ê\. È_ A. \, t\r\ /\. \J

Transcriptie

1 T. ê\. È_ A. \, t\\ /\. \J U DE HERVORMDE VAAN Ogaan van de Bond l van Ned. Hevomde i Mannenveenigingen : op Geefomeede Gondlag N i'lt. Vechijnt maandelijk. Voo leden gati. Nietleden 12,00 pe jaa. Abonnementen lopen pe kalendejaa. Opzeggen voo 1 decembe. le voozitte: D. W Wetland Oanjetaat 706, 2983 HV Riddekek tel.: e voozitte: D. J.P. Nap Doptaat 780,674I AR Lunteen tel.: le ecetai: D. T van Buggen Kektaat 36,2959 BS Steetkek tel.: e ecetai: Dh. M. Pot (Studieblokken) Edelmanlaan 8, 3903 XP Veenendaal tel.: e penningmeete: Dh. C. Ooteom Jan van Aemteltaat 7, XK Lopik tel.: e penningmeete: Dh. J. van Capelleveen Valleitaat 60, 3901 RT Veenendaal tel.: Lid: D. J. van Dijk Amtedameweg 64, 6712 GK Ede tel.: Lid: D. J.H. Lamme (Themadagen) Buitenhof 11., 2926 RB Kimpen a/d IJel tel.:0180-5f7723 Lid: D. A.D. Goiieft (Redactie-ade) Doptaat 17, 37 51, EM Bunchoten tel.: Oveliidenbeichten: J. Bout & Zn., Potbu3,1,270 AA Huizen info@boutduk.nl (o.v.v. Hev. Vaan) Mutatie: Schiftelijk melden aan het Bondbueau Betuuwijz. moeten naa de 1e ecetai Ade adminitatie: Hevomd Bondbueau, Beatixtaat 20a, 3862 DB Nilkek tel.: fax: bondbueau@fi ltenet.nl Bankekeningn t.n.v. Ned. Hev. Mannenbond op G.G. te Nijkek Omlag: Paulu in de gevangeni (Efeze 3 : 1) Schildeil van Rembandt Inzenden kopii oktobe-numme De kopii voo het oktobe-numne moet vóó '16 eptenbe bij de dukke iinfo(o'boutduk,nlt aanhezig ziin. ::i.i:,:.::::lx.:,.:.:i;:;"íit-:::.l:.-!l::::i.::::1,;:.:..:,,::.::i;;; " Een, twee of die zonden? Al on veel vegeven i, dan hebben wij ook veel lief, dan ontvangen wii eene tong, om ' Heeen lof te vekondigen en van Zijne genade te getuigen en te oemen. Wie lecht ééne, twee, die zonden heeft, ia, die bliift tom ai een vich, maa wie van eenen wolf in een lam i hechapen, die i een lam, dat blaat, vóó alie blaat om den Heede, totdat het chaap den Hede heeft gevonden, en de Hede Zelfzoekt, totdat Hij het chaap heefl gevonden. Men moet zichzelf -3 veloen en Jezu gevonden heb-,tl ben, om van ziinen Hede te Nun- ffi nen geïulgen:,,hlj l5 mlln neoe ='ffi zoo Den Lx oan Z;n cnaap.,n,.g '.-# dit, opdat een iegelijk zichzelf bepoeve, of hif zonde heeft, of hif een zondaa i voo God, of dat hii het zich lecht -ebeeldt. Wie wekelijk een zondaa i, gancl- en al, doo en doo, zoodat hij geenen daad goed mee aan zich ziet. Vuchteloo, -egeefch i al uw tudeeen, wannee niet eet dit in uw hate leeft:,,jezu i mijn Heilandl",,Eén ding moet de leeaa weten, dat datzelfde ook de hoode, en dat ééne i: Jezu i God Zoonl Dat heeft Paulu gepedikt,,tetond". Waa de zonden weggenome zijn en God vede in het hat uittot, waa Hij Zijne genade in het hat veheeliikt, daa geeft zich dat tetond lucht. Dat i het wek de Heiligen Geete; de luizen gaan open. a*& tth WoodenvanKohlbugge...2 Meditatie...3 BijbeltudieO.T BijbeltudieN.ï Vandevoozitte Opmekelijk...10 Pedikingengeicht(deel2) Oganiatienieuw Boekbepekingen Ovelijdenbeichten UitnodigingBonddag200T W We P? 4}fu###

2 W ffiwfuw#ffi %tffiwffiffieywk D. J. vex DU Pijuiteiking,,voot i mij weggelegd de koon de echtvaadigheid, welke mii de Heee, de echtvaalige Rechte, ín die dag geven zal; en niet alleen míi, moo ook allen, die Zijn vechijning liefgehad hebben" 2 Timotheu 4 ve B Het gaat in de tekt ove een pijuiteiking. Wat i de pij, die uitgeeikt wodt? E taat: de koon de echtvaadigheid. We moeten weten, dat Paulu hie het beeld gebuikt van een hadloopwedtijd. Wie zo'n hadloopwedtijd won, keeg de kan. De kan wodt genoemd: de koon de echtvaadigheid. Wie eikt die pij uit? De tekt zegt: de Heee, de echtvaadige Rechte. De Heee, dat i de Kuio, de Almachtige, Hij Die het voo het zeggen heeft. Hij i echtvaadig, du niet patijdig. Het wil ook zeggen: niet willekeuig. Hij deelt de pij uit al Rechte volgen de wetten en egel, die wij kunnen lezen in de Bijbel. Wannee i die pijuiteiking? E taat:,,weggelegd" en,,in die dag". Weggelegd betekent: opgebogen, bewaad.,,in die dag" betekent: de dag van de HeeeJezu Chitu en Zijn wedekomt, zeggen de uitlegge. Du al de Heee Jezu teugkomt, zal Hij zeggen: dit zijn de winnaa, want zij hebben de goede tijd geteden en zij zullen met Mij mee mogen naa de eeuwige heelijkheid en zullen de eeuwige veugde van God ontvangen. Wie komen eí voo deze pijuiteiking van God in aanmeking? Al we dat aan de menen wagen, zouden we vechillende antwooden kdjgen. De een zegt: die goed leven, al gaan ze niet naa de kek. Een ande zegt: God i liefde, du laat Hii niemand veloen gaan. Wee een dede zegt: op onze manie ziin we met God en het geloof bezig geweet, we zijn gedoopt en hebben gedaan, wat we konden, 't zou ande en bete moeten, maa zo teng i God niet, want niemand i zonde fouten. Een viede zegt: ik heb entig geleefd en veel met de dingen bezig geweet en we hebben hoop, want men heeft het een en ande ondevonden en gekegen van God. Ja, maa hoe denkt God e ove, want dat i beliend. En doo God in de hemel wodt e ande ove gedacht. Kiik maa, want de tekt zegt:,,allen, die Ziin vechilning hebben liefgekegen". Wat i dat? Let dan hieop: denk aan de vechijning van de Heee Jezu op aade. Denk aan Zijn geboote, lijden en teven, dood en optanding. Ja maa, dat i een wondeliike vechijning. Hoe zag de Heee Jezu e uit? Hij venedede Zichzelf en wed dientknecht. Maa wat moeten wij met een Gekuiigde Heee Jezu? Wat moeten wij met een Heee Jezu, Die de dood inging? Wat moeten wii met een Heee Jezu, Die Zich al een lam naa de lachteij liet meenemen en zich niet vezette? Dat kan Paulu u zeggen: zo'n Heee Jezu moet je buiten je deu houden, want daa kun ie toch geen ee mee inleggen. Dat zei hij eet. Late niet mee. Toen heeft Paulu iuit deze HeeeJezu al de Gekuiigde Zaligmake lief gekegen. Wondelijk i dat. Dat heeft te maken, zegt Paulu, dat de Heee mij mijn zonden liet zien en dat ik tegen God optond en al wa ik goddientig, ik kende de Heee Jezu niet en gevoelde geen mat om mijn zonden. Maa nu wel, zegt Paulu, want ik beleef dat ik de gootte van alle zondaen ben, maa mij i bamhatigheid gechied. Toen keeg Paulu de vechiining van de Heee Jezu lief, dat (\ :! l*.fo,aj.,qj J,'.,,,::.1:

3 Hii die weg van kui en optanding voo hem gegaan i. Ja, die vechijning van de gekuiigde Heee Jezu moeten wif liefkijgen. Dat ziï niet in on bloed, want ik wil gaag mijn eigen vechijning hoog houden. Wij vinden onzelf heel wat. Maa onze vechijning, ook die goddientige vechijning van on, dat we heel wat lijken, gaat e aan. Het i doo genade dat we belijden: o God, wee mij zondaa genadlg. Maa juit dan wodt die vechijning van de gekuiigde Heee Jezu mijn edding en wie de kacht evan ontvangt, die gelooft en vetouwt in zifn hat: e i vegeving bii God en in het geloof heb ik vegeving ontvangen. Hebben wij die vechijning van de gekuiigde Heee Jezu liefgekegen? Dan zullen wij beliiden, dat we deze gekuiigde Heee Jezu willen volgen en on aan Hem vathechten en Hem aanhangen, in geloof en vetouwen of niet? Ja zeke: Zijn weg i onze weg, ZIjnwiI i onze wil, Zijn veugde i onze veugde, Ziin tiid i onze tijd, Zijn maadheid i onze maadheid. Maa dan zullen we ook de pij ontvangen/ die de Heee beloofd heeft. Ande niet, want de tekt zegt, dat voo God pif - uiteiking niet iedeeen in aanmeking komt. De tekt zegt:,,allen, die". Dat betekent: die allen, maa ook die alleen. De andeen niet. Ook zij niet, die zichzelf een pij toebedacht hadden en zullen oepen: Heee, Heee, hebben wij niet in uw Naam gepofeteed en duiveien uitgewopen? Het komt echt op dit ene aan: bezit ik het geloof in de Heee Jezu Chitu en heb ik ZIjn vechijning lief gekegen, al Redde van mijn zondige leven en al mijn echtvaadige Rechte? Dat i even een wondel ffiffi6fuffi&mk.w.ffi$ffi ffi.k Nehemio 2 &, D. T. V x BRUGGEN c- 4., F a.) ï. aj 4 Aan het eind van zijn gebed (hoofdtuk 1) vaagt Nehemia aan de Heee om hem bamhatigheid te geven voo het aangezicht van koning Athaata. Ve l -l0: Vezoek ingewílligd Inmiddel zijn uim die maanden veteken al Nehemia met zijn vezoek tot de koning komt. We weten niet waaom hij zolang heeft gewacht. Daaove wodt geen mededeling gedaan. Het zou heel goed kunnen zijn dat Nehemia eet de zaak goed heeft ovewogen en e goed ove heeft nagedacht, hoe en wannee hij de koning zou benadeen met zijn vezoek. Nu wa Nehemia al chenke zeke een vetíouwenpeoon van de koning, maa je kon zo'n oote vot niet op elk moment iet vagen. En e hing ook zoveel vanaf. Nehemia gebuikt zijn vetand dat hij van God heeft gekegen. Hij maakt ook gebuik van ziin poitie al chenke aan het konink- lif ke hof, wek dat hii ook dankzij God voozienige leiding mag doen. Zo gaal hij met tact en wijheid te wek, waabij zijn handelen vootduend taat in het kade van het gebed. Hij doet zijn wek biddend. In tille afzondeing maa ook tijden het doen van zijnwekzaamheden bidt hij tot God. Koning Athaata ziet het teuige gezicht van Nehemia. Eelijk noemt Nehemia de koning de eden van zijn vediet: de ellende van het volk van Juda, de deploabele toetand van de muen en de pooten van Jeuzalem. De koning vaagt Wat vezoekt gii nu?vóó Nehemia op deze vaag antwood geeft, bidt hij in tilte tot God. Daana vaagt hij om doo de koning uitgezonden te woden naa Juda en Jeuzalem. Daaop vaagt de koning hoelang Nehemia weg zal bliiven. Nehemia noemt een bepaalde tijd en de koning gaat emee akkood. Vede vaagt Nehemia om bieven van de

4 koning, zodat hij die aan de oveheden aan de andee kant van de Eufaat kan laten zien. Ook vaagt hij om een bief voo Aaf, de beheede van de koninklijke tuinen en boen. Dat i nodig voo het kijgen van hout en andee bouwmateialen. Nehemia heeft e du heel goed ove nagedacht. Hii i ook paktich ingeteld. Athaata geeft de gevaagde bieven mee aan Nehemia. Hij geeft zelf nog mee dan Nehemia heeft gevaagd, want Nehemia kijgt ook nog een militaie ecote mee. Nehemia ziet in dit alle God hand. Hii beliidt: naa de goede hand van mijn God ove mij. Daauit volgt niet dat het vede allemaal gemakkeliik zai gaan. Integendeel, de weg die Nehemia moet gaan i vol voetangel en klemmen. Hii kdjgt nog volop te maken met pot, haat, vijandchap en tegenweking. Een weg vol bepoevingen. Ve l1-18: Op ínpectíe Bii ziin aankomt in Juda wodt Nehemia doo mannen al Sanballat, de Hooniet, en Tobia, de Ammonietiche knecht, bepaald niet met open amen ontvangen, omdat - zo lezen we - deze leidinggevende flguen hoen dat Nehemia het goede zoekt voo de kindeen van IaëI. Al Nehemia die dagen in Jeuzalem i, begint hij aan een nachtelijke inpectietocht. Hif gaat de muen van Jeuzalem inpecteen. Slecht enkele mannen neemt hii mee. Hii blijkt een voozichtig man te ziin. Zelf zegt hij het zo: ik gaf geen men te kennen, wat miin God in mijn hat gegeven had. Voolopig zwijgt hii. Daauit blijkt zijn voozichtigheid en wijheid. Onmiddelliik alle vetellen zou de viianden alameen. Ze zouden zich meteen gaan mobilieen. En de gelovigen in Jeuzalem en Juda zouden ontmoedigd aken. Nauwkeuig bechijft Nehemia de oute die hij lang de tad i gevolgd. Divee pooten woden genoemd. Op een gegeven moment moet hij van zijn ijdie aftappen vanwege de onbegaanbae weg. Hie en daa beekt hij zomaaí tukken van de vevallen tadmuu af. Na zijn inpectietocht keet hij tetug. Hij heeft de ituatie goed opgenomen. Zijn boe Hanani heeft detijd geen wood teveel gezegd. Het i indedaad een ellendige en vevallen ituatie. Nehemia ziet de feiten onde ogen. Hij heeft zelf met ziin handen kunnen taten hoe lecht die muen van Jeuzalem wel zijn. En wat doet hij dan? Geeft hij het op? Geeft hij Jeuzalem op? Gaat hij egen ande een tad bouwen? Nee. Waaom niet? Omdat hij de God van het Vebond kent. Omdat hij weet van de vebondtouw van God. Omdat hij op gond van het Wood weet dat God Jeuzalem vekoen heeft. Dat komt niet doo de inwone van Juda en Jeuzalem. Dat heeft niet te maken met de touw van de vomen in Iaël. Dat vindt ziin oozaak niet in Nehemia, maa in God. Nehemia ziet op God en Zijn touw. En daaom bliift hii op zijn pot. Hij moet daa zijnwaa God wil wonen en weken. Ve 17-20: Bemoedigende wooden E wodt in Jeuzalem een vegadeing belegd. Oveheidpeonen, piete, edelen en andeen zijn bijeengekomen. Nehemia voet het wood en zegt: Gijlieden ziet de ellende, waain wij ziin, dat Jeuzdem woet i, en haa pooten met vuu veband ziin. Nehemia geeft een eeliik beeld van de ituatie: wij zijn in ellende. Jeuzalem i een woetenij. Dat i de ealiteit. Ondetuen geeft Nehemia geen voeding aan gevoelen van onbehagen. Evenmin houdt hii een emotioneel betoog. Hif wekt zijn hoode op en zegt: Komt, en laat on Jeuzalem muu opbouwen; opdat wij niet meeï een vemaadheid zijn. Jeuzalem, dat e zo ellendig aan toe i, niet opgeven, niet afchijven, maa opbouwen. Dan vetelt Nehemia ove God goede hand ove hem. Ook geeft hii de wooden van koning Athaata doo. Nehemia' wooden vinden intemming. De eactie van zlyn hoode i: Laat on op zijn, dat wii bouwen; en zii tekten hun handen ten goede. Een bemoedigende zaak, zoveel intemming met Nehemia' opoep. Dat moet hem veel veugde gegeven hebben. Dat heeft hem ongetwijfeld dankbaa getemd ten opzichte van de Heee. Sanballat, Tobia en Geem bepotten en veachten Nehemia en hen die met ziin wooden hebben ingetemd. Ze zeggen: Wat i dit vooï een ding, dat gijlieden doet? Wilt gijlieden tegen de koning ebelleen? Het zijn! i\ )

5 vale bechuldigingenl Nehemia wekt met intemming van koning Athaata. Met leugen pobeen de vijanden vedeeldheid te zaaien en Nehemia en ziln mannen bang te maken voo de koning. Nehemia laat dit niet ove zich heenkomen. Nu mag hif niet zwijgen. Zijn antwood aan ziin betiide laat aan duidelijkheid niet te wenen ove: God van den hemel, Die zal het on doen gelukken, en wii, Ziin knechten, zullen on opmaken en bouwen; maa gijlieden hebt geen deel, noch geechtigheid, noch gedachteni in Jeuzalem. Nehemia i zeke van Ziin - let wel: Godl - zaakl Die zekeheid i gebaeed op wat God hem in ziin hat heeft gegeven om aan Jeuzalem te doen. Het i God plan dat Jeuza- Iem muen opgebouwd woden. Doo Ziln Wood heeft de Heee Zijn wil met betekking tot Jeuzalem hetei bekend gemaakt. Doo Zijn Geet heeft de Heee Zijn Wood in Nehemia' hat gegeven. En zo heeft Nehemia e ook van hate mee ingetemd. Hij heeft God Wood gelovig beaamd. En het i voo hem een gebedzaak en een leventaak gewoden om Jeuzalem op te bouwen. De opbouw van de muen van Jeuzalem i God Plan. Het i Zijn wil en het i... Zijn wek. Bij Zijn Goddelijk wek chakelt de Heee menen in, namelijk Nehemia en zifn medetande. Zij mogen medeabeide van God zijn. Het eigenlijke wek doet de Heee. Daavan i Nehemia zich tedege bewut. Vandaa zijn wooden: God van de hemel, Die zal het on doen gelukken. De almachtige God zogt evoo dat on opbouu,.wek zal lagen. Nehemia vewacht het niet van eigen kennen en kunnen, Hij bouwt niet op menen. In het geloof ziet hij hogeop. Hil vewacht het van God, de God van de hemel: Hii zal het on doen gelukken. Dat taat vooop. Dat i de gaantie voo de toekomt, want God plannen falen niet. Het komt goed omdat het God zaak i. God ee i emee gemoeid. Daaom zullen de muen van Jeuzalem gebouwd en haa pooten heteld woden. God van den hemel, Die zal het on doen gelukken: dat i geen gootpaak maa gelooftaal. In dat vetouwen gaat Nehemia aan de lag. Hij en zijn mannen gaan zich geeed maken en bouwen. Inpannend wek. Zeke, maa tegeliikettijd ook zo ontpannend en utgevend om te mogen weten dat de Heee bii voobaat heeft beloofd dat het goed zal gaan met Jeuzalem. In dat vetouwen mag Nehemia leven en weken en tijden. En de vomen in Juda en Jeuzalem ook. De HEERE zal het voo on voleinden! De muen van Jeuzalem woden opgebouwd en komen afl Zingen: Palmen 1 : 1 en 2; 37 : 2, 3 en 20; 42 :3 en 5: 93 : 4; 722:2 en 3; 138 : 4. Gepekvagen: qj t-.g'l qj F q ',,,.'.t,'6t;;;,,'t.,,;;,1 L 2. Á a. Bidden en weken gaan in het leven van Nehemia amen op. Hoe blijkt dat in hoofdtuk 2? Wat heeft dat on te zeggen? Nehemia gaat welovewogen en voozichtig te wek. Noem concete punten & waauit dat naa voen komt! Wat leet on dat voo onze levenpaktiik in kek en maatchappij? Wat geeft Nehemia temidden van de puinhopen en de tegenweking moed en vetouwen? Biedt deze gechiedeni u (jou) pepectief temidden van de noden en de zogen in het kekeliik leven van vandaag? "God van de hemel, Die zal het on doen gelukken", zijn bemoedigende wooden uit de mond van Nehemia. Hoe kon hij daa zo zeke van zljn? Zljn deze wooden ook onze wooden? Nehemia kwam naa Juda en Jeuzalem om wat goed te zoeken voo de kindeen Iaël (vet 10). Waaom oept dat vilandchap op? Hoe zien we dat het goede zoeken voo Iaël ook zegen met zich meebengt (zie Palm 722: 6-9')? Op welke wijze kunnen wij vandaag het goede zoeken voo Iaël?

6 ffi&ww&wkwffi.w-kw. D.JJ. VERuaR Tweede Biibeltudie ove gedeelten uit het Evangelie van Luko De gelijkeni von debqmhatige Samaitoon Luka 10:25-37 Een gelijkeni doo Lukq opgetekend In het Evangelie van Luka komt nog mee dan in de andee Evangeliën de bamhatigheid van de Heee Jezu naa voen. Het i dan ook opvallend dat deze gelijkeni van de Heiland, die we de gelijkeni van de bamhatige Samaitaan noemen, alleen doo Luka i opgetekend. Onwillekeuig vaag je je af, of de Heiland niet nog veel mee vehalen en gelijkenien heeft veteld en peken gehouden, dan e in de vie Evangeliën on zijn ovegeleved. Natuulijk heeft de Heee e zelf voo gezogd dat e wel alle belangiike zaken zijn doogegeven. Bij eete oppevlakkige lezing lijkt deze geliikeni een beetje lo te taan van alle andee. Omdat e zo'n uitemate paktich en alledaag pobleem aan de ode komt. Maa bij nade inzien i het ondewep helemaal niet alledaag en taat het ook niet lo van de dingen die in andee gelijkenien centaal taan. De aanleiding voo het vetellen evan doo de Heee Jezu i het zoveelte twitgepek met een wetgeleede. Dat alleen al waachuwt on, dat we niet met een eenvoudig vehaaltie te maken hebben dat on (wat moaiieend) zou willen ommeen om goed te zijn voo onze naate. E i hie nog wel wat diepgaande aan de hand. Nu heeft ook dit gedeelte van het Evangelie natuulijk al twintig eeuwen uitleg-gechiedeni achte de ug. Wijdvebeid en algemeen i geweet de allegoiche, de vegeetelijkende uitleg. Men zag in de Samaitaan de Heiland, in het lachtoffe de gevallen men, in de ove de duivelen, enz, enz. In afwijzing van deze uitleg kwam men tot de al geignaleede uitleg van een ethiche, moalitiche vemaning, een gedagcode ten aanzien van de naate. Maa de juite uitleg let (natuuliik) op de context, en du op het gepek van de Heiland met de wetgeleede. En in dat veband heeft de "Samaitaan" indedaad wel iet met de Heiland te maken. Deze gelijkeni moet indedaad chitologich woden gelezen; daa vaagt de context om. Oveigen i "chitologich" wat ande dan "vegeetelijkend". Het betekent dat het ook in deze gelijkeni om Jezu gaat en niet om zomaa lukaak en bepaalde víaag ove de uitleg van de Wet. Een gepek von de Heee lezu met een wetgeleede E taat een zekee wetgeleede op om Jezu te vezoeken. Waaom doet deze wetgeleede dat? Nu i het zeke heel gewoon, wannee e onde wetgeleeden bepaalde diputen plaat vinden. En Jezu wep Zich zee zeke op al uitlegge van de Wet. Hij doet dat zelf met een gezag waa in iede geval het gewone volk zee van onde de induk komt. Hij leet al machthebbende en niet al de (gewone) chiftgeleeden. In die zin taat Hij zelf tegenove de andee wetgeleeden. Juit dit gezag van de "machthebbende" i het wat de andee wetgeleeden iiteet en wat hen etoe veleid om diputen met Jezu te beginnen. Hievoo heeft Jezu zelf Zijn dicipelen, zeventig in getal, uitgezonden om in Zijn naam kachten te doen en het Evangelie te plediken. De vaag van de wetgeleede i du zee zeke een etoiche vaag. Hii weet zelf het antwood oppebet; maa wil weten, niet of Jezu het juite antwood weet, maa of Hij het juite antwood wil uitpeken en uitdgen.m.a.w., of Hij een echte uitlegge van de Wet i, en of Hii Zijn gezag wel op een goede manie gebuikt. Maa het i du zaak voo de wetgeleede om Jezu uit Zijn tent te lokken. t* à F -J 7

7 (\ S G F > 8 Jezu wodt du in vezoeking gebacht om Ziin mond voobij te paten en de vagentelle i Hem du niet goed gezind, integendeel. De vaag luidt: "Meete, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beëven?" Duidelijk een op de poef tellen, want het i wel een actuele vaag/ maa daaom ook zo ongevee de meet getelde vaag in Iaël; waaop iedeeen het antwood weet. De vaag i mij- Ienve vewijded','an echte heilbegeige vagen. Vagen en wedevogen De Heiland geeft op de bepoevende vaag het heel gewone en voo de hand liggende antwood: "Doe datgene wat eí in de Wet gecheven taat, en u zult leven." De Heiland geeft deze kee wel de man een koekje van eigen deeg. Want Hij vaagt hem, alof hij een choolkind zou zijn, wat hii zoal leet in de Wet. Nu, de elevante tekten kennen beiden uit het hoofd en al een kind moet de wetgeleede die tekten opzeggen. Wel i de bedoeling van de Heiland ook hie, al altijd, dat die wooden meteen naa binnen zullen laan. Omdat het zulke gote en alomvattende wooden zijn. Het zijn de wooden die wij doogaan lezen al de amenvatting van de Tien Geboden. Natuulijk voelt de wetgeleede zich beetgenomen, omdat het hem niet gelukt i Jezu in een val te lokken. Daaom gaat hij vede. Hij wii "zichzelf echtvaadigen"; hij wil zijn geiifk halen. En hij pobeet het gewoon voo een tweede kee. Nu luidt de vaag; "Wie i miin naate?" De naate waa het in de amenvatting van de Wet om gaat. En dan moet hij evaen dat de Heee Jezu ook deze tweede kee Zich niet laat vangen. Hij antwoodt wee met een wedevaag. Maa die telt Hii pa nádat Hij een min of mee uitvoeig vehaal heeft veteld. Een gelijkeni. \\'aaom giet de Heiland zijn anlwood en weden aag in de vom van een gelifkeni? Omdat Hii zo de te duideliike Zifn punt kan maken. En dat punt i; Het i niet de vaag: wie i mijn naate, maa de vaag i: voollvie ben ik de naate. En het antwood op die laatte vaag iuidt: Ik zai "naaïe" ziin voo iede die op mijn pad kont en mijn hulp nodig heeft. En dit ongeacht ang, tand, huidkleu, bugelijke taat, poitie, enzt enz. De gelijkeni We moeten e on voo hoeden om piete en Levieten genelalieend af te childeen al hateloze menen. Ook de lvetgeleeden, de menen met wie de Heiland in gepek i, ziin dat niet pe definitie. \'Ve weten niet pecie of zii wekeliik alleen maa "naaten" zien in ootgenoten. E i ook van faizeeè bekend dat ze zee veel aan liefdadigheid doen. Maa ie opluiten in een excluieve goep begt natuuliik het gevaa in zich, om je uitluitend te gaan ichten op ie eigen goep en om daabuiten weinig of geen naaten mee te zien. Bij piete en Leviet peelt nog wee vat ande. Wannee ze aan de halfdood elagen man (wat een zonclelinge uitdukking in de Bijbel touwen) 'oobii lopen, dan zit daa in, dat ze vanwege hun "einheid" die man eigenlijk volgen de Wet niet mogen aanaken. Maa dan wodt lvél de ken van,l-{-a cie Wet oobil gezien de bamhatigheidl) te wille van een fomeel einheidgebod. Ambt belangiikei dan bamhatigheid. En michien ook wel: angt voo eigen hachje teke dan de dang tot bamhatigheid. E tegenove taal de Samaitaan (uit een doo de Joden gehate bevolkinggoep). De Heiland tekent hem in volkomen tegentelling met Joode volkgenoten, een piete en een Leviet notabene. Ovedijven maakt de zaak duidelilk; maa natuulijk pikkelt het de wetgeleede. Dat i ook de bedoeling van de Heiland. In iede geval; de Samaitaan betoont zich "naate" te zijn van de half dood gelagen Joode man.

8 Met wat hii hééft en met wat hij kán, helpt hii zijn naate. Wat bedoel ik nu met de "chitoloiche uitleg" hieboven? Dit dat ie in de Samaitaan wel degeliikjezu Zelf moet zien. Dat heeft de Kek in haa allegoiche uitleg niet vekeed gezien. Want al e imme één i geweet die al een bamhatige Samaitaan, zonde aanzien de peoon, en juit geicht op de meet ellendigen, menen heeft geholpen en genezen en het Evangelie toegepoken, dan de HeeeJezu. En daamee heeft de HeeeJezu du ook omgekeed echt op de liefde van de menen en ook van de wetgeleeden. De Heiland heeft wel ltat ande vediend dan op de poef geteld te woden. Je gaat zo'n bamhatige Samaitaan toch geen examen afnemen. Ook al ben ie duizend kee wetgeleeloe. No olle vogen een opdocht Aan het eind van ziin vehaal doet de Heiland de wedevaag Íichting wetgeleede: "Wie van de die denkt u dat de naate geweet i van hem die in handen van de ove gevallen wa?" Ja, en dit i ook een etoiche vaag. Het antwood i volkomen duideliik. Maa het komt de wetgeleede toch moeilijk ove de lippen. Het wood "amaitaan,' komt e zelf helemaal niet ove. Het wodt: "Degene die hem bamhatigheid heeft bewezen". De wetgeleede i in de kuil gevallen die hij voojezu gegaven heeft. En dan bengt de Heiland Zijn laatte lag toe. En het i echt al lag bedoeld. "Ga heen en doet u evenzo".en de tudeekamevaag: "Wie i mijn naate" i omgebouwd tot een échte, hatdoozoekende, hatvebekende vaag: "Van wie ben ik de naate?". Nijpende nog: "Hoe wod ik een naate?" En de zaligheid i emee gemoeid. Want dat wa en i de eete vaag. En daamee i zeke niet bedoeld dat je doo bamhatig te zijn, zalig wodt, maa wel dat de genade die je zalig maakt le ook bamhatig maakt. Gepekvagen: -+. ). ffi@ # w ondekent u de neiging in de chitelijke kek om van het Evangelie een nieuwe wet te maken? In dit geval: Gif zult bamhatig zijn. Wat moeten we denken van het "diputeen" en edetwiten ove de Bilbel en de waaheid? Zljnwe op onze hoede voo de gevaen daaaan vebonden? Ondekennen we de gevaen van het bekleden van een ambt of poitie (wetgeleede, piete, Leiet, oudeiing,...)? Benoem die gevaen een eelijk. wat gaat u zeggen tegen iemand die vaagt: "Du bamhatige menen komen in de hemel"? Hebben wij de vaag voo onzelf ook al omgekeed?: "wie i mijn naate?" wodt,,voo wie ben ik de naate?". Van de qjoozitte,., Bonddag D. W. W,uNo È Op D.V. zatedag 27 oktobe hopen we onze Bonddag te houden in Putten. Zelf evaa ik dat teed wee al een fijne dag. We mogen on amen bezinnen op een belangijk ondewep: De betekeni en de paktilk van het Heilig Avondmaal. En dan i e ook de ondelinge ontmoeting. Uit het hele land amen gekomen evaen we de goede band met elkaa, zodat we bemoedigd wee naa hui mogen gaan. F - 9

9 Daaom in het eptembe-numme alvat een hatelijke aanpoing om naaí Putten te komen. Zet de datum van 27 oktobe in uw agenda, en peek met elkaa af om amen naa de Bonddag te gaan. En laten we vooaf de Heee bidden om Zijn zegen ove deze dag. Schippe nqqt God In de vakantie la ik een biogafie ove de bekende zeeheld Michiel Adiaenzoon de Ruijte. Vanuit zijn chaap-jounalen wodt een helde beeld gegeven van zijn veelbewogen leven. Wat mii bij het lezen van dit boek getoffen heeft? Dat De Ruijte in zijn cheepjounalen teed de naam van de Heee God noemt. In alle gebeutenien ziet hij de hand van God. Al hil voopoedig wa/ en ook al het tegen zat. Op maandag noteet hij vechillende keen, dat hij op zondag een goede peek mocht hoen van de vloot-pedikant. En al hij op zijn laatte ei doo een kogel getoffen op het ziekbed ligt, zegt hij:,,lk ben hie op de pot, waa mij God geoepen heeft, en wil Hii mij ook uit dit leven oepen, ik ben geeed en beeid." Het wa voo admiaal De Ruijte leven en teven met de Heee. Laat dat bii on ook zo zijn. Wij leven in een tijd, waain wij zelf alle denken te kunnen egelen. Het Iijkt wel, alof wij de Heee niet mee nodig hebben. Maa wat i dat een am leven. De Bijbel wijt on een andee weg: Begin de dag met God. En weet u in uw dagelijk wek geoepen doo de Heee. Om ' avond de Heee te danken voo al wat Hij u die dag chonk. En laat het geloof in Chitu u de ut mogen geven: Hetzij dat wij leven, hetzij dat wil teven, wil zijn de Heeenl (Rom. 14 :7). Tenlotte Een hafielijke goet, en God zegen toegewent voo het nieuwe vegadeeizoen. Mede namen de andee betuuleden, flkupffiffiffiffiqmffiffi&k,'*," l$ " ffi F a 2..@.n.,. ffi Voo u gelezen Kleu bekennen Dn. J. BnoHu \l È q, 10 Som bekuipt je de veleiding om in een hutje op de hei te gaan wonen. Michien kent u dat gevoel ook wel. In de eculiee amenleving komen e zoveel veleidingen op je af, wod je zo aan alle kanten gechud, voel ie je in je chiten-zijn zo aan-. gevallen en bedeigd, dat je af en toe denkt: "Woonde ik maa in een dop met alleen gelijkgezinden, heelijk met alle gelovigen onde elkaa". Met de hele Geefomeede Gezindte de Veluwe op, bijvoobeeld. Ik weet dat dit een utopie i, niet te ealieen en ik beef ook wel dat iede men de weeld in zijn hat daagt. Aan de andee kant: wie vakantiegange obeveet kan tot een veaende ontdekking komen. Ik la daaove van iemand, die in het etauant wel een wilde zien wie voo het eten bidt: "...Een man en een vouw. Voodat ze gingen eten, aazelden ze. Ze keken een om zich heen. Het wa net of ze e eet zeke van wilden zijn, dat niemand het zag. Toen peidden ze hun handen voot hun gezicht. Na kote tild keken ze een cnd alof ze wilden vattellen, dat niemand hen had gezien. "Nou 1a, dacht ik, ze bidden toch nog."

10 Daana duude het een hele tijd, voodat ik e wee ontdekte, die baden. Een jongen en een meije. Een volijk en opgewekt tel. Duk patend, duk lachend, betelden ze iet. Haa volijke lach klonk fe.lken boven alle uit. Toen kwam het eten. Zonde zich te chamen, vouwden ze hun handen en loten hun ogen en weden til. 'Ze ziin e toch nog", dacht ik. Het deed me weldadig aan. En daana? AI ik nu nadenk ove wat ik toen deed, vind ik het veemd. Toen ik wegging, Iiep ik lang het tafeltje van het jonge tel en zei: "Wat fijn, het doet me weldadig aan." Ze keften me niet begiipend aan. Natuulijk begepen ze me niet. Ik tond, geloof ik, wat te chutteen, toen ik vetelde, wat ik bedoelde. "Ik vind het fijn, dat iullie baden voo het eten. Bijna niemand doet het nog en iullie chaamden je e helemaal niet vooí." Hij zei: "We ziin het thui gewend, waaom zouden we het hie niet doen?" Zij: "Waaom zouden we on voo God cltamen?" U begdjpt: het gevaa i levengoot dat we on voo God chamen. Zo vaak vallen we al chiten niet op. Chitu vaagt op de man af aanzlin dicipelen: "Maa gij, lvie zegt gij, dat ik ben?" Daa kun je niet omheen. Dat vaagt om een antwood in daad en wood. Wie daaop 'ia' zegt heeft geloof nodig en de kacht van de Heilige Geet, Die het ie ook andeen laat zien, dat le de Heee Jezu niet mee kunt mien in ie leven. Zou het michien vaak ontbeken aan dat gebed: "Lee mij naa Uw wil te handelen?" ffimw#&k&xx,y ffi %ww&wfuk.{ffi3 5, De pediking bengtwedekomt en geicht díchtebij Wij weten van de 'tekenen de tijden'. De Heee Jezu peekt e o.a. ove in Matth. 24. E i pake van oologen, geuchten van oologen, vekilling van de liefde, wetveachting, vale pofeten e.d. Veel van deze tekenen zijn negatief. Zil peken van vezet tegen de Heee en tegen Zijn Gezalfde. Maa e ziin ook poitieve tekenen. Daabii denken we vooal aan de vootgang van de Evangeliepediking. Zoal Jezu het zegt in Matth. 24:74: "En dit Evangelie van het Koninkijk zal in de gehele weeld gepedikt woden tot een getuigeni voo alle volken; en dan zal het einde komen." Hie zit de gedachte in, dat de pediking van het Evangelie de weg baant naa de wedekomt van Chitu. Naamate on meedee plaaten in de weeld het Wood gebacht wodt, gaat de belofte van Chitu in ve.'ul- Iing, en komt het einde nade. We kunnen hie ook Openbaing 6 noemen. XT D. J.P. Nlp Dit hoofdtuk peekt ove de uite en de paaden die ove het veld van de gechiedeni daven. De oodelen van God beken lo. Maa vooop gaat de Ruite op het witte paad. Chitu iidt op het Wood de waaheid. Ovewinnende, en opdat Hij ovewon. En zo wodt de,veeld a.h.w naa de wedekomt en het geicht toe gepeekt. Natuulijk i het zo, dat na elke peek het eindgeicht wee een aantal minuten dichtebij i gekomen om de eenvoudige eden, dat de tiid niet heeft tilgetaan. Maa u begijpt hopelijk, dat het hie om een veel diepe liggende gedachte gaat. Doo de pediking zijn wee menen voobeeid voo het geicht. En doo de pediking ziin wee meedeen met het Wood bekend gemaakt. En zo i indedaad (zoal gezegd) de pediking bezig geweet om 'de weg te banen' naa de wedekomt van Chitu. qj È > 11

11 (- t l\ > Het geícht van Golgotha in de pediking Tot nu toe hebben wij vooal gepoken ove 3 dingen: (1) de plaat van het eindgeicht in de pediking; ove (2) de pediking zèlf al geicht; en ove (3) de vootgaande pediking al teken van de tijd. Ik wil gaag ook nog iet mee zeggen ove de eigenlijke inhoud van de pediking, en dat juit ook met het oog op het geicht. Het gaat in de pediking imme altijd om "Jezu Chitu, en Dien gekuiigd". Welnu, dàà hebt u 'het geicht in de pediking'. Het i het geicht, dat ove Chitu i gegaan. In de lijdenweken voo Paen hebben we vele peken gehood ove het lijden en teven van Chitu. Dat de Zaligmake en Middelaa de weg ging van Galilea naa Gethémané, en van Gethémané naa Gabbatha, en van Gabbatha naa Golgotha. En daa voltok zich het oodeel van God de Vade ove de zonden de menen tegen Hem. God heeft ziln echtvaadigheid bewezen tegen Zijn Zoon, toen Hij onze zonden op Hem heeft gelegd, belijden we in at. 20 van de Ned. Gel. Belijdeni. Jezu Chitu en Dien gekuiigd'. In de pediking mogen wii niet heenlopen om het kui van Golgotha. Hii heeft Zich in het geicht van God ove de zonde geteld. On Avondmaalfomulie vewoodt het heel kenachtig: Dat Chitu de toon van God (onde welke wij eeuwig hadden moeten vezinken) voo on gedagen heeft; dat Hij ontelbae maadheden geleden heeft, opdat wii nimmemee te chande zouden woden; dat Hij onchuldig te dood i veoodeeld, opdat wij voo het geicht (l) van God zouden vijgepoken woden;... dat Hii de vevloeking aan het kui op Zich heeft geladen, opdat Hii on met Zijn zegening vevullen zou;.. en dat Hij in de allediepte vemaadheid en angt, de hel geoepen heeft: Mijn God, Mijn God, waaom hebt Gij Mij velaten..., opdat wij tot Cod zouden genomen en nimmemee doo Hem velaten woden. Zo i het geicht van God ove Chitu heengegaan. In het bijzonde aan het kui. En al dit kui van Chitu gepedikt wodt, wodt het geicht gepedikt. Deze kui-pediking laat ook zien, dat alle wegen van on uit naa God toe dood lopen. Maa tewiil deze kui-pediking de wegen van beneden naa boven afnijdt, wodt de weg van boven naa beneden geopend. En e i behoud voo eik, die tot Hem vlucht en in Hem gelooft. Dan wodt het waa, wat de 85' Palm zingt: Gij vindt in gunt en niet in waak Uw lut, de hitte van Uw gamchap i geblut. Tenlotte, In de pediking gaat het om een geding van God met zondaen. Leven en dood woden voogeteld, maa alleen het leven wodt vekondigd; waaom gezegd wodt: kiet dan het leven, Dt. 30:19. Hietbii zai de pedike een tijd voeen op leven en dood om menenleven al een bandhout uit het vuu te ukken. Chitu zegt: dwingt ze om in te gaan. Zo i elke kekdient een gang naa de geichtplaat. Van Rembandt i een childeij bekend ove de kuiiging. En egen ondein dat childeij i een ilhouet van Rembandt zelf te zien: ook hif wa onde degenen die Jezu kuiigden. Daaom zeggen we: Elke kekbank i een beklaagdenbank. En e wodt gevonnit. In God eeuwige 'heden' woden we geplaatt. Onontkoombaa. Voo wie e zit, i het eed te laat. Wie niet gelooft, i eed veoodeeld. God taat op ten geichte. En de Voopaak i daa om te pleiten. En de Geet i daa. Hij doet zien op Chitu, Die veteed wodt doo de toon van God. Zo gebeut e viipaak. U kijgt de genade-lag. Maa dan ook wekelilk de genade-lag. E wodt genade uitgedeeld aan veoodeelden. Pediking en geicht. Het geicht wodt gepeekt, opdat wij voo het geicht van God zouden vijgepoken woden. Wat een wonde, dat wii deze pediking mogen ontvangen. En mogen bengen.

12 Wijzigingen adeboekje 2005 Blz. 2: dh. M. Pot (2e ecetai hoofdbetuu) i vehuid naa: Edelmanlaan 8, 3903 XP Veenendaal. Telefoonnumme ongewijzigd. Blz. 2: d. J. van Diik (lid hoofdbetuu) i vehuid naa: Amtedameweg 64,6712 GK Ede. Tel Blz. 3: MV "Sola Fide" te Blekengaaf heeft een nieuwe ecetai gekegen: B. van de Want, Reigetaat 28, 2971 AX Blekengaaf. BIz. 6: de hee G. van Leeuwen te Welleind (ecetai van MV "Elimelech" te Buchem- Kekwijk-Delwijnen) i oveleden. Blz. 16: d. J. Mulle i vehuid naa Zetten. Hij i geen voozitte mee van MV "Beea" te Wapenveld. BIz. 17: Secetai van MV "Guido de Bè" te Hadewif k i gewoden: A. ten Hove, Heman de Mantaat 13,3842 AT Hadewilk. Blz.26: Het huidige betuu van MV "Ondezoekt de Schiften" te Edeveen i al volt amengeteld: le voozitte: d. J.D. van Roet, Julianataat 24, 674I AV Lunteen; 2e voozitte: G. van Beek, Hoofdweg ZZ4, WREdeveen; ecetai: A.E. Bakkene, Nieuweweg 40, PM Edeveen; penningmeete: N. v.d. Wijde, Azaleataat 19, 6744 AD Edeveen. Blz. 34: de Steek Utecht-Amefoot heeft een nieuwe penningmeete: J. de Jong, D. Weiffeweg 51, 3615 AL Wetboek. Wilt u wijzigingen in het adeboekje aan mij doogeven en wijzigingen in het ledenbetand van uw veeniging aan het Bondbueau? Hatelif k dank voo uw medewekingl D. T. van Buggen, ec. dtvanbuggen@olcon.nl Regionole themadagen 2007 In de Hevomde Vaan van augutu i doo de uitgeve een vekeed beliht geplaatt. Hie volgen de luite gegeven. Regio : Midden Nedeland Plaat : Baan Datum : 13 oktobe Gebouw Ade Thema Leiding Speke Aanvang Sluiting Calviinkek Tomplaan 7,,In de weeld, niet van de weeld" D. J.C.L. Staeveld te Bunchoten Pof. d. W. Veboom te Waddinxveen,,loleen?" Pof. d. G.C. den Hetog te Apeldoon,,lntegeen?" 9.30 uu uu Belangtellenden hatelijk welkom. Op 17 novembe te Papendecht Op 24 novembe te Veenendaal Nadee mededelingen volgen. Voo alle ontmoetingen geldt D.V. M.P. (2e ec.) ffiwwkfuxpffi"$xk &m"we p. _ " John Blanchad, Licht op Maku en Licht op Luka, uitg. De Banie, Utecht 2007, ep. 103 en 201 b12., Pij ep. I2,75 en 14,75. In deze boekle geeft evangelit Blanchad eenvoudige bijbeltudie van elk 2 à 3 pagina'. In feite geeft hij geen gedétailleede uitleg, maa hoofdlijnen. Dit zal e mee te maken hebben dat hij in pincipe chijft voo menen die net chiten gewoden ziln. In kot betek vindt men hie de beide evangeliën amengevat. Daabij hekt de chijve dikwljl veaende liinen die al kote toepaing dienen. In zijn tiil gebuikt hij mee dan een upelatieven, bilv. dat Jezu' oeptem tot Zachei een 'diecte en vebazingwekkende uitweking' heeft. En Luka 24:6a noemt hij 'de meet damatiche mededeiing uit de gechiedeni'. I dat touwen zo? Mooi i dat de auteu duidelijk aangeeft dat zijn gechiften niet dienen te vevanging van het bijbellezen zelf. JPN. D. P.L. Voobeg, Doop en Kek, De ekenning, doo kekelijke gemeenchappen, van de elde bediende doop, uitg. Goen Heeenveen 2007, 507 blz., pij 32,50. In deze dietatie, waaop de auteu in januai 2007 n Kampen pomoveede, gaat het om de F \- qj È - 13

13 b i* t! q) qj T4 dogmatiche fundeing van de doopekenning tuen de keken. De keken van de Refomatie zijn altijd eg teughoudend geweet in het afwijzen van de geldigheid van een doopbediening. Zo ekende Calvijn ook de doop in de Roome Kek bediend. Na een zoektocht in de hitoie, komt de exegee aan de ode van waauit de onhehaalbaaheid van de doop tek naa voen komt, o.a. Ef. 4:5. Eindconcluie (p. 443): "Een doop i een doop al hij met wate i bediend (ààn een dopeling) en deze de dopeling al leeling van Chitu in ent aan de tinitaiche God vebindt." Dit boek i doowocht wek, zoal van een poefchift vewacht mag woden. Daabij i het een apate evaing om zoveel Vijgemaakt Geefomeede liteatuu de el'ue te zien paeen en bovendien een tilzwi j- gende lijn getokken te zien woden vanuit de Refomatie via de Geefomeede Keken naa de Keken van JPN. D. M. Golvedingen, Kleine gechiedeni van de geefomeede gezindte, een ontwikkeling in hoofdlijnen, in eie: Studium Geneale deel 5, uitg. Goen Heeenveen 2006, 152blz. Dit boek met uitgewekte college ove de tiete gechiedeni van Afcheiding, Doleantie en wat die mee zij, heb ik al een pannend vehaal gelezen. Dat komt enezijd doo de boeiende wijze van chijven doo de auteu, andezijd ook doo de mateie. Steed bekuipt je de weebatige vaag, wat een kekcheuing veantwood maakt. Opmekelifk, dat elke kekelijke veeniging ook wee een cheuing betekende: 1869, 1892,1907 en 2004 getuigen daa van. ln tefzekee lijnen bechijft de auteu op een betokken wijze de gang van de geefomeede gezindte edet Het boek i mede boeiend vanwege een "waadeing" die de chijve aan het eind van elk hoofdtuk al het wae inlat. Daain wiit hij het tandpunt van Goen van Pintee af, dat zelf het afchaffen van de belijdenigechiften geen veandeing zou bengen in de opdacht om in de kek te blij,en (blz. 49\. In het laatte hoofdtuk gaat het om het poce van Samen op Weg. Ik heb het al een pannend' hoofdtuk gelezen en beleefde de afgelopen detig iaa a.h.w. opnieuw, met helaa natuuliik dezelfde teleutelling. BIz. I42 peekt ove "de ontknoping" en je zit te tillen op ie toel. Blz. 125 noemt de Hevomde kekode van 1951 e teecht één van een dynamich belijden. Ziiwa niet excluief geefomeed; ook al wilden wij hem wel altijd zo uitgelegd hebben. Wii danken de chijve voo dit boek. Het kan minten helpen om elkaa tebegijpen en kaikauen we8 e nemen. J.P.N. D. J. Wetland, Een hand boven je hoofd, ove zegenen in lee en leven, uitgeveij Goen, Heeenveen, 2007,720b12., 12,50. Dit i het vijfde deel in de Atio-eek, bedoeld om dientbaa te zijn aan de toeuting vanuit de bijbel. E i in onze tijd veel aandacht voo het zegenen, vooíal onde handoplegging. Dat heeft te maken met een gote behoefte aan zichtbae itueien. Op een nuchtee u'iize zet d.wetland de gegeven van het Oude en Nieuwe Tetament op een ij. De zegen i volgen hem athankelijk van de HEERE Die de levende God i en Zich in Jezu Chitu openbaat en wekt doo de Heilige Geet. Keninhoud i de vede in de echte elatie met God en die zich uitwekt ove heel het leven. Een conciuie i dat e niet een peciale intelling van het zegenen i in de biibel. D. Wetland geeft aanluitend zijn viie op het ondeling zegenen in evangeliche king. Allelei vagen woden vede behandeld. Wat doen we al we zegenen? Wat i de elatie tuen zegen en ambt? Aan het einde van de publicatie geeft d. Wetland enkele ovewegingen. Zijn mening i dat het zegenen van elkaa niet in mindeing mag komen op het zegenen van God in de zin van het ioven van Zijn Naam. Vede i het van goot belang tot een zegen te zijn voo andeen en voo de weeld waain wij leven. Gebaen of tandaadfomule pelen hiebij maa zi1- deling een ol. Zegenen kunnen we aileen al we zelf gezegend zijn. God zegen wekt niet automatich, maa kijgt getalte in geloof en bekeing. Veel gegeven woden aangeeikt om doo on nade te woden betudeed. j.h.l. Tanach, complete paalleluitgave van de Tanach in het Hebeeuw/Nedeland in de volgode van dejoode canon, uitg. NBG Heeenveen en Sja'a1 Amtedam 2007, Pij ca. 49,95. Deze uitgave van het Oude Tetament i uniek, omdat het voo het eet vechiint in het Hebeeuw met daaaan paallel een conitente Nedelande vetaling; en wel de Nieuwe Biibelvetaling (NBV) Het beteft hie een amenweking tuen het Nedeland Bilbelgenootchap en het Vebond van Libeaal-Religieuze Joden in Nedeland. Deze uitgave dient

14 niet een \etenchappelijk, maa een litugich doe1. I du -oo gebuik in ynagoge, leehui en thui. De \aan van God, JHWH wodt vetaald doo 'De Eeutige' i.p.v. 'de HEER', zoal de NBV heett. Ook veel andee namen zijn aangepat, bij'..\'am i.p.v. Abam. Ook de naam 'Tanach' -ijkt af,an 'Tenach'. Al met al een uitgave net een eigen kleu en gechiedeni; en een belangiike mijlpaal in het land van de bif beluitgaven. #ww $$$ * ffi a?$ $.p y a,á $x.* *u,,ik zet míjn betouwen op tlen Heee HEERE, ont al Uw weken te vetellen." P.73 :28b IPN.,,Dan ga ik op tot God ctltaot,, Met doefheid delen wii mede, dat de Heee op Zijn tiid en wi jze, op 21 augutu 2007, uit on midden heeft weggenomen, on toun, meelevend lid CORNELIS VAN DER VLIET in de leeftiid van 67 jaa. lle Heee vetoote zijn vouw, kindeen en kleinkindeen, en allen die hem lief en diebaa waen. Augutu Betuu en leden van de mannenveeniging Rondom het Wood te Nieuwe'Ie Aa Met doetheid geven wii u kenni van het oveiijden van on 1id en onze oud-voozitte DS. J. KOEE op de leeftijd van uim 90 jaa.,,zie, waalijk een Iëliet in wie gecn bedog i." loh.1 :1B Biina 55 jaa wa hij lid van onze veeniging. De Heee vetoote en teke zijn achteblilvende vouw, de kindeen, kleinkindeen en vedee famllie. \ijkek, augutu Betuu en leden van de M.V.,,Schift en Belijdeni" te Nijkek Met doetheid geven wij u kenni dat de Heee uit het midden van onze veenigltg heeft weggenomen onze geliefde viend en on betuulid ADRIAAN VAN OORT op de leeffijd van 70 iaa. Tientallen jaen vezogde hii op de hem eigen, gewetenvolle wiize het ecetaiaat van de veeniging. Ik zal geut in vede lapen en liggen ongetood te tce. I\,hnt Gij alleen, mijn child en wapen ztlt ntij doen zeke wonen, Hee. Pctlm I : 4b Mannenveeniging,,Calvi jn" van de Hevomde Mogentegemeente Zoetemee, 10 iuli Met doefheid geven wij kenni dat voo on toch onvewacht, i oveleden on touwe lid AART HAZE op de leeftiid van 83 jaa. De Heee tootte ziin kindeen, kleinkindeen, achtekleinkindeen en vedee familie. Wezep, 13 juli Betuu en leden M.V Ad NÍajoem Dei Gloiam Wezep-Hattemeboek Met doeíheid geven wij u kenni dat de Heee uit on midden heeft weggenomen on lid ALBERT VAN DIJK op de leeftijd van 74 iaa. De Heee gedenke zijn vouw, kindeen en kleinkindeen in dit gote velie. Betuu en leden van de Mannenveeniging,,Ondezoekt de Schiften", te Schepenzeel Schepenzeel, itth. 2OO7. ê - q, F U 15

15 BOND VAN NED. HERV. MANNENVERENIGINGEN OP G.G. UITNODIGING voo de BONDSDAG 2OO7 D.V. OP ZATERDAG 27 OKTOBER a.. in de OUDE KERK TE PUTTEN. Aanvang: uu. AGENDA: Thema:,,HET HEILIG AVONDMAAL" t\ È t. 1. Opening doo de 1e voozitte d. W. Wetland. 2. Refeaat doo d. A. Been, em.ped. te Baneveld:,,De betekeni van het Heilig Avondmaal". 3. Betuiging van aanhankelijkheid aan Hae Majeteit de Koningin. 4. Bepeking van de ingekomen vagen. 5. Sluiting mogenvegadeing doo d. J.H. Lamme. 6. Pauze van uu. 7. Opening middagvegadeing doo d. J.P. Nap. 8. Refeaat doo d. A. Jonke te Baan:,,De paktijk van het Heilig Avondmaal". 9. Zangpatze. 10. Bepeking van de vagen. 11. Sluiting doo d. A.D. Goijet. N.B. De vagen kunnen chiftelijk woden ingeleved. Om paktiche edenen i het onmogelijk de vagen mondeling te tellen. > \t 1,6 Iedeeen i hateliik welkom, ook dame! M.P. (2. ec.)