STADSBOERDERIJ KONIJNEN

Transcriptie

1 STADSBOERDERIJ KONIJNEN Rekenen voor vmbo-groen en mbo-groen

2 Colofon RekenGroen. Rekenen voor vmbo- groen en mbo- groen Module Stadsboerderij Konijnen Handleiding en antwoorden Versie 1.0. November 2012 Auteurs: Monica Wijers, Mieke Abels, Elise van Vliet, Vincent Jonker

3 SAMENVATTING In dit hoofdstuk gaat over het opzetten van vakantieopvang voor konijnen. De huisvesting en voeding van konijnen staat hierbij centraal. Leerlingen gaan (op papier en in de praktijk) na of hokken voldoen aan de normen voor de afmetingen en de vloeroppervlakte. Ze tekenen vooraanzichten van een nieuwe konijnenflat op schaal. Ze berekenen de kosten en opbrengst van de opvang. Op basis van het gewicht van de konijnen bepalen ze de voerbehoefte. Het wegen van konijnen kan een praktijkopdracht zijn. Vervolgens berekenen ze op basis van de voeranalyse hoeveel gram eiwit en vet een konijn binnen krijgt. In het laatste onderdeel rekenen ze in de context van ontsmetten van hokken met verhoudingen en procenten. De rekenonderwerpen die centraal staan in dit hoofdstuk zijn: - Schaal (domeinen: Meten & Meetkunde en Verhoudingen) - Oppervlakte (domein: Meten & Meetkunde) - Procenten en verhoudingen (domein: Verhoudingen) In de Extra Rekenmodule komen deze onderwerpen ook aan bod in de hoofdstukken: Lengte en schaal; Oppervlakte; Verhoudingen en procenten. Naast deze hoofdonderwerpen komen diverse andere rekenonderwerpen (zoals rekenen met tijd en geld) kort aan bod in enkele opgaven. In overleg met de docent Dier kunnen opgaven 6 en 12 in de praktijk worden uitgevoerd. Het is ook mogelijk om een deel van de opdrachten uit dit hoofdstuk te vervangen door (of aan te vullen met) passende (praktijk)opdrachten die op school al worden uitgevoerd. Kernopgaven om te bespreken: 3, 5, 8c en d, 14, 18, Omvang: 3 lessen 3

4 TOETSVRAGEN 1. 1 Een cavia is een knaagdier. Je kunt een cavia beter niet alleen in een hok zetten, want het is een groepsdier. In onderstaand overzicht staan de minimale oppervlaktematen voor de hokken. 1 cavia: 0,4 m 2 2 cavia's: 0,5 m 2 3 cavia's: 0,6 m 2 4 cavia's: 0,7 m 2 Hieronder zie je drie hokken met de maten. Hok A Hok B Hok C Afmetingen LXBXH Afmetingen LXBXH Afmetingen LXBXH 80 cm x 64 cm x 31 cm 115 cm x 53 cm x 43 cm 90 cm x 50 cm x 38 cm Bereken van elk hok hoeveel cavia s er maximaal in gehouden mogen worden. Schrijf ook je berekeningen op. 2. Een cavia krijgt 45 gram voer per dag. Het voer zit in zakken van 2,5 kg. a. Hoeveel dagen doe je met een zak caviavoer (als je 1 cavia hebt)? b. Caviavoer bevat 15% ruw eiwit. Hoeveel gram ruw eiwit zit er ongeveer in een portie caviavoer? 4

5 ANTWOORDEN 1. 1 Antwoorden zullen verschillen. Bijvoorbeeld: - Reclame maken (folders of posters etc.) - Opslagruimte voor voer en hooi regelen - Verzorgers zoeken 2. 9 a. 120 cm 70 cm 65 cm b. De maten van de schaal tekening zijn: 6 cm bij 3,5 cm. 3. Tekeningen kunnen verschillen: Er passen 3 rijen boven elkaar met elk 4 hokken. Dus 12 hokken. Bijvoorbeeld zo: hok hok hok hok hok hok hok hok hok hok hok hok Extra: er blijft 60 cm over in de breedte en 40 cm in de hoogte. 4. Er passen 42 hokken. Berekening: 4,6 m = 460 cm, 460 : 60 dus 7 hokken naast elkaar en 40 cm over 2,5 m = 250 cm, 250 : 40 dus 6 hokken boven elkaar en 10 cm over (past niet in de tekening hieronder). 5

6 5. a. 2 x 2500 = 5000 cm 2 b. Type: Easy Afmetingen: 80 x 47 x 43 cm. Type: Rabbit Afmetingen: 100 x 55 x 46,5 cm Type: Carré Afmetingen: 80 x 75 x 51 cm Vloeroppervlakte: 80 x 47 = 3760 cm 2 Vloeroppervlakte: 100 x 55 = 5500 cm 2 Vloeroppervlakte: 80 x 75 = 6000 cm 2 c. Antwoorden zullen verschillen, bijvoorbeeld: - Type Rabbit, want die is net groot genoeg en neemt niet zoveel ruimte in. - Type Carré, want dan hebben ze wat meer ruimte 6. Antwoorden hangen af van de hokken die op school aanwezig zijn en de aantallen konijnen per hok. 7. a x 5 = 14 hokken b. Schaal 1 op 20 betekent maten zijn op de tekening 20 x zo klein. 100 cm wordt 5 cm 70 cm wordt 3,5 cm 80 cm wordt 4 cm 50 cm wordt 2,5 cm Let op: De tekening hieronder is verkleind tot schaal 1 : 40! 8. a. 14 x 2,50 = 35,00 b. Antwoorden kunnen verschillen: In ieder geval: hooi, biks, groenvoer en stro, zaagsel of iets anders voor op de bodem. Misschien ook: de kosten van de dierenverzorger, ontsmettingsmiddel, c. Antwoorden zullen verschillen. Vergelijk ze in de klas. d. Antwoorden zullen verschillen. Kijk bij c. of alles wat je voor 1 konijn per dag nodig hebt meer of minder kost dan 2,50. Bespreek deze vraag in de klas. 6

7 9. a. 94 dagen, namelijk: 3 x 9 =27 dagen (herfst-, voorjaars- en meivakantie) + 16 dagen (kerstvakantie) + 51 dagen (zomervakantie vo). b. 51 x 35,00 (zie 8a) = 1785,- 10. Antwoorden zullen verschillen, vergelijk de antwoorden in de klas. Voorbeeldschema: taak van tot duur in min. opmerkingen Groenvoer 8:00 uur 8:15 u 15 klaarmaken vers water en voer (biks, hooi groenvoer) 8:15 uur 8:45 30 Hangt af van aantal konijnen 8:45 u 9:15 30 zelfde Schoonmaken stro bijvullen Korte pauze 9:15 9:30 15 Konijnen in ren; naar buiten en binnen brengen. 9:30 11:00 90 Ondertussen hokken ontsmetten Nieuw konijnen inschrijven Korte pauze 11:15 11:30 15 Informatie geven 11:30 12:30 uur 60 11:00 11:15 15 Hoeft niet altijd 11. Naam Gewicht gram biks per dag (met berekening) Wiebel 2 kg 2 x 25 gram = 50 gram biks Floortje 1,8 kg 1,8 x 25 gram = 45 gram biks Snuf 1620 gram 1,62 x 25 gram = 40,5 gram (40 gram biks mag ook als je niet zo precies kunt wegen) a. Precies met de rekenmachine: ,5 + 15, ,9 + 0,49 + 1,58 + 0,16 = 48,13% b. of schattend: ongeveer 48% c. Antwoorden kunnen verschillen, voorbeeldantwoord: Bij een voeranalyse kijk je alleen naar de voedingstoffen, het is geen ingrediëntenlijst. 7

8 gram Je berekent: 15,5% van 5000 g (ofwel: 5 kg) - Voorbeeldberekening via 10%: o 10% van 5000 g is 500 g o 5% van 5000 g is 250 g o 0,5% van 5000 g is 25 g o Dus 15,5% van 5000 g is = 775 gram - Voorbeeldberekening via 1%: 1% van 5000 g is 50 g 15,5 x 50 g = 775 gram - Voorbeeldberekening in verhoudingstabel: 15,5% betekent: 15,5 per 100 Ruwe stof (g) 15, Korrels (g) Of op een andere manier in een verhoudingstabel: Percentage 100% 10% 5% 0,5% 15,5% Gewicht (g) 5000 g 500 g 250 g 25 g 775 g 15. Ruwe stof (g) 15, ,5 46,5 134 Korrels (g) Zie ook vraag 14: 15,5% betekent: 15,5 per 100 Ruwe stof (g) 15, Korrels (g) a. ruw eiwit 17% en ruw vet 4,5% b. Wiebel krijgt 50 gram korrels (zie vraag 11), daarin zit 8,5 g ruw eiwit Ruw eiwit (g) 17 8,5 Korrels (g) c. In 50 gram korrels zit 2,25 g ruw vet. Ruw vet (g) 4,5 2,25 Korrels (g) Eiwit In het voer van Wiebel zit 17% ruw eiwit dat is meer dan 12-14%, dus teveel Vet In het voer van Wiebel zit meer dan 3% vet (namelijk 4,5%) Calcium In het voer van Wiebel zit 0,9% calcium dat is minder dan 1%) Het voer is niet geschikt voor Wiebel, teveel eiwit en vet. 8

9 19. 1 Er moet 2 gram calcium en 2 gram fosfor in het voer zitten. Er moet 2 keer zoveel fosfor als calcium in het voer zitten. Er moet 2 keer zoveel calcium als fosfor in het voer zitten. De hoeveelheid fosfor is de helft van de hoeveelheid calcium. De hoeveelheid calcium is de helft van de hoeveelheid fosfor a. 82 gram b. 10 liter water 21. 7,5 liter x 4 = 30 liter 10 gram halamid per liter dus 30 x 10 gram = 300 gram dus 3 zakjes 22. a. 2% betekent 20 g per liter water b. twee keer zoveel dus 6 zakjes. 9