Zwerfafval gemeten en beleefd

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zwerfafval gemeten en beleefd"

Transcriptie

1 Zwerfafval gemeten en beleefd 19 maart 29

2

3 Zwerfafval gemeten en beleefd Een onderzoek naar de verschillen tussen de objectief gemeten hoeveelheid en de beleving van zwerfafval op 8 locaties

4

5 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Verantwoording Titel Zwerfafval gemeten en beleefd Opdrachtgever Senternovem Projectleider ir. Geert Cuperus Auteur(s) ir. Liesbeth Nix en ir. Geert Cuperus Projectnummer Aantal pagina's 52 (exclusief bijlagen) Datum 19 maart 29 Handtekening Colofon Tauw bv afdeling Milieu & Veiligheid Handelskade 11 Postbus AC Deventer Telefoon (57) Fax (57) Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: - NEN-EN-ISO 91. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 5\52

6 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 6\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

7 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Samenvatting In het kader van het Impulsprogramma Zwerfafval vindt een landelijke objectieve monitoring plaats van de aanwezige hoeveelheid zwerfafval in Nederland. Daarnaast wordt de subjectieve beleving van zwerfafval door de burgers gemonitord middels een landelijke meting. Het is goed mogelijk dat de resultaten van deze twee metingen verschillen laten zien. Zo zou het kunnen dat Nederland objectief gezien schoner wordt, terwijl burgers dit niet zo beleven, of andersom. Om inzicht te krijgen in de mogelijke verschillen tussen een objectieve meting van zwerfafval en de subjectieve beleving en in mogelijke verklaringen daarvoor, heeft Tauw in samenwerking met Right Marktonderzoek een onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek had ten doel om te bepalen of er verschillen optreden tussen de objectieve meting en subjectieve beleving van zwerfafval op een locatie en om verschillen, waar mogelijk, te verklaren. Voor de objectieve meting is de reguliere methode uit de Handreiking uniforme meting zwerfafval gebruikt (de zogeheten meetvakmethode). Aanvullend is de zogenaamde blikveldmethode toegepast. Bij deze laatste methode wordt de schoonheidsgraad van een locatie niet bepaald door de hoeveelheid zwerfafval op verschillende meetvakken te tellen, maar geeft een beoordelaar die door de locatie loopt een algemene waardering. De blikveldmethode is aanvullend toegepast, omdat een nevendoel van dit onderzoek bestond uit het vergelijken van deze methode met de reguliere methode voor objectieve monitoring. De subjectieve beleving van zwerfafval kan op verschillende manieren worden gemeten. Een belangrijk onderscheid bestaat tussen een meting op locatie en een meting op de bank. Bij een meting op locatie wordt de mening van een voorbijganger gevraagd. Een voorbijganger kan ter plekke de fysieke omgeving waarnemen. Bij een meting op de bank worden mensen thuis benaderd (bijvoorbeeld telefonisch of via het internet). De mening die dan wordt gegeven staat feitelijk los van een concrete situatie met zwerfafval. In het onderhavige onderzoek zijn alle metingen, dus ook de meting van beleving, op locatie verricht.het onderzoek is uitgevoerd op 8 locaties. Deze zijn gekozen uit 16 locaties die door SenterNovem zijn geselecteerd voor de landelijke objectieve monitoring. De 8 locaties zijn zo gekozen dat dere belangrijke typen locaties voorkomen (buurtwinkel, school, station, ). Daarnaast is zo goed mogelijk een verdeling gemaakt naar objectieve schoonheidsgraden, zodat het onderzoek zowel schone als minder schone locaties omvatte. De 8 locaties zijn elk gedurende een dag bezocht door een interviewer. De interviewer heeft aan het begin van de ochtend en aan het begin van de middag een beoordeling gemaakt van de objectieve schoonheidsgraad en van de schoonheidsgraad volgens de blikveldmethode. Daarnaast zijn relevante omgevingsfactoren (volgens een protocol) vastgesteld. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 7\52

8 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Dit betrof bijvoorbeeld takken, graffiti en kapot straatmeubilair. Deze omgevingsfactoren kunnen mogelijk de subjectieve beleving beïnvloeden. Door de interviewers zijn vervolgens voorbijgangers ondervraagd aan de hand van een enquête. Deze enquête is speciaal ontwikkeld voor het onderzoek. De beleving van mensen werd in de enquête direct bevraagd, maar ook bijvoorbeeld na een uitleg over wat zwerfafval is. De enquête gaat ook in op persoonlijke omstandigheden. Dit betreft de stemming van mensen en het gevoel bij de locatie. Door de interviewer zijn tenslotte objectieve persoonlijke kenmerken nagevraagd en vastgesteld, zoals leeftijd, geslacht, opleiding en gezinssituatie. In totaal zijn op de 8 locaties 1769 enquêtes afgenomen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat mensen in het algemeen een goed beeld hebben wat zwerfafval inhoudt. De zaken die respondenten noemden als zijnde zwerfafval, worden in de regel inderdaad gerekend tot zwerfafval. Bij de vraag aan welk zwerfafval mensen zich het meeste storen worden vooral flesjes, blikjes en verpakkingsresten genoemd, maar ook zaken als hondenpoep en gedrag van mensen. Verder blijkt dat de beleving van de hoeveelheid zwerfafval niet anders wordt wanneer verteld wordt wat precies onder zwerfafval verstaan wordt. Uit dit onderzoek bleek dat in totaal ruim 4 % van alle respondenten een schoonheidsgraad aan de locatie toekende die afgerond minimaal één schoonheidsgraad afweek van de objectieve score (bijvoorbeeld een A of een B in plaats van een C). Bij de locaties met heel weinig zwerfafval was dit aandeel lager (ongeveer 25 %). Dit betekent dat op de objectief heel schone locaties 3 van de 4 respondenten de situatie gelijk beoordeelde aan de gemeten objectieve schoonheidsgraad of binnen de marge van 1 schoonheidsgraad bleef (bijvoorbeeld in plaats van de objectieve schoonheidsgraad A een A/B). Bij de locaties waar objectief gezien juist méér zwerfafval lag, was het aantal respondenten dat 1 of schoonheidsgraden afweek juist hoger dan het gemiddelde (5-75 %). Als alle locaties en respondenten samen worden genomen, blijkt dat het gemiddelde verschil tussen de beleefde en gemeten hoeveelheid zwerfafval ongeveer nul is. Dit betekent dat de objectieve meetmethode gemiddeld genomen een goede graadmeter lijkt voor de beleving op locatie. De gemiddelde afwijking van nul wordt echter veroorzaakt door middeling van zowel positieve als negatieve afwijkingen. Opvallend is dat de negatieve afwijkingen vooral voorkomen bij de locaties met minder zwerfafval, terwijl de positieve afwijkingen vooral voorkomen bij de locaties met zwerfafval. Dit komt in ieder geval deels doordat het aantal mogelijke scores beperkt is. Daardoor kan een respondent een A+ locatie niet beter dan A+ beoordelen (maximale score) en een D-locatie niet slechter dan D (minimale score). Negatieve afwijkingen komen daardoor minder voor op plekken waar veel zwerfafval ligt en positieve afwijkingen komen juist minder voor op de plekken met weinig zwerfafval. 8\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

9 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL De resultaten van het onderzoek duiden verder niet op een verband tussen omgevingsfactoren en persoonlijke factoren enerzijds en de gemeten verschillen tussen de meetmethodes anderzijds. Mogelijk dat een combinatie van factoren wel effect kan hebben. Een laatste conclusie van het onderzoek is dat de blikveldmethode in het algemeen blijkt te leiden tot een minder schone beoordeling dan de objectieve meetmethode. Het gevonden verschil tussen de blikveldmethode en de subjectieve beleving is steeds groter, en negatiever, dan het verschil tussen reguliere objectieve meting (conform de Handreiking ) en de subjectieve beleving. De blikveldmethode blijkt minder goed aan te sluiten bij de subjectieve beleving. Samengevat komt als belangrijkste resultaat uit dit onderzoek naar voren, dat er gemiddeld genomen geen significant verschil waarneembaar is tussen de objectieve meting en subjectieve beleving op locatie. Gemiddeld genomen lijkt de meetvakmethode dus een goede weergave te zijn van de beleving op locatie. Van belang is echter om te realiseren dat er op locatieniveau wel degelijk verschillen kunnen optreden. Daarnaast moet bij de interpretatie van de uitkomsten bedacht worden, dat de subjectieve beleving zoals die nu gemeten is op locatie niet direct te vergelijken is met de beleving op de bank zoals die dikwijls door gemeenten en bij de landelijke monitoring wordt gemeten. In dit onderzoek is verder niet ingegaan op verschillen tussen het meten op locatie en op de bank. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 9\52

10 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 1\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

11 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Inhoud Verantwoording en colofon... 5 Samenvatting Inleiding Doelstelling en afbakening Nevendoelstelling: meetvakmethode versus blikveldmethode Leeswijzer Opzet en uitvoering onderzoek Keuze meetmethodes zwerfafval Keuze enquêtevragen voor het meten van de beleving Keuze locaties Keuze relevante aanvullende aspecten Opzet van het veldwerk Algemene constateringen bij uitvoering veldwerk Verwerking gegevens Betrouwbaarheid Algemene bevindingen enquête Zwerfafval volgens de respondenten Verandert de beleving na het geven van een definitie voor zwerfafval? Beleving van zwerfafval nu in vergelijking met andere momenten Resultaten van de verschillende meetmethodes Overzicht resultaten verschillende metingen Resultaten per objectieve schoonheidsgraad Verschil (delta) tussen metingen, per respondent Resultaten per locatie Invloed van gebiedstype Invloed van andere aspecten Vergelijking meetvak- en blikveldmethode Conclusie en evaluatie Algemene constateringen Conclusies Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 11\52

12 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 5.3 Overwegingen in relatie met overig onderzoek Hoe verder? Bijlage(n) 1. Enquête om beleving te meten 2. Aanwezigheid omgevingsfactoren vs delta beleving-objectief 3. Aanwezigheid persoonlijke aspecten vs delta beleving-objectief 12\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

13 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 1 Inleiding Het Impulsprogramma Zwerfafval heeft als doelstelling Nederland meetbaar en zichtbaar schoner te maken. Om te kunnen beoordelen of de doelstelling gehaald wordt, worden momenteel twee type metingen uitgevoerd in heel Nederland. De eerste meting is een landelijke objectieve monitoring van de feitelijk aanwezige hoeveelheid zwerfafval, gemeten volgens de gestandaardiseerde meetvakmethode. Daarnaast wordt op landelijk niveau onderzocht hoe de hoeveelheid zwerfafval in Nederland beleefd wordt door de burger (subjectieve meting). Het is goed mogelijk dat er verschillen zijn tussen de objectieve en subjectieve meting: zo kan Nederland meetbaar schoner worden terwijl burgers dit zo niet ervaren, of andersom. Ten behoeve van het Impulsprogramma is inzicht gewenst in de mogelijke verschillen in uitkomsten van de twee soorten metingen en in mogelijke verklaringen hiervoor. Tauw heeft in combinatie met Right Marktonderzoek (verder Right) opdracht gekregen hier nader onderzoek naar te doen. 1.1 Doelstelling en afbakening Het doel van het onderzoek is inzicht verkrijgen in mogelijke verschillen tussen de objectief gemeten hoeveelheid zwerfafval en de door de burgers beleefde hoeveelheid zwerfafval. De doelstelling van het onderzoek is als volgt gedefinieerd: Doelstelling Nagaan of er een verschil is tussen de objectief gemeten hoeveelheid zwerfafval en de beleefde hoeveelheid zwerfafval op een locatie, en indien er inderdaad een verschil is, het geven van mogelijke verklaringen hiervoor. Over de doelstelling merken we het volgende op: Er is bewust gekozen om alleen op locatie te meten. Dit levert plaats- en tijdsgebonden resultaten op die direct met elkaar vergeleken kunnen worden Voor het meten van de objectieve hoeveelheid zwerfafval wordt aangesloten bij de landelijke objectieve monitoring (meetvakmethode). Dit noemen we in deze rapportage de meetvakmethode of objectieve meting Voor het meten van de beleefde hoeveelheid zwerfafval op locatie is speciaal voor dit onderzoek een enquête ontwikkeld. In het onderzoek noemen we dit de subjectieve meting (meting van beleving) Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 13\52

14 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Indien blijkt dat er inderdaad verschillen optreden tussen de objectieve en subjectieve metingen, willen we inzicht in mogelijke verklaringen. Diverse aspecten kunnen dan een rol spelen. In het onderzoek hebben we daarom ook aspecten gemeten die niet direct met zwerfafval te maken hebben maar die mogelijk wel de beleving daarvan beïnvloeden. 1.2 Nevendoelstelling: meetvakmethode versus blikveldmethode De objectieve hoeveelheid zwerfafval zoals die wordt bepaald met de objectieve meetmethode wordt uitgedrukt in een schoonheidsgraad (van A+ tot D). Om de schoonheidsgraad van een locatie te bepalen kan ook met de zogeheten blikveldmethode worden gewerkt. Deze methode werkt niet met meetvakken, maar met een totaalbeeld van een locatie. In dit onderzoek is de hoeveelheid zwerfafval aanvullend op de objectieve meting ook met de blikveldmethode bepaald. In hoofdstuk 2 gaan we nader in op de verschillende methodes. Nevendoelstelling Vergelijken van de objectieve meting (meetvakmethode conform de handreiking uniforme monitoring zwerfafval) met de blikveldmethode. 1.3 Leeswijzer In deze rapportage bespreken we eerst in hoofdstuk 2 de opzet van het onderzoek: hoe hebben we het aangepakt? In dit hoofdstuk lichten we ook de verschillende gehanteerde meetmethoden toe. Hoofdstuk 3 geeft vervolgens een overzicht van de algemene bevindingen van het onderzoek. We gaan hierbij nog niet in op de inhoudelijke resultaten, maar lichten toe welke algemene conclusies uit het onderzoek getrokken kunnen worden wat betreft de beleving van zwerfafval. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de inhoudelijke resultaten gegeven. Dit hoofdstuk gaat in op de resultaten van de metingen en de verschillen tussen de gebuikte methodes, en licht toe wat dit betekent voor de doelstelling van het onderzoek. Hoofdstuk 5 sluit af met de conclusie en overwegingen, waarbij ingegaan wordt op de onderzoeksvragen. In de bijlagen is achtergrondinformatie van het onderzoek terug te vinden. 14\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

15 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 2 Opzet en uitvoering onderzoek In de doelstelling van het onderzoek is aangegeven dat in dit onderzoek wordt gekeken naar de locatie- en tijdsgebonden beleving van zwerfafval. Deze beleving van zwerfafval (subjectieve meting) vergelijken we met de objectieve hoeveelheid zwerfafval op dezelfde locatie, bepaald volgens de meetvakmethode (objectieve meting). Eventuele verschillen verklaren we waar mogelijk aan de hand van de overige meetgegevens. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de keuze voor de meetmethodes, de keuze voor locaties en de keuze voor aspecten die zijn meegenomen in het onderzoek. Vervolgens lichten we toe op welke wijze de metingen zijn opgezet en uitgevoerd. 2.1 Keuze meetmethodes zwerfafval In overleg met de opdrachtgever is besloten op de volgende manieren de hoeveelheid zwerfafval op de locaties te meten: 1. Objectief, volgens de meetvakmethode, conform de Handreiking uniforme monitoring zwerfafval 2. Subjectief, door naar de beleving van zwerfafval te vragen, volgens een voor dit onderzoek ontwikkelde methode Daarnaast is aanvullend de schoonheidsgraad van de locaties bepaald aan de hand van de blikveldmethode en is van enkele typen zwerfafval, zoals sigarettenpeuken en rommel rondom vuilnisbakken, los aangegeven of het veel of weinig aanwezig was. De objectieve meting en de blikveldmethode Het kader op de volgende bladzijde geeft een toelichting op de meetvak- en blikveldmethode. De subjectieve meting Wat betreft het meten van de beleving (de subjectieve meting) hebben we gekozen voor enquêteren op locatie. Daarbij is het uitgangspunt dat de mensen die in dit onderzoek worden geïnterviewd op een locatie, een representatieve afspiegeling vormen voor de gebruikers van die locatie 1. In de volgende paragraaf gaan we in op de keuze voor de enquêtevragen. 1 Het onderzoek geeft geen inzicht in de beleving van de gemiddelde Nederlander. Echter, omdat het gaat om locatiegebonden beleving, is ook alleen de gemiddelde gebruiker relevant en niet de gemiddelde Nederlander Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 15\52

16 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Meetvakmethode, conform de Handreiking uniforme monitoring zwerfafval (objectieve meting) De meetvakmethode is de algemeen geaccepteerde methode voor het bepalen van de schoonheidsgraad van een locatie. De methode is ontwikkeld door Stichting Nederland Schoon en CROW en door SenterNovem beschreven in de genoemde handreiking voor gemeenten. Bij deze methode worden in een vak van 1 bij 1 meter (1. m 2 ) de drie minst schone plekken vastgesteld. Op deze drie plekken wordt een meetvak van 1 bij 1 meter (1 m 2 ) aangelegd, waarin de schoonheidsgraad van grof zwerfafval wordt bepaald door te tellen hoeveel deeltjes grof zwerfafval er in het vak liggen. In hetzelfde vak wordt vervolgens op een oppervlak van 1 bij 1 meter (1 m 2 ) de schoonheidsgraad voor fijn zwerfafval bepaald, Tellen van zwerfafval, in meetvak door de fijne deeltjes te tellen. De schoonheidsgraad kan variëren van A+ (geen zwerfafval) tot D (heel veel zwerfafval). Ter ondersteuning bevat de handreiking foto s die de schoonheidsgraad illustreren. Blikveldmethode Bij de blikveldmethode loopt een beoordelaar in een rechte lijn over een vak van 1 bij 1 meter (1. m 2 ). Vervolgens bepaalt de beoordelaar de schoonheidsgraad door zijn algemene waarneming tijdens het lopen te vergelijken met standaard foto s voor de verschillende schoonheidsgraden. Deze afbeeldingen zijn gebaseerd op de reguliere schoonheidsgraden volgens de bovengenoemde handreiking. Per schoonheidsgraad is een Blikveld tijdens lopen foto beschikbaar. De foto die het meest overeenkomt met de waarneming geeft de schoonheidsgraad aan. Bij de blikveldmethode wordt evenals bij de meetvakmethode onderscheid gemaakt in grof en fijn zwerfafval. Omdat de blikveldmethode niet gebaseerd is op de meest vervuilde plekken maar op het algemene beeld dat je hebt als je in een rechte lijn loopt, is de verwachting dat deze methode beter aansluit bij de beleving. 16\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

17 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 2.2 Keuze enquêtevragen voor het meten van de beleving De subjectieve beleving van zwerfafval is gemeten door gebruik te maken van een voor dit onderzoek ontwikkelde enquête. Voor het meten van een subjectieve, plaats- en tijdgebonden beleving is namelijk geen standaardmethode beschikbaar. In bijlage 1 is de gehanteerde enquête opgenomen. Bij het opstellen van de enquête zijn wat betreft de belevingsvragen de volgende overwegingen gehanteerd: Het gaat in dit onderzoek om de eigen beleving van respondenten van de hoeveelheid zwerfaval op de locatie, ongeacht wat mensen verstaan onder zwerfafval. Immers, het gaat om de beleving. Daarom is in de enquête géén definitie gegeven van zwerfafval, maar is direct gevraagd of mensen vinden dat er veel of weinig zwerfafval ligt op dit moment, op een schaal van 1 tot 9. De vraag is ook gesteld met behulp van foto s die ook bij de objectieve methoden worden gehanteerd (zie kader hierboven). Vervolgens is gevraagd of er volgens de respondent normaal, evenveel of minder zwerfafval ligt op de locatie Om vervolgens een idee te krijgen wat mensen onder zwerfafval verstaan, is dat aan elke respondent gevraagd. Daarna is wél een toelichting op het begrip zwerfafval gegeven en is opnieuw gevraagd hoeveel zwerfafval men in dat geval vindt dat er momenteel ligt. Reden hiervoor is om te achterhalen of de beleving verandert als mensen een duidelijke definitie van zwerfafval krijgen (oftewel, spelen andere aspecten dan zwerfafval een rol bij de beleving van zwerfafval?). Bovendien krijgen we zo inzicht in wat mensen onder zwerfafval verstaan Tot slot is gevraagd welke aspecten respondenten het meest storend vinden. Mogelijk vinden ze immers heel veel blikjes niet erg, maar een paar fritesbakjes al wel Het antwoord op bovenstaande vragen is terug te vinden in hoofdstuk 3, bij de algemene bevindingen van het onderzoek. Daar lichten we toe wat de respondenten verstaan onder zwerfafval, wat ze storend vinden, of ze hun mening veranderen als ze een nadere toelichting krijgen op het begrip zwerfafval en of ze menen dat er normaal, minder of evenveel zwerfafval ligt. 2.3 Keuze locaties Het onderzoek is uitgevoerd op 8 locaties. Per locatie is op dezelfde dag het zwerfafval volgens de drie methoden (objectief, subjectief en blikveld) gemeten, om zo te kunnen komen tot een vergelijking van resultaten. De locaties zijn door SenterNovem geselecteerd uit een grotere lijst met 16 voor Nederland representatieve locaties, die opgesteld is voor de landelijke objectieve schoonheidsgraadmeting. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 17\52

18 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Bij de keuze van de 8 locaties uit de lijst zijn de volgende overwegingen gemaakt: Gebiedstypen: Het is wenselijk locaties binnen verschillende gebiedstypen te kiezen, omdat de verwachting is dat de beleving van zwerfafval per type gebied anders kan zijn bij dezelfde objectieve schoonheidsgraad. Voorwaarde is wel dat binnen een afzienbare tijd voldoende respondenten kunnen worden gevonden voor de enquête. Dit betekent dat er voldoende voorbijgangers moeten zijn, waardoor de hogere stedelijkheidsklassen (minst stedelijke gebieden) afvallen. De keuze is gevallen op 8 verschillende gebiedstypen; voor elke type gebied zijn ongeveer 1 locaties (8 totaal) gekozen. Het betreft de volgende gebiedstypen: Buurtwinkel (9 locaties) Kernwinkel (1 locaties) Recreatiegebied (11 locaties) School (11 locaties) Station (1 locaties) Verzorgingsplek snelweg (9 locaties) Woongebied, stedelijkheid 1/2 (1 locaties) Woongebied, stedelijkheid 3 (1 locaties) Schoonheidsgraad: Het is wenselijk binnen elk type gebied locaties met verschillende schoonheidsgraden te kiezen. De schoonheidsgraad wordt in dit onderzoek op locatie bepaald en was natuurlijk niet op voorhand bekend. Daarom is gebruik gemaakt van de meest recente resultaten van de landelijke objectieve monitoring en is op basis daarvan een keuze in locaties gemaakt 2.4 Keuze relevante aanvullende aspecten Behalve zwerfafval zijn aanvullend diverse aspecten gemeten die mogelijk de beleving van zwerfafval beïnvloeden. Deze aspecten zijn onder te verdelen in drie typen: 1. Omgevingsfactoren. Dit zijn objectief meetbare aspecten die niet onder de definitie van zwerfafval vallen maar mogelijk de beleving wel beïnvloeden. De factoren die aanvullend gemeten zijn, naast de diverse soorten zwerfafval, zijn mos en onkruid, takken en bladeren, hondenpoep, drukte op de locatie, kapot straatmeubilair of kapotte straattegels, graffiti of beplakking en fietswrakken. Mogelijk leidt de aanwezigheid van deze factoren tot een negatievere beleving van de aanwezige hoeveelheid zwerfafval. Deze kenmerken zijn door de enquêteurs tweemaal op een meetdag gemeten of bepaald (ochtend en middag) 2. Objectieve persoonlijke omstandigheden. Gekeken is naar objectieve aspecten die van invloed kunnen zijn op het referentiekader van de respondenten. De aspecten die gemeten zijn: leeftijd, geslacht, opleiding, achtergrond, gezinssituatie, wijze van vervoer op moment van afnemen vragen, wel of niet in gezelschap van anderen bij bezoek locatie en frequentie van bezoek aan locatie. Mogelijk zijn deze zaken van invloed op de beleving van zwerfafval. De objectieve persoonlijke omstandigheden zijn waar mogelijk beoordeeld door de enquêteur en deels als enquêtevraag opgenomen (zie bijlage 1) 18\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

19 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 3. Subjectieve persoonlijke omstandigheden. Het referentiekader is per persoon verschillend en voor een groot deel subjectief. De subjectieve aspecten waarnaar gevraagd is in de enquête, zijn de stemming van mensen op het moment van enquêteren en het algemene gevoel dat iemand heeft bij de locatie. Mogelijk hebben deze een effect op de beleving van zwerfafval. Deze vragen zijn gesteld aan de hand van smileys. In bijlage 1 zijn deze vragen terug te vinden in de enquête Bij het analyseren van de resultaten is gekeken naar mogelijke verbanden tussen deze aspecten en de meetresultaten (het verschil tussen de objectieve en subjectieve hoeveelheid zwerfafval). In hoofdstuk 4 (resultaten) wordt hier op ingegaan. 2.5 Opzet van het veldwerk Het veldwerk voor dit onderzoek is uitgevoerd door enquêteurs van Right Marktonderzoek die ervaring hebben met het afnemen van face-to-face enquêtes. Voorafgaand aan het veldwerk hebben de enquêteurs die aan het onderzoek hebben meegewerkt een uitvoerige instructie van Tauw gekregen over hoe de objectieve meting en de blikveldmethode in de praktijk moeten worden toegepast en op welke wijze de diverse aanvullende factoren gemeten moeten worden. De enquêteurs kregen op de dag van het veldwerk een foto met daarop per locatie een situatieschets van de omgeving. Op deze foto stond aangegeven wat het totale meetvak voor het onderzoek is. Bij aankomst op de locatie is de enquêteur eerst eenmaal recht door het gebied gelopen om vervolgens het gebied op basis van de blikveldmethode te beoordelen. Vervolgens heeft de enquêteur de objectieve meting uitgevoerd (meetvakbeoordeling) en zijn de overige aspecten vastgelegd (bijvoorbeeld onkruid en bladafval), waarna er face-to-face enquêtes zijn afgenomen. Halverwege de dag is deze procedure opnieuw uitgevoerd om eventuele verandering van de situatie in de analyse te kunnen ondervangen (eerst blikveldmethode, gevolgd door objectieve methode, bepaling omgevingsfactoren en afnemen enquêtes). 2.6 Algemene constateringen bij uitvoering veldwerk Tijdens het veldwerk zijn de volgende bijzonderheden geconstateerd: Minder metingen dan gepland. Op 5 locaties zijn of alleen s ochtends of alleen s middags respondenten ondervraagd Lastige vraag in enquête. Bij het afnemen van de enquêtes bleek dat de meeste respondenten de vraag met de foto s lastig vinden. Bij deze vraag moesten de respondenten aan de hand van de foto s aangeven welke foto in hun ogen het meest overeenkwam met de locatie. In de praktijk bleek dit een moeilijke vraag voor respondenten, omdat de omstandigheden op de foto niet (geheel) overeenkomen met de werkelijke situatie Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 19\52

20 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Niet alle schoonheidsgraden kwamen evenveel voor. Tabel 2.1 geeft aan welke schoonheidsgraden de diverse onderzochte locaties in dit onderzoek hadden volgens de objectieve meetmethode, opgesplitst per gebiedstype. Elke onderzochte locatie heeft 1 of 2 metingen, zowel in de ochtend als de middag. Te zien is dat met uitzondering van de verzorgingsplekken bij de snelweg, overal schone dan minder schone locaties zijn onderzocht. Dit betekent dat maar deels geslaagd is in de opzet om voor elk gebiedstype locaties met verschillende schoonheidsgraden te kiezen Minder respondenten op enkele locaties. Niet alle locaties waren even druk bezocht. Tabel 2.2 geeft een overzicht van het aantal respondenten per onderzochte locatie. Te zien is dat het bij een aantal locaties niet mogelijk is gebleken om binnen een dag minimaal 2 mensen te interviewen. Dit geldt vooral voor de woongebieden en recreatiegebieden Tabel 2.1 Aantal uitgevoerde objectieve metingen per gebiedstype, opgesplitst naar schoonheidsgraad (resultaat grof zwerfafval, per meting is gekeken naar het gemiddelde van de 3 meetvakken) Schoonheidsgraad A+ A+/A A A/B B B/C C C/D D Totaal Aantal locaties Buurtwinkel Kernwinkel Recreatiegebied School Station Verzorgingsplek snelweg Woongebied stedelijkheid 1/ Woongebied stedelijkheid Totaal \52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

21 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Tabel 2.2 Aantal respondenten per onderzochte locatie (ochtend plus middag samen) Totaal Buurtwinkel Kernwinkel Recreatiegebied School Station Verzorgingsplek Woongebied stedelijkheid 1/ Woongebied stedelijkheid TOTAAL Verwerking gegevens De enquêtes zijn tijdens het veldwerk door de enquêteurs schriftelijk ingevuld. Nadat alle enquêtes waren afgenomen zijn de enquêtes door Right ingevoerd in een SPSS-database. Om eventuele fouten bij het invoeren te achterhalen, is er op deze database een zogenaamde 1 %-controle uitgevoerd. Dit betekent dat elke 1e ingevoerde enquête in de database, nogmaals is nagelopen en daar waar nodig is gecorrigeerd. Op deze manier kunnen structurele fouten bij het invoeren worden achterhaald en gecorrigeerd. Daarnaast is een algehele bestandscontrole uitgevoerd om de kwaliteit van de gegeven antwoorden te controleren. Tijdens de controles zijn geen onregelmatigheden ontdekt. Om de gegevens goed vergelijkbaar te kunnen maken zijn alle scores door Right omgezet naar een analysescore, het cijfer in de laatste kolom van tabel 2.3. Een subjectieve score van 1 wordt bijvoorbeeld een 1 en een objectieve score A wordt een 8. Op die manier kunnen de diverse scores vergeleken worden met elkaar. Indien een respondent bijvoorbeeld vindt dat ergens een redelijk kleine hoeveelheid zwerfafval ligt en de objectieve score op die locatie en dat moment is op alledrie de meetvakken een B, dan is het getalsmatige verschil daartussen 1 (8-7=1, zie tabel 2.1). In het onderzoek noemen we dit een delta van 1. Een positieve delta betekent dat de beleving gunstiger is dan de objectieve meting. Indien de objectieve score nu geen B maar een A+ is, dan geldt een delta van -3 (7-1=-3). De negatieve delta geeft aan dat de beleving minder gunstig is dan de objectieve beoordeling. Vervolgens is aan de hand van de beschikbare gemeten extra omgevingskenmerken en persoonlijke achtergrondkenmerken (bijvoorbeeld gevoel bij de locatie, gezinssamenstelling, afstand tot woonplaats) gekeken of er een verband is tussen deze kenmerken en de grootte van de delta. De resultaten van deze analyse zijn terug te vinden in hoofdstuk 4. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 21\52

22 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Tabel 2.3 Omrekentabel Subjectieve score Subjectieve score Objectieve score Blikveldscore Gebruikte (de beleving, in woorden) (1 t/m 9) (A+ t/m D) (A+ t/m D) analysescore Helemaal geen zwerfafval 1 A+ A+ 1 Een zeer kleine hoeveelheid zwerfafval Een kleine hoeveelheid zwerfafval 3 A A 8 Een redelijk kleine hoeveelheid zwerfafval Niet veel/niet weinig zwerfafval 5 B B 6 Een redelijk grote hoeveelheid zwerfafval Een grote hoeveelheid zwerfafval 7 C C 4 Een zeer grote hoeveelheid zwerfafval Alleen maar zwerfafval 9 D D Betrouwbaarheid Voor het vaststellen van de betrouwbaarheid van het onderzoek is uitgegaan van een betrouwbaarheidspercentage van 95 %. Dat wil zeggen dat als dit onderzoek 1 keer zou worden herhaald, het met zekerheid 95 keer hetzelfde resultaat zou opleveren. Een andere manier om dit te zeggen is dat in 19 van de 2 gevallen de resultaten overeen zullen komen met de realiteit. Daarnaast zit er een betrouwbaarheidsmarge in de verschillende resultaten zelf. Als uit het onderzoek komt dat bijvoorbeeld 15 % van de respondenten vindt dat er ergens geen zwerfafval ligt, hoeft dat in werkelijkheid niet precies 15 % te zijn. Immers, ieder onderzoek op basis van een steekproef geeft afwijkingen ten opzichte van de werkelijkheid. Deze afwijking wordt nauwkeurigheidsmarge of steekproefmarge genoemd. De nauwkeurigheidmarge is afhankelijk van de grootte van de steekproef, maar ook van het gevonden percentage in het onderzoek (het resultaat). Over het algemeen geldt dat hoe groter de steekproef, hoe kleiner de nauwkeurigheidsmarge. Daarnaast geldt dat hoe het gevonden percentage (resultaat) rond de 5 % ligt, hoe groter de nauwkeurigheidsmarge. Een voorbeeld: bij een steekproefomvang van n=165 (stedelijk 1/2) is de maximale nauwkeurigheidsmarge 7,6 %. Deze marge geldt dan bij een resultaat van 5 %, als bijvoorbeeld uit het onderzoek komt dat 5 % van de respondenten vindt dat er op een locatie helemaal geen zwerfafval is. In dat geval ligt het werkelijke percentage in de populatie dat vindt dat er helemaal geen zwerfafval is tussen de 42,4 % en 57,6 %. Echter, bij dezelfde steekproefgrootte maar een gevonden percentage van 1 % in plaats van 5 % is de nauwkeurigheidsmarge geen 7,6 % maar 3,4 %. Dat betekent dat als uit het onderzoek komt dat 1 % helemaal geen zwerfafval ziet, dit in werkelijkheid tussen de 6,6 % en de 13,4 % ligt. 22\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

23 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 3 Algemene bevindingen enquête In het vorige hoofdstuk hebben we toegelicht hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd en waarom we bepaalde keuzes hebben gemaakt. In dit hoofdstuk presenteren we de algemene bevindingen van de enquête met betrekking tot de beleving van zwerfafval. Wat is zwerfafval volgens de respondenten, en wat kunnen we algemeen zeggen over hun beleving daarvan? In het volgende hoofdstuk gaan we vervolgens nader in op de resultaten van de verschillende metingen en de verschillen daartussen. Hoofdstuk 4 geeft daarmee antwoord op de onderzoeksvraag. 3.1 Zwerfafval volgens de respondenten Omdat we graag wilden weten wat zwerfafval in de ogen van de respondenten is, hebben we de open vraag gesteld wat verstaat u onder zwerfafval?. Onderstaande figuur 3.1 geeft een overzicht wat de 1769 respondenten op deze vraag hebben geantwoord. Uit de figuur blijkt dat respondenten over het algemeen een goed beeld hebben wat zwerfafval inhoudt. Tussenconclusie: Respondenten hebben een goed beeld wat zwerfafval inhoudt Tijdens de enquête is door de interviewer op een gegeven moment een toelichting op het begrip zwerfafval gegeven, waarna gevraagd is welk zwerfafval de respondent het meest storend vindt. Figuur 3.2 geeft het resultaat van die vraag. Het blijkt dat blikjes, flesjes en verpakkingsresten, de aspecten die het vaakst genoemd werden bij de definitie van zwerfafval, ook het meest storend worden gevonden. Bij de categorie overig werden bij deze vraag daarnaast zaken als vuilniszakken en hondenpoep genoemd (is volgens de definitie die de respondenten hebben gehoord geen zwerfafval!) en slecht verteerbaar zwerfafval, zoals plastic. Ook komen bij overig ergernissen boven over andermans gedrag, zoals spugen, asbakken legen en zaken naast de vuilnisbak gooien. Tussenconclusie: Respondenten storen zich het meeste aan blikjes, flesjes en verpakkingsmateriaal, maar ook aan het gedrag van anderen, aan hondenpoep, vuilniszakken en aan kauwgom Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 23\52

24 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Wat verstaan respondenten onder zw erfafval? lege blikjes verpakkingsresten lege flesjes / glas sigarettenpeuken etensresten kauwgom papier / karton plastic (tasjes) hondenpoep gedumpte vuilniszakken uitpuilende prullenbakken fietswrakken takken/bladeren onkruid /mos graffiti weet niet anders, namelijk Figuur 3.1 Zwerfafval volgens de respondenten (open vraag) Wat vinden respondenten het meest storende zw erfafval? flessen / glas blikjes verpakkingsresten etensresten sigaretten plastic (tassen) papier karton papiertjes / karton stoor mij nergens aan niet beantwoord Not filled in anders, namelijk Figuur 3.2 Meest storende zwerfafval volgens de respondenten, nadat definitie van zwerfafval is gegeven 3.2 Verandert de beleving na het geven van een definitie voor zwerfafval? Bij de start van het onderzoek vroegen we ons af of de beleving van zwerfafval verandert zodra mensen nader uitgelegd krijgen wat precies onder zwerfafval wordt verstaan. Met andere woorden, zodra iemand weet dat bijvoorbeeld hondenpoep geen zwerfafval is, verandert dan zijn perceptie van de hoeveelheid zwerfafval? 24\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

25 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Figuur 3.3 geeft inzicht in het verschil in de beleving van zwerfafval voor en na het geven van een definitie van zwerfafval. Te zien is dat het toelichten van het begrip zwerfafval niet leidt tot een andere verdeling van de antwoorden van respondenten. Met andere woorden, mensen veranderen hun mening over hoeveel zwerfafval ergens ligt niet op zodra ze preciezer weten wat wel of niet onder zwerfafval wordt verstaan. In de rest van het onderzoek is uitgegaan van de beleving van zwerfafval zoals respondenten die in eerste instantie hebben aangegeven (voordat ze de definitie kregen). Tussenconclusie: Het geven van een toelichting op het begrip zwerfafval leidt niet tot een andere beleving van de hoeveelheid zwerfafval bij de respondenten. Aantal respondenten helemaal geen zwerfafval een zeer kleine hoeveelhe.. een kleine hoeveelheid z... een redelijk kleine hoevee... niet veel/niet weinig zwer... een zeer grote hoeveelhe.. alleen maar zwerfafval een redelijk grote hoeveel... een grote hoeveelheid zw... Beleving zw erfafval Voor definitie zw erfafval Na definitie van zw erfafval Figuur 3.3 Beleving van zwerfafval voor en na definitie van zwerfafval 3.3 Beleving van zwerfafval nu in vergelijking met andere momenten Een andere veronderstelling voor aanvang van het onderzoek was dat mensen de neiging hebben te denken dat er normaal altijd zwerfafval ligt dan op dat moment. In het onderzoek is daarom ook gekeken in hoeverre respondenten die de locatie vaker bezoeken, het idee hadden dat er normaal, minder of evenveel zwerfafval ligt. De resultaten staan weergegeven in figuur 3.4. Te zien is dat het merendeel (2/3) van de respondenten aangeeft dat er normaal evenveel zwerfafval ligt, ongeveer 1/6 vindt dat er normaal ligt en ongeveer 1/6 vindt juist dat er normaal minder ligt. Hier volgt geen duidelijk patroon uit. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 25\52

26 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Tussenconclusie: Tweederde van de respondenten meent dat er normaal evenveel zwerfaval ligt als op het moment van interviewen, ongeveer eenzesde denkt dat er normaal ligt en ongeveer eenzesde denkt dat er normaal minder ligt. zw erfafval 18% minder zw erfafval 16% evenveel zw erfafval 66% Figuur 3.4 Ligt er normaal, minder of evenveel zwerfafval op deze locatie? (n=1385) 26\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

27 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 4 Resultaten van de verschillende meetmethodes In het vorige hoofdstuk hebben we de algemene bevindingen van de enquête toegelicht. In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten met betrekking tot de onderzoeksvraag: zijn er verschillen tussen de meetmethodes en zo ja, kunnen we die verklaren? 4.1 Overzicht resultaten verschillende metingen Onderstaande figuren 4.1 tot en met 4.3 geven een overzicht van de meetresultaten: hoe schoon was het op de diverse locaties volgens de verschillende metingen? Het gaat om de volgende metingen: 1. De subjectieve meting (beleving), per respondent (n=1769) 2. De objectieve meting van grof en fijn zwerfafval (meetvak), in principe 2x per locatie (ochtend en middag), (n=155) 3. De blikveldmeting van grof en fijn zwerfafval, in principe 2x per locatie (ochtend en middag), (n=155) In elke figuur zijn de scores weergegeven als schoonheidsgraad: A+ is het schoonst (komt overeen met een 1), D is het minst schoon (komt overeen met een 2). Aan figuur 4.1 tot en met 4.3 is te zien: De verdeling van de meetmethode komt overeen met die van de subjectieve meting De blikveldmethode scoort negatiever dan de meetvakmethode en de subjectieve meting (verdeling naar rechts) In de beide objectieve metingen laat de verdeling van fijn zwerfafval een negatiever beeld zien Het is aannemelijk dat bij de subjectieve beoordeling van een locatie fijn zwerfafval een minder belangrijke rol speelt dan grof zwerfafval. Fijn zwerfafval is binnen een beperkte straal nog waar te nemen, maar op grotere afstand niet. In het vervolg van de analyses is gekeken naar de resultaten voor grof zwerfafval. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 27\52

28 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 4 Score subjectief totaal (n tot =1769) [n] A+ A+/A A A/B B B/C C C/D D Figuur 4.1 Subjectieve meting: hoe vaak is elke score door de 1769 respondenten gegeven? Verdeling scores objectieve meting (n=155) Aantal metingen A+ A+/A A A/B B B/C C C/D D Grof zw erfafval Fijn zw erfafval Figuur 4.2 Objectieve metingen: hoe vaak is elke score bij de 155 metingen gegeven? Verdeling scores blikveldmethode (n=155) 8 Aantal metingen A+ A B C D Grof zw erfafval Fijn zw erfafval Figuur 4.3 Blikveldmethode: welke scores zijn gegeven bij de 155 metingen volgens de blikveldmethode? 28\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

29 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL 4.2 Resultaten per objectieve schoonheidsgraad In eerste instantie is het interessant om na te gaan of de beoordeling van respondenten van een locatie overeenkomt met de objectieve schoonheidsgraad. Is een A+ in de beleving van een waarnemer ook A+? Per objectieve schoonheidsgraad hebben we daarom gekeken hoe vaak de respondenten die op de betreffende locaties kwamen de juiste schoonheidsgraad toekennen. Onderstaande figuren 4.4 tot en met 4.6 geven het overzicht. De objectieve scores zijn de scores voor grof zwerfafval. Opgemerkt wordt dat de figuren een globaal beeld geven. Een locatie die bijvoorbeeld gemiddeld objectief een 6,7 scoorde, is evenals een locatie die een 7,3 scoort afgerond naar een 7 en dus als A/B beschouwd. Uit de figuren blijkt: Bij de minst schone locaties, de C/D locaties (figuur 4.4), wijkt ongeveer driekwart van de meningen minimaal één schoonheidsgraad af van de objectieve score. De overige kwart heeft een afwijking van maximaal een halve schoonheidsgraad verschil (geen C maar C/D) Van de gemiddelde locaties en de C-locaties (figuur 4.5) wijkt ongeveer de helft van de meningen minimaal één schoonheidsgraad af van de objectieve score. De andere helft heeft een afwijking maximaal een halve schoonheidsgraad verschil (bijvoorbeeld geen B maar een B/C) Van de schonere locaties met een objectieve score van minimaal A (figuur 4.6), wijkt ongeveer een kwart van de meningen minimaal één schoonheidsgraad af. Dit betekent dat de resterende driekwart een afwijking heeft van maximaal een halve schoonheidsgraad verschil: bijvoorbeeld geen A maar een A/B De afwijkingen in beleving zijn zowel positief als negatief. Dat wil zeggen dat sommige respondenten positiever zijn over de hoeveelheid zwerfafval dan de objectieve meting, terwijl anderen juist negatiever zijn Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 29\52

30 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Subjectieve score van respondenten bij objectieve score C (aantal metingen = 6, aantal respondenten = 47) 4 ( C) 19% 3 (C/D) 6% 9 (A+/A) 23% 1 (A+) 9 (A+/A) 8 (A) 7 (A/B) 6 (B) 5 (B/C) 17% 6 (B) 13% 7 (A/B) 9% 8 (A) 13% 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Subjectieve score van respondenten bij objectieve score C/D (aantal metingen = 12, aantal respondenten = 146) 4 ( C) 16% 3 (C/D) 8% 5 (B/C) 26% 2 (D) 3% 9 (A+/A) 1% 8 (A) 11% 7 (A/B) 14% 6 (B) 21% 1 (A+) 9 (A+/A) 8 (A) 7 (A/B) 6 (B) 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Figuur 4.4 Resultaten metingen op de locaties met objectieve score C t/m D 3\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

31 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Subjectieve score van respondenten bij objectieve score A/B (aantal metingen = 49, aantal respondenten = 565) 5 (B/C) 12% 3 (C/D) 2% 4 ( C) 6% 6 (B) 15% 2 (D) 2% 1 (A+) 4% 9 (A+/A) 18% 7 (A/B) 22% 8 (A) 19% 1 (A+) 9 (A+/A) 8 (A) 7 (A/B) 6 (B) 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Subjectieve score van respondenten bij objectieve score B (aantal metingen = 14, aantal respondenten = 177) 4 ( C) 11% 5 (B/C) 1% 3 (C/D) 7% 6 (B) 18% 2 (D) 1% 1 (A+) 4% 9 (A+/A) 15% 7 (A/B) 21% 8 (A) 13% 1 (A+) 9 (A+/A) 8 (A) 7 (A/B) 6 (B) 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Subjectieve score van respondenten bij objectieve score B/C (aantal metingen = 17, aantal respondenten = 261) 4 ( C) 16% 5 (B/C) 13% 3 (C/D) 7% 2 (D) 3% 6 (B) 16% 1 (A+) 2% 1 (A+) 9 (A+/A) 13% 8 (A) 2% 7 (A/B) 1% 9 (A+/A) 8 (A) 7 (A/B) 6 (B) 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Figuur 4.5 Resultaten metingen op de locaties met objectieve score A/B t/m B/C Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 31\52

32 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Subjectieve score van respondenten bij objectieve score A+ (aantal metingen = 5, aantal respondenten = 28) 8 (A) 18% 7 (A/B) 4% 1 (A+) 14% 9 (A+/A) 64% 1 (A+) 9 (A+/A) 8 (A) 7 (A/B) 6 (B) 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Subjectieve score van respondenten bij objectieve score A+/A (aantal m etingen = 28, aantal respondenten = 291) 5 (B/C) 4 ( C) 3% 1% 1 (A+) 6 (B) 7% 7 (A/B) 21% 8 (A) 32% 1 (A+) 12% 9 (A+/A) 24% 9 (A+/A) 8 (A) 7 (A/B) 6 (B) 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Subjectieve score van respondenten bij objectieve score A (aantal metingen = 24, aantal respondenten = 254) 6 (B) 13% 7 (A/B) 34% 5 (B/C) 4% 4 ( C) 1% 1 (A+) 1 (A+) 9 (A+/A) 6% 8 (A) 9 (A+/A) 2% 7 (A/B) 6 (B) 8 (A) 22% 5 (B/C) 4 ( C) 3 (C/D) 2 (D) Figuur 4.6 Resultaten metingen op de locaties met objectieve score A+ t/m A 32\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

33 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Deze resultaten lijken erop te wijzen dat een aanzienlijk deel van de respondenten een afwijkend antwoord geeft en dat het aandeel afwijkende respondenten bovendien afhangt van de daadwerkelijke hoeveelheid zwerfafval op een locatie. Bij de minder schone locaties geeft immers de helft tot driekwart van de respondenten een antwoord dat minimaal één schoonheidsgraad afwijkt, terwijl dat bij de schonere locaties maar ongeveer een kwart betreft. Het is wel van belang daarbij het volgende te realiseren: Zoals aangegeven zijn de objectieve scores afgerond, een locatie met een score van 6,7 is als 7 beschouwd. Dit betekent dat als de mening van een respondent 2 punten (en dus één schoonheidsgraad) afwijkt van de objectieve score, dit ook een afwijking van 1,7 kan zijn Sommige schoonheidsgraden hebben maar een kleine n (weinig metingen en/of respondenten); dit is van belang om te realiseren als je het over percentages hebt Bij de heel schone locaties is een positieve afwijking niet of bijna niet mogelijk. Immers, een respondent kan een A+ locatie niet beter dan A+ beoordelen omdat A+ al de hoogste score is Bij de minder schone locaties is juist een negatieve afwijking moeilijk: een respondent kan een D-locatie bij niet slechter beoordelen dan D omdat dit al de laagste score is Bovenstaande maakt het logischer dat bij de gemiddelde scores een groter aantal respondenten afwijkt van de objectieve score, immers je kunt twee kanten op afwijken (schoner óf minder schoon). Te zien is dat bij die groep inderdaad een deel van de mensen het schoner vindt en een deel juist niet. Overigens valt bij onderstaande figuren ook op dat bij de C/D-locaties de meeste mensen gunstiger oordelen dan de objectieve meting. Dit lijkt er op te wijzen dat de objectieve schaal hier iets te streng is. De vraag die rijst is of de gevonden gemiddelde verdeling in de afwijking (een deel van de respondenten vond het schoner, een deel juist niet) algemeen geldt voor een bepaalde schoonheidsgraad, of dat er nog individuele verschillen per locatie zijn. Paragraaf 4.4 gaat verder in op de resultaten per locatie. 4.3 Verschil (delta) tussen metingen, per respondent Behalve naar de resultaten per objectieve meting, zoals weergegeven in paragraaf 4.2, kan ook gekeken worden naar de resultaten per respondent. Iedere respondent heeft een eigen subjectieve score. Deze subjectieve score (de beleving) kan vergeleken worden met de objectieve meting van die locatie en dat dagdeel. Het verschil noemen we de delta. Een positieve delta betekent dat de beleving van die respondent gunstiger is dan de objectieve schoonheidsgraad aangeeft; een negatieve delta betekent juist dat de beleving minder gunstig is. In hoofdstuk 2.7 is toegelicht hoe de scores getalsmatig met elkaar vergeleken zijn om de delta per respondent te bepalen. Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval 33\52

34 Kenmerk R DUR-srb-V2-NL Onderstaande figuur toont de verdeling van alle delta s (het verschil tussen de subjectieve meting en de objectieve meetmethode voor grof zwerfafval) van alle respondenten. Op de x-as staat de delta weergegeven, te weten het verschil tussen de beleving en de objectieve schoonheidsgraad voor een specifieke respondent. Op de y-as is te zien bij hoeveel respondenten deze delta is gevonden. Te zien is bijvoorbeeld dat bij 1 respondenten een delta van precies nul (geen verschil) is gevonden. In de figuur is te zien dat er zowel negatieve als positieve delta s zijn. De gemiddelde delta komt ongeveer op nul uit. Er kan dus niet gezegd worden dat de beleving van respondenten meestal positiever of meestal negatiever is dan de objectieve score, beide situaties komen voor. De figuur toont ook dat een delta van -,3 het meeste voorkomt. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen als de respondent een locatie een 7 vond en de objectieve score uitkwam op 7,3 (bijvoorbeeld twee meetvakken een 7 en één meetvak een 8). Opgemerkt wordt dat het verschil tussen bijvoorbeeld een A en B de getalswaarde 2 heeft. Verder is te zien dat de grootste positieve en de grootste negatieve delta beiden rond de (-) 6 liggen, maar dat hier maar enkele respondenten betreft. In figuur 4.8 is de verdeling nogmaals gegeven, maar dan met afgeronde delta s (een delta van,7 wordt dan bijvoorbeeld 1). Figuur 4.8 laat eenvoudig zien dat: Een kleine 25 % van de respondenten een mening heeft die één schoonheidsgraad afwijkt van de objectieve score (bijvoorbeeld een B in plaats van een C of een A in plaats van een B) Ongeveer 2 % van de respondenten een mening heeft die dan één schoonheidsgraad afwijkt van de objectieve score (bijvoorbeeld een C in plaats van een A of een B in plaats van een D) Ruim de helft van de respondenten een mening heeft die (afgerond) maximaal een halve schoonheidsgraad afwijkt van de objectieve score (bijvoorbeeld een A in plaats van een A/B) 34\52 Onderzoek naar de subjectieve beleving van zwerfafval

Een boekje open over zwerfafval Nederland is schoner dan u denkt

Een boekje open over zwerfafval Nederland is schoner dan u denkt Een boekje open over zwerfafval Nederland is schoner dan u denkt Voorwoord Nederland is schoner dan u denkt Een zichtbaar en merkbaar schoner Nederland in 2010. Dat is het doel van het Impulsprogramma

Nadere informatie

Efficiënter reinigen en een betere beleving van zwerfafval in Utrecht

Efficiënter reinigen en een betere beleving van zwerfafval in Utrecht Efficiënter reinigen en een betere beleving van zwerfafval in Utrecht 20 december 2010 Efficiënter reinigen en een betere beleving van zwerfafval in Utrecht Proeftuinonderzoek naar de mogelijkheden om

Nadere informatie

Een boekje open over zwerfafval Schone omgeving, gedeelde verantwoordelijkheid

Een boekje open over zwerfafval Schone omgeving, gedeelde verantwoordelijkheid Een boekje open over zwerfafval Schone omgeving, gedeelde verantwoordelijkheid Inhoud Voorwoord 5 Inleiding Nederland wordt schoner 7 1 Zwerfafval gemeten Hoe schoon is Nederland objectief gezien? 8 2

Nadere informatie

Monitoring openbare ruimte, mei en september Met een samenvattende vergelijking van de waardering door de bewoners

Monitoring openbare ruimte, mei en september Met een samenvattende vergelijking van de waardering door de bewoners Monitoring openbare ruimte, mei en september 2013 Met een samenvattende vergelijking van de waardering door de bewoners Januari 2014 Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : M. Nuus en S. klein Goldewijk

Nadere informatie

Belevingsmonitor Zwerfafval 2016 ev.

Belevingsmonitor Zwerfafval 2016 ev. Belevingsmonitor Zwerfafval 2016 ev. Inleiding De belevingsmonitor vormt samen met de objectieve monitoring zwerfafval de Landelijk monitoring zwerfafval. Deze monitor is sinds 2008 jaarlijks uitgevoerd.

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo WIJ-gebieden 2017 Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Samenvatting... 2 2.9 Tot slot... 20 Bijlage 1: de WIJ-gebieden...

Nadere informatie

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005 Resultaten tussenmeting, begin juli 2005 O&S Nijmegen 13 juli 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen

Nadere informatie

Grafiek 20.1a Belangrijkste aspecten die Leidenaren prettig vinden aan de eigen buurt, * (meer antwoorden mogelijk) 16% 15% 10% 10%

Grafiek 20.1a Belangrijkste aspecten die Leidenaren prettig vinden aan de eigen buurt, * (meer antwoorden mogelijk) 16% 15% 10% 10% 20 ONDERHOUD EN NETHEID EIGEN BUURT In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de prettige en de mindere prettige kanten van de openbare ruimte in de eigen buurt of wijk. Vervolgens wordt gekeken hoe men verschillende

Nadere informatie

Hotspots en de beleving van zwerfafval in Eindhoven

Hotspots en de beleving van zwerfafval in Eindhoven Hotspots en de beleving van zwerfafval in Eindhoven 23 mei 2011 Hotspots en de beleving van zwerfafval in Eindhoven Aanpak van hotspots en de invloed daarvan op de beleving Verantwoording Titel Hotspots

Nadere informatie

Een blik op de kringloop van blik

Een blik op de kringloop van blik Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Social & Polling Rapport Een blik op de kringloop van blik Een

Nadere informatie

Luchtkwaliteitsonderzoek parkeerplaats Boekhorstlaan Harderwijk

Luchtkwaliteitsonderzoek parkeerplaats Boekhorstlaan Harderwijk Luchtkwaliteitsonderzoek parkeerplaats Boekhorstlaan Harderwijk 3 april 2008 Luchtkwaliteitsonderzoek parkeerplaats Boekhorstlaan Harderwijk Verantwoording Titel Luchtkwaliteitsonderzoek parkeerplaats

Nadere informatie

Rapportage Leerlingtevredenheid. Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 57 ECABO- leerbedrijven

Rapportage Leerlingtevredenheid. Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 57 ECABO- leerbedrijven Rapportage Leerlingtevredenheid Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 57 ECABO- leerbedrijven Rob Swager ECABO, mei 2011 1. Inleiding... 3 2. Tevredenheid algemeen.... 4 3. Aspecten die

Nadere informatie

HOOFDRAPPORTAGE ONDERZOEK TEVREDENHEID 2017 WMO VERVOER - VLISSINGEN.

HOOFDRAPPORTAGE ONDERZOEK TEVREDENHEID 2017 WMO VERVOER - VLISSINGEN. ONDERZOEK TEVREDENHEID 2017 WMO VERVOER - VLISSINGEN HOOFDRAPPORTAGE www.klantok.nl O Inhoudsopgave Æ Inleiding 3 Æ Samenvatting 4 Æ Een overall beeld 5 Het onderzoek 5 Toegekend eindcijfer vervoer 6 Beoordeling

Nadere informatie

Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen

Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen Concept, 20 juli 2011 Verantwoording Titel Leidraad Kunstwerken in regionale waterkeringen Opdrachtgever STOWA Projectleider ir. B. (Bob) van Bree Auteur(s)

Nadere informatie

Schoner Nederland impulsprogramma zwerfafval

Schoner Nederland impulsprogramma zwerfafval Samen werken aan een Schoner Nederland impulsprogramma zwerfafval Werkwijze meten in het veld Monitoring Stap 1 Meetlocatie zoeken Bepaal vooraf de snelste route voor het bezoeken van alle locaties op

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Omega en Het Middelpunt 2016

Cliëntervaringsonderzoek Omega en Het Middelpunt 2016 Cliëntervaringsonderzoek Omega en Het Middelpunt 2016 resultaten cliënten wonen Den Haag, juli 2016 Ipso Facto Beleidsonderzoek Zwaardstraat 16, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K.

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

Een onderzoek onder afval- en reinigingsmanagers in Nederland

Een onderzoek onder afval- en reinigingsmanagers in Nederland Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Samenvatting Zwerfafval anno 2005 Een onderzoek onder afval-

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie

Overlast park Lepelenburg

Overlast park Lepelenburg Overlast park Lepelenburg 1-meting oktober 2014 www.onderzoek.utrecht.nl Colofon Uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl in opdracht

Nadere informatie

Resultaten pilot peukenaanpak Utrecht Centrum 2014 Samenvatting

Resultaten pilot peukenaanpak Utrecht Centrum 2014 Samenvatting Resultaten pilot peukenaanpak Utrecht Centrum 2014 Samenvatting In opdracht van Stichting Nederland Schoon Opgesteld door MWH B.V. Projectnummer M14A0456 Documentnaam 20150112 Samenvatting peukenonderzoek

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo Gemeente Ten Boer Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Inhoud... 1 2.8 Effect van de ondersteuning... 11 3. Conclusie... 13

Nadere informatie

Stadjers over afval Afval app en Diftar

Stadjers over afval Afval app en Diftar Stadjers over afval Afval app en Diftar Laura de Jong Mei 2016 Marjolein Kolstein www.os-groningen.nl BASIS VOOR BELEID Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Inleiding... 2 2. Stadjers over een afval app...

Nadere informatie

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Versie 5.0.0 Drs. J.J. Laninga December 2015 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde ervaringsonderzoek naar

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Dienstverlening Beheer en Programmering Openbare Ruimte

Dienstverlening Beheer en Programmering Openbare Ruimte Dienstverlening Beheer en Programmering Openbare Ruimte Juni 2018 Gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Samenvatting In het najaar van 2017 is door de afdeling Onderzoek & Statistiek

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1.1 Opzet tabellenboek Dit tabellenboek geeft een uitgebreid overzicht van de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor 2004. Het algemene rapport,

Nadere informatie

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Leerlingtevredenheidsonderzoek Rapportage Leerlingtevredenheidsonderzoek De Meentschool - Afdeling SO In opdracht van Contactpersoon De Meentschool - Afdeling SO de heer A. Bosscher Utrecht, juni 2015 DUO Onderwijsonderzoek drs. Vincent

Nadere informatie

Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren

Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren Onderzoek in opdracht van VWS December 2017 244108113 Inhoud 1 Inleiding 01 2 Belangrijkste resultaten en samenvatting 07 3 In

Nadere informatie

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu SAMENVATTING dr. L.A. Plugge 1, drs. J. Hoonhout 2, T. Carati 2, G. Holle 2 Universiteit Maastricht IKAT, Fac. der Psychologie Inleiding Het

Nadere informatie

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015 LelyStadsGeLUIDEN De mening van de inwoners gepeild Leefbaarheid 2015 April 2016 Colofon Dit is een rapportage opgesteld door: Cluster Onderzoek en Statistiek team Staf, Beleid Te downloaden op www.lelystad.nl/onderzoek

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo Gemeente Groningen 2017 Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Inhoud... 2 Samenvatting... 3 2.7 Overige ondersteuning... 16

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 40 t/m 51 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 27 december 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Yes We Can Fellow onderzoek

Yes We Can Fellow onderzoek Yes We Can Fellow onderzoek Resultaten 2017 1 Inhoud Inleiding... 3 Respons... 3 Eigenschappen responsegroep... 3 Enkelvoudige of meervoudige problematiek... 4 Zorg voorafgaand aan opname... 4 Situatie

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDS- ONDERZOEK WADDENVEERDIENSTEN

KLANTTEVREDENHEIDS- ONDERZOEK WADDENVEERDIENSTEN Rapport KLANTTEVREDENHEIDS- ONDERZOEK WADDENVEERDIENSTEN voorjaar 2015 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563 7500 AN Enschede Rapportnummer 2015/41 Datum Juni 2015 Opdrachtgever

Nadere informatie

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 Definitieve rapportage 4 augustus 2016 DATUM 4 augustus 2016 TITEL Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 ONDERTITEL

Nadere informatie

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Ervaringen Wmo Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Inhoud 1. Achtergrond van het onderzoek... 2 2. Het regelen van ondersteuning... 4 3. Kwaliteit van de ondersteuning... 6 4. Vergelijking regio...

Nadere informatie

Toezichthouders in de wijk

Toezichthouders in de wijk Toezichthouders in de wijk Hoe ervaren inwoners uit Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht de aanwezigheid van Toezichthouders? Inhoud: 1 Conclusies 2 Bekendheid 3 Effect 4 Waardering taken Hondengerelateerde

Nadere informatie

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens BIJLAGE 2, nr. 248011 Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens April 2016 Gemeente Elburg Gemeente Oldebroek Inhoudsopgave Deel 1. Inleiding 3 Deel 2. Motivatie afval

Nadere informatie

Openbare ruimte in beeld Onderzoek naar de kwaliteit van de openbare ruimte

Openbare ruimte in beeld Onderzoek naar de kwaliteit van de openbare ruimte Openbare ruimte in beeld Onderzoek naar de kwaliteit van de openbare ruimte Gemeente Hollands Kroon Mei 2014 Colofon Uitgave : I&O Research BV Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel. (0229) 282555 www.ioresearch.nl

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens April 2016 Gemeente Elburg Gemeente Oldebroek Inhoudsopgave Deel 1. Inleiding 3 Deel 2. Motivatie afval scheiden 4 Deel 3. Afval

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep Gemeente Ubbergen Juni 2013 Colofon Uitgave I&O Research BV Zuiderval 70 7543 EZ Enschede tel. (053) 4825000 Rapportnummer 2013/033 Datum

Nadere informatie

Kwaliteit Openbare Ruimte Krimpen aan den IJssel 2008

Kwaliteit Openbare Ruimte Krimpen aan den IJssel 2008 Kwaliteit Openbare Ruimte Krimpen aan den IJssel 2008 projectnr. 179990 November 2008 Powered by: Auteur: Bonne Keizer Ricardo Beckers Opdrachtgever: Gemeente Krimpen aan den IJssel Inleiding 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK CLIËNTERVARINGSONDERZOEK Huishoudelijke Hulp Gemeente Loppersum Wmo Support Datum: 15 maart 2017 Versie: Definitief 1 Inhoudsopgave 2 Inleiding... 3 2.1 Waarom huisbezoeken?... 3 2.2 Leeswijzer... 3 3

Nadere informatie

KTO Het Nieuwe Inzamelen Overvecht

KTO Het Nieuwe Inzamelen Overvecht KTO Het Nieuwe Inzamelen Overvecht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl in opdracht van Inzamelen, Markten

Nadere informatie

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Gemeente Deventer Team Kennis en Verkenning Jaap Barink Juni 2015 Inhoud Samenvatting... 4 Inleiding... 6 1. Indienen melding...

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is de? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL Veldwerk Optimaal B.V. 's-hertogenbosch, september 2013 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. ONDERZOEKSVERANTWOORDING 2

Nadere informatie

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011 Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011 Eén van de prioriteiten van de gemeente is het aanpakken van overlast, onder andere van verslaafde dak- en thuislozen. Het uiteindelijke

Nadere informatie

Wijkraadpleging 2006 Utrecht-Noordoost

Wijkraadpleging 2006 Utrecht-Noordoost Wijkraadpleging 2006 Utrecht-Noordoost Rapportage: DIMENSUS beleidsonderzoek Maart 2007 Projectnummer 265 Inhoud 1 Inleiding 2 2 Wat vinden bewoners het belangrijkste in Noordoost 3 3 Wijkspecifieke aspecten

Nadere informatie

Gemeente Landsmeer. Wmo-klanttevredenheid over 2013. 5 juni 2014

Gemeente Landsmeer. Wmo-klanttevredenheid over 2013. 5 juni 2014 Gemeente Landsmeer Wmo-klanttevredenheid over 2013 5 juni 2014 DATUM 5 juni 2014 TITEL Wmo-klanttevredenheid over 2013 ONDERTITEL OPDRACHTGEVER Gemeente Landsmeer Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem

Nadere informatie

Aanbestedingsleidraad herontwikkeling Brewinc-locatie te Doetinchem. Errata aanbestedingsleidraad d.d. 8 oktober 2007

Aanbestedingsleidraad herontwikkeling Brewinc-locatie te Doetinchem. Errata aanbestedingsleidraad d.d. 8 oktober 2007 Aanbestedingsleidraad herontwikkeling Brewinc-locatie te Doetinchem Errata aanbestedingsleidraad d.d. 8 oktober 2007 18 oktober 2007 Kenmerk R003-4514655HTM-cri-V02-NL Verantwoording Titel Opdrachtgever

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

Reinwaterpark Overveen. Onderzoek naar ombouw van waterkelders tot parkeergarage

Reinwaterpark Overveen. Onderzoek naar ombouw van waterkelders tot parkeergarage Reinwaterpark Overveen Onderzoek naar ombouw van waterkelders tot parkeergarage 12 oktober 2016 Kenmerk R001-1241816JDH-pws-V01-NL Verantwoording Titel Reinwaterpark Overveen Opdrachtgever Riso Vastgoed

Nadere informatie

Luchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda. Toetsing aan NIBM-criterium

Luchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda. Toetsing aan NIBM-criterium Luchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda Toetsing aan NIBM-criterium 10 mei 2017 Verantwoording Titel Luchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda Opdrachtgever Gemeente Breda Projectleider

Nadere informatie

Managementsamenvatting Kwaliteit onderhoud openbare ruimte Vervolgmeting 2008

Managementsamenvatting Kwaliteit onderhoud openbare ruimte Vervolgmeting 2008 Managementsamenvatting Kwaliteit onderhoud openbare ruimte 2008 Vervolgmeting 2008 Managementsamenvatting Kwaliteit Onderhoud Openbare Ruimte 2008 projectnr. 187713 revisie 1.0 9 februari 2009 Opdrachtgever

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 28 t/m 39 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 29 september 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers Rapport monitor Opvang asielzoekers week 52 2016 t/m week 13 2017 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 13 april 2017 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Hoe leefbaar en veilig is? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding

Nadere informatie

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3 Rapportage Burgerpanel meting 3: Juni 2013 In opdracht van: Contactpersoon: Gemeente Horst aan de Maas Dhr. F. Geurts Utrecht, juli 2013 DUO Market Research drs. Aart van Grootheest drs. Marjan den Ouden

Nadere informatie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Hondenbeleid Deventer Eindmeting

Hondenbeleid Deventer Eindmeting Hondenbeleid Deventer Eindmeting Januari 2011 Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : Jasper Baks Telefoonnummer : 694229 Mail : jr.baks@deventer.nl Strategische Ontwikkeling 1 Inhoud Algemene samenvatting

Nadere informatie

Gemeente Breda. Waardering LED-verlichting. SSC Onderzoek en Informatie. Verschuurstraat en Rochussenstraat

Gemeente Breda. Waardering LED-verlichting. SSC Onderzoek en Informatie. Verschuurstraat en Rochussenstraat Gemeente Breda SSC Onderzoek en Informatie Waardering LED-verlichting Verschuurstraat en Rochussenstraat Publicatienummer: 1541 Datum: April 2009 In opdracht van: Gemeente Breda, Directie Buitenruimte

Nadere informatie

Een schoon en leefbaar huis

Een schoon en leefbaar huis Een schoon en leefbaar huis Monitor schoonmaakondersteuning gemeente Emmen Datum: 29 januari 2014 Auteur: Menzis Wmo Support 2014, Menzis. Alle rechten voorbehouden. Eigendomsrecht en geheimhouding Dit

Nadere informatie

Check Je Kamer Rapportage 2014

Check Je Kamer Rapportage 2014 Check Je Kamer Rapportage 2014 Kwantitatieve analyse van de studentenwoningmarkt April 2015 Dit is een uitgave van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Voor vragen of extra informatie kan gemaild worden

Nadere informatie

Leefbaarheid en Veiligheid Afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie November 2007

Leefbaarheid en Veiligheid Afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie November 2007 Leefbaarheid en Veiligheid Hengelo 2007 Afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie November 2007 COLOFON Uitgave Afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie Gemeente Hengelo Hazenweg 121 Postbus 18,

Nadere informatie

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Jongeren & hun financiële verwachtingen Nibud, februari Jongeren & hun financiële verwachtingen Anna van der Schors Daisy van der Burg Nibud in samenwerking met het 1V Jongerenpanel van EenVandaag Inhoudsopgave 1 Onderzoeksopzet Het Nibud doet

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Naamsbekendheidonderzoek

Hoofdstuk 5 Naamsbekendheidonderzoek Hoofdstuk 5 5.1 Inleiding Achtergrond en doel van het onderzoek Bonnema Weert wenst inzicht te verkrijgen in haar naamsbekendheid. Bonnema Weert wil in het bijzonder antwoord krijgen op de volgende onderzoeksvragen:

Nadere informatie

Effect toiletreclame Vodafone Altermedia

Effect toiletreclame Vodafone Altermedia Effect toiletreclame Vodafone Altermedia Rapportage Auteurs: Jeroen Bruin & Karin Lammers Project Z6360 Inhoudsopgave Achtergrond, doel- en probleemstelling Pagina 3 Methode en opzet Pagina 4/5 Resultaten

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

Rapportage Leerlingtevredenheid. Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 67 ECABO- leerbedrijven

Rapportage Leerlingtevredenheid. Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 67 ECABO- leerbedrijven Rapportage Leerlingtevredenheid Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 67 ECABO- leerbedrijven Rob Swager ECABO, januari 2012 1. Inleiding... 3 2. Tevredenheid algemeen.... 4 3. Aspecten

Nadere informatie

Verkennend bodemonderzoek Weideveld te Bodegraven

Verkennend bodemonderzoek Weideveld te Bodegraven Verkennend bodemonderzoek Weideveld te Bodegraven 28 maart 2012 Verkennend bodemonderzoek Weideveld te Bodegraven Kenmerk MDMH: RC4-201209504 Kenmerk R001-1207269IAG-kmi-V01-NL Verantwoording Titel Verkennend

Nadere informatie

Camera s op de Nelson Mandelabrug Evaluatie veiligheidsbeleving Juni 2010

Camera s op de Nelson Mandelabrug Evaluatie veiligheidsbeleving Juni 2010 Camera's op de Nelson Mandelabrug Evaluatie veiligheidsbeleving 2010 Camera s op de Nelson Mandelabrug Evaluatie veiligheidsbeleving 2010 Juni 2010 In opdracht van: Analyse en verslaglegging: Marcel Janssen,

Nadere informatie

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h TNS Nipo Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam t 020 5225 444 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h Rick Heldoorn & Matthijs de Gier H1630

Nadere informatie

Afvalinzameling in Ten Boer

Afvalinzameling in Ten Boer Afvalinzameling in Age Stinissen Mei 2016 Kübra Ozisik www.os-groningen.nl Inhoud Samenvatting 2 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding van het onderzoek 3 1.2 Doel van het onderzoek 3 1.3 Opzet van het onderzoek

Nadere informatie

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet onderzoek

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet onderzoek 4. SAMENVATTING Op 7 mei 2002 is in het Staatsblad 2002 nummer 201 de gewijzigde Tabakswet gepubliceerd. Naar aanleiding hiervan wil de Keuringsdienst van Waren goed inzicht in de naleving van het onderdeel

Nadere informatie

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006 Resultaten eindmeting, januari 2006 O&S Nijmegen januari 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen de

Nadere informatie

Onderzoek naar vervoersarmoede: BEVINDINGEN STUDENTEN VAN HET MBO

Onderzoek naar vervoersarmoede: BEVINDINGEN STUDENTEN VAN HET MBO 1 Onderzoek naar vervoersarmoede: BEVINDINGEN STUDENTEN VAN HET MBO In opdracht van: Ruben de Cuyper December 2016 2 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Vervoersarmoede: hoe groot is het probleem en wie hebben

Nadere informatie

Wie kent het Groene Hart?

Wie kent het Groene Hart? 2011 Wie kent het Groene Hart? Onderzoek naar het imago van het Groene Hart in opdracht van de provincie Utrecht Uitgevoerd door Het Opiniehuis 1-7-2011 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Samenvatting

Nadere informatie

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Kwaliteitsonderzoek begeleiding Kwaliteitsonderzoek begeleiding Kwaliteitsonderzoek Begeleiding najaar 2016 Pagina 1 van 18 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Werkwijze en verantwoording 5 Het doel van het onderzoek 5 Uitvoering onderzoek

Nadere informatie

Hoofdstuk 15 Onderhoud en netheid van de eigen buurt

Hoofdstuk 15 Onderhoud en netheid van de eigen buurt Hoofdstuk 15 Onderhoud en netheid van de eigen buurt Samenvatting Leidenaren vinden, evenals voorgaande jaren, het groen in de wijk en de inrichting van de wijk de belangrijkste aspecten die een wijk of

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 16 t/m 19 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 17 mei 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Gedragscode Defensie. Draagvlakmeting. Ministerie van Defensie. Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen

Gedragscode Defensie. Draagvlakmeting. Ministerie van Defensie. Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen Bezoekadres: Van Alkemadelaan 357 Postadres: MPC 58 A Postbus 90701 2509 LS Den Haag Nederland www.cdc.nl Draagvlakmeting TNS NIPO: Drs. Anneloes Klaassen Lisanne van Thiel GW: Drs. Amber Vos +31 (070)

Nadere informatie

Ervaren overlast door omwonenden en parkbezoekers van het Wilhelminapark

Ervaren overlast door omwonenden en parkbezoekers van het Wilhelminapark Ervaren overlast door omwonenden en parkbezoekers van het Wilhelminapark Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

ENERGIE- LEVERANCIERS

ENERGIE- LEVERANCIERS ENERGIE- LEVERANCIERS JUNI 2016 Pagina 1 van 14 Inhoudsopgave Bladzijde 3 Inleiding 4 Conclusies 5 Algemene tevredenheid 6 Tevredenheid per categorie 14 Bijlage Huidige energieleverancier Pagina 2 van

Nadere informatie

Omgekeerd Inzamelen. Datum: 11 augustus 2014. Versie 3.0. drs. S. Buitinga & de heer R. Sival, BSc. Mevr M. Stam

Omgekeerd Inzamelen. Datum: 11 augustus 2014. Versie 3.0. drs. S. Buitinga & de heer R. Sival, BSc. Mevr M. Stam Omgekeerd Inzamelen Datum: 11 augustus 2014 Versie 3.0 Uitgevoerd door: Auteurs: Opdrachtgever: Newcom Research & Consultancy B.V. drs. S. Buitinga & de heer R. Sival, BSc. Gemeente Woerden Mevr M. Stam

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Rapportage onderzoek lidmaatschap een onderzoek onder klanten naar verschillende aspecten van het lidmaatschap van de bibliotheek en van BiebPanel

Rapportage onderzoek lidmaatschap een onderzoek onder klanten naar verschillende aspecten van het lidmaatschap van de bibliotheek en van BiebPanel Rapportage onderzoek lidmaatschap een onderzoek onder klanten naar verschillende aspecten van het lidmaatschap van de bibliotheek en van BiebPanel Algemeen rapport Inhoud Samenvatting onderzoeksresultaten

Nadere informatie

Stadswerven Zuid 2014 Een jaar na opening van het Energiehuis

Stadswerven Zuid 2014 Een jaar na opening van het Energiehuis Stadswerven Zuid Een jaar na opening van het Energiehuis Stadswerven Zuid is het tol van verschillende ontwikkelingen, met een gerenoveerd Energiehuis en de komst van een bioscoop met parkeergarage. In

Nadere informatie

Uitgevoerd door Dimensus Afvalinzameling Renswoude 2016

Uitgevoerd door Dimensus Afvalinzameling Renswoude 2016 Uitgevoerd door Dimensus Afvalinzameling Renswoude 2016 Onderzoeksbeschrijving In 2016 is een enquête gehouden onder de inwoners van de gemeente Renswoude over de inzameling en scheiding van afval. De

Nadere informatie

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER Oktober 2012 2 Opdrachtnemer: Opdrachtgever: Team Financieel Advies, Onderzoek & Statistiek Camiel De Bruijn Ard Costongs Economie

Nadere informatie

PERCEPTIE EN WENSELIJKHEID SOC- ECONOMISCHE VERSCHILLEN

PERCEPTIE EN WENSELIJKHEID SOC- ECONOMISCHE VERSCHILLEN Rapport PERCEPTIE EN WENSELIJKHEID SOC- ECONOMISCHE VERSCHILLEN Juli 2018 Onderzoek in opdracht van GroenLinks www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563 7500 AN Enschede Rapportnummer

Nadere informatie

Enquête hondenbeleid Gemeente Lingewaard

Enquête hondenbeleid Gemeente Lingewaard Gemeente Lingewaard Doss.no. : 18CC131 Tilburg, 21 februari 2019 De AfvalSpiegel Kraaivenstraat 21-15 Postbus 10311 5000 JH Tilburg Tel: 085 773 19 95 E-mail: info@deafvalspiegel.nl Inhoudsopgave 1. Conclusies

Nadere informatie