ADVIESVERSLAG BRANDWEER BIJ BOUWAANVRAAG

Transcriptie

1 ADVIESVERSLAG BRANDWEER BIJ BOUWAANVRAAG contactpersoon telefoon uw ref. Bart Kuyken fax ons ref /BK/P640 functie bijlagen datum Kapitein 30/07/2012 PREV 150 I. Inleiding: 1. Plannen werden ons overgemaakt door de architect op datum van 20/07/ Inplantingsplaats: Breugelweg 200, Afd 1 sect B nr 1071 c6 Overpelt 3. Opdrachtgever: vzw STIJN ( MPI St. Oda ) Beugelweg Overpelt 4. Architect: ARO group Luikersteenweg 131 bus Hasselt 5. Aard van het complex: laag gebouw; 6. Bestemming van het complex: nursing tehuis met 90 bedden 7. Opdracht: advies in het kader van de bouwtoelating; 8. De geadviseerde plannen zijn door ons geparafeerd en in ons archief opgenomen. 9. Identificatie van de plannen: OD 10. De plannen werden gecontroleerd door: Kapt. Kuyken Bart 11. Datum van controle der plannen: 31/10/ Dit verslag wordt overgemaakt aan de opdrachtgever

2 II. Basis van het nazicht: De inrichting valt wat brandvoorzorgsmaatregelen / wetgeving betreft en voor zover door de brandweer gekend onder de toepassing van: - het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor preventie voor brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen zoals gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 19 december 1997 (Staatsblad 26 april 1995 en 30 december 1997); al de bepalingen van Bijlage 1 / Bijlage 2 / Bijlage 5 van het KB van 19 december 1997; - voorschriften van het ARAB, het AREI en het VLAREM; - voorschriften voor veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk; - veiligheidsverlichting NBN EN 1838 en NBN L13-005; III. Tekortkomingen of bemerkingen zoals deze uit de ingediende plannen kunnen opgemaakt worden: BASISNORMEN KB 19/12/97 BIJLAGE 2 : LAGE GEBOUWEN h < 10 m. 1 INPLANTING EN TOEGANGSWEGEN. De toegangswegen worden bepaald in akkoord met de brandweer, volgens de volgende leidraad: 1.1 Voor de gebouwen met één bouwlaag moeten de voertuigen van de brandweer ten minste tot op 60 m van een gevel van het gebouw kunnen naderen. Voor de gebouwen met meer dan één bouwlaag moeten de voertuigen van de brandweer ten minste in één punt een gevel kunnen bereiken die op herkenbare plaatsen toegang geeft tot iedere bouwlaag. Daartoe moeten de voertuigen beschikken over een toegangsmogelijkheid en een opstelplaats: - ofwel op de berijdbare rijweg van de openbare weg; - ofwel op een bijzondere toegangsweg vanaf de berijdbare rijweg van de openbare weg en die de volgende karakteristieken vertoont: - minimale vrije breedte: 4 m; - minimale draaistraal: 11 m aan de binnenkant en 15 m aan de buitenkant; - minimale vrije hoogte: 4 m; - maximale helling: 6%; - draagvermogen: derwijze dat voertuigen, zonder verzinken, met een maximale asbelasting van 13t er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein vervormen. Voor de kunstwerken welke zich op de toegangswegen bevinden, richt men zich naar NBN B Bijgebouwen, uitspringende daken, luifels, uitkragende delen of andere dergelijke toevoegingen zijn enkel toegelaten indien daardoor noch de evacuatie, noch de veiligheid van de gebruikers, noch de actie van de brandweer in het gedrang komen.

3 1.3 De horizontale afstand, vrij van elk brandbaar element en gelegen tussen een LG en een tegenoverstaand gebouw, moet ten minste 6 m bedragen, tenzij de wanden voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald voor aangrenzende gebouwen. De wanden die aangrenzende gebouwen scheiden hebben Rf 1 h. In deze wanden mag een verbinding tussen deze gebouwen bestaan via een deur Rf ½ h, zelfsluitend of zelfsluitend in geval van brand. De voorwaarde van de afstand tussen een LG en een tegenoverstaand gebouw geldt niet voor gebouwen die van elkaar gescheiden worden door bestaande straten, wegen..., behorende tot het openbaar domein. Nursing Homes : 1. Signalisatie: De aanduiding van de uitgangen en nooduitgangen dient te voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. 2. Electrische laagspanningsinstallaties voor drijfkracht, verlichting en signalisatie voldoen aan de voorschriften van de geldende wettelijke en reglementaire teksten, evenals aan het Algemeen Reglement op de Electrische Installaties (A.R.E.I.). 3. De veiligheidsverlichting voldoet aan de voorschriften van de NBN L (fotometrische en colorimetrische voorschriften) en C (installatieregels en instructies voor de controle en onderhoud) en C (autonome verlichtingstoestellen). De evacuatiewegen zijn voorzien van een veiligheidsverlichting met een horizontale verlichtingssterkte van ten minste 1 lux ter hoogte van de grond of van traptreden, in de as van de vluchtweg; op plaatsen van de vluchtweg waar een gevaarlijke toestand bestaat, bedraagt de minimale horizontale verlichtingssterkte 5 lux. Deze gevaarlijke plaatsen kunnen bijvoorbeeld zijn : een richtingsverandering, een kruising, een overgang naar trappen, onvoorziene hoogteverschillen in het loopvlak. 4. Installaties voor brandbaar gas verdeeld door leidingen: Deze installaties voldoen aan de reglementaire voorschriften en regels van goed vakmanschap. De installaties voor brandbaar gas lichter dan lucht voldoen tevens aan: NBN D Centrale verwarming, luchtverversing en klimaatregeling Lokalen voor drukreduceerinrichtingen van aardgas. NBN D Installaties voor brandbaar gas lichter dan lucht, verdeeld door leidingen. NBN D Installaties voor brandbaar gas lichter dan lucht, verdeeld door leidingen Bijzondere installaties. 5. Er dienen toestellen aanwezig te zijn voor brandmelding, waarschuwing en alarm. De toestellen worden in voldoende aantal oordeelkundig gespreid, zodat zij elk punt in de ruimte kunnen bedienen. 6. De melding van ontdekking of detectie van brand moet terstond aan de brandweerdiensten kunnen worden doorgegeven door een meldingstoestel per compartiment. De nodige verbindingen worden bestendig en terstond verzekerd door telefoon- of elektrische lijnen, of door elk ander systeem dat diezelfde werkingswaarborgen biedt.

4 7. Elk toestel dat de verbinding tot stand kan brengen mits menselijke interventie draagt een bericht over zijn bestemming en gebruiksaanwijzing. Gaat het om een telefoontoestel, dan vermeldt dit bericht het te vormen oproepnummer, tenzij de verbinding rechtstreeks of automatisch geschiedt. 8. De waarschuwings- en alarmseinen of berichten kunnen door alle betrokken personen opgevangen worden en mogen niet onder elkaar nog met andere seinen kunnen worden verward. Hun elektrische kringen verschillen van elkaar. 9. De inrichting dient uitgerust met ten minste volgend brandbestrijdingsmaterieel: Draagbare snelblussers, type conform aan de brandlast, dienen voorzien naar rato van 1 bluseenheid per 150 m² vloeroppervlakte. De snelblustoestellen dienen het BENOR-kenmerk te bezitten en goedgekeurd te zijn door de NVBB en te voldoen aan EN In de keuken dient een branddeken voorhanden te zijn. 11. Muurhaspels, hun aantal en de plaats van deze toestellen worden bepaald door de aard en de omvang van het brandgevaar. Het aantal muurhaspels met axiale voeding voldoet aan de volgende voorwaarden : Iedere wooneenheid beschikt over 1 haspel. Ieder punt van het compartiment moet kunnen bereikt worden door de waterstraal van de straalpijp. Haspels zo plaatsen dat ze vlot afgerold kunnen worden : niet achter hoeken! 12. Muurhaspels met axiale voeding voldoen aan NBN EN Muurhaspels : de diameter van 70 mm mag verminderd worden ermee rekening houdend dat er ladingsverliezen in de leiding optreden. De binnendiameter en de voedingsdruk moeten zodanig zijn dat de druk aan de minst bedeelde haspel beantwoordt aan de voorschriften van NBN EN 671-1, ermee rekening houdend dat 3 haspels met axiale voeding gelijktijdig moeten kunnen werken gedurende ½ h. 14. Een brandhaspel heeft voor wooncomplexen, administratieve gebouwen en verzorgingsinstellingen een slang van 20 m met mondstukdiameter 6 mm. 15. De druk op de minst begunstigde haspel of muurhydrant dient groter te zijn dan 2,5 bar. Mondstuk haspel aantal haspels debiet watermeter 6 mm 1 5 m³/h 6 mm 2 5 m³/h 6 mm 3 20 m³/h 16. Aanbrengen van opzuigputten in overleg met de brandweer : nog te bespreken. 17. Wij adviseren om een algemene branddetectie te plaatsen conform de norm NBN S21/100 en al zijn addenda. Alle gebruikte materialen en de installateur dienen te beantwoorden aan de voorschriften van de Bosec en dienen de goekeuring van ANPI of een erkend organisme te dragen. Het materiaal moet eveneens conform zijn aan de Europese norm EN54. De nodige attesten en certificaten dienen voorgelegd te worden aan de brandweer. Na de installatiewerken moet de installatie gekeurd worden door een in België erkend keuringsorganisme. Het proces-verbaal van deze keuring wordt ook overgemaakt aan de brandweer.

5 IV. Bijkomende maatregelen: 1. De gebruikte bekabeling (elektrische bedrading) voor alle veiligheidsinstallaties (veiligheids- en noodverlichting, installaties voor melding, waarschuwing en alarm, detectie en alarm, liften, installaties voor rookafvoer, brandbestrijdingsinstallaties, ) dient te voldoen aan NBN C F2 en conform aan NBN-020 addendum 3 met een Rf. 1h. 2. In de inkomhal van de wooneenheden dient een indelingsplan van het gebouw uitgehangen te worden. Op dit plan dienen eveneens alle voorzieningen ten behoeve van de brandweer vermeld te worden. 3. Er dient de nodige aandacht besteed te worden aan de procedure om in geval van calamiteit al de bewoners en gebruikers van het gebouw op een eenvoudige wijze te verwittigen. 4. Er dienen instructies in geval van brand of calamiteit ten behoeve van bewoners of gebruikers van het gebouw uitgehangen te worden. 5. Er dient een mogelijkheid voorzien te worden om de energietoevoer langs de buitenzijde af te sluiten. Afsluiter gas dient doeltreffend buiten het gebouw gesignaleerd te worden. 6. Het gasmeterlokaal dient uitgevoerd te worden als een technisch lokaal en dient te voldoen aan de eisen van een compartiment afgesloten door een zelfsluitende deur Rf ½h. Dit gasmeterlokaal dient bovendien voorzien te zijn van een onder en bovenverluchting zonder de eisen gesteld aan compartimentering te doorbreken. 7. Elk lokaal waarin een verbrandingstoestel aanwezig is dient van een onder- en bovenverluchting voorzien te worden. 8. Gasketels met een vermogen kleiner dan 30 kw dienen van het gesloten type te zijn. Deze toestellen dragen een BENOR of AGB/BGV-label en beschikken over een CEBEC-merk en zijn voorzien van een thermische terugslagbeveiliging. 9. Is het totaal nuttig warmtevermogen van de generatoren opgesteld in de stookplaats kleiner dan 70 kw doch groter dan 30 kw, dan wordt deze beschouwd als een technisch lokaal. Is het totaal nuttig warmtevermogen van de generatoren opgesteld in de stookplaats gelijk aan of groter dan 70 kw dan dient hun opvatting en uitvoering te voldoen aan de voorschriften van de norm NBN B Op de branders van mazoutketels dient een automatische blusinrichting voorzien te zijn door middel van detectie of via een smeltlood. 11. Geen enkel brandbaar materiaal mag zich op minder dan 0,15 m bevinden van de binnenwand van het rookgasafvoerkanaal. Hiervan kan afgeweken worden, indien bij een test die een schouwbrand simuleert, uitgevoerd door een erkend laboratorium, aangetoond kan worden dat de temperatuur van de buitenwand niet hoger wordt dan 80 C. Met uitzondering van de dakbedekking van het gebouw mag geen enkel brandbaar materiaal in contact komen met het buitenvlak van de schoorsteenmantel. De wanden die zich op minder dan 50 cm van de generator bevinden moeten uit onbrandbaar materiaal bestaan.

6 12. De gemeenschappelijke uitgangen en nooduitgangen naar buiten (hal, trappenhal, ) dienen altijd geopend te kunnen worden zonder sleutel. Er dient een interventieplan opgemaakt te worden ten behoeve van de brandweer. Dit interventieplan bevat : Ø Verwittingsschema met telefoonlijst verantwoordelijken Ø Inplantingplan met naastliggende bedrijven en risico s : tankstations, hoogspanningslijn boven het bedrijf, Ø Constructie kenmerken gebouwen : Staalconstructie Metselwerk met betonnen welfsels Metselwerk met stalen liggers en hierop betonnen welfsels Houtconstructie Ø Circulatieplan met alle toegangswegen en opstellingsplaatsen Ø Evacutiewegen Ø Poorten en eventuele sleutel van deze poorten Ø Hydranten en afsluiter gas langs openbare weg Ø Watervoorziening op het openbaar waterleidingsnet Ø Alle nooduitgangen en vluchtwegen Ø Aanduiding van de blusmiddelen Ø Aanduiding stookplaatsen, brandstofopslag en afsluiters Ø Opslag brandbare en gevaarlijke stoffen, drukhouders Ø Aanduiding plaatsen met gasflessen Ø Hoogspanningslokaal Ø Hoofdafsluiters gas, elektriciteit en nevenafsluiters in de afdelingen Ø Gesprinklerde delen Ø brandmuren Ø Alle informatie die een interventie vlotter kan doen verlopen

7 V Reactie bij brand van de materialen Wanden en lokalen: De voorwaarden voor de reaktie bij brand van de wanden van lokalen gelden niet voor de private delen van particuliere wooneenheden. VLOERBEDEKKINGEN BEKLEDINGEN VAN VERTICALE WANDEN PLAFONDS EN VALSE PLAFONDS Technische lokalen en ruimten Parkeerruimten Collectieve keukens AO A0 A0 Machinekamers en schachten - van de liften en goederenliften - van paternoster-liften, containertransport en goederenliften met laad- en losautomatisme -van hydraulische liften Binnentrappenhuizen (met inbegrip van sassen en overlopen) A2 A1 A1 Evacuatiewegen Overlopen van liften Huiskeukens, behalve in de LG A3 A2 A2 Liftkooien en goederenliften A3 A2 A1 Zalen A3 A4 A4 A3 A4 A4 A2 A2 A2 Alle andere lokalen die hierboven niet vermeld werden - in de HG - in de MG - in de LG Daken: De eindlaagmaterialen van de dakbedekking behoren tot de klasse A1. Voor de lage gebouwen moet voor de daken waarvan de eindlaagmaterialen niet voldoen aan de klasse A1, het geheel van de dakbedekking voldoen aan de ontwerpnorm PREN Gevels : attest afleveren van kunststofharsplaten gevel : klasse A3

8 VI Besluit: 1. Al de opgesomde adviezen en opmerkingen dienen nageleefd vanaf de ingebruikname van de gebouwen. 2. Op het ogenblik van de beëindiging van de werken en alleszins vooraleer het gebouw ingebruik genomen wordt, dient de eigenaar een aanvraag te richten tot de korpsbevelhebber van de stedelijke brandweer zodat kan worden nagegaan of aan alle opgelegde voorwaarden werd voldaan. 3. De bepalingen zijn niet van beperkende aard op de bestaande voorschriften en bepalingen die van toepassing kunnen zijn. Tevens zijn zij uitsluitend opgesteld in functie van de meegedeelde plannen met betrekking tot het onderwerp. Op basis van de voorgelegde plannen en rekening houdend met de van toepassing zijnde wetgeving en de beschreven opmerkingen kan de brandweerdienst van Lommel een GUNSTIG advies formuleren op : Bestemming van het complex : nursing tehuis - 90 bedden Inplantingsplaats: Breugelweg 200, Afd 1 sect B nr 1071 c6 Overpelt Opdrachtgever: vzw STIJN ( MPI St. Oda ) Beugelweg Overpelt Gezien LOMMEL 31/07/2012 De Officier-Onderzoeker Kuyken Bart Kapitein De Officier-Dienstchef Jorissen Jan Kapitein-Commandant