-Protection contre I'incendie dans les bätiments - Etablissements hóteliers et similaires - Conditions

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "-Protection contre I'incendie dans les bätiments - Etablissements hóteliers et similaires - Conditions"

Transcriptie

1 UDC: 61.8: NBN S e uitg., december 1992 Brandbeveiliging van gebouwen Hotels en gelijkaardige Algemene eisen inrichtingen... -Protection contre I'incendie dans les bätiments - Etablissements hóteliers et similaires - Conditions générales Brandschutz in Gebäuden - Hotels und gleichartige Gebäuden - Aligemeine Anforderungen Fire protection in buildings - Hotels and similar etablishments - General requirements Toelating tot publikatie: 2 december , MINISTERIEVANBINNENLANDSEZAKEN AlgemeneDirectieCiviele Bescherming DOCUMENTATIE Koningsstraat BRUSSEL Commissie: Brandbeveiliging van gebouwen ~ Belgisch Instituut voor normalisatie (BIN), vereniging zonder winstoogmerk ~ Brabançonnelaan BRUSSEL - telefoon (02) prk. BIN 1992 Prijsgroep: 1

2 NBN S (1992) INHOUD Bldz. - I- I 0 Algemeen 0.1 Onderwerp 0.2 Toepassingsgebied 0.3 Begripsomschrijvingen 0. Reactie bij brand van materialen 1 Lage gebouwen met één bouwlaag 1.1 Vestiging en toegangswegen 1.2 Compartimentering 1.3 Voorschriften voor sommige bouwdelen Wanddoorvoeringen Dragende delen Verticale binnenwanden en deuren 1.3. Zolderingen en valse zolderingen 1. Voorschriften inzake ontruimingsruimten 1.5 Bouwkundige voorschriften voor sommige vertrekken en ruimten Technische vertrekken of ruimten Algemeen Stookplaatsen Transformato rvertrekken Vertrek voor opvang van huisvuil Horizontale kokers 3 ' Parkeerruimten Schouwspel-, vergader-, tentoonstellings- en speelzalen, eet-, drankgelegenheden, koffiehuizen, bars 1.5. Winkel- of handelspanden Gemeenschapskeukens Wasserijen 1.6 Uitrusting van de gebouwen Elektrische installaties Melding, waarschuwing, alarm en blussen 2 Lage gebouwen met meerdere bouwlagen 2.1 Vestiging en toegangswegen 2.2 Compartimentering 2.3 Voorschriften voor sommige bouwdelen Wanddoorvoeringen Dragende delen Verticale binnenwanden en deuren 2.3. Zolderingen en valse zolderingen Gevels

3 NBN S (1992) 2. Voorschriften inzake ontruimingsruimten Binnentrappehuizen 2..2 Trappen 2..3 Buitentrappehuizen 2.. Ontruimingswegen en vluchtterrassen 2..5 Signalisatie Bouwkundige voorschriften voor sommige vertrekken en ruimten Technische vertrekken of ruimten Algemeen 11 Technisch vertrek of geheel van technische vertrekken die een compartiment vormen Technisch vertrek of geheel van technische vertrekken die geen compartiment vormen Stookplaatsen en aanhorig heden Transformatorvertrekken Vertrek voor opvang en/of opslag voor huisvuil Kokers 13 ~ Parkeerruimten Schouwspel-, vergader-, tentoonstellings-en speelzalen, eet-, drankgelegenheden, koffiehuizen, bars 2.5. Winkel of handelspanden Gemeenschapskeukens Wasserijen 2.6 Uitrustingvan de gebouwen Liften en goederenliften Roltrappen Hydraulische liften 2.6. Elektrische installaties Melding, waarschuwing, alarm en blussen 3 Middelhoge en hoge gebouwen; wijzigingen t.o.v. NBN S Compartimentering en ontruiming 3.2 Vervanging in de tekst van het woord "appartement" 3.3 Lengte van doodlopende ontruimwegen 3. Verbod op vuilstortkokers 3.5 Wasserijen 3.6 Melding, waarschuwing, alarm en blussen 3.7 Bijkomende eis: Algemene automatische brandmeldingsinstallatie 3.8 Ondergrondse en bovengrondse hydranten

4 NBN S (1992) O. ALGEMEEN 0.1 ONDERWERP Deze norm bepaalt de laagste eisen waaraan de opvatting, de bouwen de inrichting van logiesverstrekkende bedrijven moeten voldoen om er : a) het ontstaan, de ontwikkelingen de voortplantingvan brand te voorkomen; b) de veiligheidvan de aanwezigen te waarborgen; c) het ingrijpenvan de brandweer te vergemakkelijken. 0.2 TOEPASSINGSGEBIED Onverminderdde wettelijkeen reglementaire beschikkingeninzake brandvoorkomingmoeten de hierna opgesomde logiesverstrekkende bedrijven, die over tenminste vier kamers en/of verblijfsgelegenheid voor tenminste 10 personen beschikken, aan de bepalingen van deze norm beantwoorden..- norm NBN S Het betreft hier zowel lage (LG),middelhoge (MG)als hoge gebouwen (HG),zoals omschreven in de Deze norm geldt voor nieuwe gebouwen en voor de uitbreidingenvan bestaande gebouwen in dewelke zijn gevestigd: a) hotelinrichtingen; b) jeugdherbergen; c) centra voor sociaal toerisme; d) vakantiekolonies en sportopleidingscentra; e) andere hotelinrichtingendie logies aanbieden met uitsluitingvan: - kleine chalets met een enkele bouwlaag; -kampeerterreinen, al dan niet bewoningsgericht; -bejaardentehuizen; - ziekenhuizen; - schoolinrichtingen,kostscholen. '-. In een gebouw met verschillende bestemmingen gelden voor elk type de specifieke voorschriften; voor de gemeenschappelijke delen dienen de strengste voorschriftente worden toegepast. 0.3 BEGRIPSOMSCHRIJVENGEN De begripsomschrijvingenvan de norm NBNS zijn van toepassing. Lengte van een compartiment: is de afstand tussen de twee punten van het compartiment die het verstvan elkaarverwijderdzijn.. De bouwlagen gelegen onder het laagst gelegen ontruimpeil zijn kelderverdiepingen aanmerking voor het bepalen van het aantal bouwlagen van een gebouw. en komen niet in De slaapkamers en slaapzalen bevinden zich niet lager dan het laagst gelegen ontruimpeil. 0. REACTIE BIJ BRAND VAN DE MATERIALEN De norm NBN S is van toepassing. In afwijkingop 7 "Gevels" van deze norm zijn ook de siergevelbekledingen van klasse A1' met uitzonderingvan het schrijnwerken de dichtingsvoegen. 1

5 NBN S (1992) Bovendienwordt ook een 9 toegevoegd "Kokersen luchtkanalen". "De kokers en luchtkanalen zijnvervaardigd van stoffen van de klasse Ao". 1 LAGE GEBOUWEN MET EEN BOUWLAAG 1.1 Vestiging en toegangswegen De voertuigen van de brandweer moeten de hoofdingang van elk gebouw tot op tenminste 30 m kunnen benaderen. Op deze plaats vertonen de wegen of terreinen zodanige kenmerken dat de opstelling en de bediening van het brandweermateriaal gemakkelijkkan uitgevoerdworden. Deze kenmerken zijn: - kleinste vrijebreedte: m -kleinste vrije breedte voor doodlopende weg: 8 m -kleinste vrije hoogte: m -kleinste draaistraal: 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant ~, -grootste helling: 6 % -draagvermogen: derwijze dat voertuigen, zonder verzinken, met een hoogste asbelasting van 13 ton er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein vervormen. Voor de kunstwerken welke zich op de toegangswegen bevinden, richt men zich naar de norm NBNB "Werkingenop constructies -Kunstwerkenvoorwegenbouw". 1.2 Compartimentering Elkgebouw is samengesteld uit één of meer compartimenten De oppervlakte van een compartiment is kleiner of gelijk aan 1250 m2 voor de gedeelten met nachtverblijfen 2500 m2 voor de gedeelten met dagverblijf. De lengte van een compartimentbedraagt ten hoogste 75 m Indien het gebouw een parkeerruimte omvat, vormt deze één enkel compartiment, zonder ~ beperking van de oppervlakte Elkcompartiment heeft tenminste twee uitgangen die naar buiten leiden en die zich bevinden in tegenovergestelde gebieden van het ~ompartiment. 1.3 Voorschriften voor sommige bouwdelen Wanddoorvoer/ngen De uitzetvoegenalsook de doorvoerleidingendoor een bouwdeelmogende vereiste graad van'weerstand tegen brand van het bouwdeel niet nadelig beïnvloeden Dragende delen De dragende delen die de stabiliteit van het geheel of van een gedeelte van het gebouw verzekeren zoals kolommen,dragende wanden, hoofdbalken,afgewerkte vloeren en andere wezenlijke delen die het draagsysteem van het gebouw vormen, hebben: 2 -Rf 1/2 h boven het grondpeil;dit voorschriftis echter niet van toepassing voor het dak indienhet

6 NBN S (1992) aan de binnenkant beschermd is door een bouwdeel met Rf 1/2 h; - Rf 1 h onder het grondpeil Verticale binnen wanden en deuren De wanden tussen compartimenten hebben Rf 1 h-brandweerstand; de verbindingen tussen de compartimenten geschieden door middel van zelfsluitende deuren Rf 1/2 h of bij brand zelfsluitende deuren Rf 1/2 h De wanden van de ontruimwegen en de deuren die er op uitgeven hebben Rf 1/2 h ; de deuren, behalve de toegangsdeuren tot een slaapkamer, slaapzaal of appartement, zijn zelfsluitend De binnenwanden die slaapkamers, slaapzalen of appartement afbakenen hebben Rf 1/2 h Zolderingen en valse zolderingen In de ontruimwegen, de landschapsvertrekken, de vergaderzalen, de eetgelegenheden en de keukens hebben de valse zolderingen een stabiliteit bij brand van Rf 1/2 h. I - 1,3..2 De ophangingsdelenvan de valse zolderingenevenalsvan de toestellen en andere opgehangen -- voorwerpen (verlichtingstoestellen, luchtkanalen, leidingen,...) worden berekend met een gewone veiligheidscoêfficient om te weerstaan aan een laagste omgevingstemperatuur van 100 oe. 1. Voorschriften inzake ontruimingsruimten 1..1 Elke slaapkamer, slaapzaal of appartement geeft rechtstreeks toegang tot een ontruimweg die naar de uitgangen van het gebouw leidt De af te leggen weg tussen de toegangsdeur van een slaapkamer, slaapzaal of appartement en de dichtst bijgelegen uitgang moet kleiner zijn dan 30 m De nuttige breedte van de ontruimwegen, van hun toegangs., uitgangs- of doorgangsdeuren is tenminste gelijk aan de vereiste nuttige breedte berekend volgens artikel van de norm NBN S met tenminste 0,80 m. 1.. De deuren in deze wegen mogen geen vergrendeling bezitten die hun gebruik in de gewone ontruimrichting kan belemmeren. De deuren van de slaapkamers, slaapzalen, appartementen, administratieve en technische vertrekken mogen tegen de vluchtzin opendraaien De ontruimweg mag de ingangshalomvatten. Deze hal mag niet-afgesloten ruimten omvatten bestemd voor het onthaal en bijbehorende diensten met uitzondering van drankgelegenheden of eetplaatsen Pictogrammen gebeurlijk aangevuld met teksten duiden de richting en de plaats van de uitgangen aan. 1.5 Bouwkundige voorschriften voor sommige vertrekken en ruimten Technische vertrekken of ruimten Algemeen De binnenw'anden die een technisch vertrek of een geheel van technische vertrek begrenzen hebben Rf 1 h. De binnendeuren zijn zelfsluitend en hebben Rf 1/2 h. 3

7 NBN S (1992) Stookplaatsen Oe wanden van de stookplaatsen hebben Rf 1 h. Indien de toegang tot de stookplaats een binnendeur is, zal zij zelfsluitend zijn en een Rf 1/2 h hebben. Bovendien beantwoorden de stookafdelingen aan de voorschriften van de norm NBN B "Stookplaatsen en schoorstenen" Transformatorvertrekken Oe wanden van deze vertrekken hebben Rf 1 h en de binnendeuren Rf 1/2 h Vertrek voor de opslag van huisvuil Oe wanden van dit vertrek hebben Rf 1 h en de zelfsluitende binnendeur Rf 1/2 h Horizontale kokers Kokers die door verticale wanden gaan waarvoor een Rf is voorgeschreven, hebben wanden en deurtjes met dezelfde Rf als deze vereist voor deze wanden Parkeerruimten Q; Oe wanden tussen de parkeerruimten en de rest van het gebouw hebben Rf 1 h en de verbindingsopeningen worden afgesloten door zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h. In het parkeercompartiment mogen sommige. niet voor verblijf bestemde vertrekken worden opgenomen zoals bijvoorbeeld: archiefvertrekken, technische ruimten... Oe wanden van deze vertrekken hebben Rf 1 h en de zelfsluitende toegangsdeuren Rf 1/2 h Schouwspel-, vergader-, tentoonstelllngs- en speelzalen, eetgelegenheden, koffiehuizen, drankgelegenheden,bars Oe zalen die zodanig ingericht zijn dat ze toegang verschaffen aan meer dan 100 personen moeten tenminste twee uitgangsdeuren hebben, die opendraaien in de vluchtzin en die in tegenovergestelde gebieden van de zalen gelegen zijn Wlnkel- of handelspanden Oe inrichting van kleine winkelvertrekken met uitstalramen die op een binnengalerij uitgeven wordt toegelaten. Ze worden van de rest van het gebouw afgesloten door binnenwanden met Rf 1 h en de gebeurlijke verbinding met andere compartimenten geschiedt d.m.v. zelfsluitende of bij brand zelfsluitende Q> deuren met Rf 1/2 h. Tenminste om de 75 m bevindt er zich een uitgang naar de buitenlucht, onafhankelijk van de winkelvertekken Gemeenschapskeukens Oe gemeenschapskeukens. gebeurlijk met "zelfbediening" restaurant worden van de andere gebouwdelen gescheiden door wanden met Rf 1 h en zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h Wasserijen Hun wanden hebben Rf 1 h en hun zelfsluitende toegangsdeuren hebben Rf 1/2 h,' behalve de buitendeuren. 1.6 Uitrusting van de gebouwen Elektrische Installaties voor drijfkracht LS, verlichting en signalisatie Zij voldoen aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A. A.E.!.).

8 ... NBN S (1992) De elektrische leidingen die installaties of toestellen voeden die bij brand absoluut in dienst moeten blijven, worden zodanig geplaatst dat de risico's van algehele buitendienststelling gespreid zijn. Op hun baan tot aan het compartiment waar de installatie zich bevindt, zijn de leidingen van de categorie F3 volgens de norm NBN C en yoldoen aan de brandweerstandsproefbeschreven in het addendum "Proef op elektrische kabels" van de norm NBN In geval gewone elektrische leidingen gebruikt worden, moeten deze geplaatst worden in kokers met. wanden en deurtjes Rf 1 h. De bedoelde installaties zijn: a) de veiligheidsverlichting en gebeurlijke noodverlichting, met uitzondering van de installaties met onafhankelijke toestellen; b) de installaties voor melding, waarschuwing en alarm; c) de waterpompen en gebeurlijk, de ledigingspompen. 1~6.1.3 Onafhankelijke stroombronnen De stroomkringen waarvan sprake in moeten kunnen worden gevoed door één of meer onafhankelijke stroombronnen (zie NBN S ) met voldoende vermogen om gelijktijdig alle op die r stroomkringen aangesloten installaties te voeden. ~ Zodra de gewone stroom uitvalt, verzekeren de onafhankelijke bronnen automatisch en binnen 1 minuut, de werking gedurende één uur van de bovenvermelde installaties Veiligheidsverlichting De ontruimwegen, de zalen of vertrekken toegankelijk voor het publiek, de vertrekken waarin de onafhankelijke stroombronnen of de pompen voor de blusinstallaties opgesteld zijn, de stookplaatsen en de voornaamste elektrische verdeelborden zijn voorzien van een veiligheidsverlichting met een verlichtingssterkte van tenminste 1 lux en een onafhankelijkheid van minstens één uur. Deze verlichting mag gevoed worden door de gewone stroombron, maar valt deze uit, dan geschiedt de voeding door één of meerdere onafhankelijke stroombronnen. De veiligheidsverlichting mag ook geleverd worden door onafhankelijke verlichtingstoestellen aangesloten op de kring die de betrokken gewone verlichting voedt, voor zover zij alle waarborgen voor een goede werking bieden.. De veiligheidsverlichting voldoet bovendien aan de voorschriften van de normen NBN C Elektrische verlichtingstoestellen en toebehoren - Veiligheidsverlichting - Installatieregels en instructies voor de centrale en het onderhoud, en NBN L Veiligheidsverlichting in gebouwen. Fotometrische 0 en colorimetrische voorschriften Melding, waarschuwing, alarm en blussen Elke inrichting moet beschikken over toestellen voor brandmelding, waarschuwing, alarm en blussen Het aantal toestellen wordt bepaald door de afmetingen, de ligging en de bestemming van de vertrekken. De toestellen worden in voldoend aantal oordeelkundig gespreid, zodat zij elk punt van de betrokken ruimte bedienen kunnen. De toestellen die menselijke tussenkomst vergen, worden aangebracht op zichtbare of helder aangeduide plaatsen die onder alle omstandigheden vrij bereikbaar zijn. Zij bevinden zich ondermeer in de ontruimwegen zodanig aangebracht dat zij de beweging niet hinderen en niet beschadigd of aangestoten kunnen worden. De buiten geplaatste toestellen worden desnoods tegen alle weersomstandigheden beschut. De signalisatie in verband met de brandbestrijdingsinrichtingen beantwoordt aan de geldende voorschriften. 5

9 NBN S (1992) De meldingvan de ontdekkingvan een brand moet terstond aan de brandweer kunnen worden doorgegeven door een blijvend op het openbaar net aangesloten telefoontoestel. Het te vormen oproepnummer is op het toestel aangeduid De waarschuwingsseinen en -berichten moeten door alle personen kunnen opgevangen worden die bij een begin van brand moeten verwittigdworden De alarmseinen en -berichten die de ontruimingvan de inrichtingbevelen moeten zodanig zijn opgevat dat: a) deze seinen door alle aanwezigen kunnen waargenomen worden; b) ze met geen andere seinen of berichten kunnen worden verward Blusmiddelen Algemeen De blusmiddelen bestaan uit toestellen of installaties die al dan niet zelfsturend zijn. De snelblussers en de muurhaspels dienen voor de eerste tussenkomst, dit wilzeggen dat zij bestemd zijn voor gebruik door de bewoners Draagbare of beweegbare snelblussers Voor bijzonder brandgevaar worden deze toestellen door de aard en de omvang van dit gevaar bepaald Muurhaspels met axiale voeding In elk compartiment worden haspels met axiale voeding opgesteld zodanig dat eender welk punt van het compartimentkan bereikt worden. Deze toestellen worden, zonder voorafgaande bediening, gevoed met water onder druk. De binnendiameter en de druk van de voedingsleiding zijn zodanig dat 3 muurhaspels gelijktijdig moeten kunnen werken gedurende een half uur onder de voorwaarden bepaald in NBN Buitengelegen waterwinplaatsen De waterwinplaatsen voor het bestrijden van brand moeten overeenstemmen met de richtlijnenvan de omzendbrief van het Ministerievan Binnenlandse Zaken van 1 oktober 1975 (B.5. van 31 januari ). Ieder gebouw met een oppervlakte van meer dan 250 m2 moet kunnen beschikken over een waterwinplaats op minder dan 100 m van een lange vleugel van het gebouw gelegen en die bestaat uit: - hetzij een ondergrondse (NBN ) of bovengrondse hydrant BH 80 (NBN ) aangesloten op het openbaar waterleidingsnet; - hetzij over een waterbron zoals een vijver, een watertank, rivier... voor zover ze 0 m3 kan leveren. Deze waterbron moet door de brandweer bereikbaar en bruikbaarzijn. 2 LAGE GEBOUWEN MET MEERDERE BOUWLAGEN 2.1 Vestiging en toegangswegen De voertuigen van de brandweer moetentenminste in één punt, een beglaasde gevel kunnen bereiken die toegang geeft tot elkebouwlaagvan elkafzonderlijkgebouw. Op de plaats vertonen de wegen of terreinen zodanige kenmerken dat de opstelling en de bediening 6

10 van het brandweermaterieel gemakkelijk kan uitgevoerd worden. Deze kenmerken zijn: NBN S (1992) - kleinste vrije breedte: m; - kleinste vrije breedte voor doodlopende weg: 8 m; - kleinste vrije hoogte: m; - kleinste draaistraal: 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant; - grootste helling: 6 %; - draagvermogen: derwijze dat voertuigen, zonder verzinken, met een hoogste asbelasting van 13 ton er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein vervormen. Voor de kunstwerken welke zich op de toegangswegen bevinden, richt men zich naar de norm NBN B "Werkingen op constructies - Kunstwerken voor wegenbouw". 2.2 Compartimentering Elk gebouw is samengesteld uit één of meer compartimenten De oppervlakte van een compartiment is kleiner of gelijk aan 1250 m2 voor de gedeelten met nachtverblijf en 2500 m2 voor de gedeelten met dagverblijf. i!{- De lengte van een compartiment is kleiner dan 75 m. J Î' Indien het gebouw een parkeerruimte omvat, vormt deze een enkel compartiment, zonder beperking van de oppervlakte De hoogte van een compartiment stemt overeen met de hoogte van een verdieping. Volgende afwijkingen zijn nochtans toegestaan: - de parkeerruimten met verdiepingen; - een compartiment mag gevormd worden door twee boven elkaar liggende verdiepingen met binnenverbindingstrar (DUPLEX) indien de samengevoegde oppervlakte van de verdiepingen niet groter is dan m2 (nachtverblijf) en m2 (dagverblijf); - de hoogte van een compartiment mag zich uitstrekken over meerdere boven elkaar gelegen verdiepingen, indien dit compartiment slechts technische vertrekken omvat Ontruiming van de compartimenten: Algemeen Elk compartiment dat niet op een ontruimpeil gelegen is, moet bediend worden door tenminste twee binnen- of buitentrappehuizen. w' Op een ontruimpeil leiden de trappen naar buiten, hetzij rechtstreeks, hetzij over een afzonderlijke ontruimweg, waarvan de kenmerken bepaald zijn in en Voorschriften voor sommige bouwdelen Wanddoorvoeringen De uitzetvoegen alsook de doorvoerleidingen door een bouwdeel mogen de vereiste graad van weerstand tegen brand van het bouwdeel niet nadelig beïnvloeden Dragende delen De dragende delen die de stabiliteit van het geheel of van een gedeelte van het gebouw verzekeren zoals kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, afgewerkte vloeren en andere wezenlijkè delen die het draagsysteem van het gebouw vormen, hebben Rf 1 h. Deze delen mogen nochtans Rf 1/2 h hebben in de gebouwen die enkel vertrekken voor dagverblijf omvatten en die slechts één bouwlaag boven het ontruimpeil hebben. 7

11 NBN S (1992) De daken hebben Rf 1/2 h; dit voorschrift is echter niet van toepassing indien het dak aan de binnenkant beschermd is door een bouwdeel met Rf 1/2 h Verticale binnenwanden en deuren De verticale binnenwanden tussen compartimenten hebben Rf 1 h; de verbindingen tussen tweecompartimentenis slechtstoegestaanlangseen sas dat de volgendekenmerkenheeft: 1. het bevat twee zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h; 2. de wanden hebben Rf 1 h; 3. de oppervlakte bedraagt minstens 2 m De verticale binnenwanden die ontruimwegen afbakenen hebben Rf 1 h op een ontruimpeil en Rf 1/2 h op de andere peilen; de deuren die er op uitgeven hebben Rf 1/2 h; ze zijn zelfsluitend, behalve de toegangsdeuren tot een slaapkamer, slaapzaal of appartement De verticale binnenwanden die slaapkamers, slaapzalen of appartementen afbakenen hebben Rf 1/2 h Zolderingen en valse zolderingen In de ontruimwegen, de landschapsvertrekken.de vergaderzalen, de eetgelegenheden en de 0, keukens hebben de valse zolderingen een stabiliteit bij brand van Rf 1/2 h De ophangingsdelen van de valse zolderingen evenals de toestellen en andere opgehangen voorwerpen(verlichtingstoestellen, luchtkanalen,leidingen...)worden berekend met een gewone veiligheidscoêfficient om te weerstaan aan een laagste omgevingstemperatuurvan 100oe De ruimte tussen de zoldering en de valse zoldering wordt onderbroken door de verlenging van alle verticale wanden waarvoor een Rf vereist is. In elk geval zal zij derwijze onderbroken worden met verticale scheidingen met Rf 1/2 h, dat er ruimten ontstaan waarvan de horizontale projectie kan ingeschreven worden in een vierkant met hoogstens 25 m zijde Gevels De gevels beantwoorden aan de voorschriften vermeld onder en van de norm NBN S Voorschriften Inzake ontruimingsruimten 2..1 Blnnentrappehulzen De wanden van de trappehuizen hebben Rf 1h. De buitenwanden mogen beglaasd zijn indien de openingen over ten minste 1 m zijdelings afgezet zijn met een deel dat een vlamdichtheid heeft van 1 h De trappehuizen moeten toegang geven tot een ontruimpeil en tot alle bovenliggende verdiepingen Op ieder peil, wordt de verbinding tussen het compartiment en het trappehuis verzekerd door een zelfsluitende deur met Rf 1/2 die toegang geeft tot een overloop in het trappehuis.' Deze deur draait open in de vluchtzin en mag niet uitgerust zijn met een vergrendelingsstelsel dat haar opening aan de compartimentszijde zou beletten. Haar nuttige breedte is groter dan de theoretische- nuttige breedte en bedraagt ten minste 0.80 m. 8

12 NBN S (1992) Indien verscheidene compartimenten in een zelfde horizontaal vlak liggen, mogen zij een gemeenschappelijk trappehuis hebben op voorwaarde dat dit toegankelijk is vanuit elk compartiment langs een met Rf 1/2 h deur die voldoet aan de vereisten van Oe trappehuizen die de ondergrondse verdiepingen bedienen, mogen niet rechtstreeks het verlengde zijn van degene die de verdiepingen boven een ontruimpeil bedienen. Nochtans mag het ene boven het andere liggen op voorwaarde dat de wanden die ze scheiden Rf 1 h hebben en dat de toegang van elk tot het ontruimpeil geschiedt overeenkomstig de vereisten va'n Trappehuizen mogen geen voorwerpen bevatten tenzij verklikkingsmiddelen, draagbare snelblussers overeenkomstig NBN S tot 018, elektrische leidingen, veiligheidsverlichting. signalisatie-, verlichtings- en verwarmingstoestellen, ontrokingskokersof -inrichtingen. Enkel de toegangsdeuren van de ontruimwegen zijn in de trappehuizen toegelaten Bovenaan elk binnentrappehuis zit een verluchtingsopening met een doorsnede van minstens 1 m2 en die uitmondt in de open lucht. Oeze opening is gewoonlijk gesloten. Voor het openen en sluiten gebruikt men een handbediening die goed zichtbaar geplaatst is op het ontruimpeil Trappen l\io Bouwkundige bepalingen Oe trappen hebben volgende kenmerken: 1. Zij zijn voorzien van massieve stootborden; 2. Zij zijn aan beide zijden ook langsheen de overlopen, uitgerust met een leuning of handgreep. Nochtans, voor de trappen met een nuttige breedte kleiner dan 1,20 m is één leuning voldoende; 3. Oe diepte van de treden is in elk punt tenminste 0,20 m; geen enkele trede mag meer dan 0,05 m uitsteken over het stootbord;. Oe hoogte van de treden mag niet meer dan 0,18 m bedragen; 5. Hun helling mag niet meer dan 75 % bedragen (grootste hellingshoek 37 ); a. Zij zijn van het "rechte type". Maar "wenteltrappen" worden toegestaan zo ze verdreven treden hebben en zo hun treden, naast de hiervoor vermelde vereisten. tenminste 0,2 m diep zijn op de looplijn Nuttige breedte van traparmen en overlopen -0 Zij is tenminste gelijk aan de vereiste nuttige breedte bp berekend volgens artikel van de norm NBN S Zij bedraagt een geheel veelvoud van de doorgangseenheid van minstens 0,80 m. Oe deurzwaai mag de nuttige breedte van de overlopen niet beperken tot een waarde die kleiner is dan br. Bevat een compartiment vertrekken met speciale bestemming dan wordt de theoretische nuttige trapbreedte, op basis van hun aantal gebruikers (artikel van NBN S ) slechts berekend over de hoogte tussen dit compartiment en het ontruimpeil. \ 2..3 Bultentrappehulzen Buitentrappehuizen moeten toegang geven tot een ontruimpeil en tot alle bovenliggende verdiepingen. Zij zijn door wanden omsloten; langs tenminste één zijde moet op elke verdieping de buitenlucht vrij kunnen toetreden. ' Geen enkel punt van de trap mag op minder dan 1 m gelegen zijn van een gevelgedeelte dat geen Rf 1 h heeft. Oe voorschriften niet verplicht. betreffende de trappen van 2..2 zijn van toepassing; de stootborden zijn nochtans 9

13 NBN S (1992) De verbinding tussen het compartiment en een buitentrappehuis deur Rf 1/2 h. hetzij via een vluchtterras. gebeurt hetzij langs een zelfsluitende 2.. Ontruimwegen en vluchtterrassen Op een peil dat geen ontruimpeil is Algemeen In een compartiment gaat de verbinding tussen en naar de trappehuizen langsheen ontruimwegen of vluchtterrassen die niet door de trappehuizen en het sas van liften mogen lopen. De af te leggen weg tussen de trappehuistoegangen is groter dan 10 m en kleiner dan 60 m. De lengte van de doodlopende ontruimwegen mag niet meer dan 10 m bedragen. De in open lucht af te leggen weg speelt geen rol bij het berekenen van deze afstanden. Eén trappehuis is voldoende voor zover: - de verblijfsgelegenheid van een compartiment is voorzien voor minder dan 20 personen; - de bewoners een gevelopening kunnen bereiken. toegankelijk voor de ladder van de brandweer. of een terras in open lucht, zonder door het trappehuis te moeten gaan; - de af te leggen weg om het trappehuis te bereiken kleiner is dan 10 m. 0, De deuren op deze wegen mogen geen vergrendeling bezitten die de ontruimrichting kan belemmeren. Het is verboden spiegels in de ontruimwegen te plaatsen waardoor de gasten zich zouden kunnen vergissen in de richting naar de trappen of uitgangen. De dwarsschotten in de vluchtterrassen moeten een gemakkelijke doorgang toelaten. De verticale binnenwanden van de ontruimwegen hebben Rf 1/2 h Bijzondere voorschriften voor vertrekken voor nachtverblijf (slaapkamers, slaapzalen en appartementen) Elk vertrek voor nachtverblijf geeft rechtstreeks toegang tot een ontruimweg of vluchtterras. De ingangsdeur van elk vertrek bevindt zich op hoogstens 30 m van de toegang tot het dichtstbijzijnde trappehuis en heeft Rf 1/2 h Bijzondere voorschriften voor vertrekken met dagverblijf Geen enkel punt van een compartiment mag zich verder bevinden dan: - 20 m van de ontruimweg die de trappehuizen verbindt; - 35 m van de toegang tot het dichtstblijzijnde trappehuis; - 80 m van de toegang tot een tweede trappehuis. 0, De deuren die toegang verlenen tot e,en ontruimweg hebben Rf 1/2 h en zijn zelfsluitend Op een ontruimpeil De binnenwanden van elke ontruimweg hebben Rf 1 h; de deuren die op deze weg uitgeven zijn zelfsluitend en hebben Rf 1/2 h. Op zulk peil geschiedt de toegang tot het trappehuis door een zelfsluitende deur met Rf 1/2 h die draait in de vluchtrichting. De ontruimweg mag de ingangshalomvatten. Deze hal mag de toegangen tot de liften en nietafgesloten ruimten omvatten bestemd voor het onthaal en bijkomende diensten met uitzondering van drank- of eetgelegenheden Nuttige breedte ontruimwegen en vluchtterrassen De nuttige breedte van de ontruimwegen. de vluchtterrassen en van hun toegangs-, uitgangs- of 10

14 NBN S (1992) doorgangsdeuren is tenminste gelijk aan de vereiste nuttige breedte, bp berekend volgens artikel 5.6.7, van de norm NBN S Signalisatie Voor alle peilen wordt het volgnummerduidelijkaangebracht op de overlopen of in de vluchtruimten bijtrappehuizen en liften., Reddingstekens, gebeurlijk aangevuld met teksten die de richting naar de uitgangen aanduiden, worden op de ontruimpeilenaangebracht; op de andere peilen worden de trappen aldus aangeduid. 2.5 Bouwkundige voorschriften voor sommige vertrekken en ruimten Indien er vertrekken of ruimten zijn met bijzonder brandrisico en die niet voorkomen in tot en met worden de minimalevoorschriftenvan deze normtoegepast en aangevuld met maatregelen getroffen die op deze brandrisico's zijn afgestemd Technische vertrekken of ruimten Algemeen ~o Een technisch vertrek of een geheel van technische vertrekken vormteen compartiment: -wanneer zijn oppervlakte 1000 m2 overschrijdt; of -wanneer zijn hoogte over meerdere verdiepingen reikt. De grens van 1000 m2 kan verminderdworden indiener een bijzonder brandgevaar bestaat Technisch vertrek of geheel van technische vertrekken die een compartiment vormen Hier gelden de voorschriften inzake compartimenten, mits volgende wijzigingen: 1. De eis inzake toegang tot twee trappehuizen is nagekomen indien elk der beide uitgangen leidt: - hetzij naar een aanpalend compartimentvia een sas dat beantwoordt aan ; - hetzijnaar een trappehuislangheen een zelfsluitendedeur metrf1/2h; - hetzij naar buiten, derwijze dat een ontruimpeilbereikbaar is Afwijkendvan mag geen enkel punt van het compartimentzich verder bevinden dan: -0 m van de weg die in het technische compartimentde twee uitgangen verbindt; - 60 m van de dichtstbijgelegenuitgang; m van de tweede uitgang. Indien nochtans de oppervlakte van het technisch compartiment niet groter is dan 1000 m2, volstaat één uitgang naar één trappehuis of naar een ander compartiment. In dit geval mag de af te leggen weg naar deze uitgang niet groter zijn dan 60 m. 3. Indien de hoogte van het technisch compartiment over meerdere opeenvolgende verdiepingen reikt en zo het meer dan één dienstvloer omvat die verbonden zijn door trappen of ladders; - dan kan, voor zover de compartimentsoppervlakte kleiner is dan 1000 m2, om de twee dienstvloeren, en beginnend met de laagste, één toegang tot een trappehuis of tot een ander compartiment volstaan; - dan moet, indien de compartimentsoppervlakte groter is dan 1000 m2, elke dienstvloer toegang verlenen tot ten minste één van de twee uitgangen, deze wisselen af van vloer tot vloer. 11

15 ... NBN S (~992F". De nuttige breédte van' On\ruimwegen,traparmen, overlopen en sassen bedraagt ten minste O,80m.....', Een technisch vertrek of geheel van technische vertrekken die geen compartiment vormen De verticale binnenwanden die deze vertrekkenof deze complexen begrenzen hebben Rf 1 h. De deuren zijn.zelfslultenen hebben Rf 1/2 h. Geen enkel punt van het vertrek mag meer dan 60 m van een uitgang verwijderdzijn Stookplaatsenen aanhorigheden Zij liggen: -hetzij in een afzonderlijkgebouw dat op een horizontale afstand staat van tenminste 8 m, afstand waarbinnengeen enkelbrandbarestofvoorkomt;. - he,tzijin het gebouw, maar dan onder de volgende voorwaarden:.zijzijn van de andere vertrekkengescheiden door wanden met minstens Rf 1 h;.hun gebeurlijkë verbinding met de andere gedelten van het gebouw geschiedt langs zelfsluitende deuren met Rf'1/2h die niet uitgeven op eeri trappehuis noch op een liftoverloop,noch op een gevaarlijkvertrek en in de vluchtrichtingdraait. <» Daarenboven beantwoorden de stookafdelingen aan de voorschriften van de norm NBN B : "Stookplaatsenen schoorstenen". ' Transformatorvertrekken 1..Algemeen - Dewanden van deze vertrekken hebben Rf 1 h en de deuren Rf 1/2 h behalve voor buitendeuren; - Indien water (van om het even welke herkomst, dus ook bluswater) de vloer kan bereiken, bij voorbeeld door' insijpelingof langsheen kabelgoten, dan dienen maatregelen te worden getroffen opdat het waterpeil gelijken vanzelf beneden dehoofdgedeelten blijftvan de elektrische installatie, zolangze ingebruikis.". 2. Te~plaatse op~estelde posten' Een ter plàatse opgestelde post wordt'opgesteld in een daartoe bestemd vertrek. De wanden ervan hebbén Rf1 h..,. - "" De toegangsdeurheeft Rf 1/2 h behalve indienze buiten gelegen is.,.,.'..., 3. Voorafvervaardigde'posten,... "- Een voorafvervaardigde post vormt een vollediggepantserd blok, beantwoordend aan artikel 190 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. Hij moet niet noodzakelijk in een daartoe speciaal-b~st~md"vfr'lre1ropgesteldworden.. --~-'.' Vertrekvoorde opvangen/ofopslagvanhethuisvuil De wanden van het vertrek voor de opvang en opslag van het huisvuil hebben Rf 1 h. Geeft dit vertrek niet uit in de buitenlucht, dan geschiedt zijn.toegang langs een zelfsluitende deur met Rf 1/2 h; in dit geval is het vertrek ook uitgerust met een automatisch hydraulisch blusstelsel "'-~'-'--',.,. -'.,~..

16 NBN S (1992) Kokers 1. Verticale kokers De wanden van deze kokers hebben: - hetzij Rf 1/2 h indien de kokers ter hoogte van elk peil gecompartimenteerd zijn door horizontale schermen Rf 1/2 h, vervaardigd uit niet brandbaar materiaal dat de hele ruimte tussen de leidingen beslaat. - hetzij Rf 1 h indien deze schermen niet bestaan; in dit geval hebben ze aan hun boveneind een degelijke verluchting. De luiken en deurtjes hebben dezelfde Rf als de wanden van de kokers. 2. Horizontale kokers Kokers die door verticale wanden gaan waarvoor een Rf is voorgeschreven, hebben wanden en deurtjes met dezelfde Rf als deze vereist voor deze verticale wanden Parkeerruimten « De wanden tussen de parkeerruimten en de rest van het gebouw hebben Rf 1 h en de verbindingsopeningen worden afgesloten door zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h. In het parkeercompartiment mogen sommige, niet voor verblijf bestemde vertrekken worden opgenomen zoals bijvoorbeeld: archiefvertrekken, technische ruimten... De wanden van deze vertrekken hebben Rf 1 h en de zelfsluitende toegangsdeuren Rf 1/2 h Op elke verdieping is de ontruiming als volgt geregeld: (0 - ten minste twee trappehuizen die voldoen aan de voorschriften van de 2..1 of 2..3 zijn vanuit ieder punt van de verdieping toegankelijk; de af te leggen afstand naar de dichtstbijgelegen trap mag niet meer dan 0 m bedragen; de minste nuttige breedte van deze trappen bedraagt 0,80 m; - een toegang tot een trappehuis mag op het beschouwde peil vervangen worden door een rechtstreekse uitgang naar buiten; - op de verdieping die het dichtst bij het uitritpeil ligt, mag de hellende rijweg één der trappehuizen vervangen indien zijn wanden Rf 1 h hebben en de helling gemeten in haar hartlijn niet meer dan 10 % bedraagt; - één trappehuis is voldoende wanneer de oppervlakte van een peil niet groter is dan 500 m2; - buiten de signalisatie bepaald in 2..5 worden de ontruimwegen, op elk peil, ook nog aangeduid op de vloer of juist erboven SChouwspel-, vergader-, tentoonstelllngs- en speelzalen, eetgelegenheden, koffiehuizen, drankgelegenheden, bars Indien er meer dan 500 personen kunnen in verblijven dan mogen deze vertrekken slechts ondergronds ingericht worden op voorwaarde dat het verschil tussen het laagste vloerpeil van deze zalen en het dichtstbijgelegen ontruimpeil niet meer dan 3 m bedraagt. Indien er hoogstens 500 personen kunnen in verblijven dan mogen zij ondergronds ingericht worden op voorwaarde dat het voor het publiek toegankelijke laagste vloerpeil niet meer dan m lager ligt dan het gemiddelde peil der verschillende ontruimpeilen van de inrichting. Bouwkundige voorschriften: Het geheel van de aan het publiek toegankelijke vertrekken vormen een compartiment Onverminderd de reglementaire voorschriften die op deze ruimten toepasselijk zijn, hebben de wanden die deze zalen of geheel van dergelijke vertrekken vormen, 'Rf 1 h. 13

17 NBN S (1992) Elkedoorgang in deze verticale wanden wordt afgesloten door een zelfsluitende deur met Rf 1/2 h. Oeze deuren openen in de vluchtzin. Oe kleerkamers zijn derwijze opgesteld dat hun gebruikers het verkeer niet kunnen hinderen; bovendien mogen ze niet in de trapkokers of in hun onmiddellijke omgeving gelegen zijn Winkel of handelspanden Oe inrichtingvan kleinewinkelruimtenmet uitstalraam die op binnengalerijenuitgeven wordt toegelaten op een ontruimpeilen op de aangrenzende peilen mits: 1. Het geheel met zijn galerijen van de overige gebouwdelen gescheiden is door wanden met Rf 1 h en zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h. 2. Oe galerijen uitgangen hebben onafhankelijkvan de andere uitgangen van het gebouw. 3. Laatstgenoemde over ten minste 1 m van de buitenuitstalramen der handelslokalen gescheiden zijn door een deel met Rf 1/2 h Gemeenschapskeukens Oe gemeenschapskeukens, gebeurlijk met "zelfbediening"eetgelegenheden, worden van de andere gebouwdelen gescheiden door wanden met Rf 1 h. Elke doorgang naar de rest van het gebouw wordt afgesloten door een zelfsluitende deur met Rf 1/2 h. Oeze deuren draaien in de vluchtzinvan de keuken weg. Tussen keukens en eetgelegenheden mogen horizontale en verticale vervoerstelsels voor vaatwerk ingericht worden; loopt dit vervoer door andere vertrekken dan dient het te worden omsloten door kokers met wanden met Rf 1 h Wasserijen Oe wasserijen zijn van de andere vertrekken gescheiden door wanden met Rf 1 h; hun toegangsdeuren, behalve buitendeuren, hebben Rf 1/2 h en zijn zelfsluitend. 2.6 Uitrusting van de gebouwen Liften en goederenliften Oe liften en goederenliften evenals hun schachten en machinekamers worden ingericht volgens NBNE Het geheel bestaande uit één of meer schachten en hun toegangsbordessen die het sas moeten vormen is omsloten door wanden met Rf 1 h. Oe toegangsbordessen mogen geen deel uitmaken van de ontruimwegen en worden afgesloten door zelfsluitende of bij brand zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h. '- In de schacht(en) mag geen blusinrichtingopgesteld worden. Oe machinekamers bevinden zich bovenaan, hetzij bovenop, hetzij naast de schachten. Oe wanden die deze machinekamers scheiden van andere vertrekken hebben Rf 1 h. Geeft de deur of het valluik van de machinekamer uit in het gebouw dan hebben ze Rf 1/2 h. Moet zij gesloten blijven dan bevat een beglaasd gesloten kastje in de nabijheid de sleutel. Oe machinekamer en de liftschachtenworden natuurlijkverlucht langsheen buitenluchtmonden. Oe verluchtingsgaten hebben een minimalehorizontaledoorsnede van 1 % der horizontale doorsnede van de te verluchten schacht. Het geheel van de eigenlijke schachtdeuren (in de betekenis en binnen de grenzen voorzien in nota F van de NBN E moet van een type zijn dat met goed gevolg voldaan heeft aan de brandproeven beschreven in bijlage F hoofdstuk 2 van NBN E " - -_. -..=~".~ --c

18 NBN S (1992) Roltrappen Behalve indien opgesteld in het volumevan de inkomhalis het trappehuis van de roltrappenomsloten door wanden met Rf 1 h; op elk peil geschiedt de toegang tot het trappehuis langsheen een deur met Rf 1/2 h; deze is zelfsluitendof van het "zelfsluitendbij brand" type Hydraulische liften Zie 6. van NBNS Elektrische Installaties voor drijfkracht LS, verlichting en signalisatie Zijvoldoen aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.A.E.I) De elektrische leidingen ~o De elektrische leidingen die installaties of toestellen voeden die bij brand absoluut in dienst moeten blijven,worden zodanig geplaatst dat de risico'svan algehele buitendienststellinggespreid zijn. Op hun baan tot aan het compartimentwaar de installatie zich bevindt, zijn de leidingen van de categorie F3 volgens de norm NBNC en voldoenaan de brandweerstandsproefbeschreven in het addendum "Proef op elektrische kabels" van de norm NBN In geval gewone elektrische leidingen gebruiktworden, moeten deze geplaatst worden in kokers met wanden en deurtjes met Rf1 h. De bedoelde installaties zijn: a) de veiligheidsverlichtingen gebeurlijke noodverlichting,met uitzondering van de installaties met onafhankelijketoestellen; b) de installaties voor melding,waarschuwing en alarm; c) de waterpompen en gebeurlijk,de leidigingspompen Onafhankelijke stroombronnen De stroomkringen waarvan sprake in moeten kunnen worden gevoed door één of meer onafhankelijke stroombronnen (zie NBNS Terminologie)waarvan het vermogen voldoende. is om gelijktijdigalle aan die stroomkringen aangesloten installaties te voeden. Zodra de gewone stroom uitvalt, verzekeren de onafhankelijke bronnen automatisch en binnen de minuut, de werking gedurende één uur van de bovenvermelde installaties., Veiligheidsverlichting De ontruimwegen - met uitzondering van de vluchtterrassen - de overlopen van de trappehuizen de liftkooien,de zalen of vertrekken toegankelijkvoor het publiek, de vertrekken waar de onafhankelijke stroombronnenof de pompenvoorde blusinstallatiesopgesteld zijn,de stookplaatsen en de voornaamste elektrische verdeelborden zijn voorzien van een veiligheidsverlichtingmet een verlichtingssterktevan tenminste 1 lux en een onafhankelijkheidvan minstens 1 uur. Deze veiligheidsverlichtingmag gevoed worden door de gewone stroombron, maar valt deze uit, dan moet de voeding geschieden door één of meer onafhankelijkestroombronnen. Onafhankelijke verlichtingstoestellen aangesloten op de kring die de betrokken gewone verlichting voedt, mogen eveneens gebruikt worden voor zover zij alle waarborgen van een goede werking bieden. De veiligheidsverlichtingvoldoet bovendien aan de voorschriftenvan de Belgische normen: NBN C : Elektrische verlichtingstoestellen en toebehoren -Veiligheidsverlichting-Installatieregels en instructies voor de controle en het onderhoud. 15

19 . NBN S (1992) NBN L : VeIligheidsverlichting in gebouwen -Fotometrische en colorimetrischevoorschriften Melding, waarschuwing, alarm en blussen Ieder logiesverstrekkend bedrijf moet beschikken over toestellen voor brandmelding, waarschuwing, alarm en blussen Aantal en plaats van de toestellen voor brandmelding, waarschuwing, alarm en blussen Hetaantaltoestellenwordtbepaalddoorde afmetingen,de liggingen de bestemmingvande vertrekken. De toestellen worden in voldoend aantal oordeelkundig gespreid, zodat zij elk punt van de betrokken ruimte bedienen kunnen. Detoestellen die menselijketussenkomst vergen, wordenaangebracht op zichtbare of helder aangeduide plaatsen die in alle omstandigheden vrij bereikbaar zijn. Zijworden zodanig aangebracht dat zij het verkeer niet hinderen en niet beschadigd of aangestoten kunnen worden. De buiten geplaatste toestellen worden desnoods tegen alle weersomstandigheden beschut. De signalisatie in verband met de brandbestrijdingsinrichtingenbeantwoordt aan de geldende voorschriften Brandmelding De melding van ontdekking of verklikkingvan brand moet terstond aan de brandweer kunnen worden doorgegeven langs de tussenkomst van de onthaaldienst. Ieder compartimentbeschiktover rechtstreekse verbinding met de onthaaldienst. Er is tenminste een verbindingbeschikbaar per 20 kamers. '. -- De nodige verbindingen worden bestendig en terstond verzekerd door telefoon - of elektrische lijnen, of door elk ander stelsel dat dezelfde werkingswaarborgenen dezelfde gebruiksvriendelijkheden biedt. Elk toestel dat de verbinding tot stand kan brengen mits menselijke tussenkomst, draagt een bericht over zijn bestemming en gebruiksaanwijzing. Gaat het om een telefoontoestel, dan vermeldt dit bericht het te vormen oproepnummer, tenzij de verbinding rechtstreeks of automatisch geschiedt Waarschuwing en alarm De waarschuwingsseinen of -berichten moeten door alle personen kunnen opgevangen worden die bij een begin van brand moeten verwittigd worden. De alarmseinen of -berichten die de ontruiming van de inrichting bevelen, moeten door alle aanwezigen kunnen waargenomen worden en niet verward kunnen worden met andere signalen of berichten Algemene automatische brandmeldingsinstallatie - Ieder gebouw met meer dan twee bovengrondse bouwlagen en dat over tenminste twintig kamers enl of verblijfsgelegenheidvoor tenminste. vijftig personen beschikt moetuitgerustworden met een algemene automatische brandmeldingsinstallatie die beantwoordt aan de voorschriften van de norm NBNS : Reddings-en brandweermateriaal-opvattingvan algemeneinstallatiesvoor automatische brandmeldingdoor puntmelder Blusinrichtingen 1. Algemeen De blusinrichtingen bestaan uit toestellen of installaties die al dan niet automatisch zijn. De snelblussers en de muurhaspels dienen voor de eerste tussenkomst, dat wil zeggen dat zij bestemd z-ijn voor gebruik door bewoners. 16

20 NBN S (1992) 2. Draagbare of beweegbare snelblussers Voor bijzonder brandgevaar worden deze toestellen door dè aard en de omvang van dit gevaar bepaald. 3. Muurhaspels met axiale voeding De muurhaspels met axiale voeding zijn van het type DM H 30/25 (NBN S ). - Hun aantal is zodanig dat de af te leggen weg, vanaf enigerlei punt van het compartiment tot het dichtstbije toestel niet meer dan 30 m bedraagt. Er is tenminste één haspel per compartiment. - De binnendiameter en de druk van de voedingsleiding zijn zodanig dat de druk aan de minst bedeelde haspel beantwoordt aan de voorschriften van NBN S , ermee rekening houdend dat 3 haspels met axiale voeding gelijktijdig moeten kunnen gebruikt worden gedurende een 1/2 uur. - De toestellen worden, zonder voorafgaande bediening, gevoed met water onder druk.. Waterwinplaatsen ~ De waterwinplaatsen voor het bestrijden van brand moeten beantwoorden aan de richtlijnen van de omzendbrief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van 1 oktober 1975 (BS van 31 januari 1976).. Ieder gebouw moet beschikken over een waterwinplaats van het gebouw gelegen en die bestaat uit: op minder dan 100 m van een lange vleugel - hetzij een ondergrondse (NBN S 21-03) of bovengrondse hydrant BH 80 (NBN S ) aangesloten op het openbaar waterleidingsnet; - hetzij een waterbron zoals een vijver, een watertank, rivier... voor zover ze 0 m3 kan leveren. Deze waterbron moet door de brandweer bereikbaar en bruikbaar zijn. 3 MIDDELHOGE EN HOGE GEBOUWEN NBN S en addendum zijn van toepassing behalve de hieronder vermelde paragrafen die als volgt gewijzigd worden. 3.1 Compartimentering ~ De eerste alinea van 2.1 wordt als volgt aangevuld: "De lengte van een compartiment is kleiner dan 75 mot De oppervlakte van een compartiment met nachtverblijf wordt beperkt tot 1250 m Om slechts één trappehuis toe te laten in een middelhoog gebouw worden volgende voorwaarden toegevoegd aan paragraaf "- het aantal bewoners van een compartiment is kleiner dan 20; - de af te leggen weg om het trappehuis te bereiken is kleiner dan 10 mot. 3.2 Overal in de tekst (3.,.2.2.6,.2.2.7,.3.2 en..1.2) wordt het woord "appartement" vervangen door "slaapkamer, slaapzaal of appartement". 3.3 Ontruimwegen op een peil dat geen ontruimpeil is - Algemene voorschriften: de laatste zin van de tweede alinea van paragraaf..1.1 wordt: "De lengte van de doodlopende ontruimwegen mag niet meer dan 10 m bedragen". 17

21 -- NBN S (1992) Bijvoegen: "Het is verboden spiegels in de o;ntruimwegente plaatsen waardoor de gasten zich zouden kunnen vergissen van richtingnaar de trappen of de uitgangen". 3. Stortkoker: paragraaf wordt vervangendoor: "Vuilstortkokers zijn verboden". : 3.5 Een paragraaf 5.6 "Wasserijen" wordt bijgevoegd: "Het geheel gevormd door de wasserijen en bijhorigheden is van de andere vertrekken gescheiden door wanden: - Rf 2 h in de HG - Rf 1 h in de MG. Iedere toegangsopening tot deze vertrekken en de rest van het gebouw is afgesloten : - in de HG: hetzij door een zelfsluitende deur met Rf 1 h, hetzij door een sas van minstens 2 m2 met wanden met Rf 2 h en zelfsluitende deuren met Rf 1/2 h. - in de MG : door een zelfsluitende deur met Rf 1/2 h. --. '- 3.6 Paragraaf 6.6 "Melding, waarschuwing, alarm en blussen" wordt als volgt gewijzigd:.'6.6.1 Ieder logiesverstrekkend alarm en blussen. bedrijf moet beschikken over inrichtingen voor melding, waarschuwing, De melding van ontdekking of verklikking van brand moet terstond aan de brandweer kunnen worden doorgegeven langs de tussenkomst van de onthaaldienst. Iedere kamer beschikt over een rechtstreekse verbinding met de onthaaldienst Waarschuwing en alarm De waarschuwingsseinen of -berichten moeten door alle personen kunnen opgegeven worden die bij een begin van brand moeten verwittigd worden De alarmseinen of -berichten die de ontruiming van de inrichting bevelen, moeten door alle bezetters kunnen waargenomen worden en niet verward kunnen worden met andere signalen of berichten. 3.7 Een bijkomende eis wordt bijgevoegd "Algemene automatische brandmelding". -~I ' Ieder MG dat over tenminste twintig kamers en/of verblijfsgelegenheid voor tenminste 50 personen beschikt moet uitgerust worden met een algemene automatische brandmeldinginstallatie Ieder HG moet met een dergelijke installatie uitgerust worden Iedere brandmeldinginstallatie moet beantwoorden aan de voorschriften van de norm NBNS : Reddings- en brandweermaterieel- Opvatting van algemene installaties voor automatische brandmeldingdoor puntmelder. 3.8 Paragraaf : Ondergrondse en bovengrondse hydranten" De zin tussen haakjes van de eerste alinea wordt: (100 mm zo zij enkel hydranten van diameter 80 mm voedt). 18

LAGE GEBOUWEN MIDDELHOGE GEBOUWEN HOGE GEBOUWEN

LAGE GEBOUWEN MIDDELHOGE GEBOUWEN HOGE GEBOUWEN 0. ALGEMEEN. 0.1 Doel. Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van lage gebouwen (LG) moeten voldoen om : Deze basisreglementering bepaalt de minimale

Nadere informatie

Norm NBN S21-204: Brandbeveiliging in gebouwen: Schoolgebouwen 1. ALGEMEEN 2

Norm NBN S21-204: Brandbeveiliging in gebouwen: Schoolgebouwen 1. ALGEMEEN 2 Norm NBN S21-204: Brandbeveiliging in gebouwen: Schoolgebouwen INHOUD 1. ALGEMEEN 2 1.1 Doel 2 1.2 Toepassingsgebied 2 1.3 Terminologie 2 1.3.1 Algemene terminologie 2 1.3.2 Terminologie eigen aan de schoolgebouwen

Nadere informatie

NBN S21-204 - Brandbeveiliging in Schoolgebouwen

NBN S21-204 - Brandbeveiliging in Schoolgebouwen NBN S21-204 - Brandbeveiliging in Schoolgebouwen NBN S 21-204 - 1. Algemeen NBN S 21-204 - 1.1. Doel Deze norm bepaalt de minimum voorwaarden waaraan de conceptie, de constructie, de uitrusting en de inrichting

Nadere informatie

RICHTLIJNEN STAD ANTWERPEN

RICHTLIJNEN STAD ANTWERPEN TO-1001 SCHOLEN RICHTLIJNEN STAD ANTWERPEN VOOR BOUWEN, BIJBOUWEN, AANBOUWEN EN VERGROTEN VAN SCHOOLGEBOUWEN ONAFGEZIEN DE WETTELIJKE BEPALINGEN TERZAKE VAN HET A.R.A.B. EN EVENTUEEL DEZE VAN HET MINISTERIEEL

Nadere informatie

II. 12 BVCHECK MC Checklist voor de preventie van brand in de mini-crèches

II. 12 BVCHECK MC Checklist voor de preventie van brand in de mini-crèches II. 12 BVCHECK MC Checklist voor de preventie van brand in de mini-crèches Deze checklist helpt bepalen aan welke vereisten de mini-crèche op het vlak van brandveiligheid aan het besluit van de Vlaamse

Nadere informatie

KB 12 juli 2012 - Bijlage 4/1

KB 12 juli 2012 - Bijlage 4/1 BIJLAGE 4/1: HOGE GEBOUWEN. INHOUD. 0. ALGEMEEN...5 0.1. Doel...5 0.2. Toepassingsgebied...5 0.3. Terminologie...5 0.4. Reactie bij brand...5 0.5 Platen...5 1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN...7 2. COMPARTIMENTERING

Nadere informatie

BIJLAGE 2: LAGE GEBOUWEN BIJLAGE 3: MIDDELHOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN

BIJLAGE 2: LAGE GEBOUWEN BIJLAGE 3: MIDDELHOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN 0 ALGEMEEN. 0.1 Doel. Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van lage gebouwen (LG) moeten voldoen om: Deze basisreglementering bepaalt de minimale

Nadere informatie

BIJLAGE 2: LAGE GEBOUWEN BIJLAGE 3: MIDDELHOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN

BIJLAGE 2: LAGE GEBOUWEN BIJLAGE 3: MIDDELHOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN 0 ALGEMEEN. 0.1 Doel. Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van lage gebouwen (LG) moeten voldoen om: Deze basisreglementering bepaalt de minimale

Nadere informatie

VOORAL DE ALINEA S IN HET ROOD ZIJN ZEER BELANGRIJK VOOR HET JAARMARKTGEBEUREN

VOORAL DE ALINEA S IN HET ROOD ZIJN ZEER BELANGRIJK VOOR HET JAARMARKTGEBEUREN DIT BRANDWEERREGLEMENT IS ZEER BELANGRIJK ONDERMEER VOOR DE UITBATERS VAN KRAMEN WAAR VERWARMINGSTOESTELLEN WORDEN GEBRUIKT. GELIEVE HIERMEE REKENING TE HOUDEN EN NA TE LEVEN VOORAL DE ALINEA S IN HET

Nadere informatie

1. Inplanting en toegangswegen

1. Inplanting en toegangswegen Herinnering aan de grote preventieprincipes: 1. Bewaren van het draagvermogen van het bouwwerk 2. Beperking van het ontstaan en de ontwikkeling van vuur en rook binnen het bouwwerk 3. Beperking van de

Nadere informatie

Brandveiligheidsnormen en veiligheid in het algemeen

Brandveiligheidsnormen en veiligheid in het algemeen BIJLAGE 1 Brandveiligheidsnormen en veiligheid in het algemeen 0. Indeling van de inrichtingen. De inrichtingen worden ingedeeld in 3 categorieën: - Categorie 1: de lage gebouwen: dit wil zeggen gebouwen

Nadere informatie

BIJLAGE 5/1: REACTIE BIJ BRAND

BIJLAGE 5/1: REACTIE BIJ BRAND 0 PLATEN [De platen zijn opgenomen bij de betreffende tekst] Plaat 5.1 - Groendaken 1 VOORWERP De vereisten inzake de reactie bij brand en het gedrag bij een brand vanaf de buitenzijde die vermeld zijn

Nadere informatie

Prev 1. Wat in de vorige hoofdstukken?

Prev 1. Wat in de vorige hoofdstukken? Prev 1 Carlos Schellinck HVZ Zuid-Oost Wat in de vorige hoofdstukken? Reactie bij brand? Weerstand tegen brand? Onafgewerkte vloer, plafond, afgewerkte vloer, verlaagd plafond? Zelfsluitende, bij brand

Nadere informatie

BIJLAGE 2/1: LAGE GEBOUWEN BIJLAGE 3/1: MIDDELHOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4/1: HOGE GEBOUWEN

BIJLAGE 2/1: LAGE GEBOUWEN BIJLAGE 3/1: MIDDELHOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4/1: HOGE GEBOUWEN 0 ALGEMEEN. 0.1 Doel. Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van lage gebouwen (LG) moeten voldoen om: Deze basisreglementering bepaalt de minimale

Nadere informatie

Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van middelhoge (MG) gebouwen moeten voldoen om:

Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van middelhoge (MG) gebouwen moeten voldoen om: 0. ALGEMEEN. BIJLAGE 4/1: HOGE GEBOUWEN 0.1 Doel. Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van lage gebouwen (LG) moeten voldoen om: Deze basisreglementering

Nadere informatie

BRANDVEILIGHEIDSNORMEN VOOR OUDERENVOORZIENINGEN

BRANDVEILIGHEIDSNORMEN VOOR OUDERENVOORZIENINGEN BRANDVEILIGHEIDSNORMEN VOOR OUDERENVOORZIENINGEN Eindversie 1-04-2002 HOOFDSTUK I Infrastructurele maatregelen Eindversie 01 april 2002 Pagina 1 van 33 0. ALGEMEEN 0.1 Doel Deze reglementering bepaalt

Nadere informatie

BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND : Gedrag bij een brand vanaf de buitenzijde

BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND : Gedrag bij een brand vanaf de buitenzijde BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND : Gedrag bij een brand vanaf de buitenzijde INHOUD. 1. Voorwerp 2. Indeling van gebouwen 3. Lokalen 4. Evacuatiewegen en trappenhuizen 4.1. Bouwproducten 4.2. Productenvoor

Nadere informatie

HOOFDSTUK XII JEUGDLOKALEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN JEUGDLOKALEN

HOOFDSTUK XII JEUGDLOKALEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN JEUGDLOKALEN HOOFDSTUK XII JEUGDLOKALEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN JEUGDLOKALEN Art. 224. ALGEMEEN JEUGDLOKALEN 1. Doel Deze reglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting,

Nadere informatie

FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid

FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid KONINKLIJK BESLUIT VAN 7 JULI 1994 TOT VASTSTELLING VAN DE BASISNORMEN VOOR DE PREVENTIE VAN BRAND EN ONTPLOFFING WAARAAN DE NIEUWE GEBOUWEN

Nadere informatie

Politiereglement met betrekking tot de brandveiligheid in horecazaken

Politiereglement met betrekking tot de brandveiligheid in horecazaken Politiereglement met betrekking tot de brandveiligheid in horecazaken Artikel 1 : Algemeen 1.1 Doel Deze reglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van horecazaken

Nadere informatie

BIJLAGE I : NORMEN VOOR DE SPECIFIEKE BRANDVEILIGHEIDSASPECTEN WAARAAN DE OUDERENVOORZIENINGEN EN DE CENTRA VOOR HERSTELVERBLIJF MOETEN VOLDOEN

BIJLAGE I : NORMEN VOOR DE SPECIFIEKE BRANDVEILIGHEIDSASPECTEN WAARAAN DE OUDERENVOORZIENINGEN EN DE CENTRA VOOR HERSTELVERBLIJF MOETEN VOLDOEN BIJLAGE I : NORMEN VOOR DE SPECIFIEKE BRANDVEILIGHEIDSASPECTEN WAARAAN DE OUDERENVOORZIENINGEN EN DE CENTRA VOOR HERSTELVERBLIJF MOETEN VOLDOEN INHOUDSTAFEL HOOFDSTUK I: INFRASTRUCTURELE MAATREGELEN 0.

Nadere informatie

Wetgeving rond brandveiligheid voor de kinderdagverblijven

Wetgeving rond brandveiligheid voor de kinderdagverblijven Wetgeving rond brandveiligheid voor de kinderdagverblijven Voorstelling Vrijwillig Brandweerkorps Zoersel Brandweertaken Preventie - Lt-dienstchef Yves Sepot - Olt Bart Van Winckel - Bwm Els Haest Wetgeving

Nadere informatie

KB 4 april ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied Terminologie Reactie bij brand Platen...

KB 4 april ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied Terminologie Reactie bij brand Platen... BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN. INHOUD. 0. ALGEMEEN...3 0.1. Doel...3 0.2. Toepassingsgebied...3 0.3. Terminologie... 3 0.4. Reactie bij brand...3 0.5 Platen...3 1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN...6 2. COMPARTIMENTERING

Nadere informatie

Artikel 4. De normen met de betrekking tot de toegang zijn de volgende:

Artikel 4. De normen met de betrekking tot de toegang zijn de volgende: Koninklijk Besluit van 9 mei 1977 (BS van 8 juni 1977) genomen in uitvoering van de Wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehandicapten tot gebouwen toegankelijk voor het publiek. Artikel 1.

Nadere informatie

24 & 30 november Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er? Bijlage 5/1

24 & 30 november Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er? Bijlage 5/1 24 & 30 november 2012 Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er? Bijlage 5/1 Inleiding Probleem Hoe klassen vertalen bij gebrek aan correlatie? Hoe rekening houden met rook (s) en brandende

Nadere informatie

BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN

BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN BIJLAGE 4: HOGE GEBOUWEN KB 19.12.97 - HG - Art. 0 ALGEMEEN. KB 19.12.97 - HG - Art. 0.1 Doel. Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van hoge

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI - BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN DE HORECAZAKEN

HOOFDSTUK XI - BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN DE HORECAZAKEN HOOFDSTUK XI - BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN DE HORECAZAKEN Art. 214. ALGEMEEN 1. Doel Deze reglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de

Nadere informatie

KB MG - Art. 0.3 Terminologie - zie bijlage 1. KB MG - Art. 0.4 Reactie bij brand van de materialen - zie bijlage 5.

KB MG - Art. 0.3 Terminologie - zie bijlage 1. KB MG - Art. 0.4 Reactie bij brand van de materialen - zie bijlage 5. BIJLAGE 3: MIDDELHOGE GEBOUWEN KB 19.12.97 - MG - Art. 0 ALGEMEEN. KB 19.12.97 - MG - Art. 0.1 Doel. Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van

Nadere informatie

Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er?

Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er? Koninklijk besluit van 12 juli 2012 Wat verandert er? Lage gebouwen 3.5.1 Enkelwandige gevels 3.5.1.1 Scheiding tussen compartimenten Wat verandert wordt onderstreept (+ Euroclasses) Bevestigingen v.d.

Nadere informatie

Fireforum Congress 20/11/2018. Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent)

Fireforum Congress 20/11/2018. Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) 1 Parkeergebouwen Toekomstige wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling

Nadere informatie

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT RUIMTEN VAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Artikel A.R.E.I

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT RUIMTEN VAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Artikel A.R.E.I 47.01 Codificatie 47.01.a Bekwaamheid van personen: Om de bekwaamheid van personen te bepalen wordt een code gebruikt die samengesteld is uit de letters BA gevolgd door een cijfer van 1 tot 5, zoals in

Nadere informatie

ALGEMENE POLITIEVERORDENING STAD AALST REGLEMENT OP VERHUUR VAN KAMERWONINGEN

ALGEMENE POLITIEVERORDENING STAD AALST REGLEMENT OP VERHUUR VAN KAMERWONINGEN ALGEMENE POLITIEVERORDENING STAD AALST REGLEMENT OP VERHUUR VAN KAMERWONINGEN Hoofdstuk 4: Kamerwonen 1e afdeling: Terminologie Artikel 151: Als inrichting voor kamerwonen wordt beschouwd elk gebouw waarbij

Nadere informatie

KB 4 april ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied Terminologie Reactie bij brand Platen...

KB 4 april ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied Terminologie Reactie bij brand Platen... BIJLAGE 3: MIDDELHOGE GEBOUWEN. INHOUD. 0. ALGEMEEN...3 0.1. Doel...3 0.2. Toepassingsgebied...3 0.3. Terminologie... 3 0.4. Reactie bij brand...3 0.5 Platen...3 1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN...7 2. COMPARTIMENTERING

Nadere informatie

HOOFDSTUK XIV GEBOUWEN VOOR MEERVOUDIGE BEWONING: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID VAN GEBOUWEN VOOR MEERVOUDIGE BEWONING

HOOFDSTUK XIV GEBOUWEN VOOR MEERVOUDIGE BEWONING: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID VAN GEBOUWEN VOOR MEERVOUDIGE BEWONING HOOFDSTUK XIV GEBOUWEN VOOR MEERVOUDIGE BEWONING: REGLEMENTERING MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID VAN GEBOUWEN VOOR MEERVOUDIGE BEWONING Art. 235. ALGEMEEN BRANDVEILIGHEID VAN GEBOUWEN VOOR MEERVOUDIGE

Nadere informatie

INFORMATIEFICHE VRIJWILLIGE BRANDWEER SCHOTEN 1/7

INFORMATIEFICHE VRIJWILLIGE BRANDWEER SCHOTEN 1/7 INFORMATIEFICHE VRIJWILLIGE BRANDWEER SCHOTEN 1/7 In te vullen door betreffende diensten Brandweerdossiernummer: Bouwdossiernummer: Exploitatienummer: Gebouw Benaming Bestemming I. Persoonsgegevens Eigenaar

Nadere informatie

BIJLAGE 6: INDUSTRIEGEBOUWEN. Deze bijlage bepaalt de eisen waaraan het ontwerp, de bouw en de inrichting van industriegebouwen moeten voldoen om:

BIJLAGE 6: INDUSTRIEGEBOUWEN. Deze bijlage bepaalt de eisen waaraan het ontwerp, de bouw en de inrichting van industriegebouwen moeten voldoen om: 1 ALGEMEENHEDEN 1.1 Doelstelling Deze bijlage bepaalt de eisen waaraan het ontwerp, de bouw en de inrichting van industriegebouwen moeten voldoen om: a) het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting

Nadere informatie

Bijlage 2. Specifieke brandveiligheidsvoorschriften voor groepsopvang als vermeld in artikel 23

Bijlage 2. Specifieke brandveiligheidsvoorschriften voor groepsopvang als vermeld in artikel 23 Bijlage 2. Specifieke brandveiligheidsvoorschriften voor groepsopvang als vermeld in artikel 23 Inhoudsopgave 1. Algemene bepalingen 2. Inplanting en toegangswegen 3. Compartimentering 4. Voorschriften

Nadere informatie

Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent)

Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Parkeergebouwen: De toekomstige aanpassing van KB Basisnormen Brand Toekomstige wijziging van

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 17.09.2014 Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 17.09.2014 Ed. 2 MONITEUR BELGE 73465 Afdeling 2. Bestaande en nieuwe opvanglocaties Art. 65. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit gelden de volgende overgangsperiodes voor de opvanglocaties, vermeld in artikel 62, en voor de opvanglocaties

Nadere informatie

Welke elementen ondernemen om oudere appartementsgebouwen veiliger maken

Welke elementen ondernemen om oudere appartementsgebouwen veiliger maken Welke elementen ondernemen om oudere appartementsgebouwen veiliger maken Randvoorwaarden Wetgeving brandveiligheid van toepassing op het gebouw? Een wetgeving helpt ons een bepaald brandveiligheidsniveau

Nadere informatie

Bijlage 5. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit

Bijlage 5. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit Bijlage 5. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit Hoofdstuk 1. Algemeen 1.1 Doel De specifieke brandveiligheidsnormen

Nadere informatie

Brandweerzone Centrum

Brandweerzone Centrum Brandweerzone Centrum Politieverordening Publiek Toegankelijke Inrichtingen Regelgeving sinds 2003 en 2007 Wijzigingen => nieuw reglement sinds 1 januari 2016 Brandweerzone Centrum Aanleiding 1 januari

Nadere informatie

KB 4 april 0. ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied DEFINITIE PROEFMETHODEN...2

KB 4 april 0. ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied DEFINITIE PROEFMETHODEN...2 BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND VAN DE MATERIALEN. INHOUD. 0. ALGEMEEN...2 0.1. Doel...2 0.2. Toepassingsgebied...2 1. DEFINITIE...2 2. PROEFMETHODEN...2 2.1. Methode nr. 1...2 2.2. Methode nr. 2...2 2.3.

Nadere informatie

V71/pag.1. BIJLAGE VLAREM.V71 - Schouwspelzalen. Art. 5.32.3.1.

V71/pag.1. BIJLAGE VLAREM.V71 - Schouwspelzalen. Art. 5.32.3.1. V71/pag.1 BIJLAGE VLAREM.V71 - Schouwspelzalen Art. 5.32.3.1. 1. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de volgende schouwspelzalen bedoeld in subrubriek 32.2 van de indelingslijst: 1.bioscopen;

Nadere informatie

BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND VAN DE MATERIALEN

BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND VAN DE MATERIALEN BIJLAGE 5: REACTIE BIJ BRAND VAN DE MATERIALEN 0 ALGEMEEN. 0.1 Doel. Deze bijlage bepaalt de classificatie inzake reactie bij brand van materialen gebruikt bij de constructie en de inrichting van gebouwen.

Nadere informatie

Algemene inleiding Brandreglementering en normen. Inhoud Programma Algemene inleiding Reglementering en normen

Algemene inleiding Brandreglementering en normen. Inhoud Programma Algemene inleiding Reglementering en normen Infosessies Brand Algemene inleiding Brandreglementering en normen Tisselt, Geel en Oosterzele April 2013 Infosessies Brand - Y. Martin Yves Martin, Afdelingshoofd 1 WTCB Inhoud Programma Algemene inleiding

Nadere informatie

15036 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

15036 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE 15036 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID N. 2012 799 [C 2012/35247] 9 DECEMBER 2011. Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen

Nadere informatie

Gemeentelijk reglement inzake

Gemeentelijk reglement inzake Gemeentelijk reglement inzake brandveiligheid Bijlage gemeenteraadsbesluit van 9/02/2006 1 Inhoud. Afdeling Onderwerp 1. - Algemeen 2. - Watervoorraden voor het blussen van branden. 3. - Onderhoud en vegen

Nadere informatie

KB 12 juli Bijlage 2/1

KB 12 juli Bijlage 2/1 BIJLAGE 2/1: LAGE GEBOUWEN. INHOUD. 0. ALGEMEEN 0.1. Doel 0.2. Toepassingsgebied 0.3. Platen 1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN 2. COMPARTIMENTERING EN EVACUATIE 2.1. Verdeling in compartimenten 2.2. Evacuatie

Nadere informatie

1.3 Bouwmateriaal : materiaal gebruikt in de bouw, de afwerking of de blijvende versiering van een gebouw.

1.3 Bouwmateriaal : materiaal gebruikt in de bouw, de afwerking of de blijvende versiering van een gebouw. Basisnormen bijlage 1 Definities: (met wijzigingen van KB van 4 april 2003) Opmerking : de definities zijn rond een aantal onderwerpen gegroepeerd. De nummering van bijlage 1 is aangehouden, maar de weergave

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 08.07.1998 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 08.07.1998 MONITEUR BELGE 22345 VERTALING MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP N. 98 1708 3 DECEMBER 1997. Besluit van de regering tot vaststelling van de specifieke veiligheidsnormen voor opvangvoorzieningen voor bejaarden

Nadere informatie

Wetgeving in stooklokalen

Wetgeving in stooklokalen Wetgeving in stooklokalen Wat wordt er verwacht van U? Welke norm is van toepassing? Waar moet of kan u op letten? Is het een nieuw stooklokaal of renovatie? Stookplaats boven 70kW volgens NBN B61-001

Nadere informatie

Deze reglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van horecazaken moeten voldoen om:

Deze reglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van horecazaken moeten voldoen om: 5. Goedkeuring reglement brandpreventie horeca De Gemeenteraad, Gelet op de artikelen 119, 133 en 135 2 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op de richtlijn van de Gouverneur tengevolge waarvan de brandweerdiensten

Nadere informatie

AFD BEPERKING ONTSTAAN BRANDGEVAARLIJKE SITUATIE

AFD BEPERKING ONTSTAAN BRANDGEVAARLIJKE SITUATIE UITGANGSPUNTEN Regelgeving Tekeningen Gebouw LEGENDA UITGANGSPUNTEN..P LEGENDA VOORZIENINGEN BRANDVEILIGHEID Opmerking 1 Opmerking 2 Het bouwplan is getoetst aan: - Bouwbesluit 2012; - 2.2 Sterkte bij

Nadere informatie

Vlaamse Regering - Kanselarij - - Een gebruiksrecht op dit product is verleend aan: <>

Vlaamse Regering - Kanselarij - - Een gebruiksrecht op dit product is verleend aan: <> Vlaamse Regering - Kanselarij - - Een gebruiksrecht op dit product is verleend aan: Page 1 of 60 Opschrift Koninklijk Besluit tot vaststelling van de veiligheidsnormen waaraan de rustoorden voor bejaarden

Nadere informatie

GOEDKEURING VAN HET POLITIEREGLEMENT MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN

GOEDKEURING VAN HET POLITIEREGLEMENT MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN GEMEENTERAAD 22 mei 2007 AGENDAPUNT 19a Ref. 580.1/MF GOEDKEURING VAN HET POLITIEREGLEMENT MET BETREKKING TOT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN DE GEMEENTERAAD, Gelet het Gemeentedecreet van 15 juli 2005,

Nadere informatie

1. Specifieke bepalingen inzake brandveiligheid in dansgelegenheden

1. Specifieke bepalingen inzake brandveiligheid in dansgelegenheden Bijlage 1 Brandveiligheid in publieke inrichtingen 1. Specifieke bepalingen inzake brandveiligheid in dansgelegenheden a. Toepassingsgebied Artikel 1 Deze afdeling is van toepassing op alle lokalen of

Nadere informatie

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES 9 9.01 ELEKTRISCHE Nominale spanning Elektrische installaties moeten in al hun onderdelen onderworpen en uitgevoerd worden in functie van hun nominale spanning 9.02 Regels van goed vakmanschap gelijkvormigheid

Nadere informatie

Mededeling betreffende het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende de normen voor de preventie van brand in de mini-crèches

Mededeling betreffende het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende de normen voor de preventie van brand in de mini-crèches II. 12 BV MC Mededeling betreffende het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende de normen voor de preventie van brand in de mini-crèches Laatste versie: 18 augustus 2005 De Vlaamse

Nadere informatie

OLR 3. Duurzaamheid verhogen

OLR 3. Duurzaamheid verhogen OLR 3. Duurzaamheid verhogen LR 3.5 Je beoordeelt de brandveiligheid van een gebouw. LR 3.6 Je stelt mogelijke aanpassingen voor om de brandveiligheid van een gebouw te garanderen. Kristof Vercaigne Bachelor

Nadere informatie

College van burgemeester en schepenen

College van burgemeester en schepenen verbaa College van burgemeester en schepenen Samenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen Verbist, de heren Marc Van

Nadere informatie

BIJLAGE 3. FAQ link :

BIJLAGE 3. FAQ link : BIJLAGE 3 16 01 2018 FAQ link : http://www.toerismevlaanderen.be/logiesdecreet/brandveiligheid Vragen: 1. Heeft de hoogte van een gebouw waarin het logies is gevestigd invloed op de brandnormen? 2. Welke

Nadere informatie

- de op te richten gebouwen; - de uitbreidingen aan bestaande gebouwen maar beperkt tot het gedeelte van de uitbreiding.

- de op te richten gebouwen; - de uitbreidingen aan bestaande gebouwen maar beperkt tot het gedeelte van de uitbreiding. KONINKLIJK BESLUIT VAN 7 JULI 1994 TOT VASTSTELLING VAN DE BASISNORMEN VOOR DE PREVENTIE VAN BRAND EN ONTPLOFFING WAARAAN DE NIEUWE GEBOUWEN MOETEN VOLDOEN. (B.S. 26.04.1995) (err. B.S. 19.03.1996 en B.S.

Nadere informatie

Artikel 11.03 Afmeting van de werkplekken Werkplekken moeten zo groot zijn dat iedere persoon die er werkt voldoende bewegingsvrijheid heeft.

Artikel 11.03 Afmeting van de werkplekken Werkplekken moeten zo groot zijn dat iedere persoon die er werkt voldoende bewegingsvrijheid heeft. Reglement Onderzoek Schepen Rijnvaart HOOFDSTUK 11 VEILIGHEID OP DE WERKPLEK Artikel 11.01 Algemene bepalingen 1. Vaartuigen moeten zodanig zijn gebouwd, ingericht en uitgerust, dat personen daarop veilig

Nadere informatie

Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wanden

Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wanden S. Eeckhout, Senior Hoofdadviseur, WTCB Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wanden 29 oktober 2015 Brandwerende doorvoeringen S. Eeckhout 1 1. Inhoud van de presenta1e 1. Inleiding

Nadere informatie

0. ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied Terminologie Reactie bij brand INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN...

0. ALGEMEEN Doel Toepassingsgebied Terminologie Reactie bij brand INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN... BIJLAGE 2: LAGE GEBOUWEN. INHOUD. 0. ALGEMEEN...3 0.1. Doel...3 0.2. Toepassingsgebied...3 0.3. Terminologie....3 0.4. Reactie bij brand...3 1. INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN...4 2. COMPARTIMENTERING EN EVACUATIE...5

Nadere informatie

FICHE UITRUSTING VAN DE ARBEIDSPLAATSEN

FICHE UITRUSTING VAN DE ARBEIDSPLAATSEN FICHE UITRUSTING VAN DE ARBEIDSPLAATSEN Afmetingen van lokalen en werkruimten : de lokalen zijn tenminste 2,5 m hoog (de delen die geen 2,5 m hoogte bereiken worden niet meegeteld voor de bepaling van

Nadere informatie

Nieuwbouw en vernieuwbouw Aandachtspunten veiligheid Scholen van morgen

Nieuwbouw en vernieuwbouw Aandachtspunten veiligheid Scholen van morgen Nieuwbouw en vernieuwbouw Aandachtspunten veiligheid Scholen van morgen Gemeenschappelijke preventiedienst GO! GPD Guy Linten Francis Bruelemans Brandveiligheid en evacuatie Strengste norm dient gehanteerd

Nadere informatie

www.brugge.be ALGEMENE RICHTLIJNEN dansgelegenheden en dansactiviteiten

www.brugge.be ALGEMENE RICHTLIJNEN dansgelegenheden en dansactiviteiten www.brugge.be 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN dansgelegenheden en dansactiviteiten 2 3 Naast een leuke vorm van ontspanning is dansen voor velen een belangrijke manier om mensen te ontmoeten. Het is echter belangrijk

Nadere informatie

HOOFDSTUK I. Definities

HOOFDSTUK I. Definities VI.3.B. BVR brandveiligheid 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 (BS 21 november 2008) houdende de normen voor de preventie van brand in de voorzieningen voor kinderopvang 1 HOOFDSTUK

Nadere informatie

Brandpreventie. Werk nr. 2010-057 Datum: 15-09-2014 HOOFDGEBOUW (2014)

Brandpreventie. Werk nr. 2010-057 Datum: 15-09-2014 HOOFDGEBOUW (2014) Brandpreventie Project: Werk nr. 2010-057 Datum: 15-09-2014 Camping Oranjezon HOOFDGEBOUW (2014) Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemeen Hoofdstuk 2 Indeling brandcompartimenten Hoofdstuk 3 Indeling beschermde

Nadere informatie

Branden in parkeergarages Problematiek

Branden in parkeergarages Problematiek 18 oktober 2008 Preventiemaatregelen in ondergrondse parkeergarages Nu en in de toekomst Branden in parkeergarages Problematiek Brandende auto produceert veel warmte en rook - Stijgend gebruik van kunststoffen

Nadere informatie

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017 AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017 Contactpersonen PETER RIKUMAHU Bouwkundig Specialist T +31884261261 M +31627060543 E peter.rikumahu@arcadis.com Arcadis Nederland B.V. Postbus

Nadere informatie

Bijlage 3. FAQ link :

Bijlage 3. FAQ link : Bijlage 3 FAQ link : http://www.toerismevlaanderen.be/logiesdecreet/brandveiligheid Vragen: 1. Heeft de hoogte van een gebouw waarin het logies is gevestigd invloed op de brandnormen? 2. Welke is de nodige

Nadere informatie

ANCO-TORENS TURNHOUT. VERKOOPSLASTENBOEK PARKEERGARAGE Fase

ANCO-TORENS TURNHOUT. VERKOOPSLASTENBOEK PARKEERGARAGE Fase Generaal Lemanstraat 27 B-2018 Antwerpen Telefoon 03 232 08 79 Telefax 03 232 21 38 www.wilma.be ANCO-TORENS TURNHOUT VERKOOPSLASTENBOEK PARKEERGARAGE Fase 4 Versie: 30 juli 2010 anco verkoopslastenboek

Nadere informatie

Basisnormen bijlage 2: Lage gebouwen (met wijzigingen van KB van 4 april 2003)

Basisnormen bijlage 2: Lage gebouwen (met wijzigingen van KB van 4 april 2003) Basisnormen bijlage 2: Lage gebouwen (met wijzigingen van KB van 4 april 2003) Doel en toepassingsgebied 0.1 Doel Deze basisreglementering bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de

Nadere informatie

Brandweerzone Centrum

Brandweerzone Centrum Brandweerzone Centrum Roggestraat 70 9000 Gent Tel. 09 268 88 99 Fax. 09 268 88 43 info@brandweerzonecentrum.be www.brandweerzonecentrum.be Stad Gent - departement Facility Management t.a.v. Marjolijn

Nadere informatie

Bijlage 6. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit

Bijlage 6. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit Bijlage 6. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit Hoofdstuk 1. Algemeen 1.1 Doel De specifieke brandveiligheidsnormen

Nadere informatie

MINISTERIELE OMZENDBRIEF VAN 18 JUNI 1991 MET BETREKKING TOT HET NATIONAAL TYPE BRANDPREVENTIE-VERSLAG. (B.S. 28.08.1991)

MINISTERIELE OMZENDBRIEF VAN 18 JUNI 1991 MET BETREKKING TOT HET NATIONAAL TYPE BRANDPREVENTIE-VERSLAG. (B.S. 28.08.1991) MINISTERIELE OMZENDBRIEF VAN 18 JUNI 1991 MET BETREKKING TOT HET NATIONAAL TYPE BRANDPREVENTIE-VERSLAG. (B.S. 28.08.1991) Aan de Heren Provinciegouverneurs, Aan de dames en Heren Burgemeester, Ter informatie

Nadere informatie

7 MEI Ministerieel besluit betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. Belgisch Staatsblad 21 mei 1999

7 MEI Ministerieel besluit betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. Belgisch Staatsblad 21 mei 1999 7 MEI 1999. - Ministerieel besluit betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. Belgisch Staatsblad 21 mei 1999 HOOFDSTUK I. - Signaleren van werken. Artikel 1. Algemene

Nadere informatie

VR DOC.0787/3

VR DOC.0787/3 VR 2018 1307 DOC.0787/3 Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van [ ] tot wijziging van de regelgeving betreffende de specifieke brandveiligheidsnormen voor ouderenvoorzieningen en centra voor

Nadere informatie

Inhoudstafel Tekst Begin

Inhoudstafel Tekst Begin 19 SEPTEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de normen voor de preventie van brand in de voorzieningen voor kinderopvang. Bron : VLAAMSE OVERHEID Publicatie : 21-11-2008 nummer : 2008204070

Nadere informatie

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) RONDE DRAINEERBUIZEN VAN BETON

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) RONDE DRAINEERBUIZEN VAN BETON PROBETON Vereniging zonder winstoogmerk beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Aarlenstraat 53 - B9 1040 BRUSSEL Tel. (02) 237.60.20 Fax (02) 735.63.56 e-mail : mail@probeton.be website

Nadere informatie

POLITIEREGLEMENT HORECA NOORD-LIMBURG

POLITIEREGLEMENT HORECA NOORD-LIMBURG POLITIEREGLEMENT HORECA NOORD-LIMBURG HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Artikel 1. Doel Deze verordening bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw en de inrichting van horecazaken en gelijkaardige inrichtingen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6. Afdeling 1. Artikel II.6.1.1.

HOOFDSTUK 6. Afdeling 1. Artikel II.6.1.1. HOOFDSTUK 6 Brandveiligheid van verhuurde woningen Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, in het bijzonder de artikelen 119bis, 133, tweede lid en 135 2; Gelet op het Gemeentedecreet, in het bijzonder artikel

Nadere informatie

INDEX JB 14/07/2004 2/75

INDEX JB 14/07/2004 2/75 BRANDINSPECTIE 28 MEI 2004 INDE 1. INLEIDEND...6 1.1. ALGEMEEN...6 1.2. OMTRENT DEZE HANDLEIDING...6 2. DOELSTELLING...7 2.1. VOORWERP VAN DE INSPECTIE...7 2.2. WERKWIJZE...7 2.3. BESCHRIJVING...7 3. AANDACHTSPUNTEN

Nadere informatie

ADVIESVERSLAG BRANDWEER BIJ BOUWAANVRAAG

ADVIESVERSLAG BRANDWEER BIJ BOUWAANVRAAG ADVIESVERSLAG BRANDWEER BIJ BOUWAANVRAAG contactpersoon telefoon uw ref. Bart Kuyken 011 54 29 00 e-mail fax ons ref. info@brandweerlommel.be 011 55 25 42 2012/BK/P640 functie bijlagen datum Kapitein 30/07/2012

Nadere informatie

DIENST HUISVESTING STEDELIJKE VERORDENING VOOR HET VERHUREN VAN KAMERS EN STUDENTENKAMERS: AANNEMING

DIENST HUISVESTING STEDELIJKE VERORDENING VOOR HET VERHUREN VAN KAMERS EN STUDENTENKAMERS: AANNEMING 722/03/Kamerreglement-01/YV/PJ DIENST HUISVESTING STEDELIJKE VERORDENING VOOR HET VERHUREN VAN KAMERS EN STUDENTENKAMERS: AANNEMING (Goedgekeurd bij ministerieel besluit van 17 november 2003, gepubliceerd

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen Bijlage 3. Specifieke brandveiligheidsnormen voor toeristische logiezen

Nadere informatie

ADMINISTRATIEVE VERORDENING VOOR HET VERHUREN VAN KAMERS.

ADMINISTRATIEVE VERORDENING VOOR HET VERHUREN VAN KAMERS. ADMINISTRATIEVE VERORDENING VOOR HET VERHUREN VAN KAMERS. DEEL 1: ALGEMENE BEPALINGEN ARTIKEL 1: Toepassingsgebied Deze verordening geldt voor alle kamerwoningen die onder toepassing van de Vlaamse Wooncode

Nadere informatie

POLITIEVERORDENING OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN

POLITIEVERORDENING OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN POLITIEVERORDENING OMTRENT DE BRANDVEILIGHEID IN HORECAZAKEN EN GELIJKAARDIGE INRICHTINGEN Artikel 1 - Doel HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN Deze verordening bepaalt de minimale eisen waaraan de opvatting, de bouw

Nadere informatie

REGLEMENT BRANDVEILIGHEID GEMEENTE HOEGAARDEN

REGLEMENT BRANDVEILIGHEID GEMEENTE HOEGAARDEN REGLEMENT BRANDVEILIGHEID GEMEENTE HOEGAARDEN 1 Gemeente 3320 HOEGAARDEN Gewestelijke brandweer Vastgelegd bij beslissing van de gemeenteraad van 12.04.2005 2 I N H O U D Afdeling 2.- Watervoorraden voor

Nadere informatie

Aandachtspunten voor organisatoren van evenementen, manifestaties en fuiven.

Aandachtspunten voor organisatoren van evenementen, manifestaties en fuiven. ZONE MIDOW Commissaris F. Lapierre Evenementenbeheer Politiezone MIDOW Wielsbekestraat 23 8780 Oostrozebeke 056/67.19.42 bestuurlijk@midow.be Aandachtspunten voor organisatoren van evenementen, manifestaties

Nadere informatie

Wetgeving inzake evaluatie brandgedrag van bouwproducten Ir. Jan De Saedeleer jan.desaedeleer@ibz.fgov.be

Wetgeving inzake evaluatie brandgedrag van bouwproducten Ir. Jan De Saedeleer jan.desaedeleer@ibz.fgov.be Wetgeving inzake evaluatie brandgedrag van bouwproducten Ir. Jan De Saedeleer Dir. Brandpreventie FOD Binnenlandse Zaken jan.desaedeleer@ibz.fgov.be brandvrije geluidsisolatie rookdichte branddeur zeer

Nadere informatie

College van burgemeester en schepenen

College van burgemeester en schepenen verbaa College van burgemeester en schepenen Samenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen Verbist, de heren Marc Van

Nadere informatie

Fiche 9 (Analyse): Artikel 52 van het ARAB

Fiche 9 (Analyse): Artikel 52 van het ARAB Fiche 9 (Analyse): Artikel 52 van het ARAB Deze fiche herneemt in detail de inhoud en de grote lijnen van artikel 52 Verplichtingen van de werkgever brand voorkomen ieder begin van brand snel bestrijden

Nadere informatie

Permanente borstweringen van gebouwen

Permanente borstweringen van gebouwen Preventiefiche 1028-01-2016 Permanente borstweringen van gebouwen 1 Beschrijving 1.1 Borstwering Borstwering is een generieke term die alle bouwelementen aanduidt die bestemd zijn om bescherming te bieden

Nadere informatie

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD Zitting van 24 mei 2007 Provincie VLAAMS-BRABANT Arrondissement HALLE-VILVOORDE GEMEENTE 1670 PEPINGEN Aanwezig: Raadgever: De Roubaix A., voorzitter - burgemeester;

Nadere informatie

Bijlage 6 Industrie gebouwen KB 1 maart Basisnorm KB 7 juli 1999

Bijlage 6 Industrie gebouwen KB 1 maart Basisnorm KB 7 juli 1999 Bijlage 6 Industrie gebouwen KB 1 maart 2009 Basisnorm KB 7 juli 1999 Bijlage 6 Kader bijlage 6 binnen de basisnorm Bijlage 1 Terminologie Bijlage 2/1 Lage gebouwen H < 10m Bijlage 3/1 Middelhoge gebouwen

Nadere informatie

Administratieve verordening inzake brandveiligheid in de voor het publiek toegankelijke gebouwen, lokalen en plaatsen.

Administratieve verordening inzake brandveiligheid in de voor het publiek toegankelijke gebouwen, lokalen en plaatsen. Administratieve verordening inzake brandveiligheid in de voor het publiek toegankelijke gebouwen, lokalen en plaatsen. DE GEMEENTERAAD : Herzien zijn beslissing van 27 juni 1994 betreffende vaststelling

Nadere informatie