Naar aanleiding van uw brief van 14 maart 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Naar aanleiding van uw brief van 14 maart 2018 heb ik de eer het volgende op te merken."

Transcriptie

1 Den Haag, J Q ^pr# 2018 Kenmerk: Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/00690) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 januari 2018, nr. 17/00112, 2 inzake te (Ufllüfr betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Naar aanleiding van uw brief van 14 maart 2018 heb ik de eer het volgende op te merken. Als middel van cassatie draag ik voor: Schending van het recht, met name van artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en/of artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM), doordat het Hof heeft geoordeeld dat er voor het jaar 2014 op regelniveau geen sprake meer is van een redelijke en proportionele verhouding ffair balance') tussen het met de vermogensrendementsheffing van box 3 nagestreefde legitieme doel in het algemeen belang en de bescherming van individuele belangen, zulks ten onrechte dan wel op gronden die de beslissing niet kunnen dragen, zoals hieronder nader toegelicht. Toelichting op het middel Ingevolge artikel 5.2, eerste lid, Wet IB 2001 wordt het voordeel uit sparen en beleggen forfaitair gesteld op vier percent van de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar (peildatum) voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen. Het is dus niet van belang of er met de bezittingen die tot de rendementsgrondslag behoren daadwerkelijk voordeel wordt Pagina 1

2 behaald. Artikel 5.3, eerste lid, Wet IB 2001 bepaalt dat de rendementsgrondslag is de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. In de memorie van toelichting is de vermogensrendementsheffing als volgt toegelicht: 'Met de forfaitaire rendementshefflng wordt belasting geheven over een vast forfaitair rendement. Dit betekent dat potentieel hogere rendementen, die vooral samenhangen met de rlsicocomponent In de beloning, voor de fiscaliteit niet meer relevant zijn. Deze onbelastbaarheid leidt ertoe dat er een zuiver economische afweging kan worden gemaakt tussen rendement en risico. (...) Voorgesteld wordt om met ingang van het kalenderjaar 2001 voor de inkomsten uit sparen en beleggen een forfaitair rendement te Introduceren. Uitgangspunt van het voorgestelde systeem is - kort samengevat - dat een belastingplichtige voortaan bij wege van wetsflctle geacht wordt met de tot zijn rendementsgrondslag behorende vermogensbestanddelen (dat zijn bezittingen en schulden) altijd een bepaald netto- rendement te (kunnen) behalen dat In de belastingheffing kan worden betrokken; vandaar dat wordt gesproken over een forfaitair rendement. (...) Het forfaitaire rendement wordt berekend over de rendementsgrondslag van een belastingplichtige. Qnder de rendementsgrondslag wordt verstaan de waarde in het economische verkeer van de bezittingen verminderd met de waarde in het economische verkeer van de schulden voorzover niet reeds begrepen in box I of II. Uitgangspunt is dat in beginsel alle bezittingen van een belastingplichtige, voorzover niet begrepen in box I of II, die in economische zin rendement kunnen opleveren onder de reikwijdte van het forfaitaire rendement vallen. (...) Het forfaitaire rendement wordt gesteld op 4% van de waarde van de rendementsgrondslag. Dit forfaitaire rendement wordt belast tegen een vast tarief van 30%. Uit het oogpunt van eenvoud en om belastingontwljking zoveel mogelijk te voorkomen, geldt één (ongedifferentieerd) forfaitair rendement. (Kamerstukken II, 1998/1999, , nr. 3, blz. 35, 37 en 38) De vermogensrendementsheffing is een heffing over het inkomen dat wordt verondersteld te kunnen worden behaald met het netto-vermogen dat tot de rendementsgrondslag behoort. De wetgever heeft gekozen voor een brede rendementsgrondslag (zie o.a. Kamerstukken II, 1999/2000, , nr. 7, blz. 225). Alle bezittingen van een belastingplichtige die in economische zin inkomsten kunnen opleveren, behoren in beginsel tot de rendementsgrondslag. Het Hof is van oordeel dat het stelsel van de vermogensrendementsheffing in het jaar 2014 op regelniveau strijdig is met artikel 1 EP EVRM. Het Hof heeft hieraan geen gevolgen verbonden voor de (hoogte van de) onderhavige aanslag. Pagina 2

3 De beslissing van het Hof om de aanslag in stand te laten acht Ik juist, maar niet de gronden waarop het Hof die beslissing heeft doen steunen. Het Hof heeft aan zijn oordeel ten grondslag gelegd de opvattingen dat bij de beoordeling van de haalbaarheid van het forfaitair rendement van vier percent dient te worden gekeken naar: a) uitsluitend beleggingen met weinig risico, zoals spaarrekeningen, staatsleningen en staatsobligaties (hierna: risicoarme beleggingen); en b) het reële rendement dat sinds de invoering van de vermogensrendementsheffing tot 2014 feitelijk is gerealiseerd op risicoarme beleggingen. Ad a) Rislc 9raad beleggingen niet maatgevend voor haalbaarheidscritenum De Hoge Raad heeft In zijn arresten van 3 april 2015, nr. 13/04247, ECLJ:NL:HR:2015:812 (betreffende het jaar 2010) en 10 juni 2016, nr. 14/05020, ECLI:NL:HR:2016:1129 (betreffende het jaar 2011) beslist dat het stelsel van de ' vermogensrendementsheffing gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever op het terrein van het belastingrecht toekomt, niet in strijd is met artikel 1 EP EVRM en slechts dan in strijd komt met genoemd verdragsartikel indien komt vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Indien in enig jaar zou moeten worden vastgesteld dat over een langere periode het door de wetgever bedoelde rendement niet meer haalbaar is, dan ligt het naar het oordeel van de Hoge Raad op de weg van de wetgever om de wettelijke systematiek aan te passen. In de arresten van 25 november 2016, nrs. 16/02253 en 16/02255 (ECLI NL:HR:2016:2662 en ECU:NL:HR:2016:2663) heeft de Hoge Raad - onder verwijzing naar het arrest van 10 juni nogmaals voor het jaar 2011 beslist dat de box 3-hefflng niet in strijd is met artikel 1 EP EVRM. Het geschil in deze zaken betrof, voor zover thans van belang, het antwoord op de vraag of de box 3- heffing, ten aanzien van het spaarsaldo in strijd is met genoemd verdragsartikel. Mijns inziens is het punt waarop ingevolge de arresten van de Hoge Raad de vermogensrendementsheffing op regelniveau in strijd zou komen met artikel 1 EP EVRM ook in het jaar 2014 niet bereikt. Het Hof heeft ten onrechte anderszins geoordeeld. In onderdeel van de uitspraak leidt het Hot uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1999/2000, , r. 7, blz ) at dat de etgever bij Pagina 3

4 de vaststelling van de hoogte van het forfaitair rendement voor ogen heeft gehad dat het rendement haalbaar moet zijn voor een particuliere belegger die weinig risico wenst te nemen. Het Hof acht het voor het aannemen van een inbreuk op artikel 1 EP EVRM voldoende dat het rendement op risicoarme beleggingen structureel beneden vier percent van het daarin geïnvesteerde bedrag blijft. Het door het Hof aangehaalde citaat uit de nota naar aanleiding van het verslag was voor de Hoge Raad echter geen aanleiding om in zijn arrest van 10 juni 2016, nr. 14/05020, in het kader van de haalbaarheidstoets een onderscheid te maken al naar gelang de risicograad van een belegging (zie onderdeel 2.4.1). Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat naar het brede spectrum van particuliere beleggingen moet worden gekeken. Het rendement op de door het Hof afgebakende risicoarme beleggingen, nog los van de vraag of juist is dat alleen spaarrekeningen, staatsleningen en staatsobligaties tot deze beleggingen behoren1, is niet de juiste beoordelingsmaatstaf voor het haalbaarheidscriterium dat van toepassing is bij de vraag of de vermogensrendementsheffing strijdig is met artikel 1 EP EVRM. De Hoge Raad heeft in het arrest van 29 september 2017, nr. 16/01584, ECLI:NL:HR:2017:2517 in onderdeel (opnieuw) overwogen dat voor het aannemen van een inbreuk op artikel 1 EP EVRM in de bijzondere omstandigheden van het concrete geval niet voldoende is dat het rendement van bepaalde bezittingen - zoals In dat geval een onder de huurbescherming vallende verhuurde woning - structureel blijft beneden vier percent van het daarin geïnvesteerde bedrag, ook niet indien de bezittingen van de belastingplichtige in box 3 vooral uit dergelijke bezittingen bestaan (vgl. ook HR 3 april 2015, nr. 13/04247, onderdeel en HR 10 juni 2016, nr. 14/05020, onderdeel 2.5.2). Met de gehanteerde maatstaf dat bij de beoordeling van de haalbaarheid van het forfaitair rendement van vier percent enkel risicoarme beleggingen een rol spelen, miskent het Hof het karakter van de box 3-heffing. Het forfaitaire rendement wordt berekend over de rendementsgrondslag, waartoe in beginsel behoren alle bezittingen, voor zover niet begrepen In box 1 of 2, die in economische zin rendement kunnen opleveren. Het Hof heeft ten onrechte (mede) de in onderdeel van de uitspraak opgenomen gegevens tot uitgangspunt van zijn weging genomen. De beperking van de reële rendementscijfers tot die van bepaalde vermogenscategorieën weerspiegelt niet de veronderstelling die de wetgever heeft gehanteerd bij de totstandkoming van de onderhavige regeling. De keuze van de wetgever om geen onderscheid te maken naar het soort bezitting is niet van elke ISÏÏttïT gemotlveerd betoogd dat ook hoofdfondsen en onroerend goed een stabiele beleggingsvorm vormen met weinig risico's. y Pagina 4

5 redelijke grond ontbloot. De heffing in box 3 geschiedt over het forfaitair vastgestelde voordeel uit het saldo van het geheel van bezittingen en schulden. De wetgever heeft ervoor gekozen het voordeel uit dat saldo te belasten naar het rendement waarvan kan worden aangenomen dat het op dat saldo haalbaar is (zie onderdeel van HR 29 september 2017, nr. 16/01584). Bij de keuze voor het rendement van vier percent was niet van belang of het rendement op - tot het saldo behorende - specifieke bezittingen haalbaar is. Voor de beoordeling van de haalbaarheid van het rendement van vier percent in 2014 spelen niet enkel de box 3-bezittlngen in de vorm van risicoarme beleggingen een rol. De gronden van het Hof die daarvan uitgaan, kunnen de beslissing dat de vermogensrendementsheffing op regelniveau strijdig is met artikel 1 EP EVRM niet dragen. Ik verwijs nog naar een drietal uitspraken van het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden van 17 oktober 2017, waartegen de belanghebbenden Inmiddels beroep in cassatie hebben ingesteld (HR nrs. 17/05610, 17/05606 en 17/05609, betreffende het jaar 2014). In lijn met de rechtspraak van de Hoge Raad overweegt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat het voor het aannemen van een inbreuk op artikel 1 EP EVRM op regelniveau niet voldoende is dat het rendement van een bepaalde bezitting - zoals het rendement op spaarsaldi - structureel blijft beneden de vier percent van het daarin geïnvesteerde vermogen (zie onderdeel 4.7 van de uitspraken). De Rechtbank Zeeland-West-Brabant Is op 11 januari 2017, nr. 16/636, ECLI:NL:RBZWB:2017:67 (betreffende het jaar 2013) en nr. 16/637, ECU:NL:RBZWB:2017:68 (betreffende het jaar 2014) tot een gelijkluidend oordeel gekomen (zie onderdeel van de uitspraken). Volledigheidshalve merk ik op dat ook indien enkel risicoarme beleggingen in de beschouwing worden betrokken het langjarige rendement in 2014 nog steeds vier percent benaderde. Uit het eindrapport van de commissie Van Dijkhuizen blijkt dat het gemiddelde nominale rendement op vermogen dat langdurig risicovrij is belegd (lange rente) in de buurt is gekomen van vier percent (zie Tabel in onderdeel 2.4 van de hofuitspraak). Verder is het de verwachting dat het langetermijngemiddelde van het rendement op staatsobligaties zal terugkeren naar een gemiddelde van rond de vier percent (zie Kamerstukken II, 2015/2016, , nr. 3, blz. 9 e.v. en de bijbehorende Bijlage A). Ik kan de veronderstelling van het Hof in onderdeel van de uitspraak dat de Inspecteur slechts uitgaat van een niet onderbouwde aanname niet volgen. De in Bijlage A genoemde gemiddelde opbrengst van staatsobligaties van vier percent is gebaseerd op de Pagina 5

6 historie, bekende cijfers en toekomstige verwachtingen. In Bijlage A is op blz. 7 het volgende opgenomèn (met mijn cursivering): Voor obligaties Is als indicator voor het rendement de rente op de jongste 10-jarlge staatobllgatle gehanteerd. Dit rendement is gestaag gedaald. Tussen 2002 en 2008 bewoog het rendement rond de 4%. Sindsdien is onder Invloed van de specifieke situatie op de financiële markten dit rentepercentage verder gedaald. In 2014 bedroeg dit rendement 1,45% (bron: DNB). Voor het langetermljngemlddelde wordt voor het rendement aangenomen dat het terugkeert naar het gemiddelde niveau in de periode van rond de 4%. " Ad b) Rendement na Inflatie niet maatgevend voor haalbaarheidscriterium Uitgaande van de - mijns inziens onjuiste - opvatting dat voor de haalbaarheidstoets enkel gekeken dient te worden naar het rendement op risicoarme beleggingen, overweegt het Hof, kort samengevat, dat het daarbij gaat om het reële rendement over een periode vanaf de invoering van de vermogensrendementsheffing. Tijdens de parlementaire behandeling is in de nota naar aanleiding van het verslag over de invloed van Inflatie bij de vaststelling van de omvang van het belastbare inkomen In de Wet IB 2001 het volgende opgemerkt: "Naar aanleiding van de opmerking van de leden van de fractie yan de PvdA over [de] het rekening houden met inflatie - ook de leden van de fractie van het CDA vragen daar aandacht voor - wordt opgemerkt dat in de Inkomstenbelasting in beginsel slechts Indirect rekening wordt gehouden met de Invloed van inflatie. Dit komt tot uitdrukking in het feit dat de omvang van diverse bedragen (zoals de schijflengten) jaarlijks voor inflatie wordt gecorrigeerd. Bij de bepaling van de omvang van het belastbare Inkomen wordt als zodanig echter geen rekening gehouden met de invloed van inflatie. Deze In de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 gehanteerde systematiek vormt ook het uitgangspunt voor de Wet inkomstenbelasting (...) Mede tegen die achtergrond Is ervoor gekozen om bij de vaststelling van de omvang van het belastbare inkomen geen rekening te houden met inflatie. Dit geldt ook voor het belastbare Inkomen uit sparen en beleggen.' (Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 7, blz. 265) "De leden van de fractie van het CDA geven in dit kader het voorbeeld van een spaarrekening waarop 3,25% rente wordt genoten. Deze leden trekken van dit rendement eerst 2,2% inflatie af alvorens daar ook de forfaitaire rendementsheffing van 1,2% vanaf te trekken. Aldus ontstaat naar het oordeel van deze leden een negatief rendement van 0,15%. (...) Naar aanleiding van het voorbeeld van de Pagina 6

7 leden van de fractie van het CDA wordt het volgende opgemerkt. Het is niet redelijk het forfaitaire rendement uitsluitend te beoordelen op basis van rendementen die (tijdelijk) beneden het forfaitaire percentage van 4% liggen. Er zullen ook situaties ontstaan dat het rendement boven dit percentage zal liggen, ook In de sfeer van rentevergoedingen. Voorts wordt opgemerkt dat in de systematiek van de inkomstenbelasting - zoals hiervoor ook is aangegeven - geen rekening wordt gehouden met de directe Invloed van inflatie. Dit geldt voor de huidige Wet op de inkomstenbelasting 1964, maar ook voor de Wet inkomstenbelasting Vanuit dat perspectief dient de door de leden van de fractie van het CDA toegepaste correctie van 2,2% achterwege worden gelaten." (Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 7, blz ) Aan de Wet IB 2001 ligt een nominalistisch stelsel ten grondslag. Bij het (forfaitair bepaalde) voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 Wet IB 2001 wordt geen rekening gehouden met geldontwaarding als gevolg van inflatie. De wetgever heeft bij zijn keuze voor een rendement van vier percent, aangenomen dat dit haalbaar Is op het saldo van het geheel van bezittingen en schulden, het nominalistische uitgangspunt in de Wet IB 2001 niet losgelaten. Het bij de invoering van de vermogensrendementsheffing door de wetgever vastgestelde percentage berust op een rendement, waarbij de inflatie buiten beschouwing blijft. Het gegeven dat de inflatie bij invoering van de vermogensrendementsheffing rond 4,5 percent bedroeg (zie het eindrapport van de commissie Van Dijkhuizen blz. 58 en 69) biedt steun voor dit standpunt. Het Hof is evenwel van oordeel dat uit de parlementaire behandeling niet kan worden afgeleid dat de wetgever de hoogte van het forfaitair rendement (mede) op een nominalistische grondslag heeft gebaseerd, waarbij geen rekening zou moeten worden gehouden met het draagkrachtverminderende effect van inflatie. Dienaangaande verwijst het Hof onder meer naar de uitlating van de toenmalige minister van Financiën tijdens het algemeen overleg van de vaste commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer over het Belastingplan 2001 op 8 december 1999 (Kamerstukken II, 1999/2000, en , nr. 8, blz ). Tijdens dit algemeen overleg heeft de Minister een toelichting gegeven op het gekozen rendement van vier percent aan de hand van reeds behaalde rentepercentages op met name staatsobligaties. In het licht van de opmerkingen van de wetgever dat bij de vaststelling van de omvang van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen geen rekening wordt gehouden met inflatie, komt mijns inziens aan de uitlating van de Minister niet de daaraan door het Hof toegekende betekenis toe. De uitleg die het Hof geeft aan de uitlating spoort immers niet met de systematiek van de Wet IB 2001, waarbinnen geen rekening wordt gehouden met inflatie bij de Pagina 7

8 vaststelling van de omvang van het belastbare inkomen. Ik meen dan ook dat bij de beantwoording van de vraag of het door de wetgever veronderstelde rendement van vier precent niet meer haalbaar is niet afzonderlijk rekening hoeft te worden gehouden met (toekomstige) inflatieverwachtingen. Het Hof heeft zich bij zijn oordeelsvorming over de haalbaarheid van het rendement van vier percent beperkt tot de periode vanaf de invoering van de vermogensrendementsheffing. In de memorie van toelichting bij de aanpassing van de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2017 is gebruik gemaakt van een overzicht van rendementen, dat begint met het rendement in het jaar 1982 (Kamerstukken II, 2015/2016, , nr. 3, blz. 12). In het eindrapport van de commissie Van Dijkhuizen (blz ) wordt uitgegaan van overzichten van rendementen die teruggaan naar het jaar Mijns inziens is de door het Hof gehanteerde periode van twaalf jaar niet aan te merken als een lange reeks van jaren, zoals bedoeld door de wetgever en als bedoeld in voornoemde arresten van de Hoge Raad. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het tarief mede In aanmerking moet worden genomen bij de toetsing op regelniveau (zie onderdeel van HR 10 juni 2016, nr. 14/05020). Het Hof heeft dit nagelaten en evenmin rekening gehouden met het heffingvrije vermogen. Ook daarom kan 's Hofs oordeel geen stand houden. Uitgaande van een onjuiste rechtsopvatting heeft het Hof ten onrechte niet onderzocht of een rendement van vier percent over de gehele breedte van vermogensbestanddelen in 2014 structureel niet meer haalbaar is. In het onderhavige geding is niet aannemelijk gemaakt dat dit het geval is (zie onderdeel 16 van de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland, nr. 16/702, opgenomen in onderdeel 4.1 van de hofuitspraak). Volledigheidshalve merk ik op dat uit onderzoek bij de herziening van de vermogensrendementsheffing met ingang van 1 januari 2017, blijkt dat voor het totale box 3-vermogen het tot nu toe gehanteerde forfaitaire rendement van vier percent nog dicht wordt benaderd (Kamerstukken II, 2015/16, , nr. 3, blz. 9). Bovendien wordt van de wetgever met meer verlangd dan dat een forfaitair stelsel zodanig wordt vormgegeven dat daarmee wordt beoogd de werkelijkheid te benaderen (zie onderdeel van HR 10 juni 2016, nr. 14/05020). Pagina 8

9 Naar mijn mening had het Hof het hoger beroep van belanghebbende op andere gronden moeten afwijzen. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, namens deze.!< VIW L»11 '» Pagina 9

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College,

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College, Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH Den Haag Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal Ons kenmerk DGB 2016-568 Edelhoogachtbaar College, Uw brief (kenmerk) 14/05020 Naar aanleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:153

ECLI:NL:RBNNE:2017:153 ECLI:NL:RBNNE:2017:153 Instantie Datum uitspraak 19-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer AWB - 16 _ 783 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.

.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken. Den Haag, 3 Q QKT 017 Kenmerk: 2017-0000203694 Motivering van het beroepschrift n cassatie (rolnummer 17/04516) tegen de uitspraak van het Gëraçhtehof Arnhem-Leeüwarden van 15 augustus 2017, X 2 nr* 16/01369,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16_8226 IBPVV Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:2511

ECLI:NL:GHSHE:2017:2511 ECLI:NL:GHSHE:2017:2511 Instantie Datum uitspraak 02-06-2017 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 15/01363 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar ECLI:NL:GHARL:2016:7882 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 07-10-2016

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:7667, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2675

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:7667, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2675 ECLI:NL:GHDHA:2016:945, Gerechtshof Den Haag, 23-03-2016, BK-15/00909 Inhoudsindicatie In geschil is of de wetgever, door het voordeel uit sparen en beleggen te bepalen op 4% van de rendementsgrondslag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak 23-03-2015 Datum publicatie 07-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1993 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:3529

ECLI:NL:RBGEL:2017:3529 ECLI:NL:RBGEL:2017:3529 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 2610 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk: R/?6o3 Den Haag, 8 SEP. 2017 Kenmerk: 2017-0000180894 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 17/03603) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 juni 2017, nr. 16/00344, inzake

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2017:1064 ECLI:NL:GHARL:2017:1064 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 14-02-2017 Datum publicatie 24-02-2017 Zaaknummer 1600162 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:175, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1284, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:1284, Bekrachtiging/bevestiging Revisierente-regeling bij afkoop lijfrente terecht toegepast ECLI:NL:GHAMS:2015:1415 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-03-2015 Datum publicatie 22-04-2015 Zaaknummer 14/00233 Formele relaties

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-10-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 2197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. io~oo6zz hop uitspraak GERECHTSHOF 's-gravenhage Sector belasting Nummer BK-08/00456 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. S januari 2010 op het hoger beroep van de Inspecteur, de voorzitter

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Schending, althans verkeerde toepassing van het recht, in het bijzonder van het bepaalde In artikel

Schending, althans verkeerde toepassing van het recht, in het bijzonder van het bepaalde In artikel Betreft: Uw kenmerk F17/05606 / Inkomstenbelasting 2014) Edelhoogachtbaar College, Onderstaand ontvangt u de cassatiegronden inzake de in cassatie bestreden uitspraak d.d. 17 oktober 2017 van Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493 ECLI:NL:RBNHO:2017:1493 Instantie Datum uitspraak 07-03-2017 Datum publicatie 09-03-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer HAA - 16 _ 3456 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/6388 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2013 in de zaak tussen [X], wonende te [Z],

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 Instantie Datum uitspraak 08-04-2015 Datum publicatie 13-05-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6290 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 ECLI:NL:RBZWB:2016:4850 Instantie Datum uitspraak 19-07-2016 Datum publicatie 01-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 15 _ 5497 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, 1 ;4 JAN 20U Kenmerk: DGB 2013-6846 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2013, nr. 13/00495 en 13/00496, inzake n m m te M M betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 Instantie Datum uitspraak 01-07-2015 Datum publicatie 17-09-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6149 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden. Uitspraak 10 oktober 2014 Nr. 13/04777 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2013, nr. 12/00472,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555 ECLI:NL:GHDHA:2017:1555 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 02-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00485

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

; *. : :WUJkrd^^ ondergetekendeejs indiener van hetberoepschiiftlncassatledaartbebevoegdls.

; *. : :WUJkrd^^ ondergetekendeejs indiener van hetberoepschiiftlncassatledaartbebevoegdls. Betreft: Uw kenmerk F17/05609 / Inkomstenbelasting 2014) Edelhoogachtbaar.College, ',: Onderstaand ontvangt u (te cassatiegronden Inzake de in cassatie bestreden uitspraak d.d. 17. T'vc" als «n ^ :WUJkrd^^

Nadere informatie

Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders.

Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders. Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders. Door Dr. N. Nobel. 21 oktober 2011 1. De heffing van inkomstenbelasting sinds 1941 Sinds de invoering van het Besluit Inkomstenbelasting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325 ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-02-2005 Datum publicatie 23-02-2005 Zaaknummer 04/01325 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 7 ECLI:NL:GHARL:2013:6083 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 06-08-2013 Datum publicatie 23-08-2013 Zaaknummer 13/00207 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2012:2728,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBNHO:2016:7491 Permanente link: Uitspraak

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBNHO:2016:7491 Permanente link: Uitspraak Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBNHO:2016:7491 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/ Instantie Datum uitspraak 27 07 2016 Datum publicatie 07 09 2016 Rechtbank Noord Holland Zaaknummer

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 Instantie Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 17-04-2015 Zaaknummer 14/01065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer: 12/00201 uitspraakdatum: 15 oktober 2013 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2017:9611 ECLI:NL:GHARL:2017:9611 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-11-2017 Datum publicatie 10-11-2017 Zaaknummer 16/01141 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2016:3790, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

VRH in 2017 en volgende jaren

VRH in 2017 en volgende jaren 2 3 4 5 Box 3 binnen de Inkomstenbelasting 6 Wie ben ik? 7 Programma: Korte terugblik situatie voor 2001 Introductie boxenstelstel onder Wet IB 2001 Box 3 vanaf 1 januari 2017 Box 3 in de toekomst 8 Situatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393 ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 01-03-2011 Datum publicatie 21-03-2011 Zaaknummer 10/00433, 10/00439 en 10/00440 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHARL:2017:5327 ECLI:NL:GHARL:2017:5327 Instantie Datum uitspraak 27-06-2017 Datum publicatie 28-07-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00521 en 16/00522 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT Cassatiemiddelen Schending van het recht, in het bijzonder doel en strekking van artikel 16 lid 2 letter c van de Algemene Wet Rijksbelastingen (hierna ook: I6,2,c AWR),

Nadere informatie

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) ARREST gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

XXXX. Geachte heer XXXX,

XXXX. Geachte heer XXXX, Retouradres: Postbus 93122, 2509 AC Den Haag XXXX Geachte heer XXXX, Pagina 1/5 U heeft ons geschreven over de beslissing van de Belastingdienst op het namens de heren XXXX en XXXX (hierna: uw cliënten)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:GHAMS:2016:72 ECLI:NL:GHAMS:2016:72 Permanente link: http://deepl Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer 14/01023 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:10956,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB

Toelichting op het middel. Den Haag, 30 OKT Kenmerk: DGB Den Haag, 30 OKT 2013 Kenmerk: DGB 2013-5372 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage y van 24 september 2013, nr. 12/00808, inzakeflhhhhhhfflffii te "Z betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 009 00 3 40 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 00) Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 02-12-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13_1439

Nadere informatie

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk: Den Haag, 3 SFR. 20«Kenmerk: 2018-0000147519 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/03132) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 8 juni 2018, nr. X Z 17/00004,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024 ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 16/00024 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Verzoek vooraf. Cassatiemiddel

Verzoek vooraf. Cassatiemiddel Onderstaand ontvangt u de cassatiegronden inzake de bovenvermelde in cassatie bestreden uitspraken d.d. 15 juni 2018 van Gerechtshof 's-hertogenbosch. Tevens is (in antwoord op de vragen in uw brieven

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:613 ECLI:NL:GHARL:2017:613 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00072 en 16/00073 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 29-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 17_712 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725 ECLI:NL:RBZWB:2015:8725 Instantie Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 12-04-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 3746 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 6 F E B 2013 Kenmerk: DGB 2013-384 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00280) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00501, X inzake

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545 ECLI:NL:HR:2017:849 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-05-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Zaaknummer 15/04545 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:118,

Nadere informatie

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001 Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning

Nadere informatie

Revisierente bij afkoop nieuw regime lijfrente terecht en tot juist bedrag opgelegd

Revisierente bij afkoop nieuw regime lijfrente terecht en tot juist bedrag opgelegd Revisierente bij afkoop nieuw regime lijfrente terecht en tot juist bedrag opgelegd ECLI:NL:RBGEL:2016:175 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 19-01-2016 Datum publicatie 19-01-2016 Zaaknummer

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:2774

ECLI:NL:GHDHA:2015:2774 ECLI:NL:GHDHA:2015:2774 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 30-09-2015 Datum publicatie 08-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-14_01531

Nadere informatie

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBZWB:2017:1464

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBZWB:2017:1464 ECLI:NL:HR:2017:1324 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-07-2017 Datum publicatie 14-07-2017 Zaaknummer 17/01256 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:417

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815 ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815 Instantie Datum uitspraak 09-02-2011 Datum publicatie 25-02-2011 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage BK-10/00091

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108 ECLI:NL:RBGEL:2017:4108 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 03-08-2017 Datum publicatie 03-08-2017 Zaaknummer AWB - 17 _ 1468 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 , C-'1O/-14- Luxembourg Entrée 1 3 JAN. 2014 Hoge Raad der Nederlanden. \)C(=, C-l/o/1 C( Derde Kamer Nr. 12/02502 20 december 2013 Ingeschreven Luxemburg, in het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N,

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N, 21 October 1959. F. No. 14043. D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N, Gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-hertogenbosch van 6 Maart 1959

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken. t. * * Den Haag, 2 G DÉC. 2018 ) Kenmerk: 2018-0000224190 Motivering van het beroepschrift In cassatie (rolnummer 18/04792) tegen de xz uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (het Hof) van 5 oktober 2018,

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M Inkomstenbelasting. Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal - en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Directoraat-generaal

Nadere informatie

Waardering van op 1 januari 2001 lopende kapitaalverzekering voor het regime ROW

Waardering van op 1 januari 2001 lopende kapitaalverzekering voor het regime ROW Waardering van op 1 januari 2001 lopende kapitaalverzekering voor het regime ROW LJN: BR0289, Gerechtshof Amsterdam, 09/00588 Datum uitspraak: 16-06-2011 Datum publicatie: 06-07-2011 Rechtsgebied: Belasting

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

i (Verenigd Koninkrijk) betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie

i (Verenigd Koninkrijk) betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie Den Haag, 25 OKT 2011 Kenmerk: DGB 2011-6222 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ^ z 's-hertogenbosch van 22 september 2011, nr. 10/00854, Inzake fuêêêêêêêê te i (Verenigd

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:190

ECLI:NL:GHSHE:2017:190 ECLI:NL:GHSHE:2017:190 Instantie Datum uitspraak 20-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 15/01184 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 22-10-2004 Datum publicatie 28-10-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK 1978/02 Inkomstenbelasting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559 ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-09-2006 Datum publicatie 13-10-2006 Zaaknummer AWB 06/2133 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:425. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2017:425. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:RVS:2017:425 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2017 Datum publicatie 15-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507591/1/A2, 201507593/1/A2

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

Brondatum:

Brondatum: Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal- en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Brondatum: 26-04-2013 De keuzeregeling

Nadere informatie