Samenvatting Biologie Thema 2

Transcriptie

1 Samenvatting Biologie Thema 2 Samenvatting door een scholier 1384 woorden 17 maart ,3 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Er zijn verschillende indelingscriteria deze hebben we in thema1 al geleerd en dat zijn : Heeft het een celwand of niet? Welk aantal cellen heeft het? Wat is zijn voedingswijze? Organische stoffen = zijn afkomstig van organismen of producten van organismen. Deze bevatten altijd 1 of meer C atomen. (vaak niet eenvoudig met koolstof) Anorganische stoffen = komen zowel in organismen als in de levenloze natuur voor. Deze zijn vaak opgebouwd uit kleine en eenvoudige gebouwde moleculen. Autotroof = zelf voedend Hetrotroof = andere nodig hebben voor voedsel. Organel = een deel van een cel met een eigen functie. Indeling van de rijken Alle rijken worden onderverdeelt in stammen, en stam word verder ingedeeld in klassen, klassen in orden, orden is familie, families in geslachten. En geslachten in soorten. Wat is een soort? Organismen die veel op elkaar lijken hoeven niet hetzelfde soort te zijn. Een Afrikaanse en een Indische olifant zijn niet van hetzelfde soort, maar een poedel en een sint-bernardshond zijn wel hetzelfde soort, terwijl deze veel minder op elkaar lijken. Organismen horen bij hetzelfde soort als ze instaat zijn zich onderling voort te planten en daarbij vruchtbare nakomelingen te brengen. Vaak is het moeilijk te bepalen of het hetzelfde soort is dit komt omdat er soms wel en soms niet vruchtbare nakomelingen uit komen. Een populatie = een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die samen een voortplantingsgemeenschap vormen. De meeste soorten bestaan uit veel populaties. Naamgeving? Eerst heb je de geslachtsnaam, deze schrijf je met een hoofdletter en daarachter komt de soortaanduiding met een Pagina 1 van 5

2 kleine letter. En soms daarachter nog degene die de naam bedacht. Biologie paragraaf Het word ingedeeld in 3 domeinen : Prokaryoten Eukaryoten Archea. Bij de laatste is nog veel discussie over, omdat ze niet goed weten hoe ze hem in moeten delen. Bacteriën. bacteriën worden ook wel bacillen genoemd. Op elektronenmicroscopische foto s worden vaak geen organellen gezien. Dat komt omdat bacteriën weinig organellen hebben. Sommige bacteriën hebben nog wel trilharen of zweepharen. Veel soorten bacteriën bestaan maar uit een kringvormig chromosoom. Sommige bacteriën bestaan nog uit kleine kringvormige plasmiden. Omdat ze los liggen in het cytoplasma zo zijn ze goed bereikbaar voor de enzymen. En kan er makkelijk recombinatie plaatsvinden, maar ook als het niet zo is worden ze voor veel dingen gebruikt zoals bij biotechnologie, voor verschillende dingen wasmiddel en bij de afvalzuivering. Bacteriën kunnen zich gemiddeld onder gunstige omstandigheden snel voortplanten. Bij ziekteverwekkende bacteriën ook wel pathogene bacteriën kunnen onder andere oorontsteking, longontsteking, tuberculose of tyfus veroorzaken. Bacteriën zijn best nuttig, ze voeden zich met dode resten van organismen. In de natuur ruimen bacteriën de dode resten van organismen op. Hierbij worden organische stoffen omgezet in anorganische stoffen. Op dode etensresten kunnen bacteriën goed leven. Daardoor raakt ons voedsel bedorven. Cyanobacteriën vormen een aparte groep binnen het rijk van de bacteriën. Deze bevatten ook chlorofyl en blauwe pigmenten. Ze komen in allerlei verschillende milieus voor. Het kan zoon grote groep zijn dat het water compleet blauw met groen is. Biologie paragraaf 3 Eukaryoten zijn onderverdeeld in protisten, schimmels planten en dieren. Dit is een heterogene groep, dus die andere nodig zijn om te eten. Schimmels. Deze voeden zich met dode resten van organismen, net zoals bij de meeste bacterien. Schimmels kunnen 1 of meercellig zijn. Gisten zijn eencelligen schimmels deze worden ook wel tot de protisten gerekend. Meercellige schimmels bestaan meestal uit lange schimmeldraden. Deze planten zich voort door sporen. Bij veel schimmels ontstaan de sporen aan de uiteinden van de schimmeldraden die omhoog groeien. Sommige schimmels worden door de mens gebruikt bij de bereiding van voedigsmiddelen, zoals gist in alcoholische dranken. Andere schimmelsoorten veroorzaken juist ziekten bij planten dieren of mensen, bijvoorbeeld zwemmerseczeem. Pagina 2 van 5

3 Planten Planten zijn autotroof omdat ze zelf hun eigen eten halen uit zonlicht, waarbij de bladgroenkorrel een grote rol spelen, omdat deze ze opvangen. Het plantenrijk word ingedeeld in 5 stammen De wieren (algen) De mossen De paardenstaarten De varens De zaadplanten De bladeren van de naaktzadigen zijn meestal naaldvormig of schubvormig, tot de naaktzadigen behoren onder andere naaldbomen(dennen,sparren) Bij bedektzadige ontstaan de zaden uit zaadbeginsels, die in vruchtbeginsels zitten. de bladeren van bedektzadige zijn meestal plat. Tot de bedektzadige behoren onder andere de loofbomen, de grassen en de meeste andere kruidachtige planten. Dieren Dieren hebben geen celwanden om hun celwanden, ze hebben geen bladgroenkorrel waardoor ze Hetrotroof zijn. De eenellige dieren worden ook wel tot de protisten gerekend. Twee belangrijke indelingscriteria bij de indeling van het dierenrijk zijn de symmetrie en het skelet. Er zijn 3 soorten symmetrie: Tweezijdig symmetrisch dat op 2 gelijke helften te verdelen. Straalsgewijs symmetrisch- holtedieren zijn zo, ze zijn op veel manieren in twee ongeveer gelijke helften te verdelen zijn. Asymmetrisch- ze lijken op geen enkel deel op elkaar. Uitwendig skelet = zoals bij een mossel of een insect Inwendig skelet = zoals bij een inktvis of een mens. Paragraaf 4 Evolutie = biologen zijn er van overtuigd dat de levensvormen op aarde in de loop van miljarden jaren zijn ontstaan en veranderd. Charles darwin = de bekendste onderzoeker van de evolutietheorie. Er zijn verschillende benamingen voorde evolutietheorie, neodarwinistische evolutietheorie of het neodarwinisme. Deze dezelfde theorieen gaan uit van de verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en soortvorming door reproductieve isolatie. Creationisme = de tegenhanger van de evolutietheorie. Zei geloven dat de aarde is geschept door god binnen 7 dagen. Deze komen uit verschillende culturen, zoals de bijbel de koran. Intelligent design = dat ze allebei de stromingen geloven dus de combinatie van de 2 soorten samen. Natuurlijke selectie = een ander woord voor survival of the fittest. Dit is dat de beste aangepaste organismen binnen een populatie het meest succesrijk zijn in het doorgeven van hun genen aan de volgende generaties. Pagina 3 van 5

4 Door natuurlijke selectie komt er genetische variatie voor. Dit komt door de mutaties en de recombinatie. Uit 1 populatie kunnen 2 verschillende soorten ontstaan, dit kan komen door reproductieve isolatie. Zoals bij de beren, tussen een berg. Als de omstandigheden gunstig zijn, is de selectiedruk laag en blijven veel verschillende varianten in leven. Als de omstandigheden ongunstig zijn, is de selectiedruk hoog en blijven weinig varianten in leven. De beste blijven dan leven, dan heet dat adaptie fitness = dat de dieren met de gunstige bouw, dus bij een giraf een lange nek, deze zullen overleven. Die het best in het leven daar passen. Als er alleen dan nog maar giraffen met lange nekken ontstaan is dit soort revolutioneert. Paragraaf 5 Genenpolen = de hele verzameling van alle genen in een populatie. De omvang van de genenpolen is een maat voor de genetische variatie in een populatie. Elk allel heeft binnen een populatie een eigen allelfrequentie, ook wel genfrequentie genoemd. De allelfrequentie voor het allel dat het fenotype bloedgroep A bepaalt is bijvoorbeeld groter dan die van B of AB. Maar kleiner dan o. Binnen een populatie blijft er geen beïnvloedende factoren zijn, de allelfrequentie van een bepaald allel constant. Als er bijvoorbeeld reproductieve isolatie voorkomt en er maar weinig dieren zijn. Kan het zo zijn als een aantal dieren een ziekte mee dragen met recessieve allel. En deze gaan zich voortplanten, dan kun je dubbele kleine aa krijgt en dus komt het tot uiting. Genetic drift = het verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties kunnen optreden. Paragraaf 6 Reproductieve isolatie = is dat ze lange tijd niet voortplanten met andere populaties. Zo komt er na veel jaren een populatie met een eigenschap die heel anders kan zijn dan het andere deel van de andere groep. De ene groep kan veel lichter zijn en de andere donkerder. Geografische isolatie = kan worden veroorzaakt door bijvoorbeeld een bergketen. Dit treed ook op wanneer een deel van een populatie wordt meegevoerd naar een eiland waar deze soort tot dat moment niet voorkwam. Verschillen in gedrag = ook een vorm waardoor reproductieve isolatie kan voorkomen. Ze veronderstelden dat het aantal soorten op een eiland word bepaald oor 2 factoren Het aantal soorten dat zich door immigratie op het land vestigt Het aantal soorten dat van het eiland verdwijnt door uitsterven. Een eilandbiogeografiemodel = een model dat de verhouding laat zien van hoeveel verschillnde soorten hoe groot het eiland is en hoe ver van het vaste land. Paragraaf 7 Pagina 4 van 5

5 Fossielen = zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten zijn. Mensen die bezighouden met het verzamelen en bestuderen van fossielen heet Paleontologie. Homologe organen =deze organen vertonen overeenkomst in bouw en hebben een gelijke embryonale ontstaanswijze. Analoge organen = een overeenkomst in functie, maar die berust niet op verwantschap. Ze zijn niet ontstaan uit dezelfde grondvorm. Rudimentaire organen = zijn organen die ze nog wel hebben maar niet gebruiken. Soms zijn resten van deze organen nog terug te vinden. Zoals een heupbeen en dijbeen bij een walvis. Pagina 5 van 5