Schending, althans verkeerde toepassing van het recht, in het bijzonder van het bepaalde In artikel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Schending, althans verkeerde toepassing van het recht, in het bijzonder van het bepaalde In artikel"

Transcriptie

1 Betreft: Uw kenmerk F17/05606 / Inkomstenbelasting 2014) Edelhoogachtbaar College, Onderstaand ontvangt u de cassatiegronden inzake de in cassatie bestreden uitspraak d.d. 17 oktober 2017 van Gerechtshof Amhem-Leeuwarden. Tevens is ais bijlage 1 opgenomen een bewijs waaruit blijkt dat ondergetekende als indiener van het beroepschrift in cassatie daartoe bevoegd is. Cassatiegronden Cassatiegrond 1 Schending, althans verkeerde toepassing van het recht, in het bijzonder van het bepaalde in artikel 1 van het Eerste protocol van het EVRM (hierna: artikel 1 EP EVRM) en verzuim van vormen, waarvan de niet inachtneming tot nietigheid leidt, in het bijzonder van het in artikel 8:77Awb vervatte motiveringsvereiste, doordat het Hof een onjuiste omschrijving geeft Inzake het standpunt van belanghebbende. Het Hof schrijft in onderdeel 3.3 dat belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen dat gelijk is aan het reëel behaalde rendement over de spaarsaldi na inflatiecorrectie. Met deze omschrijving miskent het Hof dat namens belanghebbende een veel breder geformuleerd standpunt is verwoord, waarbij voorts diverse benaderingen zijn opgesomd. Verwezen wordt naar de nadere motivering d.d. 13 januari 2017 voor de rechtbank. Door de onjuiste omschrijving van het standpunt van belanghebbende, kan de uitspraak van Hof Amhem-Leeuwarden niet in stand blijven. Het Hof heeft vanuit een verkeerde omschrijving van het standpunt van belanghebbende een oordeel gegeven, waardoor dat oordeel sowieso niet juist kan zijn. Cassatiegrond 2 Schending, althans verkeerde toepassing van het recht, in het bijzonder van het bepaalde In artikel 1 EP EVRM en verzuim van vormen, waarvan de niet inachtneming tot nietigheid leidt, in het bijzonder van het in artikel 8:77Awb vervatte motiveringsvereiste, doordat het Hof een onjuist oordeel geeft inzake het verondersteld ontbreken van de gestelde onhaalbaarheid van het rendement van vier procent. Het Hof overweegt: "Omtrent de onhaalbaarheid van een rendement van vier percent voor het totale box 3-vermogen heeft belanghebbende - kennelijk als gevolg van de gezamenlijk met de 1

2 Belastingdienst (beperkt) geformuleerde rechtsvraag die aan de orde is - niets gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt". Ter toelichting van dit middel geldt dat het Hof met dit onjuiste oordeel miskent dat dezerzijds in alle gedingstukken zeer veel feitelijk materiaal is aangedragen. Niet alleen inzake de vermogenstitels die risico-arm zijn, maar ook inzake alle andere vermogenstitels, zoals aandelen, obligaties en onroerende zaken. Voorts is verwezen naar het rapport van de commissie Van Dijkhuizen, waarbij per vermogenstitel zowel een nominaal als een reëel rendement is genoemd. Verwezen wordt naar: 1. Motivering beroepschrift rechtbank (d.d. 28 april 2016) 2. Nadere motivering beroepschrift rechtbank (d.d. 13 januari 2017) 3. Motivering hoger beroepschrift Hof (d.d. 8 juni 2017) Dezerzijds is dus zowel voldoende gesteld alsook aannemelijk gemaakt. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven alleen al vanwege deze reden. Cassatiegrond 3 Schending van het recht, in het bijzonder van het bepaalde in artikel 1 EP EVRM doordat het Hof een rechtens onjuist oordeel geeft over de strijdigheid van de verschuldigde vermogensrendementsheffing Inzake het werkelijk gerealiseerde netto spaarrendement met artikel 1 EP EVRM op regelnlveau. Ter toelichting op dit middel wordt verwezen naar de hieronder vermelde jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) en uw Raad. Ten behoeve van de leesbaarheid van het betoog, is deze toelichting onderverdeeld in vijf delen. Toelichting cassatiegrond 3. deel I De vermogensrendementsheffing is als zodanig, naar aard en inhoud, in strijd met het eigendomsrecht van artikel 1 EP EVRM, in het bijzonder wanneer de rendementsgrondslag geheel bestaat uit bank- en spaartegoeden. Sprake is namelijk van een buitensporig zware last voor de gemiddelde belastingplichtige omdat de op een risicoloos rendement gebaseerde norm niet wordt gehaald door sparende belastingplichtigen. Belastingplichtigen ondervinden daardoor - gezien het tarief en de andere regels in box 3 - ook op regelniveau een buitensporig zware last. Rekening houdend met heffingvrij vermogen en tarief bedraagt immers de verschuldigde heffing over het vermogen op 1 januari een zodanig groot deel van het haalbare en behaalde nettorendement (het totaal van de werkelijke inkomsten en eventuele waardedalingen van eventueel oninbaar gebleken tegoeden bij insolvabele banken), dat geen decent profit meer resteert (Vgl. EHRM 19 juni 2016, nr.35014/97, Hutten-Czapska). In een aantal gevallen overtreft de heffing het behaalde nettorendement zelfs. Belastingplichtigen worden zodoende gedwongen om in te teren op hun vermogen. Daarmee is sprake van een heffing met een confiscatoir karakter en dus van een aantasting van de door artikel 1 EP EVRM gewaarborgde bescherming van het eigendomsrecht. Er is zodoende geen sprake van een eerlijk evenwicht tussen het algemeen belang van deze vermogensrendementsheffing en het belang van belastingplichtigen die deze heffing dragen. Voorts wordt in deze context gesteld dat in feite sprake 2

3 is van een 'dwangopbrengstbelasting', vergelijk ook Bundesverfassungsgericht d.d. 22 juni 1995,2 BvL 37/91 over de belastbaarheid van de aantasting door belastingen van het (bron)vermogen. Het confiscatoire karakter van de vermogensrendementsheffing wordt versterkt doordat het stelsel geen enkele vorm van tegenbewijs toestaat, alsmede dat geen eerder geheven bedragen kunnen worden verrekend (artikel 5.2 Wet IB ontkent immers het bestaan van een negatieve grondslag). In onbillijke situaties is toepassing van de hardheidsclausule bovendien door de staatssecretaris op voorhand uitgesloten. Bovendien ontbreekt het plafond in de hoogte van de heffing, waardoor de vermogensrendementsheffing faalt in het kader van de evenredigheidstoets (EHRM 4 januari 2008, nr /05, Imbert de Tremiolles). Dit samenstel van omstandigheden leidt ertoe dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met het eigendomsrecht omdat sprake is van een disproportionele inbreuk (zie ook: Gall (EHRM 25 juni 2013, nr 49570/11), N.K.M. (EHRM 15 mei 2013, nr 66259/11) en R. Sz. (EHRM 2 juli 2013, nr 41838/11). Zie in dit kader ook de kritische beschouwing van A-G Niessen in zijn Conclusie d.d. 4 februari 2016 (ECLI:NL:PHR:2016:41), waarin hij het volgende schrijft over het wettelijk stelsel van de vermogensrendementsheffing: Weliswaar geldt het draagkrachtbeginsel niet zonder meer als een grondbeginsel in de zin van het EVRM. Maar de geschetste situatie botst wel met het gelijkheidsbeginsel. Mensen met zeer verschillende resultaten worden immers voor hetzelfde bedrag belast. De wetgeving leidt in dit opzicht dus tot willekeurige en au fond onvoorspelbare uitkomsten Ik verwijs hierbij naar het in onderdeel 8.7 opgenomen arrest van het EHRM. Daaruit volgt dat een regeling die op willekeurige wijze een Inbreuk maakt op het eigendomsrecht en niet omgeven is met processuele waarborgen die het mogelijk maken de inbreuk op effectieve wijze te betwisten, niet lawful is. Voor een nadere uitwerking van het bovenstaande op meer detailniveau, zij verwezen naar de d.d. 28 april 2016 bij de Rechtbank ingediende motivering van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar. Toelichting cassatiegrond 3. deel II Indien de toets niet zoals hiervoor is beschreven in deel I, maar toch zou moeten worden uitgevoerd langs de weg zoals door uw Raad is geformuleerd in het arrest d.d. 3 april 2015, nr. 13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812, BNB 2015/174, dan is het volgende van belang. Uw Raad heeft deze toets als volgt verwoord: i. het destijds veronderstelde langjarige rendement van vier procent Is voor particuliere beleggers niet meer haalbaar, en ii. mede gelet op het toepasselijke tarief zouden belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporig zware last 3

4 Na diverse arresten en diverse Conclusies is nog onduidelijk of voor het blijken van strijdigheid met artikel 1 EP EVRM, de door uw Raad genoemde onhaalbaarheid en de eveneens vermelde buitensporig zware last, gelden als cumulatieve voorwaarden. De jurisprudentie inzake de kansspelbelasting leert evenwel dat uw Raad heeft geoordeeld dat ook regelgeving an sich in strijd kan zijn met EVRM. Zie arrest ECLI:NL:HR:2014:1523 (d.d. 27 juni 2014), r.o : Uit hetgeen hiervoor in onderdeel is overwogen volgt dat de wetgever zich rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen van de wetswijziging en van de te verwachten effecten en reacties in de branche. Een en ander overziende is de Hoge Raad van oordeel dat de wetgever op het niveau van de regelgeving is gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge en dat het hiervoor in onderdeel 5.1 bedoelde oordeel van het Hof daarom onjuist is. Dat wil zeggen: dat ook de vermogensrendementsheffing op regelniveau - en dus voor iedere belastingplichtige met een box 3 vermogen - en een buitensporig zware last kan vormen. Adi. Deze eerste eis roept diverse vragen op: (vraag 11 Hoe moet "niet meer haalbaar geïnterpreteerd worden? Als het werkelijk rendement 1096 of meer afwijkt, is dat dan voldoende om tegenbewijs toe te staan en in plaats van het forfaitaire rendement het werkelijke rendement te hanteren? Analoog aan de marge zoals ook is geformuleerd in het leegwaarderatio-arrest? Moet de afwijking ten opzichte van het forfait tenminste 2596 zijn, zoals uit oudere arresten is te concluderen? Of moet de afwijking een andere waarde hebben, waarbij voor alle betrokken partijen tot nu toe onduidelijk is waaraan dan gedacht moet worden? (vraag 21 Wanneer betreedt een belastingplichtige het rode gebied van "niet meer haalbaar? Hoeveel jaar en/of welke afwijking is in dit kader beslissend? (vraag 31 Is dit criterium wei werkbaar voor een belastingheffing die per iaar plaatsvindt? Onduidelijk is of uw Raad bedoelt of en zo ja, dat het er toe doet hoeveel jaar voorafgaand aan het belastingjaar, sprake is van een bepaalde situatie c.q. bepaalde afwijking, om te kunnen concluderen voor een bepaald kalenderjaar dat sprake is van "niet meer haalbaar". Zie ook de kritische kanttekening bij dit criterium van A-G Niessen in zijn Conclusie d.d. 4 februari 2016, ECLI:NL:PHR:2016:41: De vraag 'of dit rendement niet meer haalbaar is', zal echter nimmer met zekerheid kunnen worden beantwoord. De toekomst is per definitie onbekend. Uit de resultaten in het verleden zal wel een vermoeden kunnen worden gedestilleerd, maar zij bieden zoals bekend 'geen garantie voor de toekomst'. Bij de toetsing aan artikel 1 EP zal ik hiermee rekening houden. 4

5 (vraag 4) Moet bii de haalbaarheid de veronderstelling van de wetgever destijds (zonder risico Is iedereen in staat dit rendement te kunnen behalen. Kamerstukken II1998/ nr. 3. blz. 391 als uitgangspunt gehanteerd worden? Naar de mening van belanghebbende moet rekening gehouden worden met die veronderstelling van de wetgever. De wetsgeschiedenis maakt herhaaldelijk duidelijk dat het zonder enig risico kunnen behalen van het normrendement, een fundamentele basis vormt onder het box 3-stelsel. Adii. Bij een proportioneel tarief van 30% zal het box 3-tarief op zichzelf niet snel leiden tot een heffing die leidt tot buitensporig zware lasten. Maar als dit tarief wordt toegepast op een onwerkelijk, (te) hoge grondslag, dan kan er 'onderaan de streep' wel degelijk een buitensporig zware last ontstaan. De sparende belastingplichtigen die in werkelijkheid 0,3% rente ontvangt maar geacht wordt 4,0% rente te hebben genoten, heeft een belastinggrondslag die ruim 13x zo hoog ligt als zijn werkelijke grondslag. Een systeem dat onverkort vasthoudt aan veel te sterk van de werkelijkheid afwijkende rendementen, zal altijd tot problemen blijven leiden. Toelichting cassatleerond 3. deel lil De wetgever heeft destijds gemotiveerd waarom de vermogensrendementsheffing naar zijn mening geen tegenbewijsregeling behoefde. In Kamerstukken II1998/99,26 727, nr. 3, blz. 39 staat: "Er is bewust voor gekozen om de hoogte van het forfaitaire rendement op een zodanig niveau vast te stellen (4%) dat iedereen in staat is om, zeker indien dit overeen wat langere periode wordt bezien, dit rendement zonder risico te kunnen behalen. Vanuit dit perspectief bezien kan een tegenbewijsregeling achterwege worden gelaten. De in deze casus aangedragen feiten maken alleszins duidelijk dat die veronderstelling van de wetgever reeds meerdere jaren eerder dan het jaar waar deze zaak betrekking op heeft (2014), onjuist is. Het is een illusie te denken dat belastingplichtigen zonder risico te nemen, een rendement van ten minste 4% per jaar zouden kunnen behalen op risicoarm geïnvesteerd vermogen. Het is nog meer een illusie te denken dat dit nog steeds kan als de rendementstoets, indachtig de bedoeling van de wetgever, wordt aangelegd als een reëel rendementstoets. Niettemin heeft de wetgever nog altijd geen tegenbewijsregeling toegevoegd aan de vermogensrendementsheffing. De nadelige gevolgen van het onthouden van tegenbewijs aan de belastingplichtigen, dienen direct hersteld te worden. Toelichting cassatleerond 3. deel IV De staatssecretaris van Financiën heeft zich in 2016 uitgelaten over de vermogensrendementsheffing, zie brief DBG , kenmerk 14/05020: "Uiteraard mag een dergelijke belastingheffing er niet toe leiden dat het inkomen of vermogen (over een reeks van jaren) de facto wordt onteigend, maar daarvan is bij de box 3-hefßng naar mijn mening in elk geval geen sprake". Belangrijk is te constateren dat de staatssecretaris hier benadrukt dat geen inkomen of vermogen de facto mag worden onteigend door de vermogensrendementsheffing. Op dit vertrouwen wordt bij deze een beroep gedaan. Anders dan de staatsecretaris meende in 2016, was reeds in 2014 sprake 5

6 van de situatie dat de vermogensrendementsheffing ertoe leidde dat het inkomen of vermogen (over een reeks van jaren) de facto wordt onteigend. Verwezen wordt naar al het aangeleverde feitenmateriaal, wat duidelijk maakt dat, indachtig het door de wetgever zelf uitdrukkelijk genoemde beoordelingskader, sprake is van de facto onteigening van inkomen of vermogen. Zie in dit verband ook het commentaar van redactie Vakstudie-Nieuws, 2017/49.8: "Algemeen bekend is dat box 3 nog steeds, ook na de recente herziening per 1 januari 2017, regelmatig meer belast dan het daadwerkelijke rendement dat een belastingplichtige behaalt". en: "De kern van het probleem ligt in het vermaledijde box 3-systeem dat vermogende particulieren met lage rendementen te zwaar belast. Feitelijk is sprake van fiscale onteigening". Toelichting cassatieerond 3, deel V De rechtsvraag die in de onderhavige massaal bezwaarprocedure aan de orde komt, heeft zich specifiek beperkt tot spaarsaldi. De formulering is in nauw overleg met de Belastingdienst tot stand gekomen. De keuze voor (de beperking tot) spaarsaldi is destijds een welbewuste keuze geweest. Spaarsaldi vormen macro-economisch bezien ongeveer 50% (I) van de gehele box-3 grondslag. Voorts zijn spaarsaldi de best denkbare invulling van de risico-arme beleggingen die de wetgever destijds als basis onder de vermogensrendementsheffing heeft gelegd. Bij spaarsaldi speelt ook niet het probleem dat belastingplichtigen ervoor kunnen kiezen om hun vermogensbestanddelen niet te laten renderen, iets wat bijvoorbeeld wel aan de orde is als belastingplichtigen geld op een niet-rente gevende betaalrekening laten staan of als zij een tweede woning aanschaffen voor eigen gebruik. Spaarders beogen rendement te behalen, waarbij zij niet of slechts In geringe mate risico wensen te lopen. Bij andere vormen van risico-arme beleggingen dan spaarsaldi, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: deposito's; staatsobligaties. Afhankelijk van de gegoedheid van de bank waarbij een depositorekening wordt aangehouden en/of afhankelijk van de kredietstatus van de betreffende staat waarvan staatsobligaties worden aangeschaft, is sprake van weinig dan wel meer (c.q.: hoog) risico indien in een dergelijke vermogenstitel wordt belegd. Maar zelfs indien een belastingplichtige een risico-arme depositorekening of risico-arme staatsobligatie kiest, dan nog komt daarbij een ander risico in beeld wat bij spaarsaldi niet speelt, te weten: het risico dat "de rentevoet" fluctueert. Een grafiek die over de jaren heen laat zien wat het effectieve rendement op Nederlandse, 10-jarige staatsobligaties doet, maakt duidelijk dat dit een serieus risico kan betekenen (zie bijlage 1 bij schrijven d.d. 13 januari 2017 zoals destijds verzonden aan de Rechtbank). Anno het jaar 2000 was misschien de situatie op de financiële markten c.q. de perceptie van die situatie zodanig dat je "altijd wel toch ten minste die 4% kan realiseren" (niet alleen nominaal maar ook als reëel rendement), maar anno is dat wezenlijk anders. Al met al is dus bij het formuleren van de rechtsvraag destijds welbewust gekozen voor spaarsaldi. Deze rechtsvraag sluit zo nauw mogelijk aan: 6

7 1. bij de essentiële veronderstellingen van de wetgever, alsook; 2. bij de feitelijke situatie van de betreffende belastingplichtigen. Met name het laatste is belangrijk in het kader van artikel 1 EP EVRM. Een belastingrechter die deze categorie belastingplichtigen (de spaarders) geen rechtsbescherming via artikel 1 EP EVRM biedt, zegt in feite dat deze spaarders hun geld maar anders hadden moeten beleggen zodat zij dan feitelijk wel een rendement hadden gerealiseerd dat gelijk is aan (of hoger dan) het forfaitaire rendement. Los van het feit dat "anders beleggen" dan "sparen" bepaald niet de garantie geeft dat dus een (voldoende) hoger rendement met dat vermogen wordt behaald (zie in deze het aangedragen feitenmateriaal (inclusief het rapport van de commissie van Dijkhuizen) dat een dergelijke conclusie inzake meerdere referentieperioden in ieder geval duidelijk logenstraft), kan het niet zo zijn dat voor de daadwerkeliike belastingheffing ook nog eens een fictie wordt toegepast qua mogelijk haalbaar rendement, welke fictie regelrecht In strijd is met het destijds door de wetgever geformuleerde uitgangspunt dat iedere "sukkel" zonder enig risico het forfaitaire rendement zou kunnen behalen. Het is dan ook onjuist om in het kader van de bescherming via artikel 1 EP EVRM te verlangen dat beoordeeld moet worden of de 4%-norm misschien wel behaald had kunnen worden als niet alleen in spaarsaldi was belegd. In dit kader wordt voorts verwezen naar de annotaties in NL Fiscaal van Dusarduijn bij de uitspraken van Hof Arnhem-Leeuwarden (NLF 2017/2601), respectievelijk het arrest d.d. 29 september 2017 van uw Raad, nr. 16/01584, V-N 2017/49.7, ECLI:NL:HR:2017:2517 (NLF 2017/2403). Indien niet alleen naar spaarsaldi maar indachtig de uitspraak van Hof's-Hertogenbosch d.d. 2 juni 2017 (ECU:NL:GHSHE:2017:2511) bij de beoordeling qua haalbaarheid moet worden gekeken naar "het gemiddelde rendement overeen langere periode ten aanzien van een mix van spaarrekeningen, termijndeposito s en staatsobligaties" (r.o. 4.4), wordt de conclusie dat de norm niet is behaald, niet anders. Ook hier wordt verwezen naar het aangedragen feitenmateriaal, waar onder (de bijlagen bij) het schrijven d.d. 13 januari Voorts is in dit kader ook relevant onderdeel van de eerder aangehaalde Conclusie van A-G Niessen: Dit alles maakt duidelijk dat er in werkelijkheid geen zicht is op de rendementen van individuele belastingplichtigen. Belastingplichtigen worden in de vermogens- rendementsheffing steeds belast naar een vast rendement - zonder de mogelijkheid van tegenbewijs - terwijl zij zowel gelijktijdig (in één belastingjaar) als volgtijdelijk (gemiddeld over een langere periode) sterk uiteenlopende resultaten kunnen behalen. Naar zijn uitgangspunt wordt een inkomstenbelasting geheven naar gelang van het individuele inkomen van de belastingplichtige. In wezen is heffing naar individuele draagkracht(vermeerdering) ook de inzet van moderne belastingwetgeving als geheel, mede ontleend aan het gelijkheidsbeginsel. Een heffing naar een statistisch gemiddelde is hiermee in strijd. Zij botst ook met het recht van belastingplichtigen om zelf te bepalen hoe zij hun financiële aangelegenheden willen inrichten en om niet te worden belast naar gelang van een opbrengst die zij volgens de wetgever hadden kunnen realiseren. 7

8 Terzijde Nadat destijds (maart 2014) is aangekondigd dat een procedure werd gestart inzake het onrechtmatige karakter van de vermogensrendementsheffing, is er het nodige aan commotie ontstaan. Inmiddels is sinds 1 januari 2017 het box 3-systeem gewijzigd maar het nieuwe systeem werkt ook nog steeds zodanig uit dat de daadwerkelijke belastingheffing meer bedraagt dan de ontvangen inkomsten. Uit alles blijkt duidelijk dat de wetgever de budgettaire opbrengst, zowel in absolute zin alsook de stabiliteit ervan over de jaren heen, een heel hoge prioriteit geeft. Ook de koppeling naar de VIA (vooraf ingevulde aangifte) is cruciaal, zo moeten we keer op keer lezen. De wetgever en de Belastingdienst denken dus in ieder geval goed aan zichzelf; eenvoud in de uitvoering is immers voor hen ook belangrijk. Als vanzelf delft dan de rechtvaardigheid het onderspit. De belastingplichtige, toevallig degene die letterlijk de rekening jaarlijks gepresenteerd krijgt en wiens belangen dan dus toch niet ontkend kunnen worden, is hiervan de dupe. Zolang de belastingrechter niet ingrijpt, blijft Nederland een naar eigen zeggen beschaafd land dat een fiscaal systeem had en heeft waarin het kennelijk als normaal moet worden beschouwd dat de wetgever systematisch meer dan 100% belasting heft over de inkomsten. De Nederlandse belastingrechter die dat aan zijn buitenlandse collega's goed kan uitleggen, zal over bijzondere persoonskenmerken (moeten) beschikken. Aan de gewone burger is het in ieder geval niet uit te leggen. Conclusie De uitspraak van Hof Amhem-Leeuwarden kan niet in stand blijven, het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van belanghebbende dient verlaagd te worden, waarbij meerdere mogelijkheden denkbaar zijn. In dat kader wordt verwezen naar de nadere motivering d.d. 13 januari 2017 voor de rechtbank, waarin die mogelijkheden zijn opgesomd ("Optie 1 tot en met optie 6"). Met verschuldigde hoogachting. Bijlage: 1. Bewijs waaruit blijkt dat ondergetekende als indiener van het beroepschrift in cassatie daartoe bevoegd is c 8

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College,

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College, Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH Den Haag Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal Ons kenmerk DGB 2016-568 Edelhoogachtbaar College, Uw brief (kenmerk) 14/05020 Naar aanleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:153

ECLI:NL:RBNNE:2017:153 ECLI:NL:RBNNE:2017:153 Instantie Datum uitspraak 19-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer AWB - 16 _ 783 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:2511

ECLI:NL:GHSHE:2017:2511 ECLI:NL:GHSHE:2017:2511 Instantie Datum uitspraak 02-06-2017 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 15/01363 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:3529

ECLI:NL:RBGEL:2017:3529 ECLI:NL:RBGEL:2017:3529 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 2610 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:7667, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2675

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:7667, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2675 ECLI:NL:GHDHA:2016:945, Gerechtshof Den Haag, 23-03-2016, BK-15/00909 Inhoudsindicatie In geschil is of de wetgever, door het voordeel uit sparen en beleggen te bepalen op 4% van de rendementsgrondslag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16_8226 IBPVV Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak 23-03-2015 Datum publicatie 07-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1993 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar ECLI:NL:GHARL:2016:7882 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 07-10-2016

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

VRH in 2017 en volgende jaren

VRH in 2017 en volgende jaren 2 3 4 5 Box 3 binnen de Inkomstenbelasting 6 Wie ben ik? 7 Programma: Korte terugblik situatie voor 2001 Introductie boxenstelstel onder Wet IB 2001 Box 3 vanaf 1 januari 2017 Box 3 in de toekomst 8 Situatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk: R/?6o3 Den Haag, 8 SEP. 2017 Kenmerk: 2017-0000180894 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 17/03603) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 juni 2017, nr. 16/00344, inzake

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:2774

ECLI:NL:GHDHA:2015:2774 ECLI:NL:GHDHA:2015:2774 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 30-09-2015 Datum publicatie 08-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-14_01531

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2017:613 ECLI:NL:GHARL:2017:613 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 16/00072 en 16/00073 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft op 24 maart 2004 bij de gemeente Zaanstad een aanvraag voor eén bouwvergunning eerste fase ingediend.'

1.2 Belanghebbende heeft op 24 maart 2004 bij de gemeente Zaanstad een aanvraag voor eén bouwvergunning eerste fase ingediend.' Edelhoogachtbaar College^ Bi] brief van 16 september 2011 heeft uw College gewezen op de mogelijkheid tot het instellen van Incidenteel beroep in cassatie. Hierbij maak ik van deze mogelijkheid gebruik.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 ECLI:NL:RBZWB:2015:5573 Instantie Datum uitspraak 01-07-2015 Datum publicatie 17-09-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6149 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-10-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 2197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 7 ECLI:NL:GHARL:2013:6083 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 06-08-2013 Datum publicatie 23-08-2013 Zaaknummer 13/00207 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2012:2728,

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer: 12/00201 uitspraakdatum: 15 oktober 2013 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:189. Permanente link:

ECLI:NL:GHSHE:2017:189. Permanente link: ECLI:NL:GHSHE:2017:189 Permanente link: http://deeplink. Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 20-01-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 15/01054 Formele relaties Eerste aanleg:

Nadere informatie

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT Cassatiemiddelen Schending van het recht, in het bijzonder doel en strekking van artikel 16 lid 2 letter c van de Algemene Wet Rijksbelastingen (hierna ook: I6,2,c AWR),

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen NOB-notitie inzake kortetermijnoplossing box 3 arresten Hoge Raad 5 juli 2019 Op 14 juni 2019 heeft de Hoge Raad geoordeeld (ECLI:NL:HR:2019:816)

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden. Uitspraak 10 oktober 2014 Nr. 13/04777 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2013, nr. 12/00472,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2017:1064 ECLI:NL:GHARL:2017:1064 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 14-02-2017 Datum publicatie 24-02-2017 Zaaknummer 1600162 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:175, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 14/000542 uitspraakdatum: 27 januari 2015 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

Hoge Raad 6 april 2018, nr. 17/01852, ECLI:NL:HR:2018:511

Hoge Raad 6 april 2018, nr. 17/01852, ECLI:NL:HR:2018:511 Hoge Raad 6 april 2018, nr. 17/01852, ECLI:NL:HR:2018:511 6 april 2018 nr. 17/01852 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Revisierente bij afkoop nieuw regime lijfrente terecht en tot juist bedrag opgelegd

Revisierente bij afkoop nieuw regime lijfrente terecht en tot juist bedrag opgelegd Revisierente bij afkoop nieuw regime lijfrente terecht en tot juist bedrag opgelegd ECLI:NL:RBGEL:2016:175 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 19-01-2016 Datum publicatie 19-01-2016 Zaaknummer

Nadere informatie

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

NLF 2018/2225 Onbegrijpelijk oordeel over omkering en verzwaring bewijslast HR, 5 oktober 2018, 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839

NLF 2018/2225 Onbegrijpelijk oordeel over omkering en verzwaring bewijslast HR, 5 oktober 2018, 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839 Kijk op NLFiscaal voor online versie NLF 2018/2225 Onbegrijpelijk oordeel over omkering en verzwaring bewijslast HR, 5 oktober 2018, 17/00374, ECLI:NL:HR:2018:1839 SAMENVATTING De activiteiten van A (bv)

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

1 Ontstaan en loop van het geding. Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Team belastingrecht. Meervoudige Belastingkamer.

1 Ontstaan en loop van het geding. Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Team belastingrecht. Meervoudige Belastingkamer. Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 13/00244 Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats] (België), hierna:

Nadere informatie

Rapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087

Rapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087 Rapport Rapport over een klacht over de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam om geen gevolg te geven aan het verzoek tot vermindering van de aanslagen WOZ voor de jaren 2008 en

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:83, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:2589, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:83, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:2589, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen ECLI:NL:HR:2017:711 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-04-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Zaaknummer 15/02004 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:83,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2016:8884 ECLI:NL:GHARL:2016:8884 Instantie Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 11-11-2016 Zaaknummer 16/00065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393 ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 01-03-2011 Datum publicatie 21-03-2011 Zaaknummer 10/00433, 10/00439 en 10/00440 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Edelhoogachtbaar college,

Edelhoogachtbaar college, Edelhoogachtbaar college, In vervolg op het door mij ingediende beroepschrift in cassatie zenden wij Uw Raad hierbij de motivering hiervan. Wij dragen de volgende cassatiemiddelen voor: CASSATIEMIDDEL

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 6 F E B 2013 Kenmerk: DGB 2013-384 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00280) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00501, X inzake

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

V-N 2014/14.23 met annotatie door Kluwer FutD met annotatie door Fiscaal up to Date V-N 2014/35.6 met annotatie door Kluwer

V-N 2014/14.23 met annotatie door Kluwer FutD met annotatie door Fiscaal up to Date V-N 2014/35.6 met annotatie door Kluwer ECLI:NL:HR:2014:1523 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 27-06-2014 Datum publicatie 27-06-2014 Zaaknummer 12/04122 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:52, Gedeeltelijk contrair

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 27 augustus 1985,

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M Inkomstenbelasting. Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal - en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Directoraat-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:8747

ECLI:NL:GHARL:2013:8747 pagina 1 van 7 ECLI:NL:GHARL:2013:8747 Instantie Datum uitspraak 19-11-2013 Datum publicatie 22-11-2013 Zaaknummer BK 13/00192 Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

XXXX. Geachte heer XXXX,

XXXX. Geachte heer XXXX, Retouradres: Postbus 93122, 2509 AC Den Haag XXXX Geachte heer XXXX, Pagina 1/5 U heeft ons geschreven over de beslissing van de Belastingdienst op het namens de heren XXXX en XXXX (hierna: uw cliënten)

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, 1 ;4 JAN 20U Kenmerk: DGB 2013-6846 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2013, nr. 13/00495 en 13/00496, inzake n m m te M M betreffende

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655 ECLI:NL:RBZWB:2017:1655 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 24-04-2017 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7280 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

Brondatum:

Brondatum: Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal- en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Brondatum: 26-04-2013 De keuzeregeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond. Rapport Een onderzoek naar de beslissing van de directeur Belastingen van de Belastingdienst op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 ECLI:NL:RBZWB:2015:2857 Instantie Datum uitspraak 08-04-2015 Datum publicatie 13-05-2015 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 6290 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555 ECLI:NL:GHDHA:2017:1555 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 02-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00485

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 Instantie Datum uitspraak 06-10-2011 Datum publicatie 01-02-2012 Zaaknummer 11/00219 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Belastingrecht

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 12-01-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK 10/00331 Inkomstenbelasting

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 , C-'1O/-14- Luxembourg Entrée 1 3 JAN. 2014 Hoge Raad der Nederlanden. \)C(=, C-l/o/1 C( Derde Kamer Nr. 12/02502 20 december 2013 Ingeschreven Luxemburg, in het

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 13/00784 Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats], hierna: belanghebbende,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHARL:2014:2681 ECLI:NL:GHARL:2014:2681 Instantie Datum uitspraak 01-04-2014 Datum publicatie 11-04-2014 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 13/00862 en 13/00863 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559 ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Duidelijkheid van fiscale wetgeving. Roberto van den Heuvel

Duidelijkheid van fiscale wetgeving. Roberto van den Heuvel Duidelijkheid van fiscale wetgeving Roberto van den Heuvel 1) Ga naar www.kahoot.com. 2) Klik aan Enter game PIN!. Let s play a game 3) Tik code in zoals weergegeven op scherm presentatie. 4) Kies een

Nadere informatie

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Brondatum: 07-07-2015 Een bestuurder is aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen van een

Nadere informatie

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) ARREST gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK-13/00338 Uitspraak van 3 januari 2014 in het geding tussen: [X], wonende te [Z], belanghebbende, en de directeur van de Belastingdienst/

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2013:8624 ECLI:NL:GHARL:2013:8624 Instantie Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 28-11-2013 Zaaknummer 13/00542 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545

ECLI:NL:HR:2017:849. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04545 ECLI:NL:HR:2017:849 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-05-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Zaaknummer 15/04545 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:118,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826 ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 30-05-2012 Datum publicatie 08-06-2012 Zaaknummer 11-00572 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie