgedrukt > Deze woordenlijst

Nadere informatie

basisonderwijs: overzicht in cijfers

basisonderwijs: overzicht in cijfers basisonderwijs: overzicht in cijfers Schooljaar 2007-2008 Ellen Schryvers Samenvatting verkennende analyse basisscholen en leerlingen in Antwerpen, schooljaar 2007-2008 voor het Lokaal Overlegplatform

Nadere informatie

Problematische afwezigheden en definitieve uitsluiting

Problematische afwezigheden en definitieve uitsluiting Rapport Problematische afwezigheden en definitieve uitsluiting 2013 2017 Redactie: Jean-Marie Van Steenwinckel, Netwerk Samen tegen schooluitval Vlaams-Brabant PA en DU 2013-2017 TOTAAL Versie 31 01 2018

Nadere informatie

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN TABELLEN Deel 1. LEERLINGEN Hoofdstuk 1 : Algemeen overzicht van de schoolbevolking Onderwijs met volledig leerplan naar inrichtende macht... 33 Onderwijs met volledig leerplan naar provincie... 34 Onderwijs

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

vrij katholiek onderwijs schooljaar Resultaten van de spoedtelling D

vrij katholiek onderwijs schooljaar Resultaten van de spoedtelling D ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID vrij katholiek onderwijs schooljaar 2013-2014 Resultaten van de spoed D e Cel Gegevensbeheer van de Dienst Informatica heeft in samenspraak met de Verbonden en de diocesen opnieuw

Nadere informatie

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen Invoegbedrijven Maatregel Het programma invoegbedrijven beoogt de creatie van duurzame tewerkstelling voor kansengroepen binnen de reguliere economie. Aan ondernemingen die de principes van Maatschappelijk

Nadere informatie

De grote stap naar het secundair onderwijs 2014-2015

De grote stap naar het secundair onderwijs 2014-2015 De grote stap naar het secundair onderwijs 2014-2015 DE GROTE STAP NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS http://www.klasse.be/tvklasse/ 12751-Naar-het-secundair DE GROTE STAP NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS Hoe kiezen?

Nadere informatie

Starten in het secundair onderwijs

Starten in het secundair onderwijs Starten in het secundair onderwijs Een overzicht Inleiding Structuur van het secundair onderwijs Wat verandert er in de toekomst? PAUZE Verhalen van kinderen Een goede schoolkeuze Waarmee rekening houden?

Nadere informatie

Info-avond Secundair Onderwijs

Info-avond Secundair Onderwijs Info-avond Secundair Onderwijs CLB-Kempen www.clb-kempen.be Naar de grote school Nieuw onderwijssysteem Andere manier van lesgeven Grotere studiebelasting Noodzaak om zich te organiseren verband planningsvaardigheden

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Decoratieve technieken

Studieaanbod binnen het studiegebied Decoratieve technieken Studieaanbod binnen het studiegebied Decoratieve technieken Screening van de studierichtingen in het studiegebied Decoratieve technieken in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel Inleiding...

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J.& De Fraine B. Promotor: B. De Fraine Research paper SONO/2018.OL1.1/09 Gent, januari 2018 Het Steunpunt

Nadere informatie

plage-lestijden onderwijzer

plage-lestijden onderwijzer plage-lestijden onderwijzer Schooljaar 2010-2011 - Schooljaar 2011-2012 Vlaams ministerie van Onderwijs & Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel http://www.ond.vlaanderen.be/wegwijs/agodi

Nadere informatie

STEM monitor Juni 2016

STEM monitor Juni 2016 monitor Juni 2016 Inleiding In het -actieplan 2012-2020 van de Vlaamse regering werd voorzien dat de doelstellingen van het -actieplan worden opgevolgd aan de hand van een indicatoren. Hiervoor werd de

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad Profilering derde graad De leerling heeft in de eerste en de tweede graad de gelegenheid gehad om zijn of haar interesses te ontdekken. Misschien heeft hij of zij al enig idee ontwikkeld over toekomstige

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Juwelen

Studieaanbod binnen het studiegebied Juwelen Studieaanbod binnen het studiegebied Juwelen Screening van de studierichtingen in het studiegebied Juwelen in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel Inleiding... 4 1 Beeld van het

Nadere informatie

De middenschool is ten einde. Iedereen vertrekt naar een andere school

De middenschool is ten einde. Iedereen vertrekt naar een andere school De middenschool is ten einde Iedereen vertrekt naar een andere school Een stapsgewijs proces Een gezamenlijk proces Leerling Ouders School CLB STAP 1: werken aan keuzerijpheid Wie ben ik? Rapportonderzoek

Nadere informatie

Eerder stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr 510 van 16 juli 2015) over de eerste sessie van het toelatingsexamen in juli 2015.

Eerder stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr 510 van 16 juli 2015) over de eerste sessie van het toelatingsexamen in juli 2015. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 557 van ANN BRUSSEEL datum: 9 september 2015 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Toelatingsexamen arts en tandarts -

Nadere informatie

BASISONDERWIJS Leerlingen. ALGEMEEN Schoolbevolking. 1 Schoolbevolking in het Vlaams onderwijs. 2 Evolutie schoolbevolking per onderwijsniveau

BASISONDERWIJS Leerlingen. ALGEMEEN Schoolbevolking. 1 Schoolbevolking in het Vlaams onderwijs. 2 Evolutie schoolbevolking per onderwijsniveau ALGEMEEN Schoolbevolking 1 Schoolbevolking in het Vlaams onderwijs basisonderwijs (1) Voltijds onderwijs Kleuteronderwijs 271.239 Lager onderwijs 428.036 Totaal 699.275 Secundair onderwijs (1) Voltijds

Nadere informatie

Leerlingenaantallen basis- en

Leerlingenaantallen basis- en Leerlingenaantallen basis- en secundair onderwijs Duiding bij de beschikbare tabellen op de website onderwijsstatistieken Op basis van een aantal Excel-tabellen kan je leerlingenaantallen per school opzoeken

Nadere informatie

basisonderwijs: overzicht in cijfers

basisonderwijs: overzicht in cijfers basisonderwijs: overzicht in cijfers Schooljaar 2010-2011 Sara Vertommen Samenvatting verkennende analyse basisscholen en leerlingen in Antwerpen, schooljaar 2010-2011 voor het Lokaal Overlegplatform basisonderwijs,

Nadere informatie

STEM monitor april 2015 RITA DUNON

STEM monitor april 2015 RITA DUNON STEM monitor 2015 30 april 2015 RITA DUNON Doelstellingen STEM-actieplan STEM-actieplan 2012-2020 streeft op middellange termijn naar: Meer starters en afgestudeerden in STEM-opleidingen en richtingen

Nadere informatie

INFOPAKKET SECUNDAIR ONDERWIJS ASO KSO TSO BSO

INFOPAKKET SECUNDAIR ONDERWIJS ASO KSO TSO BSO INFOPAKKET SECUNDAIR ONDERWIJS ASO KSO TSO BSO INFOPAKKET SECUNDAIR ONDERWIJS ASO KSO TSO BSO STRUCTUUR VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS +18 JAAR verder studeren werk 12-17 JAAR 2,5-11 JAAR SECUNDAIR ONDERWIJS

Nadere informatie

VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN HET VLAAMS SECUNDAIR ONDERWIJS

VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN HET VLAAMS SECUNDAIR ONDERWIJS VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN HET VLAAMS SECUNDAIR ONDERWIJS Vlaanderen is onderwijs & vorming CIJFERRAPPORT VOOR DE SCHOOLJAREN 2009-2010 TOT EN MET 2012-2013 1 COLOFON Samenstelling Vlaams Ministerie

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research

Nadere informatie

1 Vlaanderen is onderwijs & vorming RAPPORT HUISONDERWIJS en AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN.

1 Vlaanderen is onderwijs & vorming RAPPORT HUISONDERWIJS en AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN. 1 Vlaanderen is onderwijs & vorming RAPPORT HUISONDERWIJS 2015-2016 en 2016-2017 AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN www.onderwijs.vlaanderen.be Verantwoordelijke uitgever Guy Janssens Administrateur-generaal

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper

Nadere informatie

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot 2009 G. Van Landeghem & J. Van Damme Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon T lager onderwijs tot 2009 Auteurs:

Nadere informatie

Deel 1 SCHOOLBEVOLKING. Hoofdstuk 8 : Onderwijs niet-confessionele zedenleer en godsdienst Basis- en secundair onderwijs

Deel 1 SCHOOLBEVOLKING. Hoofdstuk 8 : Onderwijs niet-confessionele zedenleer en godsdienst Basis- en secundair onderwijs Deel 1 SCHOOLBEVOLKING 1 Hoofdstuk 8 : Onderwijs niet-confessionele zedenleer en godsdienst Basis- en secundair onderwijs Schooljaar 2003-2004 GEWOON LAGER Aantal leerlingen die een cursus godsdienst of

Nadere informatie

Inhoud info-avond. 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen

Inhoud info-avond. 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen 1 2 Inhoud info-avond 1. Hervorming secundair onderwijs 2. Huidige structuur secundair onderwijs 3. Hoe kiezen? 3.1 een richting kiezen 3.2 een school kiezen 4. Inschrijven 5. Waar vind ik verdere informatie?

Nadere informatie

nr. 510 van ANN BRUSSEEL datum: 16 juli 2015 aan HILDE CREVITS Toelatingsexamen arts en tandarts - Slaagpercentages

nr. 510 van ANN BRUSSEEL datum: 16 juli 2015 aan HILDE CREVITS Toelatingsexamen arts en tandarts - Slaagpercentages SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 510 van ANN BRUSSEEL datum: 16 juli 2015 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Toelatingsexamen arts en tandarts - Slaagpercentages

Nadere informatie

RAPPORT HUISONDERWIJS en AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN.

RAPPORT HUISONDERWIJS en AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN. 1 RAPPORT HUISONDERWIJS 2013-2014 en 2014-2015 AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN www.onderwijs.vlaanderen.be Verantwoordelijke uitgever Guy Janssens Administrateur-generaal Agentschap voor Onderwijsdiensten

Nadere informatie

vrij katholiek onderwijs schooljaar Resultaten van de spoedtelling

vrij katholiek onderwijs schooljaar Resultaten van de spoedtelling ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID vrij katholiek onderwijs schooljaar 21213 Resultaten van de spoed D e Cel Gegevensbeheer van de Dienst Informatica heeft in samenspraak met de Verbonden en de diocesen opnieuw

Nadere informatie

Doelgroepsimulatie: stand van zaken maart Huidige doelgroep: leerlingen en leraren (TTT) Extra doelgroepen?

Doelgroepsimulatie: stand van zaken maart Huidige doelgroep: leerlingen en leraren (TTT) Extra doelgroepen? Doelgroepsimulatie: stand van zaken maart 2019 Huidige doelgroep: leerlingen en leraren (TTT) (1) Gewoon voltijds SO: leerlingen 3de graad tso en bso (incl. modulair onderwijs niveau 3de graad, Se-n-Se

Nadere informatie

aantal zorg- STEM aantal lichte STEM

aantal zorg- STEM aantal lichte STEM Indicatoren I. Instroom (studiekeuze) a. Secundair onderwijs Indicator I.S: Studiekeuze voor in secundair onderwijs. Percentages leerlingen die studiekeuze maken en percentage meisjes in de categorie 1

Nadere informatie

Vraag nr. 525 van 8 mei 2013 van PAUL DELVA

Vraag nr. 525 van 8 mei 2013 van PAUL DELVA VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 525 van 8 mei 2013 van PAUL DELVA Onthaalklassen anderstalige nieuwkomers Brussel

Nadere informatie

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001 Bijlage bij het persbericht dd. 08/06/15: 1 Vrouwen krijgen hun kinderen in toenemende mate na hun dertigste verjaardag 1. Het geboortecijfer volgens Kind en Gezin 67 875 geboorten in 2014, daling van

Nadere informatie

S E C U N D A I R O N D E R W I J S in beeld

S E C U N D A I R O N D E R W I J S in beeld 27-28 S E C U N D A I R O N D E R W I J S in beeld L E E R L I N G E N aantal leerlingen: voltijds secundair deeltijds secundair gewoon 438.315 deeltijds beroepssecundair 6.687 buitengewoon 18.263 deeltijds

Nadere informatie

Informatie over Schoolse vorderingen en zittenblijven voor 6361 Vrije Basisschool Isabellalei 107 te ANTWERPEN

Informatie over Schoolse vorderingen en zittenblijven voor 6361 Vrije Basisschool Isabellalei 107 te ANTWERPEN Informatie over vorderingen en zittenblijven 2015-2016 voor 6361 Isabellalei 107 te ANTWERPEN vorderingen naar leerjaar en geslacht - aantallen vorderingen naar leerjaar en geslacht - percentages vorderingen

Nadere informatie

nr. 271 van ANN BRUSSEEL datum: 13 februari 2015 aan HILDE CREVITS Basis- en secundair onderwijs Levensbeschouwelijke vakken SCHRIFTELIJKE VRAAG

nr. 271 van ANN BRUSSEEL datum: 13 februari 2015 aan HILDE CREVITS Basis- en secundair onderwijs Levensbeschouwelijke vakken SCHRIFTELIJKE VRAAG SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 271 van ANN BRUSSEEL datum: 13 februari 2015 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Basis- en secundair onderwijs Levensbeschouwelijke

Nadere informatie

Peiling wiskunde in de derde graad secundair onderwijs

Peiling wiskunde in de derde graad secundair onderwijs Peiling wiskunde in de derde graad secundair onderwijs Voorstelling resultaten 22 oktober 2015 Overzicht Peiling wiskunde eerste graad A-stroom Peiling wiskunde tweede graad aso Peiling wiskunde derde

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Toerisme

Studieaanbod binnen het studiegebied Toerisme Studieaanbod binnen het studiegebied Toerisme Screening van de studierichtingen in het studiegebied Toerisme in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel Inleiding... 5 1 Beeld van het

Nadere informatie

ONDERWIJS September 2018

ONDERWIJS September 2018 ONDERWIJS September 2018 2018 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie werd met de grootste zorg samengesteld. Guidea, het Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw stelt zich

Nadere informatie

1 ste graad Industriële wetenschappen en Mechanica - elektriciteit

1 ste graad Industriële wetenschappen en Mechanica - elektriciteit 1 ste graad Industriële wetenschappen en Mechanica - elektriciteit School: Sint-Jozefinstituut Onderwijsvorm: Graad: Studierichting: 1ste graad 1 ste leerjaar A 2 de leerjaar Industriële wetenschappen

Nadere informatie

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming

in opdracht van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming 1. Referentie Referentie Janssen, R., Rymenans R. (2009). Beginsituatie van leerlingen in het eerste leerjaar B van het secundair onderwijs (OBPWO 06.00). Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk

Nadere informatie

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN / Rapport cijfers BMI BIJ SCHOOLKINDEREN Vlaams Gewest 2012-2013 / 1.02.2016 1.02.2016 BMI bij schoolkinderen 1/10 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op juli 2015 door: Lien Braeckevelt,

Nadere informatie

Tweede jaar van de eerste graad kaz-klas

Tweede jaar van de eerste graad kaz-klas Tweede jaar van de eerste graad kaz-klas Na één jaar in de kaz-klas heb je al iets meer de kans gehad om je een beeld te vormen van de aanpak en de vakken in het secundair onderwijs. De overstap naar het

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Optiek

Studieaanbod binnen het studiegebied Optiek Studieaanbod binnen het studiegebied Optiek Screening van de studierichtingen in het studiegebied Optiek in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel Inleiding... 4 1 Beeld van het studiegebied...

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Personenzorg

Studieaanbod binnen het studiegebied Personenzorg Studieaanbod binnen het studiegebied Personenzorg Screening van de studierichtingen in het studiegebied Personenzorg in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel Inleiding... 5 1 Beeld

Nadere informatie

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21 VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21 Seppe Van Gils Kort samengevat In dit hoofdstuk volgen we de loopbaan van de voltijds en uit het tweede kwartaal van 1998 op tot en met het derde kwartaal

Nadere informatie

TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT"

TOELICHTING BIJ DE KUBUS AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT TOELICHTING BIJ DE KUBUS "AANTAL MIGRATIES NAAR PLAATS VAN HERKOMST EN PLAATS VAN BESTEMMING PER LEEFTIJD, GESLACHT EN NATIONALITEIT" 1. Algemeen Deze tabellen geven aantallen migraties. In de "Inleiding

Nadere informatie

Ter voorbereiding van het academiejaar waren de resultaten als volgt:

Ter voorbereiding van het academiejaar waren de resultaten als volgt: VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Vraag nr. 26 van 10 september 2014 van ANN BRUSSEEL Toelatingsexamen arts

Nadere informatie

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN 3 402 Schooljaar 2016-2017 TOTAAL AANTAL SCHOLEN IN HET BASISONDERWIJS (scholen met kleuteronderwijs, lager onderwijs of kleuter- én lager onderwijs) Privaatrechtelijk Provincie

Nadere informatie

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN 3 394 Schooljaar 2014-2015 TOTAAL AANTAL SCHOLEN IN HET BASISONDERWIJS (scholen met kleuteronderwijs, lager onderwijs of kleuter- én lager onderwijs) Antwerpen 90 6 96 368

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad Profilering derde graad De leerling heeft in de eerste en de tweede graad de gelegenheid gehad om zijn of haar interesses te ontdekken. Misschien heeft hij of zij al enig idee ontwikkeld over toekomstige

Nadere informatie

b) Hoeveel kinderen slaagden voor deze test? Graag een opdeling per provincie met inbegrip van

b) Hoeveel kinderen slaagden voor deze test? Graag een opdeling per provincie met inbegrip van VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 268 van 20 januari 2014 van ANN BRUSSEEL Taaltest basisonderwijs Stand van zaken

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in Vlaanderen

De arbeidsmarkt in Vlaanderen De arbeidsmarkt in Vlaanderen DEEL 3 JONGEREN OP ZOEK NAAR WERK SONAR Jaarreeks 2001 DEEL 1 ICT en werkgelegenheid DEEL 2 Steden aan het werk DEEL 3 Jongeren op zoek naar werk DEEL 4 Jaarboek INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN STEM monitor 2015 SITUERING In het STEM-actieplan 2012-2020 van de Vlaamse regering werd voorzien in een algemene monitoring van het actieplan op basis van een aantal indicatoren. De STEM monitor geeft

Nadere informatie

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar 2009-2010): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item Integratie - Populariteit (sociale ontwikkeling) heeft

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

07/05/2003 2e leerjaar van de 2e graad A.S.O.

07/05/2003 2e leerjaar van de 2e graad A.S.O. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13375 U bent hier: Onderwijs en Vorming > Edulex datum laatste wijziging: Besluit van de Vlaamse 07/05/2003 Regering Besluit van

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Basisonderwijs en secundair onderwijs December 29 VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN (AgODi) Arbeidsmarktbarometer Onderwijs december

Nadere informatie

Stromen door het onderwijs

Stromen door het onderwijs Stromen door het onderwijs Vanuit het derde leerjaar van het vo 2003/2004 Erik Fleur DUO/IP Juni 2013 1. Inleiding In schooljaar 2003/2004 zaten bijna 200 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het

Nadere informatie

RAPPORT ONTHAALONDERWIJS. 2012-2013 en 2013-2014 AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN. www.onderwijs.vlaanderen.be

RAPPORT ONTHAALONDERWIJS. 2012-2013 en 2013-2014 AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN. www.onderwijs.vlaanderen.be 1 RAPPORT ONTHAALONDERWIJS 2012-2013 en 2013-2014 AGODI AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN www.onderwijs.vlaanderen.be COLOFON Eindredactie Veerle Merckaert en Peter Bex AgODi, Secundair Onderwijs Scholen

Nadere informatie

Studieaanbod binnen het studiegebied Koeling en warmte

Studieaanbod binnen het studiegebied Koeling en warmte Studieaanbod binnen het studiegebied Koeling en warmte Screening van de studierichtingen in het studiegebied Koeling en warmte in het voltijds secundair onderwijs 23 april 2015 Inhoudstafel Inleiding...

Nadere informatie

nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS

nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 290 van KRIS VAN DIJCK datum: 23 februari 2015 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Nederlandstalig Brussel Lerarentekort

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

Hiermee willen we de belangrijkste regels omtrent het inschrijven als leerling bij de Provinciale Kunsthumaniora Hasselt (= PIKOH) bundelen.

Hiermee willen we de belangrijkste regels omtrent het inschrijven als leerling bij de Provinciale Kunsthumaniora Hasselt (= PIKOH) bundelen. Inschrijvingen Hiermee willen we de belangrijkste regels omtrent het inschrijven als leerling bij de Provinciale Kunsthumaniora Hasselt (= PIKOH) bundelen. Het is raadzaam dit overzicht door te lezen.

Nadere informatie