Eindrapport Sluitende aanpak 2005 (gemeentedomein)

Transcriptie

1 Eindrapport Sluitende aanpak 2005 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigen Han van den Berg en Antoinette van Poeijer Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2006

2 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is minder dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen = 2005 tot en met /2006 = het gemiddelde over de jaren 2005 tot en met / 06 = oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2005 en eindigend in / / 06 = boekjaar enz. 1995/ 96 tot en met 2005/ 06 In geval van afronding kan het voorkomen, dat de totalen niet geheel overeenstemmen met de som der opgetelde getallen. Verbeterde cijfers in staten en tabellen zijn niet als zodanig gekenmerkt X-13

3 Colofon Inhoud Samenvatting 5 Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Prinses Beatrixlaan XZ Voorburg Prepress en druk Centraal Bureau voor de Statistiek Facilitair bedrijf Omslagontwerp WAT ontwerpers, Utrecht Inlichtingen Tel.: ( 0,50 per minuut) Fax: (045) infoservice@cbs.nl Bestellingen verkoop@cbs.nl Internet 1. Inleiding Doel van het onderzoek Opzet van het onderzoek Indeling van het rapport Inhoud van de tabellenset 8 2. Instroom in Onderzoekspopulatie Uitstroom en begeleiding naar werk Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Vormen van begeleiding naar werk Arbeidsplicht Uitstroom en begeleiding van jongeren, volwassenen en ouderen vergeleken Langdurig geregistreerden Langdurig geregistreerden voorzover ingestroomd in Technische toelichting Inleiding Methoden en bronnen Overzicht proces Aanmaken van de onderzoekspopulatie (stap 1) Toevoegen van persoonskenmerken aan de onderzoekspopulatie (stap 2) Toevoegen van begeleidingskenmerken aan de onderzoekspopulatie (stap 3) Maken van specifieke deelpopulaties (stap 4) Kwaliteit en representativiteit Koppeling met GBA Kwaliteit van de gebruikte bestanden en variabelen MOSA-respons Vergelijking met eerdere publicaties Sluitende aanpak Begrippen en afkortingen 32 Tabellenset 35 Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudiging voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan. Kengetal: X-13 ISSN Productnummer: Centraal Bureau voor de Statistiek Sluitende aanpak

4

5 Samenvatting Mensen die niet op eigen gelegenheid werk vinden, moeten voordat zij twaalf maanden werkloos zijn een passend aanbod krijgen voor begeleiding naar werk. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden. Achterliggende gedachte van deze zogenoemde Sluitende aanpak is het voorkomen van langdurige werkloosheid. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) cijfers berekend over de Sluitende aanpak. Dit rapport bevat gegevens over de omvang van de doelgroep van de Sluitende aanpak en de mate waarin deze doelgroep begeleiding naar werk krijgt aangeboden of zelf uitstroomt. De doelgroep bestaat uit personen die in 2004 recht kregen op een werkloosheids- of bijstandsuitkering en personen die zich in 2004 bij het CWI hebben ingeschreven als niet-werkend werkzoekende zonder deze uitkeringen (NUG ers). Zowel de aanvrager van de bijstandsuitkering als de partner behoort tot de doelgroep Sluitende aanpak. Personen die achtereenvolgens onder verschillende regelingen vallen, zijn ingedeeld in één van de wetsdoelgroepen WW, bijstand of NUG. Arbeidsgehandicapten behoren niet tot de doelgroep van de Sluitende aanpak. Naast cijfers over de personen die in 2004 zijn ingestroomd (onderdeel A), heeft het CBS ook uitkomsten berekend over langdurig geregistreerden: personen die eind 2002 al minstens één jaar geregistreerd stonden als WW er, bijstandsgerechtigde of NUG er (onderdeel B). Voor een deel van alle langdurig geregistreerden (uit onderdeel B) zijn afzonderlijke cijfers samengesteld, namelijk voor de langdurig geregistreerden die in 2001 zijn ingestroomd in WW, bijstand of NUG (onderdeel C). Het CBS heeft alleen uitkomsten berekend voor het gemeentedomein. Het gemeentedomein omvat de wetsdoelgroepen bijstand en NUG. In de tabellen staan dus geen cijfers over personen die behoren tot de wetsdoelgroep WW. Deze personen vallen onder de verantwoordelijkheid van het UWV. Voor de 53 gemeenten die gegevens beschikbaar hebben gesteld over reïntegratietrajecten zijn resultaten over begeleiding naar werk opgenomen. In deze gemeenten woont 37 procent van de inwoners en 61 procent van de bijstandsgerechtigden in heel Nederland. A. Instroom in 2004 Uit het onderzoek blijkt dat 67 procent van de jongeren (15-22 jaar) die in 2004 zijn ingestroomd in de wetsdoelgroepen bijstand en NUG, binnen zes maanden is uitgestroomd. Daarnaast heeft 8 procent begeleiding naar werk gekregen (zonder te zijn uitgestroomd). Bij de volwassenen (23 57,5 jaar) is 65 procent binnen twaalf maanden uitgestroomd en heeft daarnaast 12 procent begeleiding naar werk gehad. Bij ouderen (57,5 64 jaar) is na twaalf maanden 43 procent uitgestroomd en heeft 6 procent begeleiding naar werk gehad. In vergelijking met de groep die in 2003 was ingestroomd, is zowel de uitstroom als de begeleiding toegenomen. B. Langdurig geregistreerden Langdurig geregistreerden zijn personen die eind 2002 al minstens één jaar geregistreerd stonden als WW er, bijstandsgerechtigde of NUG er. Dit zijn personen die in 2001 of eerder zijn ingestroomd en eind 2002 nog niet waren uitgestroomd. Van deze langdurig geregistreerden is 34 procent in de periode uitgestroomd en heeft daarnaast 32 procent begeleiding naar werk gekregen. C. Langdurig geregistreerden voorzover ingestroomd in C 2001 Bij onderdeel C wordt ingezoomd op een deel van de langdurig geregistreerden, namelijk de langdurig geregistreerden die in 2001 zijn ingestroomd. Eind 2002 stonden deze mensen dus inmiddels één tot twee jaar geregistreerd met WW, bijstand of NUG. Van deze nieuwe langdurig geregistreerden is 53 procent in de periode uitgestroomd en heeft daarnaast 29 procent begeleiding naar werk gekregen. Sluitende aanpak

6

7 1. Inleiding 1.1 Doel van het onderzoek Tijdens de Europese top in Luxemburg in 1997 zijn afspraken gemaakt om langdurige werkloosheid te voorkomen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de richtsnoeren 1 en 2 van het Europees werkgelegenheidsbeleid Op basis van deze richtsnoeren geven de Europese lidstaten ieder op eigen wijze invulling aan de afspraak om werklozen die niet op eigen kracht uit de uitkering stromen, binnen twaalf maanden een aanbod van scholing of werk te doen. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden. De achterliggende gedachte hierbij is dat werkzoekenden op deze manier snel naar een baan worden geleid en zo wordt voorkomen dat deze mensen langdurig werkloos worden. Deze Europese afspraken zijn voor Nederland vertaald in het beleid Sluitende aanpak. Om langdurige werkloosheid zoveel mogelijk te voorkomen en te verminderen, is het streven om alle nieuw ingeschreven volwassenen die niet zelf aan het werk komen, binnen twaalf maanden een aanbod te doen voor een activiteit gericht op arbeidsreïntegratie of sociale activering. Voor jongeren geldt ook in Nederland een termijn van zes maanden in plaats van twaalf maanden. In Nederland draagt het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) zorg voor personen die werkloos worden en recht hebben op een WW-uitkering. Daarbij is het UWV verantwoordelijk voor de reïntegratie van deze uitkeringsgerechtigden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de reïntegratie van personen met een bijstandsuitkering en van de personen zonder WW- of bijstandsuitkering die bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) staan ingeschreven als niet-werkend werkzoekenden (NUG ers). Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een onderzoek uitgevoerd naar de resultaten van de Sluitende aanpak in 2005 voor het gemeentedomein. Eerder heeft het CBS de onderzoeken Sluitende aanpak 2003 en Sluitende aanpak 2004 uitgevoerd. 1.2 Opzet van het onderzoek De doelgroep van de Sluitende aanpak bestaat uit personen die in 2004 recht kregen op een WW- of bijstandsuitkering en personen die in 2004 bij het CWI werden ingeschreven als niet-werkend werkzoekende en geen WW- of bijstandsuitkering ontvingen (NUG ers). Daarnaast zijn in dit rapport ook resultaten opgenomen over langdurig geregistreerden. Overzicht van de belangrijkste begrippen Registratieperiode Een registratieperiode is een aaneengesloten periode waarin iemand recht heeft op WW of bijstand, of als niet-werkend werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI (NUG). UWV-domein en gemeentedomein Personen met een WW-uitkering behoren tot het UWVdomein. Bijstandsgerechtigden en NUG ers behoren tot het gemeentedomein. Personen die achtereenvolgens onder verschillende regelingen vallen, zijn ingedeeld in één van de wetsdoelgroepen WW, bijstand of NUG. Het CBS heeft alleen uitkomsten berekend voor het gemeentedomein. In de tabellen staan dus geen cijfers over personen die behoren tot de wetsdoelgroep WW. Deze personen vallen onder de verantwoordelijkheid van het UWV. Instroom Iemand behoort tot de instroom als hij of zij een registratieperiode begint. Dit zijn personen die in een bepaalde periode recht kregen op een WW- of bijstandsuitkering, of die werden ingeschreven bij het CWI als niet-werkend werkzoekende. Een inschrijving aansluitend op of in samenloop met een eerdere inschrijving wordt niet gezien als instroom. Het is mogelijk dat een persoon meerdere keren instroomt. In de tabellen zijn deze personen buiten beschouwing gelaten. Uitstroom Elke onderbreking van de registratieperiode van minimaal een maand wordt gezien als uitstroom. Uitstroom betekent niet noodzakelijkerwijs dat de persoon werk heeft gevonden. Begeleiding naar werk Onder begeleiding naar werk vallen reïntegratietrajecten en loonkostensubsidies. Tot en met 2003 maakte ook gesubsidieerd werk deel uit van begeleiding naar werk. Begeleiding naar werk heeft als doel te voorkomen dat personen langdurig werkloos worden of in een sociaal isolement terecht komen. Bij reïntegratietrajecten gaat het bijvoorbeeld om het aanbieden van een opleiding of het geven van beroepskeuzeadvies, maar ook vergoeding van kinderopvang of doorverwijzing naar hulpverlening behoort tot de mogelijkheden. MOSA-respons Met het onderzoek Monitor Scholing en Activering (MOSA) werden tot en met 2004 gegevens verzameld over de reïntegratietrajecten die door gemeenten werden aangeboden. Bij dat onderzoek hebben 53 grote gemeenten vanaf 2002 alle jaren gegevens verstrekt. Daarom zijn in dit rapport alle gegevens over begeleiding naar werk beperkt tot de personen die wonen in deze 53 gemeenten. Sluitende aanpak

8 Alle personen zijn toegedeeld aan één van de wetsdoelgroepen WW, bijstand of NUG. Personen die achtereenvolgens onder verschillende regelingen vallen (bijvoorbeeld eerst WW en daarna bijstand), zijn aan de hand van een aantal criteria aan één van de drie wetsdoelgroepen toegedeeld (zie paragraaf 5.2.5). Personen die zijn toegedeeld aan de wetsdoelgroep WW behoren tot het UWV-domein, bijstandsgerechtigden en NUG ers behoren tot het gemeentedomein. In dit rapport worden alleen resultaten gegeven voor het gemeentedomein. De tabellen in dit rapport bevatten dus geen gegevens over personen die behoren tot de wetsdoelgroep WW. Verder geldt dat arbeidsgehandicapten niet behoren tot de doelgroep van de Sluitende aanpak. Van de personen in de doelgroep Sluitende aanpak in het gemeentedomein wordt bepaald of zij uitstromen of begeleiding krijgen. In dit onderzoek bestaat begeleiding naar werk uit reïntegratietrajecten en loonkostensubsidies. Tot en met 2003 was ook sprake van gesubsidieerd werk. Daarnaast biedt het CWI begeleiding aan in de vorm van bemiddelingsactiviteiten. Deze bemiddeling door het CWI is niet opgenomen in dit onderzoek vanwege de beperkte betrouwbaarheid van de gegevens hierover in de verslagperiode. Niet alle gemeenten registreren gegevens over reïntegratietrajecten en -instrumenten die worden aangeboden aan bijstandsgerechtigden en NUG ers. Van 53 gemeenten is deze informatie wel volledig beschikbaar. Cijfers over begeleiding naar werk gaan alleen over deze gemeenten, de zogenoemde MOSA-respons. Een uitgebreide uitleg, inclusief een overzicht van de 53 gemeenten, is te vinden in paragraaf Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 worden personen die in 2004 zijn ingestroomd (in WW of bijstand of als NUG er) onder de loep genomen. Van deze instromers wordt beschreven in hoeverre zij uitstromen en begeleiding naar werk krijgen aangeboden. De uitkomsten worden gedetailleerd naar wetdoelgroep (bijstand en NUG), leeftijdsgroep (jongeren, volwassenen en ouderen), geslacht, herkomstgroepering, opleidingsniveau en fase-indeling bij het CWI. Omdat ouderen slechts 3 procent van de instroom in 2004 uitmaken, wordt in de beschrijving de nadruk gelegd op volwassenen en jongeren. Hoofdstuk 3 beschrijft langdurig geregistreerden. Dit zijn personen die eind 2002 ten minste één jaar geregistreerd stonden in de WW, in de bijstand of als NUG er. Voor de periode wordt bekeken in hoeverre deze personen uitstromen en/of een aanbod voor begeleiding naar werk krijgen. Het vierde hoofdstuk gaat over een deel van de langdurig geregistreerden, namelijk de personen die zijn ingestroomd in Eind 2002 stonden deze mensen inmiddels één tot twee jaar geregistreerd met WW, bijstand of NUG. De technische toelichting staat in hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de bronnen en van het proces dat heeft geleid tot de uiteindelijke onderzoekspopulatie. Daarnaast wordt een indicatie van de kwaliteit van bestanden en variabelen gegeven. In de begrippenlijst worden alle genoemde begrippen en afkortingen toegelicht. 1.4 Inhoud van de tabellenset De tabellenset bestaat uit drie onderdelen. Deze onderdelen sluiten aan op de beschrijving in de hoofdstukken 2, 3 en 4. De tabellen zijn opgenomen aan het eind van dit rapport. Aan het begin van de tabellenset is een systematisch overzicht van de tabellen opgenomen. In de tabellenset wordt allereerst onderscheid gemaakt tussen de drie onderzoekspopulaties A (instroom 2004), B (langdurig geregistreerden) en C (langdurig geregistreerden voorzover ingestroomd in 2001). Binnen elk deel wordt vervolgens onderscheid gemaakt naar drie populaties: (1) het gehele gemeentedomein, (2) het gemeentedomein exclusief personen met ontheffing van de arbeidsplicht en (3) gemeentedomein exclusief personen die veranderen van wetsdoelgroep en exclusief personen met ontheffing van de arbeidsplicht. Afzonderlijke tabellen worden gepubliceerd voor de drie leeftijdsgroepen jongeren (15 22 jaar), volwassenen (23 57,5 jaar) en ouderen (57,5 64 jaar). Deze cijfers worden niet opgeteld tot een totaal. Bij onderdeel A wordt voor jongeren bovendien onderscheid gemaakt tussen uitstroom en begeleiding binnen zes maanden na instroom, en uitstroom en begeleiding binnen twaalf maanden na instroom. Elke set bevat een tabel met de totaalcijfers van de desbetreffende leeftijdsgroep en een tabel gedetailleerd naar geslacht. De uitkomsten van onderdeel A zijn bovendien gedetailleerd naar herkomstgroepering, opleidingsniveau en fase-indeling. Verder zijn ook tabellen opgenomen waarin de uitstroomcijfers voor de doelgroep Sluitende aanpak in de MOSArespons (53 gemeenten) vergeleken worden met de landelijke uitstroomcijfers voor de doelgroep Sluitende aanpak. 8 Centraal Bureau voor de Statistiek

9 2. Instroom in Onderzoekspopulatie In het onderzoek Sluitende aanpak 2005 wordt de omvang van de doelgroep Sluitende aanpak beschreven en wordt gekwantificeerd in welke mate deze doelgroep begeleiding naar werk krijgt aangeboden of zelf uitstroomt. De doelgroep bestaat uit personen die in 2004 recht kregen op een WW- of bijstandsuitkering en personen die in 2004 bij het CWI werden ingeschreven als niet-werkende werkzoekende en geen WW- of bijstandsuitkering ontvingen (NUG ers). Mensen die in 2004 zijn ingeschreven in een van deze registraties worden in dit onderzoek aangeduid als de instroom. De gegevens uit de drie registers (WW, bijstand en CWI) zijn samengevoegd, zodat van elke persoon precies bekend is gedurende welke periode hij of zij tot de groep geregistreerden behoort. Het gaat hier uitsluitend om de vraag of iemand een WW- of bijstandsuitkering heeft, dan wel ingeschreven staat als niet-werkende werkzoekende. Of iemand daadwerkelijk werkt zoekt en inderdaad geen betaald werk heeft, is niet onderzocht. Mensen die al vóór 2004 een uitkering hadden of werkzoekend waren, worden beschreven in hoofdstukken 3 en 4. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten beschreven voor volwassenen (23 57,5 jaar), jongeren (15 22 jaar) en ouderen (57,5 64 jaar). Voor volwassenen en ouderen wordt de uitstroom en begeleiding naar werk binnen twaalf maanden na instroom gepresenteerd. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden, tenzij expliciet anders wordt vermeld. In 2004 zijn ruim 571 duizend personen één of meerdere keren ingestroomd in de groep personen die een WW- of bijstandsuitkering ontvangt en/of ingeschreven staat bij het CWI als niet-werkende werkzoekende. De uitkomsten van het onderzoek Sluitende aanpak 2005, zoals die in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, hebben echter slechts betrekking op 124 duizend personen (staat 2.1). Dit komt omdat de onderzoekspopulatie beperkt is tot: personen van jaar personen die één keer instromen in 2004; personen die meerdere keren zijn ingestroomd in 2004 zijn verwijderd, omdat voor deze personen de gegevens over begeleiding naar werk niet gekoppeld kunnen worden aan één specifieke registratieperiode het gemeentedomein; het UWV-domein wordt buiten beschouwing gelaten; het grootste deel van de personen die instromen in de WW valt in het UWV-domein en blijft hier dus buiten beschouwing mensen die niet arbeidsgehandicapt zijn; personen met een arbeidshandicap behoren niet tot de doelgroep van Sluitende aanpak de MOSA-respons; alleen van personen die wonen in de 53 (grote) gemeenten die in de periode hebben deelgenomen aan de Monitor Scholing en Activering (MOSA) zijn alle gegevens over begeleiding naar werk bekend. 2.1 Instroom 2004 (15 64 jaar), onderzoekspopulatie naar 2.1 wetsdoelgroep NUG 72% Bijstand 28% Staat 2.1 Afbakening van de onderzoekspopulatie instroom 2004 Instroom in WW, bijstand en NUG Totaal UWV-domein Gemeentedomein Personen die in 2004 één of meerdere keren instroomden min: personen die meerdere keren instroomden in min: personen jonger dan 15 of ouder dan 64 jaar Personen van jaar die in 2004 één keer instroomden min: arbeidsgehandicapten Instroom 2004, doelgroep Sluitende aanpak min: instroom buiten de 53 MOSA-gemeenten Onderzoekspopulatie = instroom 2004, doelgroep Sluitende aanpak in de MOSA-respons, personen van jaar Sluitende aanpak

10 Uit staat 2.1 blijkt dat grofweg de helft van de totale instroom tot het gemeentedomein behoort, en dat binnen het gemeentedomein ongeveer de helft van de instromers woont in de gemeenten die deelgenomen hebben aan het MOSA-onderzoek. Het gemeentedomein valt uiteen in twee delen: de wetsdoelgroep bijstand en de wetsdoelgroep NUG. Personen die achtereenvolgens onder verschillende regelingen vallen (bijvoorbeeld eerst bijstand en daarna NUG), zijn aan de hand van een aantal criteria aan één wetsdoelgroep toegedeeld (zie paragraaf 5.2.5). De wetsdoelgroep bijstand omvat 28 procent van de instroom in het gemeentedomein, de wetsdoelgroep NUG 72 procent. actief zoekt naar werk. De vergelijking leert dat de instroom voor een relatief groot deel uit vrouwen bestaat: 47 procent van de onderzoekspopulatie is vrouw, tegen 42 procent van de beroepsbevolking. Groter zijn de verschillen naar herkomstgroepering. Slechts 17 procent van de beroepsbevolking is allochtoon, terwijl 52 procent van de onderzoekspopulatie tot de allochtonen behoort. Tot slot telt de onderzoekspopulatie relatief veel lager geschoolden. Van de onderzoekspopulatie heeft 44 procent alleen basisonderwijs of vmbo afgerond, terwijl van de beroepsbevolking maar een kwart laaggeschoold is. Voor hoger opgeleiden geldt het omgekeerde: 18 procent van de personen in de instroom heeft een hbo- of wo-diploma, tegen 32 procent van de totale beroepsbevolking. Staat 2.2 Samenstelling van de populatie (15 64 jaar), 2004 Beroepsbevolking (EBB) Instroom in WW, bijstand en NUG in 2004, gemeentedomein Totaal Onderzoekspopulatie Totaal % Geslacht Mannen Vrouwen Herkomstgroepering Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Opleidingsniveau Basisonderwijs Vmbo Mbo/havo/vwo Hbo/wo In staat 2.2 wordt de onderzoekspopulatie vergeleken met de beroepsbevolking. In de beroepsbevolking telt iedereen mee van jaar die in Nederland woont en minstens twaalf uur per week werkt of minstens twaalf uur per week wil werken, daarvoor direct beschikbaar is en bovendien 2.2 Uitstroom en begeleiding naar werk Twee van de drie volwassenen die in 2004 instroomden in de registraties zijn binnen twaalf maanden weer uitgestroomd (staat 2.3). Van de jongeren die in 2004 zijn ingestroomd in de bijstand of NUG is 67 procent al binnen zes maanden weer uitgestroomd (staat 2.4). Na twaalf maanden is zelfs 77 procent van de jongeren uitgestroomd. Uitstroom uit de registraties betekent niet per definitie dat iemand betaald werk heeft gevonden. Er kunnen ook andere redenen zijn waarom iemand geen recht meer heeft op een WW- of bijstandsuitkering, of dat de inschrijving als werkzoekende wordt beëindigd. Zo kan bijvoorbeeld de maximale uitkeringsduur van de WW-uitkering van een persoon verstreken zijn, terwijl deze persoon een partner met een inkomen heeft en daarom geen recht heeft op een bijstandsuitkering. Als iemand gaat samenwonen met een partner met voldoende inkomen betekent dit ook een beëindiging van de bijstandsuitkering. Bij niet-uitkeringsgerechtigden kan ontmoediging een rol spelen bij het niet verlengen van de inschrijving als werkzoekende bij het CWI. Er is een groot verschil in uitstroom tussen de twee wetsdoelgroepen. Bij de bijstand stromen drie van de tien volwassenen binnen twaalf maanden uit, terwijl bij NUG de uitstroom acht van de tien bedraagt. Van de jongeren is Staat 2.3 Uitstroom en begeleiding naar werk van volwassenen (23 57,5 jaar), ingestroomd in 2003 en 2004, naar wetsdoelgroep Instroom in 2003 (gemeentedomein) Instroom in 2004 (gemeentedomein) Instroom, onderzoekspopulatie % Uitstroom na begeleiding naar werk Uitstroom zonder begeleiding naar werk Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk Centraal Bureau voor de Statistiek

11 Staat 2.4 Uitstroom en begeleiding naar werk van jongeren (15 22 jaar), ingestroomd in 2003 en 2004, naar wetsdoelgroep Instroom in 2003 (gemeentedomein) Instroom in 2004 (gemeentedomein) Instroom, onderzoekspopulatie % Uitstroom binnen 6 maanden na instroom Begeleiding naar werk binnen 6 maanden na instroom binnen zes maanden een kwart van de instromers weer uit de bijstand gestroomd en driekwart uit NUG. Ten opzichte van 2003 is de uitstroom van jongeren gestegen van 60 naar 67 procent. Bij volwassenen is de uitstroom uit de bijstand eveneens gestegen. De uitstroom van volwassenen uit de wetsdoelgroep NUG is daarentegen stabiel (grafiek 2.2). 2.2 Uitstroom van volwassenen (23 57,5 jaar), ingestroomd in 2003 en , onderzoekspopulatie naar wetsdoelgroep personen Mensen die niet op eigen kracht uitstromen, behoren begeleiding naar werk aangeboden te krijgen. Voor de bijstandsgerechtigden en NUG ers zijn de gemeenten hiervoor verantwoordelijk. Uiteindelijk is na één jaar 35 procent van de volwassenen die instroomden in het gemeentedomein niet uitgestroomd. Eenderde van deze groep personen heeft begeleiding naar werk aangeboden gekregen. Een jaar na instroom heeft 24 procent geen begeleiding naar werk gekregen en is ook niet uitgestroomd. Deze groep is in het kader van de Sluitende aanpak buiten de boot gevallen. Binnen de wetsdoelgroep bijstand is deze groep het grootst voor volwassenen, namelijk 40 procent van de instroom. Ten opzichte van 2003 is het percentage dat buiten de boot valt met 6 procent gedaald. Van de volwassen NUG ers is na één jaar nog maar 16 procent ingeschreven zonder dat hen begeleiding naar werk is aangeboden. Dit percentage is in 2004 niet veranderd ten opzichte van Van de jongeren is na zes maanden nog 33 procent niet uitgestroomd uit de bijstand of NUG. Dit is 7 procent minder dan in Wel begeleiding en toch niet uitgestroomd Van de groep volwassenen die begeleiding heeft gekregen, is een kwart binnen twaalf maanden uitgestroomd. Ook van de jongeren mét begeleiding naar werk is binnen zes maanden een kwart uitgestroomd. Van de groepen die geen begeleiding naar werk hebben gehad, is echter driekwart uitgestroomd. Dit betekent nog niet dat begeleiding naar werk een averechts effect heeft. Mensen die zeer snel uitstromen krijgen, zijn nauwelijks in de gelegenheid om nog binnen de registratieperiode begeleiding naar werk te krijgen. Daarnaast zullen mensen die een langdurig scholingstraject doorlopen, veelal pas uitstromen ná beëindiging van dit traject. Tot slot behoort het aanbod van reïntegratieactiviteiten toegespitst te worden op personen van wie verwacht wordt dat zij niet direct op eigen kracht kunnen uitstromen. 0 Bijstand 2003 Bijstand 2004 NUG 2003 NUG 2004 Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Uitstroom binnen 12 maanden 2.3 Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Uitstroom van vrouwen blijft achter Zowel bij volwassenen als bij jongeren komt iets meer dan de helft van de instroom voor rekening van mannen. Ook stromen mannen vaker uit dan vrouwen. Bij volwassen stroomt 67 procent van de mannen binnen twaalf maanden uit, tegenover 62 procent van de vrouwen. Bij de jongeren stroomt 69 procent van de mannen binnen zes maanden uit tegenover 64 procent van de vrouwen (staat 2.5). De lagere uitstroom van vrouwen wordt voor een deel veroorzaakt doordat vrouwen vaker een ontheffing van de arbeidsplicht hebben, bijvoorbeeld vanwege de verzorging van een jong kind. Het aandeel vrouwen dat begeleiding kreeg aangeboden is bij volwassenen inmiddels gelijk aan dat van mannen. Vorig jaar kregen volwassen mannen nog iets vaker dan volwassen vrouwen begeleiding naar werk aangeboden. Bij jongeren krijgen mannen nog steeds iets vaker begeleiding naar werk aangeboden dan vrouwen. Dit was vorig jaar ook het geval. Sluitende aanpak

12 Staat 2.5 Uitstroom en begeleiding naar werk van volwassenen (23 57,5 jaar) en jongeren (15 22 jaar), ingestroomd in 2004, naar geslacht Gemeentedomein Mannen Vrouwen Instroom in 2004, onderzoekspopulatie Volwassenen Jongeren % Uitstroom Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Begeleiding Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Zowel bij volwassenen als bij jongeren krijgen niet-westerse allochtonen het vaakst begeleiding naar werk aangeboden. Van de volwassen niet-westerse allochtonen krijgt 20 procent begeleiding naar werk, terwijl de autochtonen en westerse allochtonen beduidend minder vaak begeleiding kregen (respectievelijk 12 en 13 procent). Hoger opgeleiden stromen vaker uit Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter de kans dat een volwassene binnen twaalf maanden uitstroomt. Van de volwassenen die alleen basisonderwijs hebben, is na één jaar 46 procent uitgestroomd. Van degenen met een hboof wo-diploma is 77 procent na een jaar uitgestroomd (grafiek 2.4). Voor begeleiding naar werk geldt het omgekeerde. Begeleiding naar werk wordt het vaakst aangeboden aan mensen met alleen basisonderwijs (22 procent). Van de volwassenen met een hbo- of wo-diploma krijgt slechts 11 procent begeleiding naar werk. Allochtonen stromen minder snel uit Eerder was al geconstateerd dat niet-westerse allochtonen sterk oververtegenwoordigd zijn in de onderzoekspopulatie. Ze vertegenwoordigen in 2004 veertig procent van de instroom. Deze groep allochtonen slaagt er minder goed in om binnen twaalf maanden weer uit te stromen. Terwijl 72 procent van de volwassen autochtonen binnen twaalf maanden weer is uitgeschreven, lukt dat maar 56 procent van de volwassen niet-westerse allochtonen (grafiek 2.3). De uitstroom van volwassen westerse allochtonen is bijna gelijk aan de uitstroom van volwassen autochtonen. 2.3 Uitstroom en begeleiding van volwassenen (23 57,5 jaar), 2.3 ingestroomd in 2004, naar herkomstgroepering % Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Uitstroom binnen 12 maanden Van de autochtone jongeren stroomt in 2004 driekwart binnen zes maanden uit. Van de niet-westerse allochtonen is 57 procent binnen zes maanden uitgestroomd. 2.4 Uitstroom van volwassenen (23 57,5 jaar), ingestroomd in 2004, 2.4 naar opleidingsniveau % Basisonderwijs Vmbo Mbo/havo/vwo Hbo/wo Geen uitstroom binnen 12 maanden Uitstroom binnen 12 maanden 2.5 Uitstroom van jongeren (15 22 jaar), ingestroomd in 2004, naar 2.5 opleidingsniveau % Basisonderwijs Vmbo Mbo/havo/vwo Hbo/wo Geen uitstroom binnen 6 maanden Uitstroom binnen 6 maanden 12 Centraal Bureau voor de Statistiek

13 Ook bij jongeren nemen de uitstroomkansen sterk toe met het opleidingsniveau. Van de jongeren met alleen basisonderwijs stroomt 41 procent binnen zes maanden uit. Voor jongeren met een hbo- of wo-diploma is dit 82 procent. Ten opzichte van 2003 is vooral de uitstroom van jongeren met alleen basisonderwijs toegenomen, van 31 naar 41 procent. één jaar nog ingeschreven als werkzoekende; van de personen ingedeeld in de hogere fasen is dit 41 procent. Van de jongeren in fase 1 is na zes maanden nog 23 procent ingeschreven, in de hogere fasen is dat 42 procent. Jongeren en volwassenen die ingedeeld zijn in fase 2 en hoger hebben blijkbaar meer moeite om uit te stromen. Zij krijgen ook twee keer zo vaak begeleiding naar werk aangeboden dan personen die ingedeeld zijn in fase 1. Dichter bij de arbeidsmarkt, sneller uitgestroomd Werkzoekenden die zich bij het CWI inschrijven, worden ingedeeld in vier fasen. Werkzoekenden die in fase 1 worden ingedeeld, zijn direct bemiddelbaar. Deze mensen hebben de beste kansen op de arbeidsmarkt. Werkzoekenden die in de overige fasen ingedeeld worden, zijn niet direct bemiddelbaar, maar pas na het volgen van een sollicitatietraining, scholing of een intensieve training. Uit staat 2.6 blijkt dat de werkzoekenden die bij inschrijving ingedeeld zijn in fase 1, er inderdaad vaker in slagen om binnen één jaar weer uit de registraties te stromen. Dit geldt zowel voor volwassenen als de jongeren. Van de volwassenen die in fase 1 zijn ingedeeld, is een kwart na 2.4 Vormen van begeleiding naar werk Binnen het onderzoek Sluitende aanpak worden twee vormen van begeleiding naar werk onderscheiden: reïntegratietrajecten en loonkostensubsidies. Een reïntegratietraject kan bestaan uit één of meer instrumenten, die door gemeenten worden ingezet om te voorkomen dat personen langdurig werkloos worden of in een sociaal isolement terecht komen. Het gaat bijvoorbeeld om het aanbieden van een cursus of opleiding, een beroepskeuzeadvies, een vergoeding voor kinderopvang of een doorverwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening. Een Staat 2.6 Uitstroom en begeleiding naar werk van volwassenen (23 57,5 jaar), ingestroomd in 2004, naar fase-indeling Gemeentedomein Totaal 1) Fase 1 Fase overig Instroom in 2004, onderzoekspopulatie % Uitstroom binnen 12 maanden Begeleiding naar werk binnen 12 maanden ) Totaal is inclusief personen van wie de fase-indeling onbekend is. Staat 2.7 Vormen van begeleiding naar werk van volwassenen (23 57,5 jaar) en jongeren (15 22 jaar), ingestroomd in 2004, naar wetsdoelgroep Gemeentedomein Volwassenen Instroom in 2004, onderzoekspopulatie % Totaal begeleiding naar werk binnen 12 maanden Reïntegratietraject Loonkostensubsidie Jongeren Instroom in 2004, onderzoekspopulatie % Totaal begeleiding naar werk binnen 6 maanden Reïntegratietraject Loonkostensubsidie Sluitende aanpak

14 loonkostensubsidie is een bijdrage die een werkgever kan ontvangen als deze een werkzoekende, die niet eenvoudig zelf (weer) aan werkt komt, in dienst neemt. Van de ingestroomde volwassenen start 15 procent binnen een jaar een reïntegratietraject. Van de ingestroomde jongeren start 11 procent binnen zes maanden een reïntegratietraject. Deze vorm van begeleiding naar werk wordt vooral aangeboden aan bijstandsgerechtigden: 38 procent van hen start een reïntegratietraject, tegen slechts 5 procent van de NUG ers. Ook jongeren maken de meeste kans op een reïntegratietraject als ze in de bijstand zitten, namelijk 33 procent. Van de NUG ers krijgt 6 procent een reïntegratietraject. Zowel bij jongeren als bij volwassenen komen loonkostensubsidies nauwelijks voor. In het onderzoek telt per begeleidingsvorm alleen de eerste begeleiding mee gedurende de periode dat iemand geregistreerd is in de WW, bijstand of NUG. Een volgende begeleiding van dezelfde vorm is buiten beschouwing gelaten. De uitkomsten zijn dus geen optelsom van alle begeleidingen naar werk die binnen de registratieperiode zijn aangeboden. Daarnaast kunnen personen verschillende vormen van begeleiding krijgen. Een persoon die tijdens de registratieperiode eerst scholing en daarna een baan op basis van loonkostensubsidie krijgt aangeboden, wordt in beide afzonderlijke categorieën van begeleiding meegeteld. Het aantal personen dat begeleiding naar werk krijgt aangeboden, is daarom kleiner dan het totaal van de afzonderlijke vormen van begeleiding. 2.5 Arbeidsplicht Aan het ontvangen van een bijstandsuitkering zijn plichten verbonden. Zo is men bijvoorbeeld verplicht om actief naar werk te zoeken en regelmatig te solliciteren. De gemeente kan echter een vrijstelling verlenen van deze sollicitatie- en arbeidsplicht. De bijstandsgerechtigde hoeft dan niet naar werk te zoeken of aangeboden werk aan te nemen. Uit staat 2.8 blijkt dat zowel bij volwassenen als bij jongeren een op de drie bijstandsgerechtigden in 2004 een ontheffing heeft van de arbeidsplicht. Van volwassenen die een ontheffing van de arbeidsplicht hebben, stroomt 22 procent binnen een jaar uit de bijstand. Bij volwassenen zónder ontheffing van de arbeidsplicht is de uitstroom 33 procent. Hetzelfde geldt voor jongeren: van jongeren met een ontheffing van de arbeidsplicht is 17 procent binnen zes maanden uitgestroomd, terwijl van de jongeren zónder ontheffing van de arbeidsplicht 29 procent is uitgestroomd. Mensen zonder ontheffing van de arbeidsplicht krijgen iets vaker begeleiding dan mensen met ontheffing van de arbeidsplicht (staat 2.8). 2.6 Uitstroom en begeleiding van jongeren, volwassenen en ouderen vergeleken Ten slotte komt in dit hoofdstuk ook de groep ouderen aan bod. Omdat het percentage ouderen slechts 3 procent van de doelgroep van de Sluitende aanpak beslaat, is aan deze groep nog niet eerder aandacht besteed. Om te laten zien hoe de uitstroom en begeleiding van ouderen zich 2.6 Uitstroom en begeleiding van volwassenen (23 57,5 jaar), 2.6 jongeren (15 22 jaar) en ouderen (57,5 jaar), ingestroomd in 2004 Uitstroom Geen uitstroom, geen begeleiding Geen uitstroom, wel begeleiding Begeleiding Reïntegratietraject Loonkostensubsidie Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Jongeren (binnen 12 maanden) Ouderen (binnen 12 maanden) % Staat 2.8 Uitstroom en begeleiding naar werk van volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar) ingestroomd in 2004, in de wetsdoelgroep bijstand, met en zonder ontheffing van de arbeidsplicht Wetdoelgroep bijstand Totaal Met ontheffing van de arbeidsplicht Zonder ontheffing van de arbeidsplicht Instroom in 2004, onderzoekspopulatie Volwassenen Jongeren Uitstroom % Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Begeleiding naar werk Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Centraal Bureau voor de Statistiek

15 verhouden tot die van jongeren en volwassenen zijn de percentages uitstroom en begeleiding van alle leeftijdsgroepen hier naast elkaar gezet (grafiek 2.6). Uit grafiek 2.6 is af te lezen dat het aandeel volwassenen dat binnen twaalf maanden uitstroomt (65 procent) nagenoeg gelijk is aan het percentage jongeren dat na zes maanden uitstroomt (67 procent). Na twaalf maanden is de uitstroom van jongeren gestegen naar 77 procent. Ouderen stromen met 43 procent het minst vaak uit. Ook krijgen maar weinig ouderen begeleiding naar werk aangeboden: slechts 7 procent van de ouderen krijgt een aanbod voor begeleiding binnen twaalf maanden, terwijl dit bij volwassenen 15 procent is. Een reden van dit lage percentage uitstromers en begeleidingen bij ouderen is dat ouderen minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Driekwart van de geregistreerde ouderen wordt door het CWI ingedeeld in fase 2 of hoger, wat inhoudt dat zij moeilijker bemiddelbaar zijn en daarom ook moeilijker weer uit de registraties zullen stromen. Bij jongeren, volwassenen én bij ouderen bestaat begeleiding naar werk voornamelijk uit reïntegratietrajecten. Loonkostensubsidies komen bij alle leeftijdsgroepen nauwelijks voor. Sluitende aanpak

16

17 3. Langdurig geregistreerden Ten minste één jaar ingeschreven In hoofdstuk 2 is aandacht besteed aan de begeleiding naar werk en de uitstroom van personen die in 2004 zijn ingestroomd in WW, bijstand of NUG. Deze instromers zijn echter niet de enigen die benaderd worden in het kader van de Sluitende aanpak. Ook personen die al langere tijd geregistreerd staan dienen een aanbod voor begeleiding naar werk te krijgen. Dit hoofdstuk beschrijft de begeleiding naar werk en de uitstroom van langdurig geregistreerden in het gemeentedomein. Dit zijn personen die eind 2002 minstens één jaar aaneengesloten geregistreerd stonden met een bijstandsuitkering of als NUG er. Hoeveel van hen kregen er in de drie jaren daarna begeleiding naar werk, en hoeveel van hen stroomden in die periode uit? De onderzoekspopulatie bestaat uit personen tussen de 15 en 65 jaar die langdurig geregistreerd zijn in het gemeentedomein. Daarnaast wordt de populatie beperkt tot mensen die wonen in gemeenten uit de MOSArespons. Uit staat 3.1 blijkt dat vier van de vijf langdurig geregistreerden behoren tot het gemeentedomein. Verder valt op dat zes van de tien langdurig geregistreerden in de 53 MOSA-gemeenten wonen. Bij de instroom in 2004 is dat vijf van de tien. Langdurig geregistreerden wonen dus relatief vaker in grote gemeenten. De MOSA-gemeenten zijn immers in het algemeen de grotere gemeenten. daarentegen 31 procent jong. Dit grote verschil ligt voor de hand. Veel jonge schoolverlaters stromen in omdat ze niet direct werk kunnen vinden, maar stromen na korte tijd weer uit. Ze staan dus niet langdurig geregistreerd. Vergeleken met de instroom in 2004 valt ook op dat het percentage vrouwen onder de langdurig geregistreerden hoog is: 60 procent van de langdurig geregistreerden is vrouw. Bij de instroom in 2004 waren vrouwen nog in de minderheid, met 47 procent. In hoofdstuk 2 is beschreven dat mannen vaker binnen een jaar weer uitstromen. Dat geldt niet alleen voor de instroom in 2004, maar ook voor de instroom in eerdere jaren. Dit heeft tot gevolg dat er een grotere groep langdurig geregistreerde vrouwen overblijft. Staat 3.2 Onderzoekspopulaties langdurig geregistreerden en instroom 2004 vergeleken, naar geslacht en leeftijdsgroep Gemeentedomein Langdurig geregistreerden eind 2002 Instroom 2004 Totaal Mannen Vrouwen Jongeren (15 22 jaar) 3 31 Volwassenen (23 57,5 jaar) Ouderen (57,5 64 jaar) 19 3 % Minder jongeren, meer vrouwen De onderzoekspopulatie bevat relatief weinig jongeren: slechts 7 duizend jongeren staan al minstens één jaar geregistreerd, tegenover 165 duizend volwassenen en 39 duizend ouderen. Het aandeel jongeren onder langdurig geregistreerden is dus 3 procent. Bij de instroom in 2004 is Tot slot blijkt uit grafiek 3.1 dat de populatie langdurig geregistreerden vooral bestaat uit bijstandsgerechtigden. De instroom in 2004 bestond daarentegen voornamelijk uit NUG ers. In hoofdstuk 2 zagen we dat NUG ers veel vaker binnen een jaar uitstromen dan personen in de bijstand. Dit Staat 3.1 Afbakening van de onderzoekspopulatie langdurig geregistreerden eind 2002 Langdurig geregistreerden Totaal UWV-domein Gemeentedomein Personen die eind 2002 minstens één jaar geregistreerd stonden met WW, bijstand of NUG min: personen jonger dan 15 of ouder dan 64 jaar Personen van jaar die eind 2002 minstens één jaar geregistreerd stonden met WW, bijstand of NUG min: arbeidsgehandicapten Langdurig geregistreerden, doelgroep Sluitende aanpak min: langdurig geregistreerden buiten de 53 MOSA-gemeenten Onderzoekspopulatie = langdurig geregistreerden, doelgroep Sluitende aanpak in de MOSA-respons, personen van jaar Sluitende aanpak

18 heeft een groot aandeel bijstandsgerechtigden onder de langdurig geregistreerden tot gevolg. 3.1 Uitstroom van langdurig geregistreerden (15 64 jaar) in , onderzoekspopulatie naar wetsdoelgroep personen Bijstand Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Uitstroom in 2003, 2004 of 2005 Hogere uitstroom bij jongeren NUG Bij langdurig geregistreerden stromen jongeren vaker uit dan volwassenen, net als bij de instroom van Van de 7 duizend jongeren in de onderzoekspopulatie waren er in de periode ruim 4 duizend uitgestroomd, dat is 58 procent. Van de 165 duizend volwassenen waren er in de periode slechts 51 duizend uitgestroomd, ofwel 31 procent. Met het stijgen van de leeftijd daalt de kans op uitstroom. Hierop is één uitzondering: de meeste personen die eind 2002 al 62, 63 of 64 jaar oud waren, zijn drie jaar later uitgestroomd. Met het bereiken van de 65-jarige leeftijd krijgt men in het algemeen recht op AOW. Hierdoor is uiteindelijk toch nog 46 procent van de ouderen in uitgestroomd. Deze cijfers geven alleen antwoord op de vraag óf er in de periode sprake is van uitstroom. Het gaat niet om duurzame uitstroom. Ook personen die in deze periode 3.2 Uitstroom van langdurig geregistreerden (15 64 jaar), naar 3.2 leeftijdsgroep % Jongeren Volwassenen Ouderen Geen uitstroom in 2003, 2004 of 2005 Uitstroom in 2003, 2004 of 2005 zijn uitgestroomd, maar enkele maanden later weer instromen, tellen als uitstroom in de periode Verder dient bij het bepalen van de uitstroom rekening te worden gehouden met de heterogene samenstelling van de onderzoekspopulatie. De registratieduur tot aan het peilmoment varieert aanzienlijk, en hiermee ook de afstand tot de arbeidsmarkt en de kans op uitstroom. Langdurig geregistreerde volwassenen kunnen al zeer lange tijd voorkomen in de registraties, wat veelal betekent dat hun kansen op de arbeidsmarkt sterk zijn afgenomen. Onder jongeren komen logischerwijs meer personen voor die nog niet veel langer dan een jaar staan geregistreerd. De helft krijgt begeleiding naar werk In de periode kreeg de helft van de jongeren en de volwassenen die langdurig geregistreerd waren, begeleiding naar werk aangeboden. Daarentegen kreeg maar 9 procent van de ouderen begeleiding naar werk. In vergelijking met de langdurig geregistreerden per eind 2001 is begeleiding naar werk fors toegenomen (over deze groep is vorig jaar gerapporteerd in het onderzoek Staat 3.3 Uitstroom en begeleiding naar werk van langdurig geregistreerden (15 64 jaar), naar leeftijdsgroep Gemeentedomein Totaal Jongeren Volwassenen Ouderen Langdurig geregistreerden eind 2002, onderzoekspopulatie % Uitstroom in 2003, 2004 of Begeleiding naar werk in 2003, 2004 of Uitstroom na begeleiding naar werk Uitstroom zonder begeleiding naar werk Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk Centraal Bureau voor de Statistiek

19 Sluitende aanpak 2004). Van de personen die eind 2001 langdurig geregistreerd waren, kreeg 39 procent van de jongeren begeleiding naar werk in 2002, 2003 of 2004 (nu 50 procent). Bij de volwassenen steeg het percentage begeleiding naar werk van 40 naar 47 procent. Daarentegen is het deel van de langdurig geregistreerde jongeren en volwassenen dat uitstroomt nu iets lager dan bij het vorig onderzoek: voor jongeren is de uitstroom 1 procent lager, bij volwassenen 2 procent lager. Vrouwen minder succesvol Niet alleen bevat de onderzoekspopulatie langdurig geregistreerden meer vrouwen dan mannen, deze vrouwen stromen bovendien minder vaak uit. In de periode was 32 procent van de langdurig geregistreerde vrouwen uitgestroomd. Bij mannen ligt dat percentage op 38 procent. Vrouwen en mannen krijgen wel even vaak begeleiding, beiden 40 procent. Vooral reïntegratietrajecten Verreweg de meeste langdurig geregistreerden die een vorm van begeleiding naar werk krijgen, volgen een reïntegratietraject. Gesubsidieerd werk en loonkostensubsidies komen maar weinig voor. Overigens krijgen langdurig geregistreerden veel vaker begeleiding naar werk aangeboden dan instromers. Terwijl bijna de helft van de langdurig geregistreerde jongeren en volwassenen in begeleiding naar werk kreeg, had één op de 3.3 Uitstroom van langdurig geregistreerden (15 64 jaar), naar 3.3 geslacht % Mannen Geen uitstroom in 2003, 2004 of 2005 Uitstroom in 2003, 2004 of 2005 Vrouwen Staat 3.4 Vormen van begeleiding naar werk van langdurig geregistreerden (15 64 jaar), naar wetsdoelgroep Gemeentedomein Langdurig geregistreerden eind 2002, onderzoekspopulatie % Totaal begeleiding naar werk in 2003, 2004 of Reïntegratietraject Gesubsidieerd werk Loonkostensubsidie Staat 3.5 Uitstroom en begeleiding naar werk van langdurig geregistreerden (15 64 jaar), met en zonder ontheffing van de arbeidsplicht, naar wetsdoelgroep Gemeentedomein Langdurig geregistreerden eind 2002, onderzoekspopulatie Totaal Met ontheffing van de arbeidsplicht Zonder ontheffing van de arbeidsplicht Uitstroom in 2003, 2004 of 2005 % Totaal Met ontheffing van de arbeidsplicht Zonder ontheffing van de arbeidsplicht Begeleiding naar werk in 2003, 2004 of 2005 Totaal Met ontheffing van de arbeidsplicht Zonder ontheffing van de arbeidsplicht Sluitende aanpak

20 zeven jongeren en volwassenen die in 2004 instroomden in WW, bijstand of NUG binnen één jaar begeleiding naar werk gehad. Vaak ontheffing van de arbeidsplicht Bijna de helft van de langdurig geregistreerden heeft een ontheffing van de arbeidsplicht. Vrijwel al deze personen behoren tot de wetsdoelgroep bijstand. Personen met een ontheffing van de arbeidsplicht stromen in de periode minder vaak uit, dan personen zonder ontheffing. Vier van de tien langdurig geregistreerden zónder ontheffing van de arbeidsplicht zijn in uitgestroomd (staat 3.5). Verder blijkt dat langdurig geregistreerden mét ontheffing van de arbeidsplicht net zo vaak begeleiding naar werk krijgen als langdurig geregistreerden zónder ontheffing. Bij beide groepen krijgen vier van de tien personen begeleiding naar werk. 20 Centraal Bureau voor de Statistiek

21 4. Langdurig geregistreerden voorzover ingestroomd in 2001 Eind 2002 één tot twee jaar geregistreerd In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op een deel van de langdurig geregistreerden. Hoofdstuk 3 had betrekking op alle langdurig geregistreerden: de mensen die eind 2002 minstens één jaar aaneengesloten geregistreerd stonden. Langdurig geregistreerden zijn dus in 2001 of eerder ingestroomd in WW, bijstand of NUG. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten gepresenteerd over de langdurig geregistreerden voorzover zij in 2001 zijn ingestroomd in WW, bijstand of NUG. Eind 2002 stonden deze mensen inmiddels één tot twee jaar geregistreerd. In staat 4.1 wordt de omvang van deze groep weergegeven. Opvallend is het grote aandeel arbeidsgehandicapten binnen het gemeentedomein: 14 duizend van de 67 duizend personen staan geregistreerd als arbeidsgehandicapt (21 procent). Van de totale populatie langdurig geregistreerden binnen het gemeentedomein is 14 procent arbeidsgehandicapt (staat 3.1). 4.1 Uitstroom van langdurig geregistreerden (15 64 jaar), voorzover 4.1 ingestroomd in 2001, onderzoekspopulatie naar wetsdoelgroep personen Bijstand Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Uitstroom in 2003, 2004 of 2005 NUG Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk Staat 4.1 Afbakening van de onderzoekspopulatie langdurig geregistreerden eind 2002, voorzover ingestroomd in 2001 Langdurig geregistreerden, ingestroomd in 2001 Totaal UWV-domein Gemeentedomein Personen die eind 2002 één tot twee jaar geregistreerd stonden met WW, bijstand of NUG min: personen jonger dan 15 of ouder dan 64 jaar Personen van jaar die eind 2002 één tot twee jaar geregistreerd stonden met WW, bijstand of NUG min: arbeidsgehandicapten Langdurig geregistreerden, doelgroep Sluitende aanpak, voorzover ingestroomd in min: langdurig geregistreerden buiten de 53 MOSA-gemeenten Onderzoekspopulatie = langdurig geregistreerden, doelgroep Sluitende aanpak in de MOSA-respons, personen van jaar, voorzover ingestroomd in Staat 4.2 Onderzoekspopulaties langdurig geregistreerden vergeleken, naar geslacht en leeftijdsgroep Langdurig geregistreerden in het gemeentedomein Totaal (hoofdstuk 3) Ingestroomd in 2000 of eerder Ingestroomd in 2001 (hoofdstuk 4) Totaal % Mannen Vrouwen Jongeren (15 22 jaar) Volwassenen (23 57,5 jaar) Ouderen (57,5 64 jaar) Sluitende aanpak