1. Onder de inelasticiteit van de fase van ritgeneratie in het gebruikelijke 4-staps verkeersmodel wordt verstaan het feit dat

Transcriptie

1 Oefententamen mei Onder de inelasticiteit van de fase van ritgeneratie in het gebruikelke 4-staps verkeersmodel wordt verstaan het feit dat a. ritproductie en ritattractie doorgaans weinig variëren als gevolg van veranderingen in verklarende variabelen b. de fase van ritgeneratie niet simultaan wordt uitgevoerd met de distributie- en/of modal split fase c. alle elasticiteiten in het ritgeneratiemodel doorgaans in absolute waarde kleiner zn dan 1 d. in de meeste ritgeneratie-modellen de aanbodkarakteristieken van het vervoersysteem als verklarende variabelen ontbreken 2. Binnen een onderzoek naar het woon-werk verkeer is de meest geschikte methode om een complete inventarisatie te maken van het verkeer dat een gegeven studiegebied binnenkomt, verlaat of doorsndt a. een screenline onderzoek b. een huishoudenquête c. een cordon onderzoek d. een bedrvenenquête 3. Een naar inkomen gestratificeerde steekproef onder een gegeven populatie heeft het volgende resultaat opgeleverd: Inkomen Auto Bus Fiets Totaal Hoog Midden Laag Totaal Daarnaast is bekend dat de inkomensverdeling van de populatie gelk is aan 27% - 40% - 33% voor de categoriën hoog-midden-laag respectievelk. Tot welke modal split leiden deze gegevens voor de betreffende populatie? a. auto-bus-fiets : 17.3% % % b. auto-bus-fiets : 16.0% % % c. auto-bus-fiets : 20.2% % % d. auto-bus-fiets : 40.0% % %

2 4. Veronderstel nu, dat de tabel uit de vorige opgave niet het resultaat is van een (naar inkomen) gestratificeerde steekproef, maar het resultaat van een "choice-based" steekproef op basis van vervoerwzekeuze. Als dezelfde inkomensverdeling wordt aangehouden, tot welke modal split leiden dan de gegevens? a. auto-bus-fiets : 17.3% % % b. auto-bus-fiets : 16.0% % % c. auto-bus-fiets : 20.2% % % d. auto-bus-fiets : 40.0% % % 5. In het kader van een herkomst-bestemmingsonderzoek in de gemeente Kraandam is een studiegebied onderverdeeld in 4 zones, waarb de gemiddelde afstanden (in km.) voldoen aan onderstaande tabel Herkomstzone Bestemmingszone Tien jaar geleden heeft in deze gemeente een uitgebreid verkeersonderzoek plaatsgevonden, dat geleid heeft tot de volgende hb-tabel hb-tabel De afdeling Verkeer van Kraandam is geïnteresseerd in een update van de betreffende hbtabel en heeft daartoe onlangs onderzoek laten uitvoeren met de volgende resultaten: i. in totaal is het verkeer t.o.v. 10 jaar geleden toegenomen met 20% ii. het huidige rittenpatroon voldoet aan de volgende ritlengteverdeling Afstandsklass e 0-1 km km km > 3 km Aandeel

3 Welke raming van de huidige omvang van het interne verkeer in zone 2 maakt optimaal gebruik van de beschikbare gegevens a. 440 ritten b 528 ritten c. 594 ritten d 660 ritten 6. Welke wiskundige functie is niet geschikt om als gegeneraliseerde kostenfunctie (Eng. deterrence function) te dienen in een zwaartekrachtmodel voor de distributiefase? a. f( c )= c exp(-2 c ) b. f( c )=( c 3-2 ) c. d. 2 f( c )= ln( 1+ c ) 0.1 c voor f( c )= 0.1 d exp( d - c c ) d ( voor d >0 ) c > d 7. Gegeven is het zwaartekrachtmodel T = Ai O i B j D j exp ( - β c ) waarb de ritproductie O i in zone i een functie is van het bevolkingsaantal P i, het gemiddeld inkomen I i en het autobezit C i. De elasticiteit van het aantal ritten op de herkomst-bestemmingsrelatie (i,j) met betrekking tot het bevolkingsaantal P i voldoet in dit geval aan a. E = A B D exp β c b. c. E E T, P i i j j T, P i = 0 A O = T T, P i i i d. E = E T, P i O i, P i c h

4 8. Op een specifieke goederenvervoer-relatie hebben in de huidige situatie de modaliteiten wegvervoer, railvervoer resp. luchtvaart de volgende marktaandelen: 76%, 20% resp. 4%. Een vervoerdersorganisatie overweegt om een nieuwe modaliteit op deze relatie te introduceren, te weten de binnenvaart. Daartoe wordt een onderzoek uitgevoerd binnen het van belang znde marktsegment, en de resultaten hiervan worden ingebracht in een standaard multinomiaal logit model voor de vervoerwzekeuze. De vervoerder rekent met behulp van het model een aantal scenario's door die betrekking hebben op verschillende prs/kwaliteitsverhoudingen van de attributen van de binnenvaart. Welk van onderstaande modelresultaten moet uit theoretische overwegingen als onbetrouwbaar worden geclassificeerd? a. weg 72%, rail 18.5%, binnenvaart 6.3%, luchtvaart 3.2% b. binnenvaart 50%, weg 38%, rail 10%, luchtvaart 2% c. weg 57%, binnenvaart 25%, rail 15%, luchtvaart 3% d. weg 68.4%, rail 18%, binnenvaart 10%, luchtvaart 3.6% 9. Een modal split model met twee alternatieven, namelk auto en openbaar vervoer, is gecalibreerd (gekt) op basis van empirisch datamateriaal van de bestaande situatie. Het model berekent een marktaandeel voor de auto van 85%, en nadere analyse van het model leert dat de directe brandstofprselasticiteit in de huidige situatie de waarde heeft. Welke waarde heeft binnen dit model in deze situatie de kruiselasticiteit van de brandstofprs (2 decimalen nauwkeurig), als je mag veronderstellen dat de brandstofprs geen invloed heeft op de totale vraag? a b c d In een logit model met de alternatieven auto (A), bus (B) en fiets (F) worden de deterministische (systematische) delen van de nutsfuncties gegeven door V A = θ 1 t A + θ 2 c A + θ 3 n + θ 4 V B = θ 5 t B + θ 6 c B + θ 7 f B + θ 8 V F = θ 9 t F + θ 10 n + θ 11 Hierin representeren t * reistden in minuten, c * reiskosten in guldens, n het aantal auto's in het huishouden en f B de busfrequentie per uur. De parameters in dit model hebben de volgende waarden θ 1 θ 2 θ 3 θ 4 θ 5 θ 6 θ 7 θ 8 θ 9 θ 10 θ

5 Welke variabele(n) in bovenstaand model is (zn) generiek? a. reistd, reiskosten en autobezit b. frequentie c. reistd d. geen der variabelen 11. Beschouw het logit model uit de vorige opgave. Welke parameterwaarden zn qua teken niet in overeenstemming met de beginselen van het vervoerwzekeuze-gedrag? a. de waarde van θ 3 b. de waarde van θ 10 c. de waarde van θ 7 d. de waarde van θ De gegeneraliseerde kosten van 3 alternatieve, volledig gescheiden routes in een netwerk met één enkele hb-relatie zn respectievelk C 1(V) = 0.01 ( V ) + 24 L NM F O QP 3 V C 2(V) = H I 1000K C 3(V) = ( V ) Het verkeer rangschikt zich over de betreffende routes in het netwerk als volgt In deze verkeersituatie is sprake van V 1 = 800 ; V 2= 800 ; V 3= 0 a. noch het "social equilibrium", noch het "users' equilibrium". b. het "social equilibrium", maar niet het "users' equilibrium". c. het "user's equilibrium", maar niet het "social equilibrium". d. zowel het "social equilibrium" als het "users' equilibrium".

6 13. Halverwege het iteratieproces b een incrementele toedeling zn de volgende resultaten verkregen: n p n V 1 V 2 V 3 C 1 C 2 C * * * * * * Als logisch resultaat van de vfde iteratie b deze toedelingsmethode komt in aanmerking n p n V 1 V 2 V 3 C 1 C 2 C 3 a b c d Een adviesbureau heeft voor een gemeente een rapport geschreven waarin onder meer verslag wordt gedaan van het maken van een update van een oude 3x3 herkomstbestemmingsmatrix met behulp van een tweezdig beperkte groeifactormethode. De oude matrix was van de gedaante Het resultaat van het updaten van deze matrix is gegeven door *** Helaas is door een koffievlek de inhoud van cel (1,1) niet meer leesbaar. Op grond van de gehanteerde methode kan worden geconcludeerd dat de waarde van deze cel gelk moet zn geweest aan a. 783 b. 792 c. 924 d Voor het woon-werkverkeer in de ochtendspits in de gemeente Arbeidshuizen is met behulp van enkelvoudige lineaire regressie het volgende ritattractiemodel opgesteld Z i = 0.75* A i

7 waarin Z i het aantal ritten en A i het aantal arbeidsplaatsen weergeeft beide voor zone i. In de gemeente beschikt men over een oude hb-matrix voor het woon-werkverkeer in de ochtendspits. Deze matrix wordt gegeven door De huidige verdeling van het aantal arbeidsplaatsen wordt gegeven door zone arbeidsplaatsen Met behulp van een enkelvoudige groeifactormethode kan nu een update worden gemaakt van het distributiepatroon in deze gemeente. Na berekening volgt dat het interne verkeer in zone 3 een omvang heeft van a. 572 ritten b. 635 ritten c. 607 ritten d. 715 ritten 16. In een verkeersnetwerk zn de volgende kortste routebomen gevonden P A =., d A = 0 P B =., d B = 0 P C =., d C = 0 P B = F, d B = 9 P A = E, d A = 9 P A = E, d A =10 P C = F, d C =10 P C = F, d C = 3 P B = F, d B = 3 P D = E, d D = 7 P D = B, d D = 3 P D = B, d D = 6 P E = A, d E = 3 P E = F, d E = 6 P E = F, d E = 7 P F = E, d F = 8 P F = B, d F = 1 P F = C, d F = 2 Wat is de belasting op link BF als de volgende hb-matrix wordt geladen volgens het alles-ofniets principe A B C A B C a. 400 b. 650 c. 810 d. 1060

8 17. Wat is de belasting op link BF uit de vorige opgave als de linkkosten van link EF de waarde 7 aannemen? a. 0 b. 400 c. 410 d In de gemeente Bovendorp beschikt men over de volgende 'oude' hb-matrix Men is geïnteresseerd in een update van deze matrix en heeft daartoe ritgeneratiemodellen geformuleerd en getoetst. Aan de hand van deze modellen komt men tot de volgende ramingen voor de huidige situatie zone productie attractie Maak een update van de hb-matrix met behulp van de methode van Furness en bepaal de factoren a i en b j in de formule T 6 = ai* b j * t i, j Begin met een rgewze correctie. Stop het iteratieproces zodra de r- en kolomtotalen van de hb-matrix minder dan 1% afwken van de riteindtotalen. (Opmerking: deze opgave kost relatief veel td, in het officiele tentamen zal een opgave als deze doorgaans ingekort worden.) a 1 a 2 a 3 a 4

9 a b c d In onderstaand verkeersnetwerk representeren de knooppunten A en B de herkomstzones en knooppunt Z de bestemmingszone. De gegeneraliseerde reiskosten C op elk van de links a, b, c, d en e zn alle een functie van de verkeersbelastingen V. A a d e X c Z B b Toedeling van het verkeer volgens de methode van opeenvolgende gemiddelden (method of successive averages) levert: n Ф V a V b V c V d V e C a C b C c C d C e ½ , / ¼ * * * * * * * * * * Het resultaat van de vierde iteratie stap is: V a V b V c V d V e C a C b C c C d C e a , ,5 6,5 27 b , c , ,5 7,5 19 d , B het modelleren en het voorspellen van de vervoersvraag onderscheiden Ortúzar en Willumsen een zestal categorieën foutenbronnen, waaronder specificatiefouten. Hieronder verstaan z fouten die het gevolg zn van het feit dat a. modellen uitsluitend geschat kunnen worden op basis van datasets van eindige omvang b. het modelleren van individueel verplaatsingsgedrag uit oogpunt van een betere beschrving geprefereerd wordt boven het direct modelleren van het gedrag van bevolkingsgroepen c. binnen vervoersmodellen doorgaans iteratieve procedures worden gehanteerd, die na een eindig aantal iteraties worden afgebroken d. onvoldoende bekend is over dan wel bewust vereenvoudigingen worden aangebracht met betrekking tot de achterliggende factoren van de vervoersvraag

10 Antwoorden en uitwerkingen b oefententamen mei 2001 Nr. Antwoord Paragraaf 1. d c a d c 5.2/ c d 2.4/ a b 2.4/ d c 7.2/ a 10.5/ c b a 4.2/ c 10.2/ c 10.2/ b c d 3.2