College van burgemeester en schepenen

Transcriptie

1 verbaa College van burgemeester en schepenen Samenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen Verbist, de heren Marc Van Peel; Luc Bungeneers, Guy Lauwers, mevrouw Monica De Coninck, schepenen; de heer Roel Verhaert, stadssecretaris. Iedereen aanwezig. Zitting van vrijdag 22 februari Onafhankelijke Diensten A-Punt 4 Brandpreventie. Stedelijke richtlijnen voor de behandeling van vergunningsaanvragen parkeergarages. Goedkeuring. Concretisering beleidsrichtlijn (Jaarnummer 2103) In uitvoering van de principebeslissing keurt het college de stedelijke richtlijnen goed voor de adviesbehandeling van vergunningsaanvragen voor parkeergarages. Agendapunt, college, gewone zitting, 8/02/2008, jaarnummer 1289 Auteur: Ingrid Siaens Motivering Feiten en context In zitting van 8 februari 2008 keurde het college principieel goed dat in de gevallen waar geen wetgeving inzake brandveiligheid bestaat (zoals voor de beoordeling van moeilijk bereikbare gebouwen, magazijnen, parkeergarages, tankparken, scholen, ) het college richtlijnen voor de adviesbehandeling kan opstellen. Brandweer kreeg de opdracht om voor die gevallen ontwerpteksten op te maken, en ze ter goedkeuring aan het college voor te leggen. Deze richtlijnen zullen in een tweede fase als regelgeving geïmplementeerd worden in de stedelijke bouwcodex. Juridische grond Koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, in vredestijd, de organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en de coördinatie van de hulpverlening in geval van brand. Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, art Artikel van de nieuwe gemeentewet. Financiële gevolgen Dit besluit heeft in principe voor de stad geen financiële gevolgen. Pagina 1 van 9

2 Besluit Artikel 1 Het college keurt goed dat in uitvoering van de principebeslissing van 8 februari 2008 (jaarnummer 1289) onderstaande Technische Specificatie Brandveiligheid Parkeergarages vast, van toepassing op het ganse grondgebied van de stad Antwerpen: Technische Specificatie Brandveiligheid Parkeergarages Toepassingsgebied: Onderstaande richtlijn is van toepassing op alle nieuw op te richten of te verbouwen parkeergarages en/of parkeergebouwen. Definitie: Een parkeergarage is elke van wanden voorziene ruimte waarin wagens (inclusief vrachtwagens en bussen) tijdelijk worden geplaatst zonder het oogmerk deze tentoon te stellen of te verkopen of ze anderszins commercieel benutten, zelfs wanneer die wanden zeer grote openingen vertonen. Een parkeergebouw is een parkeergarage met als bijzondere kenmerken dat het een boven- of ondergrondse constructie is die enkel het parkeren van voertuigen tot doel heeft, ook als daar lokalen in zijn die rechtstreeks verbonden zijn met deze parkeerfunctie. Een parkeergebouw kan enkel als open parkeergebouw beschouwd worden indien op elke bouwlaag de verluchtingsopeningen: - gelegen zijn in tenminste twee tegenovergestelde gevels; & - groter of gelijk zijn aan 1/3 van de totale oppervlakte van al de verticale wanden; & - groter of gelijk zijn aan 5% van de vloeroppervlakte van een bouwlaag; Een compartiment is een brandtechnisch afgesloten gedeelte volgens de voorwaarden die in de overeenstemmende bijlage van het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (inclusief de wijzigingen), zijn opgenomen. Hierdoor worden eisen gesteld aan de brandtechnische scheiding, de uitgangen en evacuatiewegen, de verbindingen met naburige compartimenten enz. Een compartiment kan uit meerdere verdiepingen bestaan. De oppervlakte waarvan sprake is de binnenoppervlakte tussen de wanden van het voor het parkeren bestemde gedeelte van het gebouw, zonder aftrek van voor de uitbating bestemde lokalen en evacuatiewegen. A. Open parkeergarages en parkeergebouwen. Afhankelijk van de totale oppervlakte van het open parkeergebouw dienen volgende maatregelen cumulatief te worden gevolgd: Pagina 2 van 9

3 A.1 opp. < 500 m²: Snelblustoestellen van minstens 6 kg poeder type ABC (tenminste 1 bluseenheid) dienen goed verdeeld aangebracht à rato van 1 per 150 m². Voor de oppervlakten kleiner dan 300 m² dienen er in elk geval minstens twee toestellen (bluseenheden) aanwezig te zijn. Er mogen nochtans gedeeltelijk mobiele bluseenheden of snelblustoestellen van een ander type aangewend worden op de plaatsen waar zij meer aangewezen zijn, voor zover de aangebrachte blusmiddelen minstens evenwaardig zijn aan de bovenvermelde. A.2 opp. > 500 m²: Muurhaspels met axiale voeding (conform NBN EN 671-1) aangesloten via een aangepaste leiding op de openbare waterbedeling (sanitair net) of ander gelijkwaardig voedingssysteem, dienen op oordeelkundig gekozen plaatsen opgesteld zodanig dat elk punt van de inrichting kan bespoten worden. Hun aantal wordt zodanig bepaald dat de af te leggen afstand vanaf om het even welk punt tot het dichtst bijgelegen toestel niet meer bedraagt dan de lengte van de gebruikte haspels. De haspels dienen gevoed met een leiding onder druk zodanig dat het debiet bij de minst bedeelde haspel gelijk is aan of groter dan 24 liter per minuut. De leidingen voor bluswater dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. De geplaatste muurhaspels dienen voorzien van een vergrendeling derwijze dat men het afsluitmondstuk niet kan verwijderen zonder het openen van een handbediende afsluiter op de watertoevoer. Het parkeergebouw kan worden onderverdeeld in compartimenten om de oppervlakte te beperken tot minder dan 500 m², in dat geval gelden enkel de bepalingen sub A.1. A.3 opp. > 1500 m²: Bovenop de hierboven aangehaalde vereisten met betrekking tot de brandbestrijding dient in de parkeergarage een aan de situatie aangepaste en geadresseerde rookdetectieinstallatie voorzien te worden; deze installatie dient gekoppeld aan een permanent bewaakte alarmcentrale. Indien het parkeergebouw wordt onderverdeeld in compartimenten van minder dan 500 m², vallen de maatregelen sub A.2 weg en gelden alleen de maatregelen sub A.1 (brandbestrijding) en A.3 (rookdetectie). A.4 Diepe of hoge constructies [ >60 m vanaf opstelmogelijkheid brandweervoertuigen] Deze paragraaf is van toepassing ongeacht grootte van de compartimenten of de garage zelf. Pagina 3 van 9

4 Onverminderd de hogere wetgeving dienen muurhydranten (volgens de norm NBN 571 en voorzien van vaste koppelstukken doormeter 45 mm volgens KB van 30 januari 1975 met afsluiter) aangesloten op een droge leiding (bluswaternet) met een binnendiameter van tenminste 70 mm, prioritair in de sassen tot de traphallen en secundair nabij elke muurhaspel met axiale voeding, opgesteld. De leidingen voor bluswater dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. Nabij de inrit van het parkeergebouw, bij voorkeur in de gevel, dient een mogelijkheid voorzien (voedingspunt) om het muurhydrantennetwerk te voeden met behulp van de pompen van de stedelijke brandweer, zodat de vereiste drukken en debieten kunnen opgebracht worden. Hiervoor dient het bluswaternet voorzien van een aangepast koppelstuk van 70 mm Ø (DSP - KB van 30 januari 1975) met blinddeksel 70 mm Ø, waarop de persleiding van de stedelijke brandweerpompen kan aangesloten worden. Tevens dient het voedingspunt van het muurhydrantennetwerk duidelijk gesignaleerd met BRANDWEER - VOEDING DROGE LEIDING. B. Gesloten parkeergebouwen en parkeergarages. Afhankelijk van de totale oppervlakte van de parkeergarage dienen volgende maatregelen cumulatief te worden opgelegd: B.1 opp. < 500 m²: Snelblustoestellen van minstens 6 kg poeder type ABC (tenminste 1 bluseenheid) dienen goed verdeeld aangebracht à rato van 1 per 150 m². Voor de oppervlakten kleiner dan 300 m² dienen er in elk geval minstens twee toestellen (bluseenheden) aanwezig te zijn. Er mogen nochtans gedeeltelijk mobiele bluseenheden of snelblustoestellen van een ander type aangewend worden op de plaatsen waar zij meer aangewezen zijn, voor zover de aangebrachte blusmiddelen minstens evenwaardig zijn aan de bovenvermelde. B.2 opp. > 500 m²: Muurhaspels met axiale voeding (conform NBN EN 671-1) aangesloten via een aangepaste leiding op de openbare waterbedeling (sanitair net) of ander gelijkwaardig voedingssysteem, dienen op oordeelkundig gekozen plaatsen opgesteld zodanig dat elk punt van de inrichting kan bespoten worden. Hun aantal wordt zodanig bepaald dat de af te leggen afstand vanaf om het even welk punt tot het dichtst bijgelegen toestel niet meer bedraagt dan de lengte van de gebruikte haspels. De haspels dienen gevoed met een leiding onder druk zodanig dat het debiet bij de minst bedeelde haspel gelijk is aan of groter dan 24 liter per minuut. De leidingen voor bluswater dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. De geplaatste muurhaspels dienen voorzien van een vergrendeling derwijze dat men het afsluitmondstuk niet kan verwijderen zonder het openen van een handbediende afsluiter op de watertoevoer. Pagina 4 van 9

5 Het indelen van de garage in compartimenten van minder dan 500 m² brengt de maatregelen terug tot de vereisten sub B.1. B.3 opp. > 1500 m²: In de parkeergarage dient een aan de situatie aangepaste en geadresseerde rookdetectieinstallatie voorzien; deze installatie dient gekoppeld aan een permanent bewaakte alarmcentrale. Compartimentering tot minder dan 500 m² reduceert de vereisten tot B.1 en B.3 en geeft vrijstelling voor de maatregelen sub B.2 B.4 opp. > 2500 m²: [ref. KB 13 juni 2007] In de parkeergarage dient een aangepast, automatisch en gestuwd rook- en warmteafvoersysteem, aangepast aan het volume van het parkeergebouw voorzien. Voor inpandige of ondergrondse parkings onder gebouwen (al of niet met een andere bestemming) dient de Rf-waarde van de structurele elementen verdubbeld te worden. Compartimentering geeft geen recht op compensatie. B.5 opp. > 3500 m²: In de parkeergarage dient een droog sprinklernetwerk voorzien. De leidingen van het sprinklernetwerk dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. Nabij de inrit van het parkeergebouw, bij voorkeur in de gevel, dient een mogelijkheid voorzien (voedingspunt) om het sprinklernetwerk te voeden met behulp van de pompen van de stedelijke brandweer. Hiervoor dient het sprinklernetwerk voorzien van een aangepast koppelstuk van 70 mm Ø (DSP - KB van 30 januari 1975) met blinddeksel 70 mm Ø, waarop de persleiding van de stedelijke brandweerpompen kunnen aangesloten worden. Het sprinklernetwerk dient onderverdeeld te zijn per bouwlaag en in sectoren van maximaal 1500 m². De detectieinstallatie dient ter hoogte van het voedingspunt aan te geven welk sprinklernetwerk gekoppeld dient te worden. Het voedingspunt van het droog sprinklernetwerk dient duidelijk gesignaleerd met BRANDWEER - VOEDING DROGE SPRINKLER Tevens dient de maximale werkingsdruk van de sprinklers duidelijk gesignaleerd. Pagina 5 van 9

6 De nodige bewijsstukken in dit verband (schema's, uitgebreide berekeningsmethode, enz ) moeten daartoe later kunnen voorgelegd worden. Indeling in compartimenten van minder dan 2500 m² reduceert de vereisten tot deze sub B.1 tot en met 4 (dus geen sprinklernetwerk, wel andere brandbestrijding, rookdetectie evenals RWA). B.6 opp. > 9290 m² [10000 sq ft] of laagst berijdbaar peil < -15,24m [50 ft]: [ref. NFPA101] In de parkeergarage dient een aan het risico aangepast, algemeen en automatisch blussysteem, natte sprinklerinstallatie, voorzien. De nodige bewijsstukken in dit verband (schema's, uitgebreide berekeningsmethode, enz ) moeten daartoe later kunnen voorgelegd worden. Compartimentering tot minder dan 3500 m² reduceert de vereisten tot deze sub B.1 tot en met 5 (droog sprinklernetwerk met voedingspunt, brandbestrijding, detectie, RWA). B.7 Diepe of hoge constructies [ >60 m vanaf opstelmogelijkheid brandweervoertuigen] Deze paragraaf is van toepassing ongeacht grootte van de compartimenten of de garage zelf. Onverminderd de hogere wetgeving dienen muurhydranten (volgens de norm NBN 571 en voorzien van vaste koppelstukken doormeter 45 mm volgens KB van 30 januari 1975 met afsluiter) aangesloten op een droge leiding (bluswaternet) met een binnendiameter van tenminste 70 mm prioritair in de sassen tot de traphallen en secundair nabij elke muurhaspel met axiale voeding opgesteld. De leidingen voor bluswater dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. Nabij de inrit van het parkeergebouw, bij voorkeur in de gevel, dient een mogelijkheid voorzien (voedingspunt) om het muurhydrantennetwerk te voeden met behulp van de pompen van de stedelijke brandweer, zodat de vereiste drukken en debieten kunnen opgebracht worden. Hiervoor dient het bluswaternet voorzien van een aangepast koppelstuk van 70 mm Ø (DSP - KB van 30 januari 1975) met blinddeksel 70 mm Ø, waarop de persleiding van de stedelijke brandweerpompen kan aangesloten worden. Tevens dient het voedingspunt van het muurhydrantennetwerk duidelijk gesignaleerd met BRANDWEER - VOEDING DROGE LEIDING. C. Automatische parkings / Wagenopslag met liftsysteem C.1 Kleine eenheden (tot 10 wagens) Pagina 6 van 9

7 In het compartiment voor de wagenopslag dient een droog sprinklernetwerk voorzien met sprinklers die minimaal bovenaan de ruimte geplaatst worden. Indien mogelijk worden bijkomende sprinklers geplaatst derwijze dat elke wagen gekoeld kan worden. De leidingen van het sprinklernetwerk dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. Nabij de toegang tot de automatische parking, bij voorkeur in de gevel, dient een mogelijkheid voorzien (voedingspunt) om het sprinklernetwerk te voeden met behulp van de pompen van de stedelijke brandweer. Hiervoor dient het sprinklernetwerk voorzien van een aangepast koppelstuk van 70 mm Ø (DSP - KB van 30 januari 1975) met blinddeksel 70 mm Ø, waarop de persleiding van de stedelijke brandweerpompen kan aangesloten worden. Het voedingspunt van het droog sprinklernetwerk dient duidelijk gesignaleerd met BRANDWEER - VOEDING DROGE SPRINKLER. Tevens dient de maximale werkingsdruk van de sprinklers duidelijk gesignaleerd. De nodige bewijsstukken in dit verband (schema's, uitgebreide berekeningsmethode, enz ) moeten daartoe later kunnen voorgelegd worden. C.2 Grote eenheden (meer dan 10 wagens) In de parkeergarage dient een aan de situatie aangepaste en geadresseerde rookdetectieinstallatie voorzien; deze installatie dient gekoppeld aan een permanent bewaakte alarmcentrale. In de parkeergarage dient een aangepast, automatisch en gestuwd rook- en warmteafvoersysteem, aangepast aan het volume van het parkeergebouw voorzien. Voor inpandige of ondergrondse parkings onder gebouwen (al of niet met een andere bestemming) dient de Rf-waarde van de structurele elementen verdubbeld te worden ten opzichte van de in de basisnorm voorziene waarden voor het betreffende type gebouw. In de parkeergarage dient een droog sprinklernetwerk voorzien. De leidingen van het sprinklernetwerk dienen vervaardigd in staal of in een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt. Pagina 7 van 9

8 Nabij de toegang tot de automatische parking, bij voorkeur in de gevel, dient een mogelijkheid voorzien (voedingspunt) om het sprinklernetwerk te voeden met behulp van de pompen van de stedelijke brandweer. Hiervoor dient het sprinklernetwerk voorzien van een aangepast koppelstuk van 70 mm Ø (DSP - KB van 30 januari 1975) met blinddeksel 70 mm Ø, waarop de persleiding van de stedelijke brandweerpompen kan aangesloten worden. Het sprinklernetwerk dient onderverdeeld te zijn per bouwlaag en in sectoren van maximaal 1500 m². De detectieinstallatie dient ter hoogte van het voedingspunt aan te geven welk sprinklernetwerk gekoppeld dient te worden. Het voedingspunt van het droog sprinklernetwerk dient duidelijk gesignaleerd met BRANDWEER - VOEDING DROGE SPRINKLER. Tevens dient de maximale werkingsdruk van de sprinklers duidelijk gesignaleerd. De nodige bewijsstukken in dit verband (schema's, uitgebreide berekeningsmethode, enz ) moeten daartoe later kunnen voorgelegd worden. Compartimentering geeft geen recht op compensatie. Artikel 2 De richtlijnen worden toegepast op alle toekomstige en momenteel in behandeling zijnde dossiers. Bouwheren die reeds over een vergunning beschikken, kunnen een regularisatie aanvragen bij de bevoegde diensten. Artikel 3 Het college geeft opdracht aan: Dienst BW Taak Opmaken van een evaluatierapport na toepassing van de richtlijnen gedurende één jaar. Artikel 4 Dit besluit heeft in principe voor de stad geen financiële gevolgen. Afschrift: 6 exemplaren Pagina 8 van 9

9 Aan: Aantal: Actie: BW/CEN/PREV 1 voor gevolg SW/SD 1 voor gevolg KB, KR 2 voor kennisneming BW/CEN/SD 1 voor dossier IV 1 voor kennisneming Pagina 9 van 9