MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 22 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0118 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0044/M Verzoekende partij de heer Patrick VAN GASSE vertegenwoordigd door advocaat Nathalie STERCK, met woonplaatskeuze op het kantoor te 9080 Lochristi, Dorp-West 73 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Filip VINCKE, met woonplaatskeuze op het kantoor te 9600 Ronse, Grote Markt 33 I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 21 december 2015 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 25 november 2015, gekend onder nummer 13/AMMC/676-M/DDS. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 246 euro (41 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) wegens schending van artikel 20, 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 30 mei 2008 houdende de vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend (hierna Jachtvoorwaardenbesluit). Aan verzoekende partij wordt verweten dat zij een kastval heeft geplaatst waarvan de bovenkant niet bestond uit ondoorzichtig materiaal en die niet dagelijks werd gecontroleerd. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING Verwerende partij dient geen antwoordnota in maar wel het administratief dossier. Verzoekende partij dient een toelichtende nota in. 2. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 24 november Advocaat Nathalie STERCK voert het woord voor verzoekende partij. Advocaat Filip VINCKE voert het woord voor verwerende partij. 1

2 3. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN Op 4 februari 2013 wordt door een natuurinspecteur O.G.P/gewestelijke toezichthouder voor het Agentschap voor Natuur en Bos te Gent (hierna: de verbalisant), naar aanleiding van een telefonische oproep, het volgende vastgesteld: Vaststellingen: Op maandag 4 februari 2013 om 14:15 stellen wij vast dat in het bosperceel gelegen te Stekene, afdeling 2, sectie D, nr.798 een kastval aanwezig is. In de kastval zit een Buizerd Buteo buteo opgesloten. In de kastval liggen meerdere krengen (beenderen en pluimen) van Fazant en vermoedelijk ook Houtduif. De kastval is voorzien van twee reglementaire openingen ter hoogte van het maaiveld. De bovenkant is echter niet afgedekt met ondoorzichtig materiaal. Wij nemen foto's. Zie bijlage nr. Wij openen de kastval en stellen vast dat de Buizerd sterk verzwakt is. De vogel gaat niet in zijn normale verdedigingshouding. Normaal gezien zal deze roofvogel zich verdedigen door op zijn rug te gaan liggen en de klauwen uit te strekken naar in dit geval de hand van de verbalisant. De vogel laat zich echter bij de vleugels oprapen zoals een tamme kip. Wij besluiten om de vogel over te brengen naar het erkend vogelopvangcentrum te Kieldrecht voor revalidatie. De kastval kan op reglementaire wijze gebruikt worden mits deze af te dekken langs de bovenkant met ondoorzichtig materiaal. De kastval is ongeveer 1,5 meter lang en ongeveer 70 cm hoog en kan bijgevolg niet alleen verplaatst worden. De kastval ligt vol met dode krengen. Wij besluiten dan ook om deze val niet in beslag te nemen en in gesloten toestand ter plaatse te laten. Overige Inlichtingen: De kastval staat in een perceel bos dat is opgenomen in het jachtrevier van FERKET Willy. Er is een bijzonder veldwachter aangesteld voor jachtrechthouder FERKET Willy namelijk VAN GASSE Patrick. Het gebruik van niet-levende lokazen in kastvallen is sinds het nieuwe openingsbesluit wettelijk toegestaan en om die reden is in de wetgeving nu opgenomen dat de kastval langs de bovenzijde moet afgedekt worden met ondoorzichtig materiaal. Dit is om te vermijden dat roofvogels die voornamelijk op het zicht jagen niet worden aangetrokken door het lokaas en in de val terechtkomen. De buizerd is sterk verzwakt. De aanwezige krengen bestaan enkel uit beenderen en pluimen die niet geschikt zijn als voedsel. 2

3 Dit kan erop wijzen dat de vogel meerdere dagen in de kastval heeft gezeten en de val dus val dus niet dagelijks wordt gecontroleerd zoals voorzien in de wetgeving. Op achttien februari 2013 nemen wij contact op met het erkend vogelopvangcentrum te Kieldrecht. Wij vernemen dat de roofvogel voldoende hersteld is. Verdere vaststellingen: Op donderdag 7 februari 2013 om 13:00 uur begeven wij ons naar de locatie van de kastval. Wij stellen vast dat de kastval in dezelfde toestand is zoals wij deze achterlieten op maandag vier februari Wij bieden ons diezelfde dag aan op beide adressen van verdachten. Er is echter niemand aanwezig. Voormelde vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal met nr. DE.63A.H /13 van 4 februari 2013, dat wordt gesloten op 20 februari 2013, en per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan verzoekende partij evenals aan het parket wordt verzonden op 25 februari In reactie op voormelde vaststellingen stuurt de jachtrechthouder, de heer Willy FERKET, op 28 februari 2013 een brief aan de verbalisant, waarin het volgende wordt gesteld: Om gezondheidsredenen heb ik een deel van mijn jachtterrein verhuurd (bijlage). Na samenspraak met de huurder en de jachtwachter deelden die t volgende mee: Op 4 feb 13 tussen 8 en 9u s morgens zijn zij beiden (met nog 2 personen) ter plaatse geweest, zoals elke dag, en was er geen buizerd te zien en lag de afdekking er nog bovenop. Het valt wel te betreuren dat dhr Ph. Van De Velde geen gewag maakt van de aanwezigheid van het deksel dat op een paar meter naast de kooi bleek te liggen. Ook is het niet de eerste maal dat er aan de kast schade wordt berokkend (kinderen, vandalen, vogelbeschermers?). Voormelde verklaring wordt door de verbalisant opgenomen in het navolgend proces-verbaal met nr. DE.63A.H /13-01 van 1 maart 2013, dat wordt gesloten op 8 maart 2013, en per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan verzoekende partij evenals aan het Parket wordt verzonden op 12 maart In navolging van een kantschrift van het parket van 27 februari 2013 om de verdachten te willen verhoren en te akteren of zij vrijwillig afstand doen van de kastval dan wel deze zullen aanpassen conform de regels, wordt door de verbalisant het volgende vastgesteld: Vaststellingen: Op woensdag 15 mei gaan wij ter plaatse. De kastval waarvan sprake in het aanvankelijk proces-verbaal is niet terug te vinden in het bosje gelegen te Stekene Daarna begeven wij ons naar het jachthuis gelegen te Stekene waar wij een afspraak hebben om 14:00uur met dhr. Van Gasse Patrick en om 15:00 uur met dhr. De Bruyne Eddy. Verhoor: Wij stellen ons voor en legitimeren ons. 3

4 Ter plaatse worden voornoemde opdrachten achtereenvolgens door mij verhoord. Het volledige proces-verbaal van verhoor wordt als bijlage 1 en bijlage 2 bij dit proces-verbaal gevoegd. Het verhoor verliep rustig en zonder incidenten. Herstelmaatregelen door ANB gevraagd aan het parket: De kastval is volgens de betrokkenen niet meer te controleren door het Agentschap voor Natuur en Bos wegens vernietigd. Overige inlichtingen: Wij hebben de indruk dat er afspraken zijn gemaakt door de verdachten om dezelfde versie weer te geven van de feiten. Uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat er tegenstrijdigheden zitten in de antwoorden op de gestelde vragen. Wat betreft de controle van de kastval op de dag van de vaststellingen, verklaart verzoekende partij dat zij op 4 februari 2013 rond 9 uur samen met de heer E. DE BRUYNE, Johan en Guy tot aan de kastval is geweest, er op dat ogenblik niets inzat en de kastval intact was. De heer DE BRUYNE verklaart daaromtrent dat hij de kastval op 4 februari 2013 heeft gecontroleerd in gezelschap van twee vrienden Johan en Guy. Voormelde vaststellingen inzake de kastval en de verhoren van respectievelijk verzoekende partij en de heer DE BRUYNE worden opgenomen in het navolgend proces-verbaal met nr. DE.63A.H /13-02 van 20 mei 2013, dat op dezelfde datum wordt gesloten en vervolgens aan het parket wordt verzonden. 4. Op 28 mei 2013 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld. 5. Met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 2 juli 2013 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Per brief van 20 juli 2013 bezorgt verzoekende partij haar schriftelijk verweer aan de gewestelijke entiteit. Daarin wordt gesteld dat de kastval steeds, en ook nog op 4 februari 2013 rond 9u s morgens, was afgedekt met een golfplaat, die op het ogenblik van de vaststellingen op een paar meter van de kastval lag, en wordt gewezen op het feit dat de kastval dikwijls wordt vernield door spelende kinderen, wandelaars, vogelliefhebbers enzovoort. Tevens wordt gesteld dat deze kastval dagelijks wordt gecontroleerd door de jachtrechthouder DE BRUYNE of door verzoekende partij, en wordt betreurd dat de verbalisant dit tegenspreekt, gezien laatstgenoemde niet 24 uur daags aan de kastval staat te wachten om zoiets te kunnen zeggen. 6. Per mail van 23 september 2015 verzoekt de gewestelijke entiteit aan de verbalisant of er kon worden vastgesteld dat de kastval effectief werd verwijderd. Per mail van dezelfde datum antwoordt de verbalisant dat de kastval werd verwijderd, maar dat nooit effectief kon worden vastgesteld of ze ook werd vernietigd. 7. 4

5 Op 25 november 2015 legt de gewestelijke entiteit de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 4 december 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: 3. Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat (het toen geldende) artikel 20, 1 van het Jachtvoorwaardenbesluit stelt dat het gebruik van een kastval, in het kader van de bestrijding van vossen, is toegelaten mits aan de in het artikel opgesomde voorwaarden is voldaan: dat de kastval een maximumvolume van 1000 dm 3 moet hebben waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen en dat er, in gesloten toestand, in de zijwand ter hoogte van het maaiveld, minstens één vrije opening is waarbinnen een cirkel met een diameter van ten minste 6,5 cm kan worden beschreven; dat de bovenkant van de kastval uit ondoorzichtig materiaal moet bestaan; dat de val dagelijks moet worden gecontroleerd en alle inheemse dieren, met uitzondering van vossen en verwilderde katten, onmiddellijk ter plekke in vrijheid moeten worden gesteld. Overwegende dat op 04/02/2013 werd vastgesteld dat de kastval waarvan sprake niet was afgedekt met ondoorzichtig materiaal; dat in de kastval tevens een sterk verzwakte buizerd zat gevangen waardoor verbalisant besluit dat deze niet dagelijks werd gecontroleerd. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van artikel 20, 1 van het Jachtvoorwaardenbesluit. Overwegende dat vermoedelijke overtreder de vaststellingen van de verbalisant betwist; dat de kastval wel iedere dag werd gecontroleerd en normalerwijs ook was afgedekt met een golfplaat maar dat dit t.g.v. vandalisme op het moment van de controle niet meer het geval was. Overwegende dat conform artikel DABM de vaststellingen van de verbalisant bijzondere bewijswaarde genieten; dat vermoedelijke overtreder evenwel nalaat om bewijs van het tegendeel te leveren; dat de opgeworpen argumenten van vermoedelijke overtreder bovendien als weinig geloofwaardig overkomen; dat vermoedelijke overtreder geen enkele verklaring geeft waarom de buizerd, een roofvogel, in de kastval is terechtgekomen; dat de buizerd bovendien sterk verzwakt was wat erop wijst dat deze al enkele dagen in de val zat opgesloten; dat de buizerd in de val is terechtgekomen omdat deze bovenaan niet was afgedekt; dat bovendien na de eerste controle op 04/02/2015 verbalisant een tweede keer de kastval controleerde op 07/02/2015 die zich toen nog in dezelfde toestand bevond, waardoor de kastval minstens enkele dagen niet was afgedekt met ondoorzichtig materiaal. Overwegende dat het milieumisdrijf, m.n. het gebruik van een niet-reglementaire kastval, vaststaat in hoofde van de overtreder. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd De hoogte van de geldboete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd De ernst van de feiten 5

6 Overwegende dat de regelgeving inzake jacht ertoe strekt om de jacht veilig en duurzaam te maken, met respect voor mens, dier en leefmilieu; dat daarom de jacht aan strenge regels wordt onderworpen. Overwegende dat bovenvermelde regelgeving gericht is op het verstandig aanwenden van wildsoorten en hun leefgebieden en dat om hieraan tegemoet te komen er voor elke categorie, soort, type of geslacht van wild en voor elke jacht- en bestrijdingswijze regels werden vastgesteld. Overwegende dat de overtreder door het niet naleven van deze regels een goed wildbeheer en natuurbehoud kan verstoren en eveneens de veiligheid in gevaar kan brengen. Overwegende dat hét 'gebruik van kastvallen onder strikte voorwaarden is toegelaten; dat een kastval aan de bovenzijde moet worden afgedekt met ondoorzichtig materiaal zodat roofvogels die voornamelijk op het zicht jagen, niet worden aangetrokken door het (dierlijk) lokaas in de val; dat alle gevangen dieren, andere dan vossen en verwilderde katten, onmiddellijk in vrijheid moeten worden gesteld; dat voormelde voorwaarden in casu niet waren nageleefd waardoor de kastval niet reglementair was. Overwegende dat bovenvermelde feiten derhalve voldoende ernstig zijn om gesanctioneerd te worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete de frequentie Overwegende dat de factor frequentie geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete de omstandigheden Overwegende dat uit navolgende informatie van de verbalisant d.d. 23/09/2015 blijkt dat de kastval effectief uit het jachtrevier verwijderd werd; dat dit wordt meegenomen als verzachtende omstandigheid, wat aanleiding geeft tot een verlaging van de geldboete. Overwegende dat de overtreder per schrijven van 02/07/2013 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze honderdtachtigdagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel wordt verlaagd met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Overwegende dat er, voor het overige, geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die een invloed hebben op de hoogte van de geldboete. Dit is de bestreden beslissing. 6

7 IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen Verzoekende partij stelt dat er geen schending voorligt van het Jachtdecreet. Zij betwist het bestaan van het aan haar ten laste gelegd milieumisdrijf, en stelt dat de verbalisant in zijn aanvankelijk proces-verbaal ten onrechte weerhoudt dat de kastval niet zou zijn afgedekt met ondoorzichtig materiaal en eveneens ten onrechte besluit dat de kastval niet dagelijks werd gecontroleerd. Zij wijst op de betwisting van de vaststellingen door wijlen de heer Willy FERKET, waarbij foto s waren gevoegd van de kastval vóór en na de vaststellingen, waarop de metalen golfplaat zichtbaar is die normalerwijze steeds bovenop de kastval lag, doch op het moment van de vaststelling d.d op enkele meters afstand bleek te liggen. Zij stelt dat de verbalisant dit gegeven niet heeft beschreven in het aanvankelijk proces-verbaal, en ook nadat wijlen de heer Willy Ferket verbalisant hierop uitdrukkelijk wees door verbalisant hieromtrent geen enkele nuttige aanvullende inlichting werd verstrekt in zijn navolgend proces-verbaal, zodat de verbalisant m.a.w. nooit heeft ontkend dat er effectief een metalen golfplaat die diende als afdekking van de kastval van ondoorzichtig materiaal op slechts enkele meters afstand naast de kooi bevond. Zij wijst tevens op de betwisting van de vaststellingen van de verbalisant in haar schriftelijk verweer. Verzoekende partij stelt dat de kastval weldegelijk dagelijks werd gecontroleerd door de heer Eddy De Bruyne in eerste instantie of door verzoeker bij belet van eerstgenoemde (zie de verklaringen van beiden), en dat de verbalisant tot het tegendeel besloot louter op basis van een vermoeden. Zij meent dat de bijzondere bewijswaarde van de vaststellingen van de verbalisant, waarop door de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing wordt gewezen, onmogelijk kan worden doorgetrokken tot onrechtmatige conclusies, louter op basis van onjuiste aannames. Zij wijst op het feit dat de heer Eddy De Bruyne in het P.V. van verhoor heeft verklaard hij op datum van de kastval nog had gecontroleerd in het gezelschap van 2 vrienden Johan en Guy, en dat beide personen een schriftelijke verklaring hebben afgelegd waarin zij beamen dat zij op de kastval hebben gecontroleerd en dat zij toen konden vaststellen dat de kastval leeg was en voorzien was van een metalen golfplaat als dak. In dit kader vraagt verzoekende partij om de betreffende personen Eddy De Bruyne, Johan Moons en Guy Smet overeenkomstig art DABM als getuige op te roepen en te ondervragen. Zij stelt dat het feit dat de kastval bij een tweede controle door de verbalisant op datum van zich nog in dezelfde toestand bevond, 'waardoor de kastval minstens enkele dagen niet was afgedekt met ondoorzichtig materiaal', zich eenvoudig laat verklaren doordat de verbalisant had besloten de val niet in beslag te nemen, doch in gesloten toestand ter plaatse achter te laten, waardoor de kastval op die manier niet langer operationeel was en geen enkel dier kon opgesloten geraken, zodat de betrokken partijen het aangewezen achtten om de kastval inderdaad in dezelfde toestand te laten zoals deze door de verbalisant werd achtergelaten. Zij meent dat deze bewarende beslissing onmogelijk in haar nadeel kan worden 7

8 uitgelegd. Zij stelt dat de kastval kort nadien daarenboven op initiatief van de betrokken partijen werd verwijderd en vernietigd om verdere problemen te voorkomen. In haar toelichtende nota maakt verzoekende partij enkele aanvullende stukken over, inzonderheid enkele originele foto s van (de omgeving van) de kastval, waarover zij op het ogenblik van haar verzoekschrift nog niet beschikte. Beoordeling door het College Verzoekende partij stelt in essentie dat er geen inbreuk voorligt op artikel 20, 1 Jachtvoorwaardenbesluit, en betwist met name de vaststelling van de verbalisant dat de bovenkant van de kastval niet was afgedekt met ondoorzichtig materiaal en dat de kastval niet dagelijks werd gecontroleerd. 2. Artikel 20 Jachtvoorwaardenbesluit, dat ressorteert onder afdeling 1 voorwaarden waaronder bestrijding kan plaatsvinden van hoofdstuk 4 voorwaarden voor activiteiten die verband houden met de jacht, luidde op het ogenblik van de vaststellingen als volgt: Vossen kunnen bestreden worden met kastvallen De bovenkant van de kastval bestaat uit ondoorzichtig materiaal. De kastvallen moeten dagelijks worden gecontroleerd en alle inheemse dieren, met uitzondering van vossen en verwilderde katten, moeten onmiddellijk ter plekke in vrijheid worden gesteld. 3. De bijzondere veldwachters die geslaagd zijn voor een officieel jachtexamen, mogen met het geweer de stand van vossen op het jachtterrein van hun aanstellers het hele jaar door reguleren. 4. De eigenaar of de grondgebruiker meldt elke bestrijdingsactiviteit vooraf per of fax, aan het agentschap, opdat dat het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en zo nodig de bestrijding zou kunnen verbieden. 3. Artikel DABM luidt als volgt: Het proces-verbaal heeft bewijswaarde tot het tegendeel is bewezen. Als de vermoedelijke overtreder bekend is, wordt, op straffe van verval van de bewijswaarde tot het tegendeel, aan de vermoedelijke overtreder kennis gegeven van een kopie van het proces-verbaal. Die kennisgeving gebeurt binnen een termijn van veertien dagen, na de datum van afsluiting van het proces-verbaal. De bijzondere bewijswaarde in artikel , lid 1 DABM geldt enkel wat betreft de materiële vaststellingen die de verbalisant zelf heeft gedaan, en wordt niet toegekend aan de feitelijke of de juridische gevolgtrekkingen die de verbalisant uit zijn vaststellingen afleidt. 4. Verzoekende partij betwist de vaststelling van de verbalisant dat de bovenkant van de kastval niet was afgedekt met ondoorzichtig materiaal. Zij stelt dat de kastval in beginsel werd afgedekt 8

9 met een metalen golfplaat, die zich op het ogenblik van de vaststellingen in de onmiddellijke nabijheid van de kastval bevond, en hekelt het feit dat de verbalisant hiervan geen melding maakte in een proces-verbaal, hoewel hij hierop werd gewezen door de jachtrechthouder. Uit het aanvankelijk proces-verbaal van 4 februari 2013, waarvan tijdig kopie werd overgemaakt aan verzoekende partij (die hieromtrent overigens geen betwisting voert), blijkt dat de verbalisant met betrekking tot de kastval vaststelde dat de bovenkant echter niet is afgedekt met ondoorzichtig materiaal, zoals tevens blijkt uit de foto s in bijlage bij dit proces-verbaal. Het College oordeelt dat deze zintuiglijke waarneming van de verbalisant geldt tot het tegendeel hiervan (door verzoekende partij) is bewezen. Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoekende partij op zich niet betwist dat de bovenkant van de kastval op het ogenblik van de vaststellingen niet bestond uit ondoorzichtig materiaal, vermits zij zelf stelt dat de metalen golfplaat die normalerwijze steeds bovenop de kastval lag op het moment van de vaststelling op enkele meters afstand bleek te liggen dan wel zich op slechts enkele meters afstand naast de kooi bevond. Gezien verzoekende partij derhalve geen beslissend (tegen)bewijs voorlegt van de onjuistheid van deze materiële vaststelling van de verbalisant, staat de inbreuk op één van de (duidelijke) voorwaarden in artikel 20, 1 Jachtvoorwaardenbesluit (waaronder bestrijding van vossen kan plaatsvinden) vast. De bewering van verzoekende partij en de jachtrechthouder dat de kastval in beginsel wel conform is afgedekt met een metalen golfplaat doet hieraan geen afbreuk, gezien ze ten allen tijde moet zijn afgedekt. In de rand hiervan merkt het College op dat artikel 20, 1 Jachtvoorwaardenbesluit (in het licht van het uitzonderlijk karakter van bestrijding) bepaalt dat de bovenkant van de kastval bestaat uit ondoorzichtig materiaal, hetgeen impliceert dat het ondoorzichtig materiaal deel moet uitmaken van de kastval, en dat het louter toedekken van een metalen kooi met een verwijderbare metalen golfplaat niet volstaat. Verzoekende partij toont evenmin aan, noch maakt ze aannemelijk, dat de betreffende metalen golfplaat door kwaad opzet was verwijderd. Zij geeft geen plausibele verklaring voor het feit dat er (ondanks de beweerde dagelijkse controles) een buizerd in de kastval is terechtgekomen, hoewel ze geen betwisting voert omtrent de opmerking van de verbalisant (onder de titel overige inlichtingen van het aanvankelijk proces-verbaal) dat de verplichting tot afdekking van de kastval bovenaan met ondoorzichtig materiaal is bepaald om te vermijden dat roofvogels, die voornamelijk op het zicht jagen, worden aangetrokken door niet-levende lokazen in kastvallen en in de kastval terechtkomen. Op basis van voormelde vaststellingen staat vast dat de bovenkant van de kastval niet bestond uit ondoorzichtig materiaal, zoals vereist door artikel 20, 1 Jachtvoorwaardenbesluit, zodat de gewestelijke entiteit reeds om die reden terecht kon besluiten dat er gebruik werd gemaakt van een niet-reglementaire kastval en er een milieumisrijf voorligt, waarvoor een boete kan worden opgelegd. In die optiek kan de uitkomst van de beoordeling van de discussie tussen partijen omtrent de al dan niet dagelijkse controle van de kastval (onder randnummer 5) geen afbreuk doen aan het bestaan van het milieumisdrijf, met name het gebruik van een niet-reglementaire kastval. 5. Verzoekende partij betwist tevens de vaststelling van de verbalisant dat de kastval niet dagelijks werd gecontroleerd. Zij verwijst naar de verklaring van de huurder van het jachtrecht dat de kastval kort voor de vaststellingen door hemzelf in aanwezigheid van twee vrienden nog werd gecontroleerd en op dat ogenblik leeg was en conform was afgedekt met een metalen golfplaat. Zij verklaart het feit dat de kastval zich enkele dagen na de vaststellingen nog in dezelfde (niet afgedekte) staat bevond door het feit dat deze kastval door de verbalisant in gesloten toestand werd achtergelaten en niet langer operationeel was. 9

10 De verbalisant merkt in het aanvankelijk proces-verbaal, onder de titel overige inlichtingen (en derhalve niet onder de titel vaststellingen ), onder meer op dat de buizerd sterk verzwakt is en de aanwezige krengen enkel bestaan uit beenderen en pluimen die niet geschikt zijn als voedsel, hetgeen erop kan wijzen dat de vogel meerdere dagen in de kastval heeft gezeten en de val dus niet dagelijks wordt gecontroleerd zoals voorzien in de wetgeving. Het College oordeelt dat de zintuiglijke waarneming van de verbalisant dat de buizerd sterk verzwakt is en dat het lokaas enkel bestaat uit beenderen en pluimen die niet geschikt zijn als voedsel, zoals tevens blijkt uit de foto s in bijlage bij dit proces-verbaal, geldt tot bewijs van het tegendeel, dat door verzoekende partij niet wordt geleverd, gezien zij de betreffende vaststellingen zelfs niet betwist. Zij betwist enkel de onrechtmatige conclusies, louter op basis van onjuiste aannames van de verbalisant dat de kastval niet dagelijks wordt gecontroleerd. Het College stelt echter vast dat de verbalisant enkel opmerkt dat zijn materiële vaststellingen (niet afgedekte kastval zonder bruikbaar lokaas met verzwakte roofvogel) erop kunnen wijzen dat de kastval niet dagelijks wordt gecontroleerd, en dit niet (materieel) vaststelt. Onafgezien van dit gegeven wordt er geen bijzondere bewijswaarde toegekend aan de betreffende feitelijke dan wel juridische gevolgtrekking die de verbalisant uit zijn vaststellingen meent te kunnen afleiden. Het oordeel dat de bedenking van de verbalisant niet bekleed is met een bijzondere bewijswaarde, doet echter geen afbreuk aan de mogelijkheid van de gewestelijke entiteit om ze als inlichting te betrekken bij de beoordeling van (het bewijs van) het milieumisdrijf. Het College oordeelt dat verzoekende partij niet aantoont dan wel aannemelijk maakt dat het oordeel van de gewestelijke entiteit dat haar argumenten als weinig geloofwaardig overkomen, en dat het feit dat de buizerd bovendien sterk verzwakt was erop wijst dat deze al enkele dagen in de val zat opgesloten, foutief is dan wel kennelijk onredelijk. Vooreerst stelt het College vast dat, zelfs in de hypothese dat de kastval enkele uren voor de vaststellingen door de verbalisant (om 14u15) nog werd gecontroleerd (om 9u s morgens), waarbij de kastval alsdan (volgens de verschillende verklaringen) bovenaan was afgedekt met een metalen golfplaat, het hoogst onwaarschijnlijk is dat er in die korte tijd een buizerd (die als roofvogel voornamelijk op het zicht jaagt) werd aangetrokken door enkele beenderen en pluimen die niet geschikt zijn als voedsel en vervolgens in de kastval is terechtgekomen. Bovendien stemmen de verklaringen van de heer DE BRUYNE en van verzoekende partij omtrent de controle van de kastval op 4 februari 2013 niet overeen, gezien eerstgenoemde verklaart dat hij deze kastval samen met twee vrienden controleerde, terwijl verzoekende partij verklaart dat hij deze kastval samen met voormelde drie personen controleerde. De gebeurlijke vaststelling dat verzoekende partij de kastval, die door de verbalisant in gesloten toestand werd achtergelaten, vervolgens enkele dagen ongemoeid liet en uiteindelijk verwijderde, doet daaraan geen afbreuk. Gelet op voormeld oordeel, is het niet noodzakelijk om de door verzoekende partij opgegeven getuigen te horen, temeer hun respectievelijke verklaringen reeds deel uitmaken van het dossier. Overigens is de betreffende vordering tot het horen van getuigen onontvankelijk, gezien artikel 33, 1, lid 1 Procedurebesluit bepaalt dat de partij die wil dat een getuige wordt gehoord, tijdens het vooronderzoek een afzonderlijk verzoek indient, dat gemotiveerd wordt, terwijl het College vaststelt dat verzoekende partij terloops het vooronderzoek geen afzonderlijk gemotiveerd verzoek tot getuigenverhoor indiende. Het middel wordt verworpen. B. Tweede middel Standpunt van de partijen 10

11 Verzoekende partij betwist dat het milieumisdrijf aan haar kan worden toegerekend, en meent dat zij hiervoor onmogelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Zij stelt onder verwijzing naar het aanvankelijk proces-verbaal dat (wijlen) de heer Willy Ferket de jachtrechthouder was in wiens jachtrevier de kwestieuze kastval stond opgesteld, en dat hoewel er dus geen enkel juridisch bewijs voorligt dat wijlen de heer Willy Ferket de strafbare feiten zelf heeft gepleegd, niet kan ontkend worden dat hij als jachtrechthouder minstens een gedeeltelijke verantwoordelijkheid draagt voor de jachtdaden van zijn mede-jachtrechthouder op zijn jachtterrein, maar desondanks nooit werd verhoord. Zij merkt op dat de heer Willy Ferket de jachtrechten evenwel had 'onderverhuurd' aan de heer Eddy De Bruyne, die als medejachtrechthouder, de kwestieuze kastval zelf had gemaakt en in het perceel bos heeft geplaatst (zie diens uitdrukkelijke verklaringen in het P.V. van verhoor d.d ). Zij stelt dat zij steeds heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd en de verbalisant blijkbaar niet heeft kunnen vaststellen dat de aangeklaagde jachtfeiten door verzoeker zijn gepleegd, waarbij zij wijst op haar blanco strafregister. Zij meent dat hoewel in de bestreden beslissing wordt overwogen dat het milieumisdrijf, m.n. het gebruik van een niet-reglementaire kastval, vaststaat in hoofde van overtreder, de verantwoordelijkheid voor de jachtmisdrijven niet zo maar op haar kan worden geschoven, en dat de bestreden beslissing op geen enkele manier motiveert op basis waarvan het weerhouden milieumisdrijf aan haar zou kunnen worden toegerekend. Zij vindt het hoogst merkwaardig dat inzake enkel aan haar een administratieve geldboete werd opgelegd en daarentegen niet aan de heer De Bruyne. In haar toelichtende nota stelt verzoekende partij dat zij pas na de toelating van het parket tot inzage en kopiename van het strafdossier kennis kreeg van de schriftelijke overeenkomst d.d inzake jacht en jachtrechten dewelke destijds tussen de heer Willy Ferket en de heer Eddy De Bruyne was afgesloten. Zij wijst op het feit dat onder het punt 4 het volgende werd gestipuleerd: De huurders zullen het jachtveld op een weidelijke manier beheren volgens de geldende regels en uiteraard met inachtname van de wettelijke voorschriften met betrekking tot de jacht. Overtredingen vallen ten hunne laste en verantwoordelijkheid. Beoordeling door het College Verzoekende partij betwist in essentie dat zij kan worden beschouwd als de overtreder aan wie het vastgestelde milieumisrijf kan worden toegerekend en aan wie een administratieve geldboete kan worden opgelegd, gezien zij geen jachtrechthouder noch medejachtrechthouder was en de vastgestelde feiten niet pleegde. Aldus roept zij feitelijk de schending in van artikel DABM. 2. Artikel , lid 1 DABM luidt als volgt: De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Dit artikel werd vanaf 30 januari 2014 als volgt aangevuld: Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieumisdrijf uitmaken. Artikel 16.2, 2 DABM luidt als volgt: 11

12 Tenzij het uitdrukkelijk anders bepaald is, wordt, voor de toepassing van deze titel, verstaan onder: 2 milieumisdrijf: een gedraging, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van deze titel, waarop een straf is gesteld overeenkomstig de bepalingen van deze titel; Artikel 16.1, lid 1 DABM luidde op het ogenblik van de feiten als volgt: De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de hiernavolgende wetten en decreten met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan : 15 het Jachtdecreet van 24 juli 1991; Artikel , 1 DABM luidt als volgt: Elke opzettelijke of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid gepleegde schending van de door deze titel gehandhaafde regelgeving is strafbaar Artikel , lid 2 DABM luidt als volgt: Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd voor de milieumisdrijven, vermeld in artikelen , en bedraagt maximaal euro. Gelet op geciteerde artikelen kan de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete opleggen voor gedragingen die strijdig zijn met de wetten, decreten en hun uitvoeringsbesluiten die ressorteren onder artikel 16.1, lid 1 DABM, en die (afhankelijk van de keuze van de procureur des Konings) ook strafrechtelijk kunnen worden bestraft overeenkomstig (onder meer) artikel , 1 DABM. Dergelijke geldboete kan overeenkomstig artikel , lid 1 DABM enkel worden opgelegd aan de overtreder, met name ofwel diegene die een milieumisdrijf heeft gepleegd, ofwel diegene die opdracht gaf om handelingen te stellen die een milieumisdrijf uitmaken. Het betreft op basis van de spraakgebruikelijke betekenis van het begrip overtreder de -natuurlijke of rechts- persoon die een gebod of verbod, dat zich tot hem richt, schendt, dan wel daartoe opdracht gaf. Derhalve wordt de concrete toerekening van een milieumisdrijf in de zin van artikel 16.2, 2 DABM mede bepaald door de adressaten van de geschonden normen uit artikel 16.1, lid 1 DABM, die de toerekenbaarheid kunnen beperken door een gebod of verbod te voorzien dat zich slechts tot welbepaalde personen richt. 3. Zoals hoger gesteld, bepaalde artikel 20, 1 Jachtvoorwaardenbesluit, dat ressorteert onder afdeling 1 voorwaarden waaronder bestrijding kan plaatsvinden van hoofdstuk 4 voorwaarden voor activiteiten die verband houden met de jacht, op het ogenblik van de vaststellingen onder meer dat vossen kunnen bestreden worden met kastvallen", mits de bovenkant van de kastval bestaat uit ondoorzichtig materiaal, waarbij de kastvallen dagelijks moeten worden gecontroleerd en alle inheemse dieren, met uitzondering van vossen en verwilderde katten, onmiddellijk ter plekke in vrijheid moeten worden gesteld. Zoals blijkt uit de verklaring van verzoekende partij, heeft zij zelf gezien dat de kastval (door de heer DE BRUYNE dan wel door zijn medewerkers) werd geplaatst, was zij (in samenspraak met de heer DE BRUYNE) mede-verantwoordelijk om de kastval te controleren, en heeft zij de kastval na de vaststellingen van de verbalisant in samenwerking met de heer DE BRUYNE verwijderd. Ook uit haar schriftelijk verweer blijkt dat zij samen met de heer DE BRUYNE (door onderling overleg) instond voor de (dagelijkse) controle van de kastval. Hieruit blijkt dat verzoekende partij (samen met de heer DE BRUYNE) mede instond voor het gebruik van de kastval voor de bestrijding van vossen (en katten), zodat zij terecht als overtreder kon worden beschouwd aan 12

13 wie een boete kan worden opgelegd wegens het gebruik van een niet-reglementaire kastval. Zij verklaarde overigens dat zij deze kastval enkele uren voor de vaststellingen van de verbalisant nog (samen met de heer DE BRUYNE en derden) controleerde, waaruit haar medeverantwoordelijkheid nogmaals blijkt. Deze blijkt tevens uit de (niet betwiste) verklaring van de jachtrechthouder (door wie verzoekende partij werd aangesteld) aan de verbalisant van 27 februari 2013, waarin wordt gesteld dat er volgens de jachtwachter ooit nog een buizerd in de kast heeft gezeten. 4. Het College merkt nog op dat verzoekende partij noch naar aanleiding van de ontvangst van het aanvankelijk proces-verbaal, noch naar aanleiding van haar schriftelijk verweer, betwistte dat zij (eveneens) als overtreder kon worden beschouwd. Nochtans was zij op het ogenblik van de vaststellingen aangesteld als bijzondere veldwachter (in de zin van artikel 61 Veldwetboek) om het jachtterrein van de jachtrechthouder waarin de kastval stond opgesteld te bewaken. In die hoedanigheid mocht zij overeenkomstig artikel 20, 3 Jachtvoorwaardenbesluit (mits zij geslaagd was voor een officieel jachtexamen) enkel met het geweer de stand van vossen op het jachtterrein van haar aansteller het hele jaar door reguleren, en derhalve in beginsel niet eveneens middels het gebruik van een kastval. In de rand hiervan wijst het College op artikel 8, 4 van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot regeling van het statuut van de bijzondere veldwachters, waarin wordt bepaald dat de kandidaat-bijzondere veldwachter in het kader van zijn erkenning een verklaring op eer moet voorleggen waarin hij zich ertoe verbindt niet te jagen in het te bewaken gebied. De vaststelling dat verzoekende partij, gelet op haar hoedanigheid, initieel geen betwisting voerde omtrent haar verantwoordelijkheid, toont nogmaals aan dat zij wel degelijk mede instond voor het gebruik van een niet-reglementaire kastval. 5. De verwijzing door verzoekende partij naar de overeenkomst tussen wijlen de jachtrechthouder en de heer DE BRUYNE inzake de verhuring van de jachtrechten van het jachtrevier waarin de kastval stond opgesteld, waarin laatstgenoemde als huurder verantwoordelijk wordt gesteld voor gebeurlijke overtredingen van de wettelijke voorschriften met betrekking tot de jacht, doet evenmin afbreuk aan de verantwoordelijkheid van verzoekende partij. Deze overeenkomst geldt enkel tussen de betrokken partijen, en doet geen afbreuk aan de (strafrechtelijke) aansprakelijkheid van derden, zodat zij verzoekende partij niet ontslaat van haar plichten. Onafgezien van deze vaststelling komt het bovendien ongeloofwaardig voor dat verzoekende partij voorafgaandelijk aan de ontvangst van het strafdossier (op het ogenblik van het indienen van haar verzoekschrift) geen kennis had van deze overeenkomst, vermits daarin (onder punt 5) wordt bepaald dat de (huur)vergoeding zowel het jachtrecht omvat als het recht op controle en toezicht alsmede de controle van en door de beëdigde jachtwachter van de verhuurders, en dat de jachtwachter bij elk jachtgebeuren op voorhand op de hoogte dient gebracht te worden: dhr. Patrick Van Gassen. Het middel wordt verworpen. C. Derde middel Standpunt van de partijen Verzoekende partij roept de schending in van de beslissingstermijn van 180 dagen in artikel , lid 1 DABM, en minstens van de redelijke termijnvereiste. Zij stelt dat de kennisgeving gebeurde op , terwijl de bestreden beslissing dateert van , hetzij maar liefst 876 dagen nadien. Zij meent dat gezien de termijn van 180 dagen ruimschoots werd 13

14 overschreden, de gewestelijke entiteit vervallen was van het recht om een bestuurlijke geldboete op te leggen, temeer het decreet klaar en duidelijk het ruimtelijk kader creëert waarbinnen de alternatieve bestuurlijke geldboete kan opgelegd worden. Zij stelt dat de omstandigheid dat de overschrijding van de decretaal voorgeschreven termijnen niet uitdrukkelijk gesanctioneerd is, de gewestelijke entiteit er niet van ontslaat om binnen een redelijke termijn, volgend op de kennisgeving van haar voornemen om een bestuurlijke geldboete op te leggen, een boetebeslissing te nemen. Zij meent dat de bestreden boetebeslissing niet verantwoordt waarom de gewestelijke entiteit, in een weinig complex dossier, zo veel tijd nodig had om haar beslissing te nemen. Zij besluit dat een onredelijk lange termijn is verstreken, zodat de redelijke termijn voorwaarde, zijnde een beginsel van behoorlijk bestuur, door de gewestelijke entiteit werd miskend, gezien het in casu een eenvoudige zaak betreft en er geen bijzondere omstandigheden zijn die de substantiële overschrijding van de beslissingstermijn zouden kunnen verantwoorden. Zij meent dat zij is benadeeld door de vertraging bij het nemen van de bestreden beslissing aangezien dit de organisatie van haar verweer heeft bemoeilijkt. Zij wijst daarbij op het feit dat de heer Willy Ferket, zijnde de jachtrechthouder in wiens gebied de kastval stond opgesteld, is overleden op , zodat deze persoon thans jammer genoeg deze zaak niet meer kan toelichten of een verklaring kan afleggen ten gunste van verzoeker, waarbij zij herhaalt dat wijlen de heer Willy Ferket ten tijde van het onderzoek nooit officieel werd verhoord, hoewel deze persoon als jachtrechthouder, minstens deels, de verantwoordelijkheid draagt voor hetgeen zich in zijn jachtrevier afspeelt. Zij wijst tevens op het feit dat zij de originele foto's die op de dag van de vaststelling, hetzij op , door de heer Eddy De Bruyne werden genomen, thans niet meer naar voor kan brengen. Zij stelt dat zij daarenboven moreel leed heeft ondervonden van het feit dat een beslissing uitbleef, en hierdoor lange tijd in onzekerheid verbleef, gezien zij zich al die tijd heeft zitten afvragen waar een eventuele boete zou landen tussen de wettelijk voorziene vork van EUR, en zij hiermee rekening heeft moeten houden bij het aangaan van uitgaven en/of investeringen. Zij meent dat er dient vastgesteld dat de gewestelijke entiteit weinig belang heeft gehecht aan het door haar vermeend gepleegde misdrijf. Beoordeling door het College Verzoekende partij stelt in essentie dat de gewestelijke entiteit ingevolge de ruime overschrijding van haar redelijke beslissingstermijn niet langer een geldboete kon opleggen, temeer zij geen verantwoording geeft voor het onredelijk lang uitblijven van de boetebeslissing. Zij stelt dat het beginsel van behoorlijk bestuur om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen werd miskend, en dat zij hierdoor werd benadeeld wat betreft haar bewijsvoering en eveneens moreel leed ondervond. 2. De termijnen in artikel , lid 1 DABM betreffen termijnen van orde, waarvan de schending op zich (ingevolge de ontstentenis van enige sanctie) niet tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit kan leiden, noch tot vernietiging van de bestreden beslissing. Wel heeft de gewestelijke entiteit, op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en inzonderheid de redelijke termijneis als onderdeel van het zorgvuldigheidsbeginsel, de plicht om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen. Onder het begrip kennelijk onredelijke termijn verstaat het College een termijn die zodanig laattijdig is dat het niet meer redelijk kan worden geacht om alsnog de normale voor het milieumisdrijf decretaal toepasselijke administratieve (punitieve) sanctie op te leggen

15 De redelijke termijnvereiste, die zich ten aanzien van de bestuurlijke overheid manifesteert als de verplichting om als een bonus pater familias te handelen, dient in concreto geëvalueerd te worden, waarbij in de regel zowel met het gedrag van de administratie als met de houding van de overtreder rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen tal van factoren een rol spelen, zoals de complexiteit van het dossier, de concrete omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn, de mate van medewerking betoond door de overtreder, de duur van mogelijke onderzoeksdaden en de ernst van de vastgestelde inbreuken. Het College stelt vast dat verzoekende partij op 2 juli 2013 door de gewestelijke entiteit op de hoogte werd gebracht van het voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. De bestreden beslissing werd vervolgens genomen op 25 november 2015 en aan verzoekende partij ter kennis gebracht op 4 december De ordetermijn in artikel , 1 DABM werd dan ook met ongeveer 23 maanden overschreden. Het College beschouwt voormeld tijdsverloop in casu als kennelijk onredelijk, temeer de gewestelijke entiteit niet verantwoordt waarom de beboetingsprocedure zolang heeft aangesleept. Verwerende partij toont niet aan dat de beoordeling van de feiten dermate complex was dat de gewestelijke entiteit haar beslissing niet met kennis van zaken kon nemen binnen de ordetermijn in artikel , 1 DABM. Er wordt geen (aanvaardbare) verklaring gegeven voor het onredelijk lange tijdsverloop tussen de kennisgeving van het voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen en (de kennisgeving van) de bestreden beslissing, temeer er in de periode tussen het schriftelijk verweer van verzoekende partij van 20 juli 2013 tot en met (de kennisgeving van) de bestreden beslissing geen nieuwe (relevante) onderzoeksdaden zijn gebeurd noch (relevante) elementen aan het dossier zijn toegevoegd die een uitstel van de te nemen beslissing konden verantwoorden. Hoewel de gewestelijke entiteit per mail van 23 september 2015 nadere informatie vroeg aan de verbalisant inzake de verwijdering van de kastval, stelt het College vast dat deze informatie reeds stond vermeld in het navolgend procesverbaal van 20 mei 2013, waarvan de gewestelijke entiteit blijkens haar mail reeds kennis had. 4. De vastgestelde schending van de redelijke termijn leidt op zich niet noodzakelijk (automatisch) tot de vernietiging van de bestreden beslissing. De gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn moeten in concreto worden beoordeeld, zowel uit het oogpunt van de bewijslevering als van de opportuniteit tot het opleggen van een sanctie en de omvang ervan. Het komt in eerste instantie aan de gewestelijke entiteit toe om binnen haar discretionaire bevoegdheid te oordelen over de (boeteverlagende) gevolgen van de termijnoverschrijding. Het College oefent hierop een wettigheidstoezicht uit, en gaat meer bepaald na of de beslissing op dat punt niet kennelijk onredelijk is. De gewestelijke entiteit stelt in de bestreden beslissing dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen, hoewel haar beslissingstermijn inmiddels is verstreken, maar dat het boetebedrag evenwel wordt verlaagd met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. De gewestelijke entiteit erkent derhalve dat de redelijke termijn waarbinnen de beboetingsprocedure in casu diende te worden afgehandeld dermate overschreden is dat dit gegeven moet leiden tot een boetevermindering van 20%. 5. Het College oordeelt dat verzoekende partij niet aantoont dan wel aannemelijk maakt dat de termijnoverschrijding de organisatie van haar verweer heeft bemoeilijkt. Wat betreft haar verwijzing naar het overlijden van de jachtrechthouder en diens mede-verantwoordelijkheid voor het milieumisdrijf, verwijst het College vooreerst naar de beoordeling van het tweede middel, waarbij werd gesteld dat de gebeurlijke mede-verantwoordelijkheid van derden geen afbreuk doet 15

16 aan de verantwoordelijkheid van verzoekende partij, die blijkt uit de stukken van het dossier, waaronder haar verklaring. Bovendien gaat verzoekende partij voorbij aan de vaststelling dat zij door de jachtrechthouder was aangesteld als bijzondere veldwachter om het jachtrevier waarin de kastval stond opgesteld, dat door de jachtrechtouder was verhuurd, te bewaken, zodat zij de verantwoordelijkheid voor het gebruik van een niet-reglementaire kastval bezwaarlijk op de jachtrechthouder kan afschuiven. Overigens richtte laatstgenoemde spontaan enkele brieven aan de verbalisant, waarin hij zijn visie gaf op de vaststellingen, in het voordeel van verzoekende partij. Tenslotte merkt het College nog op dat de jachtrechthouder is overleden op 2 oktober 2013, terwijl de termijn van 180 dagen waarbinnen de gewestelijke entiteit overeenkomstig artikel , 1 DABM in beginsel een boetebeslissing moet nemen op dat ogenblik nog niet was verstreken, gelet op de kennisgeving van het voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen op 2 juli Wat betreft de (loutere) bewering van verzoekende partij dat de originele foto's die op de dag van de vaststellingen door de heer DE BRUYNE werden genomen niet langer kunnen worden voorgelegd, verwijst het College naar de beoordeling van het eerste middel, waaruit blijkt dat de kastval op het ogenblik van de vaststellingen bovenaan alleszins niet (reglementair) was afgedekt, ongeacht de bewering dat ze kort voordien nog was gecontroleerd en conform was. De overschrijding van de redelijke termijn had in casu dan ook geen gevolgen uit het oogpunt van de bewijslevering. 6. Het College stelt vast dat verzoekende partij abstractie maakt van de vaststelling dat de gewestelijke entiteit bij de omvang van de boete effectief rekening hield met de overschrijding van haar beslissingstermijn, waarbij de boete werd herleid met 20%. Verzoekende partij voert nergens aan dat de door de gewestelijke entiteit doorgevoerde vermindering niet evenredig is met de concrete termijnoverschrijding. Zij betwist evenmin (de redelijkheid van) het oordeel van de gewestelijke entiteit dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen, hoewel haar beslissingstermijn inmiddels is verstreken. Zij toont ook niet aan, noch maakt ze aannemelijk, dat zij ingevolge de termijnoverschrijding moreel leed ondervond, doordat zij lange tijd in onzekerheid verbleef omtrent het boetebedrag en hiermee rekening heeft moeten houden bij het aangaan van uitgaven en/of investeringen, zodat de herleiding van de boete onvoldoende is. Gelet op de gegevens van het dossier oordeelt het College dat de overschrijding van de redelijke termijn geen afbreuk deed aan de opportuniteit om een boete op te leggen, en dat de vermindering van het boetebedrag met 20% evenredig is met de concrete termijnoverschrijding. Het middel wordt verworpen. D. Vierde middel Standpunt van de partijen Verzoekende partij roept de schending in van de beginselen van behoorlijk bestuur. Zij wijst op artikel 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen, en stelt dat zij onwetend is omtrent de reden waarom de Procureur des Konings besloten heeft om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te vervolgen. Zij stelt tevens dat de motieven van de bestreden beslissing, wat de feiten betreft waarnaar verwezen wordt, gebrekkig zijn daar er geen rekening werd gehouden met de door verzoeker gemaakte bemerkingen in zijn schrijven d.d , evenmin met de door de heer Willy Ferket gemaakte bezwaren middels diens schrijven d.d en d.d Tenslotte stelt zij dat zij volledig in het ongewisse blijft omtrent de grondslag op basis waarvan zij verantwoordelijk wordt gehouden voor de gesanctioneerde inbreuken op de milieuwetgeving. 16

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0093 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0140/M Verzoekende partij de heer Eddy TAMSIN vertegenwoordigd door advocaat Raoul KERSTENS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0014 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0034/M Verzoekende partij de heer Stijn VAN EYCK vertegenwoordigd door advocaat Robert

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 31 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0017 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0007/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Patrick VAN OOTEGHEM, wonende te 9880

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0073 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0041/M Verzoekende partij de bvba MARES GEBROEDERS vertegenwoordigd door advocaat Frederik

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0018 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0010/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Herman VAN GILS, wonende te 2380

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 231.949 van 14 juli 2015 in de zaak A. 213.352/VII-39.196.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 231.949 van 14 juli 2015 in de zaak A. 213.352/VII-39.196. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 231.949 van 14 juli 2015 in de zaak A. 213.352/VII-39.196. In zake : de VZW HUBERTUSVERENIGING VLAANDEREN bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 JANUARI 2015 P.13.2046.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.2046.N S C M V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Geert Ampe, advocaat bij de balie te Brugge. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0120 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0033/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Leo SMETS, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS TUCHTRECHTELIJKE BESLISSING IN EERSTE AANLEG nr. 3407 Van 18 december 2018 Dossier : T9619 Inzake ( ) (B.I.V. nr. ) Samenvatting: Aangeklaagde

Nadere informatie

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS TUCHTRECHTELIJKE BESLISSING IN EERSTE AANLEG nr. 3262 Van 2 maart 2018 Dossier : T8957 Inzake ( ) (B.I.V. nr. ) Samenvatting: De vastgoedmakelaar

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0043 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0014/M Verzoekende partij de heer Bart VERVAEKE vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/15-VK van 7 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0156 van 9 augustus 2016 in de zaak MHHC/1415/0083/M/0060 In zake: de heer Omer HOOYLAERTS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Yves COECKELBERGHS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2013 / 03 / / 18 FEBRUARI 2013., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2013 / 03 / / 18 FEBRUARI 2013., wonende te, bijgestaan door, advocaat te, 1 KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO / 2013 / 03 / / 18 FEBRUARI 2013 Inzake, wonende te, bijgestaan door, advocaat te, Verzoekende partij Tegen,, te, vertegenwoordigd door, algemeen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0102 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0135/M Verzoekende partij de heer Jan Cornelis PEETERS met woonplaatskeuze te 3665 As, Stationstraat

Nadere informatie

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS TUCHTRECHTELIJKE BESLISSING IN EERSTE AANLEG nr. 3281 Van 20 april 2018 Dossier : T9447 Inzake ( ) (B.I.V. nr. ) Samenvatting: De vastgoedmakelaar

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0056 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/96-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Piet DE GROOTE met kantoor te 8300 Knokke-Heist,

Nadere informatie

ONTWERP VAN DECREET. tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

ONTWERP VAN DECREET. tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zitting 2006-2007 4 juli 2007 ONTWERP VAN DECREET tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zie: 1208 (2006-2007) Nr. 1: Ontwerp

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09)

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Artikel 1. PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Titel I. De instellingen. Er bestaat een Disciplinaire Commissie

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS TUCHTRECHTELIJKE BESLISSING IN EERSTE AANLEG nr. 2964 Van 24 juni 2016 Dossier : T( ) Inzake ( ) (B.I.V. nr. ) ( ) Samenvatting: Een vastgoedmakelaar

Nadere informatie

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE Lekkerstraat 10 B 3680 Maaseik Tel. 089/560 560 Fax 089/560 561 E-mail: stad.maaseik@maaseik.be www.maaseik.be ALGEMEEN REGLEMENT OP DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES 2 HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0023 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0050/M Verzoekende partij de heer Bernard BOES vertegenwoordigd door advocaten Christian

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/41-VK van 30 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Kris DHAENE, advocaat, met kantoor te 9000 GENT, Sint-Lievenspoortstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/29-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sabine WULLUS, advocaat met kantoor te 8630

Nadere informatie

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS verstek TUCHTRECHTELIJKE BESLISSING IN EERSTE AANLEG nr. 3266 Van 2 maart 2018 Dossier : T9165 Inzake ( ) (B.I.V. nr. ) Samenvatting: De

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 133.653 van 8 juli 2004 in de zaak A. 74.255/XII-662. In zake : Daniël VAN LOOY, die woonplaats kiest bij advocaat K. Rommens, kantoor houdende te

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0105 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0051/M Verzoekende partijen 1. de heer Johan DE SMET 2. mevrouw Sabine HENNE vertegenwoordigd

Nadere informatie

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN. GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRI J DING

Uitspraak nr. WB DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR. INBURGERING. WONEN. GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRI J DING ~\'~..\ Vlaa~se 't~ \ Regering Ministerieel besluit betreffende de beroepsprocedure met toepassing van artikel 29bls. 5. van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0081 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0129/M Verzoekende partij de heer Theophile REYNAERTS vertegenwoordigd door advocaat Hans-Kristof

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen over de handhaving van het integraal handelsvestigingsbeleid

Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen over de handhaving van het integraal handelsvestigingsbeleid Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen over de handhaving van het integraal handelsvestigingsbeleid DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0124 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0079/M/0059 In zake: de heer Herman MATTHYSSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Werner LEYSSENS kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0046 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/87-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Koenraad DEGROOTE met kantoor te 8720 Wakken,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0128 van 26 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0054/M/0055 In zake: de heer Marcel PIETERS, wonende te 9310 Baardegem, Elderberg 8 waar woonplaats wordt gekozen

Nadere informatie