Vriend of vijand? Verzet van jongeren tegenover agenten: Een studie vanuit de zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vriend of vijand? Verzet van jongeren tegenover agenten: Een studie vanuit de zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie"

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar ste examenperiode Vriend of vijand? Verzet van jongeren tegenover agenten: Een studie vanuit de zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Silke Nelis Promotor en begeleider: Dr. Stijn Van Petegem

2

3 Abstract Binnen dit onderzoek heeft men gepoogd de procedurele rechtvaardigheidstheorie (Sunshine & Tyler, 2003) en de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1985, 2000) samen te brengen in één model. Er werden verbanden nagegaan tussen stijlen en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid/vertrouwen. Op basis van de literatuur werd verwacht dat een autonomie-ondersteunende stijl en structuur (Deci & Ryan, 1985, 2000), alsook een procedureel rechtvaardige stijl (Sunshine & Tyler, 2003), zou leiden tot minder oppositioneel verzet en meer internalisatie en tevredenheid. Legitimiteit (Mazerolle et al. 2013) en autonomie (Vansteenkiste et. al, 2014) werden gezien als mediatoren die medieerden tussen de directe verbanden. In eerste instantie werden de directe verbanden nagegaan. Vervolgens gingen we na of de mediatoren de directe verbanden medieerden. Tot slot stonden we stil bij de unieke bijdrage van de variabelen wanneer ze samen gevoegd werden en werd een finaal model getoetst waar beide theorieën in opgenomen werden. De hypothesen werden getoetst bij 315 jongeren tussen de 14 en 18 jaar aan de hand van deels vernieuwde vragenlijsten, aangepast aan een politionele context. Uit de resultaten bleek globaal gezien dat een procedureel rechtvaardige stijl, een autonomieondersteunende stijl en structuur gepaard gingen met minder oppositioneel verzet en meer internalisatie en tevredenheid, terwijl een controlerende stijl en chaos net het tegenovergestelde teweeg brachten. In deze studie werden ook verklarende processen gevonden tussen de verschillende stijlen en uitkomsten, alsook toegevoegde voorspellende waarde van de verschillende stijlen bovenop procedurele rechtvaardigheid.

4 Dankwoord I can no other answer make, but, thanks, and thanks. William Shakespeare Het heeft bloed, zweet en vele tranen gekost, maar na twee jaar hard werken en zwoegen en met de hulp en medewerking van vele personen is deze masterproef tot een goed einde gekomen. In eerste instantie wil ik mijn begeleider en tevens ook promotor Dr. Stijn Van Petegem bedanken. Bedankt voor het mij toekennen van dit interessante en boeiende onderwerp en bedankt voor de steun en bemoedigende woorden tijdens het schrijven van mijn inleiding, het analyseren van mijn data en het op punt stellen van de masterproef zelf. Zonder deze steun, raad en feedback was deze masterproef niet geworden tot wat het nu is. Heel erg bedankt voor de vele tijd en de begeleiding gedurende deze twee jaar. Ook wil ik de politiezone Gent, het Sint-Andreasinstituut Garenmarkt in Brugge en alle jongeren bedanken voor de medewerking aan het onderzoek. Bedankt aan het politiekorps voor de raad en de bijeenkomsten die onze inspiratie voedde. Bedankt aan het Sint-Andreasinstituut voor de tijd en interesse om mij de vragenlijsten te laten afnemen en een bijzondere dank aan alle jongeren die zich geëngageerd hebben om deze vragenlijst in te vullen. Tot slot wil ik ook mijn familie en vrienden bedanken. Bedankt aan mijn zussen die me hielpen met het vinden van jongeren, bedankt aan mijn vader voor de steun en mijn moeder voor het nalezen van mijn thesis. Bedankt aan mijn vrienden die altijd voor me klaar stonden als ik door de bomen het bos niet meer zag. En een bijzondere dank aan mijn vriend Nicolaas om de rust te bewaren wanneer ik het even niet meer goed zag komen en me bemoedigende woorden te geven wanneer ik het nodig had. Bedankt voor het vertrouwen en jullie steun, bedankt! Silke

5 Inhoudstafel Inleiding... 1 Bestaand Kader Omtrent Politieliteratuur... 2 Legitimiteit Procedurele rechtvaardigheid Zelfdeterminatietheorie... 6 Basisbehoeften Autonomie-ondersteunende versus controlerende stijl Structuur versus chaos Internalisatie Oppositioneel verzet Integratie van de Zelfdeterminatietheorie en Procedurele Rechtvaardigheid Link tussen een autonomie-ondersteunende en controlerende stijl met procedurele rechtvaardigheid Verbanden tussen stijlen, mediatoren en uitkomsten Onderzoeksvragen en Hypothesen Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag Methode Steekproef Opzet Meetinstrumenten Legitimiteit Procedurele rechtvaardigheid Autonomie

6 Autonomie-ondersteunende versus controlerende stijl Structuur versus chaos Internalisatie Oppositioneel verzet Tevredenheid Resultaten Preliminaire Analyses Onderzoeksvraag 1: Het Verband Tussen Procedurele Rechtvaardigheid en de Uitkomsten Oppositioneel Verzet, Internalisatie en Tevredenheid Onderzoeksvraag 2: De Mediërende Rol van Legitimiteit Mediatie van legitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet Mediatie van legitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en internalisatie Mediatie van legitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid Onderzoeksvraag 3: Het Verband Tussen een Autonomie-ondersteunende tegenover een Controlerende Stijl, Structuur tegenover Chaos en de Uitkomsten Internalisatie, Oppositioneel Verzet en Tevredenheid Verband tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en de uitkomsten internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid Verband tussen structuur tegenover chaos en internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid Onderzoeksvraag 4: De Mediërende rol van Ervaring aan Autonomie Mediatie van de ervaring van autonomie tussen een autonomieondersteunende tegenover een controlerende stijl en oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid Mediatie van ervaring autonomie tussen structuur tegenover chaos en oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid Onderzoeksvraag 5: De Toegevoegde Voorspellende Waarde van Autonomieondersteuning tegenover Controle en structuur tegenover chaos De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos

7 bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van oppositioneel verzet De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van internalisatie De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van tevredenheid Onderzoeksvraag 6: de Zelfdeterminatietheorie en de Procedurele Rechtvaardigheidstheorie Samengebracht in een Model Discussie Bespreking Onderzoeksresultaten Verband tussen procedurele rechtvaardigheid en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid De mediërende rol van legitimiteit Verband tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en structuur tegenover chaos met de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid De mediërende rol van ervaring van autonomie De toegevoegde voorspellende waarde van autonomieondersteuning, controle, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid in de voorspelling oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht in een model Sterktes en Beperkingen van het Onderzoek Slotconclusie en Implicatie Referenties... 73

8 Tabellen Tabel 1. Beschrijvende statistiek en correlaties. 31

9 Figuren Figuur 1. Procedurele rechtvaardigheid, legitimiteit en de uitkomsten... 5 Figuur 2. Een schematisch overzicht van de types motivatie en regulatie volgens de ZDT Figuur 3. ZDT, autonomie en internalisatie Figuur 4. Integratie ZDT en PR op de perceptie van legitimiteit en de uitkomsten Figuur 5. Schematische voorstelling van de 1 ste onderzoeksvraag Figuur 6. Schematische voorstelling van de 2 de onderzoeksvraag Figuur 7. Schematische voorstelling van de 3 de onderzoeksvraag Figuur 8. Schematische voorstelling van de 4 de onderzoeksvraag Figuur 9. Schematische voorstelling van de 5 de onderzoeksvraag Figuur 10. Schematische voorstelling van de 6 de onderzoeksvraag Figuur 11. Figuur 12. Figuur 13. Figuur 14. Figuur 15. Figuur 16. Figuur 17. De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet, via legitimiteit en illegitimiteit De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie via legitimiteit en illegitimiteit De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie via legitimiteit en illegitimiteit De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid via legitimiteit en illegitimiteit De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en oppositioneel verzet, via de ervaring van autonomie De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en identificatie via de ervaring van autonomie De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en introjectie via de ervaring van autonomie

10 Figuur 18. Figuur 19. Figuur 20. De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en externe regulatie via de ervaring van autonomie De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en tevredenheid De mediatie tussen structuur tegenover chaos en oppositioneel verzet Figuur 21. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en identificatie Figuur 22. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en introjectie Figuur 23. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en externe regulatie Figuur 24. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en tevredenheid Figuur 25. Figuur 26. Figuur 27. Figuur 28. Figuur 29. De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van oppositioneel verzet De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van identificatie De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van introjectie De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van externe regulatie De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van tevredenheid

11 Figuur 30. Figuur 31. Figuur 32. De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht, model voor de uitkomst internalisatie De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht, model voor de uitkomst oppositioneel verzet De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht, model voor de uitkomst tevredenheid

12

13 Autoriteiten en jongeren, het zijn niet altijd twee handen op één buik. In de kranten lezen we steeds meer over conflicten tussen deze groepen. Zo verscheen enige tijd terug in De Morgen een artikel Hoe komt het dat sommige jongeren zo reageren op de politie? waar antwoorden gezocht werden naar de redenen van conflict tussen jongeren en autoriteiten (De Morgen, 08/08/ 12). In het artikel werden verschillende oorzaken voorop gesteld die aan de grondslag konden liggen van het verzet en conflict van deze jongeren tegenover autoriteiten. Zo stelde men dat het gebrek aan respect van deze jongeren naar de politie toe, een steeds crimineler wordende jeugd, maar ook andere factoren zoals contextfactoren en onvoldoende specifieke vorming van de agenten om in bepaalde contexten te werken, aan de basis konden liggen van dit probleem. Bovendien is het zo dat agenten, en de politie in het algemeen, de vertegenwoordigers van onze samenleving zijn. Om deze reden is dan ook de kans groot dat wanneer kwetsbare groepen, minderheidsgroepen en jongeren frustraties krijgen, ze deze gaan uiten naar de politie toe. Door het toenemend aantal conflicten tussen jongeren en autoriteiten en de media aandacht die deze conflicten steeds vaker in beeld brengt, gaan we doorheen deze thesis uitzoeken wat nu precies dat conflict uitlokt of net niet, en welke theorieën dit kunnen verklaren. De algemene doelstelling en centrale onderzoeksvragen van deze thesis kunnen we onderverdelen in drie delen. In een eerste fase zullen we de relatie trachten aan te tonen tussen het begrip procedurele rechtvaardigheid (Tyler, 2004, 2006), een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl en de mate van structuur (Deci & Ryan, 2000; Van Petegem, 2011) en chaos in het verband met de uitkomsten die daarmee gepaard gaan zoals oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. In een tweede fase zullen we kijken of er mediërende factoren zijn die het verband tussen de verschillende stijlen en de uitkomsten kunnen verklaren. Hierna willen we nagaan of een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl en de mate van structuur en chaos een unieke bijdrage leveren bovenop een procedureel rechtvaardige stijl. Tot slot worden beide theoretische kaders in een model gegoten om na te gaan wat de effecten en invloeden zijn van beide theorieën tezamen. 1

14 In een eerste sectie zal worden gekeken naar de bestaande en meest dominante kaders binnen de politieliteratuur (Gau & Brunson, 2009; Mazerolle et al., 2013; Tyler & Huo, 2002; Tyler & Wakslak, 2004), waar we legitimiteit en procedurele rechtvaardigheid gaan toelichten. Daarna gaan we in op de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1985, 2000) en ook hier zullen we vertrekken vanuit de bestaande literatuur. We starten vanuit de beschrijving van autonomie als basisbehoefte en gaan zo verder kijken naar de verschillende stijlen en motivaties die voorkomen binnen deze theorie. Verder zullen we ook ingaan op internalisatie en oppositioneel verzet. Een derde sectie zal dieper ingaan op de link tussen onderzoek gebaseerd op procedurele rechtvaardigheid en onderzoek gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie. Hier wordt de link bekeken tussen de verschillende stijlen, namelijk een procedureel rechtvaardige stijl versus een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl en de mate van structuur en chaos. Later worden ook de verbanden met de mediatoren en de uitkomsten besproken. Bestaand Kader Omtrent Politieliteratuur Legitimiteit. Het concept legitimiteit kent een lange geschiedenis binnen de sociale psychologie en is een steeds belangrijker wordend concept binnen recente onderzoeken over de dynamieken van politieke, juridisch en sociale systemen. Legitimiteit is het geloof of de overtuiging die mensen hebben over een instelling of een sociale regelgeving, namelijk of ze al dan niet terecht en eerlijk beschikken over een autoriteit (Tyler, 2006). Het kan gezien worden als een interne en persoonlijke waarde en het wordt gelinkt aan persoonlijke gevoelens die burgers hebben met betrekking tot hun verplichtingen en verantwoordelijkheden tot anderen. Wanneer de politie als legitiem wordt gezien, zullen mensen bijvoorbeeld veel sneller meewerken met de politie (Van Damme, 2013). Deze perceptie van legitimiteit zou gepaard gaan met meer vrijwillige aanvaarding van de straf, regels, wetten, etc., evenals met meer volgzaamheid en minder protest (Tyler & Huo, 2002). De mate van legitimiteit die bekomen wordt door de leiderschapsstijlen hangt samen met het accepteren van aanbevelingen van autoriteiten en zou een bewijs zijn voor de belangrijke rol die 2

15 democratische besturen hebben in het creëren en behouden van die legitimiteit (Lewin, Lippitt & White, 1939; Lewin, 1951). Legitimiteit situeert zich op twee vlakken (Verwee, 2013). Enerzijds heb je de individuele autoritaire figuur, waar er sprake is van één op één contact tussen de autoriteit, bijvoorbeeld in de hoedanigheid van de individuele agent, en de persoon in burger. Wanneer iemand een agent als legitiem ziet, dan verwijst dit naar hoe bereid iemand is om te gehoorzamen aan deze agent, zonder zijn manier van werken en het nemen van beslissingen in vraag te stellen. Anderzijds kan men een autoriteit zien als een instelling, zoals de politie in het algemeen of de overheden die instaan voor de wetgeving. Wanneer iemand de autoriteit, die de vorm van een instelling aanneemt, gehoorzaamt, dan zou deze makkelijker de wetten en de heersende normen aanvaarden dan iemand die deze autoriteiten als illegitiem beschouwt (Van Damme, 2013). In het onderzoek van Tyler & Huo (2002) werd gekeken naar wat nu precies zorgt voor de aanvaarding van het gezag die autoriteiten uitoefenen op de burgers. Ze deden onderzoek in Oakland (Verenigde Staten), een regio waar er grote criminaliteitscijfers heersen. De resultaten toonden aan dat de manier waarop de politie burgers behandelden, een grotere invloed had op de evaluatie van de agent dan het goed uitvoeren van hun job. Legitimiteit wordt dus gezien als een perceptie die mensen hebben over autoriteiten en het al dan niet legitiem handelen van deze autoriteiten. Deze handelingen die legitimiteit in de hand werken, komen onder andere voort uit de stijl die agenten hanteren. Doorheen deze thesis zullen we werken rond een procedureel rechtvaardige stijl, gebaseerd op Tyler (2004). Een tweede bevinding, van Tyler & Huo (2002) was dat wanneer agenten hun manier van interageren met de burgers verschoven van een meer commanderende en controlerende oriëntatie naar een eerlijke en respectvolle manier van handelen, de publieke evaluaties van burgers over de autoriteiten beter werden. Procedurele rechtvaardigheid. Een procedureel rechtvaardige stijl is een stijl die legitimiteit zou bevorderen (Gau & Brunson, 2009). Procedurele rechtvaardigheid (PR) is niet enkel een kenmerk 3

16 die te plaatsen is binnen de context van agenten, ook in verscheidene andere gebieden wordt met deze term gewerkt. Zo heb je bijvoorbeeld binnen bedrijfsculturen verschillende leiderschapsstijlen, afhankelijk van de cultuur (een collectivistische of individualistische cultuur) zal een ander type leiderschapsstijl gewenst zijn. Gemeenschappelijk tussen deze culturen is dat alle organisaties ervoor moeten zorgen dat er een sterk gevoel van procedurele rechtvaardigheid heerst tussen de medewerkers in het bedrijf (Eagly, Johannesen-Schmidt & Van Engen, 2003). In deze thesis ligt de focus niet op het bedrijfsleven, maar wel op het politionele aspect. Procedurele rechtvaardigheid werd uitgebreid beschreven door Tyler (2004,2006) en schuift vier elementen naar voor die kenmerkend zijn voor een procedureel rechtvaardige stijl: participatie, neutraliteit, respect en betrouwbare motieven. Het eerste element, participatie, bevat de mate waarin er ruimte is voor dialoog. Cruciaal hierbij is de vraag of er ruimte is voor inspraak, dan wel of er niet geluisterd wordt naar de kant van de burger. Zo zal een agent die ruimte laat aan de burger om zijn/haar kant van het verhaal te brengen, de situatie uit te leggen, of te verduidelijken, als meer legitiem worden beschouwd dan een agent die geen ruimte tot conversatie toelaat. Ten tweede wordt gekeken naar de mate van neutraliteit. Er wordt gekeken of iedere burger met evenveel respect behandeld wordt, onafhankelijk van iemands ras of etniciteit, geslacht, uiterlijke kenmerken, Dit wil zeggen dat wanneer twee personen worden tegengehouden omdat ze zonder licht rondrijden, ze op dezelfde manier behandeld en gestraft zouden moeten worden, ongeacht wie ze zijn. Een derde kenmerk binnen de theorie van Tyler is de mate van respect en waardigheid. Er wordt gekeken naar de taal die de agent hanteert bij een politieinterventie. Wanneer een burger als een waardig persoon en met respect behandeld wordt, dan zal de agent als meer legitiem gezien worden dan wanneer een agent geen respect toont. Een laatste kenmerk is de mate waarin een burger de perceptie heeft dat agenten beslissen op basis van feiten en objectieve criteria en de burger de agent dus als betrouwbaar en te vertrouwen percipieert. Er wordt gekeken of de agent vanuit een bezorgdheid van veiligheid handelt of eerder vanuit een frustratie. 4

17 Wanneer een burger bijvoorbeeld het gevoel heeft dat hij/zij enkel gestraft wordt omwille van het geld dat een boete oplevert, dan draagt dit niet bij tot legitimiteit. Procedurele rechtvaardigheid -Participatie -Neutraliteit -(Zelf)respect -Betrouwbare motieven Legitimiteit -Tevredenheid/ vertrouwen -Acceptatie -Ongehoorzaamheid/ verzet -... Figuur 1. Procedurele rechtvaardigheid, legitimiteit en de uitkomsten. Bovenstaande theorie van Tyler omtrent procedurele rechtvaardigheid (PR) is door de jaren heen een dominante stroming geworden. Onderzoek binnen de criminologie wees uit dat alle vier de kenmerken van PR belangrijk zijn (Mazerolle, Bennett, Davis, Sargeant & Manning, 2013). Als we kijken naar wat procedurele rechtvaardigheid nu precies doet met burgers, zien we dat onderzoek uitwijst dat wanneer burgers behandeld worden via een PR stijl, er een zekere vorm van legitimiteit ervaren wordt. Legitimiteit zorgt ervoor dat burgers minder het gevoel hebben persoonlijk geviseerd te worden en mensen zullen gewilliger de beslissingen die agenten maken accepteren. Het omgekeerde geldt ook: wanneer er sprake is van een niet procedureel rechtvaardige behandeling en de autoriteiten bijgevolg als illegitiem gepercipieerd worden, zullen agenten op verzet en ongehoorzaamheid van de burgers stoten (Tyler & Wakslak, 2004). Ook Mazerolle et al. (2013) vonden dat burgers die het gevoel hadden rechtvaardig behandeld te worden, meer tevreden waren over de politie en sneller met hen meewerkten. Deze bevindingen konden we ook terugvinden in de systematische review van Mazerolle, Bennet, Davis, Sargeant & Manning (2013). Interventies werden slechts opgenomen in de review wanneer er expliciet gerapporteerd werd dat er gezocht werd naar politiestijlen die een stijging in legitimiteit veroorzaakten, of dat er minstens één van de kenmerken van procedurele rechtvaardigheid gebruikt werd. De belangrijkste conclusies uit het onderzoek waren dat de effecten van legitieme politie-interventies, op elke directe meting een positieve richting toonden. Ondanks de variabiliteit waarmee legitimiteit gemeten werd en de moeilijkheid rond het meten van legitieme 5

18 uitkomsten, vond men dat in dialoog gaan het meest belangrijke kenmerk van PR was om tevredenheid, vertrouwen en medewerking met de politie te verkrijgen. Eén van de conclusies van de review luidde dat het type politie-interventie onderliggend was aan het procedureel rechtvaardige kenmerk dialoog. Na het bespreken van het bestaande kader omtrent politieliteratuur gaan we in de volgende sectie dieper in op de zelfdeterminatietheorie, zodat we later in deze thesis beide theorieën naast elkaar kunnen plaatsen. Zelfdeterminatietheorie Basisbehoeften. De zelfdeterminatietheorie (ZDT) van Deci & Ryan (1985, 2000) is een theorie die ervan uitgaat dat mensen inherent op groei georiënteerd zijn, maar ook dat we in ons de kwetsbaarheid dragen om passief te zijn onder invloed van de omgeving. Op die manier kunnen we in een neerwaartse spiraal terecht komen met een verhoogde kans op het ontwikkelen van psychopathologie (Vansteenkiste & Ryan, 2013). De ZDT verklaart ook waarom mensen iets doen en steunt op drie universele en fundamentele basisbehoeften: autonomie, competentie en relationele verbondenheid (Ryan, 1995; Deci & Ryan, 2000). Vansteenkiste & Ryan (2013) stellen dat het vervullen van de basisbehoeftes het welzijn voedt en de innerlijke krachtbronnen sterker maakt om een betere veerkracht te verkrijgen. Behoeftefrustratie daarentegen werkt geen welzijn in de hand en verhoogt kwetsbaarheden om een psychopathologie te ontwikkelen (Deci & Ryan, 2000). Binnen deze thesis gaan we vooral kijken naar de basisbehoefte autonomie. Autonomie is namelijk één van de basisbehoeften die verwijst naar het ervaren van een gevoel van keuze en psychologische keuzevrijheid in het stellen van gedrag (Deci & Ryan, 1985, 2000). Het is de mate waarin jongeren zelf de richting bepalen, keuzes maken en vrijheid ervaren. Wanneer er sprake is van behoeftefrustratie en er niet voldaan wordt aan de basisbehoefte autonomie, kunnen jongeren zichzelf niet zijn en is er geen ruimte om zelf keuzes te maken (Ryan, 1995). De kenmerken die ervoor zorgen dat autonomie al dan niet ervaren wordt, zijn sterk gerelateerd aan elkaar. Naarmate het gedrag gereguleerd wordt en overtuigingen meer geïnternaliseerd en in 6

19 lijn gebracht worden met de eigen persoon, zal het gedrag uitgevoerd worden met een groter gevoel van autonomie of psychologische vrijheid. Adolescenten hebben het gevoel zelf aan de basis te liggen van hun gedrag en zelf hun gedrag te sturen, wat ervoor zorgt dat adolescenten zich volledig achter de activiteit en de reden voor het vertoonde gedrag kunnen stellen (Deci, 1975). Wanneer we dit gegeven bekijken binnen een politiecontext, dan zou het kunnen dat wanneer mensen behoeftefrustratie en negatieve affecten ervaren en de satisfactiekant niet bevredigd wordt, autoriteiten sneller als illegitiem worden gezien. Om deze hypothese te bevestigen, is nog meer onderzoek vereist binnen dit specifieke domein. Echter, wanneer deze hypothese bevestiging zou krijgen, dan kunnen we stellen dat basisbehoeften gezien kunnen worden als verklarende mechanismen voor de perceptie van legitieme autoriteiten. In deze thesis zullen we vooral kijken naar het effect van de behoefte aan autonomie op de mate van internalisatie of oppositioneel verzet. Autonomie-ondersteunende versus controlerende stijl. Binnen de zelfdeterminatie literatuur bestaat een onderscheid tussen verschillende stijlen waarvan gebruik kan gemaakt worden om iemand zijn basisbehoeften te vervullen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een autonomie-ondersteunende stijl en een controlerende stijl. Een autonomieondersteunende stijl is een stijl die gekenmerkt wordt door het tonen van respect en aanvaarding, het aanbieden van keuze en het geven van een zinvolle uitleg (Deci & Ryan, 1987). Er zijn ook nog bijkomende kenmerken van een autonomieondersteunende stijl, zoals het creëren van een sfeer waar kinderen aangemoedigd worden om taken te volbrengen voor persoonlijke redenen en het voorstellen van uitdagende en relevante taken tijdens de les (Deci & Ryan, 1985; Tessier, Sarrazin & Ntoumanis, 2010; Vansteenkiste, Simons, Lens, Sheldon & Deci, 2004). Deze kenmerken zijn afkomstig uit een schoolcontext, maar kunnen ook bestudeerd worden in andere contexten zoals een politionele context. Bij een autonomie-ondersteunende context groeien kinderen op in een omgeving waar ze een gevoel van keuze en psychologische keuzevrijheid hebben in het stellen van gedrag. Een controlerende stijl 7

20 wordt in tegenstelling tot een autonomie-ondersteunende stijl gekenmerkt door meer controlerende gedragingen en taal (Reeve & Yang, 2006). Reeve & Yang (2006) stellen dat we onder controlerend gedrag drie verschillende componenten kunnen onderscheiden, namelijk het geven van kritiek, het nadruk leggen op uitslagen en het geven van oplossingen zonder samen te kijken naar het proces dat erachter schuilt. De controlerende taal wordt eveneens opgedeeld in verschillende componenten: enkele voorbeelden hiervan zijn het hanteren van een schuld-inducerende taal, het geven van voorwaardelijke positieve feedback, het stellen van controlerende vragen, het geven van bevelen, Als ouders op een autonomie-ondersteunende manier met hun kinderen omgaan, zullen deze kinderen hun ouders meer waarderen, de regels meer aanvaarden en minder probleemgedrag stellen (Deci & Ryan, 2000). Jongeren gaan hierdoor een gevoel van psychologische vrijheid ervaren bij het uitvoeren van een activiteit. Wanneer er een gebrek aan autonomie is en tevens ook veel regels worden opgelegd, zou dit kunnen leiden tot meer emotionele problemen, een dalend zelfrespect door controleverlies en zelfs tot aangeleerde hulpeloosheid wanneer iemand zich in een afhankelijkheidspositie bevindt (Reijneveld, De Boer, Bean & Korfker, 2005; De Smet, 2009). Autonomie-ondersteuning versus een controlerende stijl kan op twee verschillende niveaus beschouwd worden (Vansteenkiste, Simons, Lens, Sheldon, & Deci, 2004). Ten eerste is er een niveau waar structuur en regels worden opgelegd en keuzes worden aangeboden. Met structuur bedoelen we dat er duidelijk grenzen aangeven worden door de autoriteit en dat er geen twijfel is over wat kan en niet kan, door bijvoorbeeld regels op te leggen. De manier waarop deze structuur geïntroduceerd wordt, zorgt ervoor dat de regels en keuzemogelijkheden als autonomie-ondersteunend of eerder als gecontroleerd worden ervaren. Een tweede niveau is deze op het niveau van de interactie tussen een autoriteit en een adolescent. Hierbij spelen drie elementen een belangrijke rol (Deci, Eghrari, Patrick & Leone, 1994). Ten eerste is er de manier waarop de structurele maatregel gecommuniceerd wordt. Bij het communiceren, kan een gevoel van dwang, angst, schuld en schaamte 8

21 geïntroduceerd worden wanneer men een controlerende stijl hanteert. Agenten kunnen proberen om te communiceren vanuit een open, niet gedwongen houding met de burger om zo een autonomie-ondersteunende houding in te nemen. Een tweede element is het aanbieden van een zinvolle motivering of uitleg. Wanneer agenten de burgers berispen, is het zinvol om te motiveren waarom de berisping wordt gegeven, zo zal er minder snel frustratie komen naar autoriteiten toe (Vanhoof, 2012). Een derde en laatste element op interactie niveau is het innemen van een empatisch perspectief. De agenten zouden kunnen proberen zo goed mogelijk het standpunt van de burger in te nemen, zodat de burgers zich beter begrepen voelen. Eén van de mogelijkheden om dit uit te voeren is door te peilen naar de mening en gevoelens van de burgers wanneer er bijvoorbeeld een politie-interventie is in een burenruzie. De controlerende stijl werkt meer vanuit een gedwongen motivatie en gaat uit van discipline en controlerende strategieën zoals bijvoorbeeld psychologische controle. In tegenstelling tot een autonomie-ondersteunende stijl zijn hier niet veel keuzevrijheden. Er wordt eerder een controlerende taal ( je moet, ik wil dat je,...) gebruikt en de burgers worden onder druk gezet (Vanhoof, 2012). Reijneveld et al. (2005) deden onderzoek naar de effecten van een beperkte opvang en structuur bij asielkinderen op hun psychische gezondheid en welzijn. De resultaten wezen uit dat kinderen die in een niet autonomie-ondersteunende context terecht kwamen, veel meer emotionele problemen vertoonden op de HSCL (Hopkins Symptom Checklist) in vergelijking met kinderen die in een meer autonome setting terecht kwamen. Savard, Joussemet, Pelletier & Mageau (2013) vonden dat wanneer vrouwelijke tieners een vervelende taak moesten uitvoeren, de taak als waardevoller en met minder negatief affect werd ervaren wanneer er autonomie-ondersteuning was. Ook werd de instructiegever als minder competent ervaren in de conditie waar de meisjes geen autonomie-ondersteuning ervaarden. Autonomie-ondersteuning zou dus de meest zinvolle ondersteuning zijn om waarden, normen, regels, wetten en disciplines aan te leren (Deci & Ryan, 2000). Een controlerende stijl zou gepaard gaan met meer negatieve effecten. Zo vonden Ryan, Mims & Koestner (1983) dat de negatieve effecten van de controlerende factoren 9

22 verminderd worden door deze op een autonomie-ondersteunende manier aan te bieden. Het is dus een kwestie om een evenwicht te vinden tussen het gebruik van een autonomie-ondersteunende stijl en een controlerende stijl. De regels, wetten en normen die via een controlerende of autonomie-ondersteunende stijl worden aangeboden, worden allen om verschillende redenen nageleefd. Onder het stuk internalisatie worden deze redenen verder in detail besproken. Structuur versus chaos. Structuur versus chaos geeft een globaal beeld van wat autoriteiten van jongeren verlangen. Een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl geeft eerder de wijze aan waarop of hoe structuur kan worden aangebracht. Niet alleen een autonomie-ondersteunende stijl versus een controlerende stijl zal de autonome motivatie verhogen. Ook het aanbieden van de nodige structuur kan deze autonome motivatie ten goede komen (Ryan & Deci, 2000). Structuur verwijst naar de mate waarin adolescenten een houvast wordt aangeboden (Vansteenkiste, Sierens, Soenens & Lens, 2007). Dit kan bekomen worden door je verwachtingen duidelijk te communiceren naar de jongere toe en door duidelijke afspraken te maken omtrent (on)gewenst gedrag. Er wordt verwacht dat deze afspraken ook consequent gevolgd moeten worden om van structuur te kunnen spreken. Er is sprake van een chaotische context wanneer adolescenten zich in een onduidelijke en onvoorspelbare omgeving bevinden. Deze context kan ervoor zorgen dat adolescenten zich incompetent voelen, omdat ze niet weten wat ze nu precies moeten doen (Skinner & Edge, 2002). Terwijl een autonomie-ondersteunende en controlerende stijl meer inspeelt op de wijze waarop iets uitgevoerd dient te worden, zal controle versus chaos meer het persoonlijke initiatief van de jongeren proberen aanspreken. Waar autonomieondersteuning meer de basisbehoefte aan autonomie bevredigt, bevredigt structuur meer de basisbehoefte aan competentie (Flink, Boggiano & Barrett, 1990). De meest optimale stijl wordt in het onderzoek van Sierens, Vansteenkiste, Goossens, Soenens & Dochy (2009) gekenmerkt door de combinatie van beide, zodat de nodige structuur op een autonomie-ondersteunende wijze wordt aangebracht. Een autonomie-ondersteunende stijl mag niet gelijk gezien worden als een 10

23 laissez-faire mentaliteit. Het staat niet gelijk met het aanbieden van een buitensporige vrijheid waar jongeren kunnen doen wat ze wensen te doen, omdat er geen sprake is van structuur en regels (Vansteenkiste et al., 2012). Binnen de ZDT van Deci & Ryan (2000) wordt een complete vrijheid en een gebrek aan regels, discipline eerder gezien als een gebrek aan structuur. Zowel een zekere mate van structuur als een autonomieondersteunende stijl, zijn uiterst noodzakelijk om de autonome motivatie van jongeren te verhogen. Het is dan ook een heuse uitdaging voor autoriteiten om te streven naar een combinatie van een autonomie-ondersteunende stijl met structuur (Vansteenkiste, Sierens, Soenens & Lens, 2007). Internalisatie. In de zelfdeterminatietheorie kan binnen het begrip autonomie onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten motivaties: autonome en gecontroleerde motivatie (Deci & Ryan, 2000). Wanneer iemand autonoom gemotiveerd is, wil dat zeggen dat mensen het gevoel hebben dat ze zelf voor hun gedrag kiezen. De drie basisbehoeften dragen onder andere bij tot autonome motivatie. Een gecontroleerde motivatie daarentegen wordt geassocieerd met verplichtingen en eventueel daarbij samenhangende stress (Vansteenkiste et al., 2005; Vansteenkiste et al., 2007). Vanuit de beschrijving van beide soorten motivatie kunnen we makkelijker de overstap maken naar het onderscheid tussen de verschillende stijlen binnen autonomie. Het begrip autonomie is binnen deze thesis een belangrijk begrip in relatie met legitimiteit en procedurele rechtvaardigheid. Naast autonome en gecontroleerde motivatie wordt binnen de zelfdeterminatietheorie ook een opdeling gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie gaat ervan uit dat mensen zich van nature uit aangetrokken voelen om inherent boeiende activiteiten uit te voeren (Deci, 1975; Deci & Ryan, 1985). Niet al onze activiteiten worden als intrinsiek boeiend ervaren, daarom wordt er naast intrinsieke motivatie ook nog gesproken over extrinsieke motivatie. Dit verwijst naar de mate waarin een adolescent gemotiveerd is voor een activiteit omdat er verwacht wordt dat deze uitgevoerde activiteiten zouden leiden tot positief ingeschatte gevolgen. Binnen extrinsieke motivatie kan er zowel gecontroleerde als 11

24 autonome motivatie voor komen. Binnen de politiecontext zullen we voornamelijk gaan kijken naar het extrinsieke luik en het internalisatieproces. Het concept internalisatie speelt een belangrijke rol binnen de ZDT en de politiecontext. Het is een verinnerlijkingsproces waarbij zaken die eerst extern gestuurd werden (schuld, schaamte, aangereikte externe overtuigingen, attitudes of gedragsregulaties, ), nu gezien worden als waardevol en interessant voor de jongere (Deci & Ryan, 1985). Wanneer initieel oninteressante activiteiten meer verinnerlijkt worden, worden ze met een groter gevoel van autonomie of psychologische vrijheid uitgevoerd. Een actief verinnerlijkingsproces wordt dus gezien als het internaliseren van aanvankelijk extern gestuurde gedragsregulaties (Vansteenkiste, Soenens, Lens & Beyers, 2008). Regels die opgelegd worden door autoriteiten zullen vaak als niet intrinsiek boeiend ervaren worden, vandaar dat we ons binnen de politiecontext gaan toespitsen op het proces van internalisatie. Volgens Ryan & Deci (2000) zijn er drie soorten extrinsieke motivatie, namelijk externe regulatie, geïntrojecteerde regulatie en de regulatie van gedrag via identificatie. Later kwam er nog een vorm van extrinsieke motivatie bij onder de vorm van geïntegreerde motivatie (Vansteenkiste et al., 2007). Internalisatie bevindt zich op een continuüm, gaande van externe regulatie naar geïdentificeerde regulatie (Ryan & Deci, 2000). Een overzicht van de types motivatie en regulatie volgens de ZDT kan je terug vinden in figuur 2. Extrinsieke motivatie Externe Geïntrojecteerde Geïdentificeerde regulatie regulatie regulatie Externe druk Interne druk Persoonlijk belang Niet Partieel Bijna volledig geïnternaliseerd geïnternaliseerd geïnternaliseerd Gecontroleerde motivatie Internalisatieproces Autonomie motivatie Figuur 2. Een schematisch overzicht van de types motivatie en regulatie volgens de ZDT (Ryan & Deci, 2000 uit Vansteenkiste en Soenens 2011). 12

25 Aan het begin van het internalisatieproces staat de externe regulatie. Als het gedrag gesteld wordt als noodzakelijke voorwaarde om positieve uitkomsten te bekomen of negatieve uitkomsten te vermijden, dan is er een sterker gevoel van externe verplichtingen aanwezig (Deci & Ryan, 1985). Een voorbeeld hiervan is dat een jongere niet door het rood rijdt met de fiets om een straf te vermijden. Een tweede vorm van gecontroleerde motivatie is een geïntrojecteerde regulatie. De jongeren gaan zichzelf onder druk zetten en de lat voor zichzelf hoog leggen, zodat wanneer het lukt, zij zichzelf kunnen beladen met gevoelens van trots en hun eigenwaarde omhoog kunnen helpen. Omgekeerd, als ze hun standaarden niet halen, is er sprake van diepe teleurstelling, schaamte en schuld. Er is dus eerder sprake van interne druk, de druk wordt niet langer van buitenaf opgelegd, toch spreken we nog steeds over een vrij controlerend type (Vansteenkiste, Soenens, Sierens & Lens, 2005). Een jongere die zijn fietslichten aansteekt wanneer hij s avonds over straat rijdt omdat hij zich zou schamen als zijn ouders te weten komen dat hij zonder lichten rijdt, handelt vanuit een geïntrojecteerde regulatie. Een derde en tevens laatste vorm is de regulatie van gedrag via identificatie. Men identificeert zich met de waarde van het gedrag en ziet de regulatie als een deel van zichzelf. Het gedrag wordt gepercipieerd als persoonlijk en komt overeen met de doelen en ambities van de jongere (Vansteenkiste & Soenens, 2006). Een jongere zal, wanneer het donker is, niet zonder lichten fietsen omdat hij inziet dat dit bijdraagt tot de veiligheid van de jongere zelf en de omstaanders. Het onderzoek van Rogers (1958), uit Vansteenkiste, Sierens, Soenens & Lens (2007) toont aan dat jongeren die omwille van gecontroleerde motieven gedrag stellen, zelf niet helemaal achter hun gedrag staan. Hierdoor zullen deze gecontroleerde motieven ook negatieve effecten hebben op het welzijn. Jongeren ervaren meer stress door de druk die er heerst en dat komt het welzijn niet ten goede. Er is geen plaats om eigen waarden en interesses te ontplooien als je zelf niet volledig achter je gedrag kan staan. Wanneer opgelegde standaarden bereikt worden, kan dat wel als positief ervaren worden door jongeren. Maar het falen ervan brengt een zeer negatieve beoordeling van de eigen persoon met zich mee. 13

26 Oppositioneel verzet. Naast internalisatie is er het concept oppositioneel verzet. Verzet is intentioneel van aard en dient een doel. Bij verzet gaan jongeren zich verzetten tegen het verzoek of tegen de persoon die het verzoek formuleerde (Vansteenkiste & Soenens, 2006). Er is sprake van oppositioneel of opstandig verzet wanneer het verzoek gevoed wordt door dwingende motieven. De jongere gaat zich afzetten tegen iedereen die een verzoek gaat formuleren (ouders, socialisatiefiguren, ), dit verzoek leggen ze naast zich neer door net het tegenovergestelde te doen van wat verwacht wordt van hen (Deci & Ryan, 2000). Vansteenkiste, Soenens, Van Petegem & Duriez (2014) spreken van het verzetten tegen en het kortaf weigeren van ouderlijk gezag. De jongere wordt gedreven door een extern gereguleerd type van internalisatie, net zoals de ouderlijke regels die opgesteld worden voor jongeren, oppositioneel gedrag drijven. In een studie van Vansteenkiste et al. (2014) vond men dat autonomieondersteuning gelinkt was aan een stijging in geïdentificeerde regulatie van ouderlijke regels en een daling in oppositioneel verzet. De reden die hiervoor naar voor werd gebracht, was dat de stijl een positieve invloed had op de basisbehoeften. Dit alles staat in tegenstelling met een controlerende stijl waarvan verwacht werd dat het de rigiditeit en extern gedreven loyaliteit aan de ouderlijke normen of het verzet zou doen stijgen. Onderstaande figuur tracht de hele sectie over de zelfdeterminatietheorie in één beeld samen te brengen. Autonomieondersteunend vs. controlerende stijl Structuur vs. Chaos Behoefte aan autonomie Internalisatie Oppositioneel verzet Figuur 3. ZDT, autonomie en internalisatie. 14

27 Integratie van de Zelfdeterminatietheorie en Procedurele Rechtvaardigheid Link tussen een autonomie-ondersteunende en controlerende stijl met procedurele rechtvaardigheid. Met deze thesis willen we voornamelijk nagaan of de ZDT een overlap kent met procedurele rechtvaardigheid en/of de ZDT bovenop PR iets bijkomend kan verklaren. Vanuit theoretisch opzicht zijn er een aantal raakvlakken te vinden tussen PR en de verschillende stijlen binnen de ZDT. Wij willen met deze thesis dan ook empirisch toetsen in welke mate deze raakvlakken er daadwerkelijk zijn. Wanneer we de elementen van de ZDT naast de kenmerken van PR leggen, merken we verschillende overlappen op. Deze overlappen zijn niet gebaseerd op eerdere onderzoeken, maar wel op basis van de bevindingen doorheen deze literatuurstudie. Ten eerste is er mogelijks een overeenkomst tussen empathie en de kenmerken respect, waardigheid en dialoog. Als een agent empathie toont naar de burger toe, dan wijst dat op respect en waardigheid. Wanneer empathie getoond wordt, wijst dat ook op een mogelijkheid tot dialoog. De agent probeert zich in de plaats van de burger te stellen, dit kan door de burger verder te bevragen naar het waarom. Vervolgens kunnen we het aanbieden van keuzes en mogelijkheden zien als een vorm van vertrouwen. Je toont een zeker vertrouwen in de burger als agent, wanneer je de burger ruimte laat om zelf een keuze te maken. Een derde overeenkomst kunnen we opmerken tussen een zinvolle motivering of uitleg en de neutraliteit die ervaren wordt. Wanneer een uitleg gegeven wordt, dan wordt iets als minder subjectief gezien: de burger weet op basis van welke wetten, regels en gedachten de agent zijn beslissing neemt. Deze gefundeerde uitleg kan ook gelinkt worden met de perceptie die burgers hebben over de betrouwbare motieven van de autoriteiten. De combinatie van beide begrippen zoals we hierboven hebben gesproken, is binnen deze thesis niet aangetoond op basis van eerder onderzoek. Het is de uiteindelijke bedoeling dat binnen deze scriptie nagegaan wordt of de mate van PR, een autonomie-ondersteunend tegenover een controlerende stijl en de mate van structuur tegenover chaos die ervaren wordt, leidt tot een zekere ervaring van autonomie en legitimiteit. 15

28 De studie van De Backer, Boen, Ceux et al. (2011) deed onderzoek naar de rol van gepercipieerde rechtvaardigheid en autonomie-ondersteuning van de coach en de mate waarop dit invloed had op de identificatie met het team en de team cohesie. Het werd gezien als een relatie tussen procedurele rechtvaardigheid en internalisatie. Spelers hadden het gevoel gerespecteerd, geapprecieerd en waardevol te zijn wanneer ze het gevoel hadden dat hun coach de autonomie, competentie en verbondenheid van de spelers steunde door een autonomie-ondersteunende stijl te hanteren. In dit onderzoek kan evidentie gevonden worden voor de overeenkomst tussen PR en een autonomie-ondersteunende stijl. Het gevoel om gerespecteerd, geapprecieerd te worden en waardevol te zijn, kan teruggebracht worden tot procedurele rechtvaardigheid, aangezien respect en waardigheid één van de elementen van Tylers procedurele rechtvaardigheid vormt. De steun van de coach in de drie basisbehoeften horend bij de ZDT, namelijk autonomie, competentie en verbondenheid, wordt gebracht op een autonomie-ondersteunende stijl. De coach kan hier gezien worden als een autoriteit, iemand waaraan de spelers moeten gehoorzamen, iemand die beslissingen maakt en leiding geeft, net zoals een agent een autoriteit is die wij als burgers moeten gehoorzamen. Aan de hand van deze studie kunnen we veronderstellen dat een autoriteit, wanneer deze de drie fundamentele basisbehoeften ondersteunt op een autonomie-ondersteunende stijl, een gevoel van respect en waardigheid teweeg brengt bij jongeren. Van Prooijen (2009) vond dezelfde bevindingen in een politionele context, namelijk dat de mate waarin PR ervaren werd, beïnvloed werd door de mate van autonomie in iemands leven. Daarnaast vond hij dat PR gebruikt kan worden om de basisbehoefte autonomie te reguleren. Evidentie voor de link tussen de ZDT en de procedurele rechtvaardigheidstheorie werd dus in meerdere contexten teruggevonden. Binnen deze scriptie is het de bedoeling om een verband tussen beide theorieën aan te tonen. Verbanden tussen stijlen, mediatoren en uitkomsten. Afhankelijk van de stijl die je hanteert, kunnen verschillende soorten uitkomsten bekomen worden. Deze uitkomsten zijn onderworpen aan enkele mediatoren die mede bepalen hoe een bepaalde stijl een uitkomst kan voortbrengen. 16

29 De stijlen zullen we baseren op enerzijds de vier kenmerken van procedurele rechtvaardigheid (Sunshine & Tyler, 2003). Anderzijds kijken we binnen de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1975, 2000) naar een autonomieondersteunende stijl tegenover een controlerende stijl en naar structuur tegenover chaos. De uitkomsten die kunnen bekomen worden aan de hand van deze stijlen zijn enerzijds tevredenheid, gebaseerd op de theorie rond procedurele rechtvaardigheid en anderzijds internalisatie en oppositioneel verzet gebaseerd op de zelfdeterminatietheorie. Het kan zijn dat er geen direct effect is van de stijl op de uitkomst, maar dat deze gemedieerd wordt door de perceptie van legitimiteit ten aanzien van de autoriteit en de ervaring van de basisbehoefte aan autonomie. Concreet zou dit kunnen zeggen dat hoe meer sprake er is van procedurele rechtvaardigheid en structuur en hoe meer een autonomie-ondersteunende stijl wordt gehanteerd, hoe meer ervaring er is van autonomie en hoe legitiemer een autoriteit bevonden wordt. Dit kan op zijn beurt samenhangen met meer internalisatie, minder oppositioneel verzet en meer tevredenheid ten aanzien van autoriteiten. Het omgekeerde geldt ook: wanneer er geen sprake is van procedurele rechtvaardigheid, er sprake is van chaos en een controlerende stijl gehanteerd wordt, dan zou dit kunnen samenhangen met minder ervaring van autonomie en het minder legitiem ervaren van autoriteiten. Dit alles zou kunnen leiden tot minder internalisatie van de regels, meer oppositioneel verzet en minder tevredenheid ten aanzien van autoriteiten. Mate van PR Mate van autonomieondersteunende tegenover een controlerende stijl Mate van structuur tegenover chaos Legitimiteit Autonomie Internalisatie Minder verzet Tevredenheid Figuur 4. Integratie ZDT en PR op de perceptie van legitimiteit en de uitkomsten. Mate van PR Tevredenheid Internalisatie Mate van AO versus controlerende stijl Mate van structuur vs chaos Ervaring autonomie 17

30 Onderzoeksvragen en Hypothesen Onderzoeksvraag 1. Allereerst onderzoeken we de directe verbanden. Zo vragen we ons af wat het verband is van procedurele rechtvaardigheid op de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Procedurele rechtvaardigheid Procedurele rechtvaardigheid Procedurele rechtvaardigheid Oppositioneel verzet Internalisatie Tevredenheid Figuur 5. Schematische voorstelling van de 1 ste onderzoeksvraag. Op basis van de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) verwachten we dat het ervaren van procedurele rechtvaardigheid zal zorgen voor minder oppositioneel verzet en meer internalisatie bij de jongeren. Op basis van het onderzoek van Mazerolle et al. (2013) verwachten we dat de ervaring van procedurele rechtvaardigheid zal zorgen voor meer tevredenheid van jongeren tegenover agenten. Onderzoeksvraag 2. Daar waar we in de eerste onderzoeksvraag het rechtstreekse verband tussen procedurele rechtvaardigheid en de uitkomsten nagaan, willen we in de tweede onderzoeksvraag nagaan of er sprake is van een mediërende factor die het verband tussen procedurele rechtvaardigheid enerzijds en de uitkomsten anderzijds kan verklaren. De mediërende factor in deze onderzoeksvraag is legitimiteit. Procedurele rechtvaardigheid Oppositioneel verzet Internalisatie Tevredenheid Legitimiteit Figuur 6. Schematische voorstelling van de 2 de onderzoeksvraag. 18

31 Op basis van de systematische review van Mazerolle et al. (2013) verwachten we dat legitimiteit een mediator is tussen procedurele rechtvaardigheid en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Onderzoeksvraag 3. In deze onderzoeksvraag willen we opnieuw directe verbanden meten. We vragen ons af wat het rechtstreekse effect is tussen een autonomie-ondersteunende stijl tegenover een controlerende stijl en de uitkomsten internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. Anderzijds vragen we ons ook af wat het directe verband is tussen structuur tegenover chaos en de uitkomsten internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos Internalisatie Internalisatie Oppositioneel verzet Oppositioneel verzet Tevredenheid Tevredenheid Figuur 7. Schematische voorstelling van de 3 de onderzoeksvraag. Op basis van de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) verwachten we dat een autonomie-ondersteunende stijl meer internalisatie, meer tevredenheid en minder oppositioneel verzet teweeg zal brengen bij jongeren, terwijl we bij een controlerende stijl verwachten we dat er minder internalisatie, minder tevredenheid 19

32 en meer oppositioneel verzet zal zijn. We verwachten ook dat structuur meer internalisatie, meer tevredenheid en minder oppositioneel verzet teweeg zal brengen bij jongeren, terwijl we bij chaos eerder verwachten dat er minder internalisatie, minder tevredenheid en meer oppositioneel verzet zal zijn. Onderzoeksvraag 4. Daar waar we in de derde onderzoeksvraag het rechtstreekse verband tussen een aantal variabelen nagaan, willen we in de vierde onderzoeksvraag nagaan of er sprake is van een mediërende factor die het verband tussen deze variabelen kan verklaren. De mediërende factor in deze onderzoeksvraag is de ervaring van autonomie. Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Internalisatie Oppositioneel verzet Tevredenheid Ervaring van autonomie Structuur Chaos Internalisatie Oppositioneel verzet Tevredenheid Ervaring van autonomie Figuur 8. Schematische voorstelling van de 4 de onderzoeksvraag. Vanuit de studie van Vansteenkiste et al. (2014) kunnen we verwachten dat de behoefte aan autonomie een mediator is tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en controle tegenover chaos en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie, tevredenheid. 20

33 Onderzoeksvraag 5. In de 5 de onderzoeksvraag willen we nagaan of autonomie-ondersteuning en controle een toegevoegde voorspellende waarde hebben, bovenop procedurele rechtvaardigheid in de voorspelling van internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. PR Autonomie-ondersteunende en controlerende stijl?? Internalisatie Oppositioneel verzet Tevredenheid Structuur Chaos Figuur 9. Schematisch voorstelling van de 5 de onderzoeksvraag. Op basis van de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) en de theorie omtrent procedurele rechtvaardigheid (Sunshine & Tyler, 2003) kan men verwachten dat autonomie-ondersteuning, controle, structuur en chaos een toegevoegde voorspellende waarde kunnen hebben bovenop procedurele rechtvaardigheid in het verband met internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. Onderzoeksvraag 6. Als laatste willen we ook de verbanden van het finaal model nagaan. Dit model bevat aspecten van de procedurele rechtvaardigheidstheorie en de zelfdeterminatietheorie met elkaar verweven. We verwachten dat de mate van procedurele rechtvaardigheid, een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en structuur tegenover chaos gemedieerd wordt door illegitimiteit, legitimiteit en de ervaring van autonomie in het verband met de uitkomsten internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. 21

34 Procedurele rechtvaardigheid Autonomie-ondersteunend Illegitimiteit Internalisatie Controlerende stijl Legitimiteit Oppositioneel verzet Structuur Autonomie Tevredenheid Chaos Figuur 10. Schematische voorstelling van de 6 de onderzoeksvraag. Vanuit de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) en de theorie omtrent procedurele rechtvaardigheid, werd verwacht dat procedurele rechtvaardigheid, een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos in het verband met de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid gemedieerd zouden worden door de ervaring van autonomie en legitimiteit. 22

35 Methode Steekproef De steekproef bestond uit 315 jongeren, met een gemiddelde leeftijd van 15 jaar en 8 maanden (SD=1 jaar en 2 maanden, bereik van 13 tot 19 jaar). De steekproef bevatte meer meisjes (64.2%) dan jongens (35.8%). De meeste adolescenten volgden een opleiding binnen het ASO (83.9%), tegenover 16.1% die TSO (3,5%), BSO (10,1%) of iets anders hebben gevolgd (2,5%). De meerderheid van de jongeren (69.6%) leefde in een intact gezin (een gezin waar beide ouders samenwonen), 28.2% van de jongeren leefden in een gezin waar de ouders gescheiden waren, 1.9% waar één van de ouders overleden was en 0.3% leefden in een nog andere situatie. De meerderheid van de jongeren waren geboren in België (95.1%). Een kleiner deel van de ouders waren geboren in het buitenland (11% moeders, 13.6% vaders). Van alle jongeren had 45.9% nog nooit rechtstreeks contact gehad met de politie en 54.1% al minstens 1 maal. De contacten met agenten waren er vooral in functie van algemene controles (40.4%), maar er waren ook contacten in functie van kleine, matige en grote overtredingen. 30.1% van de jongeren die al contact hadden gehad met de politie, hadden al een kleine overtreding begaan (vb. defecte fietslichten, iemand achterop de fiets), 8.3% een matige overtreding (vb. door het rood licht fietsen) en 3.4% een grote overtreding (vb. diefstal, vandalisme, brandstichten). Een kleine minderheid van de jongeren die al contact gehad hadden met agenten, hebben ook effectief een veroordeling gehad (4.6%). Alvorens de analyses werden uitgevoerd, werd nagegaan of de ontbrekende data random ontbrekend zijn via een Little s (1988) MCAR test. Deze analyse wees uit dat er geen significant verschil is tussen de data van jongeren die alle items hebben ingevuld en jongeren waarvan een aantal gegevens ontbraken [genormeerde χ²( χ²/df) = 1.39, ns]. Bijgevolg werden de ontbrekende data geschat via de EM-procedure zoals beschikbaar in SPSS 19.0, waardoor N = 315 voor alle analyses. 23

36 Opzet De vragenlijst werden afgenomen op twee manieren. Enerzijds was er een online survey waar jongeren tussen 14 en 18 jaar konden aan deelnemen. De survey werd verspreid aan de hand van sociale netwerken, schoolplatformen, via een flyer. De deelnames gebeurden volledig vrijwillig en in alle anonimiteit. Anderzijds werden vragenlijsten afgenomen bij de leerlingen van een middelbare school in West- Vlaanderen. De afname verliep in klasverband en gebeurde in de hele school op hetzelfde tijdstip. Vooraf werd door de leerkrachten een korte uitleg over het doel van het onderzoek gegeven, gepaard met praktische richtlijnen voor het invullen van de vragenlijst. Er werd gevraagd aan de jongeren om de vragen aandachtig te lezen en zo volledig en correct mogelijk in te vullen. Er werd extra benadrukt dat de vragenlijst volledig anoniem verwerkt werd. Het invullen van de vragenlijst nam maximaal een half uur in beslag. Meetinstrumenten Aan het begin en op het einde van de vragenlijst werden enkele achtergrondgegevens bevraagd. Op de vragenlijsten dienden de adolescenten alle items te beoordelen op een 5-punten Likertschaal gaande van 1 (helemaal niet akkoord) tot 5 (helemaal akkoord). De meeste vragenlijsten waren beschikbaar in het Nederlands. Wanneer dit niet het geval was, heeft de scriptiestudent en de promotor de vragenlijsten onafhankelijk vertaald en tot consensus gekomen. De meeste vragenlijsten werden ook geherformuleerd naar een politiecontext, hiervoor is de vragenlijst op voorhand door meerdere mensen nagelezen en werd gevraagd naar feedback. Op basis van die feedback en in samenspraak tussen de scriptiestudent en de promotor zijn we tot een definitieve vragenlijst gekomen. Als maat voor de interne consistentie van de vragenlijsten, maakten we systematisch gebruik van Cronbach s alpha (α). De volledige vragenlijst is te vinden in bijlage 1. Legitimiteit. Het instrument is de vragenlijst uit het werk van Sunshine & Tyler (2003). We hebben de elf items integraal overgenomen in onze vragenlijst. Na het uitvoeren van 24

37 een exploratorische factoranalyse, werd op basis van de scree plot besloten we twee factoren te weerhouden. De eerste factor verklaarde 29,27% van de totale variantie, de tweede factor 19.12%. De items laadden op twee onderliggende dimensies, namelijk legitimiteit en illegitimiteit. Er zijn 6 items die laden op legitimiteit en 5 items die laadden op illegitimiteit. Een voorbeelditem van de onderliggende dimensie legitimiteit is: Ik vind het oké dat de politie regels opstelt omtrent wat niet toegestaan is. Een voorbeeld van de onderliggende dimensie illegitimiteit is Er zijn momenten dat ik het oké vind om niet te luisteren naar wat de politie te zeggen heeft. De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie legitimiteit heeft een Cronbach s alpha van De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie illegitimiteit heeft een Cronbach alpha van We zien dat deze betrouwbaarheid lager ligt dan deze op de onderliggende dimensie legitimiteit. Procedurele rechtvaardigheid. De vragenlijst die gebruikt werd voor het meten van procedurele rechtvaardigheid is het instrument van Sunshine & Tyler (2003). Er wordt nagegaan in welke mate jongeren procedurele rechtvaardigheid ervaren tegenover autoriteiten. We hebben alle items (11) integraal overgenomen in onze vragenlijst. Een hogere score duidt op een grotere perceptie van procedurele rechtvaardigheid. Voorbeelditems zijn: De meeste agenten nemen beslissingen op een rechtvaardige manier, De meeste agenten behandelen burgers met respect en waardigheid, De meeste agenten respecteren de rechten van de mensen. Na het uitvoeren van een exploratorische factoranalyse zagen we dat alle items laadden op 1 factor. Het eerste item verklaarde 40,67% van de totale variantie. De vragenlijst kent een goede betrouwbaarheid van Autonomie. Dit instrument is gebaseerd op de vragenlijst uit het werk van Chen et al. (2015). De vragenlijst bevat 10 items en peilt naar de mate van autonomie die jongeren ervaren. De Nederlandstalige vragenlijst werd aangepast naar een politionele context. Deze vragenlijst is in functie van deze masterproef aangepast en bijgevolg nog 25

38 niet in ander onderzoek gebruikt. Het nieuwe instrument bestaat uit 8 items, waarvan 4 items omgekeerd gescoord moesten worden. Na het uitvoeren van een exploratorische factoranalyse konden we op basis van de scree plot één onderliggende factor weerhouden. De eerste factor verklaarde 40.35% van de totale variantie. De items laadden op één onderliggende dimensie, namelijk autonomie. Enkele voorbeelditems zijn: De meeste agenten geven me het gevoel dat ik vrij kan handelen. en Ik heb het gevoel echt mezelf te kunnen zijn, ook wanneer er agenten zijn. De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie autonomie heeft een Chronbach s alpha van Autonomie-ondersteunende versus controlerende stijl. De mate van autonomie-ondersteuning werd gemeten door items uit meerdere vragenlijsten samen te brengen in één vragenlijst. Deze vragenlijst is gebaseerd op al bestaande vragenlijsten van Barber (1996), Grolnick et al. (1991) en Skinner et al. (1986) die autonomie-ondersteuning meten in een ouder-kind context. De nieuw samengestelde vragenlijst die voorheen nog niet in ander onderzoek is gebruikt bestaat uit 14 items. Na het uitvoeren van een exploratorische analyse, werd besloten op basis van de scree plot twee factoren weerhouden. Een eerste factor verklaarde 29% van de totale variantie en de tweede factor 16.63%. Wanneer we ingingen op de twee onderliggende dimensies dan zagen we dat er een onderscheid gemaakt kon worden in een autonomie-ondersteunende stijl en een controlerende stijl. Er zijn twee items die minder goed laadden en werden daarom achterwege gelaten. We bekomen na analyse een vragenlijst met 12 items, waaronder 6 items die peilen naar een controlerende stijl en 6 items die peilen naar een autonomie-ondersteunende stijl. Een voorbeelditem van een autonomie-ondersteunende stijl is: De meeste agenten geven een goede uitleg als ze ons iets vragen te doen. Een voorbeelditem van een controlerende stijl is De meeste agenten zeggen nee tegen alles. De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie controlerende stijl, heeft een Cronbach alpha van

39 Structuur versus chaos. De mate waarin structuur danwel chaos wordt ervaren, werd gemeten met een nieuw samengestelde vragenlijst op basis van drie bestaande vragenlijsten. Deze nieuwe vragenlijst was nog nooit eerder afgenomen en bestaat uit 13 items afkomstig van Barber (2002), Belmont et.al (1991) en Skinner et al. (2005). Ook hier zijn de vragen aangepast naar een politionele context. Na het uitvoeren van een exploratorische factoranalyse, konden we op basis van de scree plot twee factoren weerhouden. De eerste factor verklaarde 24,76% van de totale variantie, de tweede factor 16.46%.De items laadden op twee onderliggende dimensies. Wanneer we deze dimensies van nader bij bekeken zagen we dat er een onderscheid gemaakt kon worden tussen enerzijds de dimensie structuur (5 items) en anderzijds de dimensie chaos (7 items). Er was één item die uit de vragenlijst gehaald werd op basis van een lage factor lading. Een voorbeelditem van de onderliggende dimensie structuur is De meeste agenten verwachten dat mensen zich op een bepaalde manier gedragen. Een voorbeelditem van de onderliggende dimensie chaos is: De meeste agenten veranderen steeds de regels. De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie structuur heeft een Chronbach s alpha van De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie chaos, heeft een Cronbach s alpha van Internalisatie. Het instrument is de vragenlijst gebaseerd op het werk van Soenens et al. (2009) en Vansteenkiste et al De vragenlijst meet internalisatie van de wet of regels die gelden in de maatschappij en bevat 18 items. In plaats van Ik volg de regels van mijn moeder omtrent slecht gedrag op omdat, hebben we geopteerd voor Ik gehoorzaam de wet omdat. Een voorbeelditem hiervan is: Ik gehoorzaam de wet omdat ik me volledig kan vinden in de wet. Na het uitvoeren van een exploratorische factoranalyse konden we op basis van de scree plot drie factoren weerhouden. De eerste factor verklaarde 28.95% van de totale variantie, de tweede factor 19.13% en de derde factor 8.63%. De items laadden op drie onderliggende dimensies, namelijk de dimensies introjectie (5 items), externe regulatie (7 items) en identificatie (6 items). Een voorbeelditem van de onderliggende dimensie introjectie is: Ik gehoorzaam de 27

40 wet omdat ik me ertoe verplicht voel. Een voorbeeld item van de onderliggende dimensie identificatie is: Ik gehoorzaam de wet omdat ik dit persoonlijk zinvol vind. Een laatste voorbeelditem van de onderliggende dimensie externe regulatie is: Ik gehoorzaam de wet omdat ik me onder druk gezet voel om dit te doen. De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie introjectie heeft een Cronbach s alpha van De betrouwbaarheid van de onderliggende dimensie externe regulatie heeft een Cronbach s alpha van 0.78 en een laatste onderliggende dimensie identificatie, heeft een Cronbach s alpha van Na analyse bekomen we dus een vragenlijst met 18 items. Eerder onderzoek toonde ook reeds aan dat de betrouwbaarheden van externe regulatie, introjectie en identificatie zeer goed waren (Soenens et al., 2009). Oppositioneel verzet. Het instrument is afkomstig uit Vansteenkiste et al. (2014). In de vragenlijst werd gepeild naar de mate van oppositioneel verzet en bevat vier items. Deze items werden in het onderzoek door Vansteenkiste et al. (2014) valide en betrouwbaar bevonden. Na het uitvoeren van een exploratorische factoranalyse kunnen we op basis van de scree plot één factor weerhouden. De eerste factor verklaarde 70.87% van de totale variantie. Een voorbeelditem hiervan is: Ik leg de wet vierkant naast mij neer. De betrouwbaarheid van de items die peilen naar verzet is α=0.86. Tevredenheid. Het instrument is afkomstig uit het werk van Mazerolle et al. (2013). Er werd nagegaan in welke mate jongeren tevreden zijn over en vertrouwen hebben in autoriteiten en bestaat uit 8 items. Een voorbeelditem is: De basisrechten van de mens zijn goed beschermd door de politie., Ik heb er vertrouwen in dat agenten hun werk goed doen. Na het uitvoeren van een exploratorische factoranalyse kunnen we op basis van een scree plot één factor weerhouden. De eerste factor verklaard 52.07% van de totale variantie. De vragenlijst heeft een betrouwbaarheid van Cronbach alpha

41 Resultaten Preliminaire Analyses In Tabel 1 is een overzicht te vinden met de gemiddelden, standaarddeviaties en correlaties van de variabelen in dit onderzoek. Alvorens de centrale analyses van de scriptie te bespreken, werd onderzocht of de achtergrondvariabelen geslacht, leeftijd, gezin, opleiding, geboorteland ouders en frequentie van contact met de politie significant verband hielden met de variabelen in dit onderzoek. Er werd een MANCOVA uitgevoerd met de achtergrondvariabelen als onafhankelijke variabelen en de metingen van procedurele rechtvaardigheid, autonomie-ondersteunende stijl, controlerende stijl, structuur, chaos, legitimiteit, illegitimiteit, autonomie, identificatie, introjectie, externe regulatie en tevredenheid als afhankelijke variabelen. Enkel de hoofdeffecten werden getoetst en bij de multivariate toetsen werd Wilks Lambda bekeken. De multivariate toetsen toonden een significant effect van leeftijd [F(13,242) = 2.38, p <.05, η 2 =.11], geslacht [F(13,242) = 1.97, p <.05, η 2 =.10] en opleiding [F(13,242) = 3.57, p <.001, η 2 =.16]. Uit de univariate toetsen bleek dat leeftijd een verband toonde met controle [F(1,254) = 7.83, p <.01, η 2 =.03], structuur [F(1,254) = 5.32, p <.05, η 2 =.02], chaos [F(1,254) = 9.81, p <.01, η 2 =.04] en autonomie [F(1,254) = 4.28, p <.05, η 2 =.02]. Een hogere leeftijd ging samen met een lagere ervaring van controle (b=-.10), een lagere ervaring van structuur (b=-.07) en chaos (b=-.10) en een hogere mate van autonomie (b=.07). Wat geslacht betreft, bleek uit de univariate toetsen dat er positief effect was op chaos [F(1,254) = 4.42, p <.05, η 2 =.02], illegitimiteit [F(1,254) = 4.99, p <.05, η 2 =.02], tevredenheid [F(1,254) = 4.66, p =.05, η 2 =.02], externe regulatie [F(1,254) = 4.35, p <.05, η 2 =.02] en oppositioneel verzet [F(1,254) = 9.99, p =.01, η 2 =.04]. Uit de gemiddelden bleek dat meisjes minder chaos(m = 2.80, M = 2.97), minder illegitiem gedrag vertonen (M = 2.86, M = 3.05), meer tevreden zijn over agenten (M = 3.34, M = 3.15), een grotere mate van externe regulatie vertonen (M = 3.39, M = 3.20) en minder oppositioneel verzet vertonen (M = 1.97, M = 2.29) dan jongens. 29

42 Met betrekking tot opleiding, bleek uit de univariate toetsen dat er een verband was met autonomie-ondersteuning [F(1,254) = 4.12, p <.05, η 2 =.02], chaos [F(1,254) = 4.49, p <.05, η 2 =.02], introjectie [F(1,254) = 4.56, p <.05, η 2 =.02], externe regulatie [F(1,254) = 5.96, p <.05, η 2 =.02] en oppositioneel verzet [F(1,254) = 10.66, p <.01, η 2 =.04]. Uit de gemiddelden bleek dat studenten met een opleiding binnen het ASO minder autonomie-ondersteuning (M nietaso = 3.26, M ASO = 3.01) en minder chaos ervaren (M nietaso = 3.01, M ASO = 2.76), ze vertoonden een mindere mate van introjectie (M niet ASO = 3.00, M ASO = 2.63) en een grotere mate van externe regulatie (M nietaso = 3.12, M ASO = 3.46). Ook was er sprake van minder oppositioneel verzet van jongeren (M nietaso = 2.39, M ASO = 1.87) die een opleiding binnen het ASO volgen in vergelijking met zij die een opleiding buiten het ASO volgen. De significante achtergrondvariabelen geslacht, leeftijd en opleiding werden weerhouden als controlevariabelen. 30

43 Tabel 1: beschrijvende statistiek en correlaties. 1. Autonomieondersteuning 3.11 (0.62) 2. Controle 3.05 (0.68) 3. Structuur 3.67 (0.53) 4. Chaos 2.71 (0.60) 5. Procedurele 3.38 rechtvaardigheid (0.56) 6. Autonomie 2.88 (0.61) 7. Legitimiteit 3.09 (0.72) 8. Illegitimiteit 2.81 (0.64) 9. Tevredenheid 3.34 (0.65) 10. Identificatie 3.12 (0.66) 11. Introjectie 2.73 (0.66) 12. Externe 3.36 regulatie (0.64) 13. Oppositioneel 1.81 verzet (0.79) Noot. *p <.05, **p <.01, ***p <.001 M (SD) **.24** -.18**.63**.26**.37** -.19**.60**.38**.31** ** -.37** -.37** ** -.44** -.35** -.13*.14*.28** ** ** **.16**.04.15** -.35** ** -.37** ** -.35** -.25** ** 1.31**.41** -.30**.72**.45**.25** ** **.37**.39**.16** -.31** **.47**.38**.29**.25** -.20** ** -.41** ** 1.55**.35** ** 1.51** ** 1.30** -.12* * 1 31

44 Onderzoeksvraag 1: Het Verband Tussen Procedurele Rechtvaardigheid en de Uitkomsten Oppositioneel Verzet, Internalisatie en Tevredenheid Om de verbanden tussen procedurele rechtvaardigheid en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid te bekijken, hebben we een aantal regressies uitgevoerd, met controle voor geslacht, leeftijd en opleiding. In een 1 ste Stap werden de controlevariabelen toegevoegd, in een 2 de Stap de predictoren. Uit de regressieanalyse bleek dat procedurele rechtvaardigheid een negatief univariaat significant verband toonde met oppositioneel verzet [ F(1,311) = 39.25, p <.001, b = -.32]. Jongeren die het gevoel hebben rechtvaardig behandeld te worden, zullen minder snel verzet tonen ten aanzien van agenten. Internalisatie werd opgedeeld in drie verschillende variabelen: namelijk identificatie, introjectie en externe regulatie. Uit de regressies bleek dat procedurele rechtvaardigheid een positief univariaat significant verband toonde met identificatie [ F(1,311) = 81.46, p <.001, b =.46], wat erop wijst dat meer perceptie van procedurele rechtvaardigheid gepaard gaat met meer identificatie. Voor introjectie vonden we eveneens een positief univariaat significant verband met procedurele rechtvaardigheid [ F(1,311) = 21.35, p <.001, b =.25]. Dit verband toont aan dat meer perceptie van procedurele rechtvaardigheid gepaard gaat met meer introjectie. Als laatste punt bij internalisatie hebben we de externe regulatie bekeken. Deze toonde een niet-significant verband met procedurele rechtvaardigheid [ F(1,311), < 1, ns]. Er werd dus geen verband gevonden tussen procedurele rechtvaardigheid en externe regulatie. Voor het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid, vonden we een univariaat significant verband [ F(1,311) = , p <.001, b =.71]. De perceptie van procedurele rechtvaardigheid gaat in dit onderzoek gepaard met meer tevredenheid tegenover agenten. 32

45 Onderzoeksvraag 2: De Mediërende Rol van Legitimiteit In het huidige onderzoek wilden we ook nagaan in welke mate het verband tussen procedurele rechtvaardigheid enerzijds en oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid anderzijds gemedieerd werd door legitimiteit. Alvorens we een variabele konden beschouwen als mediator, diende er aan een viertal voorwaarden voldaan te worden (Baron & Kenny, 1986). In een 1 ste Stap gingen we het directe verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen na. Deze stap hebben we in de voorgaande onderzoeksvraag reeds bekeken. Hierna, in Stap 2, gingen we het verband na tussen de onafhankelijke variabele en de mediator. Wanneer deze stap een significant resultaat opleverde, dan kon worden overgegaan naar Stap 3, waar werd nagegaan in welke mate de mediator significant bijdraagt in de voorspelling van de afhankelijke variabele, na controle voor de onafhankelijke variabele. In de vierde en laatste stap, gingen we na of het oorspronkelijke effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele verminderde of verdween na controle voor de mediator. Wanneer het verband daalde was er sprake van een partiële mediatie, als het verband volledig verdween was er volledige mediatie. Nadien werd de Sobel-test uitgevoerd (Sobel, 1982) om na te gaan of het indirecte effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele, via de mediatie significant was. Mediatie van legitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet. Om na te gaan of legitimiteit het verband medieerde tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet dienden we eerst aan de vier voorwaarden van Baron & Kenny (1986) te voldoen. Op basis van de exploratorische factoranalyses waar we twee factoren weerhouden hadden, gingen we zowel mediatie door legitimiteit als illegitimiteit na. In Stap 1 werd het directe verband nagegaan, de analyse hiervan werd reeds uitgevoerd in de eerste onderzoeksvraag [ F(1,311) = 39.25, p <.001, b = -.32]. In een 33

46 tweede Stap gingen we het verband na tussen procedurele rechtvaardigheid en legitimiteit en in tweede instantie het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en illegitimiteit. De resultaten toonden ons een positief univariaat significant verband tussen procedurele rechtvaardigheid en legitimiteit [ F(1,311) = 64.92, p <.001, b =.42], waarbij meer ervaring van procedurele rechtvaardigheid gepaard ging met meer legitimiteit. De resultaten voor het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en illegitimiteit toonden ons een negatief univariaat significant verband [ F(1,309) = 28.48, p <.001, b = -.29]. Dit wijst erop dat hoe minder procedurele rechtvaardigheid er ervaren wordt, hoe meer illegitiem gedrag er gesteld wordt. Stap 3 en 4 werden samen uitgevoerd. Uit Stap 3 bleek dat de mediator illegitimiteit een significante verandering teweeg bracht [ F(1,209) = 28.48, p <.001, b =.25] in de uitkomstenvariabelen, na controle voor de onafhankelijke variabele. Dit bleek niet het geval te zijn voor de mediator legitimiteit. Hier bovenop zagen we dat de relatie tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet daalde (b = -.21, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel t-test vonden we t = -3.61, p <.001. Dit wil zeggen dat het indirecte verband tussen procedurele rechtvaardigheid en verzet via illegitimiteit significant is. Er is dus sprake van partiële mediatie, illegitimiteit medieert het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet..42*** Legitimiteit -.07 (ns) Procedurele rechtvaardigheid Oppositioneel verzet -.29*** Illegitimiteit.25*** -.21*** (-.32***) Figuur 11. De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet, via legitimiteit en illegitimiteit. Mediatie van legitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en internalisatie. Op eenzelfde manier gingen we na of legitimiteit en illegitimiteit het verband medieerden tussen procedurele rechtvaardigheid en internalisatie. Stap 1 werd reeds 34

47 uitgevoerd, we vonden een positief univariaat significant verband tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie [ F(1,311) = 81.46, p <.001, b =.46] en introjectie [ F(1,311) = 21.35, p <.001, b =.25]. Externe regulatie werd niet significant bevonden in het directe verband met procedurele rechtvaardigheid [ F(1,311) =.37, < 1, ns], waardoor we ook geen verdere stappen konden zetten in de methode van Baron & Kenny (1986) met betrekking tot externe regulatie. Voor Stap 2 kunnen we eveneens referen naar de vorige sectie. We vonden een positief univariaat significant verband tussen procedurele rechtvaardigheid en legitimiteit [ F(1,311) = 64.92, p <.001, b =.42], alsook een negatief univariaat verband tussen procedurele rechtvaardigheid en illegitimiteit [ F(1,311) = 28.48, p <.001, b = -.29]. Allereerst hebben we gekeken naar de uitkomst identificatie. Uit Stap 3 bleek dat zowel de mediator legitimiteit [ F(1,311) = 64.92, p <.001, b =.24] als illegitimiteit [ F(1,311) = 28.48, p <.001, b = -.32] significante veranderingen teweeg brachten in de uitkomstvariabelen na controle voor de onafhankelijke variabelen. Legitimiteit was een positieve voorspeller, terwijl illegitimiteit eerder een negatieve voorspeller was voor identificatie. We zagen dat de relatie tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie daalde (b =.27, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel-t test vonden we significante verbanden voor de mediator illegitimiteit t = 4.09, p <.001 en legitimiteit t = -3.39, p <.001. Dit wijst erop dat het indirecte verband tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie via illegitimiteit en legitimiteit significant is. Er is sprake van partiële mediatie, legitimiteit en illegitimiteit mediëren het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie..42*** Legitimiteit.24*** Procedurele rechtvaardigheid Identificatie -.29*** Illegitimiteit -.32***.27*** (.46***) Figuur 12. De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie, via legitimiteit en illegitimiteit. 35

48 Hierna werd het mediatiemodel met als uitkomst introjectie verder geanalyseerd. Enkel de mediator legitimiteit bracht een significant verandering teweeg [ F(1,311) = 8.33, p <.001, b =.24], illegitimiteit deed dit niet (b = -.02, ns). Ook hier zagen we dat de relatie tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie daalde (b =.15, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel t-test voor de mediator legitimiteit vonden we t = -3.36, p <.001. Dit wil zeggen dat het indirecte verband tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie via legitimiteit significant is. Er is sprake van partiële mediatie van legitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie..42*** Legitimiteit.24*** Procedurele rechtvaardigheid Introjectie -.29*** Illegitimiteit -.02 (ns).15* (.25***) Figuur 13. De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie, via legitimiteit en illegitimiteit Mediatie van legitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid. Op eenzelfde manier gingen we na of legitimiteit en illegitimiteit het verband medieerden tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid. Voor Stap 1 vonden we eerder een positief significant verband tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid [ F(1,311) = , p <.001, b =.71]. Voor een 2 de Stap baseerden we ons op voorgaande analyses, waar zowel het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en legitimiteit [ F(1,311) = 64.92, p <.001, b =.42], alsook het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en illegitimiteit [ F(1,311) = 28.48, p <.001, b = -.29] significant bevonden werden. Uit Stap 3 bleek dat zowel legitimiteit [ F(1,311) = 64.92, p <.001, b =.19] als illegitimiteit [ F(1,311) = 28.48, p <.001, b = -.18] significante veranderingen teweeg brachten. De relatie tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid daalde (b =.58, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel-t test vonden we voor de mediator illegitimiteit t = 3.54, p <.001 en legitimiteit t = -3.44, p <.001. Deze resultaten wezen 36

49 erop dat het indirecte verband tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid via legitimiteit en illegitimiteit significant was. Er is sprake van een partiële mediatie van legitimiteit en illegitimiteit in het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid..42*** Legitimiteit.19*** Procedurele rechtvaardigheid Tevredenheid -.29*** Illegitimiteit -.18***.58*** (.71***) Figuur 14. De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid, via legitimiteit en illegitimiteit. Onderzoeksvraag 3: Het Verband Tussen een Autonomie-ondersteunende tegenover een Controlerende Stijl, Structuur tegenover Chaos en de Uitkomsten Internalisatie, Oppositioneel Verzet en Tevredenheid Verband tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en de uitkomsten internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. Om het verband tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en de uitkomsten te meten hebben we een aantal regressies uitgevoerd, met controle voor geslacht, leeftijd en opleiding. Allereerst hebben we gekeken naar het verband tussen autonomie-ondersteunende stijl en internalisatie. Autonomie-ondersteuning toonde een positief univariaat significant verband met identificatie [ F(1,310) = 40.49, p <.001, b =.31], introjectie [ F(1,310) = 16.08, p <.001, b =.28] en externe regulatie [ F(1,310) = 6.32, p <.01, b =.12, p <.05]. Hoe meer autonomie-ondersteuning ervaren wordt, hoe meer identificatie, introjectie en externe regulatie er is. Voor het verband tussen een controlerende stijl en internalisatie vonden we een negatief univariaat significant verband voor identificatie [ F(1,310) = 40.49, p <.001, b = -.26] en een positief univariaat significant verband met externe regulatie [ F(1,310) = 6.32, p <.01, b =.20]. Er was geen significant verband tussen controle en 37

50 introjectie [ F(1,310) = 16.08, < 1, ns]. Hoemeer er sprake is van een controlerende stijl, hoe minder identificatie en hoe meer externe regulatie er is. Vervolgens gingen we het verband na tussen een autonomie-ondersteunende en controlerende stijl en de uitkomst oppositioneel verzet. Uit de regressieanalyse bleek dat zowel een autonomie-ondersteunende stijl [ F(1,310) = 14.19, p <.001, b = -.14], alsook een controlerende stijl [ F(1,310) = 14.19, p <.001, b =.19] een univariaat significant verband toonde met oppositioneel verzet. We zien dat wanneer een autonomieondersteunende stijl gebruikt wordt, jongeren minder oppositioneel verzet vertonen. Bij het hanteren van een meer controlerende stijl zien we dat net meer oppositioneel verzet vertoond wordt. Tot slot bekeken we het verband tussen een autonomie-ondersteunende en controlerende stijl en de uitkomst tevredenheid. Uit de regressieanalyse bleek dat zowel een autonomie-ondersteunende stijl [ F(1,310) = , p <.001, b = 0.52], alsook een controlerende stijl [ F(1,310) = , p <.001, b = -0.28] een univariaat significant verband toonde met tevredenheid. Wanneer een autonomie-ondersteunende stijl gebruikt wordt, zijn jongeren meer tevreden over agenten. Bij het hanteren van een meer controlerende stijl zien we dat jongeren net minder tevreden zijn. Verband tussen structuur tegenover chaos en internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. Allereerst zijn we het verband nagegaan tussen structuur tegenover chaos en internalisatie. Het verband tussen structuur en identificatie [ F(1,310) = p <.001, b =.18] en externe regulatie [ F(1,310) = 4.94, p <.01, b =.12] toonde een positief univariaat significant verband. Hoe meer structuur ervaren wordt, hoe meer er sprake is van identificatie en externe regulatie. De regressieanalyse die het verband naging tussen structuur en introjectie toonde een niet significant verband [ F(1,310) = 4.38, < 1, ns]. Vervolgens werden de verbanden tussen chaos en identificatie, introjectie en externe regulatie bekeken. Chaos toonde een negatief univariaat significant verband met identificatie [ F(1,310) = 17.57, p <.001, b = -.27] en introjectie [ F(1,310) = 3.19, p <.05, 38

51 b = -.13], en een positief univariaat significant verband met externe regulatie [ F(1,310) = 4.94, p <.05, b =.13]. We kunnen stellen dat hoe meer chaos er aanwezig is, hoe minder identificatie en introjectie en hoe meer externe regulatie er is. Vervolgens werd het verband tussen structuur tegenover chaos en de uitkomst oppositioneel verzet bekeken. Uit de regressieanalyse bleek dat zowel structuur [ F(1,310) = 30.46, p <.001, b = -0.33] alsook chaos [ F(1,310) = 30.46, p <.001, b =.21] een univariaat significant verband vertoonde met oppositioneel verzet. Wanneer structuur ervaren wordt, vertonen jongeren minder oppositioneel verzet. Bij het ervaren van chaos zien we net het tegenovergestelde, hier wordt net meer oppositioneel gedrag gesteld. Tot slot werd het verband tussen structuur tegenover chaos en de uitkomst tevredenheid bekeken. Uit de regressieanalyse bleek dat structuur [ F(1,310) = 40.02, p <.001, b =.30] een positief significant verband toonde, terwijl chaos [ F(1,310) = 40.02, p <.001, b = -.35] een negatief univariaat significant verband toonde met tevredenheid. Wanneer structuur ervaren wordt, zijn jongeren meer tevreden over agenten. Bij het ervaren van chaos zien we dat jongeren net minder tevreden zijn. Onderzoeksvraag 4: De Mediërende rol van Ervaring aan Autonomie Mediatie van de ervaring van autonomie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Mediatie van de ervaring van autonomie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en oppositioneel verzet. Om na te gaan of de ervaring van autonomie medieert tussen een autonomieondersteunende tegenover een controlerende stijl en oppositioneel verzet dienden we eerst de vier voorwaarden van Baron & Kenny (1986) na te gaan. In Stap 1 werd het directe verband nagegaan, de analyse hiervan werd reeds uitgevoerd in de eerste onderzoeksvraag. Zowel een autonomie-ondersteunende stijl [ F(1,310) = 14.19, p <.001, 39

52 b = -.14], alsook een controlerende stijl [ F(1,310) = 14.19, p <.001, b =.19] toonden een univariaat significant verband met oppositioneel verzet. In een 2 de Stap werd het verband nagegaan tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en de ervaring van autonomie. De resultaten toonden ons een univariaat significant verband tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de ervaring van autonomie [ F(1,310) = 30.18, p <.01, b =.17], alsook tussen een controlerende stijl en de ervaring van autonomie [ F(1,310) = 30.18, p <.001, b = -.32]. De ervaring van een autonomieondersteunende stijl ging gepaard met meer ervaring van autonomie, terwijl bij een controlerende stijl, net minder autonomie ervaren werd. Uit Stap 3 bleek dat de mediator ervaring aan autonomie geen significante verandering teweeg bracht in de uitkomstvariabele na controle voor de onafhankelijke variabelen was [ F(1,309) = 0.06, < 1, ns]. De relatie tussen een autonomie-ondersteunende stijl (b = -.14, p <.01) en oppositioneel verzet, alsook tussen een controlerende stijl en oppositioneel verzet (b =.20, p <.001) daalde niet na controle voor mediatie-effecten. Gezien de mediatie-effecten niet significant waren, voerden we geen Sobel t-test uit. Er is geen sprake van mediatieeffecten tussen een controlerende stijl en een autonomie-ondersteunende stijl in het verband met oppositioneel verzet..20***(.19***) Controlerende stijl -.32*** Autonomie.01 (ns) Oppositioneel verzet Autonomie-ondersteuning.17** Figuur 15. De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en oppositioneel verzet, via de ervaring van autonomie. -.14** (-.14***) 40

53 Mediatie van de ervaring van autonomie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en internalisatie. Op eenzelfde manier gingen we na of de ervaring van autonomie het verband medieerde tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en identificatie, introjectie en externe regulatie. Uit eerdere analyses bleek dat er tussen een autonomie-ondersteunende stijl en identificatie [ F(1,310) = 40.49, p <.001, b =.31], introjectie [ F(1,310) = 16.08, p <.001, b =.28] en externe regulatie [ F(1,310) = 6.32, p <.01, b =.12, p <.05] een positief univariaat significant verband was. Met betrekking tot een controlerende stijl vonden we dat een univariaat significant verband met identificatie [ F(1,310) = 40.49, p <.001, b = -.26] en externe regulatie [ F(1,310) = 6.32, p <.01, b = 0.20]. Voor Stap 2 vonden we eerder al een positief univariaat significant verband tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de ervaring van autonomie [ F(1,310) = 30.18, p <.01, b =.17] en een negatief univariaat significant verband tussen een controlerende stijl en de ervaring van autonomie [ F(1,310) = 30.18, p <.001, b = -.32]. Allereerst hebben we gekeken naar het mediatiemodel met de uitkomst identificatie. Uit Stap 3 bleek dat de mediator ervaring van autonomie een significante verandering teweeg bracht [ F(1,309) = 22.18, p <.001, b =.25] in de uitkomstvariabele, na controle voor de onafhankelijke variabelen. De relatie tussen een autonomieondersteunende stijl en identificatie daalde (b =.27, p <.001), alsook de relatie tussen een controlerende stijl en identificatie (b = -.18, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel-t test vonden we significante bevindingen voor de mediator ervaring van autonomie met betrekking tot autonomie-ondersteunende stijl t = 2.29, p <.05, alsook met betrekking tot een controlerende stijl t = -3.56, p <.001. Het indirecte verband tussen een autonomieondersteunende en controlerende stijl en identificatie, via de ervaring van autonomie, is significant. Er is sprake van partiële mediatie van de mediator ervaring van autonomie voor beide relaties. 41

54 .27*** (.31***) Controlerende stijl -.32*** Autonomie.25*** Identificatie Autonomie-ondersteuning.17** -.18**(-.26***) Figuur 16. De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en identificatie via de ervaring van autonomie. Hierna hebben we de 3 de en 4 de Stap uitgevoerd op het mediatiemodel met als uitkomst introjectie. De mediator ervaring van autonomie bracht geen significante verandering teweeg [ F(1,309) = 2.12, < 1, ns]. De relatie tussen een autonomieondersteunende stijl en introjectie daalde (b = 0.27, p <.001), terwijl er geen significant daling was van een controlerende stijl. We voerden geen Sobel t test uit, door de niet significante verbanden. Er is geen sprake van mediatie tussen een controlerende stijl en een autonomie-ondersteunende stijl in het verband met introjectie. ns Controlerende stijl -.32*** Autonomie.09 (ns) Introjectie Autonomie-ondersteuning.17**.27*** (.28***) Figuur 17. De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en introjectie via de ervaring van autonomie. 42

55 Tot slot werd ook gekeken naar het mediatiemodel met als uitkomst externe regulatie. De mediator ervaring aan autonomie bracht een significante verandering teweeg [ F(1,309) = 31.51, p <.001, b = -.32] in de uitkomstvariabelen, na controle voor de onafhankelijke variabelen. De relatie tussen een controlerende stijl en externe regulatie verdween (b =.10, ns), terwijl de relatie tussen een autonomie-ondersteunende stijl en externe regulatie steeg (b =.18, p <.05). Na het uitvoeren van een Sobel t-test voor de mediator ervaring van autonomie vonden we voor het model van een controlerende stijl t = 4.05, p <.001 en voor de autonomie-ondersteunende stijl t = -2.79, p <.01. Het indirecte verband tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en externe regulatie via ervaring van autonomie is significant. Er is sprake van volledige mediatie van de mediator ervaring van autonomie tussen een controlerende stijl en externe regulatie, en partiële mediatie tussen autonomie-ondersteuning en externe regulatie..10, ns (.20**) Controlerende stijl -.32*** Autonomie -.32*** Externe regulatie Autonomie-ondersteuning.17** Figuur 18. De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en externe regulatie via de ervaring van autonomie..18** (.12*) Mediatie van ervaring autonomie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en tevredenheid. In deze sectie gingen we na of de ervaring van autonomie het verband medieerde 43

56 tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en tevredenheid ten aanzien van agenten. Uit eerdere regressieanalyses weten we dat een autonomie-ondersteunende stijl [ F(1,310) = , p <.001, b = 0.52], alsook een controlerende stijl [ F(1,310) = , p <.001, b = -0.28] een univariaat significant verband toonde met tevredenheid. Voor Stap 2 weten we dat er significante verbanden gevonden werden tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de ervaring van autonomie [ F(1,310) = 30.18, p <.01, b =.17] en een controlerende stijl en de ervaring van autonomie [ F(1,310) = 30.18, p <.001, b = -.32]. Uit Stap 3 bleek dat de mediator ervaring van autonomie een significante verandering teweeg bracht [ F(1,309) = 13.15, p <.001, b =.16] in de uitkomstvariabelen na controle voor de onafhankelijke variabelen. De relatie tussen een autonomie-ondersteunende stijl en tevredenheid daalde na controle voor mediatie-effecten (b =.49, p <.001), alsook de relatie tussen een controlerende stijl en tevredenheid ( b = -.23, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel t-test voor de mediator ervaring van autonomie binnen het model van de autonomie-ondersteunende stijl, vonden we t = 2.14, p <.05, voor het model van de controlerende stijl vonden we t = , p <.01. Het indirecte verband tussen een autonomie-ondersteunende stijl versus een controlerende stijl en tevredenheid via de ervaring van autonomie is significant. Er is sprake van partiële mediatie van de ervaring van autonomie in beide relaties *** (-.28***) Controlerende stijl -.32*** Autonomie.16*** Tevredenheid Autonomie-ondersteuning.17**.49*** (.52***) Figuur 19. De mediatie tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en tevredenheid. 44

57 Mediatie van ervaring autonomie tussen structuur tegenover chaos en oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Mediatie van ervaring autonomie tussen structuur tegenover chaos en oppositioneel verzet. Om na te gaan of de ervaring van autonomie medieert tussen structuur tegenover chaos en oppositioneel verzet dienden we eerst de vier voorwaarden van Baron & Kenny (1986) na te gaan. Voor Stap 1 vonden we eerder dat zowel structuur [ F(1,310) = 30.46, p <.001, b = -.33] als chaos [ F(1,310) = 30.46, p <.001, b =.21] een univariaat significant verband vertoonde met oppositioneel verzet. In de 2 de Stap werd het verband nagegaan tussen structuur en chaos en de mate van de ervaring aan autonomie. Voor structuur vonden we een niet significant verband [ F(1,311) =.82, < 1, ns], chaos daarentegen toonden ons wel een negatief significant verband [ F(1,311) = 47.92, p <.001, b = -.38]. Hoe meer jongeren chaos ervaren, hoe minder autonomie er ervaren wordt. Stap 3 en 4 werden samen uitgevoerd. Er werd enkel nog gekeken naar het model met chaos, aangezien er geen significant verband gevonden werd tussen structuur en de ervaring van autonomie. Uit Stap 3 bleek dat de mediator ervaring van autonomie geen significante verandering teweeg bracht [ F(1,309) =.82, < 1, ns]. Aangezien we geen significante verbanden uitkwamen, was het niet aangewezen om verdere stappen te zetten. Er is geen sprake van mediatie-effecten. -.33***(-.33***) Structuur ns Autonomie ns Oppositioneel verzet Chaos -.38***.19***(.21***) Figuur 20. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en oppositioneel verzet. 45

58 Mediatie van ervaring autonomie tussen structuur versus chaos en internalisatie. We gingen na of de ervaring van autonomie het verband medieerde tussen chaos tegenover structuur en identificatie, introjectie en externe regulatie. Uit eerdere regressies weten we voor Stap 1 dat identificatie [ F(1,310) = p <.001, b =.18] en externe regulatie [ F(1,310) = 4.94, p <.01, b =.12] een positief univariaat significant verband vertoonden met structuur. Identificatie [ F(1,310) = 17.57, p <.001, b = -.27], introjectie [ F(1,310) = 3.19, p <.05, b = -.13] en externe regulatie [ F(1,310) = 4.94, p <.05, b =.13] toonden univariaat significante verbanden met chaos. Voor de 2 de Stap werd het verband met structuur niet significant bevonden [ F(1,311) =.82, < 1, ns], het verband met chaos en de mediatie wel [ F(1,311) = 47.92, p <.001, b = -.38]. Voor de derde en 4 de Stap zijn we eerst gaan kijken naar het model met identificatie. Uit Stap 3 bleek dat de mediator ervaring van autonomie een significante verandering teweeg bracht [ F(1,309) = 41.14, p <.001, b =.35] in de uitkomstvariabele na controle voor de onafhankelijke variabelen. In een 4 de Stap zagen we dat het effect van chaos daalde na controle voor mediatie-effecten (b = -.14, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel t-test voor de mediator ervaring van autonomie, vonden we t = -4.48, p <.001. Het indirecte verband tussen chaos en identificatie via de ervaring van autonomie is significant. Er is sprake van partiële mediatie van de ervaring van autonomie in het verband tussen chaos en identificatie..21***(.19***) Structuur ns Autonomie.35*** Identificatie Chaos -.38*** -.14***(-.27***) Figuur 21. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en identificatie 46

59 Vervolgens bekeken we het model met de uitkomst introjectie. Een 3 de Stap toonde ons dat de mediator ervaring van autonomie een significante verandering teweeg bracht [ F(1,309) = 5.89, p <.05, b =.15] in de uitkomstvariabelen na controle voor de onafhankelijke variabelen. Een 4 de Stap wees uit dat de relatie tussen chaos en identificatie verdween (b = -.08, ns). Na het uitvoeren van een Sobel t-test voor de mediator ervaring van autonomie, vonden we t = -2.12, p <.05. Het indirecte verband tussen chaos en introjectie via de ervaring van autonomie is significant. Er is sprake van volledige mediatie van de ervaring van autonomie in het verband tussen chaos en introjectie. ns Structuur ns Autonomie.15* Introjectie Chaos -.38*** -.08, ns (-.13*) Figuur 22. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en introjectie. Tot slot werd de 3 de en 4 de Stap uitgevoerd voor het model met betrekking tot de uitkomst externe regulatie. Uit de 3 de Stap bleek dat de mediator ervaring van autonomie een significante verandering teweeg bracht [ F(1,309) = 27.00, p <.001, b = -.30] in de uitkomstvariabelen, na controle voor de onafhankelijke variabelen. Een 4 de Stap wees uit dat de relatie tussen chaos en externe regulatie verdween (b =.02, ns). Voor de Sobel t- test vonden we t = 4.00, p <.001. Het indirecte verband tussen chaos en externe regulatie via de ervaring van autonomie is significant. Er is sprake van volledige mediatie van de ervaring van autonomie in het verband tussen chaos en externe regulatie. 47

60 ns (.12*) Structuur ns Autonomie -.30*** Externe regulatie Chaos -.38***.02, ns (.13*) Figuur 23. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en externe regulatie. Mediatie van ervaring autonomie tussen structuur tegenover chaos en tevredenheid. Er werd nagegaan of de ervaring van autonomie het verband medieerde tussen structuur tegenover chaos en tevredenheid ten aanzien van agenten. Voor Stap 1 vonden we eerder een univariaat significant verband tussen zowel structuur en tevredenheid [ F(1,310) = 40.02, p <.001, b =.30] alsook tussen chaos en tevredenheid [ F(1,310) = 40.02, p <.001, b = -.35]. Een 2 de Stap toonde ons enkel een negatief univariaat significant verband met chaos [ F(1,311) = 47.92, p <.001, b = -.38]. Uit Stap 3 bleek dat de mediator ervaring van autonomie een significant verandering teweeg bracht [ F(1,309) = 38.28, p <.001, b =.32]. In een 4 de Stap daalde de relatie tussen chaos en tevredenheid (b = -.23, p <.001). Na het uitvoeren van een Sobel-t test vonden we significante bevindingen voor de mediator ervaring van autonomie t = -4.22, p <.001. Het indirecte verband tussen chaos en tevredenheid via de ervaring van autonomie is significant. Er is sprake van partiële mediatie van de ervaring van autonomie in het verband tussen chaos en tevredenheid. 48

61 .32*** (.30***) Structuur ns Autonomie.32*** Tevredenheid Chaos -.38*** -.23*** (-.35***) Figuur 24. De mediatie tussen structuur tegenover chaos en tevredenheid. Onderzoeksvraag 5: De Toegevoegde Voorspellende Waarde van Autonomieondersteuning tegenover Controle en structuur tegenover chaos De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van oppositioneel verzet. In deze hypothese werd gekeken naar de unieke effecten van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos, bovenop procedurele rechtvaardigheid in het verband met de uitkomst oppositioneel verzet. Allereerst werd gekeken naar het model dat uitgaat van de controlevariabelen en procedurele rechtvaardigheid in het verband met oppositioneel verzet. Dit model verklaarde 9.8% van de variantie van oppositioneel verzet [ F(1,311) = 39.25, p <.001]. Dit wil zeggen dat 9.8% van oppositioneel verzet aan procedurele rechtvaardigheid te wijten was. Er was ook sprake van een univariaat significant verband tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet (b = -.32, p <.001). Om de unieke effecten te vinden, hebben we een derde model opgezet met autonomieondersteuning, controle, structuur en chaos als extra predictoren. Dit model bood nog eens 8.8 % extra verklaring van de variantie van oppositioneel verzet en werd significant bevonden [ F(1,307) = 9.80, p <.001]. Wanneer we naar de regressie-coëfficienten keken, zagen we significante verbanden voor 49

62 procedurele rechtvaardigheid (b = -.19, p <.01), een controlerende stijl (b =.13, p <.05), en structuur (b = -.28, p <.001) en vonden we geen significant verband voor een autonomie-ondersteunende stijl (b =.04, ns) en chaos (b =.09, ns). Procedurele rechtvaardigheid Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos -.19** (-.32***).04, ns.13* -.28***.09, ns Oppositioneel verzet Figuur 25. De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van oppositioneel verzet. De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van internalisatie. Allereerst werd gekeken naar de toegevoegde voorspellende waarde van de verschillende stijlen bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van identificatie. Ook hier werd in eerste instantie gekeken naar het model van de controlevariabelen en procedurele rechtvaardigheid in het verband met identificatie. Het model verklaarde 20% van de variantie in identificatie [ F(1,311) = 81.46, p <.001]. Dit wil zeggen dat 20% van identificatie aan procedurele rechtvaardigheid te wijten was. Er werd eveneens een univariaat significant verband gevonden tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie (b =.46, p <.001). In tweede instantie zijn we de unieke effecten nagegaan door een derde model op te stellen waar autonomieondersteuning, controle, chaos en structuur als extra predictoren werden opgenomen. Dit model bood nog eens een 5.6% extra verklaring van de variantie van oppositioneel verzet en werd significant bevonden [ F(1,307) = 5.88, p <.001]. Bij de regressie-coëfficienten zagen we significante verbanden voor procedurele rechtvaardigheid (b =.27, p <.001), autonomie- 50

63 ondersteuning (b =.13, p <.05) en controle (b = -.18, p <.01). Er werd geen significant verband gevonden voor structuur (b =.07, ns) en chaos (b = -.07, ns). Procedurele rechtvaardigheid Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos.27*** (.46***).13* -.18**.07, ns -.07, ns Identificatie Figuur 26. De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van identificatie. Vervolgens werd gekeken naar de toegevoegde voorspellende waarde in de voorspelling van introjectie. Het model van de controlevariabelen en procedurele rechtvaardigheid in het verband met introjectie, verklaarde 6.2% van de variantie in introjectie [ F(1,311) = 21.35, p <.001]. Tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie werd een univariaat significant verband gevonden (b =.25, p <.001). Ook hier werden de unieke effecten van de andere stijlen nagegaan door in een derde model autonomieondersteuning, controle, chaos en structuur toe te voegen als extra predictoren. We vonden dat dit model nog eens 3.6% extra verklaring van de variantie van introjectie bood en dit model werd eveneens significant bevonden [ F(1,307) = 3.20, p <.05]. De regressie-coëfficienten toonden enkel een significant verband voor een autonomie-ondersteunende stijl (b =.23, p <.001). Er werden geen significante verbanden gevonden voor procedurele rechtvaardigheid (b =.10, ns), een controlerende stijl (b = -.01, ns), structuur (b = -.03, ns) en chaos (b = -.05, ns). 51

64 Procedurele rechtvaardigheid Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos.10, ns (0.25***).23*** -.01, ns -.03, ns -.05, ns Introjectie Figuur 27. De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van introjectie. Tot slot hebben we gekeken naar de toegevoegde voorspellende waarde in de voorspelling van externe regulatie. Het model waar de controlevariabelen en procedurele rechtvaardigheid in het verband worden gebracht met externe regulatie, verklaarde slechts 1% van de variantie in externe regulatie en was niet significant [ F(1,311) = 0.37, < 1, ns]. In het derde model, waar dezelfde extra predictoren zijn aan toegevoegd als in voorgaande analyses, vonden we 4.8% extra verklaring van de variantie van externe regulatie. Dit model werd significant bevonden in tegenstelling tot het 2 de model [ F(1,307) = 4.06, p <.01]. De regressie-coëfficienten toonden enkel een significant verband voor een controlerende stijl (b =.16, p <.05). Er werden geen significante verbanden gevonden voor procedurele rechtvaardigheid (b =.03, ns), een autonomieondersteunende stijl (b =.08, ns), structuur (b =.09, ns) en chaos (b =.07, ns). Procedurele rechtvaardigheid Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos.03, ns.08, ns.16*.09, ns.07, ns Externe regulatie Figuur 28. De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van externe regulatie. 52

65 De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van tevredenheid. Om na te gaan wat de toegevoegde voorspellende waarde is in de voorspelling voor de tevredenheid, zijn we het model waar de controlevariabelen en procedurele rechtvaardigheid in het verband worden gebracht met tevredenheid gaan bekijken. We zagen dat het model 50.4% van de variantie in tevredenheid verklaarde en dat het model significant was [ F(1,311) = , p <.001]. Dit wil zeggen dat 50.4% van tevredenheid aan oppositioneel verzet te wijten was. We vonden eveneens een univariaat significant verband tussen procedurele rechtvaardigheid en tevredenheid (b =.71, p <.001). In het model met de extra predictoren vonden we nog eens 8.2% extra verklaring bovenop de 50.4% van het vorige model. Ook dit model werd significant bevonden [ F(1,307) = 16.10, p <.001]. De regressie-coëfficienten toonden significante verbanden voor procedurele rechtvaardigheid (b =.46, p <.001), een autonomie-ondersteunende stijl (b =.23, p <.001), een controlerende stijl (b = -.16, p <.01) en structuur (b =.11, p <.001). Er werd geen significant verband gevonden voor chaos (b = -.08, ns). Procedurele rechtvaardigheid Autonomie-ondersteunende stijl Controlerende stijl Structuur Chaos.46*** (.71***).23*** -.16***.11** -.08, ns Tevredenheid Figuur 29. De toegevoegde voorspellende waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid, in de voorspelling van tevredenheid. 53

66 Onderzoeksvraag 6: de Zelfdeterminatietheorie en de Procedurele Rechtvaardigheidstheorie Samengebracht in een Model Binnen deze onderzoeksvraag hebben we gepoogd om de zelfdeterminatietheorie en procedurele rechtvaardigheid samen te brengen in één model. De hypothesen van dit model hebben we aan de hand van het statistische programma Mplus 7.0 (Muthén & Muthén, ) uitgevoerd, waar padmodellen bekeken werden. Om de fit van het model te evalueren werd gekeken naar de χ²-toets, de Comparative Fit Index (CFI), de Standardized Root Mean Square Residual (SRMR) en de Root Mean Square Error of Approximation (RMSEA). Om de fit van het model te ondersteunen is het belangrijk dat de χ² zo klein mogelijk en niet significant is. De CFI moet minstens.90 zijn en bij voorkeur.95, waarbij een fit van 1.00 wijst op een perfecte fit waar alle paden zijn toegelaten. De fit van de SMRI dient bij voorkeur kleiner te zijn dan.08 en de RMSEA kleiner dan.10, waarbij.06 nog beter zou zijn (Hu & Buntler, 1999; Kline, 2005). Als controlevariabelen werden geslacht, leeftijd en opleiding opgenomen. Binnen deze onderzoeksvraag werd één model gehanteerd, die in meerdere modellen opgedeeld werd bij de bespreking om het overzicht te bewaren. Er werd gekeken naar de mediatie van legitimiteit, illegitimiteit en autonomie in het verband tussen procedurele rechtvaardigheid, een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, chaos en structuur en de uitkomsten internalisatie, oppositioneel verzet en tevredenheid. Aangezien de modellen niet apart onderzocht werden, maar enkel opgedeeld werden voor een beter overzicht, kenden ze allen eenzelfde fit [χ²(3) = 6.23, ns; CFI =.99; SRMR =.01; RMSEA =.06]. Allereerst zijn we gaan kijken naar de directe verbanden tussen de verschillende stijlen en de mediatoren. We vonden voor een procedurele rechtvaardige stijl positieve, significante verbanden met de mediator legitimiteit (.29, p <.001) en de ervaring van autonomie (.18, p <.01). Voor een autonomie-ondersteunende stijl was er enkel een positief significant verband met de mediator legitimiteit (.20, p <.01), terwijl een controlerende stijl een positief significant verband had met de mediator illegitimiteit (.16, p <.01) en een negatief significant verband met de ervaring van autonomie (-.16, p <.01). 54

67 Structuur toonde ons een negatief significant verband met de ervaring van autonomie (-.14, p <.01). Chaos kende een positief significant verband met illegitimiteit (.42, p <.001) en een negatief significant verband met de ervaring van autonomie (-.22, p <.001). Hierna zijn we gaan kijken naar de uitkomsten met betrekking tot internalisatie. De mediator illegitimiteit toonde een negatief significant verband met identificatie (-.27, p <.001), terwijl legitimiteit positieve significant verbanden toonde met identificatie (.24, p <.001), introjectie (.22, p <.001) en externe regulatie (.24, p <.001). De ervaring van autonomie had een positief significant verband met identificatie (.22, p <.001) en een negatief significant verband met externe regulatie (-.31, p <.001). Er werden ook enkele rechtstreeks verbanden gevonden tussen de verschillende stijlen en de uitkomsten, zonder mediatie. We vonden een rechtstreeks positief verband tussen autonomieondersteuning en introjectie (.18, p <.01), alsook een rechtstreeks negatief verband tussen controle en identificatie (-.11, p <.05). De schematische weergave hiervan is terug te vinden in figuur 30. Vervolgens werd gekeken naar de uitkomst oppositioneel verzet. Hier toonde enkel de mediator illegitimiteit een positief significant verband met oppositioneel verzet (.22, p <.001). Er werden ook rechtstreekse negatieve verbanden gevonden tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet (-.15, p <.05), alsook tussen structuur en oppositioneel verzet (-.26, p <.001). De schematische weergave hiervan is terug te vinden in figuur 31. Een laatste uitkomst die bekeken werd was deze van tevredenheid. De mediator illegitimiteit toonde een negatief significant verband met tevredenheid (-.10, p <.05), zowel legitimiteit (.18, p <.001) als de ervaring van autonomie (.12, p <.01) toonden een positief verband met tevredenheid. Ook hier werden enkele directe verbanden gevonden. Er waren positieve verbanden tussen procedurele rechtvaardigheid (.38, p <.001), een autonomie-ondersteunende stijl (.18, p <.001) en structuur (.11, p <.01) in het verband met tevredenheid. Tussen een controlerende stijl en tevredenheid vonden we een 55

68 negatief verband (-.14, p <.01). De schematische weergave hiervan is terug te vinden in figuur

69 .18** Procedurele rechtvaardigheid.29***.18** -.27*** Autonomie-ondersteunende stijl.20** Illegitimiteit Identificatie.16**.24***.22*** Controlerende stijl Legitimiteit Introjectie -.16**.24***.22*** -.14** Structuur Autonomie Externe regulatie -.31***.42*** Chaos -.22*** -.11* Figuur 30. De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht, model voor de uitkomst internalisatie. * p <.05. ** p <.01. *** p <

70 -.15* Procedurele rechtvaardigheid.29*** Autonomie-ondersteunende stijl.18**.20** Illegitimiteit.22***.16** Controlerende stijl Legitimiteit Oppositioneel verzet -.16** Structuur -.14** Autonomie.42*** Chaos -.22*** -.26*** Figuur 31. De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht, model voor de uitkomst oppositioneel verzet. * p <.05. ** p <.01. *** p <

71 .18***.38*** Procedurele rechtvaardigheid.29*** Autonomie-ondersteunende stijl.18**.20** Illegitimiteit -.10*.16**.18*** Controlerende stijl Legitimiteit Tevredenheid -.16** Structuur -.14** Autonomie.12**.42*** Chaos -.22***.11** -14** Figuur 32. De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht, model voor de uitkomst tevredenheid. * p <.05. ** p <.01. *** p <

72 Discussie De procedurele rechtvaardigheidstheorie (Sunshine & Tyler, 2003) en de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1985) zijn twee veelbesproken theorieën. Binnen deze masterproef was het de bedoeling om beide theorieën naast elkaar te plaatsen en de gemeenschappelijke en toegevoegde waarden te bekijken binnen een politiecontext. Door middel van vragenlijsten werd bij jongeren tussen 14 en 18 jaar getoetst wat hun blik op de politie was (procedurele rechtvaardigheid) en werd gepeild naar een autonomieondersteunende stijl tegenover een controlerende stijl, structuur tegenover chaos, autonomie, oppositioneel verzet en tevredenheid (zelfdeterminatietheorie). Dit alles werd bevraagd op niveau van de perceptie van politieagenten. We wilden nagaan wat het effect was van een procedureel rechtvaardige stijl, een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en structuur tegenover chaos op gedrag dat jongeren stellen tegenover agenten. Aan de hand hiervan wilden we achterhalen wat de meest efficiënte stijl is om als agent met jongeren om te gaan. Bespreking Onderzoeksresultaten Verband tussen procedurele rechtvaardigheid en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Een eerste onderzoeksvraag die we dienden na te gaan, was of de ervaring van procedurele rechtvaardigheid, minder oppositioneel verzet enerzijds en meer internalisatie en tevredenheid anderzijds zou uitlokken. In het huidige onderzoek blijkt dat jongeren minder snel verzet zullen tonen wanneer ze het gevoel hebben rechtvaardig behandeld te worden, alsook ervaren ze meer tevredenheid tegenover agenten. Bij internalisatie vonden we een positief verband met identificatie en introjectie, meer ervaring van procedurele rechtvaardigheid ging samen met meer identificatie en meer introjectie. De bevindingen uit het huidige onderzoek liggen deels in lijn met de verwachtingen. Op basis van de theorie in voorgaand onderzoek werd verwacht dat de 60

73 ervaring van procedurele rechtvaardigheid, minder oppositioneel verzet en meer internalisatie (Deci & Ryan, 2000) en tevredenheid (Mazerolle et al., 2013) met zich zou meebrengen. Er werd echter geen verband gevonden tussen procedurele rechtvaardigheid en externe regulatie. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat externe regulatie een niet-veelzeggende variabele is binnen een wetgevende context. Externe regulatie wordt namelijk gezien als het opvolgen van regels om aan externe verplichtingen te voldoen en zo een straf, vb. een boete te vermijden (Ryan & Deci, 2000). Iedereen moet de regels naleven en veelal vinden mensen het niet prettig om een boete te betalen. Het zou kunnen dat de regels vaak nageleefd worden om een boete te vermijden en niet omdat het intrinsiek boeiend is, waardoor externe regulatie niet echt iets bijdraagt aan het proces van internalisatie binnen deze politionele context. De mediërende rol van legitimiteit. In een tweede onderzoeksvraag gingen we na of de mate van legitimiteit als verklarend mechanisme optrad in de eerdere verbanden. Bij de preliminaire analyses zagen we dat legitimiteit uiteen viel in twee verschillende factoren, namelijk legitimiteit en illegitimiteit. Waar legitimiteit vooral peilt naar het al dan niet gehoorzamen aan agenten, peilt illegitimiteit eerder naar het niet akkoord gaan met de wet, regels en autoriteiten. Legitimiteit wordt meer op een oppervlakkige manier bevraagd, terwijl illegitimiteit meer problematische zaken probeert te voorspellen. In het huidig onderzoek verklaart legitimiteit deels het verband tussen procedurele rechtvaardigheid en identificatie, introjectie en tevredenheid. Legitimiteit medieerde niet tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet. Voor de mediator illegitimiteit zagen we dat het deels de verbanden verklaarde tussen procedurele rechtvaardigheid en de uitkomsten oppositioneel verzet, identificatie en tevredenheid. Het medieerde niet tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie. De bevindingen uit het huidige onderzoek liggen deels in lijn met de verwachtingen. Volgens de systematische review van Mazerolle et al. (2013) wordt verwacht dat legitimiteit een mediator is tussen procedurele rechtvaardigheid en de 61

74 uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Deze bevindingen vinden we ook terug in ons huidig onderzoek. Onverwacht was dat legitimiteit geen mediator bleek te zijn tussen procedurele rechtvaardigheid en oppositioneel verzet. Ook werd geen mediatie gevonden van illegitimiteit tussen procedurele rechtvaardigheid en introjectie. Hier lijkt de theorie omtrent morele onthechting wat door te schemeren (Bandura, 1999). Deze theorie stelt dat morele onthechting wordt gezien als het rechtvaardigen van gedragingen die niet stroken met onze waarden en normen, door verschillende mechanismen te gaan gebruiken. In dit onderzoek zouden we kunnen stellen dat legitimiteit eerder duidt op introjectie en schuldgevoelens en dat we bij illegitimiteit meer te maken krijgen met oppositioneel verzet. Dit zou deels kunnen verklaren waarom de mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid via legitimiteit naar oppositioneel verzet en via illegitimiteit naar introjectie niet opgaat. De mediatie tussen procedurele rechtvaardigheid en externe regulatie kon niet worden nagegaan omdat in Stap 1 (Baron & Kenny, 1986) geen verbanden gevonden werden. Eerder in deze discussie hebben we al besproken wat de oorzaak hiervan zou kunnen zijn. Verband tussen een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en structuur tegenover chaos met de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. In een derde onderzoeksvraag werd opnieuw gekeken naar directe verbanden, deze keer tussen een autonomie-ondersteunende stijl tegenover een controlerende stijl en structuur tegenover chaos met de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Uit het onderzoek bleek dat jongeren die op een autonomieondersteunende stijl benaderd werden, minder oppositioneel verzet en meer identificatie, introjectie, externe regulatie en tevredenheid vertoonden. Met betrekking tot een controlerende stijl, zagen we dat jongeren net meer oppositioneel verzet en externe regulatie vertoonden en minder identificatie en tevredenheid. Er werd echter geen verband gevonden tussen een controlerende stijl en introjectie. Voor structuur vonden we dat jongeren die meer structuur ervaren, meer identificatie, externe regulatie en 62

75 tevredenheid vertonen en minder verzet. Er werd geen verband gevonden tussen structuur en introjectie. Het ervaren van chaos zorgde voor minder identificatie, introjectie en tevredenheid en meer externe regulatie en oppositioneel verzet. De bevindingen uit huidig onderzoek liggen grotendeels in lijn met de verwachtingen op basis van de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) en de procedurele rechtvaardigheidstheorie (Sunshine & Tyler, 2003). Wanneer we de regressies van procedurele rechtvaardigheid naast deze van een autonomie-ondersteunende stijl leggen, dan zien we dat beide stijlen sterk overeenkomen. Beiden zorgen voor minder verzet, meer tevredenheid ten aanzien van agenten en meer identificatie en introjectie. Echter, in tegenstelling tot een procedureel rechtvaardige stijl, heeft een autonomieondersteunende stijl wel een positief verband met externe regulatie. Externe regulatie is een begrip dat ontstaan is binnen de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000). Dit zou een reden kunnen zijn waarom het verband wel gevonden wordt tussen een autonomieondersteunende stijl en externe regulatie en niet tussen procedurele rechtvaardigheid en externe regulatie. In het huidige onderzoek merkten we ook op dat het verband tussen een controlerende stijl en introjectie niet opging. Introjectie of geïntrojecteerde regulatie wordt gezien als een interne druk, er is sprake van diepe teleurstelling en schaamte als iets niet gehaald wordt (Deci & Ryan, 2000). Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom het verband tussen een controlerende stijl (druk van buitenaf) en introjectie (een interne druk) niet opgaat. Dit moeten we echter wel wat nuanceren, aangezien we in de literatuurstudie geponeerd hebben dat ondanks de druk niet langer van buitenaf opgelegd wordt, we wel nog steeds spreken van een vrij controlerend type (Vansteenkiste, Soenens, Sierens & Lens, 2005). Een alternatieve verklaring is dat de variabele introjectie niet meet wat ze hoort te meten. We zien in de resultaten dat introjectie meerdere keren een niet significant verband kent, zo ook bijvoorbeeld in het verband tussen structuur en introjectie. In verder onderzoek lijkt het nuttig om introjectie beter te gaan operationaliseren en de items in de vragenlijst te herzien. Wanneer we kijken naar een autonomie-ondersteunende stijl en het aanbieden 63

76 van structuur, zien we dat beide stijlen zorgen voor minder oppositioneel verzet, meer internalisatie en meer tevredenheid. Een controlerende stijl en chaos daarentegen zorgen net voor het omgekeerde, daar is sprake van meer oppositioneel verzet, minder internalisatie en minder tevredenheid. Deze bevinding zou een implicatie kunnen hebben voor het werkveld. Het aanbieden van een autonomie-ondersteunende stijl en structuur aan jongeren door agenten zou ervoor kunnen zorgen dat verzet van jongeren deels gereduceerd wordt en dat ze ook meer tevreden zijn over agenten. Jongeren zouden de regels ook meer gaan internaliseren in plaats van de regels louter op te volgen om boetes, straffen te vermijden. De mediërende rol van ervaring van autonomie. In een vierde onderzoeksvraag werd nagegaan of de ervaring van autonomie medieerde tussen enerzijds een autonomie-ondersteunende tegenover een controlerende stijl en anderzijds chaos tegenover structuur en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. Allereerst hebben we de mediatie binnen een autonomie-ondersteunende en controlerende stijl bekeken. In het huidig onderzoek verklaarde de ervaring van autonomie deels het verband tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de uitkomsten identificatie, externe regulatie en tevredenheid. Er werd geen mediatie gevonden tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de uitkomsten oppositioneel verzet en introjectie. Met betrekking tot een controlerende stijl vonden we dat de ervaring van autonomie deels het verband tussen een controlerende stijl en de uitkomsten identificatie en tevredenheid reguleerde, alsook het volledige verband tussen een controlerende stijl en externe regulatie. Het medieerde niet tussen een controlerende stijl en oppositioneel verzet en introjectie. Anderzijds werd ook gekeken of de ervaring van autonomie het verband tussen structuur tegenover chaos en de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid verklaarde. In het huidige onderzoek konden we niet nagaan wat de mediatie was tussen structuur en de uitkomsten, omdat het directe verband tussen 64

77 structuur en de ervaring van autonomie niet opging. Er werden echter wel partiële mediatie-effecten gevonden van de ervaring van autonomie in het verband tussen chaos en de uitkomsten identificatie en tevredenheid. We vonden volledige verklaringen van de mediator ervaring van autonomie in het verband tussen chaos en de uitkomsten introjectie en externe regulatie. De bevindingen uit het huidig onderzoek liggen niet volledig in lijn met de verwachtingen. Vanuit de studie van Vansteenkiste et. al (2014) wordt verwacht dat de ervaring van autonomie een mediator is tussen een autonomie-ondersteunende stijl tegenover een controlerende stijl en structuur tegenover chaos met de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. De vraag die hier gesteld kan worden, is hoe het komt dat er geen verklarende processen gevonden werden in de mediatie van de ervaring van autonomie in het verband tussen een autonomie-ondersteunende en controlerende stijl, alsook structuur en chaos in het verband met de uitkomst oppositioneel verzet. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat enkel en alleen het aanbieden van een autonomieondersteunende stijl, een controlerende stijl en chaos al genoeg is om oppositioneel verzet uit te lokken of net in de kiem te smoren (Deci & Ryan, 2000), zonder dat dit verklaard wordt door een mediator. Er werden wel verbanden gevonden tussen de verschillende stijlen in het rechtstreeks verband met de ervaring van autonomie, maar deze mediator zelf zorgde niet voor verklarende processen in het verband met oppositioneel verzet. Eveneens werden geen mediatie-effecten gevonden tussen een autonomieondersteunende stijl tegenover een controlerende stijl en de uitkomst introjectie. Eerder in deze discussie hebben we aangehaald dat de variabele introjectie mogelijks niet goed gemeten wordt door de vragenlijst en daarom niet significante verbanden bekomen worden. Een betere operationalisering van deze variabele lijkt nuttig voor verder onderzoek. Met betrekking tot structuur en chaos konden we voor structuur geen mediatie- 65

78 effecten onderzoeken aangezien het directe verband tussen structuur en de ervaring van autonomie niet gevonden werd. Dit is eerder een vreemde bevinding aangezien er wel een verband gevonden werd tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de ervaring van autonomie. Uit eerder onderzoek blijkt dat het aanbieden van een autonomieondersteunende stijl vaak hand in hand gaat met het aanbieden van structuur (Vansteenkiste et. al, 2004). De manier waarop structuur wordt aangeboden is verantwoordelijk of er al dan niet autonomie ervaren wordt (Deci et al., 1994). Het is mogelijk dat jongeren in het onderzoek structuur in een politiecontext eerder zien als iets negatiefs, iets controlerend, waardoor geen autonomie ervaren wordt. Volgens Deci et. al (1994) zijn er verschillende manieren waarop structuur kan worden aangeboden, één daarvan is het aanbieden van een zinvolle motivering of uitleg. Voor agenten is het moeilijk om een zinvolle motivering of uitleg te geven, vaak is het gewoon het niet naleven van de regels dat ervoor zorgt dat iemand een boete krijgt. Een tweede element is dat bij het aanbieden van structuur een empatische houding moet worden ingenomen. Dit is in een politiecontext moeilijker aangezien het gaat over het al dan niet naleven van de regels. Het lijkt niet nuttig en aangewezen om als agent empatisch te gaan reageren en te bevragen hoe burgers zich voelen bij het krijgen van een boete. Agenten hebben een controlerende functie en dienen boetes uit te schrijven als de wet niet nageleefd wordt. Om die reden kan het dus zijn dat er geen verband gevonden wordt tussen structuur en de ervaring van autonomie binnen een politiecontext. De toegevoegde voorspellende waarde van autonomieondersteuning, controle, structuur en chaos bovenop procedurele rechtvaardigheid in de voorspelling oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid. In deze onderzoeksvraag werd nagegaan wat de toegevoegde voorspellende waarde van autonomieondersteuning, controle, chaos en structuur bovenop procedurele rechtvaardigheid in de voorspelling van de uitkomsten waren. Er werd verwacht dat de verschillende stijlen een toegevoegde voorspellende waarde konden hebben bovenop procedurele rechtvaardigheid, maar dit was nog niet eerder nagegaan. Binnen het huidige 66

79 onderzoek vonden we dat voor de uitkomst oppositioneel verzet bovenop procedurele rechtvaardigheid zowel een controlerende stijl als structuur een toegevoegde voorspellende waarde hadden. Het verband van procedurele rechtvaardigheid daalde wanneer de extra variabelen aan het model toegevoegd werden. Binnen de uitkomst internalisatie vonden we voor identificatie dat zowel een autonomie-ondersteunende als controlerende stijl een extra toegevoegde waarde hadden bovenop procedurele rechtvaardigheid. Ook hier daalde het effect van procedurele rechtvaardigheid na het toevoegen van de extra variabelen. De uitkomst introjectie had enkel een extra toegevoegde waarde van een autonomie-ondersteunende stijl, het effect van procedurele rechtvaardigheid verdween volledig na het toevoegen van de variabele autonomieondersteunende stijl. Dit kan erop wijzen dat procedurele rechtvaardigheid geen enkel effect heeft wanneer er ook sprake is van een autonomie-ondersteunende stijl in het verband met introjectie. Ten derde werd gekeken naar externe regulatie. Eerder al zagen we dat procedurele rechtvaardigheid geen verband kende met externe regulatie, enkel een controlerende stijl had een extra toegevoegde waarde bovenop procedurele rechtvaardigheid. Tot slot toonde tevredenheid een extra toegevoegde voorspellende waarde voor zowel een autonomie-ondersteunende als controlerende stijl en structuur. Enkel chaos was geen extra toegevoegde voorspellende waarde bovenop procedurele rechtvaardigheid. Aangezien nog geen eerdere resultaten gepubliceerd zijn omtrent deze onderzoeksvraag, is het moeilijk om hierover een discussie op te zetten. Wat opvalt in de resultaten is dat chaos nergens een extra voorspellende waarde heeft bovenop procedurele rechtvaardigheid. Een controlerende stijl blijkt het vaakst een extra toegevoegde waarde te hebben, gevolgd door een autonomie-ondersteunende stijl en structuur. Waarom chaos geen extra toegevoegde waarde heeft bovenop procedurele rechtvaardigheid zouden we kunnen bekijken in het licht van de onderzoeksvraag omtrent mediatie. Daar vonden we dat de mediator ervaring van autonomie het verband tussen chaos en de uitkomsten deels en volledig verklaarde. Het kan misschien zo zijn dat chaos 67

80 enkel via de mediator een effect heeft op de uitkomsten. Het lijkt interessant om in verder onderzoek na te gaan waarom niet alle stijlen een extra toegevoegde waarde hebben bovenop procedurele rechtvaardigheid en waarom bepaalde stijlen net wel een extra toegevoegde waarde hebben. De zelfdeterminatietheorie en de procedurele rechtvaardigheidstheorie samengebracht in een model. Vanuit de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) en de theorie omtrent procedurele rechtvaardigheid (Sunshine & Tyler, 2003), werd verwacht dat procedurele rechtvaardigheid, een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos in het verband met de uitkomsten oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid gemedieerd zouden worden door de ervaring van autonomie en legitimiteit. Het vooropgestelde model in dit huidige onderzoek is een samenvatting van alle voorgaande onderzoeksvragen en hypothesen, in één model gebundeld. Het model werd als een goed model beschouwd en mocht bijgevolg geïnterpreteerd worden. We zien in het overkoepelende model een grote overlap met de eerder gevonden resultaten binnen deze huidige studie. Net zoals in de vorige onderzoeksvraag is het ook hier moeilijk om na te gaan of de resultaten al dan niet overeenkomen met eerdere onderzoeksresultaten. Wat we kunnen opmaken uit het model is dat het grote overeenkomsten toont met de andere resultaten uit het huidig onderzoek. Zo zien we bijvoorbeeld dat enkel de mediator illegitimiteit een verband toont met oppositioneel verzet en legitimiteit met introjectie. Dit is nog maar eens een aanwijzing voor de theorie omtrent morele onthechting zoals we die besproken hebben bij de eerste onderzoeksvraag (Bandura, 1999). Naast deze gelijkenis zijn er ook nog andere gelijkenissen gevonden, maar binnen deze discussie willen we ons eerder richten op de verschillen. Opvallend is dat er geen relatie gevonden werd tussen procedurele rechtvaardigheid en illegitimiteit, alsook niet tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de ervaring van autonomie. Het zou kunnen dat er sprake is van multicollineariteit door het opnemen van te veel variabelen in het model. Hierdoor bestaat de kans dat bepaalde variabelen gaan correleren met elkaar en daardoor 68

81 significant worden. Er kan dan sprake zijn van een vertekend beeld van de resultaten, waardoor je net geen of andere verbanden vindt dan verwacht op basis van de literatuur. Binnen dit huidige onderzoek en eerdere onderzoeken is wel degelijk gebleken dat er een verband was tussen procedurele rechtvaardigheid en illegitimiteit (Mazerolle et al., 2013), alsook tussen een autonomie-ondersteunende stijl en de ervaring van autonomie (Vansteenkiste et al., 2014). Het lijkt nuttig om in verder onderzoek na te gaan of er sprake is van multicollineariteit, aangezien dit binnen deze studie niet nagegaan werd. In tegenstelling tot eerdere resultaten binnen dit onderzoek werd wel een verband gevonden tussen structuur en de ervaring van autonomie, ook hier kan multicollineariteit aan de basis liggen. We zien namelijk dat het verband tussen structuur en de ervaring van autonomie negatief en eerder laag is, terwijl eerdere onderzoeksresultaten een positief verband vertoonden (Vansteenkiste et al., 2014). Verder onderzoek zal moeten verifiëren of deze verbanden al dan niet juist zijn en of er andere mediatoren zijn die deze verbanden eveneens mee bepalen. Sterktes en Beperkingen van het Onderzoek Beginnend met de sterktes van het huidige onderzoek, kunnen we volgende zaken opmerken. De eerste sterkte is dat er binnen een politiecontext gebruik gemaakt werd van twee theoretische kaders, namelijk de procedurele rechtvaardigheidstheorie (Sunshine & Tyler, 2003) en de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000). Binnen de vergelijking van deze theorieën is verder gekeken dan enkel het verzet ten aanzien van autoriteiten, er is ook gekeken naar de mate van internalisatie binnen jongeren, de mate waarin jongeren regels toepassen en de mate waarin jongeren tevreden zijn over agenten. Dit heeft als voordeel dat er ook gekeken werd naar interne processen van de jongeren en niet enkel naar een variabele die peilt naar het al dan niet gehoorzamen. Beide theorieën zijn uiteindelijk in een groot model terecht gekomen, waardoor de toegevoegde waarde van de concepten uit verschillende theorieën tegenover en naast elkaar konden bekeken worden. De volgende sterktes binnen dit onderzoek zijn methodologisch van aard. Ten eerste hebben we gebruik gemaakt van exploratorische factoranalyses. Zo konden we 69

82 nagaan of de theoretisch verwachte dimensies teruggevonden werden in de vernieuwde vragenlijsten. Ten tweede werd niet enkel gekeken naar directe verbanden tussen de twee theorieën, (Deci & Ryan, 2000; Mazerolle et al., 2013) maar ook naar mediatieeffecten tussen de theorieën (Deci & Ryan, 2000; Mazerolle et al., 2013; Vansteenkiste et al., 2014). Op die manier konden we ook verklarende processen nagaan die het verband tussen de stijlen en de uitkomsten mogelijks konden verklaren. Als laatste sterkte hebben we binnen dit onderzoek gebruik gemaakt van nieuwe vragenlijsten die specifiek naar de ervaring van jongeren in een politiecontext peilen. Door deze specifieke context te implementeren in de vragenlijst, waren de items beter afgestemd op de onderzoeksvragen die we trachtten te beantwoorden. Na analyse van de (nieuwe) vragenlijsten bleek de interne consistentie van de vragenlijsten betrouwbaar waardoor de vragenlijsten ook in volgend onderzoek gebruikt kunnen worden. Naast de sterktes kent de studie ook een aantal beperkingen. Een eerste beperking is de homogeniteit en representativiteit. Het merendeel van de respondenten in dit onderzoek waren student in het Algemeen Secundair Onderwijs. De papieren vragenlijsten werden afgenomen in het Algemeen Secundair Onderwijs, hoewel de andere onderwijsvormen niet uitgesloten werden via de online versie van de vragenlijst. Er werden in eerste instantie enkel respondenten gewerfd via de online versie, maar aangezien deze een lage respons kende, werd de data aangevuld met papieren vragenlijsten die uitgedeeld werden in een school. Uit eerder onderzoek is gebleken dat jongeren met een lager opleidingsniveau meer gedragsproblemen en agressief gedrag vertonen en op die manier ook sneller in contact komen met agenten (Knutson, DeGarmo & Reid, 2004). Omdat het aantal jongeren met een lagere opleiding beperkt is, kan dit de resultaten vertekenen. In deze huidige studie hebben we opleiding opgenomen als controlevariabele, maar het lijkt interessant om in verder onderzoek alle opleidingsniveaus mee op te nemen in de steekproef. Er is niet alleen de homogeniteit binnen de onderwijsvorm die beter verdeeld kon zijn, ook het geslacht is niet gelijk verdeeld. Er zijn minder jongens dan meisjes opgenomen in de steekproef en dit kan een 70

83 vertekend beeld geven. Uit eerder onderzoek is namelijk gebleken dat meisjes een hogere perceptie hebben van autonomieondersteuning en structuur dan jongens (Lam et al. 2012) en dat autoriteiten een ander soort interacties hebben met jongens dan meisjes (Meece et al., 2006). In het huidige onderzoek is de variabele geslacht opgenomen als controlevariabele, maar het lijkt interessant om in verder onderzoek het aantal jongens en meisjes gelijk te kiezen. Een volgende beperking van deze studie is de cross-sectionele opzet. Omdat de ontwikkelingen doorheen de tijd niet gevolgd werden, zijn we niet in staat geweest om causale verbanden te bekijken of gevolgen van interventies te zien. We kunnen op basis van de data geen conclusies trekken betreffende de richting van de verbanden. Het is dus zeker aangewezen om longitudinaal onderzoek uit te voeren om de richting van de verbanden na te gaan, zo kan ook de invloed van de verandering over tijd gemeten worden. Het kan interessant zijn om in een vervolgonderzoek na de 1 ste meting een interventie uit te voeren met autoriteiten en een bepaalde stijl, om daarna het effect na te gaan in een 2 de meting. Vele jongeren in het onderzoek hadden ook nog nooit in contact gekomen met agenten en konden enkel beroep doen op verhalen van anderen of eigen gedachten. Met een interventie tussen de 1 ste en 2 de meting, kan je er zeker van zijn dat iedere jongere toch al enig contact heeft gehad en zich kan baseren op werkelijke contacten met agenten. Een laatste beperking van het onderzoek is dat enkel met zelfrapportage is gewerkt. Enkel de visie van jongeren is bevraagd en niet deze van de agenten zelf. Het zou interessant kunnen zijn om ook de andere kant van het verhaal te bekijken, meer bepaald vanuit de ogen van de agenten. In verder onderzoek lijkt het ook interessant om de ouders te betrekken en aan de hand van vragenlijsten na te gaan welke stijl zij hanteren in de opvoeding. Dit kan namelijk een invloed hebben op het gedrag van jongeren tegenover agenten en hun stijl. Slotconclusie en Implicatie Waarom jongeren agenten te vriend of te vijand hebben, blijft een kwestie van een samenloop van verschillende factoren. Binnen deze huidige studie hebben we trachtten aan te tonen hoe de processen tussen jongeren en agenten verlopen en welke stijlen nu 71

84 net oppositioneel verzet, internalisatie en tevredenheid teweeg brengen. Vanuit de procedurele rechtvaardigheidstheorie werd gekeken naar een procedureel rechtvaardige stijl, vanuit de zelfdeterminatietheorie naar een autonomie-ondersteunende stijl, een controlerende stijl, structuur en chaos. Op basis van dit huidig onderzoek kunnen we een aantal voorzichtige conclusies trekken naar het werkveld toe. Algemeen zien we de tendens dat een procedureel rechtvaardige stijl, een autonomie-ondersteunende stijl en structuur, de beste uitkomsten in de hand werken: er is namelijk sprake van minder oppositioneel verzet, globaal meer internalisatie en meer tevredenheid ten aanzien van agenten. Een controlerende stijl en chaos zorgen net voor tegenovergestelde effecten. Er is niet enkel sprake van rechtstreekse verbanden, we zien ook verklarende processen. Zo verklaart autonomie volledig het effect tussen chaos en introjectie en externe regulatie en verklaart het deels het verband tussen chaos en identificatie en tevredenheid. Het zal dus niet enkel belangrijk zijn om procedureel rechtvaardig en autonomie-ondersteunend te zijn en structuur aan te bieden, het is evenzeer belangrijk om de jongere een gevoel van autonomie te geven. Het is niet omdat de jongere structuur wordt opgelegd of procedureel rechtvaardig behandeld wordt, dat deze daarom ook autonomie zal ervaren. Naast de ervaring van autonomie is gebleken dat ook legitimiteit en illegitimiteit een belangrijk verklarend proces spelen binnen de relatie tussen jongeren en agenten. Wanneer agenten als legitiem ervaren worden, dan zien we meer internalisatie en tevredenheid. Agenten waarvan hun autoritaire functie als illegitiem beschouwd wordt, kunnen meer oppositioneel verzet uitlokken, minder internalisatie en minder tevredenheid. Het blijft dus een kwestie van de combinatie van verschillende stijlen die ervoor zorgt dat de jongere minder oppositioneel verzet, meer internalisatie en meer tevredenheid zal vertonen. Wat we wel kunnen concluderen is dat het aanbieden van een autonomie-ondersteunende stijl, structuur en procedurele rechtvaardigheid, zal bijdragen tot een positiever klimaat tussen jongeren en de agent, meer dan wanneer een controlerende stijl wordt gehanteerd en chaos wordt geïnduceerd. 72

85 Referenties APA (2010). Publication manual of the American Psychological Association (6th ed). Washington DC: Author. Bandura, A. (1999). Moral disengagement in the perpetration of inhumanities. Personality and Social Psychology Review, 3, doi: /s pspr0303_3 Barber, B. K. (1996), Parental psychological control: Revisiting a neglected construct. Child Development, 67, doi: /j tb01915.x Barber, B. K. (Ed.). (2002). Intrusive parenting: How psychological control affects children and adolescents. Washington, DC: American Psychological Association. doi: / Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51, doi: / Belmont, M., Skinner, E.,Wellborn, J., & Connell, J. (1988). Teacher as social context: A measure of student perceptions of teacher provision of involvement, structure, and autonomy support. Rochester, NY:University of Rochester. Chen, B., Vansteenkiste, M., Beyers, W., Boone, L., Deci, E.L., Deeder, J. et al. (2015). Basic psychological need satisfaction, need frustration, and need strength across four cultures. Motivation and Emotion, 39, De Backer, M., Boen, F., Ceux, T., De Cuyper, B., Høigaard, R., Callens, F., Fransen, K. & Vande Broek, G. (2011). Do perceived justice and need support of the coach predict team identification and cohesion? Testing their relative importance among top volleyball and handball players in Belgium and Norway. Psychology of Sport and Exercise, 12, doi: /j.psychsport Deci, E. L. (1975). Intrinsic motivation. New York: Plenum. doi: / Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum. doi: /

86 Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The ''what'' and the ''why'' of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, doi: /s pli1104_01 Deci, E. L., Eghrari, H., Patrick, B. C., & Leone, D. R. (1994). Facilitating internalization: The selfdetermination perspective. Journal of Personality, 62, doi: /j tb00797.x De Smet, T. (2009). Ontmoeting met het vreemde, begeleiding van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. Antwerpen: Garant. Eagly, A. H., Johannesen-Schmidt, M. C., & Van Engen, M. L. (2003). Transformational, transactional, and laissez-faire leadership styles: A meta-analysis comparing women and men. Psychological Bulletin, 129, 569. doi: / Flink, C., Boggiano, A. K., & Barrett, M. (1990). Controlling teaching strategies: Undermining children's self-determination and performance. Journal of personality and social psychology, 59, 916. doi: / Grolnick, W.S., Ryan, R.M. & Deci, E.L. (1991). Inner resources for school achievement: Motivational mediators of children s perceptions of their parents. Journal of Educational Psychology, 83, doi: / Hu, L., & Bentler, P. M. (1999). Cutoff criteria for fit indexes in covariance structure analysis: Conventional criteria versus new alternatives. Structural Equation Modeling, 6, doi: / Husman, J., & Lens, W. (1999). The role of the future in student motivation. Educational Psychologist, 34, Jacobs, B. (2012, 8 augustus). Hoe komt het dat jongeren zo reageren op de politie? De Morgen, p7-8. Kline, R. B. (2005). Principles and practices of structural equation modeling (2nd edition). New York: Guilford Press. 74

87 Knutson, J. F., DeGarmo, D. S., & Reid, J. B. (2004). Social disadvantage and neglectful parenting as precursors to the development of antisocial and aggressive child behavior: Testing a theoretical model. Aggressive Behavior, 30, Lam, S.-F, Jimerson, S., Kikas, E., Cefai, C., Veiga, F. H., Nelson, B., Hatzichristou, C., Polychroni, F., Basnett, J., Duck, R., Farrell, P., Liu, Y., Negovan, V., Shin, H., Stanculescu, E., Wong, B.P.H., Yang, H., & Zollneritsch, J. (2012). Do girls and boys perceive themselves as equally engaged in school? The results of an international study from 12 countries. Journal of School Psychology, 50, Lepper, M. R., & Greene, D. E. (1978). The hidden costs of reward: New perspectives on the psychology of human motivation. Lawrence Erlbaum. Lewin, K. (1951). Field theory in social science; selected theoretical papers. D. Cartwright (ed.). New York: Harper & Row. Lewin, K., Lippitt, R., & White, R. K. (1939). Patterns of aggressive behaviour in experimentally created social climates. Journal of Social Psychology, 10, Mazerolle, L., Bennett, S., Davis, J., Sargeant, E., & Manning, M. (2013). Legitimacy in policing: a systematic review. Campbell systematic reviews, 9, Meece, J. L., Glienke, B. B., & Burg, S. (2006). Gender and motivation. Journal of School Psychology, 44(5), doi: /j.jsp Muthén, L.K. and Muthén, B.O. ( ). Mplus User s Guide. Seventh Edition. Los Angeles, CA: Muthén & Muthén. Reeve, J. and Jang, H. (2006). What teachers say and do to support students autonomy during a learning activity. Journal of Educational Psychology, 98, doi: / Reijneveld, S.A., de Boer, J.B., Bean, T., & Korfker, D.G. (2005). Unaccompanied adolescents seeking asylum: poorer mental health under a restrictive reception. Journal of Nervous and Mental Disease, 193,

88 Ryan, R. M. (1995). Psychological needs and the facilitation of integrative processes. Journal of Personality, 63, Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Intrinsic and extrinsic motivations: Classic definitions and new directions. Contemporary Educational Psychology, 25, Ryan, R. M., Deci, E. L., & Grolnick, W. S. (1995). Autonomy, relatedness, and the self: Their relation to development and psychopathology. In D. Cicchetti en D. J. Cohen (Eds.), Developmental psychopathology: Vol. 1. Theory and methods, New York: Wiley. Ryan, R. M., Mims, V., & Koestner, R. (1983). Relation of reward contingency and interpersonal context to intrinsic motivation: A review and test using cognitive evaluation theory. Journal of Personality and Social Psychology, 45, Savard, A., Joussemet, M., Pelletier, J. E., & Mageau, G. A. (2013). The benefits of autonomy support for adolescents with severe emotional and behavioral problems. Motivation and Emotion, 37, doi: /s Sierens, E., Vansteenkiste, M., Goossens, L., Soenens, B., & Dochy, F. (2009). The synergistic relationship of perceived autonomy support and structure in the prediction of self regulated learning. British Journal of Educational Psychology, 79, Skinner, E., & Edge, K. (2002). Self-Determination, Coping, and Development. Handbook of self-determination research, Skinner, E., Johnson, S., & Snyder, T. (2005). Six dimension of parenting: A motivational model. Parental Science and Practice, 5, doi: /s par0502_3 Soenens, B., Vansteenkiste, M., & Niemiec, C. (2009). Should parental prohibition of adolescents' peer relationships be prohibited? Personal Relationships, 16, Sunshine, J. & Tyler, T. R. (2003). The Role of Procedural Justice and Legitimacy in Shaping Public Support for Policing. Law & Society Review, 37,

89 Tessier, D., Sarrazin, P., & Ntoumanis, N. (2010). The effect of an intervention to improve newly qualified teachers interpersonal style, students motivation and psychological need satisfaction in sport-based physical education. Contemporary Educational Psychology, 35, doi: /j.cedpsych Tyler, T. R. (2006). Psychological perspectives on legitimacy and legitimation. Annual Review of Psychology, 57, doi: /annurev.psych Tyler, T. R., & Huo, Y. (2002). Trust in the Law: Encouraging public cooperation with the police and courts through. Russell Sage Foundation. Tyler, T. R., & Wakslak, C. J. (2004). Profiling and police legitimacy: Procedural justice, attributions of motive, and acceptance of police authority. Criminology, 42, doi: /j tb00520.x Van Damme, A. (2013). Waarom zijn studenten bereid mee te werken met politie en de verkeerswet na te leven? De rol van het vertrouwen in politie, afschrikking en persoonlijke moraal nader onderzocht. NVC congres, Maklu. Vanhoof, J., Van De Broek, M., Penninckx, M., Donche, V., & Van Petegem P. (2012). Leerbereidheid van leerlingen aanwakkeren: principes die motiveren, inspireren en werken. Leuven: Acco. Van Prooijen, J.-W. (2009). Procedural justice as autonomy regulation. Journal of Personality and Social Psychology, 96, doi: /a Vansteenkiste, M. (2005). Hoe we kinderen en jongeren kunnen motiveren. Toepassingen van zelfdeterminatietheorie. Caleidoscoop, 22, Vansteenkiste, M., Sierens, E., Soenens, B. & Lens, W. (2007). Willen, moeten en structuur in de klas: over het stimuleren van een optimaal leerproces. Begeleid Zelfstandig Leren, 16, Vansteenkiste, M. & Soenens, B. (2011). Ontwikkelingspsychologie II. Leuven: Acco. Vansteenkiste, M., Matos, L., Lens, W., & Soenens, B. (2007). Understanding the impact of intrinsic versus extrinsic goal framing on exercise performance: The conflicting role 77

90 of task and ego involvement. Psychology of Sport and Exercise, 8, doi: /j.psychsport Vansteenkiste, M., & Ryan, R. M. (2013). On psychological growth and vulnerability: Basic psychological need satisfaction and need frustration as an unifying principle. Journal of Psychotherapy Integraton, 3, doi: /a Vansteenkiste, M., Sierens, E., Soenens, B., Goossens, L., Dochy, F., Aelterman, N., Haerens, L., Mouratidis, A., & Beyers, W. (2012). Identifying configurations of perceived teacher autonomy support and structure: Associations with selfregulated learning, motivation and problem behavior. Learning and Instruction, 22, Vansteenkiste, M., Simons, J., Lens, W., Sheldon, K.M., & Deci, E.L. (2004). Motivating persistence, deep level learning and achievement: The synergistic role of intrinsicgoal content autonomy supportive context. Journal of Personality and Social Psychology, 87, Vansteenkiste, M. Soenens, B. Beyers, W., & Lens, W. (2008). Waarom we doen wat we niet graag doen: Het internalisatieproces toegelicht. Kind en Adolescent, 2, doi: /BF Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend schoolklimaat. Caleidoscoop, 17, Vansteenkiste, M., Soenens, B., Van Petegem, S., & Duriez, B. (2014). Longitudinal associations between adolescent perceived style of parental prohibition and oppositional defiance and internalization. Developmental Psychology, 50, Verwee, I. (2012). De politierol bekeken door de bril van de burger. Een caleidoscoop van verwachtingen en betekenissen. Vrije universiteit Brussel, Doctoraatsstudie. White, R. W. (1959). Motivation reconsidered: The concept of competence. Psychological Review, 66, doi: /h

91 Bijlage 1. Vragenlijst Hallo, In samenwerking met Politiezone Gent heeft de Universiteit Gent een onderzoek opgezet om na te gaan wat het beeld is van jongeren over de politie. Hierbij richten we ons op jongeren tussen 14 en 18 jaar. Iedereen van deze leeftijdsgroep mag deelnemen, je hoeft dus nog niet in contact te zijn gekomen met de politie. De algemene resultaten van het onderzoek zullen ook gedeeld worden met de politie van Gent, opdat ze op die manier hun werking met jongeren zouden kunnen verbeteren. We zouden je willen vragen om de vragenlijst zo eerlijk en serieus mogelijk in te vullen. Enkel wanneer de vragenlijst eerlijk en serieus is ingevuld, kunnen wij (en de politie) iets doen met de resultaten. Hierbij zouden we willen benadrukken dat alle gegevens anoniem verwerkt worden. Je moet nergens je naam, telefoonnummer, of andere identificatiegegevens in te vullen. We zijn dan ook op de eerste plaats geïnteresseerd in algemene trends. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 20 minuten. Alvast heel erg bedankt voor je medewerking! Silke Nelis Dr. Stijn Van Petegem Prof. Maarten Vansteenkiste

For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn

For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn Dr. Jemima Bidee Ontbijtsessies CJP/BILL, 2014 12-12-2014 pag. 1 Intro 12-12-2014 pag. 2 Intro Koecomfort: technologie, benadering Individuele

Nadere informatie

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015 Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken Astrid van den Hurk 22 januari 2015 Doelen Zicht op basisbehoeftes van leerlingen om gemotiveerd te kunnen werken; Zelfdeterminatietheorie

Nadere informatie

Motivatie door eigenaarschap

Motivatie door eigenaarschap Motivatie door eigenaarschap Piet BUYSE & Maaike VERSTRAETE BaNaBa SchoolONtwikkeling 2 3 4 Denk terug aan een concreet moment waarop jij je helemaal niet gemotiveerd voelde om een activiteit te doen.

Nadere informatie

De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer

De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer 1 Een praktijkvoorbeeld De verzorgende helpt de bewoner zich aan te kleden en pakt de deodorant. Bewoner: Ga weg

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Zorg dat je kind wint, los van het resultaat! Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen

Zorg dat je kind wint, los van het resultaat! Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Infosessie Opvoedingsondersteuning van ouders in jeugdsportclubs Zorg dat je kind wint, los van het resultaat! Deze infosessie is het resultaat van het PWO-project van de HUB Ouders en jeugdsport: geen

Nadere informatie

Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat. Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen

Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat. Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen WORKSHOP Opvoedingsondersteuning van ouders in jeugdsportclubs Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat. Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Deze workshop is het resultaat van het PWO-project

Nadere informatie

WORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat

WORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Partner in de Hogeschool-Universiteit Brussel - Huart Hamoirlaan 136-1030 Brussel WORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat Joris Lambrechts Hans

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Moetivatie of goesting? Hoe een optimale motivatie te bevorderen bij studenten

Moetivatie of goesting? Hoe een optimale motivatie te bevorderen bij studenten Moetivatie of goesting? Hoe een optimale motivatie te bevorderen bij studenten Jolene van der Kaap-Deeder Nathalie Aelterman Maarten Vansteenkiste Universiteit Gent Eline Sierens Arteveldehogeschool Gent

Nadere informatie

Zelfdeterminatietheorie (ZDT) als psychologische vertaling

Zelfdeterminatietheorie (ZDT) als psychologische vertaling Verschillende onderzoeken beschrijven dat plezier in de sport leidt tot langdurig sportgedrag (Scanlan, Carpenter, Schmidt, Simons & Keeler, 1993a; Stein & Scanlan, 1992; Scanlan & Simons, 1992; Weiss,

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Ouders & Clubs: één doel?!

Ouders & Clubs: één doel?! Ouders & Clubs: één doel?! Infosessie Opvoedingsondersteuning van ouders in jeugdsportclubs Zorg dat je kind wint, los van het resultaat! Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Kenniscentrum Hoger Instituut

Nadere informatie

Infosessie& Workshop Opvoedingsondersteuningvan oudersin jeugdsportclubs

Infosessie& Workshop Opvoedingsondersteuningvan oudersin jeugdsportclubs Infosessie& Workshop Opvoedingsondersteuningvan oudersin jeugdsportclubs Zorgdatje kind wint, los van het resultaat! Aanleiding onderzoek Sportclub Ouder Kind 2 Aanleiding onderzoek Sportclub Ouder Kind

Nadere informatie

Ouders & Clubs: één doel?!

Ouders & Clubs: één doel?! Ouders & Clubs: één doel?! Workshop Opvoedingsondersteuning van ouders in jeugdsportclubs Zorg dat je kind wint, los van het resultaat! Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Kenniscentrum Hoger Instituut

Nadere informatie

ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN

ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN Prof. Dr. Inge Antrop Dr. Katrijn Brenning MSc. Lana De Clercq Prof. Dr. Sarah De Pauw Ph.D. Lisa Dieleman Prof. Dr. Patrick Luyten Ph.D. Elien Mabbe Dr.

Nadere informatie

INLEIDING DE KLEINE PRINS MOTIVATIE ZET MENSEN IN BEWEGING

INLEIDING DE KLEINE PRINS MOTIVATIE ZET MENSEN IN BEWEGING (GEEN) GOESTING?! INLEIDING ABC VAN MOTIVATIE LEREN OP SCHOOL, EEN AANGENAME EN BOEIENDE ACTIVITEIT? OPVOEDEN IS ROEKELOZE IMPROVISATIE LATER IS NOG LANG EEN VOL HOOFD DE WEG KWIJT TEN SLOTTE INLEIDING

Nadere informatie

Samenvatting (in Dutch)

Samenvatting (in Dutch) Summary Samenvatting (in Dutch) Motivatie is een veelgebruikte term, ook in het dagelijks leven. Iedereen heeft een bepaald beeld bij het concept motivatie, maar vaak loopt de perceptie hiervan uiteen.

Nadere informatie

Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! MOTIVATIE? 12/06/2019

Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! MOTIVATIE? 12/06/2019 Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! Maarten Andriessen 1 Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen 2 MOTIVATIE? 3 3 1 Motivatie in het leven

Nadere informatie

Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! 29/11/2017. Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen

Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! 29/11/2017. Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! Maarten Andriessen Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen 1 MOTIVATIE? 4 Motivatie quotes Case (poll 1)

Nadere informatie

Verhogen van leerlingmotivatie. bij wereldoriëntatie / kernconcepten door motivatie-ondersteunend leerkrachtengedrag

Verhogen van leerlingmotivatie. bij wereldoriëntatie / kernconcepten door motivatie-ondersteunend leerkrachtengedrag Astrid van den Hurk & Kris Verbeeck Verhogen van leerlingmotivatie bij wereldoriëntatie / kernconcepten door motivatie-ondersteunend leerkrachtengedrag Najaar 2013 Programma Opening en welkom Deelname

Nadere informatie

De rol van interactiestijl van consulenten en invloed op de werkzoekende

De rol van interactiestijl van consulenten en invloed op de werkzoekende Design Charles & Ray Eames - Hang it all Vitra De rol van interactiestijl van consulenten en invloed op de werkzoekende Ludo Struyven SV Café Live De terugkeer van persoonlijk contact in de sociale zekerheid,

Nadere informatie

Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden

Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden Bij het begeleiden van leeractiviteiten kun je twee aspecten aan het gedrag van leerkrachten onderscheiden, namelijk het pedagogisch handelen en het didactisch handelen.

Nadere informatie

KWALIFICATIESTRUCTUUR SPORT IJSHOCKEYTRAINER/COACH 1 (Teambegeleider) LEIDERSCHAP

KWALIFICATIESTRUCTUUR SPORT IJSHOCKEYTRAINER/COACH 1 (Teambegeleider) LEIDERSCHAP KWALIFICATIESTRUCTUUR SPORT 2012 IJSHOCKEYTRAINER/COACH 1 (Teambegeleider) 1.3.2. LEIDERSCHAP LEIDERSCHAPSSTIJLEN U bent als teambegeleider/sportleider één van de centrale aanspreekpunten van het team.

Nadere informatie

Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! 15/04/2018. Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen

Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! 15/04/2018. Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! Maarten Andriessen Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen 1 MOTIVATIE? 4 Motivatie quotes Case (poll 1)

Nadere informatie

Noodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie

Noodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEIDS- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE Noodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie Dra. Lisa

Nadere informatie

Klasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl

Klasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl Klas bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl Sofie Lietaert Debora Roorda Bieke De Fraine Karine Verschueren Ferre Laevers Centrum voor Onderwijseffectiviteit

Nadere informatie

Theorie over VSV en het voorkomen daarvan. Mandy van der Gaag Nick Snell Ando Emerencia Frank Blaauw Glenda Bron Saskia Kunnen

Theorie over VSV en het voorkomen daarvan. Mandy van der Gaag Nick Snell Ando Emerencia Frank Blaauw Glenda Bron Saskia Kunnen Theorie over VSV en het voorkomen daarvan Mandy van der Gaag Nick Snell Ando Emerencia Frank Blaauw Glenda Bron Saskia Kunnen Casus schets Waarom niet gewoon stoppen? School is saai, moeilijk en totaal

Nadere informatie

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan De ontwikkeling van vrouwen en meisjes in het rugby heeft de afgelopen jaren flink aan momentum gewonnen en de beslissing om zowel heren als dames uit te laten komen op het sevenstoernooi van de Olympische

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat

Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat Gwen Weeldenburg test Test Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat Onderwijs is gericht op het leren van leerlingen te optimaliseren door het leren te richten en met name te faciliteren Beoordelen

Nadere informatie

Een controlerende opvoeding, een harde maar nuttige leerschool?

Een controlerende opvoeding, een harde maar nuttige leerschool? Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 1 ste examenperiode Een controlerende opvoeding, een harde maar nuttige leerschool? Masterproef neergelegd tot het behalen van

Nadere informatie

Van compliance naar participatie. Dr. Joyce Rupert In samenwerking met: HRM Expertise Centrum Rijksuniversiteit Groningen

Van compliance naar participatie. Dr. Joyce Rupert In samenwerking met: HRM Expertise Centrum Rijksuniversiteit Groningen Van compliance naar participatie Dr. Joyce Rupert In samenwerking met: HRM Expertise Centrum Rijksuniversiteit Groningen Aanleiding Stagnatie in dalende trend aantal arbeidsongevallen 20 % daarvan technische

Nadere informatie

Motivatie. Even voorstellen 11-11-14. Gedragsverandering bij schulden Waarom en hoe?

Motivatie. Even voorstellen 11-11-14. Gedragsverandering bij schulden Waarom en hoe? Gedragsverandering bij schulden Waarom en hoe? Gejo Duinkerken Motivatie 0 10 Op een schaal van 1 tot 10, hoe belangrijk vindt u het om uw achterstand in te lopen? Even voorstellen Wat is de rol van motivatie

Nadere informatie

Het belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

Het belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Het belang van de relatie Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Hoe zou je in één woord werkalliantie omschrijven bij jongeren met een LVB? Programma en doelen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Samenvatting. Motiveren van oudere werknemers: Een levensloopperspectief op de rol van waargenomen personeelsinstrumenten

Samenvatting. Motiveren van oudere werknemers: Een levensloopperspectief op de rol van waargenomen personeelsinstrumenten Samenvatting Motiveren van oudere werknemers: Een levensloopperspectief op de rol van waargenomen personeelsinstrumenten 1 Introductie De beroepsbevolking in westerse landen vergrijst. Door het stijgen

Nadere informatie

Mijn masteronderzoek: wat en waarom? DIANA SCHAEFFER ELSINGA I GEMEENTE HEERENVEEN I

Mijn masteronderzoek: wat en waarom? DIANA SCHAEFFER ELSINGA I GEMEENTE HEERENVEEN I Mijn masteronderzoek: wat en waarom? DIANA SCHAEFFER ELSINGA I GEMEENTE HEERENVEEN I 19-11-2015 Opleiding MCC Organisatiegedrag, - cultuur en dynamiek Veranderingskundige en organisatieontwikkelingsvraagstukken

Nadere informatie

Psychiatrisch Centrum Broeders Alexianen Boechout Afdeling 2

Psychiatrisch Centrum Broeders Alexianen Boechout Afdeling 2 Psychiatrisch Centrum Broeders Alexianen Boechout Afdeling 2 De afdeling Drie eenheden: 2G: gesloten opname: 14 bedden 2O: open opname + behandeling bipolaire stoornissen: 14 bedden 2P: behandeling psychose:

Nadere informatie

Welkom bij de workshop Fanatiek begonnen. En nu volhouden. Matijs van den Eijnden 13 mei 2019

Welkom bij de workshop Fanatiek begonnen. En nu volhouden. Matijs van den Eijnden 13 mei 2019 Welkom bij de workshop Fanatiek begonnen. En nu volhouden. Matijs van den Eijnden 13 mei 2019 FANATIEK BEGONNEN... en nu volhouden toch? Matijs van den Eijnden Fysiotherapeut / manueel therapeut docent

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Motiverende beoordelingsvormen in de Lichamelijke Opvoeding. Project 4/05/2015. Missie onderzoeksgroep sportpedagogiek UGent

Motiverende beoordelingsvormen in de Lichamelijke Opvoeding. Project 4/05/2015. Missie onderzoeksgroep sportpedagogiek UGent Motiverende beoordelingsvormen in de Lichamelijke Opvoeding Met dank aan Project ENW project binnen doctoraat Sport Pedagogiek UGent Samenwerking tussen partnerinstellingen die opleiding tot leraar lichamelijke

Nadere informatie

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Algemene vorming op het einde van de derde graad secundair onderwijs Voor de sociale

Nadere informatie

bij jongeren: een complex begrip. Een studie naar de verschillende facetten van autonomie en het verband met opvoeding en welzijn

bij jongeren: een complex begrip. Een studie naar de verschillende facetten van autonomie en het verband met opvoeding en welzijn UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eerste Examenperiode Autonomie bij jongeren: een complex begrip. Een studie naar de verschillende facetten van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Pedagogische sessie: Motivatie verhogen

Pedagogische sessie: Motivatie verhogen INHOUD 1 Moetivatie of motivatie... 2 1.1 Waarom doen we wat we doen?... 2 1.1.1 Waarom... 2 1.1.2 Oplossing... 2 1.1.3 Gevolgen... 2 1.2 Soorten motivatie... 3 1.2.1 Opdracht: Een goede reden om les te

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Weerzin tegen lezen of weer zin in lezen?

Weerzin tegen lezen of weer zin in lezen? Weerzin tegen lezen of weer zin in lezen? Hoe krijgen we onze leerlingen aan het lezen? Roel van Steensel Vrije Universiteit Amsterdam en Erasmus Universiteit Rotterdam Heeft fictie lezen nut? Harde bewijzen?

Nadere informatie

Een praktijkreviewstudie naar het motiveren van leerlingen met verschillende prestatieniveaus en sociale en etnische achtergrond

Een praktijkreviewstudie naar het motiveren van leerlingen met verschillende prestatieniveaus en sociale en etnische achtergrond Een praktijkreviewstudie naar het motiveren van leerlingen met verschillende prestatieniveaus en sociale en etnische achtergrond Ineke van der Veen, Desirée Weijers, Liselotte Dikkers, Lisette Hornstra

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Powersessie Leidinggeven. D-na Lies Verstraete 15 Mei 2019 Gate 15 Antwerpen

Powersessie Leidinggeven. D-na Lies Verstraete 15 Mei 2019 Gate 15 Antwerpen Powersessie Leidinggeven D-na Lies Verstraete 15 Mei 2019 Gate 15 Antwerpen Wij helpen organisaties vernieuwen D-na Wij brengen terug magie in uw organisatie Focus op drie domeinen Team Leidinggeven Organisatie

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING Inleiding De door leidinggevenden gehanteerde stijlen van beïnvloeding kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld, te weten profileren en respecteren. Er zijn twee profilerende

Nadere informatie

ZORGBUREAU JOKIJO PEDAGOGISCHE BELEIDSDOCUMENTEN

ZORGBUREAU JOKIJO PEDAGOGISCHE BELEIDSDOCUMENTEN ZORGBUREAU JOKIJO PEDAGOGISCHE BELEIDSDOCUMENTEN MISSIE WIE IS ZORGBUREAU JOKIJO? JoKiJo is een kleinschalig, betrokken zorgbureau dat hulp richt op de specifieke hulpvraag, wensen en behoeften van iedere

Nadere informatie

De neerwaartse spiraal doorbroken: Verschillende manieren om met een controlerende opvoeding om te gaan

De neerwaartse spiraal doorbroken: Verschillende manieren om met een controlerende opvoeding om te gaan Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode De neerwaartse spiraal doorbroken: Verschillende manieren om met een controlerende opvoeding om te gaan Masterproef II neergelegd tot het behalen van

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Hoe motiveer je mensen hun gedrag te veranderen en gezonder te leven? 24/10/2017

Hoe motiveer je mensen hun gedrag te veranderen en gezonder te leven? 24/10/2017 Hoe motiveer je mensen hun gedrag te veranderen en gezonder te leven? 24/10/2017 35.000 keuzes per dag Gezond en ongezond Gezonde en ongezonde keuzes Determinanten van gedrag Denken dat men genoeg beweegt

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Tweede Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Tweede Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Tweede Examenperiode Rebels with a cause? Rebellie als mediërende variabele tussen controlerend opvoeden en probleemgedrag bij

Nadere informatie

JE MOET DIT, JE MAG NIET DAT! HOE MOTIVEREND IS HET STELLEN VAN REGELS IN DE KLAS?

JE MOET DIT, JE MAG NIET DAT! HOE MOTIVEREND IS HET STELLEN VAN REGELS IN DE KLAS? JE MOET DIT, JE MAG NIET DAT! HOE MOTIVEREND IS HET STELLEN VAN REGELS IN DE KLAS? Aantal woorden: 21.168 Hannah Decherf Studentennummer: 01201161 Promotor: Dr. Nathalie Aelterman Masterproef voorgelegd

Nadere informatie

1 Aanbevolen artikel

1 Aanbevolen artikel Aanbevolen artikel: 25 november 2013 1 Aanbevolen artikel Ik kan het, ik kan het zélf, ik hoor erbij Over de basisingrediënten voor het (psychologisch) welzijn Een klassieke motivatietheorie toegelicht

Nadere informatie

Weerzin tegen lezen of weer zin om te lezen?

Weerzin tegen lezen of weer zin om te lezen? Weerzin tegen lezen of weer zin om te lezen? Roel van Steensel Vrije Universiteit Amsterdam Erasmus Universiteit Rotterdam Deze lezing Waar komt de motivatie om te lezen vandaan? Hoe hangt motivatie samen

Nadere informatie

"DE POLITIE HUN VRIEND NIET?" EEN ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRUK OP POLITIEAMBTENAREN EN DE GEHANTEERDE STIJL IN DE OMGANG MET ADOLESCENTEN

DE POLITIE HUN VRIEND NIET? EEN ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRUK OP POLITIEAMBTENAREN EN DE GEHANTEERDE STIJL IN DE OMGANG MET ADOLESCENTEN Academiejaar 2014-2015 Eerstesemesterexamenperiode "DE POLITIE HUN VRIEND NIET?" EEN ONDERZOEK NAAR HET VERBAND TUSSEN DRUK OP POLITIEAMBTENAREN EN DE GEHANTEERDE STIJL IN DE OMGANG MET ADOLESCENTEN Masterproef

Nadere informatie

Help, mijn kind is gedemotiveerd en hulpeloos. Kan ouderlijke druk helpen om het internalisatieproces bij gedemotiveerde kinderen in gang te trappen?

Help, mijn kind is gedemotiveerd en hulpeloos. Kan ouderlijke druk helpen om het internalisatieproces bij gedemotiveerde kinderen in gang te trappen? Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2014-2015 Eerstesemesterexamenperiode Help, mijn kind is gedemotiveerd en hulpeloos. Kan ouderlijke druk helpen om het

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Uit crosscultureel onderzoek is bekend dat de cultuur waarin men opgroeit van jongs af aan invloed heeft op emotie-ervaringen en emotie-uitingen. Veel minder bekend is in welke

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Vertrouwen winnen of gezag afdwingen?

Vertrouwen winnen of gezag afdwingen? Vertrouwen winnen of gezag afdwingen? Dra. Anjuli Van Damme Promotor Prof. dr. Lieven Pauwels Inhoud 1. Is het gezag van politie tanende? 2. Het belang van het vertrouwen 3. Waaruit vloeit het vertrouwen

Nadere informatie

De politie, uw vriend niet? Een onderzoek naar de determinanten van verzet bij jongeren.

De politie, uw vriend niet? Een onderzoek naar de determinanten van verzet bij jongeren. Academiejaar 2015-2016 Eerste examenperiode 00901605 De politie, uw vriend niet? Een onderzoek naar de determinanten van verzet bij jongeren. Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Nadere informatie

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan De zorg en begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking moet erop gericht zijn dat de persoon een optimale kwaliteit

Nadere informatie

EEN CAUSAAL MODEL VOOR DE UITBOUW VAN EEN PERFORMANT EN GEVARIEERD HRM

EEN CAUSAAL MODEL VOOR DE UITBOUW VAN EEN PERFORMANT EN GEVARIEERD HRM HRM, LEIDINGGEVEN, LEEFTIJDSGEBONDEN HRM EN TEAMMANAGEMENT, WELKE ELEMENTEN LEIDEN TOT SUCCES? Donderdag 27 APRIL 2017 Universiteit Gent EEN CAUSAAL MODEL VOOR DE UITBOUW VAN EEN PERFORMANT EN GEVARIEERD

Nadere informatie

In verbinding zelf keuzes maken. Petri Embregts

In verbinding zelf keuzes maken. Petri Embregts In verbinding zelf keuzes maken Petri Embregts Cliënten eigen keuzes laten maken, ze regie geven over hun eigen leven, dat is wat we nastreven Dhr Hans Bouter Leidsch Dagblad Eigen regie, zelf keuzes maken

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Motiveren is de sleutel

Motiveren is de sleutel Motiveren is de sleutel 1 Werken aan betere bedrijfsresultaten door je medewerkers te motiveren Motivatie is de sleutel Een medewerker die van binnenuit gemotiveerd is voor zijn werk, kan ook saaie of

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Groningen De adolescentiefase: over puberen, hersenontwikkeling, studiekeuze, risicogedrag en de relatie met ouders. Dr. Saskia Kunnen i.s.m. Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff Afdeling Ontwikkelingspsychologie Rijksuniversiteit

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

Motiveren en werven van vrijwilligers voor de kring. Dr. Klara Ampe, voorzitter Vlaamse kamer Federale Raad voor Huisartsenkringen

Motiveren en werven van vrijwilligers voor de kring. Dr. Klara Ampe, voorzitter Vlaamse kamer Federale Raad voor Huisartsenkringen Motiveren en werven van vrijwilligers voor de kring Dr. Klara Ampe, voorzitter Vlaamse kamer Federale Raad voor Huisartsenkringen vandaag Zicht op de bouwstenen van een duurzame motivatie Nieuwe (chinese)

Nadere informatie

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN Er zijn verschillende beïnvloedingsstijlen te onderscheiden. De stijlen kunnen worden onderverdeeld in: TEGENBEWEGENDE STIJLEN MEEBEWEGENDE STIJLEN = duwen = trekken Tegenbewegende

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

De invloed van burgerbronnen in het nieuws De invloed van burgerbronnen in het nieuws Dit rapport beschrijft de resultaten van de vragenlijst rond burgerbronnen in het nieuws die u invulde in januari 7. Namens de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep

Nadere informatie

Positieve en blijvende veranderingen met een ZKM traject

Positieve en blijvende veranderingen met een ZKM traject Mensen staan na een ZKM traject bijna altijd positiever in het leven en ze denken vaak ook positiever over zichzelf. Wie een ZKM traject heeft gedaan is daar doorgaans heel tevreden over en is dat een

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

VISIE. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon.

VISIE. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon. Met opvoeden en onderwijzen beogen leerkrachten de harmonische ontplooiing van de totale persoon. OPVOEDEN en LEREN is gebaseerd op een draagvlak van STEUNEN, STUREN EN STIMULEREN: Om binnen de grenzen

Nadere informatie

Dr. An Bogaerts PortaAL Expertisecentrum voor Gezond Bewegen KU Leuven

Dr. An Bogaerts PortaAL Expertisecentrum voor Gezond Bewegen KU Leuven Motiveren van niet-actieve senioren wat is de rol van de bewegingsambassadeur? Dr. An Bogaerts PortaAL Expertisecentrum voor Gezond Bewegen KU Leuven PortaAL Poort naar een Actieve Levensstijl Expertise

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19934 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Pat El, Ron Jonathan Title: Lost in translation : congruency of teacher and student

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

2 Training of therapie/hulpverlening?

2 Training of therapie/hulpverlening? Bewustwording wordt de sleutel voor veranderen Peter is een zeer opvallende leerling die voortdurend conflicten heeft met medeleerlingen en de schoolleiding. Bij een leerlingbespreking wordt opgemerkt

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

Motivatie: Hoe tem je de olifant in de klas? Arnout Prince

Motivatie: Hoe tem je de olifant in de klas? Arnout Prince Motivatie: Hoe tem je de olifant in de klas? Arnout Prince Joey vindt jouw lessen niet leuk. Hij zegt dit regelmatig: Waarom moet ik dit doen? Hij reageert zo op momenten dat hij aan het werk moet maar

Nadere informatie

Vandaag programma. Opleiding Positieve Psychologie. Vandaag. Self-determination Theory Algmeen. 1. Self-determination Theory 29/03/14.

Vandaag programma. Opleiding Positieve Psychologie. Vandaag. Self-determination Theory Algmeen. 1. Self-determination Theory 29/03/14. 29/03/14 Vandaag programma Opleiding Positieve Psychologie Week 4 10:30 11:00 Nabespreken literatuur en oefeningen week 3 11:00 13:00 Presentatie Self-determination 13:00 13:45 Lunch 13:45 17:00 Demonstratie

Nadere informatie

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN Motivering bij het uitwerken van de vuistregels Door het K.B. van 6 juni 2010 is de Belgische Corporate Governance Code 2009 dè referentiecode geworden voor

Nadere informatie

SWPBS: meer dan behaviorisme? W i n d e s h e i m z e t k e n n i s i n w e r k i n g

SWPBS: meer dan behaviorisme? W i n d e s h e i m z e t k e n n i s i n w e r k i n g SWPBS: meer dan behaviorisme? Programma Welkom & intro: de kern Pedagogische kwaliteit: de opdracht & keuzes in de uitvoering Theoretische kaders De functie & kwaliteit van feedback Belonen/ erkennen/

Nadere informatie