1. Context en besluitvorming Wat ging vooraf

Transcriptie

1 1. Context en besluitvorming Wat ging vooraf De VRU maakt voor de huisvesting van de brandweer en haar materieel gebruik van brandweerposten die voor het overgrote deel in eigendom zijn van de gemeenten. Dit noemen we de repressieve huisvesting. Op 4 juli 2014 heeft het algemeen bestuur van de VRU besloten om het eigendom en beheer van de repressieve huisvesting over te dragen aan de VRU op basis van gezamenlijk overeen te komen beleid. Voor het formuleren van een weloverwogen bestuurlijk advies aan het algemeen bestuur en ter begeleiding van een extern onderzoekstraject werd een bijzondere bestuurlijke adviescommissie huisvesting ingericht. Na diverse richtinggevende discussies in het bestuur en nader onderzoek is in het AB van 4 juli 2016 de notitie Repressieve Huisvesting VRU met bijlagen besproken. In deze notitie werden alle tot nu toe bekende aandachtspunten om te komen tot een gezamenlijk gedragen huisvestingsbeleid geadresseerd. Dat beleid dient, gehoord de bestuursconferentie 2015, de volgende bestuurlijk gedragen doelstelling: Voor het leveren van adequate (brandweer)zorg dient de VRU te beschikken over goede middelen, waaronder goede huisvesting. De huisvesting moet voldoen aan de wettelijke vereisten en inrichtingseisen op een vastgesteld kwaliteitsniveau (gedurende de levensduur) op basis van een eenduidige sturing en gegeven het dekkingsplan 2.0. In de AB vergadering van 4 juli 2016 is het volgende besloten: 1. Kennis te nemen van de notitie Repressieve Huisvesting VRU over de resultaten en conclusies naar aanleiding van het onderzoek naar de varianten Repressieve Huisvesting. In deze notitie zijn de actiepunten vanuit het DB (25 mei) en het advies van de AGV integraal verwerkt. 2. In te stemmen met de door de adviescommissies geadviseerde richting (gebruik om niet, onderhoud door eigenaar en gebruiker op basis van de demarcatielijst VRU, exploitatie door de gebruiker, één op één verrekening). 3. Op basis van voornoemde consensus over de richting te komen tot besluitvorming over gezamenlijk huisvestingsbeleid in een volgende vergadering van het algemeen bestuur (28 nov). In de bestuurlijke discussie is op 4 juli 2016 voorts nog een nieuwe optie geïntroduceerd (door de heer Divendal) namelijk: gebruik om niet, beheer bij de gemeente/ eigenaar.

2 2. Vergelijking van de varianten op hoofdlijnen Huidige situatie Uit de bevindingen die uit de inventarisatie voor het nadere onderzoek naar voren kwamen blijkt dat aan de huidige situatie veel verbeterd kan worden. Het huidige beheer is door de 26 gemeenten op verschillende manieren ingericht. Zo kan het kwaliteitsniveau waarop gebouwen worden onderhouden verschillen of de wijze waarop het onderhoud en de exploitatie worden uitgevoerd uiteenlopen. De wijze van melden van gebreken / defecten en het acteren hierop verschilt en er bestaan grote verschillen in de verdeling van onderhoudstaken tussen eigenaar en gebruiker (demarcatie). Ook de schoonmaak is op verschillende wijzen georganiseerd ( via schoonmaakbedrijven en/of brandweervrijwilligers) en wordt op verschillende manieren vergoed. Bijlage A1 geeft een overzicht van de organisatie van de schoonmaak in de posten. Er worden geen onderhoudsactiviteiten door brandweervrijwilligers uitgevoerd. In de loop der jaren heeft het huidige onderhoudsregime van de gemeenten geleid tot een grote diversiteit in de kwaliteit van de huisvesting. Om het vastgestelde niveau (weer) te bereiken is het zogenaamde project been bijtrekken gestart. Bijlage A2 geeft een overzicht van de huidige status hiervan. Op basis van de besluitvorming van 4 juli 2016 zijn twee genoemde opties op een rij gezet: 1. Gebruik om niet, onderhoud bij eigenaar en gebruiker (cf. demarcatie), exploitatie bij gebruiker, verrekening één op één. Dit is de eerder door de BAC Huisvesting geadviseerde variant (zie bijlage A3,notitie Repressieve Huisvesting VRU). In het AB van 4 juli j.l. werd door diverse burgemeesters bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde kosten voor onderhoud en exploitatie. In veel gevallen betekenen deze genormeerde kosten een verhoging ten opzichte van de door de gemeenten opgegeven (huidige) kosten. Daarop heeft de VRU bij een aantal gemeenten onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken voor de verschillen in kosten. De gemeente Utrecht heeft een eigen MJOP laten opstellen voor de locatie Leidsche Rijn. De onderhoudskosten voor beide MJOP s kwamen met elkaar overeen. Ook de gemeente Stichtse Vecht heeft onderzoek gedaan naar de eigen onderhoudsplannen en de VRU-MJOP. Hieruit komt ook naar voren dat er geen significante afwijkingen te constateren zijn. Van belang hierbij is dat de onderhoudsplannen zijn gebaseerd op het vastgestelde kwaliteitsniveau én dat de gemiddelde kosten over 20 jaar met elkaar vergeleken worden. Belangrijk hierbij is ook dat het onderhoud uiteraard in overleg met de eigenaar wordt gepland en uitgevoerd. De voorgestelde genormeerde kosten voor de exploitatie (voornamelijk energie- en schoonmaakkosten) zijn gebaseerd op kengetallen (geleverd door Twynstra Gudde). Onderzoek laat zien dat de kengetallen vrijwel zonder uitzondering (veel) te hoog zijn. Een oorzaak hiervoor zou kunnen zijn dat de meeste kazernes zeer beperkt gebruikt worden waardoor energie- en schoonmaakkosten laag zijn.

3 Bevoorschotten en afrekenen Voor de één op één verrekening van deze kosten stelt de VRU voor om de genormeerde kosten als voorschot te verstrekken aan de VRU. Iedere 5 jaar volgt dan een definitieve afrekening op basis van de werkelijke kosten en een doorkijk naar toekomstige kosten (in afstemming met de gemeenten). Hiermee wordt de gemeente optimale mogelijkheden geboden om mee te sturen in kwaliteit en kosten van de huisvesting. Daarnaast blijft de bijdrage aan de VRU door de bevoorschotting op eenzelfde niveau en vertoont geen fluctuaties. De bevoorschotting voor de onderhoudskosten is gebaseerd op het 20-jaar gemiddelde van de onderhoudskosten zoals die in de MJOP s worden genoemd. Hiervoor is gekozen omdat met de MJOP s voor iedere kazerne een maatwerkplan is gemaakt op basis van het afgesproken kwaliteitsniveau. Omdat de genormeerde exploitatiekosten zoveel afwijken van de door de gemeenten opgegeven kosten stellen we voor om de bevoorschotting van de exploitatiekosten te baseren op de door de gemeenten opgegeven kosten. 2. Gebruik om niet, beheer en exploitatie bij de eigenaar, geen verrekening. Deze variant is in de bestuursvergadering van 4 juli 2016 geïntroduceerd door de heer Divendal. De eigenaar draagt zorg voor een huisvesting die voldoet aan het vastgestelde kwaliteitsniveau. De VRU maakt om niet gebruik van het pand als ware zij een huurder met een full service contract, de gemeente regelt het beheer. Feitelijk is deze variant voor het merendeel van de gemeenten een bestendiging van de huidige situatie. Een aantal gemeenten zullen een groter deel van het beheer gaan verzorgen dan nu het geval is. De VRU zal structureel monitoren of de huisvesting (nog) aan het vastgestelde kwaliteitsniveau voldoet. Indien dit niet het geval is zullen er met de betreffende gemeente bindende afspraken gemaakt worden om de situatie te herstellen. Voor de VRU is het van belang om daarbij toch zoveel mogelijk uniformiteit tussen gemeenten te bereiken.

4 Op hoofdlijnen betekent dit: De VRU formuleert (op basis van bestaande handleidingen) Programma s van Eisen (PvE s) voor diverse soorten kazernes. Het gaat om bouwkundige (nieuwbouw, verbouw, aanpassingen) PvE s en PvE s voor de schoonmaak. Daarnaast is onderhoud op NEN 2767 niveau 3 vastgesteld. Dit wordt vastgelegd in een onderhoudsprotocol. Tenslotte formuleert de VRU een of meer protocollen over: o noodzakelijke aanpassingen in verband met wetswijzigingen (Arbo bijvoorbeeld) o gevolgen van ontwikkelingen in de brandweerzorg (aanpassing kazernes i.v.m. TS en bijvoorbeeld, Arbeidshygiëne) o hoe te handelen bij calamiteiten/overmacht o een geschillencommissie die bindende uitspraken kan doen Al deze stukken komen bij het AB te liggen ter besluitvorming: het vormt het juridisch kader voor de omgang gemeente-vru en maakt dan onderdeel uit van de TUO. De gemeenten worden (opnieuw) verantwoordelijk voor bouwactiviteiten, onderhoud en de gehele exploitatie van kazernes (energie, onderhoud, schoonmaak, verzekeringen, belastingen). Bestaande contracten en personeel op dit vlak van de VRU worden overgedragen naar de gemeente(n). Elke gemeente stelt een contactpersoon aan voor zaken die de kazerne aangaan, de VRU idem dito (bij de afdeling Facilitair & Inkoop). Indien een gemeente gebruik wil maken van personeel van de VRU (voor schoonmaak, kleine reparaties, sleutelbeheer o.i.d.) worden daarvoor aparte contracten afgesloten (TUO), inclusief een vergoeding aan de VRU. De VRU draagt alle zaken die te maken hebben met onderhoud en exploitatie terug over aan de gemeenten: schoonmaakpersoneel, contracten, verzekeringen, factuurafwikkeling, belastingbetaling, administraties etc. De VRU (F&I) monitort alle gemaakte afspraken en legt afwijkingen die zich voordoen ter correctie voor aan de gemeente, met een redelijke termijn van afhandeling. Als de gemeente weigert te corrigeren, of de termijn overschrijdt, wordt een en ander ter besluitvorming voorgelegd aan de geschillencommissie die bindende uitspraken doet.

5 3. Advies BAC Huisvesting Vanuit de huidige situatie betekent variant 1 dat het beheer grotendeels naar de VRU verschuift en dat bij variant 2 het beheer juist naar de gemeente verschuift (of bij de gemeente blijft). Op basis van de eerder geformuleerde uitgangspunten voor mogelijke varianten geeft het volgende overzicht een beeld van de verschillen van de beide varianten (vergeleken met de huidige situatie): huidig variant 1 (BAC) variant 2 eigendomsoverdracht mix nee nee onderhoud verschil per gemeente VRU + gemeente ** gemeente exploitatie verschil per gemeente VRU gemeente verrekening een op een een op een geen kwaliteitsniveau verschil per gemeente NEN NEN kosten werkelijke kosten werkelijke kosten * werkelijke kosten beheersorganisatie bij VRU en gemeente bij VRU en gemeente ** bij gemeente * de werkelijke kosten worden op basis van bevoorschotting (op basis van de MJOP en opgegeven exploitatiekosten) na 5 jaar verrekend. Hierdoor zijn er weinig fluctuaties in de jaarlijkse beheerskosten. ** eigenaarsonderhoud bij gemeente en gebruikersonderhoud bij VRU conform demarcatielijst Toetsing van de varianten aan de vastgestelde criteria (uit eindrapportage van Twynstra Gudde) geeft het volgende overzicht (vanuit het perspectief van de VRU): huidig variant 1 (BAC) variant 2 (AB) kwaliteit (NEN ) efficient financieel management binding met brandweerorganisatie invloed/ zeggenschap gemeente passend bij adequate bedrijfsvoering 24/7 mate van sturing op portefeuille mate waarin vastgoedprocessen worden uitgevoerd door één beheersorganisatie (uniformiteit) voldoet aan doelstelling

6 Bij de weergegeven scores heeft de BAC de volgende overwegingen: Kwaliteit: In de huidige situatie hanteert iedere gemeente hun eigen kwaliteitssysteem. Bij de nieuwe varianten is NEN 2767 niveau 3 uitgangspunt. Dat wordt bereikt door het vastgoed conform de opgestelde MJOP s te onderhouden. Dit kan in een gebruiksovereenkomst worden vastgelegd. In beide varianten kan dit georganiseerd worden. Efficiënt financieel management: Door de hoeveelheid aan verschillende afspraken met de diverse gemeenten is er in de huidige situatie geen sprake van efficiënt financieel management. In beide nieuwe varianten moet het mogelijk zijn om dit goed in te richten. Omdat in beide nieuwe varianten wordt uitgegaan van hetzelfde kwaliteitsniveau zullen de werkelijke kosten van beheer niet veel van elkaar (kunnen) verschillen (behoudens mogelijke efficiencywinst door grote(re) aanbestedingsvolumes). Binding met de brandweerorganisatie: Door het gebruikersbeheer bij de VRU te beleggen is er een directe interactie tussen het beheer en de betrokkenheid van onze beroeps en vrijwilligers. Zowel in de huidige situatie als bij variant 2 liggen beheer en contact met/ aansturing van vrijwilligers grotendeels in aparte organisaties (gemeente en VRU) waardoor de communicatielijnen langer zijn. Invloed/ zeggenschap gemeenten: Dit criterium is gericht op de betrokkenheid van de gemeente en de grip van de gemeenten op mogelijke (her)ontwikkeling van brandweerlocaties. Bij alle varianten is het goed mogelijk in dit naar wens in te richten. In beide nieuwe varianten blijven gemeenten eigenaar van het vastgoed. Daardoor blijft er altijd een betrokkenheid. Indien een groot deel van het beheer door de VRU wordt uitgevoerd (variant 1) zal de zeggenschap van de gemeente wellicht iets afnemen t.o.v. variant 2. Passend bij adequate bedrijfsvoering en dienstverlening 24/7: De VRU is een volcontinue bedrijf. Dat betekent dat ook in de avonden/ nachten en weekenden behoefte kan ontstaan aan contact of actie vanuit vastgoedbeheer. Hoewel diverse gemeenten calamiteitennummers hanteren is dit niet bij alle gemeenten het geval. Alleen bij beheer door de VRU is dit een vanzelf sprekende situatie. De huidige situatie en variant 2 zijn in dit opzicht vergelijkbaar. Mate van sturing op de portefeuille: relevante aspecten bij dit criterium zijn de mate waarin adequate sturing kan plaatsvinden op spreiding van locaties, herschikking hiervan en financiële sturing voor initiatieven (nieuwbouw, verbouw en verkoop van objecten). In goed overleg moet dit voor beide nieuwe varianten te organiseren zijn (ondanks het feit dat er veel betrokken partijen zijn). Mate waarin de complexe processen van vastgoedbeheer professioneel en efficiënt kunnen worden uitgevoerd door één beheersorganisatie: Dit criterium is expliciet benoemd in de doelstelling van het huisvestingsbeleid. Bij variant 1 is er een heldere scheiding tussen eigenaars- en gebruikersbeheer. Bij variant 2 is het eigenaars- en gebruikersbeheer bij de gemeenten belegd. Relevant aspect bij dit criterium is de mate waarin het beheer uniform (VRUbreed) uitgevoerd kan worden. In geen van de varianten is dit feitelijk het geval.

7 In variant 1 wordt het gebruikersdeel van het onderhoud (dat conform de demarcatie uit een groot deel van het onderhoud bestaat) én de exploitatie bij de VRU belegd. Daarmee voldoet deze variant het meest aan dit criterium. Vanuit het perspectief van de VRU bezien heeft de BAC de volgende overwegingen gemaakt: - De VRU heeft behoefte aan een eenduidige aansturing van (een groot deel) van het beheer (onderhoud en exploitatie) van de kazernes; - De VRU heeft behoefte aan uniformering van technische systemen in de kazernes (bijvoorbeeld sleutelsystemen, afzuiging etc); - De VRU zal bij optie 2 géén beheersorganisatie in stand houden. Beheer van de kazernes in eigendom zal via de TUO verrekend worden met de betreffende gemeenten; - De VRU zal bij optie 2 door middel van audits het vastgestelde kwaliteitsniveau bewaken. Bij afwijkingen op dit kwaliteitsniveau zal de beheerder hierop aangesproken worden; - De werkelijke kosten voor onderhoud en beheer zouden voor beide varianten niet veel moeten verschillen. De BAC Huisvesting adviseert om te besluiten voor variant 1 (gebruik om niet, onderhoud en exploitatie door eigenaar en gebruiker op basis van de demarcatielijst VRU, één op één verrekening). Met deze keuze zetten we een weg in naar realisering van onze doelstelling. Zoals gebruikelijk zal er over enige jaren een beleidsevaluatie plaatsvinden. De VRU is dan in staat geweest om een professionele beheersorganisatie te organiseren en het beheer en onderhoud zo effectief en efficiënt mogelijk in te richten (bijvoorbeeld door het realiseren van inkoopvoordelen en langere termijncontracten). Deze beleidsevaluatie zal ruimte bieden voor herijking en mogelijke bijstellingen op basis van de opgedane ervaringen.

8 Schoonmaak en onderhoud kazernes Rijn & Venen Noord Kazerne Abcoude Mijdrecht Wilnis Vinkeveen Maarssen Tienhoven Loenen Nigtevecht Breukelen Nieuwer Ter Aa Kockengen Rijn & Venen-Zuid Benschop Lopik Oudewater Linschoten Kamerik Harmelen Zegveld Montfoort Woerden Lekstroom Nieuwegein-Noord Nieuwegein-Zuid IJsselstein Vianen Hagestein Houten-Oost Houten-West Schalkwijk Binnensticht Bilthoven De Bilt Westbroek Maartensdijk Groenekan Zeist Den Dolder Bunnik Werkhoven Utrecht Leidsche Rijn Vleuten De Meern Zuilen Tolsteeg Voordorp Schepenbuurt Eemland Achterveld Amersfoort centrum Amersfoort Noord Baarn Bunschoten Eemnes Leusden Soest Soesterberg Woudenberg Heuvelrug Amerongen Cothen-Langbroek Doorn Driebergen-Rijssenburg Elst Leersum Maarn-Maarsbergen Renswoude Rhenen Veenendaal Wijk bij Duurstede Schoongemaakt door: Via partners vrijwilligers, rekening naar gemeente Door vrijwilliger via vrijwilligersvergoeding Door partner vrijwilliger via uitzendbureau Via partners vrijwilligers, betaling vanuit de VRU (regeling stopt na verbouwing) Via partners vrijwilligers, betaling vanuit de VRU Partners van vrijwilligers, via uitzendbureau Partners van vrijwilligers, via uitzendbureau Partner van vrijwilliger, in dienst van de VRU Via gemeente persoon, betaling via de VRU (facilitair) + een persoon via vrijwilligersvergoeding (kleine aanvulling) PV factureerd bedrag per kwartaal voor huishoudelijke dienst? Partner van vrijwilliger maakt de kazerne schoon. schoonmaakbedrijf Schoonmaak door bedrijf. Daarnaast wordt er iedere drie maanden zelfstandig een grote schoonmaak georganiseerd. Hiervoor wordt een factuur gezonden naar Onno Broeder (Facilitair) van 500,- Via de gemeente Baarn. Schoonmaken van kantine, hal, toiletten en kantoren gebeurd door een bedrijf ingehuurd door de gemeente Bunschoten. Schoonmaken van de keuken, remise en rookhok door de UML-groep Bunschoten. Afspraak is vergoeding tegen uurloon behorende bij maximum schaal 4. Schoonmaak wordt gedaan door medewerker VRU. De stallingsruimte, voertuigen, onderhoudswerkplaatsen en magazijnen worden door een UML-medewerker uitgevoerd. Schoonmaken wordt gedaan door externen (GOM?). Via GOM. Via GOM. Via de gemeente. Via de gemeente verzorgd door de BIGA. Via de gemeente verzorgd door de BIGA. Via de gemeente verzorgd door de BIGA. Via de gemeente verzorgd door de BIGA. Familie van een korpslid verzorgd de schoonmaak. Betaling is door de VRU op basis van declaratie. Via de gemeente verzorgd door de BIGA. Via de gemeente Utrechtse Heuverug door de BIGA Via de vereniging. De vereniging declarareert via factuur aan de VRU. Schoonmaak door schoonmaakbedrijf IW4. Uitrukhal wordt door vrijwilligers gedaan. Schoonmaak via de gemeente verzorgd door IW4 personeel (maatschappelijk belang gemeente Veenendaal). Schoonmaak wordt verzorgd via de gemeente door de BIGA.

9 Notitie stand van zaken been bijtrekken Versie inclusief namen en BBN-bedragen Onderwerp Status Been Bijtrekken (Repressieve Huisvesting) Kennisnemen van De status van het traject Been Bijtrekken (Repressieve Huisvesting) per 1 oktober Inleiding Op 4 juli 2014 is in het kader van de majeure projecten - het onderstaande besloten over de repressieve huisvesting: in te stemmen met het BBN-rapport als uitgangspunt en af te spreken dat gemeenten op wie dat van toepassing is hun staat van onderhoud voor 2016 op orde brengen conform de BBN-rapportage; in te stemmen met het opstellen van een business case bij ingrepen met een substantiële omvang, waarin ook andere opties (verplaatsing, samenvoeging) worden meegenomen en een meer gedetailleerde kostenraming wordt opgesteld; in te stemmen met het hanteren van de NEN 2767, conditieniveau 3 als norm voor het onderhoud voor de periode dat er nog geen VRU-onderhoudsbeleid is, en als norm voor het nieuwe beleid voor onderhoud; in te stemmen met de visie dat de gemeenten het eigendom en beheer van alle repressieve huisvesting, op basis van gezamenlijk overeen te komen beleid, overdragen aan de VRU, inclusief de overdracht van de noodzakelijke budgetten; in te stemmen met het voorstel om, na afstemming met de gemeenten, het beleidsvoorstel en de daarmee samenhangende budgetten separaat ter besluitvorming aan het AB voor te leggen; in te stemmen met het voorstel de overdracht te realiseren bij de verwerking van de herijking van het gemeentefonds in het nieuwe VRU-financieringsmodel (ijkpunt gemeentefonds). De eerste twee besluiten hebben betrekking op het zogenaamde traject Been Bijtrekken. Gemeenten zouden de kazernes die in eigendom zijn op het afgesproken onderhoudsniveau brengen, zowel wat betreft technische als functionele eisen. Daar waar nodig moest het been worden bijgetrokken als gevolg van achterstallig beheer en onderhoud. In deze informatienotitie informeren wij het AB over de status van dit traject. Stand van zaken per 1 oktober 2016 Het effect van de besluitvorming op 4 juli 2014 is dat aan 43 posten ver- en/of nieuwbouw activiteiten moeten plaatsvinden, verdeeld over 24 gemeenten.

10 Eind 2014/begin 2015 hebben diverse gemeenten samen met de VRU afspraken gemaakt om de geconstateerde tekortkomingen op te lossen. In 2015 en 2016 is door de VRU samengewerkt met de betreffende gemeenten om voortgang te boeken op de afzonderlijke ver- en/of nieuwbouw activiteiten. Het aanvankelijke doel voor 2016 op orde is niet haalbaar gebleken. Zoals het er nu uitziet zal op zijn vroegst eind 2018 Been Bijtrekken zijn afgerond. In de onderstaande tabel is de status per 1 oktober 2016 opgenomen.

11 Aan te passen Aantal Aantal Aantal Totaal Toelichting, inclusief BBN-kosten kazernes in verband met Been Bijtrekken posten posten posten BBNkosten Status per 16/09/ /06/16 01/10/16 01/10/16 01/06/16 Gereed Leusden (2.000), Baarn (15.000), Nevenpost Soest (50.000), Soest (-), Doorn (40.000), Bunnik ( ), Werkhoven ( ), Driebergen ( ), Leersum (3.500), Cothen- Langbroek (5.000), Nieuwegein Noord (-), Houten Oost (2.800), Veenendaal (12.550), Zuilen (1.200), Vleuten (n.t.b.), Leidsche Rijn (2.000), Schepenbuurt (2.500), De Meern (1.100) Planning gereed in 2015 Planning gereed in Oudewater ( ), Linschoten (40.000), Voordorp (5.500), Zegveld (17.500), Kamerik (4.000) Planning gereed in Maarn-Maarsbergen (73.500), Bilthoven ( ), Den Dolder ( ), Renswoude (31.000), Montfoort (5.500), IJsselstein (58.500), Hagestein (40.000), Benschop (41.500) Planning gereed in Elst ( ), Bunschoten-Spakenburg ( ), Nieuwegein Zuid (80.000) Oplevering onduidelijk Mijdrecht ( ), Abcoude (71.500), Woerden (4.000), Westbroek 2 ( ), Tienhoven 3 ( ) On hold gezet door gemeente Gemeente de Bilt [Groenekan (51.500), Maartensdijk (70.000), De Bilt (32.000)], gemeente Stichtse Vecht [Nigtevecht ( ), Nieuwer ter Aar (42.500)] Totaal De prognose is dat 23 van de 43 ver-/nieuwbouwtrajecten (53%) voor 1 januari 2017 afgerond is. Daarnaast is nu al de verwachting dat sommige grootschalige trajecten pas in 2018 gereed zullen 1 Kolom toegevoegd voor de volledigheid: Per 16 september 2015 is de voortgang gerapporteerd naar het DB. 2 Gemeenten De Bilt en Stichtse Vecht bezien samen en in samenhang toekomst posten Westbroek en Tienhoven. Ze zijn in dit overzicht als 1 post meegeteld. 3 Idem als 2. 4 In het voorjaar van 2016 is een (klein) project uit de BBN-rapportage toegevoegd die over het hoofd was gezien: vervangen van een kozijn bij post Leusden (status: gereed).

12 zijn; deze projecten hebben een lange doorlooptijd. In 2017 en 2018 zullen naar verwachting 11 projecten (26%) worden opgeleverd. Van 4 projecten (9%) is de concrete planning nog onduidelijk. Deze projecten verkeren nog in een fase van voorbereiding of besluitvorming door de gemeente. Tenslotte resteren een aantal bouwprojecten die on hold gezet zijn door de betreffende gemeenten; het betreft 5 kazernes (12%) in 2 gemeenten. Naar verwachting zullen deze gemeenten stappen gaan ondernemen, zodra de bestuurlijke besluitvorming over Repressieve Huisvesting rond is. Vervolg Aandacht voor het realiseren van de gemaakte afspraken op 4 juli 2014 voor het op peil brengen van de repressieve huisvesting van de VRU. Communicatie Niet van toepassing. Bijlagen Geen.