Elobase Detailhandel Ondernemingsbeleid

Transcriptie

1 Elobase Detailhandel Ondernemingsbeleid Opgavenboek Recht voor het theorie-examen kerntaak 1 Ondernemer Verzekeringen, Consumentenrecht, Overeenkomsten, Ondernemingsvormen, Faillissement, Surseance van betaling, Belastingen voor de ondernemer Dit rekenwerkboek is van de student: Klas: Telefoonnummer: adres: 1

2 Rekenwerkboek Kerntaak 1 Ondernemingsbeleid/Organisatiebeleid: Recht Wat ga je doen? Je kunt je via je theorieboek en dit rekenwerkboek voorbereiden op het theorie-examen KT1 Recht. Het gaat, wat de voorbereiding betreft, om de examenonderwerpen: verzekeringen, consumentenrecht, overeenkomsten, ondernemingsvormen, faillissement, surseance van betaling en belastingen voor de ondernemer. Resultaat De vaardigheden die zich bij het ondernemingsbeleid voordoen. Het theorieboek geeft de begeleiding bij dit werkboek. Aan bod komen achtereenvolgens: Verzekeringen en risico s Opgave 1 t/m 15 Soorten verzekeringen (1 t/m 14) Lenen, verzekeren en sparen (15) Consumentenrecht Opgave 16 t/m 30 Consumentenrecht (16 t/m 30) Overeenkomst en verbintenis Opgave 31 t/m 36 Overeenkomst en verbintenis (31 t/m 36) Koop- en huurovereenkomst Opgave 37 t/m 79 Overeenkomsten juridisch (37 t/m 61) Criteria contract (62 t/m 65) Rechten en plichten (66 t/m 71) Algemene voorwaarden (72 t/m 79) Arbeidsovereenkomst Opgave 80 t/m 111 Arbeidsovereenkomst (80 t/m 90) Einde arbeidsovereenkomst (91 t/m 97) Ontslagprocedures (98 t/m 111) Ondernemingsvormen Opgave 112 t/m 135 Juridische aspecten (112 t/m 117) Begrippen familierecht (118 t/m 126) Erfrecht (127 t/m 135) Faillissement Opgave 136 t/m 145 Faillissement (136 t/m 145) Surseance van betaling (146 t/m 157) Surseance van betaling Opgave 146 t/m 150 Wet schuldsanering (151 t/m 157) Ondernemingen fiscaal Opgave 158 t/m 174 Belastingen en heffingen (158 t/m 167) Ondernemingen fiscaal (168 t/m 174) 2

3 Theorie- examen Recht Kerntaak 1 Recht Verzekeringen en risico s Opgaven Soorten verzekeringen Opgave 1 Leg in je eigen woorden uit wat een verzekering is. Opgave 2 Waarom voert een ondernemer een risico-inventarisatie uit? Opgave 3 Hoe sluit je een verzekering af? Hoe beëindig je een verzekering? 3

4 Opgave 4 Geef in de tabel aan welke van de genoemde verzekeringen onder de schadeverzekeringen vallen en welke onder de sommenverzekeringen. Risicoverzekering Brandverzekering Rechtsbijstandverzekering Lijfrenteverzekering Glasverzekering Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven Verkeersverzekeringen (motorrijtuigen-, casco-, all-risk- en verkeersrechts-bijstandverzekering) Geldverzekering Gemengde verzekering Schadeverzekeringen Sommenverzekeringen Opgave 5 Leg in je eigen woorden uit wat bedoeld wordt met over- en onderverzekering. Opgave 6 Piedro heeft een auto-ongeluk gehad met zijn vijf jaar oude auto. Hij heeft een all-riskverzekering. De nieuwwaarde van de auto is Zijn auto is total loss verklaard. De dagwaarde van de auto is De inruilwaarde van de auto is Hoeveel keert de verzekering uit op basis van het indemniteitsbeginsel? 4

5 Opgave 7 Ben je als persoon zelf ook verzekerd, en zo ja waarvoor? Opgave 8 1 Geef vijf voorbeelden van onzekere voorvallen Opgave 9 Noem een voorbeeld van een onzeker voorval, waarbij je gebruik kunt maken van een schadeverzekering. Noem een voorbeeld van een gebeurtenis, waarbij je gebruik kunt maken van een sommenverzekering. 5

6 Opgave 10 Wat is het verschil tussen een risicoverzekering en een gemengde verzekering? Opgave 11 Stel je hebt samen met een vriend een delicatessenzaak. Waarom zou je van een levensverzekering gebruikmaken? Voor welke bepaalde levensverzekering kies je? Opgave 12 Lees de volgende tekst en beantwoord de vraag. Ondernemer De Graaff heeft samen met zijn compagnon een supermarkt in een klein dorp. Een belangrijke service die zij bieden om te voorkomen dat de inwoners van het dorp in een nabijgelegen stad boodschappen gaan doen, is de gratis bezorgdienst. Ondernemer De Graaff en zijn compagnon huren het pand van een projectontwikkelaar. Ondernemer De Graaff en zijn gezin leven volledig van de inkomsten uit de supermarkt. Welke verzekeringen zal ondernemer de Graaff afsluiten? 6

7 Opgave 13 Wat zal er in geval van schade gebeuren als de verzekerde onderverzekerd is? Opgave 14 Wat kan een bewuste reden zijn om een pand onder te verzekeren? Opgaven Lenen, verzekeren en sparen Opgave 15 Welke drie verzekeringen heeft bijna iedereen afgesloten? 7

8 Consumentenrecht Opgaven Consumentenrecht Opgave Noem de vijf rechten die consumenten hebben Opgave 17 Een klant komt bij je in winkel met een klacht over een computer. De computer blijkt veel minder geheugen te hebben dan de verkoper had gezegd. Met welk recht heeft deze klacht te maken? Opgave 18 Tom werkt in een winkel waar ze fietshelmen van het merk Safe verkopen. Op een dag leest hij in de krant dat mensen grijze fietshelmen van het merk Safe moeten terugbrengen naar de winkel waar ze de helm hebben gekocht. De riempjes van de helmen blijken niet goed te zijn. Hoe noem je deze actie van de producent? 8

9 Opgave 19 Mevrouw de Bruin koopt een wasdroger. De winkelier vraagt of ze 75% van het bedrag wil aanbetalen. Mag de winkelier dit vragen? Opgave 20 Vraag op je stagebedrijf of het bedrijf eigen algemene voorwaarden heeft. Zo ja, vraag dan een exemplaar van de algemene voorwaarden en lees ze door. Maak een kopie van de algemene voorwaarden. Als je stagebedrijf geen algemene voorwaarden heeft, zoek dan op internet naar de algemene voorwaarden voor een bedrijf. Kijk bijvoorbeeld bij bedrijven als BCC, Mediamarkt of Expert. Maak een print van de algemene voorwaarden en lees ze door. Opgave 21 Welke regels heeft je stagebedrijf voor het ruilen van artikelen? Schrijf deze regels op. Opgave 22 Sarida heeft een sjaal gekocht. Wanneer ze thuis komt, ziet ze dat de sjaal toch niet goed past bij haar jas. Ze gaat terug naar de winkel om de sjaal te ruilen. Ze ziet helaas geen andere sjaal die ze mooi vindt. Is de winkel nu verplicht haar geld terug te geven? 9

10 Opgave 23 Wat is het verschil tussen winkelgarantie en fabrieksgarantie? Opgave 24 Chantal werkt in een warenhuis op de afdeling huishoudelijke artikelen. Een klant komt naar haar toe met een mixer. De mixer is 10 maanden oud en doet het niet meer. De klant laat het garantiebewijs zien en de kassabon. De garantie is nog geldig, maar Chantal ziet aan de kassabon dat de mixer in een andere winkel is gekocht, die niet bij het warenhuis hoort. Kan de klant aanspraak maken op de garantie in het warenhuis van Chantal? Opgave 25 Leg uit waarom een winkel die materialen verhuurt, in zijn algemene voorwaarden zet dat de klant het verhuurmateriaal moet controleren voordat hij het gaat gebruiken. Opgave 26 Geef drie voordelen die borg geeft aan degene die materialen verhuurt. 10

11 Opgave 27 Henk wil een aanhangwagen huren. Hij neemt zijn paspoort mee. Het verhuurbedrijf wil graag het rijbewijs zien van Henk. Leg uit waarom dat logisch is als je een aanhangwagen gaat huren. Opgave 28 Schrijf op waarom er wettelijk bepaald is dat een klant bij een aankoop op afstand een zichttermijn van zeven dagen heeft. Opgave 29 Wat is een geschillencommissie? Opgave 30 Schrijf twee verschillende dingen op die de Consumentenbond doet om op te komen voor de belangen van consumenten. 11

12 Overeenkomst en verbintenis Opgaven Overeenkomst en verbintenis Opgave 31 Wat betekent het dat een overeenkomst vernietigbaar is? Opgave 32 Bedenk drie voorbeelden van een verbintenis. Opgave 33 Noem minstens één voorbeeld waarbij het voor een winkelier aan te bevelen is dat een overeenkomst schriftelijk wordt afgesloten. Opgave 34 Beschrijf waaraan een geldige overeenkomst moet voldoen. 12

13 Opgave 35 Is een verbintenis het gevolg van een overeenkomst? Of is een overeenkomst het gevolg van een verbintenis? Opgave 36 Wat is dwaling bij een overeenkomst? Bedenk een voorbeeld van dwaling bij een overeenkomst. 13

14 Koopovereenkomst Opgaven Overeenkomsten juridisch Opgave 37 I. De verkoper draagt zelf het risico van verlies, diefstal en beschadiging van het product tot het moment van aflevering, zelfs als het gaat om een verkeerd geleverd product. II. Wanneer een geleverd product wordt beschadigd, moet de verkoper dit zelf vergoeden. Welke van deze beweringen is juist? Bewering I is juist. Bewering II is juist. c. Beide beweringen zijn juist. Opgave 38 Als er sprake is van het niet, onjuist of onvolledig nakomen van een overeenkomst, kan de rechter vier beslissingen nemen. 1 Noem deze vier Opgave 39 Wanneer is er geen sprake van wilsovereenstemming, ook al is er een koopovereenkomst gesloten? 14

15 Opgave 40 Vul de ontbrekende woorden in. De huurovereenkomst is (net als een... ) in principe vormvrij. Ook is het een... De... De... overeenkomst. moet de ruimte beschikbaar stellen. mag de ruimte in gebruik nemen. De... moet de huursom betalen. De... heeft recht op de huursom. Opgave 41 1 Welke zaken moet je bij het (ver)huren van een winkelpand afspreken? Noem er zes Opgave 42 Noem de fout in de volgende zin over termijnbescherming. De huurtermijn is in principe tien jaar (eerste termijn) en daarna (als de huur dan niet is opgezegd) gaat automatisch een volgende termijn van tien jaar in. 15

16 Opgave 43 Wanneer geldt de termijnbescherming niet? Opgave 44 Welke opzegtermijn geldt voor een winkelpand met termijnbescherming? Is dit dwingend recht? Opgave 45 Leg uit wat koop op afbetaling is. 16

17 Opgave 46 Geef in dit schema aan wat de verschillen zijn tussen koop op afbetaling en huurkoop. Koop op afbetaling Huurkoop Je bent meteen eigenaar Je betaalt de koopsom in termijnen Je betaalt meer dan de koopsom Je moet de afspraken in een akte vastleggen Het terugnemingsbeding kan gelden voor de verkoper Verschillen tussen koop op afbetaling en huurkoop Opgave 47 Wat houdt het terugnemingsbeding in? In welke akte kan dit worden opgenomen? Opgave 48 Leasen is een vorm van huur. Er zijn twee soorten lease. Bij welke vorm zitten in het leasebedrag ook de kosten voor onderhoud en verzekering? Opgave 49 Geef een definitie van de koopovereenkomst. 17

18 Opgave 50 Hoe heet het dat, wanneer de ene partij niet aan zijn verplichting voldoet, de andere partij het recht heeft om zijn verplichting ook een tijdje uit te stellen? Opgave 51 Vul de ontbrekende woorden in. De... de... heeft het recht om het verkochte artikel terug te eisen als niet betaalt. Dit moet hij schriftelijk doen. Dit is het... Opgave 52 Waar moet een bedrijf de leveringsvoorwaarden deponeren? Opgave 53 Beschrijf de partijen bij de consumentenkoop. Opgave 54 Welke eisen kan een koper aan een verkoper stellen bij een consumentenkoop als het product niet aan zijn verwachtingen voldoet? 18

19 Opgave 55 De familie Koolmees kocht op 2 januari van dit jaar bij een meubelwinkel drie tafels: een salontafel, een bijzettafel en een eettafel. Totale waarde 1.949,89. Toen de meubelwinkel de tafels afleverde, bleek er maar één in orde te zijn. De bijzettafel was van een verkeerde serie en de eettafel werd helemaal niet afgeleverd. De meubelwinkel nodigde de familie Koolmees uit om langs te komen en een andere eettafel uit te zoeken. In de meubelwinkel zagen ze tot hun stomme verbazing de door hen bestelde eettafel staan. Na lang doorvragen bekende de verkoper destijds een fout te hebben gemaakt. Voor de eettafel had hij de code Y1600 op de bon geschreven. Dit had echter Y3600 moeten zijn. De directeur van de meubelwinkel gaf later aan dat hij de koopovereenkomst eenzijdig wilde ontbinden. De familie Koolmees schakelt een advocaat in. Stel jij bent de rechter. Welke beslissing zou jij nemen en waarom? Opgave 56 Hans woont in een grote eengezinswoning. In zijn eentje gebruikt hij niet alle ruimte, dus verhuurt hij één van zijn kamers aan Ann Ze kan gebruikmaken van de keuken, douche en toilet en de telefoon. Hans wil echter wel zijn privacy zo veel mogelijk behouden. Ze hebben daarover samen afspraken gemaakt en deze vastgelegd in het huurcontract. Helaas komt het regelmatig voor dat Anna de huur niet op tijd betaalt; een keer betaalde ze de huur twee maanden te laat. Als ze heeft gekookt, ruimt ze niet op; als ze gebruik heeft gemaakt van de douche, laat ze het evenmin netjes achter. Ze telefoneert erg veel, zodat Hans een zeer hoge telefoonrekening heeft. Verder zorgt ze s avonds voor veel overlast wanneer ze bezoek heeft. Hans voelt zich hierdoor in zijn privacy aangetast. Hij vindt dat hij niet meer rustig met zijn bezoek kan praten en niet rustig kan slapen om de volgende ochtend weer vroeg op te staan. Hij heeft haar gevraagd om zo snel mogelijk iets anders te zoeken, want ze houdt zich niet aan de afspraken. Anna is echter niet van plan om te verhuizen en doet dan ook geen moeite om iets anders te vinden. Anna geniet als huurder huurbescherming en kan ook niet zomaar op straat gezet worden. Hans besluit om naar de rechter te gaan. Zal de rechter besluiten het huurcontract te ontbinden? Verklaar je antwoord. 19

20 Opgave 57 Om welk soort contract gaat het bij de volgende gegevens? Mirjam heeft een auto van de zaak: Marianne heeft een fiets gekocht die ze in termijnen betaalt. c. Saadia koopt een fiets die ze in termijnen betaalt. Na de laatste termijn is de fiets haar eigendom. Opgave 58 Geef van de volgende overeenkomsten aan of sprake is van consumentenkoop. Piet Oomen, notaris te Amersfoort, koopt een woonhuis in Utrecht: ja/ nee Een verzamelaar van beren koopt een oude beer op een beurs: ja/ nee c. Detaillist Harms koopt een boek over de nieuwste richtlijnen in de Arbowet: ja/ nee d. Een medewerker van een restaurant koopt 48 flessen wijn bij een groothandel in dranken:ja/ nee e. Karin van Dijk koopt een bankstel op de meubelboulevard: ja/ nee f. Yvette ziet een advertentie in een krantje staan van de familie Kok die een bankstel te koop aanbiedt. Yvette koopt het bankstel voor 50: ja/ nee Opgave 59 Martin koopt een dik sciencefiction boek. Hij heeft het boek bijna uit, maar merkt dat de laatste tien bladzijden ontbreken. Wat kan Martin van de boekwinkel, waar hij het boek heeft gekocht, eisen? 20

21 Opgave 60 Carla is op zoek naar een tent. In een krantje van de gemeente staat een advertentie: "Te koop: tweepersoonsbungalowtent 5 jaar oud voor 90,00." Carla koopt de tent voor 75,00. Ze heeft de tent op een foto gezien. Bij het eerste gebruik ziet ze dat de rits van de buitentent stuk is en dat de tent niet helemaal waterdicht is. De tent voldoet niet aan de verwachtingen van Carl Wat kan Carla van de verkoper eisen? Opgave 61 Er zijn twee soorten schade op het gebied van productenaansprakelijkheid. Geef aan welke twee soorten dit zijn en leg uit wat dit betekent. Opgaven Criteria contract Opgave 62 Waarom klopt het niet als je denkt dat je een mondelinge overeenkomst niet hoeft na te komen? 21

22 Opgave 63 Vul in de tabel in welke zaken je in een contract moet opnemen. In deze tabel zie je twee kolommen: Koper en Verkoper. Verdeel de onderwerpen over deze beide kolommen; geef dus aan voor welke partij een onderwerp heel belangrijk is. De eerste rij is al ingevuld. Koper Wanneer levert de verkoper? Verkoper Wanneer betaalt de koper? Wat moet er in een contract? Opgave 64 Het sluiten van een overeenkomst is in beginsel vormvrij. Wat betekent dit? Opgave 65 Is een koopcontract definitief? Geef voorbeelden van een clausule die van een koopcontract een voorlopig koopcontract maakt. 22

23 Opgaven Rechten en plichten Opgave 66 1 Wat zijn de vijf fundamentele rechten van de consument? Opgave 67 Welke plicht heeft een klant, als hij heeft toegestemd in de koop van een artikel? Opgave 68 Wat zijn Algemene voorwaarden? Waar worden ze geregistreerd? 23

24 Opgave 69 Mevrouw Veenhuizen wil een nieuwe jurk kopen. Ze stapt een dure damesmodezaak binnen. Ze past een aantal jurken. Aan een van deze jurken is geen prijskaartje bevestigd. Juist deze jurk vindt ze erg mooi. De andere jurken zijn allemaal vrij prijzig: tussen de honderd en driehonderd euro. Ze vraagt aan de verkoopster hoeveel de bewuste jurk kost. Tweevijftig, mevrouw, antwoordt de verkoopster, ervan uitgaande dat de klant wel begrijpt dat ze tweehonderdvijftig euro bedoelt. Maar mevrouw Veenhuizen, net terug van een lange en verre reis naar een land waar alles aanzienlijk minder kost, zegt: Dat is geen geld, laat ik dat maar doen. De verkoopster pakt de jurk in en slaat 250 aan. Dan blijkt dat er een misverstand over de prijs bestaat. Hoeveel euro is mevrouw Veenhuizen volgens jou wettelijk verplicht te betalen? Opgave 70 Beoordeel de volgende situaties. Schrijf op wat de rechten en plichten van de consument zijn. Een klant heeft een bank gekocht. Bij thuiskomst blijkt dat de beloofde extra kussentjes niet meegeleverd zijn. Welke rechten heeft deze klant? Een klant heeft een badpak gekocht. Na één keer zwemmen is het badpak al wat uitgerekt. Ook gaat de stof pluizen. De klant gaat ermee terug naar de winkelier. Deze zegt er niets aan te kunnen doen. Er hangt immers een bord in de winkel met: Badkleding wordt niet geruild. Welke rechten heeft de klant? 24

25 Opgave 71 Een meisje koopt een nieuwe uitlaat voor haar scooter. De uitlaat maakt erg veel herrie. Na klachten van de buurt, doet de politie onderzoek. De uitlaat produceert te veel decibellen. Het meisje krijgt een bekeuring. Kan het meisje de schade (de bekeuring) vergoed krijgen? Licht je antwoord toe. Hoe moet het verder met de uitlaat die niet aan de wettelijke eisen voldoet? Opgaven Algemene voorwaarden Opgave 72 Noem de verschillende partijen die bij een overeenkomst in de detailhandel betrokken kunnen zijn. Opgave 73 Waar kan een winkelier algemene voorwaarden deponeren? 25

26 Opgave 74 De ondernemer moet ervoor zorgen dat elke potentiële klant inzage krijgt in zijn algemene verkoopvoorwaarden. Wat kan er gebeuren als hij dit niet (goed) doet? Opgave 75 In het Burgerlijk Wetboek zijn een zwarte lijst en een grijze lijst opgenomen. Geef aan wat het verschil is tussen beide lijsten. Opgave 76 Als een voorwaarde die op de grijze lijst staat, door een verkoper wordt gehanteerd, wat kan een consument dan doen? En wat kan de consument doen als een voorwaarde wordt gehanteerd die op de zwarte lijst staat? Opgave 77 Op welke wijze maakt het bedrijf waar je stage loopt de verkoopvoorwaarden aan de klant duidelijk? 26

27 In de verkoopvoorwaarden kunnen ook garantievoorwaarden zijn opgenomen. Beschrijf wat je vindt van de garantievoorwaarden van dit bedrijf. Opgave 78 1 Noem minstens drie onderwerpen die een winkelier in zijn leveringsvoorwaarden kan bepalen. 2 3 Opgave 79 1 Noem drie onderwerpen die een winkelier in zijn betalingsvoorwaarden kan bepalen

28 Arbeidsovereenkomst Opgaven Arbeidsovereenkomst Opgave 80 Leg in je eigen woorden uit wat een arbeidsovereenkomst is. Opgave 81 Waarom is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst bij freelance werk? Opgave 82 Bij werkgevers wordt een onderscheid gemaakt tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon. Wat is het verschil? Opgave 83 Wat is het doel van een proeftijd voor de werkgever? Wat is het doel van een proeftijd voor de werknemer? 28

29 Opgave 84 Waarom zou je als werkgever een concurrentiebeding opnemen in het contract met je werknemer? Opgave 85 Wat wordt bedoeld met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd? Wat wordt bedoeld met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd? Opgave 86 Bij welke van de volgende items gaat het om secundaire arbeidsvoorwaarden? Meer dan één is goed. pensioenregeling computer van de zaak c. kinderopvang d. reiskostenvergoeding e. arbeidsduurverkorting Opgave 87 Wat is het verschil tussen een individuele arbeidsovereenkomst en een collectieve arbeidsovereenkomst? 29

30 Opgave 88 Hoe komt een CAO tot stand? Opgave 89 De minister van SZW kan een CAO verbindend verklaren. Wat houdt dat in? Opgave 90 1 Wat wordt er zoal geregeld in een CAO? Noem vijf belangrijke punten

31 Opgaven Einde arbeidsovereenkomst Opgave 91 Bij pensioen en bij overlijden eindigt de arbeidsovereenkomst. Noem vier andere manieren waarop een arbeidsovereenkomst beëindigd kan worden. Opgave 92 Wat is het verschil tussen opzegging en een beëindigingsovereenkomst? Opgave 93 Waarom is het voor een medewerker niet slim om een beëindigingsovereenkomst aan te gaan voordat hij nieuw werk gevonden heeft? Opgave 94 Raoul heeft een contract voor zes maanden. Het arbeidscontract eindigt op 29 september van dit jaar. Als zijn werkgever het contract niet verlengt, zal Raoul een andere baan moeten zoeken. De werkgever van Raoul verlengt de arbeidsovereenkomst niet na 29 september. Waarom heeft het geen zin voor Raoul om dit ontslag aan te vechten, bijvoorbeeld bij de rechter? 31

32 Opgave 95 1 Welke dringende redenen kan een bedrijf hebben om een medewerker op staande voet te ontslaan? Noem er minstens drie. 2 3 Opgave 96 Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vraag. Als gevolg van een hoogoplopende ruzie in een doe-het-zelfzaak gooit een werknemer een hamer naar het hoofd van zijn colleg Hoewel hij de collega niet raakt, stelt de werkgever de woedeuitbarsting van zijn werknemer niet op prijs en ontslaat hem op staande voet. De werknemer ziet wel in dat hij fout is geweest, maar vindt de straf van de werkgever te ver gaan. In een procedure trekt hij in twijfel dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet aanwezig is. Hij was al 24 jaar in dienst en er zijn nooit klachten geweest over zijn functioneren. De werknemer kreeg gelijk van de rechter. Waarom denk je dat de rechter de werknemer gelijk gaf? Opgave 97 Wat is een collectief ontslag? 32

33 Opgaven Ontslagprocedures Opgave 98 Bij een ontslagprocedure moet je rekening houden met de opzegtermijn en het algemeen ontslagverbod. 1 Met welke twee andere zaken moet je ook nog rekening houden? 2 Opgave 99 Wat moet er in de brief staan die je je medewerker stuurt als je hem wilt ontslaan? Opgave 100 Wanneer zal het CWI een ontslagvergunning afgeven? Waarvan moet sprake zijn? Opgave 101 Mariëtte functioneert niet goed als verkoopster. Dat is al meer dan een jaar het geval, ondanks de twee verkooptrainingen die ze gedaan heeft. Haar werkgever heeft besloten om haar te ontslaan. Hij kan voor Mariëtte geen geschikte functie vinden in de winkel. Is hier sprake van een redelijk ontslag? Waarom wel of niet? 33

34 Opgave 102 De eigenaar van een elektrospeciaalzaak wil een medewerker die al een halfjaar ziek is, ontslaan. Hij vraagt een ontslagvergunning aan bij het Centrum voor Werk en Inkomen. Zal het CWI de vergunning verlenen? Waarom wel of niet? Opgave 103 Wat wordt bedoeld met de bijzondere ontslagverboden? 1 In welke drie situaties mag je een medewerker niet ontslaan? 2 3 Opgave 104 Welke factoren zijn meestal van invloed op de lengte van de opzegtermijn? De waardering die de werkgever voor de werknemer heeft: ja/ nee De financiële situatie waarin de winkelorganisatie verkeert: ja/ nee c. Het aantal jaren dat de werknemer in dienst is geweest: ja/ nee d. Bepalingen die de arbeidsovereenkomst noemt met betrekking tot de opzegtermijn: ja/ nee 34

35 Opgave 105 Wat staat er in een getuigschrift? Opgave 106 De kantonrechter zal alleen tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst overgaan wanneer er gewichtige redenen zijn. Gewichtige redenen zijn dringende redenen of gewijzigde omstandigheden. 1 Geef twee voorbeelden van dringende redenen. 2 Geef twee voorbeelden van gewijzigde omstandigheden. Opgave 107 Bij een ontslag op staande voet moeten er dringende redenen zijn. Noem twee voorbeelden van dringende redenen voor de werkgever. 1 Noem twee voorbeelden van dringende redenen voor de werknemer. 2 35

36 Opgave 108 Hoe ontsla je iemand op staande voet? Wat moet je allemaal doen? Opgave 109 Wat hoort bij elkaar? Trek lijnen tussen de blokjes die bij elkaar horen. Opgave Waarop let je bij het voorbereiden van een ontslaggesprek? Noem drie punten

37 Opgave 111 Wat is de structuur van het slechtnieuwsgesprek? Ondernemingsvormen Opgaven Juridische aspecten Opgave 112 Leg uit wat het verschil is tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Er zijn publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen. Geef van beide soorten twee voorbeelden. Opgave 113 Als je een bedrijf begint, moet je kiezen voor een bepaalde rechtsvorm. Op welke gebieden heeft deze keuze gevolgen? Geef voorbeelden. 37

38 Opgave Noem vier gegevens die je bij de inschrijving van je bedrijf bij de KvK moet doorgeven Opgave 115 Noem een verschil en een overeenkomst tussen een eenpersoonszaak en een vof. Opgave 116 Wat gebeurt er als een beherend vennoot van een cv zich openlijk bemoeit met de leiding van het bedrijf? Waarom? Wat gebeurt er als een stille vennoot zich met de leiding bemoeit? 38

39 Opgave 117 Hoeveel startkapitaal moet je hebben om een bv op te mogen richten? Ondernemingsvormen Opgaven Begrippen familierecht Opgave Noem vier dingen die natuurlijke personen en rechtspersonen gemeen hebben Opgave 119 Geef een omschrijving van het begrip handelingsbekwaam. 39

40 Opgave 120 Hier staan twee stellingen over de taken over een voogd. 1. Een voogd neemt de taken van ouders waar als deze daar niet toe in staat zijn. 2. Een voogd beschikt over het vermogen van het minderjarige kind. Wat is waar? Alleen stelling I is waar. Alleen stelling II is waar. c. Stellingen I en II zijn beide waar. d. Stellingen I en II zijn beide niet waar Opgave 121 Als een kind geadopteerd wordt, wat gebeurt er dan met de familierechtelijke banden? Opgave Noem drie samenlevingsvormen. 2 3 Wat is het grote verschil tussen deze drie met betrekking tot eventuele kinderen? 40

41 Opgave 123 Wat is het verschil tussen de gevolgen van het getrouwd zijn in algehele gemeenschap van goederen of op huwelijkse voorwaarden bij het hebben van een onderneming (natuurlijk persoon), als je let op de aansprakelijkheid van de onderneming? Opgave 124 In het volgende schema staat een aantal stellingen. Geef aan in hoeverre je het eens bent met deze stellingen. Stellingen Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Niet mee Helemaal niet eens mee eens 1. Ouders moeten aansprakelijk worden gesteld voor vernielingen die hun kinderen aanrichten. 2. Kinderen onder 18 jaar zouden niet mogen trouwen of samenwonen. 3. Het is goed dat ouders de schulden van hun kinderen moeten betalen. 4. Ouders kunnen het niet helpen als hun kinderen zich onverantwoordelijk gedragen. 5. De leeftijd waarop kinderen handelingsbekwaam worden, zou moeten worden gewijzigd naar 16 jaar. Bedenk bij elke stelling minimaal twee argumenten voor je mening. Argumenten bij stelling 1: Argumenten bij stelling 2: Argumenten bij stelling 3: 41

42 Argumenten bij stelling 4: Argumenten bij stelling 5: Opgave 125 Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vragen. Heleen is een erg rijke vrouw. Door een erfenis van haar ouders en haar goedlopende winkel heeft ze een vermogen opgebouwd van miljoenen euro s. Heleen wordt verliefd op Johnny en wil graag met hem trouwen. Johnny wil alleen in gemeenschap van goederen trouwen, omdat hij het anders niet romantisch vindt. Heleen gaat hiermee akkoord. Na een tijdje blijkt Johnny toch niet de man te zijn die Heleen had gewenst en zij vraagt een scheiding aan. Wat gebeurt er met het vermogen van Heleen na de scheiding? Vind je dat eerlijk? Licht je antwoord toe. c. Wat had Heleen beter kunnen doen toen ze ging trouwen? 42

43 Opgave 126 Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vragen. Linda en Minka hebben een relatie en wonen samen. Linda heeft een tabakszaak (eenpersoonszaak). Minka werkt in een parfumeriezaak. Linda en Minka willen aan de buitenwereld laten zien dat ze altijd bij elkaar willen blijven. Een van de redenen hiervoor is dat Minka zwanger is en dat ze samen de ouderlijke macht willen uitvoeren over het kind. Ze twijfelen tussen een huwelijk, partnerschapsregistratie en een samenlevingscontract. Geef voor elk van de drie vormen aan of het een mogelijkheid betreft die van toepassing is op homostellen. Welke zaken moeten Linda en Minka regelen met betrekking tot de tabakszaak van Linda als ze besluiten te trouwen? c. Welke zaken moeten Linda en Minka regelen met betrekking tot het kind van Minka? d. Welke samenlevingsvorm zou jij Linda en Minka aanraden? Licht je antwoord toe. 43

44 e. Geef in de volgende tabel voor elk van de drie samenlevingsvormen de voor- en de nadelen aan voor Linda en Mink Samenlevingsvorm Voordelen Nadelen Huwelijk Partnerschapsregistratie Samenlevingscontract Opgaven Erfrecht Opgave 127 Welke twee vormen van verwantschap zijn er? Geef van beide vormen een beschrijving. Opgave 128 Leg uit wat de volgende begrippen betekenen: erfdeel, erfenis, erfgenaam en erflater. 44

45 Opgave 129 Het echtpaar Hans en Greta van Campen is getrouwd in gemeenschap van goederen. Hun enige zoon Pieter is al voor het overlijden van zijn vader overleden. Pieter was getrouwd en heeft twee kinderen. Hoe is de verdeling van de erfenis van Hans van Campen? Opgave 130 Leg uit wat het verschil is tussen testamentair erfrecht en versterferfrecht. Opgave 131 Een echtpaar (in gemeenschap van goederen getrouwd) met twee kinderen bezit samen een woning. Verder staat er een beetje geld op de bank en de complete inboedel is gezamenlijk bezit. Als een van beiden overlijdt, gaat de ander na een jaar met een nieuwe partner trouwen. Leg uit wat er dan kan gebeuren. 45

46 Opgave 132 In het schema staat een aantal stellingen. Geef aan in hoeverre je het eens bent met deze stellingen. Stellingen Je kunt beter ongetrouwd zijn als je een eigen onderneming wilt beginnen. Als je een eigen onderneming wilt beginnen, kun je beter geen kinderen krijgen. Het is belangrijk om zo snel mogelijk een testament op te laten stellen. Als je gaat samenwonen, moet je meteen een samenlevingscontract opstellen. Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Niet mee eens Helemaal niet mee eens Bedenk bij elke stelling minimaal twee argumenten voor je mening. 1 2 Opgave Geef ten minste drie bijzondere zaken die iemand in een testament alvast kan regelen

47 Opgave 134 Wat moeten samenwoners regelen als ze elkaar goed verzorgd willen achterlaten? Opgave 135 Je krijgt bericht van de notaris dat je erfgenaam bent van je oom. Stel dat dit een oom was die altijd schulden had en altijd bij iedereen geld probeerde te lenen. Toch heeft hij een eigen woning nagelaten. Uit welke mogelijkheden kun je kiezen? Welke keuze zou jij maken en waarom? Faillissement Opgaven Faillissement Opgave 136 Wie kunnen - behalve de Officier van Justitie - een faillissement aanvragen? Op welke gronden kan een OvJ een faillissement aanvragen? 47

48 c. Bedenk zelf een voorbeeldsituatie waarin een OvJ een faillissement zou willen aanvragen. Opgave 137 Bij welke ondernemingsvorm is de eigenaar ook met zijn privé-vermogen aansprakelijk voor de schulden van zijn bedrijf? Opgave 138 Beschrijf de drie zaken die gebeuren nadat de rechter een faillissement heeft uitgesproken. Maak de zinnen af. De schuldenaar mag niet meer... De rechtbank benoemt... c. Het faillissement wordt... 48

49 Opgave 139 Niet alle schuldeisers hebben dezelfde rechten. Vul in de tabel in welke soorten vorderingen er zijn bij een faillissement. Soort vordering Uitleg Opgave 140 Een faillissement kan eindigen doordat alle schulden zijn afbetaald. Het kan ook door andere redenen eindigen. Leg bij elke manier uit wat er wordt bedoeld: Door vernietiging. Door gebrek aan vermogen. c. Door een akkoord. 49

50 d. Door staat van insolventie. Opgave 141 Wat is het domino-effect bij een faillissement? Opgave Geef minimaal vier mogelijke oorzaken van een faillissement Opgave 143 Leg uit waarom het belangrijk is dat een ondernemer op huwelijkse voorwaarden trouwt. 50

51 Opgave Bedenk zelf minimaal twee economische gevolgen van een faillissement. 2 1 Bedenk zelf minimaal drie sociale gevolgen van een faillissement. 2 3 Opgave 145 Hierna volgt een aantal stellingen. Geef in de tabel aan in hoeverre je het eens bent met deze stellingen. Het gaat hier om je eigen mening. Je antwoorden zijn dus niet goed of fout. Stellingen 1 Een ondernemer die failliet gaat, heeft dat vaak aan zichzelf te danken. 2 Het is soms erg voordelig om een onderneming failliet te laten gaan. Je kunt dan mooi weer met een schone lei beginnen. 3 In de periode van surseance van betaling ga je gewoon weer op de oude voet door. Helemaal mee eens Mee eens Neutraal Niet mee Helemaal niet eens mee eens Schrijf bij elke stelling minimaal twee argumenten op waarmee je je mening kunt onderbouwen. Argumenten bij stelling 1: Argumenten bij stelling 2: 51

52 Argumenten bij stelling 3: Surseance van betaling Opgaven Surseance van betaling Opgave 146 Wat is voor een ondernemer het verschil tussen een surseance van betaling en een faillissement? Opgave 147 Hoe lang is de periode van surseance van betaling? Opgave 148 Leg uit wat het verschil is tussen een curator en een bewindvoerder. 52

53 Opgave Noem drie redenen waarom surseance van betaling kan worden beëindigd. 2 3 Opgave 150 Er zijn drie soorten vorderingen. Hier volgen de omschrijvingen. Geef bij elke omschrijving aan hoe de vordering heet. Schulden die tijdens de surseance zijn ontstaan. Schuldeisers met deze vorderingen hebben geen voorrang boven andere schuldeisers. c. Bepaalde vorderingen hebben voorrang boven andere. 53

54 Opgaven Wet schuldsanering Opgave 151 Wie vallen onder het begrip natuurlijke personen waarop de Wsnp is gericht? Opgave 152 Welke voorwaarden zijn verbonden aan het al dan niet mogen meedoen aan de saneringsregeling van de Wsnp? Opgave 153 Door wie wordt een bewindvoerder benoemd? Wat zijn de taken en bevoegdheden van een bewindvoerder? 54

55 Opgave 154 Vertel iets over de publicatie van de saneringsregeling. Waarin wordt gepubliceerd en wat is hiervan het gevolg? Opgave 155 Wat is integrale schuldsanering? Opgave Noem drie instanties of personen die betrokken kunnen zijn bij de integrale aanpak. 2 3 Opgave 157 Leg uit wat het grote verschil is tussen iemand die failliet is verklaard en iemand die gebruik heeft kunnen maken van de Wsnp. 55

56 Ondernemingen fiscaal Opgaven Belastingen en heffingen Opgave 158 In Nederland heft de rijksoverheid verschillende belastingen, bijvoorbeeld: loonbelasting inkomstenbelasting vennootschapsbelasting dividendbelasting motorrijtuigenbelasting omzetbelasting allerlei kleinere belastingen zoals assurantiebelasting en accijnzen (op onder andere benzine, tabak, alcohol, suiker en frisdranken. Welke van deze belastingen zijn ook van belang als je geen ondernemer bent? Welke belastingen moet de burger zelf betalen? Opgave 159 Welke twee belastingaanslagen kan een ondernemer aan het begin van een jaar van de Belastingdienst ontvangen? Leg uit wat dit zijn. 56

57 Opgave 160 Leg uit wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen. Geef van elk een voorbeeld. Opgave Noem twee personen of instanties die een ondernemer advies kunnen geven over belastingzaken. 2 Opgave 162 Leg uit hoe de bezwaarprocedure tegen een belastingaanslag in zijn werk gaat. 57

58 Opgave Wie zijn de lagere overheden? 2 3 Opgave 164 De gemeenten heffen reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. Leg uit wat het verschil is. Opgave 165 In deze tabel zie je verschillende gemeentelijke heffingen. Geef aan of ze voor een burger of voor een bedrijf gelden of voor beide. Gemeentelijke heffingen Voor ondernemingen Voor burgers OZB Reinigingsrechten Afvalstoffenheffing Rioolrechten Precariorechten Opgave 166 Verontreinigingsheffing en ingezetenenomslag zijn heffingen van: de gemeente. de Kamer van Koophandel. c. het waterschap Kies het juiste antwoord: a, b of c: 58

59 Opgave 167 Leg uit wat verontreinigingsheffing is. Opgaven Ondernemingen fiscaal Opgave 168 Als je in loondienst bent, vind je op je loonstrookje een post loonheffing. Waaruit bestaat deze loonheffing? Opgave 169 Leg uit wat het boxenstelsel is. Welke boxen zijn er? 59

60 Opgave 170 Leg uit wat een heffingskorting is. 1 Noem twee heffingskortingen. 2 c. Waarvan hangt het af of je recht hebt op een heffingskorting? Opgave Noem twee fiscale regelingen voor ondernemers en leg uit wat beide regelingen inhouden. 2 60

61 Opgave Noem twee soorten belastingen die voor bv s gelden. 2 Opgave 173 Welke ondernemingen moeten vennootschapsbelasting betalen? Leg uit waarom een eenpersoonszaak deze belasting niet hoeft te betalen. Opgave 174 Geef met lijnen aan welke woorden met elkaar in verband staan. 61