HOLLAND. Luchtkwaliteit. Lid Gedeputeerde Staten. R.A. Janssen. Contact Statencommissie Verkeer en Milieu

Transcriptie

1 Lid Gedeputeerde Staten R.A. Janssen HOLLAND Statencommissie Verkeer en Milieu Contact Postadres Provinciehuis Postbus LP DenHaag T Datum 1 februari 2014 vragen meten DOS Uw kenmerk Bijlagen Onden/verp Beantwoording technische vragen GroenLinks over meten en berekenen luchtkwaliteit en geluid Geachte Statenleden, Op 20 december jl. heb ik u de brief over melen en rekenen van luchtkwaliteit en geluid gestuurd. Deze brief zou besproken worden in uw commissievergadering van 5 februari Op 29 januari 2014 heb ik van Groen Links een aantal technische vragen ontvangen. In deze brief treft u de beantwoording van deze vragen. Luchtkwaliteit Vraag 1. In de bijlage zijn de gegevens van 33 metingen en berekeningen bijgevoegd. Kunt u de tabel aanvullen zodat alle metingen en berekeningen worden vergeleken? Antwoord: Nee, in de tabel zijn alle punten weergegeven waar zowel meet- als rekengegevens Bezoekadres Zuid-Holiandplein AW DenHaag Tram 9 en de buslijnen 90, 385 en 386 stoppen dlchtt>ij het provinciehuis. Vanaf statkw Den Haag CS is hef tien minuten lopen De parkeemjimte voor auto's is t)eperkt aanwezig zijn. Voor stikstofdioxide en fijnstof worden niet voor alle meetpunten berekeningen uitgevoerd. Dit geldt vooral voor industriegebieden. Daarnaast worden andere componenten dan stikstofdioxide en fijnstof gemeten (zie tabel 1 uit de brief), waar geen berekeningen voor worden uitgevoerd. Vraag 2. Om aan de richtlijn te voldoen moeten de concentraties overal onder de norm blijven. Om daar zeker van te zijn moet rekening gehouden worden met de onzekerheidsmarge van 30%. Hoe is dat momenteel geborgd door de provincie? Antwoord: De DCMR vergelijkt de resultaten van berekeningen met de metingen. Uit tabel 2 van mijn brief blijkt dat de afwijking ligt tussen 5 en 10%. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) wordt rekening gehouden met een onzekerheidsmarge door ook bijnaknelpunlen in beeld te brengen. Dit zijn punten waar de concentratie net onder de grenswaarde ligt. Ook voor deze locaties worden maatregelen genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

2 '''ZUID ^^^^^^ Vraag 3. U spreekt over een wettelijke onzekerheidsmarge. In welke wetgeving is dit vastgelegd en hoe verhoudt zich dat tot de Europese regelgeving? Antwoord: De onzekerheidsmarge is vastgelegd in richtlijn 2008/50/EG van het Europees Pariement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa en staat in Bijlage I. A. Dit is in Nederiand geïmplementeerd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit Vraag 4. Hoe kan de onzekerheidsmarge worden veriaagd? Antwoord: Alle overschrijdingen van de grenswaarde treden op langs wegen. Het verder verbeteren van de verkeersgegevens (aantallen voertuigen, samenstelling wagenpark, mate van stagnatie, emissiefactoren) levert een belangrijke bijdrage aan de betrouwbaarheid van de berekende concentratie en het daarmee verkleinen van de onzekerheidsmarge. De provincie benut voor de berekeningen de meest actuele verkeergegevens. Vraag 5. Een reden voor de agendering van dit ondenwerp is dat metingen van Milieudefensie en GroenLinks Rotterdam/Rijnmond die werden verricht volgens de officiële richtlijnen veel hogere concentraties maten dan de berekende concentraties. Kunt u deze metingen ook in de tabel opnemen? Antwoord: Er zijn geen berekeningen gedaan voor punten waar GroenLinks en Milieudefensie metingen hebben venicht. Voonwaarde voor een goede vergelijking met berekende concenlraties is dat de metingen voldoende gecontroleerd en gestandaardiseerd zijn uitgevoerd en voldoen aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteil De metingen van Milieudefensie en Groenlinks voldoen hier niet aan. Er is een andere meetmethode gevolgd en in enkele gevallen was de afstand tot de weg te klein. Vraag 6. Deze second opinion metingen registreren significant hogere concentraties. Dit kan komen doordat deze zijn gemeten op leefniveau. Wat is de reden dat DCMR/RIVM-meetnet vaak niet op leefniveau meet? Antwoord: De DCMR en het RIVM meten op leefniveau en wel op een hoogte van 2-3 m boven de grond. Volgens de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is een inlaathoogte tussen 1,5 en 4 m verplicht De metingen van Milieudefensie en GroenLinks komen deels overeen met resultaten van de officiële meetnetten. De meeste concentraties in de steden liggen in beide meetnetten onder de grenswaarde. De significant hogere concentratie die Milieudefensie en GroenLinks op een beperkt aantal punten hebben gemeten wordt onder andere veroorzaakt doordat de meetpunten zeer dicht bij de weg liggen. Vraag 7. Is het mogelijk dat de concentraties op leefniveau hoger zijn dan op het niveau waar DCMR/RIVM meet? Antwoord: Nee, zie antwoord op vraag 6, 2/5

3 ZUTD H^LL^ND ^^^9 " Vraag 8. Een mogelijke veriflaring voor het verschil kan zijn dat DCMR/RIVM wert<t met jaargemiddelde en het second opinion onderzoek bij de tussentijdse rapportage nog geen jaar heeft geduurd en dus nog geen jaargemiddelde kon rapporteren. Hoeveel is die afwijking? Is de statistisch gemiddelde afwijking tussen en jaar- en maandgemiddelde groter dan de 30% afwijking van de modelberekeningen? Antwoord: Een maandgemiddelde kan, als de weersomstandigheden in die maand uitzonderiijk zljn, 30% of meer afwijken van het jaargemiddelde. Het gemiddelde van meerdere maanden zal echter niet een zodanig grote afwijking hebben ten opzichte van het jaargemiddelde. Vraag 9. Recentelijk heeft de rechter uitspraak gedaan over de maximumsnelheden op de Al 3. In het vonnis wordt aangegeven dat gemeten waarden indien deze hoger uitvallen dan gemodelleerde waarden serieus genomen moeten worden. Bovendien geeft de rechtbank aan dat ook onder de norm geen extra vervuiling toegevoegd mag worden aan de lucht Kunt u aangeven op welke locaties mogelijk door maatregelen extra vervuiling aan de lucht zal worden toegevoegd? (ook als de concentratie onder de norm blijft). Antwoord: De rechtbank in Rotterdam heeft op (ECLI:NL:RBROT:2013:9074) geoordeeld dat artikel 12 uit de EU richtlijn 2008/50/EG, het stand-stil-principe. niet betekent dat er geen vervuiling aan de lucht mag worden toegevoegd. Daar waar nieuwe ontwikkelingen plaats hebben, moet een concentratie niveau onder de grenswaarde worden gehandhaafd. Het is dus toegestaan dat de concentratie door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hoger wordt. In Nederiand wordt bij grote ruimtelijke ontwikkelingen standaard in de procedure getoetst aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. De provincie heeft geen overzicht over alle ontwikkelingen bij gemeenten en het rijk die mogelijk extra vervuiling aan de lucht toevoegen. Wel zijn de grote nieuwe ruimtelijke projecten in het NSL opgenomen en in de onderiiggende verkeersgegevens. Geluid Vraag 10. Hoeveel procent is een afwijking van 1 db? Antwoord: Bij de beantwoording van deze vraag is er vanuit gegaan dat gedoeld wordt op de procentuele toename of afname van vekeer bij een afwijking van 1 db. Decibels worden weergegeven op een logaritmische schaal. Dit komt overeen met hoe ons gehoor geluid waarneemt Dat maakt het niet mogelijk om eenduidig aan te geven wat een afwijking van 1 db in procenten is. Bijvoorbeeld: een toename van 1 db is nauwelijks hoortdaar maar staat gelijk aan ongeveer 20% meer verkeer. Een toename van 3 db is wel hoorbaar en staat gelijk aan een verdubbeling van het veriteer. Vraag 11. Rondom Schiphol en RTA wordt geluid ook continu gemeten. Is het mogelijk om ook hier een tabel te krijgen met de gemeten en berekende geluidsbelasting? Antwoord: Nee, het is niet mogelijk om een vergelijkende tabel te leveren. 3/5

4 provincie J-JQLLAND vragen meten Vraag 12. Zo niet: a. Waarom niet? b. Hoe vaak was de berekende geluidsbelasting lager dan de gemeten geluidsbelasting en hoe vaak hoger? Antwoord: Voor de meetpunten rond Schiphol worden geen berekeningen gemaakt en ook voor Rotterdam The Hague Airport worden geen berekeningen gemaakt. Het is daarom niet mogelijk om aan te geven hoe vaak de berekende geluidbelasting lager of hoger was dan de gemeten geluidbelasting. Vraag 13 en 14. Bij begrotingsindicatoren staan andere geluidsberekeningsmethoden dan de RMG2012. Wat is het verschil daarmee? Waarom wordt daar gewerkt met twee verschillende geluidsberekeningsmethoden en wat is het verschil daartussen? Antwoord: Bij begrotingsindicatoren gaat het over de vergelijking van bepaalde behaalde resultaten op het gebied van geluid. Er is gekozen om dat weer te geven via de toe- of afname van het aantal geluidgehinderden langs provinciale wegen. De uitkomsten van de berekeningen volgens het RMG2012 dienen als input voor de begrotingsindicatoren. In Nederiand wordt in de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder voorgeschreven op welke wijze het geluid op de gevel van een woning berekend of gemeten moet worden in akoestische onderzoeken. Deze methodes zijn vastgelegd in reken- en meetvoorschriften, recent in het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012 (RMG 2012). Het RMG geldt zowel voor wegverkeers-, railverkeers- alsindustrielawaai. Vraag 15. Kunt u in de tabel (van vraag 10) ook de berekende geluidsbelasting van de daar genoemde methoden weergeven? (N.B. Bedoeld wordt hier de tabel van vraag 11 (red)). Antwoord: Zie antwoorden op vraag 11 en 12. Vraag 16. Hoe past laagfrequent geluid binnen de gehanteerde meet- en rekensystematiek? Antwoord: Omdat ons gehoor minder gevoelig is voor lage dan voor hogere frequenties wordt in de gehanteerde meet- en rekensystematiek voor laagfrequent geluid de zogenaamde wettelijk voorgeschreven A-weging toegepast. Vraag 17. Hoe wordt cumulatie van geluid gemeten en gerapporteerd? Antwoord: Gecumuleerd geluid wordt over het algemeen niet gemeten, maar berekend. In het reken- en meetvoorschrift geluid 2012 is aangegeven hoe de omvang van gecumuleerd geluid moet worden vastgesteld. Deze methode wordt gehanteerd bij een beslissing op grond van de Wet geluidhinder. 4/5

5 ZlJID H^L^AND ^'^9^" "^^'^^ Vraag 18. (Hoe) stuurt de provincie op het voorkomen of beperken hiervan? Antwoord: Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van het type besluit dat de provinice neemt. Met de gecumuleerde effecten moet, conform jurisprudentie, rekening worden gehouden in het kader van de door de provincie te nemen ruimtelijke beslissingen, indien deze effecten negatief van invloed zijn op het woon- en leefklimaat. Dit klimaat mag niet onaanvaardbaar worden aangetast. Voor beslissingen op grond van de Wet geluidhinder geldt een specifieke regeling voor de omgang met de gecumuleerde geluidbelasting. Er moet rekening worden gehouden met de gecumuleerde effecten van het lawaai van industrieterreinen, wegen, spoonwegen en/of luchthavens. Vraag 19. (Hoe) worden geluidspieken gemonitord en gerapporteerd? Antwoord: Geluidpieken worden door de provincie niet gemonitord. Evenmin vindt daarover rapportage plaats. Zie verder het antwoord onder 20. Vraag 20. (Hoe) stuurt de provincie op het voorkomen of bepertcen hiervan? Antwoord: Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van het type besluit dat de provincie neemt. Pieklawaai speelt, conform jurisprudentie, een rol in het kader van de ruimtelijke besluitvorming. De provincie stuurt op het beperken van pieklawaai via ruimtelijke besluiten. Ook in het kader van een verkeersbesluit op grond van de Wegenverkeerswet 1994 speelt pieklawaai een rol. (zie ook de jurisprudentie dd : de rechtbank Rotterdam heeft aangegeven dat in het kader van het besluit tot verhoging van de maximumsnelheid ook rekening moet worden gehouden met het pieklawaai van motoren). Voor het pieklawaai van inrichtingen (bedrijven) gelden normen voor zowel vergunningplichtige (Handreiking industrielawaai en vergunningveriening) als niet-vergunningplichtige (Activiteitenbesluit) inrichtingen. De provincie stuurt hier in haar rol als vergunningveriener en toezichthouder. Ik hoop u bij deze voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, R.A. Janssen 5/5