Langs de zijlijn, hoe verder? Herziene versie. Cijferonderzoek Sluitende Aanpak Centrum voor Beleidsstatistiek 05001

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Langs de zijlijn, hoe verder? Herziene versie. Cijferonderzoek Sluitende Aanpak Centrum voor Beleidsstatistiek 05001"

Transcriptie

1 Langs de zijlijn, hoe verder? Cijferonderzoek Sluitende Aanpak 2003 Herziene versie Centrum voor Beleidsstatistiek Paula van der Brug, Mathilda Copinga en Maartje Rienstra Voor de oorspronkelijke versie is gebruik gemaakt van een bestand dat niet correct was ten aanzien van het opleidingsniveau. Dit is in deze versie gecorrigeerd. Het betreft het merendeel van de staten, een aantal tabellen en een enkele tekstpassage. Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2005

2 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil 0 (0,0) = het getal is minder dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen = 15 tot en met 24 In geval van afronding kan het voorkomen dat de totalen niet geheel overeenkomen met de som der opgetelde getallen.

3 Colofon Inhoud Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Prinses Beatrixlaan XZ Voorburg Prepress en druk Centraal Bureau voor de Statistiek Facilitair bedrijf Omslagontwerp WAT ontwerpers, Utrecht Inlichtingen Tel.: ( 0,50 per minuut) Fax: (045) infoservice@cbs.nl Bestellingen verkoop@cbs.nl Internet 1. Inleiding Doel van het onderzoek Indeling van het rapport Inhoud van de tabellenset 8 2. Instroom Inleiding Sluitende aanpak van jongeren Sluitende aanpak van volwassenen Jongeren en volwassenen vergeleken Duurzaamheid van reïntegratie Langdurig geregistreerden Technische toelichting Beschrijving van bronnen Beschrijving van methoden Begrippenlijst 24 Literatuur 27 Bijlage 1 Uitstroom MOSA-gemeenten en totaal Nederland 29 Tabellenset 35 Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudiging voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan. Kengetal: X-13 ISSN Productnummer: Centraal Bureau voor de Statistiek Langs de zijlijn, hoe verder? 3

4

5 Samenvatting Het Sluitende Aanpakbeleid van de overheid heeft als doel het voorkomen van langdurige werkloosheid. Aan alle volwassenen die niet zelf aan het werk komen, moet binnen twaalf maanden een nieuwe start worden geboden in de vorm van een traject gericht op arbeidsreïntegratie of sociale activering. Voor jongeren is deze termijn zes maanden. Van de volwassenen (23 57,5 jaar) die zich in 2002 inschrijven bij de bijstand of bij het CWI als niet-werkend werkzoekende, stroomt 62 procent binnen een jaar uit op eigen kracht, dus zonder traject. Elf procent start binnen een jaar een traject. Dit zijn voornamelijk bijstandsgerechtigden. Van de jongeren (15 22 jaar) stroomt 59 procent op eigen kracht uit en start 8 procent een traject binnen zes maanden. Trefwoorden: Sluitende Aanpak, reïntegratie, trajecten, werkzoekenden Langs de zijlijn, hoe verder? 5

6

7 1. Inleiding 1.1 Doel van het onderzoek Op Europees niveau zijn in 1997 afspraken gemaakt om langdurige werkloosheid te voorkomen, dit staat bekend als Richtsnoer 1. Richtsnoer 1 behelst de noodzaak voor lidstaten om actieve en preventieve maatregelen voor personen zonder werk te ontwikkelen die erop gericht zijn instroom in langdurige werkloosheid te voorkomen en de duurzame herintreding op de arbeidsmarkt te bevorderen. Aan alle personen zonder werk moet voordat zij twaalf maanden werkloos zijn een nieuwe start worden geboden. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden. Richtsnoer 1 is in Nederland vertaald in het Sluitende Aanpakbeleid. Om langdurige werkloosheid zoveel mogelijk te voorkomen en te verminderen, is het streven om alle nieuw ingeschreven volwassenen die niet zelf aan het werk komen, binnen twaalf maanden een aanbod te doen voor een activiteit gericht op arbeidsreïntegratie of sociale activering. Voor jongeren geldt de termijn van zes maanden in plaats van twaalf maanden. Gemeenten en het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van trajecten gericht op arbeidsreïntegratie of sociale activering. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, ANW-ers en niet-uitkeringsgerechtigden. Het UWV is onder andere verantwoordelijk voor de reïntegratie van personen met een WW-uitkering al of niet in combinatie met andere uitkeringen. Het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS-CvB) heeft in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een cijferonderzoek uitgevoerd naar de Sluitende Aanpak In februari 2004 zijn voorlopige cijfers gepubliceerd over de Sluitende Aanpak voor het gemeentedeel. Voor de definitieve gegevens over de Sluitende Aanpak 2003 zijn voor het gemeente- en UWV-deel gezamenlijk en het gemeentedeel apart gegevens berekend. Deze zijn in september 2004 gepubliceerd in de vorm van een tabellenset. Dit rapport levert een uitgebreide toelichting op het achterliggende onderzoek en gaat daarbij vooral in op de uitkomsten over het gemeentedomein. Daarnaast bevat dit rapport de volledige tabellenset zoals in september gepubliceerd. In het kader worden de belangrijkste begrippen uit het rapport toegelicht. Een volledige beschrijving van de begrippen staat in de begrippenlijst (paragraaf 5.3). Overzicht van de belangrijkste begrippen Registratieperiode Een registratieperiode is een aaneengesloten periode waarin iemand recht heeft op WW of bijstand of als niet-werkend werkzoekende is geregistreerd bij het CWI. Een registratieperiode kan bestaan uit meerdere inschrijvingen. UWV-domein en gemeentedomein Personen die gedurende (een deel van) de registratieperiode recht hebben op WW behoren tot het UWV-domein. Het gemeentedomein bestaat uit personen die gedurende de gehele registratieperiode geen recht hebben op WW. Het gemeentedomein wordt onderverdeeld in drie groepen: personen met een bijstandsuitkering, NUG-gers (personen die zonder recht op een uitkering als niet-werkend werkzoekende staan ingeschreven bij het CWI) en personen die gedurende een deel van de periode bijstand ontvangen en gedurende de rest van de periode tot de NUG-gers behoren. Instroom Iemand behoort tot de instroom als hij of zij een registratieperiode begint. Dit zijn personen die recht krijgen op WW of die zich laten registreren bij de bijstand of bij het CWI als niet-werkend werkzoekende. Een inschrijving aansluitend op of in samenloop met een eerdere inschrijving wordt niet gezien als instroom. Uitstroom Elke onderbreking van de registratieperiode van minimaal een maand wordt gezien als uitstroom. Uitstroom kan uitstroom naar werk zijn, maar kan ook het gevolg zijn van demografische oorzaken, zoals het bereiken van de 65-jarige leeftijd of het trouwen met een partner met voldoende inkomen. Traject en instrument Een traject bestaat uit één of meer instrumenten, die door gemeenten of het UWV kunnen worden ingezet om te voorkomen dat personen langdurig werkloos worden of in een sociaal isolement terecht komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbieden van een cursus of opleiding, het geven van beroepskeuzeadvies, maar ook vergoeding van eropvang of doorverwijzing naar hulpverlening behoort tot de mogelijkheden. Langs de zijlijn, hoe verder? 7

8 1.2 Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek naar de instroom in 2002 beschreven. Van deze instroom in 2002 wordt eerst de groep besproken die op eigen gelegenheid uitstroomt. Vervolgens wordt gekeken welke personen niet op eigen gelegenheid uitstromen, maar wel een traject krijgen. Deze twee groepen vormen samen de personen die sluitend zijn behandeld. Tot slot wordt van de groep die wel een traject begint, bepaald of zij uitstromen. Hoofdstuk 3 beschrijft de uitkomsten over de duurzame uitstroom. Hier ligt de nadruk op duurzame uitstroom na het volgen van een traject. In hoofdstuk 4 komen de langdurig geregistreerden aan bod. Van hen wordt bepaald of zij een instrument starten dan wel uitstromen. De hoofdstukken 2 tot en met 4 beschrijven uitsluitend het gemeentedomein. Binnen het gemeentedomein wordt met name ingegaan op personen met alleen een bijstandsuitkering en personen die uitsluitend ingeschreven staan als NUG-ger bij het CWI. Jongeren en volwassenen worden apart besproken, omdat voor jongeren en volwassenen de termijnen van het sluitende aanpakbeleid verschillen. De tabellenset bevat meer gegevens dan in dit rapport gepresenteerd. Zo worden ook resultaten over het gemeente- en UWV-deel gezamenlijk gepresenteerd. De tabellenset is in zijn geheel opgenomen aan het eind van dit rapport. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van bronnen en methoden en een begrippenlijst. Een aandachtspunt voor alle gepresenteerde uitkomsten is dat er voor slechts 53 gemeenten volledige informatie beschikbaar is over trajecten (zie ook Bijlage 1). De besproken doelgroep bestaat daarom alleen uit personen die in deze gemeenten wonen, de zogenaamde MOSA-gemeenten. In bijlage 1 wordt de uitstroom van de doelgroep in de MOSA-gemeenten naast de uitstroom in heel Nederland gezet. 1.3 Inhoud van de tabellenset Het cijferonderzoek levert tabellen over vijf verschillende onderwerpen. Deze tabellen zijn opgenomen aan het eind van dit rapport. Hieronder volgt een beknopte uitleg van de onderdelen. A. Sluitende Aanpak van de instroom in 2002 In onderdeel A worden de indicatoren berekend voor Richtsnoer 1 van het Europese werkgelegenheidsbeleid. Deze indicatoren, die in Europees verband zijn afgesproken, moeten een beeld geven hoe sluitend de aanpak is voor de instroom van jongeren (15 22 jaar), volwassenen (23 57,5 jaar) en ouderen (57,5 64 jaar). De populatie van onderdeel A bestaat uit jongeren, volwassenen en ouderen die in 2002 recht krijgen op WW of die zich laten registreren bij de bijstand of bij het CWI als niet-werkend werkzoekende. Een inschrijving aansluitend op of in samenloop met een eerdere inschrijving wordt niet gezien als instroom. Personen die meerdere keren instromen in 2002 worden in de tabellen buiten beschouwing gelaten (zie ook paragraaf 5.2, Beschrijving van methoden). Van personen in bovengenoemde populatie wordt bepaald of zij binnen een bepaalde periode na instroom een traject hebben ontvangen of zijn uitgestroomd. Voor deze periode is zowel zes maanden als twaalf maanden genomen. B. Instrumenten en uitstroom van langdurig geregistreerden, 31 december 2001 De langdurig geregistreerden in onderdeel B zijn jongeren, volwassenen en ouderen die op het peilmoment 31 december 2001 ten minste één jaar geregistreerd zijn. Dit kan een inschrijving zijn van ten minste één jaar in één registratie, maar het kan ook gaan om verschillende aaneensluitende inschrijvingen in meerdere registraties. Van de langdurig geregistreerden wordt bepaald of zij in 2002 of 2003 een instrument zijn gestart en of ze ultimo 2003 zijn uitgestroomd. C. Duurzaamheid van reïntegratie, eerste zes maanden van 2002 In onderdeel C wordt de duurzaamheid van de reïntegratie berekend van jongeren en volwassenen. Met duurzaamheid van reïntegratie wordt duurzame uitstroom na het volgen van een traject bedoeld. Van duurzame uitstroom is sprake, indien binnen een termijn van zes maanden geen herinstroom plaatsvindt. Eerst wordt gekeken naar de nieuwe instroom in de eerste zes maanden van Onder nieuwe instroom worden personen verstaan die instromen in de registraties van de WW, bijstand of CWI en de zes maanden daarvoor niet in een van deze registraties voorkwamen. Vervolgens wordt berekend of personen uit de doelgroep uiterlijk 31 december 2002 een traject starten en of zij daarna op uiterlijk 30 juni 2003 duurzaam uitstromen. D. Instrumenten en uitstroom volgend op een traject, 2002 Bij onderdeel D wordt doorgegaan met personen uit de in onderdeel A afgebakende populatie. Uit de doelgroep worden voor onderdeel D de jongeren geselecteerd die zes maanden na instroom niet zijn uitgestroomd en de volwassenen die twaalf maanden na instroom niet zijn uitgestroomd. Bij de jongeren gaat het om de instroom in 2002 en bij de volwassen om de instroom in de eerste zes maanden van Voor jongeren wordt berekend of zij zes tot twaalf maanden na instroom een instrument starten, eventueel na een eerder instrument in de periode tot zes maanden na instroom, en vervolgens uitstromen. Voor volwassenen wordt berekend 8 Centraal Bureau voor de Statistiek

9 of zij twaalf tot achttien maanden na instroom (opnieuw) een instrument starten en vervolgens uitstromen. E. Instroom in 2003 Om de instroom in 2003 te bepalen worden uit de registraties WW, bijstand en CWI over 2003 de jongeren en volwassenen geselecteerd die in dat jaar instromen in de registratie. Net als in onderdeel A worden personen die meerdere keren instromen in de tabellen buiten beschouwing gelaten. Van de instroom in 2003 worden geen trajecten of uitstroom gegeven. Langs de zijlijn, hoe verder? 9

10

11 2. Instroom Inleiding In dit hoofdstuk wordt de instroom in het gemeentedomein in 2002 besproken. Het gemeentedomein wordt onderverdeeld in drie groepen, namelijk personen die tijdens de registratieperiode een bijstandsuitkering hebben ontvangen, personen die als niet-werkend werkzoekende stonden ingeschreven bij het CWI en geen WW- of bijstandsuitkering ontvangen (NUG-gers) of personen die gedurende een deel van de periode bijstand ontvangen en gedurende de rest van de periode tot de NUG-gers behoren. Personen die op enig moment in de registratieperiode recht op een WW-uitkering hadden, behoren niet tot het gemeentedomein. De instroom bestaat uit jongeren (15 22 jaar) en volwassenen (23 57,5 jaar) die zich in 2002 laten registreren bij de bijstand of als NUG-ger, exclusief personen met een arbeidshandicap. Van de personen die instromen, wordt bepaald of zij binnen een bepaalde periode na instroom weer uitstromen. Met uitstromen wordt bedoeld uitstromen uit de registraties van de bijstand of het CWI. De uitstroom kan uitstroom naar werk zijn of het gevolg zijn van demografische oorzaken, zoals het bereiken van de 65-jarige leeftijd of het trouwen met een partner met voldoende inkomen. Ook ontmoediging kan leiden tot het niet verlengen van de inschrijving bij het CWI. Personen die niet op eigen kracht uitstromen, kunnen een traject aangeboden krijgen om de stap naar werk te versnellen. Een traject bestaat uit één of meer instrumenten, die door gemeenten kunnen worden ingezet om te voorkomen dat personen langdurig werkloos worden of in een sociaal isolement terecht komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbieden van een cursus of opleiding, het geven van beroepskeuzeadvies, maar ook vergoeding van eropvang of doorverwijzing naar hulpverlening behoort tot de mogelijkheden. Het kabinet heeft de ambitie om volwassenen in de doelgroep sluitende aanpak die niet op eigen kracht aan het werk komen, binnen twaalf maanden een passend aanbod te doen in de vorm van een traject. Voor jongeren ligt deze termijn op zes maanden. De gegevens over de sluitende aanpak van jongeren en volwassenen met eenzelfde termijn van zes of twaalf maanden zijn dus niet zonder meer vergelijkbaar. Daarom is in dit rapport gekozen voor het apart beschrijven van de jongeren en de volwassenen. Voor jongeren ligt het zwaartepunt bij de beschrijving van de periode tot zes maanden na instroom. Bij volwassenen ligt de nadruk op de periode tot twaalf maanden na instroom. De tabellenset die bij dit hoofdstuk hoort is echter veel uitgebreider (onderdeel A: Sluitende Aanpak voor de instroom in 2002). We zullen uitsluitend ingaan op de wetsdoelgroepen bijstand en NUG (zie paragraaf 5.3 Begrippenlijst, wetsdoelgroep). De wetsdoelgroep bijstand, die bestaat uit personen die binnen één registratieperiode zowel bijstandsontvanger als NUG-ger zijn, zal niet afzonderlijk worden besproken. Vanwege de definitie van NUG-ger bedraagt de registratieperiode van deze personen per definitie minimaal vier maanden (zie paragraaf 5.3 Begrippenlijst, NUG-periode). Een persoon die zowel bijstandsontvanger als NUG-ger is, heeft dus vaak een langere registratieperiode dan personen die in de groep bijstand of de groep NUG zitten. Daarom is de uitstroom van deze groepen slecht vergelijkbaar. Uitkomsten over het totale gemeentedomein zijn wel inclusief de wetsdoelgroep bijstand. Dit hoofdstuk over de instroom in 2002 is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de instroom van jongeren in 2002 in kaart gebracht en wordt ingegaan op de jongeren die uitstromen binnen zes maanden na instroom. Vervolgens wordt er dieper ingegaan op de jongeren die uitstromen zonder een traject te zijn gestart. Daarna komen de jongeren die wel een traject zijn gestart aan bod en wordt besproken of zij na het volgen van een traject uitstromen. Hierna volgt een soortgelijke bespreking van de volwassenen. Aan het eind van dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de jongeren naast die van de volwassenen gelegd. Voor deze vergelijking is van jongeren niet alleen de periode tot zes maanden na instroom beschreven, maar ook de periode tot twaalf maanden na instroom. Voor volwassenen worden er ook enkele uitspraken gedaan over de periode tot zes maanden na instroom. Deze vergelijking zegt niets over de sluitende aanpak van jongeren en volwassenen, maar is uitsluitend bedoeld ter indicatie. 2.2 Sluitende aanpak van jongeren Voornamelijk instroom van NUG-gers In 2002 stromen 66 duizend jongeren in de registraties van het gemeentedomein in. Hiervan wonen 32 duizend jongeren in de MOSA-gemeenten. Van deze doelgroep is 53 procent man. In de totale bevolking van Nederland is 51 procent van de jongeren man. De jonge niet-westerse allochtonen zijn in de instroom oververtegenwoordigd: 47 procent van de instroom is niet-westers allochtoon, tegen 15 procent van de jongeren in de totale Nederlandse bevolking. De helft van de jongeren heeft als hoogst behaald opleidingsniveau basisonderwijs of vmbo. Driekwart van de instroom in het gemeentedomein wordt gerekend tot de wetsdoelgroep NUG. De doelgroep kan worden onderverdeeld in twee groepen: personen die op eigen kracht uitstromen en personen die Langs de zijlijn, hoe verder? 11

12 1. Uitstroom en trajecten van jongeren binnen 6 maanden na instroom, 2002 % Bijstand NUG Geen uitstroom, geen traject Geen uitstroom, wel traject dat niet doen. Jongeren zonder een traject voldoen aan de gestelde termijn in het kader van de sluitende aanpak, indien zij binnen zes maanden na instroom uitstromen. Ook jongeren die binnen zes maanden een traject starten voldoen aan deze termijn. Echter, heeft het traject ook uitstroom binnen zes maanden tot gevolg? En wat zijn de kenmerken van deze groep met traject ten opzichte van de groep zonder traject? Dit zijn enkele vragen waarop hieronder antwoord wordt gegeven. Daarnaast wordt ook het verschil tussen personen in de bijstand -gers verder uitgediept. Begonnen wordt met de grootste groep: jongeren die uitstromen zonder traject. Veel jongeren stromen op eigen kracht uit Uitstroom met traject Uitstroom zonder traject De groep van jongeren die instromen in 2002, bestaat uit 32 duizend personen. Van hen stromen er 19 duizend binnen zes maanden op eigen kracht uit. Dat is 59 procent van de totale instroom van jongeren. Een groot deel hiervan is NUG-ger. Van deze NUG-gers stroomt driekwart uit, terwijl van de jongeren met alleen bijstand slechts een op de vijf uitstroomt. Het verschil tussen mannen en vrouwen is groot. Vooral in de bijstand stromen beduidend meer mannen uit dan vrouwen. Er is ook een aanzienlijk verschil te zien bij de onderverdeling naar herkomst. Van de autochtonen in het gemeentedomein stromen zeven op de tien personen uit, terwijl bij de niet-westerse allochtonen nauwelijks de helft uitstroomt. Verder maken personen met een hoger opleidingsniveau een grotere kans op uitstroom. Het verschil in uitstroom tussen jongeren met basisonderwijs en hoger onderwijs is zelfs 48 procentpunt. Hoe lager het opleidingsniveau, hoe vaker een traject De groep met jongeren die een traject starten, is veel kleiner. Van de 32 duizend jongeren die instromen in het gemeentedomein start 8 procent binnen zes maanden een traject. Een groot deel hiervan bestaat uit NUG-gers. Zij starten in verhouding minder vaak een traject, maar omdat er zoveel NUG-gers zijn, is het aantal trajecten toch weer hoog. Kijken we naar de jongeren die gedurende de gehele registratieperiode een bijstandsuitkering ontvingen, dan komen we tot beduidend andere resultaten. In de bijstand start namelijk 18 procent binnen zes maanden een traject. Staat 1 Uitstroom van jongeren (15 22 jaar) zonder traject binnen 6 maanden na instroom, 2002 Gemeente- w.o. w.o. domein Bijstand NUG in % van de instroom van jongeren in de desbetreffende categorie Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo Staat 2 Trajecten van jongeren (15 22 jaar) binnen 6 maanden na instroom, 2002 Gemeente- w.o. w.o. domein Bijstand NUG in % van de instroom van jongeren in de desbetreffende categorie Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo Mannen starten veel vaker een traject dan vrouwen. In de bijstand wordt dit verschil nog groter. Ruim een op de vijf mannen in de bijstand start een traject, terwijl dat bij de vrouwen slechts een op de zeven is. Gekeken naar herkomst, zien we dat niet-westerse allochtonen relatief vaak een traject starten. Dit komt voornamelijk door het hoge percentage voor niet-westerse allochtonen in de categorie NUG. Zij starten twee keer zo vaak een traject als NUG-gers met een andere herkomst. In de bijstand doet herkomst er minder toe, het relatieve aantal gestarte trajecten ontloopt elkaar niet veel. Bij het opleidingsniveau is het patroon te zien dat er minder trajecten worden gestart naarmate het opleidingsniveau toeneemt. Personen met een hbo- of wo-diploma op zak starten nauwelijks trajecten, terwijl personen met uit- 12 Centraal Bureau voor de Statistiek

13 sluitend basisonderwijs veel vaker dan gemiddeld een traject starten. In de bijstand doet dezelfde trend zich voor als bij het gehele gemeentedomein: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe minder trajecten er gestart worden. Als we de jongeren in de bijstand indelen naar opleidingsniveau, zien we dat het percentage dat uitstroomt na een traject toeneemt bij een hoger opleidingsniveau. Wel is het verschil tussen basisonderwijs en vmbo klein. Weinig uitstroom na een traject Bij de sluitende aanpak gaat het er om dat jongeren binnen zes maanden na instroom in de registraties weer uitstromen of dat ze binnen deze periode een traject starten. Maar stromen de jongeren die een traject starten na dit traject ook uit? Voor de sluitende aanpak is dit niet relevant, maar het is toch interessant om op deze vraag een antwoord te vinden. Daarom wordt daar in deze paragraaf aandacht aan besteed. Uit het cijferonderzoek blijkt dat van de jongeren die binnen zes maanden een traject starten vervolgens een op de vijf binnen zes maanden na instroom uitstroomt uit de bijstand of NUG. Bij de verdeling van de uitstroom van jongeren aan de hand van de kenmerken geslacht, herkomst en opleidingsniveau is een zelfde patroon zichtbaar als bij de jongeren zonder traject. De verschillen zijn echter veel minder extreem. Staat 3 Uitstroom van jongeren (15 22 jaar) met traject binnen 6 maanden na instroom, 2002 Gemeente- w.o. w.o. domein Bijstand NUG in % van de jongeren met traject in de desbetreffende categorie Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo De mannen met een traject stromen veel vaker uit dan de vrouwen met een traject. Dit verschil is nog groter voor de jongeren in de bijstand. Daar stromen relatief gezien bijna twee keer zoveel mannen uit als vrouwen. Vrouwen starten dus minder vaak een traject en als ze er een starten stromen ze minder vaak uit. Ruim een op de vijf autochtonen met een traject stroomt uit binnen zes maanden. De uitstroom van niet-westerse allochtonen is vijf procentpunt lager dan die van autochtonen. De uitstroom van de westerse allochtonen bevindt zich daar tussen in. Indien alleen gekeken wordt naar de personen in de bijstand is het patroon hetzelfde, alleen is de uitstroom enkele procentpunten lager. Kanttekening hierbij is wel dat de groepen klein zijn en er dus voorzichtigheid in acht genomen moet worden bij het trekken van conclusies. NUG-gers stromen vaak uit Van de gehele doelgroep stromen 19 duizend personen binnen zes maanden na instroom uit. Dit is 60 procent. NUG-gers stromen veel vaker uit binnen zes maanden dan personen in de bijstand. Daarnaast is de uitstroom na het starten van een traject aanzienlijk lager dan zonder traject. Dit geldt zowel voor NUG-gers als voor personen in de bijstand. 2.3 Sluitende aanpak van volwassenen Vier op de tien instromers hebben laag opleidingsniveau In totaal zijn er 156 duizend volwassenen in 2002 die instromen in de registraties in het gemeentedomein. Personen met een arbeidshandicap vallen buiten de doelgroep. Bij de volwassenen zijn dat 14 duizend personen. De doelgroep sluitende aanpak bestaat dus uit 142 duizend personen. Hiervan wonen er 71 duizend in de MOSA-gemeenten. Onderstaande uitkomsten met betrekking tot uitstroom en trajecten zijn gebaseerd op deze doelgroep. De doelgroep bestaat voor 53 procent uit mannen en 47 procent uit vrouwen. Van de volwassenen in heel Nederland is 51 procent man en 49 procent vrouw. Een verdeling naar herkomst laat zien dat 45 procent van de instroom van volwassenen van autochtone afkomst is, 13 procent is westers allochtoon en 42 procent niet-westers allochtoon. Dit wijkt behoorlijk af van de situatie in heel Nederland, waar 81 procent autochtoon is, en de westerse en niet-westerse allochtonen ieder 9 procent voor hun rekening nemen. Vier op de tien volwassenen hebben uitsluitend basisonderwijs of een vmbo-opleiding. Ruim drie op de tien volwassenen hebben als hoogst behaalde opleidingsniveau mbo, havo of vwo en ruim twee op de tien hbo of wo. De gegevens over het opleidingsniveau in heel Nederland zijn uitsluitend beschikbaar voor de totale leeftijdscategorie 15 tot en met 64 jaar. Van deze groep heeft bijna vier op de tien een opleiding van ten hoogste vmbo-niveau. De groep met als hoogst behaalde opleidingsniveau mbo, havo of vwo is even groot: bijna vier op de tien. Tot slot heeft ruim twee op de tien personen in heel Nederland een hbo of wo opleiding afgerond. Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de instroom van volwassenen in 2002 wijkt dus licht af van die in heel Nederland. Ook bij volwassenen is de uitstroom in te delen in twee groepen: personen die op eigen kracht uitstromen en personen die uitstromen na een traject. In het vervolg van deze paragraaf worden deze groepen afzonderlijk bespro- Langs de zijlijn, hoe verder? 13

14 2. Uitstroom en trajecten van volwassenen binnen 12 maanden na instroom, 2002 % Bijstand NUG Geen uitstroom, geen traject Geen uitstroom, wel traject Uitstroom met traject Uitstroom zonder traject Staat 5 Trajecten van volwassenen (23 57,5 jaar) binnen 12 maanden na instroom, 2002 Ge- w.o. w.o. meen- Bijstand NUG tedomein w.o. met ontheffing Verzor- ging in % van de instroom van volwassenen in de desbetreffende categorie Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo ken. Eerst komen de personen aan bod die uitstromen zonder traject. Daarna wordt ingegaan op de kenmerken van personen die een traject starten en vervolgens wordt bekeken of deze personen ook uitstromen na het volgen van een traject. Ook bij volwassenen uitstroom op eigen kracht het grootst Het grootste gedeelte van de instroom in het gemeentedomein in 2002 stroomt op eigen kracht uit. Van de totale instroom van volwassenen stroomt 62 procent binnen twaalf maanden uit, zonder een traject te zijn gestart. Dit zijn voornamelijk NUG-gers. Van de volwassenen in de bijstand stroomt 27 procent uit zonder traject. Dit percentage lijkt laag gezien de hoge uitstroompercentages van NUG-gers, maar later in deze paragraaf is te zien dat dit nog altijd twee keer zo hoog is als voor de volwassenen in de bijstand met een traject. Staat 4 Uitstroom van volwassenen (23 57,5 jaar) zonder traject binnen 12 maanden na instroom, 2002 Gemeente- w.o. w.o. domein Bijstand NUG in % van de instroom van volwassenen in de desbetreffende categorie Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo Mannen stromen aanzienlijk vaker uit dan vrouwen. De uitstroom zonder traject van niet-westerse allochtonen is laag ten opzichte van de overige herkomstgroepen. Ook het verschil in uitstroom gelet op onderwijsniveau is groot. Een laagopgeleide heeft een behoorlijk kleinere kans op uitstroom dan een hoger opgeleid persoon. Vooral het achterblijven van de uitstroom van personen met basisonderwijs is opvallend. Trajecten vooral voor personen in de bijstand Van de 71 duizend volwassenen start 11 procent een traject. Dit zijn voornamelijk personen met een bijstandsuitkering. In het gemeentedomein starten mannen ongeveer even vaak een traject als vrouwen. In de bijstand is het aantal mannen met een traject veel groter. De groep met bijstand kan verder worden onderverdeeld in personen zonder ontheffing van de arbeidsplicht en personen met ontheffing. Deze onderverdeling is ook terug te vinden in de uitgebreide tabellenset aan het einde van dit rapport. In dit onderzoek worden twee soorten ontheffingen onderscheiden: ontheffingen de verzorging van een jonger dan 5 jaar en ontheffingen overige redenen. Een van deze overige redenen kan een scholingstraject zijn. Bij de volwassenen zijn duidelijke verschillen merkbaar tussen personen met een ontheffing en personen zonder ontheffing in de bijstand. Mannen met een ontheffing starten vaker een traject dan mannen zonder ontheffing. Bij vrouwen is er een groot verschil te zien naar soort ontheffing. Vrouwen met een ontheffing verzorging starten minder vaak een traject dan vrouwen in de totale groep bijstand. Vrouwen met een ontheffing overige redenen starten juist vaker een traject. Niet-westerse allochtonen starten relatief vaak een traject. De percentages gestarte trajecten voor de drie onderschei- 14 Centraal Bureau voor de Statistiek

15 den herkomstgroeperingen verschillen weinig van elkaar indien alleen wordt gekeken naar de bijstand. In de categorie ontheffing verzorging blijkt dat autochtonen vaker een traject starten. In de categorie ontheffing overig scoren autochtonen het laagst. Personen met basisonderwijs starten vaker een traject dan personen met een hoger opleidingsniveau. In verhouding neemt het aantal gestarte trajecten af bij oplopend opleidingsniveau. Voor groep in de bijstand geldt dat personen met hbo- of wo-niveau, net als bij het totale gemeentedomein, veel minder vaak een traject starten. Er is echter nauwelijks verschil tussen de overige opleidingsniveaus. Samenvattend kan over het starten van trajecten worden gezegd dat in het gehele gemeentedomein er wel verschillen zijn op het gebied van herkomst en opleidingsniveau, maar dat deze verschillen weinig uitgesproken zijn. Wordt alleen naar de bijstand gekeken, dan lijken de kenmerken herkomst en opleidingsniveau van nog geringere invloed. Het kenmerk geslacht geeft een ander beeld. Tegenover het hoge aantal mannen met een traject in de bijstand staat een groot aantal vrouwelijke NUG-gers met een traject. Procentueel is dit een kleine groep maar gezien de grote aantallen trekt deze groep de verhouding tussen man en vrouw weer recht. Een op de vijf volwassenen met een traject stroomt uit Het aandeel NUG-gers dat na het volgen van een traject uitstroomt, is erg groot. Van de mannen stromen er zes op de tien uit en van de vrouwen vijf op de tien. In de categorie NUG is het aantal vrouwen ruim twee keer zo groot als het aantal mannen. Hierdoor is het mogelijk dat in het gemeentedomein vrouwen na een traject iets vaker uitstromen dan mannen, terwijl vrouwen in beide categorieën bijstand lager scoren dan mannen. In totaal stroomt 22 procent van de volwassenen die een traject starten binnen twaalf maanden uit de registraties. Autochtonen en westerse allochtonen in het gemeentedomein stromen na een traject ongeveer even vaak uit. Bij de niet-westerse allochtonen ligt deze uitstroom enkele procentpunten lager. In de bijstand alleen stromen autochtonen veel vaker uit dan allochtonen. Twee op de drie volwassenen stromen uit Van de 71 duizend volwassenen in het gemeentedomein stromen 46 duizend personen binnen twaalf maanden na instroom uit. Dit is ruim 64 procent. De uitstroom bestaat voornamelijk uit NUG-gers, zoals al te zien was in grafiek Jongeren en volwassenen vergeleken Jongeren stromen vaker uit dan volwassenen Zoals aangegeven in paragraaf 2.1, is de sluitende aanpak erop gericht dat jongeren binnen zes maanden na instroom uitstromen of een aanbod krijgen in de vorm van een traject, en dat volwassenen dat binnen twaalf maanden doen. De uitkomsten van de sluitende aanpak zijn besproken in de voorgaande paragrafen. Daarnaast zijn in dit onderzoek uitkomsten berekend voor jongeren met een termijn van twaalf maanden en voor volwassenen met een termijn van zes maanden. Deze uitkomsten zijn niet zonder meer vergelijkbaar verschillende doelstellingen en maatregelen voor jongeren en volwassenen. In deze paragraaf zullen daarom uitsluitend de meest in het oog springende resultaten worden besproken. Minder uitstroom van volwassenen zonder traject Eerder was al te zien dat de uitstroom zonder traject veruit het grootste deel uitmaakt van het resultaat van de sluitende aanpak. Bij de jongeren is deze uitstroom groter dan bij de volwassenen. Van de jongeren die geen traject starten stroomt 64 procent binnen zes maanden uit, terwijl 56 Staat 6 Uitstroom van volwassenen (23 57,5 jaar) met traject binnen 12 maanden na instroom, 2002 Gemeente- w.o. w.o. domein Bijstand NUG 3. Uitstroom en trajecten binnen 6 en 12 maanden na instroom, 2002 x personen 80 in % van de volwassenen met traject in de desbetreffende categorie Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo maanden 12 maanden 6 maanden 12 maanden Jongeren Volwassenen Geen uitstroom, geen traject Geen uitstroom, wel traject Uitstroom met traject Uitstroom zonder traject Langs de zijlijn, hoe verder? 15

16 procent van de volwassenen zonder traject binnen zes maanden uitstroomt. Indien gekeken wordt naar een periode van twaalf maanden, dan is er een uitstroom van jongeren van 77 procent en een uitstroom van volwassenen van 70 procent. Het verschil tussen jongeren en volwassen wordt niet kleiner door verlenging van de periode naar twaalf maanden na instroom: bij de jongeren en bij de volwassenen is de extra uitstroom in de tweede periode van zes maanden ongeveer gelijk. Jongeren presteren dus zowel binnen zes maanden als binnen twaalf maanden beter dan de volwassenen op het gebied van uitstroom. Weinig verschil tussen het aandeel gestarte trajecten van jongeren en volwassenen Acht procent van de 32 duizend jongeren die in 2002 instroomden, start binnen zes maanden een traject. Van de 71 duizend volwassenen die in diezelfde periode instromen, start zeven procent een traject. Als gekeken wordt naar een periode van twaalf maanden, start twaalf procent van de jongeren een traject tegen elf procent van de volwassenen. De percentages gestarte trajecten van jongeren en volwassenen liggen dicht bij elkaar, zowel voor een termijn van zes maanden als voor een termijn van twaalf maanden. Veel meer jongeren stromen uit na een traject Hoewel er weinig verschil gevonden is tussen het aantal gestarte trajecten van jongeren en volwassenen, zien we wel een groot verschil bij de uitstroom na een traject. Van de jongeren die binnen zes maanden een traject zijn gestart, stroomt 20 procent binnen zes maanden na instroom uit. Bij de volwassenen bedraagt dit percentage slechts 14 procent. Het verschil wordt nog groter indien er gekeken wordt naar een periode van twaalf maanden na instroom. Ruim eenderde van de jongeren stroomt na het starten van een traject uit. Bij de volwassenen is dit krap een kwart. Totale uitstroom ligt bij jongeren iets hoger In totaal, onafhankelijk van het al dan niet starten van een traject, stromen zes op de tien jongeren die in 2002 zijn ingestroomd, binnen zes maanden uit de registraties. Binnen diezelfde periode stroomt van de volwassenen de helft uit. In de periode twaalf maanden na instroom stromen in totaal zeven op de tien jongeren uit en zes op de tien volwassenen. 16 Centraal Bureau voor de Statistiek

17 3. Duurzaamheid van reïntegratie Populatie In dit hoofdstuk wordt de duurzame uitstroom na het volgen van een traject bekeken. Uitstroom is duurzaam als er binnen zes maanden na uitstroom geen herinstroom plaatsvindt. Dit wijkt af van de berekeningen voor Richtsnoer 1 van het Europese werkgelegenheidsbeleid (zie hoofdstuk 2), waar alle uitstroom wordt meegeteld, ook als een persoon binnen zes maanden na uitstroom weer opnieuw instroomt in de registraties. Omdat bij het bepalen van de duurzaamheid de herinstroom binnen zes maanden na uitstroom wordt gezien als een voortzetting van de voorafgaande registratieperiode, wordt ook de instroom anders afgebakend dan in hoofdstuk 2. Wij noemen dit de nieuwe instroom. Dit zijn personen die instromen in de registraties WW, bijstand of als NUG-ger in de CWI-registratie en in de voorafgaande zes maanden niet in deze registraties voorkwamen. Op deze manier worden de zogenaamde draaideurgevallen, personen die herhaaldelijk uitstromen en korte tijd later weer instromen, buiten beschouwing gelaten. Bij de duurzaamheid van reïntegratie wordt gekeken of personen na het volgen van een traject niet binnen zes maanden herinstromen. Vanwege een beperkte periode waarbinnen gegevens beschikbaar zijn over trajecten en duurzame uitstroom is gekozen voor het afbakenen van de instroom in de eerste zes maanden van In tegenstelling tot de berekeningen in hoofdstuk 2 wordt hier dus niet gekeken naar de instroom in geheel Daarnaast is gekozen voor het gebruik van peilmomenten in plaats van vastgestelde periodes na instroom, zoals bij de berekeningen voor Richtsnoer 1. Deze keuze voor het gebruik van peilmomenten is uitsluitend het gevolg van een beperkte periode waarbinnen de benodigde gegevens beschikbaar zijn. Van de personen die nieuw instromen wordt bepaald of ze een traject starten in 2002 en of ze vervolgens voor juli 2003 duurzaam uitstromen. In tegenstelling tot de berekeningen in hoofdstuk 2 hebben nieuwe instromers afhankelijk van het instroommoment dus zes tot twaalf maanden de tijd om een traject te starten en twaalf tot achttien maanden de tijd om duurzaam uit te stromen. Veel lager opgeleide nieuwe instroom In de bespreking van de uitkomsten wordt alleen gekeken naar de nieuwe instroom in het gemeentedomein. Personen die op enig moment in de registratieperiode recht hadden op WW worden buiten beschouwing gelaten. In totaal zijn er 46 duizend personen in de leeftijd van 15 tot 57,5 jaar die nieuw instromen in het gemeentedomein in de eerste zes maanden van 2002 en behoren tot de doelgroep. De nieuwe instroom in het gemeentedomein bestaat voor 53 procent uit mannen en 47 procent uit vrouwen. In de bijstand is de verhouding mannen/vrouwen omgekeerd. De nieuwe instroom in de bijstand bestaat voor 46 procent uit mannen en voor 54 procent uit vrouwen. De groepen autochtonen en niet-westerse allochtonen van de nieuwe instroom in het gemeentedomein zijn vrijwel even groot, samen vormen ze 88 procent van de populatie. Het aandeel niet-westerse allochtonen is in de bijstand groter dan bij de NUG-gers. Van de nieuwe instromers (15 57,5 jaar) heeft 18 procent een hbo- of wo-diploma, terwijl 23 procent van de totale bevolking in Nederland van 15 tot en met 64 jaar hoger onderwijs heeft gevolgd. Er zijn dus relatief veel lager opgeleiden nieuw ingestroomd. Van de nieuwe instromers heeft 45 procent een niveau van ten hoogste vmbo. Van de totale beroepsbevolking is dit 27 procent. Verdeling gelijk aan instroom 2002 Bij de berekeningen voor de instroom in hoofdstuk 2 is gekeken naar de totale instroom, dus ongeacht of iemand in de voorafgaande zes maanden ook al in de registraties bijstand of CWI voorkwam. Hierin worden alle draaideurgevallen wel gezien als instroom. Vanwege het eerder vermelde verschil in instroomperiode (instroom in geheel 2002 tegen instroom in de eerste zes maanden van 2002) is een kwantitatieve vergelijking van deze twee groepen niet goed mogelijk. Wel kan gekeken worden naar de verdeling van de kenmerken leeftijd, geslacht, herkomstgroepering en opleidingsniveau. Deze verdeling is in beide populaties nagenoeg gelijk. Jonge NUG-gers met traject stromen vaak duurzaam uit Er zijn 14 duizend jongeren die in de eerste zes maanden van 2002 nieuw zijn ingestroomd in het gemeentedomein en tot de doelgroep behoren. Negen procent van hen start in 2002 een traject. Van deze personen wordt vervolgens bekeken of ze voor eind juni 2003 duurzaam zijn uitgestroomd. Dat wil zeggen dat ze niet binnen zes maanden na uitstroom opnieuw instromen in de registraties. Van de jongeren die in 2002 een traject zijn gestart, stroomt 44 procent duurzaam uit. Van de jonge NUG-gers met een traject stroomt 75 procent duurzaam uit en in de bijstand stroomt 34 procent duurzaam uit na een traject. Mannen stromen vaker duurzaam uit na een traject dan vrouwen. In het gemeentedomein stroomt 47 procent van de jonge mannen uit tegen 39 procent van de jonge vrouwen. Voor de jongeren in de bijstand is het verschil nog Langs de zijlijn, hoe verder? 17

18 Staat 7 Duurzame uitstroom van jongeren (15 22 jaar) met traject, nieuwe instroom eerste zes maanden van 2002 Gemeente- w.o. w.o. domein Bijstand NUG Staat 8 Duurzame uitstroom van volwassenen (23 57,5 jaar) met traject, nieuwe instroom eerste zes maanden van 2002 Gemeente- w.o. w.o. domein Bijstand NUG in % van de jongeren met traject in 2002 in de desbetreffende categorie in % van de volwassenen met traject in 2002 in de desbetreffende categorie Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo groter. Daar stroomt 40 procent van de mannen uit en slechts 26 procent van de vrouwen. De helft van de autochtonen stroomt duurzaam uit na het starten van een traject. Bij zowel de westerse als niet-westerse allochtonen stromen vier op de tien jongeren duurzaam uit. Voor de instroom in de bijstand ligt de uitstroom in alle herkomstgroepen tien procentpunten lager dan in het totale gemeentedomein. Als de populatie wordt ingedeeld naar opleidingsniveau, is hetzelfde patroon zichtbaar als in hoofdstuk 2. Hoe hoger het niveau, hoe meer jongeren er duurzaam uitstromen na het starten van een traject. Voor de instroom in de bijstand is de trend scherper afgetekend dan voor de nieuwe instroom in het totale gemeentedomein. Kwart van de volwassenen met traject stroomt uit Net als voor de jongeren was het voor volwassenen noodzakelijk om een beperkte periode van nieuwe instroom te bekijken, namelijk de eerste zes maanden van Dit is zoals gezegd het gevolg van beperkte beschikbaarheid van gegevens. Van deze nieuwe instromers wordt vervolgens bepaald of ze in 2002 een traject starten. De termijn waarbinnen de nieuwe instroom van volwassenen een traject aangeboden moet krijgen, is korter dan de termijn die genoemd wordt bij de sluitende aanpak. Daarbij wordt immers bepaald dat volwassenen die niet op eigen kracht aan het werk komen, binnen twaalf maanden een aanbod moeten krijgen in de vorm van een traject. De uitkomsten kunnen daarom niet goed worden vergeleken met de uitkomsten over de instroom in Vervolgens wordt gekeken of de volwassenen die een traject zijn gestart duurzaam uitstromen voor juli Ook hier is de gehanteerde termijn korter dan in hoofdstuk 2. Er zijn 32 duizend volwassenen die in de eerste zes maanden van 2002 nieuw instromen in het gemeentedomein en bovendien behoren tot de doelgroep. Van deze personen start 9 procent in 2002 een traject. Een op de vier personen hiervan stroomt voor eind juni 2003 duurzaam uit. Van de nieuwe instromers in de bijstand stroomt slechts een op de vijf personen duurzaam uit. Van de nieuwe instromers in het gemeentedomein met traject stromen er relatief gezien iets meer vrouwen dan mannen duurzaam uit. Wordt de instroom beperkt tot de bijstand, dan is het beeld anders. Daar stroomt bijna een op de vier mannen duurzaam uit tegen een op de zes vrouwen. De niet-westerse allochtonen stromen minder vaak duurzaam uit. Dit geldt zowel voor de instroom in het gemeentedomein als voor de instroom in de bijstand. Opvallend is wel dat de instroom in NUG een afwijkend beeld laat zien. Hier is de uitstroom voor iedere herkomstgroep gelijk. Jongeren stromen vaker uit dan volwassenen Zowel bij de jongeren als bij de volwassenen start 9 procent van de nieuwe instromers in de doelgroep een traject. De onderverdelingen naar geslacht, herkomstgroepering en opleidingsniveau laten globaal hetzelfde beeld zien. Opvallend is wel dat het aandeel dat vervolgens duurzaam uitstroomt voor jongeren en volwassenen zeer uiteenloopt. In het gemeentedomein stroomt van de jongeren met traject 44 procent uit en van de volwassenen slechts 27 procent. Als de groep beperkt wordt tot de instroom in de bijstand, stroomt 34 procent van de jongeren en 20 procent van de volwassenen duurzaam uit na het starten van een traject. 18 Centraal Bureau voor de Statistiek

19 4. Langdurig geregistreerden Ten minste één jaar ingeschreven De ambitie van het kabinet om een passend aanbod te doen aan personen die niet zelf aan het werk komen, beperkt zich niet tot de instroom. In Nederland worden ook de langdurig geregistreerden in de Sluitende Aanpak betrokken. Dit houdt in dat ook zij een passend aanbod moeten krijgen. In dit hoofdstuk worden langdurig geregistreerden in het gemeentedomein besproken. Dit zijn personen die ultimo 2001 ten minste één jaar ingeschreven staan bij de bijstand of bij het CWI als niet-werkend werkzoekende. Voor deze langdurig geregistreerden wordt bepaald of ze in 2002 of in 2003 een instrument zijn gestart. Vervolgens wordt nagegaan of deze personen uiterlijk in december 2003 zijn uitgestroomd, al dan niet met een instrument. We beschrijven hier geen trajecten maar de afzonderlijke instrumenten, omdat een instrument dat start in 2002 of 2003 onderdeel kan uitmaken van een traject dat al voor 2002 is gestart. Uit de gegevens waarop dit onderzoek is gebaseerd, is niet op te maken wanneer de langdurig geregistreerde voor het eerst een instrument is gestart. Verder moet hier worden opgemerkt dat de langdurig geregistreerden een heterogene groep vormen, niet alleen de verschillen in bijvoorbeeld herkomst en opleidingsniveau, maar ook de grote verschillen in de periode vanaf instroom tot het peilmoment. Deze verschillen kunnen van invloed zijn op de kans op uitstroom. In de volgende paragraaf wordt de doelpopulatie besproken. Deze wordt vergeleken met de instroom in 2002 (hoofdstuk 2). In de daaropvolgende paragrafen worden de instrumenten en uitstroom van jongeren en volwassenen besproken. Wanneer we spreken over de doelgroep bedoelen we in deze en volgende paragrafen de doelgroep langdurig geregistreerden die woont in de MOSA-gemeenten. Veel vrouwen langdurig geregistreerd In totaal zijn er 306 duizend langdurig geregistreerde volwassenen in het gemeentedomein. Hiervan behoren er 173 duizend tot de doelgroep. Voor jongeren liggen deze aantallen veel lager. Er zijn bijna 13 duizend langdurig geregistreerde jongeren, waarvan een kleine 8 duizend tot de doelgroep behoren. De groep langdurig geregistreerde volwassenen is dus twintig keer zo groot als de groep jongeren. Ter vergelijking: van de instroom in 2002 is de doelgroep volwassenen slechts twee keer zo groot als de jongeren. De instroom van jongeren is vrij groot omdat zij bijvoorbeeld als schoolverlater nog niet direct een baan hebben gevonden. Zowel bij de jongeren als bij de volwassenen zijn twee op de drie langdurig geregistreerden vrouw. Voor de instroom in 2002 zagen we juist meer mannen in de doelgroep. Van de instromers zijn er meer mannen dan vrouwen binnen een jaar weer uitgestroomd. Dit heeft tot gevolg dat er een grotere groep langdurig geregistreerde vrouwen overblijft. Een ander verschil tussen de langdurig geregistreerden en de instroom is het aandeel niet-westerse allochtonen in de doelgroep, vooral bij jongeren. Van de totale doelgroep langdurig geregistreerde jongeren is 62 procent niet-westers allochtoon, tegen 47 procent van de doelgroep instroom van jongeren in Langdurig geregistreerden zijn laag opgeleid. Zowel van de volwassenen als van de jongeren heeft de 70 procent van de totale doelgroep hoogstens vmbo. Daarmee zijn langdurig geregistreerden beduidend slechter opgeleid dan de instroom in Van de doelgroep instroom in 2002 heeft 50 procent van de jongeren en 42 procent van de volwassenen hoogstens vmbo. De instroom is op zijn beurt slechter opgeleid dan de gehele bevolking. Van de totale bevolking in Nederland van 15 tot en met 64 jaar heeft 37 procent een opleidingsniveau van ten hoogste vmbo. Bijna de helft van jongeren stroomt uit Een op de drie langdurig geregistreerde jongeren in het gemeentedomein start een instrument in 2002 of Relatief meer mannen dan vrouwen starten een instrument, maar omdat de doelgroep veel meer vrouwen dan mannen bevat, krijgen er absoluut gezien meer vrouwen een instrument. Verder zijn de verschillen tussen de categorieën klein. Allochtonen beginnen iets vaker een instrument dan autochtonen, het opleidingsniveau heeft weinig invloed op het al dan niet starten van een instrument. Staat 9 Uitstroom van langdurig geregistreerde jongeren (15 22 jaar) uit gemeentedomein, ultimo 2001 Met Zonder instrument instrument in % van de langdurig geregistreerde jongeren met het desbetreffende persoonskenmerk Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo Langs de zijlijn, hoe verder? 19

20 4. Uitstroom en trajecten van langdurig geregistreerden, ultimo 2001 % Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Jongeren Volwassenen Geen uitstroom, geen traject Geen uitstroom, wel traject Uitstroom met traject Uitstroom zonder traject De verschillen worden groter wanneer we gaan kijken naar uitstroom, met en zonder instrument. Van de doelgroep langdurig geregistreerden is bijna de helft ultimo 2003 uitgestroomd. Het verschil tussen mannen en vrouwen is hier groot, zes op de tien mannen is ultimo 2003 uitgestroomd, tegen vier op de tien vrouwen. Voor zowel mannen als vrouwen geldt dat driekwart op eigen kracht is uitgestroomd, zonder een instrument te zijn gestart. Volwassenen stromen half zo vaak uit als jongeren Langdurig geregistreerde volwassenen starten in 2002 of 2003 ongeveer even vaak een instrument als jongeren, maar stromen slechts half zo vaak uit. Van de volwassenen stroomt 23 procent uit, tegen 47 procent van de jongeren. De uitstroom onder NUG-gers is groot, namelijk 65 procent. Het grootste gedeelte van deze uitstroom is niet vooraf gegaan door een instrument. De uitstroom zonder instrument is voor alle wetsdoelgroepen hoger dan de uitstroom met een instrument. Het gemeentedomein als Staat 10 Uitstroom van langdurig geregistreerde volwassenen (23 57,5 jaar) uit gemeentedomein, ultimo 2001 Met Zonder instrument instrument in % van de langdurig geregistreerde volwassenen met het desbetreffende persoonskenmerk Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo Staat 11 Uitstroom van langdurig geregistreerde volwassenen (23 57,5 jaar) uit bijstand, ultimo 2001 Met Zonder instrument instrument in % van de langdurig geregistreerde volwassenen met het desbetreffende persoonskenmerk Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo Staat 12 Uitstroom van langdurig geregistreerde volwassenen (23 57,5 jaar) uit NUG, ultimo 2001 Met Zonder instrument instrument in % van de langdurig geregistreerde volwassenen met het desbetreffende persoonskenmerk Mannen Vrouwen Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Personen met basisonderwijs Personen met vmbo Personen met mbo/havo/vwo Personen met hbo/wo geheel heeft een uitstroom zonder instrument van 19 procent, tegen 4 procent uitstroom met een instrument. Bovenstaande maakt duidelijk dat NUG-gers die uitstromen zonder een instrument te zijn gestart, verreweg het grootste gedeelte van de uitstroom uit de langdurige registraties voor hun rekening nemen. ens hoeft uitstroom niet te betekenen dat de persoon werk heeft gevonden. Beëindiging van een inschrijving als gevolg van ontmoediging wordt ook meegeteld als uitstroom. Het verschil tussen mannen en vrouwen is voor volwassenen nog groter dan voor jongeren. Van de mannen start 33 procent een instrument, tegen 28 procent van de vrouwen. Ook in uitstroom is er een groot verschil tussen mannen en vrouwen. Een op de vier mannen stroomt uit, tegen een op de vijf vrouwen. Ook voor de volwassenen neemt de uitstroom toe met het opleidingsniveau. De uitstroom van volwassenen met basisonderwijs is 16 procent, tegen 34 procent van de personen met een hbo- of wo-diploma. Tot slot valt bij de langdurig geregistreerden op dat de volwassen allochtonen, en dan met name niet-westerse allochtonen, het beste scoren. Zij starten iets vaker een instrument dan autochtonen en stromen ook vaker uit de langdurige registratie, zowel met als zonder instrument. 20 Centraal Bureau voor de Statistiek

21 5. Technische toelichting 5.1 Beschrijving van bronnen Hieronder wordt een overzicht gegeven van de registraties die zijn gebruikt voor dit onderzoek. Bijstandsregistratie over 2001, 2002 en 2003 De bijstandsregistraties over 2001 tot en met 2003 bevatten gegevens over personen met een algemene bijstands-, IOAW- of IOAZ-uitkering. Het begin en eind van een bijstandsperiode is bepaald aan de hand van het wel of niet voorkomen van de uitkering in respectievelijk de vorige en volgende maand. Een persoon kan zowel aanvrager van een uitkering zijn als partner. Aangezien dit onderzoek gegevens berekent over beide personen afzonderlijk is het aantal personen groter dan het aantal uitkeringen. In de bijstandsregistraties wordt per uitkering aangegeven of de aanvrager en eventuele partner een ontheffing voor arbeidsinschakeling hebben. De bijbehorende informatie over het soort ontheffing wordt niet betrouwbaar geacht. Daarom is in dit onderzoek met behulp van de GBA vastgesteld of de persoon met ontheffing een heeft jonger dan vijf jaar. Wanneer dit het geval is wordt de persoon ingedeeld in de categorie ontheffing verzorging. Alle overige personen met een ontheffing worden toebedeeld aan de categorie ontheffing overige redenen. Tot deze categorie behoort onder andere de ontheffing op basis van leeftijd. In dit onderzoek vallen personen met een ontheffing hun leeftijd automatisch in de leeftijdscategorie ouderen. WW-registratie over 2001, 2002 en 2003 In de WW-registraties over 2001 tot en met 2003 zijn alle personen geregistreerd die op enig moment in deze periode recht op een WW-uitkering hebben. De periode van de WW-uitkering van een persoon is afgebakend met behulp van de begindatum recht op WW en einddatum recht op WW. Registratie van inschrijvingen van niet-werkend werkzoekenden bij het CWI over 2001, 2002 en Bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) kunnen personen zich laten registreren als werkzoekende. Inschrijving bij het CWI is verplicht voor een groot deel van de personen met een bijstands-, IOAW-, IOAZ- of WW-uitkering. Daarnaast kunnen ook overige personen van wie de dienstbetrekking (nog) niet is beëindigd zich inschrijven. Voor dit onderzoek heeft het CWI een bestand vervaardigd met daarin alle personen die in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2003 ingeschreven stonden en niet-werkend werkzoekend waren. Een persoon wordt als niet-werkend werkzoekend geregistreerd indien deze voor minstens 12 uur bemiddeld wil worden. Iedere begindatum van de periode niet-werkend werkzoekend (NWW) is bepaald door het maximum te kiezen van de begindatum inschrijving bij het CWI en de begindatum niet-werkend. De einddatum van de periode NWW is bepaald door het minimum te nemen van de einddatum inschrijving en de einddatum niet-werkend. De CWI-registratie is tevens gebruikt voor gegevens over opleidingsniveau en de fase bij instroom. Omdat niet alle personen met een bijstands-, IOAW-, IOAZ- of WW-uitkering verplicht zijn zich in te schrijven, ontbreken deze gegevens voor een gedeelte van de populatie (zie paragraaf 5.2, Kwaliteit van gebruikte variabelen). Registratie met arbeidsgehandicapten van het UWV (UWV-AG) per maart 2004 Deze registratie bevat de populatie arbeidsgehandicapten. Arbeidsgehandicapten zijn personen die gedurende enige periode in de afgelopen vijf jaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WAZ, WAJONG) hebben ontvangen en personen met een afgewezen claim in de afgelopen vijf jaar na een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De arbeidsgehandicaptenregistratie die voor dit onderzoek ter beschikking is gesteld door het UWV, is een combinatie van verschillende gegevensbronnen: Arbeidsgehandicapten geregistreerd in de module inkoop reïntegratie (MIR-AG) vanaf 1 januari 1999 tot en met maart Vanaf 1 april 2002 zijn deze gegevens van het gehele UWV afkomstig. Tot die datum zijn alleen gegevens van het GAK aanwezig. Periodieke informatievoorziening arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (PIAV). Hierin zijn alle beëindigingen van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WAZ en WAJONG) van de afgelopen vijf jaar en alle lopende rechten per maart 2004 opgenomen. Bestand afgewezen claims (met als reden arbeidsongeschiktheid van minder dan 15 procent) van de afgelopen vijf jaar, verslagmaand maart In de registratie is voor elke bron apart een begin- en einddatum opgenomen. Het CBS heeft deze verschillende datums gecombineerd tot één begindatum en één einddatum van een arbeidsgehandicaptperiode. Deze periode loopt dus tot vijf jaar na de laatste arbeidsongeschiktheidsuitkering of afgewezen claim van de persoon. Langs de zijlijn, hoe verder? 21

22 Module Inkoop Reïntegratie (MIR) tot en met 2003 De registratie bevat de reïntegratietrajecten die door het UWV zijn voorgedragen. Het bestand is door het UWV samengesteld uit de volgende bronbestanden: Trajecten geregistreerd in de module inkoop reïntegratie (MIR-WW) tot en met april Vanaf 1 april 2002 zijn deze gegevens van het gehele UWV afkomstig. Tot die datum zijn alleen gegevens van het GAK aanwezig. Trajecten geregistreerd in de reïntegratie werklozen (RE-WW), vanaf augustus 2000 tot en met mei Een persoon kan meerdere trajecten starten. Per persoon zijn de meest recente (maximaal vijf) trajecten opgenomen in de registratie. Monitor scholing en activering (MOSA) over 2002 en 2003 De Monitor Scholing en Activering (MOSA) bevat gegevens van personen die gebruik maken van instrumenten die gemeenten aanwenden om werkzoekenden te begeleiden naar de (reguliere) arbeidsmarkt. De MOSA-gegevens worden halfjaarlijks door een deel van de Nederlandse gemeenten aan Research voor Beleid (RvB) geleverd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De gemeenten die door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn erkend als gemeenten met een grootstedelijke problematiek, de zogenaamde G85, zijn gevraagd deel te nemen aan deze monitor. De G85 in deze monitor komt niet overeen met de 85 grootste gemeenten in Nederland, zoals gepubliceerd op Statline. Er zijn 53 gemeenten waarvoor over de gehele periode informatie over ingezette instrumenten beschikbaar is. De gegevens in dit onderzoek hebben daarom alleen betrekking op personen uit deze 53 gemeenten. Zie Bijlage 1 voor een overzicht van de 53 MOSA-gemeenten. De MOSA-registratie bevat gegevens over instrumenten. In de sluitende aanpak zijn gemeenten verantwoordelijk voor het aanbieden van instrumenten aan personen in het gemeentedomein. De datum waarop een instrument wordt aangeboden, dat is de datum waarop het reïntegratieplan wordt goedgekeurd, is echter niet voldoende betrouwbaar en volledig in de MOSA-registratie opgenomen. Daarom is in dit cijferonderzoek de startdatum gebruikt om de begindatum te bepalen. Wanneer deze ontbreekt, is de datum van het aanbieden van een instrument gebruikt als begindatum. Voor een beperkt deel van de personen in de MOSA-registratie is zowel een startdatum als een datum van aanbod van een instrument opgenomen. Voor de helft hiervan vallen beide datums in dezelfde maand, voor een kwart ligt de startdatum voor de datum van aanbod en voor een kwart ligt de startdatum na de datum van aanbod. Op grond hiervan is het niet onwaarschijnlijk dat de startdatum een redelijke benadering is voor de datum waarop een instrument wordt aangeboden door de gemeenten. Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) tot 1 januari 2003 De Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) wordt door alle afzonderlijke gemeenten in Nederland aangeleverd aan het CBS. De GBA bevat informatie van alle ingezeten Nederlanders vanaf 1 januari 1995 tot 1 januari Voor dit onderzoek is de woongemeente en geboortedatum gebruikt en is uit de gegevens over het geboorteland van de ouders de herkomstgroepering van de persoon afgeleid. Het CBS voegt jaarlijks huishoudensgegevens toe per 1 januari van het jaar. Het huishoudenskenmerk leeftijd jongste is gebruikt om personen met een ontheffing al dan niet in te delen in de categorie ontheffing de verzorging van eren jonger dan vijf jaar. In het GBA-bestand wordt met behulp van het sofi-nummer aan iedere persoon een betekenisloos RIN-nummer toegewezen. De bronbestanden die aan het CBS geleverd worden bevatten veelal het sofi-nummer als persoonsidentificatienummer. Omdat dit sofi-nummer als zeer identificerend wordt beschouwd, vervangt het CBS dit sofi-nummer met behulp van de GBA door een RIN-nummer. Niet voor alle records in de eerder genoemde bronbestanden kan het sofi-nummer worden vervangen door een RIN-nummer. Dit is bijvoorbeeld het geval als het sofi-nummer ontbreekt of ongeldig is en er ook geen geldige postcode en geboortedatum in het bestand voorkomen. In staat 13 worden de resultaten getoond van de substitutie van het sofi-nummer door een RIN-nummer in de verschillende bronbestanden. Staat 13 Records waarin het sofi-nummer is gesubstitueerd door een RIN-nummer Aanvrager Partner in % van het aantal records in het bronbestand Abw, IOAW en IOAZ ,6 99,9 Abw, IOAW en IOAZ ,6 99,3 Abw, IOAW en IOAZ ,5 99,2 WW ,7 WW ,7 WW ,6 MOSA ,9 MIR tot en met ,8 UWV-AG maart ,9 CWI ,9 Voor dit onderzoek zijn alle personen aan wie geen RIN-nummer kon worden toegewezen uit de bronbestanden verwijderd. Dit heeft als gevolg dat het beschreven aantal personen in de populatie een minimum aantal is. 22 Centraal Bureau voor de Statistiek

23 5.2 Beschrijving van methoden Doelgroep De doelgroep Sluitende Aanpak bestaat uit personen die ingeschreven zijn in de bijstand, de WW of bij het CWI als niet-werkend werkzoekende, met uitzondering van personen die arbeidsgehandicapt zijn. Arbeidsgehandicapten zijn personen die in de afgelopen vijf jaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WAZ of WAJONG) hebben gehad of een afgewezen claim na een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze personen worden uitgesloten, omdat zij niet bediend worden via de Sluitende Aanpak maar via de Wet REA. Registratieperiode en indeling naar domein Voor het berekenen van de gegevens is gekeken naar registraties van personen in de bijstand en de WW en de inschrijving bij het CWI als niet-werkend werkzoekende in de periode 2001 tot en met Als een persoon tegelijkertijd of direct opvolgend bij de bijstand, WW of CWI staat ingeschreven, worden deze periodes als één registratieperiode beschouwd. Als verschillende inschrijvingen niet direct op elkaar volgen heeft de persoon meerdere registratieperiodes. Per registratieperiode wordt vervolgens bepaald tot welk domein deze behoort. Als een persoon gedurende de gehele registratieperiode of een gedeelte daarvan recht heeft op een WW-uitkering, dan behoort de registratieperiode tot het UWV-domein. Heeft een persoon gedurende de registratieperiode op geen enkel moment recht op een WW-uitkering, dan hoort deze registratieperiode tot het gemeentedomein. Van de langdurig geregistreerden wordt op basis van de gehele registratieperiode vanaf 2001 bepaald tot welk domein deze behoort. Als de langdurig geregistreerde gedurende een gedeelte van deze registratieperiode recht heeft op WW hoort deze periode tot het UWV-domein, zelfs als dit recht pas na het peilmoment begint. Het gemeentedomein wordt verder onderverdeeld. Als de persoon tijdens de gehele registratieperiode een bijstandsuitkering ontvangt, valt deze onder de wetsdoelgroep bijstand. Een registratieperiode die bestaat uit een bijstandsuitkering in combinatie met een inschrijving bij het CWI als niet-werkend werkzoekende, behoort tot de wetsdoelgroep bijstand als de inschrijving bij het CWI minder dan drie maanden voorloop en minder dan zes maanden uitloop heeft op de bijstandsregistratie. Binnen de wetsdoelgroep bijstand worden personen onderscheiden met een ontheffing de verzorging van eren jonger dan vijf jaar en ontheffing overige redenen. Indien de persoon tijdens de gehele registratieperiode geen bijstandsuitkering ontvangt, maar wel ingeschreven staat als niet-werkend werkzoekende bij het CWI, valt deze periode onder de wetsdoelgroep niet-uitkeringsgerechtigd (NUG). Als de persoon gedurende een gedeelte van de registratieperiode een bijstandsuitkering ontvangt en ten minste drie maanden ervoor of zes maanden erna als niet-werkend werkzoekende bij het CWI stond ingeschreven, hoort deze periode bij de wetsdoelgroep bijstand en NUG. Het is mogelijk dat een persoon binnen één kalenderjaar meer keren instroomt. Deze herhaalde instromers worden in de tabellen over de instroom buiten beschouwing gelaten. In 2002 gaat het om personen en in 2003 om personen van 15 tot en met 64 jaar. Representativiteit van de uitkomsten In dit rapport worden alleen de resultaten besproken die betrekking hebben op het gemeentedomein. Aangezien er slechts 53 gemeenten zijn die deelnemen aan de MOSA en over de gehele periode informatie beschikbaar hebben gesteld, beperken we ons tot deze 53 MOSA-gemeenten. Deze gedeeltelijke beschikbaarheid van informatie levert een selectieve waarneming op. De resultaten van het cijferonderzoek en bijbehorende conclusies zijn niet zonder meer van toepassing op heel Nederland. In 2002 woonden er in de 53 MOSA-gemeenten 37 procent van de inwoners en 62 procent van de bijstandsgerechtigden in Nederland. In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de 53 MOSA-gemeenten. Bovendien wordt een nadere indicatie van de selectiviteit van de waarnemingen gegeven, door de uitstroom te bepalen voor zowel de doelgroep wonend in de MOSA-gemeenten, als voor de doelgroep wonend in heel Nederland. Kwaliteit van gebruikte variabelen De variabelen die worden gebruikt om het opleidingsniveau en de fase van een persoon te bepalen zijn afkomstig uit het CWI-bestand met niet-werkend werkzoekenden. Zij komen niet noodzakelijk overeen met het opleidingsniveau en fase zoals geënquêteerd door het CBS. Niet van iedereen die een uitkering ontvangt, is het opleidingsniveau en de fase bekend, omdat niet iedereen staat ingeschreven bij het CWI. Daarom telt het aantal personen binnen de verschillende opleidingsniveaus en fasen niet op tot het totaal. Om een indicatie te geven van de aantallen onbekenden worden deze in staat 14 staat 16 gegeven voor de instroom 2002, de nieuwe instroom en de langdurig geregistreerden. Bovendien is het CWI-bestand vervuild. Niet alle personen die staan ingeschreven als niet-werkend werkzoekende zijn ook daadwerkelijk niet-werkend. Wanneer iemand uitstroomt uit een uitkering, loopt de inschrijving bij het CWI vaak nog een paar maanden door, omdat de desbetreffende persoon zich niet actief uitschrijft. Hiervoor is gedeeltelijk gecorrigeerd door een periode van inschrijving bij het CWI die aansluit op een uitkering en minder dan zes maanden duurt, niet te rekenen tot de registratieperiode. Dit wordt namelijk gezien als administratieve vervuiling. Een inschrijving bij het CWI korter dan drie maanden voorafgaand aan een uitkering wordt evenmin tot de registratieperiode gerekend. Langs de zijlijn, hoe verder? 23

24 Staat 14 Personen met een onbekend opleidingsniveau of fase-indeling van de instroom, 2002 Opleidingsniveau Jongeren Volwassenen Gemeente- domein Instroom in WW, bijstand of NUG 3,8 4,5 4,2 5,2 Doelgroep Sluitende Aanpak 3,8 4,5 4,1 5,1 Doelgroep Sluitende Aanpak wonend in de MOSA-gemeenten 3,8 4,5 4,0 5,3 Fase-indeling Instroom in WW, bijstand of NUG 1,8 1,6 4,5 4,1 Doelgroep Sluitende Aanpak 1,8 1,6 4,3 4,1 Doelgroep Sluitende Aanpak wonend in de MOSA-gemeenten 2,0 1,9 4,3 4,6 % Tot slot zijn de begindatum en de einddatum van de registratie in de bijstand bepaald op basis van het wel of niet voorkomen van de uitkering in respectievelijk de vorige en de volgende maand. Dit was noodzakelijk de slechte kwaliteit van de variabelen die de begindatum en de einddatum van de uitkering aangeven. Alle overige variabelen die zijn gebruikt voor dit onderzoek, zijn voor zover bekend van goede kwaliteit. Afronding In de staten en tabellen worden absolute aantallen op tientallen nauwkeurig weergegeven. 5.3 Begrippenlijst Staat 15 Personen met een onbekend opleidingsniveau van de nieuwe instroom, eerste zes maanden van 2002 Opleidingsniveau Jongeren Volwassenen Gemeente- domein Nieuwe instroom in WW, bijstand of Nug 3,6 4,2 4,5 5,3 Doelgroep Sluitende Aanpak 3,6 4,2 4,3 5,1 Doelgroep Sluitende Aanpak wonend in de MOSA-gemeenten 3,6 4,2 4,3 5,4 Staat 16 Personen met een onbekend opleidingsniveau van de langdurig geregistreerden, ultimo 2001 Opleidingsniveau % Jongeren Volwassenen Gemeente- domein Langdurig geregistreerden 8,6 9,0 17,8 19,5 Doelgroep Sluitende Aanpak 8,6 9,0 18,8 19,8 Doelgroep Sluitende Aanpak wonend in de MOSA-gemeenten 8,7 9,0 17,8 18,7 % De variabele in het bijstandsbestand die het type ontheffing aanduidt, is van slechte kwaliteit. Daarom is in dit onderzoek met behulp van de GBA de indeling naar type ontheffing gemaakt. Iemand met een ontheffing en een jonger dan vijf jaar wordt ingedeeld in de categorie ontheffing verzorging. Personen met een ontheffing die ouder zijn dan 57,5 jaar, krijgen een ontheffing hun leeftijd. Alle overige ontheffingen worden toebedeeld aan de categorie ontheffing overige redenen. ens hebben ouderen altijd een ontheffing hun leeftijd. In dit onderzoek wordt daarom voor de ouderen geen onderscheid gemaakt naar ontheffing. ABW Algemene bijstandswet. AG Arbeidsgehandicapt. Allochtonen Zie herkomstgroepering. ANW Algemene nabestaandenwet. Arbeidsgehandicapten Dit zijn personen die in de afgelopen vijf jaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO, WAZ, WAJONG) hebben ontvangen en personen met een afgewezen claim in de afgelopen vijf jaar na een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Personen met een arbeidshandicap worden niet bediend via de Sluitende Aanpak maar via de Wet REA. Zij behoren niet tot de doelgroep Sluitende Aanpak. Van de (nieuwe) instromers is op het moment van instroom bepaald of zij arbeidsgehandicapt zijn. Voor de langdurig geregistreerden is het peilmoment 31 december 2001 gebruikt. Autochtonen Zie herkomstgroepering. CWI Centrum voor Werk en Inkomen. Doelgroep De doelgroep Sluitende Aanpak bestaat uit alle personen met een WW-uitkering of een bijstandsuitkering (periodieke algemene bijstand of IOAW/IOAZ) en personen die ingeschreven staan bij het CWI als niet-werkend werkzoekende, inclusief degenen met een ontheffing van de arbeidsplicht, maar exclusief personen met een arbeidshandicap. De doelgroep wordt ingedeeld in jongeren, volwassenen en ouderen. De leeftijd van de (nieuwe) instromers wordt bepaald op datum instroom. Voor de langdurig geregistreerden wordt de leeftijd op het peilmoment 31 december 2001 gebruikt. Domein In de tabellen wordt onderscheid gemaakt naar UWV-domein en gemeentedomein. Het gemeentedomein 24 Centraal Bureau voor de Statistiek

25 wordt verder uitgesplitst naar wetsdoelgroep. Zie wetsdoelgroepen. Duurzame uitstroom Uitstroom heet duurzaam, als binnen een termijn van zes maanden geen herinstroom plaatsvindt. Zie ook uitstroom. Fase-indeling In dit onderzoek wordt de fase-indeling op instroommoment gebruikt zoals deze is bepaald door het CWI. Onderscheiden worden fase 1 en overig. Fase 1 betekent direct bemiddelbaar. De categorie overig bestaat uit fase 2 (na kort traject bemiddelbaar), fase 3 (na lang traject bemiddelbaar), fase 4 ((nog) niet bemiddelbaar) en uit personen van wie de fase nader te bepalen is. GAK Gemeenschappelijk Administratiekantoor. GBA Gemeentelijke Basisadministratie. Herkomstgroepering Voor de indeling van personen naar etnische achtergrond wordt de CBS-indeling naar herkomstgroepering gebruikt. De herkomstgroepering van een persoon wordt vastgesteld aan de hand van diens geboorteland en dat van zijn ouders. Autochtonen zijn personen die in Nederland geboren zijn en van wie ook beide ouders in Nederland geboren zijn, evenals personen die in het buitenland geboren zijn en van wie beide ouders in Nederland geboren zijn. Alle overige personen zijn allochtonen. Samengevat zijn dit dus personen van wie minstens één ouder in het buitenland geboren is. Binnen de groepering van allochtonen wordt onderscheid gemaakt naar land van herkomst. Dit land bepaalt de herkomstgroepering. Van een in het buitenland geboren allochtoon is het geboorteland tevens land van herkomst. Als de allochtoon in Nederland geboren is maar diens moeder in het buitenland, is het geboorteland van de moeder land van herkomst. Als echter de moeder ook in Nederland is geboren, is het geboorteland van de vader herkomstland. In dit rapport worden de volgende herkomstgroepen onderscheiden: Autochtonen Westerse allochtonen. Het land van herkomst is gelegen in Europa (m.u.v. Nederland en Turkije), Noord-Amerika, Indonesië, Japan en Oceanië (o.m. Australië, Nieuw-Zeeland en andere eilanden in de Pacific). Niet-westerse allochtonen Instroom Dit zijn personen die recht krijgen op een WW-uitkering, personen die opgenomen worden in de registratie van bijstandsuitkeringen en personen zonder deze uitkeringen die zich inschrijven bij het CWI als niet-werkend werkzoekende. Een onderbreking van de registratieperiode met een maand of meer leidt tot herhaalde instroom. Het is mogelijk dat een persoon binnen één kalenderjaar meer keren instroomt. Deze herhaalde instromers worden in de tabellen over de instroom buiten beschouwing gelaten. In 2002 gaat het om personen en in 2003 om personen van 15 tot en met 64 jaar. NB. Let op het verschil tussen instroom en nieuwe instroom. Instrument De gemeenten en het UWV kunnen instrumenten inzetten om te voorkomen dat personen langdurig zonder werk komen te zitten of in een sociaal isolement terecht komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbieden van een cursus of opleiding, het geven van beroepskeuzeadvies, maar ook vergoeding van eropvang of doorverwijzing naar hulpverlening behoort tot de mogelijkheden. De MOSA-registratie is opgebouwd uit instrumenten. Eén of meer instrumenten samen vormen een traject. De MIR-registratie bestaat uit trajecten. Bij iedere registratieperiode wordt gezocht naar het eerstvolgende MIR-traject of MOSA-instrument na de begindatum van de registratieperiode. IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers. IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Jongeren Personen van 15 tot en met 22 jaar. Langdurig geregistreerden Personen die op het peilmoment ten minste 12 maanden recht hebben op een WW-uitkering of geregistreerd zijn bij bijstand of NUG. Onderbrekingen korter dan een maand worden gerekend tot de registratieperiode. MIR Module Inkoop Reïntegratie. MOSA Monitor Scholing en Activering. Nieuwe instroom Dit zijn personen die in de zes maanden voorafgaand aan de instroom niet geregistreerd zijn geweest. Zie ook instroom. NUG Niet-uitkeringsgerechtigd en ingeschreven bij het CWI als niet-werkend werkzoekende. ANW-gerechtigden behoren wel tot de NUG-gers. NUG-periode E-periode is de periode waarin een persoon zonder WW- of bijstandsuitkering als niet-werkend werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI. Niet alle NUG-periodes worden tot de registratieperiode gerekend. E-periode die aansluit op een WW- of bijstandsuitkering en minder dan zes maanden duurt, wordt opgevat als administratieve vervuiling en daarom niet gerekend tot de registratieperiode. In dat geval wordt de einddatum van de registratieperiode gelijk gesteld aan de einddatum van de uitkering. E-periode korter dan drie maanden voorafgaand aan een uitkering wordt evenmin tot de registratieperiode gerekend. Zie ook registratieperiode. NWW Niet-werkend werkzoekend. Langs de zijlijn, hoe verder? 25

26 Opleidingsniveau Het opleidingsniveau is bepaald volgens de meest recente opgave door het CWI. Onderscheiden worden basisonderwijs, vmbo, mbo/havo/vwo en hbo/wo. Ouderen Personen van 57,5 tot en met 64 jaar. PIAV Periodieke Informatievoorziening Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Registratieperiode Aaneensluitende (of samenlopende) perioden waarin een persoon recht heeft op een WW-uitkering, opgenomen is in de registratie van de bijstand, of als niet-werkend werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI worden als één registratieperiode beschouwd. Wanneer tussen twee registratieperiodes van een persoon een onderbreking van maximaal een maand ligt, worden deze periodes gezien als één registratieperiode. Als deze onderbreking meer dan een maand bedraagt, heeft de persoon meerdere registratieperioden. Zie ook instroom. Niet alle NUG-periodes worden tot de registratieperiode gerekend. Zie NUG-periode. RE-WW Reïntegratie werklozen. RIN Recordidentificatienummer. RvB Research voor Beleid. SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Traject Zie instrument. Uitstroom Elke onderbreking van de registratieperiode van minimaal een maand wordt gezien als uitstroom. NB. Let op het verschil tussen uitstroom en duurzame uitstroom. UWV Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen. Volwassenen Personen van 23 tot 57,5 jaar. WAJONG Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. WAZ Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Wet REA Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten. Wetsdoelgroepen In de tabellen wordt onderscheid gemaakt naar vijf verschillende subpopulaties: totaal (UWV-domein en gemeentedomein), gemeentedomein, bijstand, NUG en bijstand. Het gemeentedomein bestaat uit alle personen die tijdens de registratieperiode uitsluitend een bijstandsuitkering hebben ontvangen of als niet-werkend werkzoekende zonder WW-uitkering stonden ingeschreven bij het CWI, al dan niet in combinatie met een bijstandsuitkering. De wetsdoelgroep bijstand bestaat uit alle personen die tijdens de registratieperiode uitsluitend een bijstandsuitkering (periodieke algemene bijstand of IOAW/IOAZ) hebben ontvangen. Een registratieperiode die bestaat uit een bijstandsuitkering in combinatie met een inschrijving bij het CWI, behoort alleen tot de wetsdoelgroep bijstand als de inschrijving bij het CWI maximaal drie maanden voorloop en maximaal zes maanden uitloop heeft op de bijstandsregistratie. Binnen de wetsdoelgroep bijstand worden personen onderscheiden met de volgende ontheffingen van de arbeidsplicht. ontheffing de verzorging van eren jonger dan vijf jaar ontheffing overige redenen Een van de overige redenen kan een scholingstraject zijn. Personen met een ontheffing hun leeftijd komen automatisch in de leeftijdsgroep ouderen terecht. In dit onderzoek wordt daarom voor de ouderen geen onderscheid gemaakt naar ontheffing. Voor de ontheffingen is het peilmoment voor de (nieuwe) instromers het moment van instroom. Voor de langdurig geregistreerden is het peilmoment 31 december De wetsdoelgroep NUG bestaat uit personen die gedurende de registratieperiode ingeschreven stonden bij het CWI als niet-werkend werkzoekende, zonder tegelijkertijd recht op WW te hebben of geregistreerd te staan bij de bijstand. Zie ook NUG-periode. De wetsdoelgroep bijstand bestaat uit personen met een registratieperiode die voor een gedeelte bestaat uit een bijstandsuitkering en voor een gedeelte uit een NUG-periode. Het UWV-domein bestaat uit personen die gedurende (een deel van) de registratieperiode recht hebben op een WW-uitkering. Gegevens over deze wetsdoelgroep worden niet afzonderlijk door het CBS bepaald. WW Werkloosheidswet. 26 Centraal Bureau voor de Statistiek

27 Literatuur CBS, Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003, februari 2004 Inspectie voor Werk en Inkomen, Gemeentelijk ontheffingenbeleid, oktober 2002 Regioplan, Eindrapport Cijferonderzoek Sluitende Aanpak 2002, november 2003 Regioplan, Tabellenboek Cijferonderzoek Sluitende Aanpak 2001, november 2003 Regioplan, Tabellenboek Cijferonderzoek Sluitende Aanpak 2002, november 2003 Research voor Beleid, Monitor Scholing en activering, Eerste halfjaar 2003, juli 2004 Statline, Langs de zijlijn, hoe verder? 27

28

29 Bijlage 1 Uitstroom MOSA-gemeenten en totaal Nederland Er zijn 53 gemeenten waarvoor over de gehele periode informatie over ingezette instrumenten beschikbaar is. De gegevens in het Cijferonderzoek Sluitende Aanpak hebben daarom alleen betrekking op personen uit deze 53 gemeenten. In 2002 woonden er in de 53 MOSA-gemeenten 37 procent van de inwoners en 62 procent van de bijstandsgerechtigden in Nederland. Deze gedeeltelijke beschikbaarheid van informatie levert een selectieve waarneming op. De resultaten van het cijferonderzoek en bijbehorende conclusies zijn dus niet zonder meer van toepassing op heel Nederland. Om een indicatie van het effect van de selectiviteit op de uitkomsten te geven, is voor zowel heel Nederland als voor de MOSA-gemeenten bepaald hoeveel procent van de instroom in 2002 behorend tot de doelgroep binnen zes en twaalf maanden uitstroomt. Dit is gegeven voor het totaal en voor de uitsplitsing naar geslacht, herkomst en opleidingsniveau. De vergelijking voor de jongeren laat zien dat de uitstroom binnen zes maanden uit het gemeentedomein voor totaal Nederland ongeveer zes procentpunt hoger ligt dan de uitstroom in de MOSA-gemeenten. Voor de volwassenen is dit ongeveer drie procentpunt hoger. Voor de uitstroom binnen twaalf maanden is het verschil iets kleiner, respectievelijk vier en twee procentpunt. De verschillen per wetsdoelgroep in het gemeentedomein lopen uiteen. Voor wetsdoelgroep bijstand is het verschil in uitstroom van de twee populaties voor de volwassenen verwaarloosbaar, terwijl de wetsdoelgroep NUG juist een duidelijk verschil laat zien. Naar herkomstgroepering wijkt de verdeling van de uitstroom in de MOSA-gemeenten behoorlijk af van de uitstroom in heel Nederland. Bij de volwassenen is 23 procent van de doelgroep sluitende aanpak in heel Nederland niet-westers allochtoon. Voor de MOSA-gemeenten is dit 33 procent. Bij de jongeren is eenzelfde afwijking zichtbaar. Ook bij opleidingsniveau is er een vertekening zichtbaar als de doelgroep sluitende aanpak beperkt wordt tot de MOSA-gemeenten. De personen met basisonderwijs als hoogst behaald opleidingsniveau zijn oververtegenwoordigd, terwijl personen met een mbo-niveau juist ondervertegenwoordigd zijn in de MOSA-gemeenten. De 53 MOSA-gemeenten zijn: Alkmaar Almelo Alphen aan den Rijn Amersfoort Amstelveen Amsterdam Apeldoorn Breda Capelle aan den IJssel Den Helder Delft Delfzijl Doetinchem Dordrecht Eindhoven Emmen Enschede Gorinchem Gouda Groningen Haarlemmermeer Heemskerk Heerenveen Heerlen Hengelo Hilversum Hoogeveen Kerkrade Landgraaf Leeuwarden Lelystad Maassluis Noordoostpolder Oosterhout Ridderkerk Roermond Rotterdam Schiedam s-gravenhage s-hertogenbosch Smallingerland Stadskanaal Terneuzen Tiel Utrecht Veenendaal Venlo Vlaardingen Vlissingen Zaanstad Zoetermeer Zutphen Zwijndrecht Langs de zijlijn, hoe verder? 29

Eindrapport Sluitende aanpak 2005 (gemeentedomein)

Eindrapport Sluitende aanpak 2005 (gemeentedomein) Eindrapport Sluitende aanpak 2005 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigen Han van den Berg en Antoinette van Poeijer Centraal Bureau

Nadere informatie

Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden

Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden Antoinette van Poeijer en Caroline Bloemendal Centraal Bureau

Nadere informatie

Een nieuwe start, of niet?

Een nieuwe start, of niet? Een nieuwe start, of niet? Cijferonderzoek Sluitende Aanpak 2004 Centrum voor Beleidsstatistiek 05003 Maartje Rienstra, Mariëtte Goedhuys, Han van den Berg en Harold Kroeze Centraal Bureau voor de Statistiek

Nadere informatie

Onderzoek Sluitende aanpak 2006

Onderzoek Sluitende aanpak 2006 Publicatiedatum CBS-website: 31 augustus 2007 Onderzoek Sluitende aanpak 2006 Instroom in 2005 en langdurig geregistreerden (gemeentedomein) Henk Amptmeijer, Caroline Bloemendal, Dennis Lanjouw, Antoinette

Nadere informatie

Achterblijvers in de bijstand

Achterblijvers in de bijstand Achterblijvers in de Paula van der Brug, Mathilda Copinga en Maartje Rienstra Van de mensen die in 2001 in de kwamen, was 37 procent eind 2003 nog steeds afhankelijk van een suitkering. De helft van deze

Nadere informatie

Eerste uitkomsten sluitende aanpak 2006: instroom in de eerste helft van 2005 (gemeentedomein) Herziene versie

Eerste uitkomsten sluitende aanpak 2006: instroom in de eerste helft van 2005 (gemeentedomein) Herziene versie Eerste uitkomsten sluitende aanpak 2006: instroom in de eerste helft van 2005 (gemeentedomein) Herziene versie Caroline Bloemendal, Antoinette van Poeijer en Dennis Lanjouw Centraal Bureau voor de Statistiek

Nadere informatie

Vanuit de uitkering naar werk

Vanuit de uitkering naar werk Vanuit de uitkering naar werk Eerste vervolgmeting voor de 25%-doelstelling Centrum voor Beleidsstatistiek 06002 Dennis Lanjouw, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys, Frank van der Linden Centraal Bureau voor

Nadere informatie

Een nieuwe start, of niet?

Een nieuwe start, of niet? Een nieuwe start, of niet? Maartje Rienstra, Mariëtte Goedhuys, Han van den Berg en Harold Kroeze Mensen zonder baan die niet op eigen kracht weer aan het werk komen, krijgen begeleiding naar werk door

Nadere informatie

Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003

Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003 Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003 De lidstaten van de Europese Unie hebben in 1997 de intentie uitgesproken om alle werkzoekenden "een nieuwe start te bieden voordat zij twaalf maanden werkloos

Nadere informatie

aanpak 2007: instroom in het eerste halfjaar aar ar van 2006

aanpak 2007: instroom in het eerste halfjaar aar ar van 2006 07 Eerste uitkomsten 0m Sluitende aanpak 2007: instroom in het eerste halfjaar aar ar van 2006 Dennis Lanjouw en Caroline Bloemendal Publicatiedatum CBS-website: 9 april 2008 Voorburg/Heerlen Verklaring

Nadere informatie

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom 08 Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom 08 Henk van Maanen, Mathilda Copinga-Roest en Marleen Geerdinck Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen 2009 Verklaring van tekens.

Nadere informatie

Uitstroom naar Werk. Centrum voor Beleidsstatistiek Dennis Lanjouw, Frank van der Linden, May Hua Oei, Mathilda Copinga

Uitstroom naar Werk. Centrum voor Beleidsstatistiek Dennis Lanjouw, Frank van der Linden, May Hua Oei, Mathilda Copinga Uitstroom naar Werk Centrum voor Beleidsstatistiek 05004 Dennis Lanjouw, Frank van der Linden, May Hua Oei, Mathilda Copinga Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2005 Verklaring der tekens.

Nadere informatie

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Gemeente Amersfoort 2002-2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Frank van der Linden, Daniëlle ter Haar Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Gemeente Enschede 2002-2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Frank van der Linden, Daniëlle ter Haar Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Met begeleiding naar werk

Met begeleiding naar werk Met begeleiding naar werk Tweede vervolgmeting voor de 25%-doelstelling Centrum voor Beleidsstatistiek 07006 Harold Kroeze, Osman Baydar, Kathleen Geertjes, Henk van Maanen, Luuk Schreven, Esther Vieveen

Nadere informatie

De toedeling aan deze uitkeringssituaties is afhankelijk van de volgende uitgangspunten:

De toedeling aan deze uitkeringssituaties is afhankelijk van de volgende uitgangspunten: Inleiding Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitkomsten berekend over de Sluitende aanpak. De eerste uitkomsten

Nadere informatie

Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06

Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06 07 Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06 Maaike Hersevoort, Daniëlle ter Haar en Luuk Schreven Centrum voor Beleidsstatistiek (paper 08010) Den Haag/Heerlen Verklaring

Nadere informatie

Jaarcijfers Sluitende aanpak 2008

Jaarcijfers Sluitende aanpak 2008 Jaarcijfers Sluitende aanpak 2008 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is kleiner

Nadere informatie

Locatie van banen, opleiding van niet werkend werkzoekenden, in- en uitstroom van uitkeringen

Locatie van banen, opleiding van niet werkend werkzoekenden, in- en uitstroom van uitkeringen Locatie van banen, opleiding van niet werkend werkzoekenden, in- en uitstroom van uitkeringen Gemeente Enschede 2002-2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Frank van der Linden, Mariëtte Goedhuys-van der

Nadere informatie

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Aan het werk met re-integratieondersteuning Aan het werk met re-integratieondersteuning Vijfmeting, fase 3 29-11-2013 gepubliceerd op cbs.nl Inhoud Inleiding 5 1. Beschrijving van het onderzoek 6 1.1 Populatie 6 1.2 Onderzoeksmethode 7 1.3 Bronnen

Nadere informatie

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007 08 Arbeidsparticipatie 0i icipatie en werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007 Maaike Hersevoort, Marleen Geerdinck en Lian Kösters Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen

Nadere informatie

Jongeren met een tijdelijk contract in 2009 en 2010

Jongeren met een tijdelijk contract in 2009 en 2010 Jongeren met een tijdelijk contract in 2009 en 2010 11 Martine de Mooij Vinodh Lalta Sita Tan Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007 Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007 Esther Vieveen, Mariëtte Goedhuys, Nicol Sluiter CBS, Centrum voor Beleidsstatistiek Maart 2010

Nadere informatie

Werkt begeleiding naar werk?

Werkt begeleiding naar werk? 08 07 Werkt begeleiding naar werk? Derde vervolgmeting voor de 25%-doelstelling Mariëtte Goedhuys, Kathleen Geertjes, Martine de Mooij, Linda Muller, Esther Vieveen Centrum voor Beleidsstatistiek (rapport

Nadere informatie

Han van den Berg, Antoinette van Poeijer en Mira Peeters-Bijlsma. September 2006

Han van den Berg, Antoinette van Poeijer en Mira Peeters-Bijlsma. September 2006 Centraal Bureau voor de Statistiek Sector Statistische analyse personen Voorburg UITKOMSTEN SLUITENDE AANPAK 2005: INSTROOM IN 2004 (GEMEENTEDOMEIN) Han van den Berg, Antoinette van Poeijer en Mira Peeters-Bijlsma

Nadere informatie

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Aan het werk met re-integratieondersteuning Aan het werk met re-integratieondersteuning Zesmeting, fase 3 21-11-2014 gepubliceerd op cbs.nl CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal Economische Trends, januari 2014, 01 1 Inhoud Inleiding 4

Nadere informatie

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005 08 07 Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005 Karin Hagoort, Kathleen Geertjes en Osman Baydar Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Voorburg/Heerlen, 2008 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Sector Statistische analyse personen Voorburg EERSTE UITKOMSTEN SLUITENDE AANPAK 2005: INSTROOM IN DE EERSTE HELFT VAN 2004 (GEMEENTEDOMEIN) Han van den Berg, May Hua

Nadere informatie

re-integratieondersteuning

re-integratieondersteuning s08 Eenmeting uitstroomdoelstelling, 0o oelstelling, re-integratieondersteuning eondersteuning (voorlopige cijfers) Henk van Maanen, Marleen Geerdinck en Nicol Sluiter Centrum voor Beleidsstatistiek Den

Nadere informatie

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006 0i08 08 Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006 Maaike Hersevoort en Nicol Sluiter Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen, 2009 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in e088 Voortijdig schoolverlaten 0c olverlaten vanuit het voortgezet et onderwijs in Nederland en 21 gemeenten naar herkomstgroepering en geslacht Antilianen- Toelichting bij geleverde everde maatwerktabellen

Nadere informatie

SRG-uitstroom Conclusie

SRG-uitstroom Conclusie Opdrachtgever SZW SRG-uitstroom 2014 Conclusie Opdrachtnemer Centraal Bureau voor de Statistiek / W. van Andel, E. Ebenau, L. van Koperen, P. Molenaar-Cox, A. Redeman, M. Sterk-van Beelen, J. Weidum Onderzoek

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Wie volgen een re-integratietraject?

Wie volgen een re-integratietraject? Wie volgen een re-integratietraject? Caroline Bloemendal en Antoinette van Poeijer Hoewel het kabinetsbeleid erop is gericht vooral personen met een zwakke arbeidsmarktpositie te ondersteunen bij het vinden

Nadere informatie

Geheel of gedeeltelijk eltelijk uit de uitkering naar werk

Geheel of gedeeltelijk eltelijk uit de uitkering naar werk 07 Aan het werk 0r met re-integratie Geheel of gedeeltelijk eltelijk uit de uitkering naar werk Wilco de Jong, Henk van Maanen, Frank van der Linden en Alderina Dill-Fokkema Centrum voor Beleidsstatistiek

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV. 17 maart 2011 Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren maandelijks in een gezamenlijk

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Sociaaleconomische trends 213 Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Harry Bierings en Bart Loog juli 213, 2 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1 De afgelopen

Nadere informatie

Definitieve uitkomsten Sluitende aanpak 2007

Definitieve uitkomsten Sluitende aanpak 2007 Definitieve uitkomsten Sluitende aanpak 2007 Uitstroom en re-integratieondersteuning van WW-ers, bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden Caroline Bloemendal en Geerten Kruis Centraal Bureau

Nadere informatie

12. Vaak een uitkering

12. Vaak een uitkering 12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-015 13 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 In 2005 is de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Aan het werk met re-integratieondersteuning Aan het werk met re-integratieondersteuning Driemeting uitstroom naar werk, voorlopige cijfers 11 Martine de Mooij Pascal van den Berg Mariëtte Goedhuys Jamie Graham Wilco de Jong Lotte Ooststrom Sita

Nadere informatie

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Staven Centrum voor Beleidsstatistiek i.o. Postbus 4000 2270 JM Voorburg Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Met re-integratieondersteuning 0g op weg naar werk

Met re-integratieondersteuning 0g op weg naar werk 07 t07 Met re-integratieondersteuning 0g eondersteuning op weg naar werk Nulmeting doelstelling elling uitstroom naar werk Frank van der Linden, Daniëlle ter Haar, Marleen Geerdinck, Maaike Hersevoort

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Bijlage 1 Ontwikkeling arbeidsmarktpositie jongeren

Bijlage 1 Ontwikkeling arbeidsmarktpositie jongeren Bijlage 1 Ontwikkeling arbeidsmarktpositie jongeren Definities jongeren 1. De doelgroep jongeren van de PDTFJ betreft jongeren van 15 t/m 22 buiten het volledig dagonderwijs. Arbeidsmarktcijfers over deze

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Voorlopige 0c cijfers Sluitende aanpak 2007:

Voorlopige 0c cijfers Sluitende aanpak 2007: 07 g07 Voorlopige 0c cijfers Sluitende aanpak 2007: Uitstroom en begeleiding eleiding naar werk van WW ers, bijstandsgerechtigden gden en niet-uitkeringsgerechtigden Caroline Bloemendal, Geerten Kruis,

Nadere informatie

Tweede vervolgmeting 25%-doelstelling; voorlopige uitkomsten voor het gemeentedomein

Tweede vervolgmeting 25%-doelstelling; voorlopige uitkomsten voor het gemeentedomein Tweede vervolgmeting 25%-doelstelling; voorlopige uitkomsten voor het gemeentedomein Harold Kroeze, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys en Frank van der Linden Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

10. Banen met subsidie

10. Banen met subsidie 10. Banen met subsidie Eind 2002 namen er 178 duizend personen deel aan een van de regelingen voor gesubsidieerd werk. Meer dan eenzesde van deze splaatsen werd door niet-westerse allochtonen bezet. Ze

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV 16 februari 2012 Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf. 9 juli 2010 Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren maandelijks

Nadere informatie

IN EERSTE HALFJAAR 2002. Paula van der Brug en Robert Selten. April 2005. Het aantal gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002.

IN EERSTE HALFJAAR 2002. Paula van der Brug en Robert Selten. April 2005. Het aantal gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002. Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum voor Beleidsstatistiek UITSTROOM UIT DE UITKERING NA START REÏNTEGRATIETRAJECT IN EERSTE HALFJAAR 2002 Paula van der Brug en Robert Selten April 2005 Op 1 januari

Nadere informatie

Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07

Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07 08 Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07 06/ 07 Daniëlle ter Haar, Frank van der Linden, Alderina Dill-Fokkema Centrum voor Beleidsstatistiek Den Haag/Heerlen, 2009 Verklaring van tekens. = gegevens

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort 08 Voortijdig schoolverlaters 0c olverlaters verdacht van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort Toelichting bij geleverde everde maatwerktabellen De maatwerktabel bevat gegevens

Nadere informatie

VOORLOPIGE UITKOMSTEN VOOR HET GEMEENTEDOMEIN. Dennis Lanjouw, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys en Frank van der Linden. Maart 2006

VOORLOPIGE UITKOMSTEN VOOR HET GEMEENTEDOMEIN. Dennis Lanjouw, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys en Frank van der Linden. Maart 2006 Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum voor Beleidsstatistiek EERSTE VERVOLGMETING 25%-DOELSTELLING; VOORLOPIGE UITKOMSTEN VOOR HET GEMEENTEDOMEIN Dennis Lanjouw, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys en

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid stijgt opnieuw sterk

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid stijgt opnieuw sterk Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-092 20 mei 2003 9.30 uur Werkloosheid stijgt opnieuw sterk In de periode februari april 2003 telt de werkloze beroepsbevolking gemiddeld 392 duizend

Nadere informatie

De arbeidsmarkt- en inkomenspositie van moeders met jonge kinderen in Karin Hagoort, Maaike Hersevoort en Mariëtte Goedhuys

De arbeidsmarkt- en inkomenspositie van moeders met jonge kinderen in Karin Hagoort, Maaike Hersevoort en Mariëtte Goedhuys De arbeidsmarkt- en inkomenspositie van moeders met jonge kinderen in 2004 Karin Hagoort, Maaike Hersevoort en Mariëtte Goedhuys Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der

Nadere informatie

Allochtonen bij de overheid, 2003 en 2005

Allochtonen bij de overheid, 2003 en 2005 Allochtonen bij de overheid, 2003 en 2005 Uitkomsten en toelichting Centrum voor Beleidsstatistiek Maartje Rienstra en Osman Baydar Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring

Nadere informatie

Langdurig met een uitkering

Langdurig met een uitkering Langdurig met een uitkering Harry Bierings en John Michiels In september 5 waren er 1,5 miljoen personen die een arbeidsongeschiktheids-, bijstands- en/of werkloosheidsuitkering ontvingen. Van hen zat

Nadere informatie

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB01-187 24 augustus 2001 9.30 uur Niet-westerse tweemaal zo vaak een uitkering Eind 1999 ontvingen anderhalf miljoen mensen in Nederland een bijstands-,

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 Fact sheet juni 2015 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is voor het eerst sinds enkele jaren weer gedaald. Van de bijna 140.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Aan het werk met of zonder re-integratieondersteuning

Aan het werk met of zonder re-integratieondersteuning 09 Aan het werk met of zonder re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2008 Harold Kroeze Martine de Mooij Esther Vieveen Centrum voor Beleidsstatistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken

Nadere informatie

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 1. Aanleiding en afbakening Het ministerie van SZW heeft CBS gevraagd door het combineren van verschillende databestanden meer inzicht te geven in de omvang en kenmerken

Nadere informatie

Kwartaalrapportage 1/08

Kwartaalrapportage 1/08 Kwartaalrapportage 1/08 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 1e kwartaal 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2008 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x

Nadere informatie

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Aan het werk met re-integratieondersteuning Aan het werk met re-integratieondersteuning Driemeting uitstroom naar werk, definitieve cijfers 11 Lotte Oostrom Sander Dalm Jamie Graham Martine de Mooij Nicol Sluiter Sita Tan Carlijn Verkleij Centraal

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Met re-integratieondersteuning op weg naar werk

Met re-integratieondersteuning op weg naar werk 09 Met re-integratieondersteuning op weg werk Eenmeting doelstelling uitstroom werk Karin Hagoort Chantal Wagner Marleen Geerdinck Nicol Sluiter Centrum voor Beleidsstatistiek Verklaring van tekens. =

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Registraties gesubsidieerde arbeid en loonkostensubsidies nader bekeken Centrum voor Beleidsstatistiek

Registraties gesubsidieerde arbeid en loonkostensubsidies nader bekeken Centrum voor Beleidsstatistiek Registraties gesubsidieerde arbeid en loonkostensubsidies nader bekeken Centrum voor Beleidsstatistiek Maartje Rienstra en Wendy Jenje-Heijdel Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

Dynamiek in de WW. Uitkomsten en toelichting. Centrum voor Beleidsstatistiek. Mathilda Coppinga Marleen Geerdinck Linda Muller Alderina Dill

Dynamiek in de WW. Uitkomsten en toelichting. Centrum voor Beleidsstatistiek. Mathilda Coppinga Marleen Geerdinck Linda Muller Alderina Dill Dynamiek in de WW Uitkomsten en toelichting 09 Mathilda Coppinga Marleen Geerdinck Linda Muller Alderina Dill Centrum voor Beleidsstatistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Aan het werk met of zonder reintegratieondersteuning.

Aan het werk met of zonder reintegratieondersteuning. Opdrachtgever SZW Aan het werk met of zonder reintegratieondersteuning, 2008 Opdrachtnemer CBS/ Centrum voor Beleidsstatistiek H, Kroeze, K. Geertjes, M. Goedhuys... [et al.] Onderzoek Aan het werk met

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Notitie a Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Juli 2014 Nelet Kuipers, team Onderwijs SQS 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West 1 Jeugdwerkloosheid Factsheet september 2014 Er zijn in ruim 26.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2014). Veel jongeren volgen een opleiding of hebben een baan. De laatste jaren zijn

Nadere informatie

Jongeren buiten beeld 2013

Jongeren buiten beeld 2013 Paper Jongeren buiten beeld 2013 November 2015 CBS Centrum voor Beleidsstatistiek 2014 1 Inhoud 1. Aanleiding en afbakening 3 2. Omvang van de groep jongeren buiten beeld 4 3. Jongeren buiten beeld verder

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

BUS-H Samenloop werk en bijstand

BUS-H Samenloop werk en bijstand Rapport BUS-H Samenloop werk en bijstand Rianne Kraaijeveld-de Gelder Annemieke Redeman Jeremy Weidum 30 november 2016 samenvatting In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

Nadere informatie

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Publicatiedatum CBS-website: 22 augustus 2007 Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim

Nadere informatie