Binnenkomst. Pedagogisch Actief KDV. Pedagogisch actief KDV - C. Schuurman

Transcriptie

1 Binnenkomst 03 Voorwaarden Er zijn op de locatie afspraken gemaakt over het ochtendaanbod: hoe kun je kinderen een zo zinvol mogelijke besteding bieden op het moment dat er één vaste pedagogisch medewerker per groep is, ouders in en uit lopen, kinderen afscheid nemen van ouders en moeten invoegen in spel? Zo mogelijk wordt er een stagiaire, groepshulp of pedagogisch medewerker ingezet om bijvoorbeeld met een aantal kinderen buiten te spelen of een activiteit op de gang te doen. Er zijn op de locatie algemeen geldende afspraken over op welk vast moment de groepen weer worden gesplitst. Overleg met je collega of dit eerder kan op momenten waarop het eerder dan verwacht te druk wordt of wanneer kinderen er moeite mee hebben. Ouders zijn ervan op de hoogte dat een afscheid zorgvuldig, kort, duidelijk en steeds op dezelfde manier kan gebeuren. Ouders zijn ervan op de hoogte dat wij overdracht bij het brengen belangrijk vinden (en waarom). 17

2 Voorbereiding De groep is voorbereid op de komst van de kinderen en ouders: tafels en stoelen zijn schoon- gemaakt, er is koffie en thee gezet, er zijn voldoende washandjes, luiers e.d. Het overdrachtsformulier/-schrift ligt klaar. Je legt op verschillende plekken in de groep vóór binnenkomst van de kinderen materiaal neer dat de kinderen uitdaagt en prikkelt, zoals boekjes, bouwmateriaal, puzzels en tekenpapier. Er is een balans tussen vertrouwd materiaal en nieuwe impulsen. Zorg ervoor dat je ook je eigen groep van materiaal voorziet als je die ochtend op een andere groep begint. Je zet op volwassenenhoogte op een vaste plek koffie en thee klaar. Het drinken wordt (tot uur) in thermoskannen geserveerd. Bij samenvoeging van groepen aan het begin van de dag begroet je iedere ouder en doe je met hen de overdracht. Je zorgt voor een taakverdeling tussen collega s: wie doet de overdracht met de ouders, wie begeleidt de kinderen van wie de ouders er niet meer zijn? Je noteert belangrijke zaken voor je collega, op een overdrachtsformulier of in een overdrachtsschrift, en bespreekt aanvullingen op een vast moment zodra je collega met haar dienst is begonnen. Je hebt met je collega afgestemd wie de ouders belt van kinderen die zonder afbericht niet zijn gekomen. 18 KDV Binnenkomst

3 POSITIEVE BENADERING Je begroet iedere ouder en elk kind op een vriendelijke en persoonlijke manier en je maakt daarbij oogcontact. De relatie tussen pedagogisch medewerker, ouders en kind is vertrouwd. Je benoemt wat je ziet bij het kind lichaamstaal en/of kleding, knuffel, speelgoed bv. Ik zie dat je mooie schoenen aan hebt, Sophie, zijn ze nieuw? Je begroet de baby met nadrukkelijk oogcontact en met een zachte en vriendelijke stem. Je laat ruimte voor de baby om op jou te reageren, je bevestigt zijn reactie. Vertel wat je gaat doen voor je hem overneemt van de ouders. Je stelt vragen aan ouders over zaken die betrekking hebben op het kind en de thuissituatie. Je wijst ouders en kind op de moge- lijkheid om samen nog iets te doen, bijvoorbeeld een boekje lezen of een puzzel maken. De kinderen krijgen de mogelijkheid soepel de overgang van thuis naar de groep te maken. VERSTERKEN AUTONOMIE (ZELFSTANDIGHEID) Je betrekt het kind bij het gesprek dat je met de ouders hebt, je stelt hun ook vragen over thuis e.d. De kinderen voelen zich gezien, gehoord en serieus genomen. 19

4 STRUCTUUR EN RITUELEN Je vraagt aan het kind hoe hij afscheid wil nemen van zijn ouders, bv. Wil je bij de grote deur afscheid nemen, of wil je dat bij deze deur doen? De kinderen hebben invloed op hoe ze afscheid nemen van hun ouders/ verzorgers. Je bent alert op het moment van afscheid nemen: samen zwaaien, troosten en benoemen en erkennen wat het kind voelt. De kinderen krijgen ondersteuning bij het afscheid van hun ouders/ verzorgers. Je vraagt aan de ouder of je de baby zult overnemen als de ouder afscheid wil nemen; samen zwaai je naar de ouder. Daarna behoud je nog even het contact met de baby. Baby s krijgen de mogelijkheid om soepel de overgang van thuis naar de groep te maken. Voor peuters Je helpt de kinderen na het afscheid van de ouders op weg in de groep; je wijst ze op welk materiaal er ligt, welke mogelijkheden voor spel of activiteiten er zijn. De kinderen hebben de overgang gemaakt van thuis naar de groep: ze weten wat ze kunnen doen, waardoor ze gerichter kunnen spelen. Je vertelt of laat de kinderen zien hoe de dag er in grote lijnen uit zal zien. De kinderen krijgen inzicht in hoe de dag gaat verlopen. Je vinkt op de daglijst/aanwezigheidslijst af welke kinderen aanwezig zijn. Het is duidelijk welke kinderen aanwezig zijn. Je praat met de baby en benoemt waar de aandacht van het kind is, of wat hij zelf doet. De kinderen leren taal door ervaringen te delen en te praten in alledaagse situaties. 20 KDV Binnenkomst

5 ONDERSTEUNEN VAN DE RELATIES TUSSEN KINDEREN Je verwoordt de gevoelens van de kinderen tegenover elkaar, bv. Zie je dat, Pietje? Maartje is nog een beetje verdrietig, we gaan even kijken hoe we haar kunnen troosten. De kinderen worden zich bewust van elkaar en krijgen begrip voor gevoelens en behoeften van anderen. Je stimuleert en benoemt dat de kinderen elkaar begroeten, bv. Zo Mink, Raoul is erg blij dat hij je weer ziet, dat is wel een hele dikke knuffel die je daar krijgt! Je praat met de kinderen over thuis en betrekt daar zo mogelijk andere kinderen bij. Je helpt de kinderen in te voegen in spel van anderen, bv. Kijk eens Teun en Sophie, Mika is ook gekomen van daag. Mag hij een paar blokjes van jullie? Dan kan hij ook een toren maken. 21