Canon MPC600F/MPC400. MultiPASS Suite voor Windows versie 4.0 Gebruikershandleiding bij de software

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Canon MPC600F/MPC400. MultiPASS Suite voor Windows versie 4.0 Gebruikershandleiding bij de software"

Transcriptie

1 Canon MPC600F/MPC400 MultiPASS Suite voor Windows versie 4.0 Gebruikershandleiding bij de software

2 Copyright 2001 Canon, Inc. Alle rechten voorbehouden. Volgens het auteursrecht mag deze handleiding in geen enkele vorm, geheel noch gedeeltelijk, worden gereproduceerd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc. Handelsmerken Adobe Photoshop is een gedeponeerde handelsmerk en Adobe Photo Deluxe is een handelsmerk van Adobe Systems Corporation. Canon en BJ zijn gedeponeerde handelsmerken en MultiPASS en ScanGear zijn handelsmerken van Canon Inc. Microsoft, Windows, Exchange, Outlook en Outlook Express zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Alle andere handelsmerken waarnaar in deze handleiding wordt verwezen, zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaars. ii Voorwoord

3 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 1 Systeemvereisten... 2 Informatie over deze handleiding... 3 Conventies in deze handleiding... 4 Assistentie voor gebruikers... 5 Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen... 7 De MultiPASS Suite installeren... 8 De standaardprinter instellen De printerinstallatie delen Meer informatie over de mappen van Mijn MultiPASS Hoofdstuk 3 Afdrukken Afdrukinstellingen wijzigen Afdrukinstellingen opgeven op het tabblad Afdruk Een aangepaste afdrukkwaliteit opgeven Een aangepaste kleuraanpassing opgeven Pagina-instellingen opgeven Een aangepast papierformaat opgeven Meerdere pagina's op een enkel vel afdrukken (Windows 95/98/Me/2000) Een poster afdrukken (Windows 95/98/Me/2000) Een banner afdrukken Werken met Printerbeheer (Windows 95/98/Me) Stempels en achtergronden gebruiken (Windows 95/98/Me/2000) Een stempel of achtergrond maken of wijzigen Speciale effecten opgeven Instellingen opslaan als een afdrukprofiel Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) Een faxbericht vanaf uw computer verzenden (pc fax) Een ontvanger opgeven via het adresboek Een voorblad toevoegen en een voorbeeld hiervan weergeven Faxinstellingen opgeven Inhoudsopgave iii

4 Een snelle fax maken en verzenden Werken met faxtaken in de map Uitbak Een fax ontvangen Ontvangen faxen automatisch doorsturen De Faxlog gebruiken Een adresboek instellen Werken met het adresboek Een ander Windows-adersboek opgeven Hoofdstuk 5 Scannen Werken met scaninstellingen in ScanGear Instellingen voor de voorbeeldscan in Simpele modus opgeven Instellingen voor de voorbeeldscan in Geavanceerde modus opgeven De voorbeeldafbeelding aanpassen voor een definitieve scan De voorbeeldafbeelding uitsnijden De schaal van het uitvoerformaat van de afbeelding aanpassen De toon of kleur van een afbeelding met grijstinten aanpassen De toon van een zwart-witte afbeelding aanpassen Voorkeuren voor ScanGear instellen Werkbalkinstellingen opgeven De werkbalk weergeven Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Voorkeuren voor de weergave opgeven Werken met een document of afbeelding Documenten en afbeeldingen opslaan Voorkeuren voor de Viewer opgeven Een foto-editor opgeven Afbeeldingen verbeteren (Photo Enhancer) Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen Faxinstellingen voor het apparaat opgeven (MPC600F) Snelkiesnummers instellen Systeeminstellingen opgeven (MPC600F) De MultiPASS-statusmonitor gebruiken De verbinding tussen de printer en MultiPASS herstellen iv Inhoudsopgave

5 De MultiPASS Suite verwijderen De MultiPASS Suite opnieuw installeren Veranderen van poort Hoofdstuk 8 Veel gestelde vragen Printer kan niet worden geïnitialiseerd De installatie verloopt niet zoals verwacht Afbeeldingen worden niet goed gescand Documenten worden niet goed afgedrukt Het papier wordt niet goed geladen De afdrukkwaliteit is niet naar wens Appendix A Fax-/telefoontekens Appendix B De printer delen op verschillende platforms in Windows Verklarende woordenlijst Index Inhoudsopgave v

6 vi Inhoudsopgave

7 Hoofdstuk 1 Inleiding 1 Gefeliciteerd met uw aanschaf van de Canon MultiPASS MPC600F of MPC400 (wordt in deze handleiding ook wel gewoon de printer genoemd) en de bijbehorende MultiPASS Suite voor Windows. Met de MultiPASS Suite kunt u op de printer een groot aantal verschillende taken uitvoeren, zoals: Een document afdrukken U kunt een document afdrukken vanuit elke Windows-toepassing die afdrukmogelijkheden biedt. U kunt afdrukinstellingen opgeven en aanpassen, die het uiterlijk van uw afgedrukte documenten bepalen. Een document faxen (MPC600F) U kunt vanaf uw pc een document faxen en zo nodig een vooraf gedefinieerd voorblad toevoegen. Ook kunt u faxen direct op uw pc ontvangen. Een afbeelding scannen U kunt documenten, foto's en andere afbeeldingen scannen en op uw pc plaatsen. Documenten weergeven en beheren U kunt gescande documenten of documenten die u per fax hebt ontvangen, weergeven en beheren. Afdrukinstellingen opgeven (MPC600F) U kunt vanaf uw pc instellingen opgeven die bepalen hoe faxen door uw printer worden verwerkt. Hoofdstuk 1 Inleiding 1

8 Systeemvereisten 0 Voor een juiste installatie en werking van de MultiPASS Suite gelden minimaal de volgende systeemvereisten: Windows-besturingssysteem Microsoft Windows 95 OSR 2 of later, Windows 98, Windows Me of Windows 2000 Andere software Internet Explorer 4.0 of later Computerprocessor Windows 95/98: een IBM-computer of compatibele computer met een Pentium 90-processor of hoger Windows Me: een IBM-computer of compatibele computer met een Pentium 150-processor of hoger Windows 2000: een IBM-computer of compatibele computer met een Pentium 133-processor of hoger Geheugen Windows 95/98/Me: 32 megabytes (MB) RAM. 64 MB RAM of meer wordt aanbevolen. Windows 2000: 64 megabytes (MB) RAM. 128 MB RAM of meer wordt aanbevolen. Ruimte op de vaste schijf 60 MB beschikbare schijfruimte. 150 MB beschikbare schijfruimte wordt aanbevolen. Schijfstation Cd-rom-station of toegang hiertoe via een netwerkverbinding Beeldscherm 256 kleuren SVGA-beeldscherm of hoger 2 Inleiding Hoofdstuk 1

9 Printerkabel Voor een aansluiting via een parallelle poort: een afgeschermde, bi-directionele, IEEE-1284 compatibele parallelle kabel met een lengte van maximaal 2 meter. Voor een aansluiting via een USB-poort (Windows 98/Me en Windows 2000): een USB-kabel met een lengte van maximaal 5 meter. De MultiPASS Suite voor Windows 98/Me en Windows 2000 ondersteunt zowel parallelle poorten als USB-poorten. Informatie over deze handleiding 0 In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat u bekend bent met Windows. Dit houdt onder meer in dat weet hoe u uw systeem kunt starten en dat u in de Windows-omgeving de gewenste programma's en functies kunt kiezen. Ook wordt aangenomen dat u bekend bent met de Windows-termen, zoals venster, dialoogvenster, aanwijzen en slepen (klikken en dubbelklikken worden hieronder uitgelegd). Voor meer informatie over het werken met Windows raadpleegt u de handleiding bij Microsoft Windows. De afbeeldingen van de MultiPASS Suite in deze handleiding zijn grotendeels gemaakt op een systeem met Windows 98. Waar nodig echter, werden sommige afbeeldingen gemaakt op een Windows systeem. Het is mogelijk dat de afbeeldingen op andere ondersteunde besturingssystemen kleine verschillen vertonen. Hoofdstuk 1 Inleiding 3

10 Conventies in deze handleiding 0 In deze handleiding worden de volgende conventies gebruikt. Cursieve tekst Wordt gebruikt om het belang van een woord of zinsdeel te benadrukken of om naar een andere handleiding te verwijzen. Voorbeeld: U hebt geen toegang tot het dialoogvenster... -of-..de MultiPASS Suite Gebruikershandleiding... Tekst tussen aanhalingstekens Wordt gebruikt om te verwijzen naar de titel van een sectie in de handleiding. Voorbeeld:...de sectie De software installeren... Klikken, dubbelklikken Het gebruik van het woord klikken of dubbelklikken geeft aan hoe er een opdracht of optie moet worden gekozen of geselecteerd, over het algemeen met de muis. Voorbeeld: Klik op OK om door te gaan. Niet-proportionele tekst Wordt gebruikt voor opdrachten die u moet typen voor het installeren van de software of voor systeemberichten die op het scherm kunnen verschijnen. Voorbeeld: A:\SETUP 4 Inleiding Hoofdstuk 1

11 Hoofdletters Worden gebruikt ter aanduiding van een schermtitel of optie. Voorbeeld: Klik in het dialoogvenster op Papierformaat wanneer u... Assistentie voor gebruikers 0 Naast deze handleiding is ook de volgende informatie beschikbaar: Online help Bevat informatie over een venster of dialoogvenster en stapsgewijze instructies voor het uitvoeren van taken in MultiPASS Suite. Beknopte handleiding Geeft informatie over het configureren en bedienen van de printer. Naslagwerk Biedt informatie over het werken met papier, het kopiëren en het onderhoud. Faxhandleiding Bevat informatie over het faxen. Hoofdstuk 1 Inleiding 5

12 6 Inleiding Hoofdstuk 1

13 Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 2 De MultiPASS Suite bevat de volgende softwareonderdelen, die automatisch worden geïnstalleerd: Printerstuurprogramma Hiermee kunt u afdrukken vanuit elke Windows-toepassing die afdrukmogelijkheden biedt. Faxstuurprogramma (MPC600F) Hiermee kunt u een pc-fax versturen vanuit elke Windowstoepassing die afdrukmogelijkheden biedt. Scanstuurprogramma (ScanGear voor MultiPASS) Hiermee kunt u een afbeelding in de pc scannen. Mijn MultiPASS Hiermee kunt u de MultiPASS-documenten opslaan en organiseren in mappen op de computer. MultiPASS Viewer Hiermee kunt u de documenten opgeslagen in Mijn MultiPASS weergeven. MultiPASS-statusmonitor Regelt en bewaakt activiteiten die plaatsvinden via de poort waarop de printer is aangesloten. De MultiPASS Suite-software en de printer kunnen alleen goed communiceren als de Statusmonitor actief is. Om er dus zeker van te zijn dat de communicatie-instellingen juist zijn, wordt tijdens de installatie de Statusmonitor zo ingesteld dat deze automatisch start bij het starten van Windows. U kunt deze instelling desgewenst later wijzigen. Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 7

14 MultiPASS-werkbalk Hiermee kunt u een afbeelding direct naar de bestemming scannen, bijvoorbeeld een toepassing (zoals uw toepassing of een grafische toepassing). N.B. Als u gebruikmaakt van Windows 2000, wordt MPService (MultiPASS Service) automatisch gemaakt en moet deze service actief zijn om taken te verwerken met de MultiPASS Suite en de printer. MPService start automatisch wanneer u de computer start, zelfs als u nog niet bij Windows bent aangemeld. Als u zich afmeldt bij Windows en de computer aan laat staan, blijft MPService actief en worden eventuele MultiPASS-taken nog steeds verwerkt. De MultiPASS Suite installeren 0 Het installatieprogramma van MultiPASS Suite installeert alle benodigde software-onderdelen op de lokale vaste schijf. De MultiPASS Suite mag niet op een netwerkstation worden geïnstalleerd. U moet MultiPASS Suite 3.x of eerder van de computer verwijderen, voordat u MultiPASS Suite 4.x installeert. Wanneer u Windows 2000 gebruikt, kunt u de MultiPASS Suite-software alleen installeren als u bent aangemeld als beheerder of als u beheerdersrechten hebt. Wanneer u de MultiPASS Suite installeert, moet u opgeven welk type poort u voor de printeraansluiting gebruikt. Als u Windows 95 gebruikt: U kunt de printer alleen aansluiten op de parallelle poort van uw computer. Op deze besturingssystemen wordt alleen een aansluiting via de parallelle poort ondersteund. 8 Installeren en beginnen Hoofdstuk 2

15 Als u Windows 98/Me of Windows 2000 gebruikt: U kunt gebruikmaken van de parallelle poort. Als uw computer echter een USB-poort heeft, wordt aanbevolen de printer aan te sluiten op de USB-poort. Wanneer u de printer aansluit op de USBpoort, wordt de parallelle poort op de printer uitgeschakeld en is deze niet beschikbaar voor gebruik, wanneer de USB-poort wordt gebruikt. Als u later besluit dat u toch liever de andere poort wilt gebruiken, moet u MultiPASS Suite verwijderen en opnieuw installeren. Zie voor instructies Hoofdstuk 7 Een andere poort gebruiken. N.B. Als de MultiPASS Suite-software op een lokaal station of netwerkstation staat, kunt u de software vanaf dat station op het systeem installeren, in plaats van vanaf de installatieschijf. U installeert de MultiPASS Suite als volgt (via de USB-poort): 1. Zet de printer aan, maar sluit de printer pas aan wanneer u hiervoor een instructie ontvangt. Anders wordt er geprobeerd de software te installeren, voordat de printer gereed is. Als het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden, Wizard Apparaatstuurprogramma bijwerken of Wizard Nieuwe hardware verschijnt, klikt u op Annuleren. 2. Sluit alle actieve toepassingen (inclusief virusprogramma's). 3. Plaats de installatieschijf in het station. Als er een kopie van MultiPASS Suite op een ander station staat, gaat u door naar de volgende stap. Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 9

16 4. Als AutoRun is ingeschakeld, start de installatie automatisch. Als de installatie niet automatisch start of als u installeert vanaf een ander station, doet u het volgende: Klik op Start op de Windows-taakbalk en vervolgens op Uitvoeren. Typ de volgende opdracht in het dialoogvenster Uitvoeren en klik op OK (hierbij is D: het station met de installatieschijf of de gekopieerde software): D:\setup.exe 5. Selecteer de gewenste taal. 10 Installeren en beginnen Hoofdstuk 2

17 6. Klik op Volgende op het welkomstscherm. Volg de instructies op het scherm op. 7. Lees de Licentie-overeenkomst. Klik op Ja als u akkoord gaat met de voorwaarden. Klik op Nee als u niet akkoord gaat. U kunt het installatieproces niet voortzetten. 8. Klik desgevraagd op uw printermodel. Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 11

18 9. Sluit desgevraagd de printerkabel aan op de poort op de printer en de pc, zodat de printer automatisch kan worden gedetecteerd. Wanneer de kabel is aangesloten en er een systeembericht verschijnt dat het USB-stuurprogramma wordt geïnstalleerd, wacht u tot het installatieproces is voltooid en klikt u op Ja om door te gaan. 10. Volg de instructies op het scherm op om het installatieproces af te ronden. Wanneer de installatie is voltooid, start u de pc eerste opnieuw op voordat u de MultiPASS Suite-software in gebruik neemt. Als uw pc niet automatisch opnieuw wordt gestart, start u deze zelf opnieuw op. U installeert de MultiPASS Suite als volgt (via de parallelle poort): 1. Zorg dat de printer niet is aangesloten en dat de computer uit staat. 2. Sluit de printerkabel aan op de poort op de printer en de computer. 3. Sluit de printer aan op het elektriciteitsnet. Schakel de printer en computer vervolgens in. Sluit alle actieve toepassingen op de computer (inclusief virusprogramma's). 12 Installeren en beginnen Hoofdstuk 2

19 Als het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden, Wizard Apparaatstuurprogramma bijwerken of Wizard Nieuwe hardware verschijnt, klikt u op Annuleren. 4. Plaats de installatieschijf in het station. Als er een kopie van MultiPASS Suite op een ander station staat, gaat u door naar de volgende stap. 5. Als AutoRun is ingeschakeld, start de installatie automatisch. Als de installatie niet automatisch start of als u installeert vanaf een ander station, doet u het volgende: Klik op Start op de Windows-taakbalk en vervolgens op Uitvoeren. Typ de volgende opdracht in het dialoogvenster Uitvoeren en klik op OK (hierbij is D: het station met de installatieschijf of de gekopieerde software): D:\setup.exe 6. Selecteer de gewenste taal. 7. Klik op Volgende op het welkomstscherm. Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 13

20 Volg de instructies op het scherm op. 8. Lees de Licentie-overeenkomst. Klik op Ja als u akkoord gaat met de voorwaarden. Klik op Nee als u niet akkoord gaat. U kunt het installatieproces niet voortzetten. 9. Klik op uw printermodel. 14 Installeren en beginnen Hoofdstuk 2

21 10. Volg de instructies op het scherm op om het installatieproces af te ronden. Wanneer de installatie is voltooid, start u de pc eerste opnieuw op voordat u de MultiPASS Suite-software in gebruik neemt. Als uw pc niet automatisch opnieuw wordt gestart, start u deze zelf opnieuw op. De standaardprinter instellen 0 Wanneer u de software installeert, stelt het systeem de printer automatisch in als de standaardprinter. Volg echter indien nodig de onderstaande instructies op voor het instellen van de standaardprinter. U stelt als volgt de standaardprinter in: 1. Klik op het bureaublad van Windows op Start, wijs Instellingen aan en klik vervolgens op Printers. 2. Klik in het venster Printers op het pictogram van de printer. 3. Klik in het menu Bestand op Als standaard instellen (Windows 95/98/Me) of op Als standaardprinter instellen (Windows 2000). De printerinstallatie delen 0 U kunt uw computer en de printer die is aangesloten op uw computer, gebruiken in een omgeving waar meerdere computers in een netwerk met elkaar zijn verbonden. In dit geval kunt u uw printer delen met de andere computers in het netwerk. Als u de printer deelt, fungeert uw computer als hostsysteem of server voor de andere computers (dit worden ook wel externe systemen of clientsystemen genoemd). Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 15

22 Na het instellen van uw printer als gedeelde printer, moet het printerstuurprogramma op de clientsystemen worden geïnstalleerd. Dit kan rechtstreeks vanaf uw systeem plaatsvinden. Afhankelijk van het Windows-besturingssysteem dat u gebruikt, kan het volgende clientsysteem uw printer gebruiken: Als uw systeem is (de server): Windows 95/98/Me Installeert u op het clientsysteem: Windows 95/98/Me Windows 2000 Windows 95/98/Me of Windows 2000 Wanneer een document door een clientsysteem op de gedeelde printer wordt afgedrukt, verschijnen eventuele foutberichten of statusberichten op het serversysteem. U stelt als volgt de printer in als een gedeelde printer: 1. Klik op het MultiPASS-serversysteem op Start op de taakbalk van Windows. 2. Wijs Instellingen aan in het menu Start. Klik vervolgens op Printers. 3. Klik in het venster Printers op het pictogram van de MultiPASSprinter. 4. Klik op Delen in het menu Bestand. Als deze opdracht niet beschikbaar is, moet u het delen van printers in Windows instellen. Voor meer informatie kunt u uw Windowsgebruikersdocumentatie raadplegen. 5. Klik op het tabblad Delen (Printers delen) van het dialoogvenster Eigenschappen op Gedeeld of Gedeeld als. 6. Typ in het vak Sharenaam (Windows 95/98/Me) of Gedeeld als (Windows 2000) een naam voor de gedeelde printer. U kunt desgewenst ook een wachtwoord opgeven, dat door de clientsystemen moet worden opgegeven om op de printer te kunnen afdrukken. 16 Installeren en beginnen Hoofdstuk 2

23 7. Als u situatie overeenkomt met de volgende situatie, stelt u een alternatief of extra stuurprogramma in: Een Windows 2000-serversysteem dat de printer deelt met Windows 95/98/Me-clientsystemen Raadpleeg Appendix B in deze handleiding voor gedetailleerde instructies. 8. Klik op OK in het dialoogvenster Eigenschappen. U installeert als volgt een printerstuurprogramma op een clientsysteem: 1. Zorg dat de Statusmonitor actief is op het serversysteem. 2. Klik op het clientsysteem op Start op de taakbalk van Windows. 3. Wijs Instellingen aan in het menu Start. Klik vervolgens op Printers. 4. Dubbelklik in het venster Printers op het pictogram Printer toevoegen. 5. Volg de instructies op het scherm op. Installeer het printerstuurprogramma als een netwerkprinter (gebruik daarbij de naam die aan de gedeelde printer is toegewezen). N.B. U kunt het printerstuurprogramma niet installeren op een clientsysteem waarop een vorige versie van de MultiPASS Suite-software staat (versie 3.x of eerder). Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 17

24 Meer informatie over de mappen van Mijn MultiPASS 4 Tijdens de installatie van MultiPASS worden de volgende Mijn MultiPASS-mappen gemaakt, die door MultiPASS worden gebruikt voor de opslag van faxen en gescande afbeeldingen: Uitbak (MPC600F) In de map Uitbak worden faxen opgeslagen die nog moeten worden verzonden of waarvan de verzending is mislukt. Hierin staan faxen die op dat moment worden gefaxt, faxen die gepland zijn voor verzending of faxen die vastgehouden zijn. U kunt faxen in de Uitbak beheren met gebruikmaking van de opdrachten in het menu MultiPASS. Zie voor meer informatie over het beheren van faxen in de Uitbak Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F). Ontvangen faxen (MPC600F) In de map Ontvangen faxen worden ontvangen pc-faxen opgeslagen. Ontvangen pc-faxen hebben een unieke naam en de bestandsextensie.mlj. Faxen die nog niet zijn geopend, zijn als zodanig aangeduid. De naam van de map is vet gedrukt en het aantal ongeopende faxen in de map staat tussen haakjes. De naam van de ongeopende fax is binnen de map gemarkeerd met een rood pictogram (in lijstweergave) of een asterisk (*) zowel vóór als achter de bestandsnaam (in pictogram- of miniatuurweergave). Scannen naar opslag In de map Scannen naar opslag worden alle afbeeldingen opgeslagen die u met de printer scant via de knop Scannen naar opslag op de MultiPASS-werkbalk. Gescande documenten in deze map hebben een unieke naam en een grafische bestandsextensie, zoals.bmp,.tif of.jpg. 18 Installeren en beginnen Hoofdstuk 2

25 Verzonden faxen (MPC600F) Wanneer een pc-fax met succes is verzonden, wordt deze van de Uitbak naar de map Verzonden faxen verplaatst. Verzonden pc-faxen hebben een unieke naam en de bestansextensie.mlj. Map Uitbak, Ontvangen faxen en Verzonden faxen: alleen MPC600 De mappen van Mijn MultiPASS zijn beschikbaar in de Windows Verkenner en hebben een vergelijkbare structuur. Alleen het systeem kan echter documenten in deze mappen plaatsen. U kunt deze mappen bovendien niet verwijderen, verplaatsen of hernoemen. De mappen kunnen alleen worden verwijderd door de MultiPASS Suite te verwijderen. U kunt de basistaken van Windows Verkenner uitvoeren op alle documenten in een map van Mijn MultiPASS, zoals het wijzigen van de naam of kopiëren (en het document vervolgens in een andere Windowsmap plaatsen). U kunt de documenten weergeven als miniaturen, pictogrammen of een lijst (en naar wens de lijst sorteren). Meer informatie vind u in de Windows-documentatie. Voor de map Uitbak gelden echter de volgende uitzonderingen: U kunt documenten in de map Uitbak niet knippen. Documenten in de Uitbak worden altijd weergegeven als een lijst. Hoofdstuk 2 Installeren en beginnen 19

26 Een document blijft in een map van Mijn MultiPASS staan, tot u het verwijdert, of, in het geval van de map Uitbak, tot het door het systeem naar de map Verzonden faxen wordt verplaatst. U opent Mijn MultiPASS als volgt: Voer een van de volgende handelingen uit: Klik op MultiPASS op de MultiPASS-werkbalk. Dubbelklik op het pictogram Mijn MultiPASS op de Windowstaakbalk. Wanneer u Mijn MultiPASS opent, verschijnt het menu MultiPASS op de menubalk. N.B. U wijzigt als volgt de naam van een document in een map van Mijn MultiPASS: 1. Klik in het venster Mijn MultiPASS onder Mijn MultiPASS op de gewenste map (alleen Ontvangen faxen, Scannen naar opslag of Verzonden faxen). 2. Klik op het gewenste document. 3. Klik op Naam wijzigen in het menu Bestand. 4. Voer in het dialoogvenster een nieuwe naam in. N.B. Omdat Mijn MultiPASS ook in de Windows Verkenner beschikbaar is, kunt u Mijn MultiPASS ook vanuit de Windows Verkenner openen. Mijn MultiPASS verschijnt onder Bureaublad in de Windows Verkenner. 20 Installeren en beginnen Hoofdstuk 2

27 Hoofdstuk 3 Afdrukken 3 Nadat u de software hebt geïnstalleerd, kunt u een document afdrukken vanuit elke Windows-toepassing die afdrukmogelijkheden biedt, zoals bijvoorbeeld Word voor Windows. Uw printer wordt met de fabrieksinstellingen geïnstalleerd, zodat u direct kunt afdrukken. Deze instellingen bepalen hoe het document wordt afgedrukt. Deze instellingen bepalen bijvoorbeeld het papierformaat en de afdrukstand. De instructies voor het afdrukken van documenten kunnen per Windows-toepassing enigszins verschillen. Voor gedetailleerde instructies dient u daarom de gebruikersdocumenten bij de betreffende toepassingen te raadplegen. De onderstaande instructies vormen een samenvatting van de procedures voor het afdrukken van een document. U drukt als volgt een document af: 1. Open in de Windows-toepassing het document en kies de opdracht Afdrukken. (In de meeste toepassingen bevindt de opdracht Afdrukken zich in het menu Bestand of op de werkbalk.) U drukt een document met de huidige instellingen af door op de afdrukknop in de werkbalk te klikken. 2. Zorg ervoor dat de printer is geselecteerd in het vak Printer van het dialoogvenster Printer. 3. Klik op de opdracht om het document af te drukken (meestal is dit de knop OK of Afdrukken). Hoofdstuk 3 Afdrukken 21

28 Afdrukinstellingen wijzigen 4 U kunt voor het afdrukken van uw documenten de fabrieksinstellingen wijzigen. Om ervoor te zorgen dat er precies volgens uw wensen wordt afgedrukt, kunt u bijvoorbeeld opgeven dat er een concept van een rapport moet worden afgedrukt en kunt u deze instellingen opslaan als een nieuwe afdrukprofiel. Tenzij u de instellingen opslaat als een afdrukprofiel, zijn de instellingen alleen van toepassing op de huidige afdruktaak. U kunt de instellingen voor de afdrukkwaliteit aanpassen (zoals het mediumtype), evenals de instellingen voor de pagina-instelling of speciale effecten. Er zijn twee methoden voor het opgeven van afdrukinstellingen: Afdrukadviseur De Afdrukadviseur is een wizard die u een aantal vragen stelt. Aan de hand van uw antwoorden stelt de Afdrukadviseur automatisch de juiste afdrukinstellingen in. Handmatig U kunt ook zelf de afzonderlijke instellingen opgeven om precies het gewenste afdrukresultaat te krijgen. U wijzigt als volgt de afdrukinstellingen met behulp van de Afdrukadviseur: 1. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop Eigenschappen. 2. Klik op Afdrukadviseur op het tabblad Afdruk in het eigenschappenvenster. 3. Volg de instructies op het scherm op. U wijzigt als volgt de afdrukopties handmatig: 1. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop Eigenschappen. 2. Geef op de tabbladen of dialoogvensters van het eigenschappenvenster de gewenste afdrukinstellingen op. 22 Afdrukken Hoofdstuk 3

29 3. Klik op Standaard als u niet tevreden bent met de ingestelde opties en u de standaardinstellingen wilt herstellen. 4. U slaat de wijzigingen op en sluit het dialoogvenster door op OK te klikken. Ook is het in sommige gevallen mogelijk de wijzigingen te accepteren zonder het dialoogvenster te sluiten door op Toepassen te klikken. U annuleert de wijzigingen en sluit het dialoogvenster door op Annuleren te klikken. Afdrukinstellingen opgeven op het tabblad Afdruk 4 U kunt instellingen opgeven die de algemene kwaliteit van een afgedrukt document bepalen. U wijzigt als volgt de instellingen op het tabblad Afdruk: Hoofdstuk 3 Afdrukken 23

30 Tabblad Afdruk: Windows 95/98/Me/2000 Mediumtype Klik op het mediumtype waarop u uw documenten wilt afdrukken, bijvoorbeeld gewoon papier. Papierbron Indien mogelijk, klikt u op de bron van waaruit het papier in de printer moet worden gevoerd. Afdrukkwaliteit Klik op de afdrukkwaliteit die het beste bij het document past. Hoog Kies Hoog als u documenten wilt afdrukken met een hogere kwaliteit, maar met een lagere afdruksnelheid. Standaard Kies Standaard wanneer u wilt afdrukken met een gemiddelde afdrukkwaliteit en snelheid. 24 Afdrukken Hoofdstuk 3

31 Concept Kies Concept als u uw document snel, maar met een lagere afdrukkwaliteit wilt afdrukken. Deze instelling is ideaal voor grote documenten en voor het proeflezen van tekst. Aangepast Kies Aangepast als u de afdrukkwaliteit en halftoonmethode afzonderlijk wilt instellen. Zie voor meer informatie de sectie Een aangepaste afdrukkwaliteit opgeven. Kleuraanpassing Kies de methode die u wilt gebruiken voor het aanpassen van de kleuren in uw document: Auto Klik hierop wanneer u wilt dat de printer de kleur automatisch aanpast. Handmatig Klik hierop wanneer u de kleuraanpassing zelf wilt opgeven. Zie voor meer informatie de sectie Een aangepaste kleuraanpassing opgeven. Grijstinten Klik hierop om een zwart-witte versie van een kleurendocument af te drukken. De afbeelding van de printer illustreert de huidige instellingen. Een aangepaste afdrukkwaliteit opgeven 4 Als de beschikbare instellingen voor de Afdrukkwaliteit niet aan uw behoeften voldoen, kunt u de afdrukkwaliteit- en halftooninstellingen verder aanpassen. 1. Klik op Aangepast onder Afdrukkwaliteit. Klik vervolgens op Instellen. Hoofdstuk 3 Afdrukken 25

32 2. In het dialoogvenster Afdrukkwaliteit instellen schuift u de schuifregelaar voor kwaliteit naar de positie waarmee u de beste balans bereikt tussen afdruksnelheid en afdrukkwaliteit. 3. Klik op de halftoonmethode: Auto (fijn) (Auto in Windows 2000) Klik hierop om automatisch de dithering en diffusie aan te passen gebaseerd op de eigenschappen van de afbeelding. Auto (snel) (Windows 95/98/Me) Wanneer Kwaliteit is ingesteld op 5, verandert Auto (fijn) in Auto (snel). Klik hierop om automatisch de dithering en diffusie aan te passen gebaseerd op de eigenschappen van de afbeelding. Dithering en Dithering (snel) (Windows 95/98/Me), Dithering (Windows 2000) Klik hierop om voor het maken van halftonen de pixels in afbeeldingen in een vast patroon te rangschikken. Deze instelling is geschikt voor het afdrukken van zakelijke grafieken met duidelijke scheidingslijnen tussen kleuren. Bij Dithering snel wordt sneller afgedrukt na het uitvoeren van een simpele dithering. Diffusie Klik hierop om de pixels in een afbeelding willekeurig te rangschikken. Deze instelling is geschikt voor het afdrukken van foto's en grafische afbeeldingen waarvoor subtiele kleurgradaties nodig zijn. 26 Afdrukken Hoofdstuk 3

33 Een aangepaste kleuraanpassing opgeven 4 Aangezien de kleur over het algemeen wordt aangepast in een toepassing, geeft u hier voor de kleurbalans alleen de meer gedetailleerde instellingen op. 1. Klik op Handmatig onder Kleuraanpassing. Klik vervolgens op Instellen. 2. In het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing, schuift u de schuifregelaars voor Kleurbalans naar de gewenste posities voor kleurbalans en intensiteit. 3. Klik op ICM inschakelen (Image Color Management) (Windows 98/Me/2000) om de functie voor kleurcorrectie te activeren die onderdeel is van Windows. 4. Klik in het vak Afdruktype op het type afbeelding dat u wilt afdrukken. 5. Klik in het vak Helderheid op het gewenste helderheidsniveau voor de afbeelding. Hoofdstuk 3 Afdrukken 27

34 Pagina-instellingen opgeven 4 Met pagina-instellingen kunt u eigenschappen opgeven als de algemene grootte van een afgedrukte pagina en de inhoud en de afdrukstand van het document op de pagina. U wijzigt als volgt de instellingen op het tabblad Pagina-instelling: Tabblad Pagina-instelling: Windows 95/98/Me/2000 Paginaformaat Klik op het formaat van de pagina die u afdrukt. Uw keuze moet overeenkomen met het paginaformaat dat is opgegeven in de Windows-toepassing. Klik op Aangepast of Aangepaste grootte als u een aangepast papierformaat wilt opgeven. Raadpleeg de sectie Een aangepast papierformaat opgeven voor meer informatie. Afdrukstand Klik hierop om te bepalen hoe het document op de pagina wordt afgedrukt: met Staand wordt de inhoud van het document verticaal op de pagina afgedrukt en met Liggend horizontaal. 28 Afdrukken Hoofdstuk 3

35 Papierformaat printer Gebaseerd op het geselecteerde afdruktype, klikt u op het formaat van het papier waarop u wilt afdrukken. Klik op Aangepast of Aangepaste grootte als u een aangepast papierformaat wilt opgeven. Raadpleeg de sectie Een aangepast papierformaat opgeven voor meer informatie. Afdruktype Klik op het gewenste type afdruk voor uw document. Als het paginaformaat en het papierformaat in de printer niet hetzelfde zijn, klikt u op Passend op papierformaat (Windows 2000) om het document automatisch aan te passen aan het papieformaat in de printer. Als u de afdruk wilt vergroten of verkleinen, klikt u op Afdrukken op schaal. Als u meer dan een pagina op een enkel vel papier wilt afdrukken (bijvoorbeeld om een conceptrapport door te nemen en hierbij toch papier te besparen), klikt u op Paginaopmaak afdrukken. Als u Windows 95/98/Me/2000 gebruikt, raadpleegt u de sectie Meerdere pagina's op een enkel vel afdrukken (Windows 95/98/Me/2000) voor meer details. Als u een afbeelding wilt afdrukken als een poster, klikt u op Poster afdrukken (Windows 95/98/Me/2000). Zie de sectie Een poster afdrukken (Windows 95/98/Me/2000) voor meer details. Als u een afbeelding of document als een banner wilt afdrukken, klikt u op Banner afdrukken. Zie voor meer informatie Banner afdrukken. Schaal Als u Afdrukken op schaal hebt gekozen als afdruktype, klikt u op of typt u het percentage voor de vergroting of verkleining van uw document. Hoofdstuk 3 Afdrukken 29

36 Aantal Typ of selecteer het aantal af te drukken exemplaren. Omgekeerde volgorde (Windows 95/98/Me/2000) Als u een document bestaande uit meerdere pagina s afdrukt, klikt u hierop om de pagina s in volgorde af te drukken, beginnend bij de laatste pagina. Hiermee worden de pagina s van het document in de juiste volgorde worden gestapeld. Sorteren (Windows 95/98/Me/2000) Als u meerdere exemplaren afdrukt van een document dat meer dan een pagina bevat, drukt u hiermee eerst één volledig exemplaar van het document af en vervolgens het volgende exemplaar. Wanneer deze optie niet is geselecteerd, wordt eerst van elke pagina het opgegeven aantal afgedrukt, voordat de volgende pagina wordt afgedrukt. Een aangepast papierformaat opgeven 4 U kunt een aangepast formaat opgeven voor het paginaformaat of het papierformaat voor de printer. 1. Klik in het vak Paginaformaat of Papierformaat printer op Aangepast of Aangepast formaat. 2. Klik in het dialoogvenster Aangepast papierformaat op een maateenheid en geef een breedte en hoogte op. 30 Afdrukken Hoofdstuk 3

37 Meerdere pagina's op een enkel vel afdrukken (Windows 95/98/Me/2000) 4 Als u meer dan een pagina van uw document op één vel papier wilt afdrukken, doet u het volgende: 1. Klik op Paginaopmaak afdrukken in het vak Afdruktype. Klik vervolgens op Opgeven. 2. Klik in het vak Pagina s in het dialoogvenster Paginaopmaak afdrukken op het aantal pagina s dat u op een enkel vel papier wilt afdrukken. 3. U kunt de afdrukvolgorde van de pagina s aanpassen door in het vak Paginavolgorde de gewenste instelling te kiezen. 4. Klik op Paginarand als u elke pagina wilt voorzien van een rand. Een poster afdrukken (Windows 95/98/Me/2000) 4 U kunt een enkele afbeelding verdeeld over meerdere vellen papier afdrukken. Wanneer de vellen papier aan elkaar worden geplakt, vormen deze een poster. Het aantal beeldscheidingen bepaalt hoeveel pagina's worden afgedrukt en daarmee dus ook de grootte van de poster. U kunt ook tekst in de marges afdrukken die dient als richtlijn voor het samenstellen van de poster. 1. Klik op Poster afdrukken in het vak Afdruktype. Klik vervolgens op Opgeven. Hoofdstuk 3 Afdrukken 31

38 2. Geef bij Beeldscheidingen in het dialoogvenster Poster afdrukken het aantal pagina s op waarop u de poster wilt afdrukken. 3. Geef aan of u de woorden Knippen en Plakken, snijlijnen of beide in de marge wilt afdrukken als richtlijn. Een banner afdrukken 4 Voor het afdrukken van een banner gelden de volgende beperkingen: U kunt een document als een banner afdrukken op bannerpapier dat een lengte heeft van twee tot en met zes bladen. Bij het afdrukken van een banner worden grote hoeveelheden inkt gebruikt. U kunt tijdens het afdrukken de inkttank niet vervangen. Het is daarom raadzaam eerst te controleren of er voldoende inkt is en zo nodig een nieuwe inkttank te plaatsen. Geef voor het aantal af te drukken exemplaren in de Windowstoepassing een 1 op. Het afdrukken van een banner werkt niet goed als er meer dan een exemplaar is opgegeven. Wanneer Banner afdrukken is geselecteerd, zijn bepaalde opties niet beschikbaar. 32 Afdrukken Hoofdstuk 3

39 U bereidt als volgt de printer voor op het afdrukken van een banner: 1. Gebruik voor het bannerpapier een vel meer dan voor het document vereist is. 2. Plaats het bannerpapier in de printer. Zorg dat de zijde waarop wordt afgedrukt, naar boven wijst. 3. Houd het papier voorzichting op zijn plaats tot het in de printer wordt gevoerd. U kunt als volgt de opties voor het afdrukken van de banner instellen en de banner afdrukken: 1. Klik op Banner afdrukken in het vak Afdruktype. 2. Klik op OK als het bericht verschijnt dat de banner wordt afgedrukt. 3. Klik in het eigenschappenvenster op OK. 4. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de afdrukopdracht (doorgaans is dit de knop OK of Afdrukken). Klik op OK als u wordt gevraagd de afdrukopties te accepteren. Werken met Printerbeheer (Windows 95/98/Me) 4 U kunt instellingen opgeven die de verwerking van de afdruk bepalen. 1. Klik op Printerbesturing op het tabblad Pagina-instelling. 2. Klik in het dialoogvenster Printerbeheer op Afdrukken op achtergrond als u wilt dat het afdrukken op de achtergrond plaatsvindt, zodat u kunt doorgaan met uw andere werk op de computer. Hoofdstuk 3 Afdrukken 33

40 3. Als u Afdrukken op achtergrond hebt geselecteerd, klikt u op Afdrukken tijdens spoolen wanneer u wilt dat het afdrukken wordt gestart terwijl het document naar de wachtrij wordt gestuurd. Anders wordt er pas afgedrukt als het volledige document naar de wachtrij is gestuurd. Stempels en achtergronden gebruiken (Windows 95/98/Me/2000) 4 U kunt aan een document stempels en achtergrondafbeeldingen toevoegen. De software bevat een bibliotheek met afbeeldingen die als stempel of achtergrond kunnen worden gebruikt. Dit zijn bitmapbestanden (.bmp), die samen met de software zijn geïnstalleerd. U kunt ook zelf een stempel of achtergrond definiëren. U kunt bijvoorbeeld een stempel gebruiken die de status van een document aangeeft, zoals vertrouwelijk of concept. U gebruikt een stempel als volgt: 1. Klik op het tabblad Stempel/Achtergrond van het eigenschappenvenster op Stempel en klik vervolgens op de gewenste stempel in de lijst. 34 Afdrukken Hoofdstuk 3

41 Tabblad Stempel/Achtergrond: Windows 95/98/Me/ Klik op Stempel over tekst plaatsen om de gewenste stempel over de tekst van het document af te drukken. Uw document is beter leesbaar als u deze instelling niet selecteert. In dit geval wordt de tekst van het document over de stempel afgedrukt. 3. Wanneer u de stempel alleen op de eerste pagina van een document wilt afdrukken, klikt u op Alleen eerste pagina. U gebruikt als volgt een achtergrond: 1. Klik op het tabblad Stempel/Achtergrond van het eigenschappenvenster op Achtergrond en klik vervolgens op de gewenste achtergrond in de lijst. 2. Wanneer u de achtergrond alleen op de eerste pagina wilt afdrukken, klikt u op Achtergrond alleen op eerste pagina. Hoofdstuk 3 Afdrukken 35

42 Een stempel of achtergrond maken of wijzigen 4 U kunt de instellingen van een vooraf gedefinieerde stempel wijzigen of een nieuwe stempel maken. Bij het maken of wijzigen van een stempel, geeft u verschillende kenmerken op, zoals de tekst en het lettertype. Na het opgeven van stempelinstellingen, kunt u de stempel opslaan voor toekomstig gebruik. Wanneer u een achtergrond hebt geselecteerd door er één te kiezen in de lijst met bestaande achtergronden of door er één te importeren, kunt u de instellingen voor de achtergrond opgeven. U maakt of wijzigt een stempel als volgt: 1. Voer een van de volgende handelingen uit op de het tabblad Stempel/Achtergrond: U wijzigt een bestaande stempel door te klikken op Stempel en vervolgens op de naam van de stempel in de lijst. U maakt een nieuwe stempel door het vak Stempel te wissen. 2. Klik op Stempel definiëren. 3. Geef op de tabbladen van het venster Stempelinstellingen de gewenste instellingen op. U geeft als volgt de tekst en de kleur voor een stempel op (Windows 95/98/Me): 1. Voer op het tabblad Tekst de tekst voor de stempel in. 36 Afdrukken Hoofdstuk 3

43 2. Geef de eigenschappen voor het lettertype op, zoals type, stijl, grootte en contour. 3. Klik op een van de kleuren in het palet op het tabblad Kleur. Hoofdstuk 3 Afdrukken 37

44 4. Als u een stempelkleur wilt aanpassen, klikt u op de kleur in het palet dat de gewenste kleur het dichtst benadert. Klik vervolgens op Gedetailleerde kleuraanpassing. 5. Schuif de schuifregelaar voor elk van de kleuren, tot u de gewenste mix hebt bereikt voor uw eigen kleur. 6. Als u de aangepaste kleur in het kleurenpalet wilt bewaren, klikt u op Bij palet. De nieuwe kleur wordt toegevoegd aan de laatste rij in het kleurenpalet. Als de laatste rij compleet is aangevuld met eerder door u aangepaste kleuren, kunt u een aangepaste kleur die u bijvoorbeeld niet meer gebruikt, vervangen door een nieuwe kleur. U geeft als volgt de tekst en de kleur voor een stempel op (Windows 2000): 1. Selecteer op het tabblad Stempel als stempeltype Tekst. 38 Afdrukken Hoofdstuk 3

45 2. Voer in het vak Stempeltekst de tekst voor de stempel in. 3. Geef de eigenschappen voor het lettertype op, zoals type, stijl, grootte en contour. 4. Klik op Kleur selecteren om de kleur van de stempeltekst te wijzigen. Hoofdstuk 3 Afdrukken 39

46 5. Selecteer bij Basiskleuren in het dialoogvenster Kleur een beschikbare kleur. 6. Als u een stempelkleur wilt aanpassen, klikt u bij Basiskleuren op de kleur die de gewenste kleur het dichtst benadert. Klik vervolgens op Aangepaste kleuren definiëren. 7. Schuif de schuifregelaar voor elk van de genoemde kleuren, tot u de gewenste mix hebt bereikt voor uw eigen kleur. U kunt ook de waarden voor de kleuren invoeren. 40 Afdrukken Hoofdstuk 3

47 8. Als u de aangepaste kleur in het palet Aangepaste kleuren wilt opslaan, klik u op Toevoegen aan aangepaste kleuren. De nieuwe kleur wordt toegevoegd aan het palet Aangepaste kleuren. Als het palet Aangepaste kleuren vol is met eerder gemaakte kleuren, wordt de oudste kleur vervangen door de nieuwe kleur. Een afbeelding opgeven voor een grafische stempel (Windows 2000): 1. Selecteer op het tabblad Stempel als stempeltype Bitmap. 2. Klik op Bestand selecteren. Hoofdstuk 3 Afdrukken 41

48 3. Geef in het dialoogvenster Openen het pad en de bestandsnaam van de afbeelding op. Klik vervolgens op OK. 4. Schuif op het tabblad Stempel de schuifregelaar Grootte naar links om de afbeelding te verkleinen en naar rechts om deze te vergroten. 5. Klik op Transparant wit gebied om witte gebieden in de afbeelding transparant te maken. U geeft als volgt een positie voor de stempel op: U kunt op het tabblad Plaatsing de volgende opties instellen: 42 Afdrukken Hoofdstuk 3

49 Waarden voor X-positie en Y-positie kunnen variëren per besturingssysteem Positie Klik op de gewenste positie op de pagina. Klik op Aangepast als u zelf een positie wilt opgeven. Selecteer vervolgens de x- en y- coördinaten voor de positie van de stempel in de vakken X-positie en Y-positie. U kunt ook op de stempel klikken in de illustratie links op het scherm en de stempel naar de gewenste positie slepen. Afdrukstand (tekststempel) Geef het aantal graden op voor de rotatiehoek van de stempel. Met een negatief aantal graden wordt de stempel met de klok mee geroteerd. Met een positief aantal graden wordt de stempel tegen de klok in geroteerd. U slaat als volgt een stempel op: 1. Voer in het vak Naam op het tabblad Instellingen opslaan een naam voor de stempel in. Hoofdstuk 3 Afdrukken 43

50 2. Klik op Opslaan. 3. Klik op Ja als wordt gevraagd of u de stempel wilt opslaan. U verwijdert een stempel als volgt: 1. Klik op de stempel die u wilt verwijderen, in de lijst van het tabblad Instellingen opslaan. 2. Klik op Verwijderen. Klik op Ja als wordt gevraagd of u de stempel wilt verwijderen. U selecteert en definieert een achtergrond als volgt: 1. Voer een van de volgende handelingen uit op de het tabblad Stempel/Achtergrond: U wijzigt de eigenschappen van een bestaande achtergrond door te klikken op Achtergrond en vervolgens op de naam in de lijst. U selecteert een nieuwe afbeelding door het vak Achtergrond te wissen. 44 Afdrukken Hoofdstuk 3

51 2. Klik op Achtergrond selecteren. Waarden voor X-positie en Y-positie kunnen variëren per besturingssysteem U selecteert als volgt een afbeelding voor een achtergrond: 1. Klik op het tabblad Achtergrondinstellingen in het dialoogvenster Achtergrondinstellingen op Bestand selecteren. 2. Geef in het dialoogvenster Afbeeldingbestand selecteren (Windows 95/98/Me) of het dialoogvenster Openen (Windows 2000) de naam en het pad op van de afbeelding die u als achtergrondafbeelding wilt gebruiken. Klik vervolgens op OK. U definieert als volgt de eigenschappen van de achtergrond: 1. Controleer of de naam van de gewenste achtergrond wordt weergegeven in het vak Bestand van het venster Achtergrondinstellingen. 2. Geef op het tabblad Achtergrond de opmaakmethode op voor de achtergrondafbeelding. Klik op Aangepast als u zelf een positie wilt opgeven. Hoofdstuk 3 Afdrukken 45

52 3. Geef in het geval van een eigen positie de gewenste coördinaten op in de vakken X- en Y-positie. 4. Maak de achtergrond lichter of donkerder met de schuifregelaar onder Intensiteit. U slaat als volgt een achtergrond op: 1. Klik op het tabblad Instellingen opslaan in het dialoogvenster Achtergrondinstellingen. 2. Typ in het vak Naam een naam voor de achtergrond. Klik vervolgens op Opslaan. 3. Klik op Ja als wordt gevraagd of u de instelling wilt opslaan. U verwijderd als volgt een achtergrond: 1. Klik op het tabblad Stempel/Achtergrond van het eigenschappenvenster op de gewenste achtergrond in de lijst Achtergrond. 2. Klik op Achtergrond selecteren. 3. Klik op het tabblad Instellingen opslaan in het dialoogvenster Achtergrondinstellingen. 46 Afdrukken Hoofdstuk 3

53 4. Controleer of in het vak Naam de achtergrond staat die u wilt verwijderen. Klik vervolgens op Verwijderen. 5. Klik op Ja als wordt gevraagd of u de instelling wilt verwijderen. Speciale effecten opgeven 4 U kunt afbeeldingen interessanter maken door bepaalde effecten in te stellen. U kunt bijvoorbeeld een foto omzetten in een illustratie die als het ware met de hand is getekend of u kunt het monochroomeffect toepassen. U wijzigt als volgt de instellingen op het tabblad Effecten: Tabblad Effecten Windows 95/98/Me/2000 Illustratie simuleren Converteert full-colour afbeeldingen en afbeeldingen met 256 kleuren naar een gesimuleerde illustratie. Wanneer Illustratie simuleren is geselecteerd kunt u met de schuifregelaar Contrast het contrast van de afbeelding aanpassen. Hoofdstuk 3 Afdrukken 47

54 Monochroomeffecten Geeft full-colour afbeeldingen en afbeeldingen met 256 kleuren met alleen de opgegeven kleur. Klik op de gewenste kleur in de lijst. U kunt ook uw eigen kleur opgeven. Hiertoe klikt u op Kleur selecteren. Schuif vervolgens de schuifregelaar Kleur naar de gewenste kleur. Beeldoptimalisatie Klik hierop om rafelige randen van afbeeldingen en foto s die zijn vergroot in de toepassing, te verwijderen. Deze functie is ook handig wanneer u afbeeldingen met een lage resolutie uit bijvoorbeeld webpagina s afdrukt. Foto-optimalisatie PRO Klik hierop om problemen op te lossen in afbeeldingen die zijn gemaakt met een digitale camera of die zijn ingelezen met een scanner. De functie is vooral bedoeld voor het compenseren van kleurverschuivingen, en onder- en overbelichting. Op hele pagina toepassen Als u Foto-optimalisatie PRO hebt geselecteerd en een pagina bevat meer dan een afbeelding, klikt u hierop als u het effect wilt toepassen op alle afbeeldingen. Instellingen opslaan als een afdrukprofiel 4 Als u bepaalde afdrukinstellingen vaak gebruikt, kunt u deze opslaan als een afdrukprofiel, zodat u dit profiel later weer kunt gebruiken voor het afdrukken van documenten. U kunt op elk gewenst moment een afdrukprofiel ophalen. De instellingen van dit profiel worden vervolgens toegepast op de opties van de tabbladen Afdruk, Pagina-instelling, Stempel/Achtergrond (Windows 95/98/Me/2000) en Effecten. Wanneer u een afdrukprofiel niet meer nodig hebt, kunt u dit verwijderen. De fabrieksprofielen Huidige instellingen en Standaardinstellingen kunnen echter niet worden verwijderd. 48 Afdrukken Hoofdstuk 3

55 Wanneer u een aangepast afdrukprofiel hebt gebruikt, kunt u de instellingen op de tabbladen Afdruk, Pagina-instelling, Stempel/Achtergrond (Windows 95/98/Me/2000) en Effecten weer terugzetten op de standaardwaarden. U slaat als volgt een afdrukprofiel op: 1. Geef op de tabbladen Afdruk, Pagina-instelling, Stempel/Achtergrond (Windows 95/98/Me/2000) en Effecten de gewenste instellingen op. 2. Klik op het tabblad Profielen. Tabblad Profielen: Windows 95/98/Me/2000 Hoofdstuk 3 Afdrukken 49

56 3. Klik op Toevoegen aan profielen. 4. Voer in het vak Naam in het dialoogvenster Toevoegen aan profielen een naam voor het profiel in. 5. Selecteer in het vak pictogram een pictogram voor dit profiel. 6. Voer een beschrijving van het profiel in. U kunt als volgt een afdrukprofiel ophalen en gebruiken: 1. Klik in de lijst Afdrukprofielen op het tabblad Profielen op het gewenste profiel. 2. Klik op Ophalen uit profielen. Klik op OK wanneer het bevestigingsbericht verschijnt. U verwijdert als volgt een afdrukprofiel: 1. Klik in de lijst Afdrukprofielen op het tabblad Profielen op het gewenste profiel. 2. Klik op Verwijderen. Klik op OK wanneer het bevestigingsbericht verschijnt. U herstelt als volgt de fabrieksinstellingen: 1. Klik in de lijst Afdrukprofielen op het tabblad Profielen op Standaard. 2. Klik op Ophalen uit profielen. Klik op OK wanneer het bevestigingsbericht verschijnt. 50 Afdrukken Hoofdstuk 3

57 N.B. U kunt de standaard-afdrukinstellingen als volgt wijzigen, voordat u een document afdrukt: Klik op het Windows-bureaublad op Start, ga naar Instellingen en klik op Printers. Klik in het venster Printers op het pictogram van de printer. Klik in het menu Bestand op Voorkeursinstellingen voor afdrukken (Windows 2000). Geef in het dialoogvenster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (Windows 2000) de gewenste wijzigingen op en klik op OK. De volgende tabbladen bevatten de standaard Windows-opties voor uw printerstuurprogramma: Algemeen, Poorten, Printers delen en Beveiliging, Geavanceerd en Kleurbeheer in Windows Meer informatie over deze opties kunt u vinden in de gebruikershandleiding bij Windows. Hoofdstuk 3 Afdrukken 51

58 52 Afdrukken Hoofdstuk 3

59 Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 4 U kunt met de printer faxen via de pc verzenden en ontvangen. U kunt ook een adresboek samenstellen met daarin de fax- en gegevens van personen waar u regelmatig faxberichten naar verstuurt. Om u te helpen bij het beheren van uw faxberichten, wordt in de Faxlog een overzicht bijgehouden van alle door u verzonden of ontvangen faxberichten. Voordat u een pc-fax verstuurt, controleert u of er een printernaam en faxnummer voor uw printer is opgegeven in de apparaatinstellingen. Zie voor meer informatie Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen. Een faxbericht vanaf uw computer verzenden (pc fax) 4 U kunt via de computer een fax versturen vanuit elke Windowstoepassing die het afdrukken van documenten met het stuurprogramma ondersteunt. De MultiPASS Suite verstuurt de pc-fax naar de Uitbak waar de voortgang wordt bijgehouden tot de fax wordt verstuurd. Als u meerdere ontvangers hebt opgegeven, wordt voor elke ontvanger een afzonderlijke faxtaak gegenereerd. Wanneer een fax is verzonden, wordt deze in de map Verzonden faxen geplaatst. Ook wordt de verzonden fax in de Faxlog geregistreerd. Als het verzenden van een faxbericht mislukt (bijvoorbeeld omdat het faxnummer onjuist is), blijft het faxbericht in de Uitbak staan tot u het bericht opnieuw probeert te verzenden of het bericht verwijdert. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 53

60 U kunt een fax als een bericht verzenden als er op de computer een MAPI-toepassing (Messaging Application Program Interface) is geïnstalleerd. De toepassing moet zijn ingesteld als standaard MAPI-client. Voor meer informatie kunt u de documentatie van uw toepassing raadplegen. U verstuurt als volgt een pc-fax: 1. Open het document dat u wilt faxen in een Windows-toepassing (zoals Word) en klik op Afdrukken. (In de meeste Windowstoepassingen vindt u deze opdracht in het menu Bestand.) 2. Klik op Canon MultiPASS-fax in de lijst met printers in het dialoogvenster Afdrukken en klik op OK. 54 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

61 3. Geef op het tabblad Fax verzenden van het dialoogvenster Fax verzenden de gewenste gegevens voor de ontvanger op: naam en faxnummer of adres van de ontvanger. Klik vervolgens op Toevoegen aan ontvangerslijst. U kunt maximaal 150 ontvangers opgeven. Wanneer u een faxnummer invoert, gebruikt u de werkelijke numerieke tekens plus geldige tekens die de verschillende onderdelen van het nummer van elkaar scheiden. U kunt bijvoorbeeld 0-9, streepje (-) en haakjes () gebruiken. Zie Appendix A voor een volledige lijst met geldige tekens. Geef daarbij ook de benodigde prefixen op. Het is in sommige bedrijven bijvoorbeeld noodzakelijk dat eerst een 0 wordt gekozen om een buitenlijn te krijgen. U zou in dit geval als faxnummer 0xxx-xxxxxxx invoeren, waarbij xxx-xxxxxxx het telefoonnummer is. Als er een MAPI-compatibele toepassing op uw systeem is geïnstalleerd (zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven), dan kunt u het adres gebruiken om een faxbericht als een bericht te versturen. 4. Geef de instelling voor Verzenden als op. Klik op Fax als u het document als fax wilt verzenden. Klik anders op Verwerk de fax. Klik op Nu verzenden om de fax onmiddellijk te verzenden. De fax wordt naar de Uitbak verzonden, vanwaar deze verder wordt verstuurd. Na de verzending wordt de fax in de map Verzonden faxen geplaatst. Klik op Later verzenden als u de fax op een later tijdstip wilt versturen. Deze opties is alleen beschikbaar voor faxen. Klik op Vasthouden om de fax op te slaan tot u deze verstuurt of verwijdert. Vastgehouden faxen worden opgeslagen in de Uitbak. De faxgegevens blijven hierbij bewaard. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 55

62 Als u op Later verzenden hebt geklikt, plant u de fax als volgt: Geef in het dialoogvenster Later verzenden de gewenste datum en tijd op. Het faxbericht wordt naar de map Uitbak gestuurd en op de aangegeven datum en tijd verzonden. Een ontvanger opgeven via het adresboek 4 Naast het opgeven van de ontvangergegevens in het dialoogvenster Fax verzenden, kunt u ook een ontvanger selecteren in het adresboek. Hiermee voorkomt u dat u de gegevens van ontvangers waarnaar u vaak faxen verstuurt, telkens opnieuw moet invoeren. U kunt de ontvangergegevens die u opgeeft in het dialoogvenster Fax verzenden, beschikbaar maken voor toekomstig gebruik door deze aan het adresboek toe te voegen. Als u de ontvanger niet aan het adresboek toevoegt, zijn de gegevens alleen beschikbaar voor de huidige fax. Wanneer u het adresboek voor de eerste keer opent, verschijnt het dialoogvenster Windows-adresboek instellen. Zie voor meer informatie Een adresboek instellen later in dit hoofdstuk. 56 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

63 U geeft als volgt een ontvanger vanuit het adresboek op: 1. Klik op Adresboek weergeven op het tabblad Fax verzenden van het dialoogvenster Fax verzenden. 2. In het dialoogvenster Ontvanger kiezen uit adresboek selecteert u de gewenste ontvanger in de lijst met ontvangers en klikt u op Toevoegen aan lijst met ontvangers. Klik vervolgens op OK. 3. Als de vermelding die u opgeeft zowel een faxnummer als adres heeft, wordt deze automatisch met het faxnummer toegevoegd. Als u de fax liever als een bericht wilt versturen, rechtsklikt u op de ontvanger in de lijst op het tabblad Fax verzenden van het dialoogvenster Fax verzenden. Kies vervolgens in het menu dat verschijnt. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 57

64 U voegt als volgt een ontvanger aan het adresboek toe: 1. Typ op het tabblad Fax verzenden van het dialoogvenster Fax verzenden de gegevens van de ontvanger in de vakken Naam, Fax en Klik op Toevoegen aan adresboek. 3. De verplichte informatie die u hebt ingevoerd in het dialoogvenster Fax verzenden wordt automatisch ingevuld op de betreffende tabbladen van het eigenschappenvenster. U kunt desgewenst ook nog andere gegevens opgeven. Klik vervolgens op OK. Zie voor meer informatie de sectie Een adresboek instellen later in dit hoofstuk. 58 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

65 Een voorblad toevoegen en een voorbeeld hiervan weergeven 4 Indien gewenst, kunt u aan uw faxberichten een voorblad toevoegen Voordat u de fax verstuurt, kunt u een voorbeeld van het voorblad bekijken. U kunt kiezen uit een aantal bestaande voorbladstijlen. U kunt voor het voorblad de gegevens van de afzender en de memotekst voor uw fax opgeven. U voegt als volgt een voorblad toe: 1. Klik op het tabblad Voorblad in het dialoogvenster Fax verzenden. 2. Klik op het tabblad Voorblad op Dit voorblad voor alle faxen gebruiken. Klik vervolgens op een voorbladstijl in de lijst. 3. Typ de gegevens voor de afzender in de vakken Naam, Faxnummer en Telefoonnummer. Geef de bedrijfsnaam van de afzender op in het vak Bedrijf (dit is optioneel). Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 59

66 4. In het vak Memo voert u desgewenst de memotekst voor het voorblad in. U geeft als volgt een voorbeeld van een voorblad weer: Selecteer het gewenste voorblad en klik op Voorbeeld. Het voorblad wordt in de Viewer weergegeven. U kunt in de Viewer geen gegevens wijzigen. U drukt als volgt een voorblad af: 1. Zorg dat het voorblad in de Viewer wordt weergegeven en klik op Afdrukken in het menu Bestand of op de werkbalk. 2. Geef in het dialoogvenster Afdrukken de gewenste afdrukopties op. Faxinstellingen opgeven 4 U kunt de instellingen voor de fax, zoals papierformaat en afdrukstand, naar wens wijzigen. De instellingen die u opgeeft, waaronder voorbladinstellingen en ontvangergegevens, worden zowel voor de huidige fax als voor toekomstige faxen gebruikt. U geeft als volgt faxinstellingen op: 1. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op het tabblad Faxopties (Windows 2000) of klik op Eigenschappen (Windows 95/98/Me). 60 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

67 2. Geef op het tabblad Faxopties (Windows 2000) of in het dialoogvenster (Windows 95/98/Me) de gewenste faxinstellingen op. Een snelle fax maken en verzenden 4 Een Snelle fax is een korte fax, bestaande uit één pagina, die u direct vanuit Mijn MultiPASS verzendt. U geeft de gegevens voor de fax op zoals wordt beschreven in de voorgaande secties van dit hoofdstuk. U kunt als volgt een Snelle fax maken en verzenden: 1. Klik in Mijn MultiPASS op Snelle fax verzenden in het menu MultiPASS. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 61

68 2. Geef op het tabblad Fax verzenden van het dialoogvenster Fax verzenden de gewenste gegevens voor de ontvanger op, zoals beschreven in de voorgaande secties. 62 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

69 3. Selecteer op het tabblad Voorblad een voorblad en geef de gegevens voor de afzender op. 4. Omdat de faxmemo niet wordt gemaakt op basis van een document gemaakt in een andere Windows-toepassing, typt u de memotekst in het vak Memo. 5. Klik na het invullen van de gegevens in het dialoogvenster Fax verzenden op Nu verzenden. Werken met faxtaken in de map Uitbak 4 De fax die op dat moment wordt verzonden, taken in de wachtrij, taken die werden tegengehouden, taken waarvan de verzending niet is gelukt, geplande faxen en vastgehouden taken worden in de map Uitbak bewaard. U kunt op deze taken verschillende taken uitvoeren. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 63

70 Een fax weergeven: Klik op de taak die u wilt weergeven en klik vervolgens op Openen in het menu MultiPASS. U kunt ook op de taak dubbelklikken. Het document wordt geopend in de Viewer waar u geen wijzigingen kunt aanbrengen. U stopt als volgt de actieve fax: Klik op de actieve taak en klik vervolgens op Stoppen in het menu MultiPASS. Een fax verwijderen: 1. Klik op de taak die u wilt verwijderen. Als u alle taken wilt selecteren, kiest u Alles selecteren in het menu Bewerken. 2. Klik op Verwijderen in het menu Bestand of druk op de Del-toets. 3. Klik op Ja als wordt gevraagd of u de taak definitief wilt verwijderen. Een fax (opnieuw) verzenden, vasthouden of faxgegevens wijzigen: 1. Klik op de gewenste taak. 2. Als u op een actieve of geplande taak hebt geklikt, klikt u op Stoppen in het menu MultiPASS. 3. Selecteer de gewenste fax en klik op Opnieuw verzenden in het menu MultiPASS. 64 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

71 4. Wijzig desgewenst op in het vak Fax verzenden van het tabblad Fax verzenden de faxgegevens. U kunt de gegevens wijzigen die u voor een pc-fax hebt opgegeven. Ook kunt u een nieuw voorblad aan de fax toevoegen. 5. Klik op Nu verzenden, Later verzenden of Vasthouden. Een fax ontvangen 4 Alle inkomende faxen worden door de printer ontvangen. U kunt de faxen laden naar de map Ontvangen faxen in Mijn MultiPASS, gebaseerd op de instellingen die u hebt opgegeven voor MultiPASS Fax ontvangen. Zie voor meer informatie Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen. Het maakt voor het ontvangen van faxen niet uit of uw computer uit of aan staat. Als de computer aan staat en de Statusmonitor is actief Als uw computer aan staat en de Statusmonitor is actief wanneer de printer een fax ontvangt, wordt de fax direct op de printer afgedrukt of in de map Ontvangen faxen van Mijn MultiPASS geplaatst. Dit is afhankelijk van de instelling die u hebt opgegeven bij Wanneer de computer aan staat. Als de computer uit staat en de Statusmonitor is niet actief Als uw computer uit staat en de Statusmonitor is niet actief wanneer de printer een fax ontvangt, wordt de fax direct op de printer afgedrukt of in het geheugen van de printer opgeslagen. Dit is afhankelijk van de instelling die u hebt opgegeven bij Wanneer de computer uit staat. Wordt uw computer enige tijd uitgezet of verwacht u veel inkomende faxberichten, dan adviseren wij u de printer alle ontvangen faxberichten te laten afdrukken. Met deze instelling kunt u de computer gedurende een langere tijd uitgeschakeld laten en toch alle faxberichten ontvangen. U kunt later altijd een afgedrukte fax scannen en in de map Scannen naar opslag van Mijn MultiPASS plaatsen. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 65

72 Als u de printer instelt om een faxbericht in het geheugen op te slaan, kan dit later worden afgedrukt of naar de map Ontvangen faxen van Mijn MultiPASS worden gezonden wanneer de computer wordt ingeschakeld. Wanneer er een fax in het geheugen van de printer is opgeslagen, verschijnt er een bericht op het LCD-scherm van de printer dat aangeeft dat er een fax in een bestand is ontvangen. U verplaatst als volgt faxen uit het geheugen van de printer naar Mijn MultiPASS: 1. Zet de computer aan en start Windows. 2. Open Mijn MultiPASS. De optie Als de computer aan staat onder Apparaatinstelling van het tabblad Fax ontvangen moet ingesteld zijn op Naar pc zenden. N.B. Ontvangen faxen automatisch doorsturen 4 Als u lange tijd geen gebruikmaakt van uw computer, kunt u faxen automatisch naar u laten doorsturen op een andere locatie. U geeft het faxnummer op waarnaar de faxen moeten worden doorgestuurd. Faxen worden naar u doorgestuurd zolang de instelling Automatisch doorsturen actief is. Bij het automatisch doorsturen van faxen, worden kleurenfaxen doorgestuurd als zwart-wit documenten. De functie Automatisch doorsturen werkt correct, als aan de volgende voorwaarden is voldaan. De pc moet aan staan. De standby- en besparingsmodi mogen niet zijn geactiveerd. De MultiPASS-statusmonitor en MultiPASS-service (Windows 2000) moeten actief zijn. De optie Als de computer aan staat onder Apparaatinstelling van het tabblad Fax ontvangen moet ingesteld zijn op Naar pc zenden. 66 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

73 U stelt als volgt het automatisch doorsturen van faxen in: 1. Klik in het menu MultiPASS op Automatisch doorsturen. 2. Selecteer de optie Automatisch doorsturen inschakelen in het dialoogvenster Automatisch doorsturen en geef de gewenste opties op. Klik op het apparaat dat de faxen automatisch moet doorsturen. Voer het gewenste faxnummer in. Voeg een voorblad toe. Geef aan of u het aantal pagina s van elke automatisch doorgestuurde fax wilt beperken. Als u op Voorblad toevoegen hebt geklikt, configureert u als volgt een voorblad: 1. Klik op Configureren. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 67

74 2. Klik in het dialoogvenster Voorblad voor automatisch doorsturen configureren op de gewenste stijl voor het voorblad. 3. Geef in de vakken voor afzender en ontvanger de gegevens op die op alle doorgestuurde faxen van toepassing zijn. 4. Geef desgewenst een memotekst op in het vak Notities. Deze tekst verschijnt op het voorblad van alle doorgestuurde faxen. U schakelt als volgt het automatisch doorsturen van faxen uit: 1. Klik in het menu MultiPASS op Automatisch doorsturen. 2. Maak de selectie van Automatisch doorsturen inschakelen in het dialoogvenster Automatisch doorsturen ongedaan. 68 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

75 De Faxlog gebruiken 4 De Faxlog bevat een lijst met faxactiviteiten (verzonden en ontvangen faxen) die via de pc of de printer hebben plaatsgevonden. Elk faxbericht is voorzien van informatie, zoals de status van de verzending, het tijdstip waarop het bericht is verzonden of ontvangen, de ontvanger en de afzender van het faxbericht en het aantal pagina's. U kunt de Faxlog voor diverse toepassingen gebruiken, bijvoorbeeld voor het controleren van de status van een verzonden pc-fax. Gegevens in de Faxlog kunnen niet in de Viewer worden geopend. De gegevens blijven in de Faxlog staan tot u deze verwijdert of voor de duur die u hebt opgegeven in de instellingen. In de Faxlog wordt geen informatie vastgelegd over faxen die als e- mailbericht zijn verzonden. U geeft als volgt de Faxlog weer: Klik op Faxlog in Mijn MultiPASS in het menu MultiPASS. U drukt als volgt de Faxlog af: 1. Klik op Afdrukken in het dialoogvenster Faxlog. 2. Geef in het dialoogvenster Afdrukken de gewenste afdrukopties op. U verwijdert als volgt een item uit de Faxlog: Markeer de taak die u wilt verwijderen. Klik vervolgens op Verwijderen. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 69

76 Een adresboek instellen 4 Het is handig om bij het verzenden van een pc-fax een adresboek te gebruiken. Een adresboek bevat een lijst van namen, fax- en telefoonnummers, en adressen van personen aan wie u pc-faxen verstuurt. U kunt adresboekvermeldingen ook gebruiken om snelkiescodes in te stellen voor de printer. MultiPASS Suite maakt gebruik van een Windows-adresboek (wabbestand). Wanneer u gebruik wilt maken van een adresboek, geeft u aan of u het WAB-bestand direct in Mijn MultiPASS wilt opzetten of of u een bestaand WAB-bestand wilt gebruiken. U kunt in beide gevallen de contactgegevens via Mijn MultiPASS toevoegen en bewerken. Als u een adresboek instelt in Mijn MultiPASS, kunt u later een ander WABbestand opgeven en zo een ander adresboek voor MultiPASS gebruiken. U geeft als volgt op welk adresboek u wilt gebruiken: 1. Klik op Start op het bureaublad van Windows, wijs Programma's aan, gevolgd door Canon MultiPASS Suite en klik vervolgens op Canon MultiPASS-adresboekprofiel. 2. Geef in het dialoogvenster Windows-adresboek instellen op of u het adresboekbestand in MultiPASS wilt maken of of u een bestaand adresboekbestand wilt gebruiken. Als u voor een bestaand adresboekbestand kiest, kunt u later geen afzonderlijk adresboekbestand direct in MultiPASS maken. 3. Als u kiest voor een bestaand WAB-bestand en er staat meer dan een bestand op uw computer, klikt u op het gewenste bestand in de vervolgkeuzelijst. 70 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

77 4. Klik op OK. 5. Klik op OK in het dialoogvenster Adresboeken. U opent als volgt het gekozen adresboekbestand: Klik op Adresboek in Mijn MultiPASS in het menu MultiPASS. Werken met het adresboek 4 Het adresboek bevat de volgende typen vermeldingen: Contactpersoon WAB Met een afzonderlijke vermelding kunt u iedere ontvanger waarnaar u regelmatig pc-faxen verstuurt apart opnemen in het adresboek. Nadat u een ontvanger hebt ingevoerd, kunt u deze snel als ontvanger van uw pc-fax opgeven door deze in het adresboek te selecteren. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 71

78 Distributielijst WAB Distributielijsten bevatten twee of meer contactpersonen aan wie u vaak dezelfde pc-fax verstuurt. U kunt bijvoorbeeld een distributielijst samenstellen met de personen die aan hetzelfde project werken. Wanneer u als ontvanger voor een pc-fax een distributielijst opgeeft, wordt de pc-fax naar elke vermelding in de lijst verzonden. Als u meer dan een distributielijst opgeeft voor een fax en de distributielijsten bevatten in sommige gevallen dezelfde contactpersonen, worden de dubbele contactpersonen automatisch verwijderd. U kunt beide soorten vermeldingen toevoegen, opzoeken, bewerken en verwijderen. U voegt als volgt een contactpersoon toe: 1. Klik op Nieuw in het dialoogvenster Adresboek. 2. Klik in het dialoogvenster Nieuwe vermelding op Contactpersoon WAB en klik vervolgens op OK. 72 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

79 3. Voer in het eigenschappenvenster de volgende verplichte informatie in. Voornaam en achternaam Faxnummer (thuis of werk) of adres. U wijzigt als volgt een vermelding voor een contactpersoon: 1. Klik op de vermelding die u wilt bewerken in de lijst met ontvangers van het dialoogvenster Adresboek en klik vervolgens op Eigenschappen. 2. Geef de gewenste wijzigingen op in het dialoogvenster Eigenschappen. U voegt als volgt een vermelding voor een distributielijst toe: 1. Klik op Nieuw in het dialoogvenster Adresboek. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 73

80 2. Klik in het dialoogvenster Nieuwe vermelding op Distributielijst WAB en klik vervolgens op OK. 3. Voer in het vak Groepsnaam van het dialoogvenster Eigenschappen de naam in van de distributielijst. 4. U voegt als volgt leden aan de groep toe. Klik op Leden selecteren om bestaande vermeldingen in het adresboek aan de groep toe te voegen. 74 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

81 Klik op Nieuw om een nieuwe contactpersoon voor de groep te maken. 5. Voer een van de volgende handelingen uit: Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 75

82 Als u in de vorige stap in het dialoogvenster Groepsleden selecteren op Leden selecteren hebt geklikt, klikt u in de lijst Adresboek op de vermelding die u aan de groep wilt toevoegen en klikt u vervolgens op Selecteren. Klik op OK wanneer u alle gewenste leden hebt toegevoegd. Als u in de vorige stap in het dialoogvenster Eigenschappen op Nieuw hebt geklikt, voert u de gegevens van het nieuwe lid in en klikt u op OK. Herhaal deze stap voor elke vermelding die zich niet in de lijst met contactpersonen bevindt. 6. U verwijdert een vermelding uit een groep door de naam te selecteren in de distributielijst en op Verwijderen te klikken. 7. Klik op OK om de nieuwe groep toe te voegen aan het adresboek. U bewerkt als volgt een vermelding in een distributielijst: 1. Klik op de vermelding die u wilt bewerken in de lijst met ontvangers van het dialoogvenster Adresboek. Klik vervolgens op Eigenschappen. 2. Geef de gewenste wijzigingen op in het dialoogvenster Eigenschappen. 76 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

83 U zoekt als volgt een vermelding in het adresboek op: Typ in het vak Typ naam of kies uit de lijst de naam van de contactpersoon die u zoekt. Als er een vermelding met die naam bestaat, wordt deze geselecteerd. U kunt alleen vermeldingen zoeken op naam, niet op andere eigenschappen. U verwijdert als volgt een vermelding uit het adresboek: Klik op de naam in de lijst. Vervolgens klikt u op Verwijderen of drukt u op de Del-toets. Klik op Ja als wordt gevraagd of de vermelding mag worden verwijderd. Een ander Windows-adersboek opgeven 4 U kunt een ander Windows-adresboekbestand opgeven voor MultiPASS. U doet dit door een ander WAB-bestand op te geven. U geeft als volgt een ander Windows-adresboek voor MultiPASS op: 1. Klik op Start op het bureaublad van Windows, wijs Programma's aan, gevolgd door Canon MultiPASS Suite en klik vervolgens op Canon MultiPASS-adresboekprofiel. 2. Klik op Windows-adresboek in het dialoogvenster Adresboeken en klik op Bewerken. Hoofdstuk 4 Faxen via de pc (MPC600F) 77

84 3. Voer in het dialoogvenster Windows-adresboek toevoegen/ bewerken een naam in voor het WAB-bestand. 4. Klik op Bladeren. Geef in het dialoogvenster WAB-bestand selecteren het pad en de naam op van het.wab-bestand dat u wilt gebruiken. Klik vervolgens op OK. U kunt dit adresboek net zo openen en gebruiken als is beschreven in een eerdere sectie van dit hoofdstuk. N.B. Als alternatief: Een adresboek importeren U kunt vermeldingen van een Windows-adresboek importeren in een ander adresboek en zo beide adresboeken combineren. (U kunt bijvoorbeeld de vermeldingen in een adresboek dat u in MultiPASS hebt gemaakt, toevoegen aan een bestaand Windows-adresboek.) Hieronder volgt een samenvatting van de procedure voor het importeren van vermeldingen. Raadpleeg de documentatie bij Windows voor meer informatie over het importeren van vermeldingen. Zoek de gewenste wab-bestanden op uw systeem op (bijvoorbeeld het adresboekbestand gemaakt in MultiPASS en een bestaand Windowsadresboekbestand). Open met gebruikmaking van Windows-opdrachten het Windows-adresboekbestand waarin u vermeldingen wilt importeren. Importeer vervolgens de vermeldingen uit het andere Windowsadresboekbestand. 78 Faxen via de pc (MPC600F) Hoofdstuk 4

85 Hoofdstuk 5 Scannen 5 U kunt als volgt documenten scannen met de printer: De MultiPASS-werkbalk gebruiken De MultiPASS-werkbalk (ook wel simpelweg werkbalk genoemd) biedt u de mogelijkheid documenten en afbeeldingen te scannen naar uw computer. U kunt het uiterlijk van de werkbalk aanpassen door uw eigen instellingen op te geven (zoals welke knoppen op de werkbalk worden weergegeven en het formaat hiervan). Een Windows-toepassing gebruiken die TWAIN ondersteunt U kunt met de printer documenten direct in Windows-toepassingen scannen die een TWAIN-interface ondersteunen (zoals Photoshop). In sommige toepassingen kunt u meerdere pagina's achter elkaar scannen, in andere toepassingen niet. Als u niet zeker weet of uw Windows-toepassing deze functie ondersteunt, raadpleegt u de documentatie van de betreffende toepassing. Wanneer u een document scant, maakt het systeem gebruik van vooraf gedefinieerde instellingen die de eigenschappen van uw gescande afbeelding bepalen (zoals het type afbeelding en de resolutie), waardoor u direct kunt gaan scannen. U kunt deze instellingen echter naar wens wijzigen. Hoofdstuk 5 Scannen 79

86 U scant als volgt een afbeelding met de werkbalk: 1. Plaats de afbeelding naar beneden gericht op de glasplaat of plaats deze in de automatische documentinvoer (MPC600F) van de printer. Er kan slechts één vel tegelijk worden gescand als u wilt scannen met de knop Foto, Tekst, Aangepast1, Aangepast of Aangepast3 (zie de volgende stap). 2. Op het bureaublad van Windows, klikt u op de MultiPASS-werkbalk op de gewenste scanknop. Klik op Faxen om het document te scannen en het automatisch als fax te verzenden vanaf de computer (MPC600F). Klik op Verzenden om het document te scannen en het automatisch toe te voegen aan een bericht in uw toepassing Klik op Opslaan om uw document te scannen en dit automatisch op te slaan in de map Scannen naar opslag van Mijn MultiPASS. Klik op Foto om het document te scannen en automatisch te laten weergeven in een grafische toepassing (bijvoorbeeld MultiPASS Viewer). Als er knoppen op de werkbalk worden weergegeven, klikt u op Tekst, Aangepast1, Aangepast2 of Aangepast3 om het document te scannen en dit automatisch te laten weergeven in de toepassing die in Werkbalkinstellingen aan de knop is toegewezen (bijvoorbeeld Microsoft Paint). 3. Als het ScanGear-venster verschijnt, kunt u de gewenste scanopties instellen en het document scannen. Zie voor meer informatie over het instellen van de weergave van het ScanGear-venster, de sectie Werkbalkinstellingen opgeven. Voor details over het opgeven van scaninstellingen, raadpleegt u de sectie Werken met scaninstellingen in ScanGear. Als het ScanGear-venster niet verschijnt, gaat u door naar de volgende stap. 80 Scannen Hoofdstuk 5

87 4. Wanneer de scan voltooid is, voert u een van de volgende handelingen uit: Als u in stap 2 op Faxen hebt geklikt: Voert u in het dialoogvenster Fax verzenden de benodigde gegevens in en verzendt u de fax. Als u in stap 2 op Verzenden hebt geklikt: Voert u in het dialoogvenster voor het bericht de benodigde gegevens in en verzendt u het bericht. Als u in stap 2 op Opslaan hebt geklikt: Wordt de afbeelding automatisch opgeslagen in de map Scannen naar opslag van Mijn MultiPASS. Als u in stap 2 op Foto hebt geklikt: Verschijnt de afbeelding automatisch in de gekoppelde grafische toepassing. Als u in stap 2 op Tekst, Aangepast1, Aangepast2 of Aangepast3 hebt geklikt: Verschijnt de afbeelding automatisch in de toepassing die u in Werkbalkinstellingen hebt opgegeven. U scant als volgt een afbeelding vanuit een Windows-toepassing die TWAIN ondersteunt: 1. Plaats de afbeelding naar beneden gericht op de glasplaat of plaats deze in de automatische documentinvoer (MPC600F) van de printer. 2. Kies in de Windows-toepassing de opdracht voor het scannen van een document. In sommige toepassingen is dit de opdracht Acquire of Acquire Image (Inlezen of Ophalen). 3. Geef in het ScanGear-venster de opties op voor het scanvoorbeeld van dit document. 4. Klik op Voorbeeld. 5. Bekijk de voorbeeldafbeelding op het scherm. Pas desgewenst de eigenschappen van de afbeelding aan. Hoofdstuk 5 Scannen 81

88 6. Als u in stap 1 het document in de automatische documentinvoer hebt geplaatst, doe u dit nu opnieuw. 7. Klik op Scannen. Wanneer het scannen is voltooid, verschijnt de afbeelding in de Windows-toepassing. Werken met scaninstellingen in ScanGear 6 U kunt met ScanGear controleren hoe een document eruit komt te zien, wanneer u dit scant. De voorbeeldafbeelding stelt u in staat het resultaat van de scan te bekijken en de noodzakelijke aanpassingen te doen (bijvoorbeeld aan het formaat, de toon enzovoort). Wanneer u tevreden bent met het resultaat, kunt u de definitieve scan maken. De onderstaande instructies geven een samenvatting van de procedures voor het scannen van een afbeelding met ScanGear. U scant als volgt een afbeelding met ScanGear: 1. Geef in het ScanGear-venster aan of u in Simpele of Geavanceerde modus wilt werken. 2. Geef op de betreffende tabbladen de voorbeeldscaninstellingen op voor de afbeelding, zoals de kleurenmodus, de scanresolutie en het paginaformaat. 3. Klik op Voorbeeld. 4. Controleer het voorbeeld van de gescande afbeelding. Wijzig desgewenst de eigenschappen van de afbeelding. 5. Plaats het document in de printer en klik op Scannen om een definitieve scan van de afbeelding te maken. 82 Scannen Hoofdstuk 5

89 Instellingen voor de voorbeeldscan in Simpele modus opgeven 6 U kunt in de Simpele modus een vereenvoudigd scherm gebruiken dat minder keuzen heeft, maar wel de basisopties biedt voor het instellen van de scaninstellingen voor een voorbeeldafbeelding. U kunt een afbeeldingstype kiezen dat de kleurenmodus en de resolutie voor het scannen van uw afbeelding bepaalt. U kunt naar wens aangepaste afbeeldingstypen definiëren en verwijderen. U geeft als volgt scaninstellingen voor het voorbeeld op in Simpele modus: 1. Klik op het tabblad Simpele modus in het vak Afbeeldingstype op het type afbeelding dat u wilt scannen. Hiermee worden de kleurenmodus en resolutie automatisch ingesteld. 2. Kies in de lijst Papierformaat de grootte van het brondocument of de bronafbeelding. Hoofdstuk 5 Scannen 83

90 3. Kies bij Breedte en Hoogte de maateenheid die u wilt gebruiken voor het weergeven van het geselecteerde papierformaat. 4. Geef in de lijst Bron afbeelding de bron op van de afbeelding die u wilt scannen. U definieert als volgt een aangepast afbeeldingstype: 1. Klik op Aangepast in het vak Afbeeldingstype. 2. Klik op Type bewerken. 3. Geef in het dialoogvenster Instellingen afbeeldingstype een naam op voor het type afbeelding dat u wilt definiëren. 4. Klik op de gewenste kleurenmodus en resolutie. 5. Klik op Opslaan. U verwijdert een aangepast afbeeldingstype als volgt: 1. Klik in het vak Afbeeldingstype op de naam van het afbeeldingstype dat u wilt verwijderen. 2. Klik op Type bewerken. 3. Klik op Verwijderen in het dialoogvenster Instellingen afbeeldingstype. 4. Klik desgevraagd op Ja om het afbeeldingstype te verwijderen. 84 Scannen Hoofdstuk 5

91 Instellingen voor de voorbeeldscan in Geavanceerde modus opgeven 6 Naast het opgeven van scaninstellingen in Simpele modus, kunt u in Geavanceerde modus de voorbeeldafbeelding aanpassen voordat u de definitieve scan maakt. In deze modus kunt u de toon en helderheid van de gescande afbeelding instellen. U geeft als volgt scaninstellingen voor het voorbeeld op in Geavanceerde modus: 1. Klik op de kleurenmodus voor de afbeelding op het tabblad Afdruk. 2. Klik op de gewenste resolutie of typ een waarde in dots per inch (dpi). Als u de plaat gebruikt, kunt u behalve de beschikbare instellingen in het vak, zelf de resolutie 4800, 7200 of 9600 invoeren. 3. Geef op het tabblad Voorkeuren de volgende instellingen op: Hoofdstuk 5 Scannen 85

92 Tekstverbetering in plaats van zwart-wit Klik hierop wanneer u gebruik wilt maken van OCR-software (Optical Character Recognition). Deze instelling verhoogt het contrast tussen zwart en wit om tekens met grote nauwkeurigheid te kunnen scannen in OCR-software. Voor OCR-scans moet de resolutie ten minste 300 dpi zijn. Als deze optie actief is, wordt de instelling voor tekstverbetering gebruikt voor toepassingen die vragen om een zwart-wit scan en die geen gebruikmaken van het scanvenster (inclusief de meeste OCR-toepassingen). Canon ColorGear-kleuraanpassing Klik hierop om ervoor te zorgen dat het systeem een afbeelding kan weergeven die de kleuren van het origineel het dichtst benaderen, gebaseerd op de weergavekenmerken van de monitor. Aangezien het resultaat kan variëren, wordt aangeraden uit te proberen hoe de afbeelding wordt gescand wanneer deze optie is ingeschakeld en uitgeschakeld. De resultaten kunnen variëren gebaseerd op het type afbeelding dat u scant en de uitvoer van de definitieve scan. Monitorprofiel wijzigen Als niet het juiste monitorprofiel wordt weergegeven, klikt u hierop om een ander monitorprofiel op te geven. Klik op uw monitor in de lijst. Als deze niet wordt vermeld, selecteert u het standaardprofiel van Canon voor de monitor. Wanneer niet het juiste monitorprofiel is geselecteerd, kan dit een nadelige invloed hebben op de kwaliteit van de gescande afbeelding. Het opgeven van het juiste monitorprofiel is daarom van groot belang. 86 Scannen Hoofdstuk 5

93 4. Klik op het tabblad MPC600F (MPC400) op de bron van de afbeelding die u wilt scannen. 5. Geef in de lijst Papierformaat de grootte op van de bronafbeelding. De voorbeeldafbeelding aanpassen voor een definitieve scan 6 U kunt van een voorbeeldafbeelding de afbeelding zelf aanpassen, evenals het gebied waarin de afbeelding wordt weergegeven. U kunt het formaat van een afbeelding als volgt aanpassen (zodat de details beter zichtbaar zijn): 1. Klik op In-/uitzoomen op de werkbalk. 2. U vergroot de weergave door met de linkermuisknop op de afbeelding te klikken. U verkleint de weergave door met de rechtermuisknop op de afbeelding te klikken. U verplaatst een vergrote afbeelding als volgt: Als de afbeelding te groot is om in zijn geheel te worden weergegeven, klikt u op Schuiven op de werkbalk en versleept u de afbeelding om het gewenste gedeelte te zien. U keert als volgt de toon van een afbeelding om: Klik op Negatief/Positief op de werkbalk. U spiegelt de weergave van een afbeelding als volgt: Klik op Spiegelen op de werkbalk. Hoofdstuk 5 Scannen 87

94 U roteert als volgt een afbeelding 90 o naar links of rechts: Klik op de werkbalk op Linksom roteren of Rechtsom roteren om de stand van de afbeelding te wijzigen. U geeft als volgt linialen in het voorbeeldgebied weer: Klik op Linialen op de werkbalk. Er verschijnen langs de bovenrand en de linkerrand van de afbeelding linialen, waardoor u in meer detail met de afbeelding kunt werken. U verwijdert de huidige voorbeeldafbeelding als volgt: Klik op Wissen als de voorbeeldafbeelding niet aan uw wensen voldoet. U vermindert het moiré-patroon in de voorbeeldafbeelding als volgt: Klik op Moiré reduceren op het tabblad MPC600F (MPC400) in Geavanceerde modus. Als u scant met een hogere resolutie, zal het proces voor moiréreductie enkele minuten in beslag nemen. De voorbeeldafbeelding uitsnijden 6 U kunt een gedeelte uit een voorbeeldafbeelding snijden. Wanneer u daarna de afbeelding opnieuw scant, verschijnt alleen dat gedeelte van de afbeelding. Er zijn verschillende methoden voor het uitsnijden van een afbeelding. U snijdt als volgt een afbeelding automatisch uit: Klik op Automatisch uitsnijden. U kunt het formaat van het uitgesneden gebied verkleinen door hier herhaaldelijk op te klikken. U kunt de grootte van het uitgesneden gebied met de hand aanpassen en positioneren. Dit wordt uitgelegd in de volgende procedure. U definieert het uitgesneden gebied als volgt: 1. Klik op Geavanceerde modus. 2. Als u de huidige verhouding van breedte en hoogte wilt behouden tijdens het uitsnijden, klikt u op het tabblad Afdruk op Verhouding bewaren. 88 Scannen Hoofdstuk 5

95 3. Voer een van de volgende handelingen uit: U selecteert het gebied als volgt: Klik op Selecteren. Plaats de cursor op de linker bovenhoek van het gebied dat u wilt selecteren en sleep de muis naar de rechter benedenhoek van het gewenste gebied. U definieert als volgt het uit te snijden gebied door een grootte op te geven: Typ de gewenste afmetingen in de vakken Breedte en Hoogte. 4. U wijzigt als volgt het formaat van het uitgesneden gebied: Typ de gewenste afmetingen in de vakken Breedte en Hoogte. Versleep een van de hendels op de rand van het uitgesneden gebied. 5. U verplaatst de rand van het uitgesneden gebied door de cursor binnen de rand te plaatsen en naar het gewenste gebied te verslepen. 6. Als u de huidige selectie ongedaan wilt maken, klikt u buiten de rand. 7. Klik op Voorbeeld om een voorbeeld van de uitgesneden afbeelding te zien. De schaal van het uitvoerformaat van de afbeelding aanpassen 6 U kunt de schaal van de voorbeeldafbeelding aanpassen om het afbeeldingsformaat te behouden, terwijl u het uitvoerformaat vergroot of verkleint. Als u bijvoorbeeld de schaal van de afbeelding met 50% aanpast, is het uitvoerformaat half zo groot als het werkelijke formaat van de afbeelding. U geeft als volgt een schaal voor de afbeelding op: Geef een percentage op in het vak Schaal op het tabblad Afdruk. Hoofdstuk 5 Scannen 89

96 De toon of kleur van een afbeelding met grijstinten aanpassen 6 Als u voor de kleurenmodus Kleur of Grijstinten hebt geselecteerd, kunt u een groot aantal visuele effecten of correcties op de voorbeeldafbeelding toepassen door de instellingen op het tabblad Toon aan te passen. De tooninstellingen kunnen op een van de volgende manieren worden aangepast. U corrigeert als volgt de toon automatisch: Klik op Auto op de werkbalk van ScanGear of het tabblad Toon. U past als volgt het contrast of de helderheid van een afbeelding aan: 1. Klik op het tabblad Toon op Helderheid/Contrast. 2. Als u met een kleurenafbeelding werkt, selecteert u het juiste kleurenkanaal. 90 Scannen Hoofdstuk 5

97 3. Schuif de schuifregelaars voor Contrast en Helderheid naar links voor minder contrast of helderheid en naar rechts voor meer contrast of helderheid. 4. Klik op Standaard om terug te gaan naar de oorspronkelijke instelling. U past als volgt de toon aan met een gammawaarde: 1. Klik op Gamma op het tabblad Toon. 2. Als u met een kleurenafbeelding werkt, selecteert u het juiste kleurenkanaal. 3. Schuif de schuifregelaar naar links om het contrast in het middelste toonbereik (middentonen) van de afbeelding te verlagen en naar rechts om dit te verhogen. Of typ een waarde in het vak. 4. Klik op Standaard om terug te gaan naar de oorspronkelijke instelling. Hoofdstuk 5 Scannen 91

98 U past als volgt de toon aan met gebruikmaking van een histogram: 1. Klik op Histogram op het tabblad Toon. 2. Als u met een kleurenafbeelding werkt, selecteert u het juiste kleurenkanaal. 3. U kunt de instelling voor zwartpunt, middenpunt of witpunt als volgt aanpassen: Klik op de betreffende knop. Klik vervolgens in het voorbeeldgebied op het deel van de afbeelding dat het donkerst is (voor zwartpunt), het lichtst is (voor witpunt) of in het midden van het toonbereik ligt (voor middenpunt). Sleep de betreffende pijl onder in het histogram naar het gewenste niveau. 92 Scannen Hoofdstuk 5

99 Wanneer u zwartpunt aanpast, worden alle tonen in de afbeelding die donkerder zijn dan het door u geselecteerde zwartpunt, aangepast aan zwart. Wanneer u middenpunt aanpast, worden alle tonen in de afbeelding die liggen tussen het zwartpunt en witpunt, aangepast aan het geselecteerde middenpunt. Wanneer u witpunt aanpast, worden alle tonen in de afbeelding die lichter zijn dan het door u geselecteerde witpunt, aangepast aan wit. 4. Klik op Standaard om terug te gaan naar de oorspronkelijke instelling. U slaat de histograminstelling als volgt op: 1. Klik op Opslaan. 2. In het dialoogvenster Opslaan als geeft u de bestandsnaam op en de locatie waar u de instelling wilt opslaan en klikt u op Opslaan. U opent een eerder opgeslagen histograminstelling als volgt: 1. Klik op Laden. 2. Klik in het dialoogvenster Openen op de bestandsnaam voor de tooninstelling die u wilt laden en klik op Openen. Hoofdstuk 5 Scannen 93

100 U corrigeert een toonprobleem als volgt met een vooraf gedefinieerde tooncurve: 1. Klik op het tabblad Toon op Speciale tooncurven. 2. Als u met een kleurenafbeelding werkt, selecteert u het juiste kleurenkanaal. 3. Klik op de gewenste correctie in het vak Speciale curve selecteren. 4. Klik op Standaard om terug te gaan naar de oorspronkelijke instelling. 94 Scannen Hoofdstuk 5

101 De toon van een zwart-witte afbeelding aanpassen 6 Als u Zwart-wit als kleurenmodus hebt geselecteerd, kunt u de volgende tooninstellingen opgeven op het tabblad Zwart-wit. Opties Klik op de methode die de beste resultaten oplevert voor de zwartwitte afbeelding, gebaseerd op hoe de methode de zwarte en witte gedeelten van uw afbeelding voorstelt. Het effect van elke methode wordt duidelijk wanneer u elke methode uitprobeert en het resultaat hiervan bekijkt in de voorbeeldafbeelding. Helderheid Schuif de schuifregelaar naar rechts om de helderheid te verlagen en naar links om de helderheid te verhogen. Of typ een waarde in het vak. Hoofdstuk 5 Scannen 95

102 N.B. Alhoewel het tabblad Zwart-wit verschijnt als u Tekstverbetering kiest als kleurenmodus, zijn de instellingen niet beschikbaar en kunnen deze niet worden gewijzigd. Voorkeuren voor ScanGear instellen 6 Naast de instellingen die u kunt opgeven voordat u een voorbeeldafbeelding scant (zoals eerder beschreven), kunt u ook instellingen voor ScanGear opgeven die het scangedrag bepalen, wanneer u de volgende keer een afbeelding scant. U geeft als volgt voorkeuren voor het scangedrag op: 1. Klik op het tabblad Voorkeuren in de Geavanceerde modus. 2. Geef onder Voorbeeld bij openen van ScanGear op of uw wilt dat ScanGear automatisch een voorbeeld van de afbeelding op de printer scant of dat ScanGear de vorige voorbeeldafbeelding moet weergeven. 3. Aangezien het ScanGear-venster niet door alle Windowsscantoepassingen automatisch zal worden gesloten, zorgt u er met deze optie voor dat ScanGear automatisch sluit na het maken van de definitieve scan. 96 Scannen Hoofdstuk 5

103 Werkbalkinstellingen opgeven 6 U kunt instellingen opgeven voor de functie van de scanknoppen op de werkbalk, en andere algemene instellingen. U wijzigt als volgt de instelling van een scanknop: 1. Op het bureaublad van Windows, klikt u op de MultiPASS-werkbalk op Instellingen. 2. In het dialoogvenster Werkbalkinstellingen selecteert u het tabblad voor de scanknop waarvan u de instellingen wilt wijzigen (bijvoorbeeld Aangepast1). Illustratie van tabblad Aangepast. Elk tabblad bevat ongeveer dezelfde opties. Hoofdstuk 5 Scannen 97

104 3. Geef op het tabblad de gewenste wijzigingen op: Deze knop weergeven op de werkbalk Klik hierop om de knop die aan deze scanbestemming is gekoppeld, op de werkbalk weer te geven. Als deze optie niet wordt geselecteerd, verschijnt de knop niet op de werkbalk. Koppeling naar Op het tabblad Scannen naar fax wordt met deze instelling het faxstuurprogramma weergegeven dat wordt gebruikt voor het als een fax verzenden van een gescand document. Op de tabbladen Tekst scannen, Foto scannen en Aangepast geeft deze instelling het pad en het uitvoerbare bestand weer van de toepassing die aan deze scanbestemming is gekoppeld. Zo kan de knop Tekst scannen bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan de toepassing Microsoft Paint. Op het tabblad Aangepast kunt u uw favoriete toepassingen koppelen aan de knoppen met het label Aangepast. Instellen Op het tabblad Scannen naar fax geeft u de faxopties op die worden gebruikt bij het faxen van een gescand document met de knop Faxen. In het eigenschappenvenster kunt u de gewenste instellingen opgeven (zoals het papierformaat). Klik vervolgens op OK. Geef op de tabbladen Tekst scannen, Foto scannen en Aangepast een toepassing op die moet worden gekoppeld aan deze scanknop (bijvoorbeeld Microsoft Paint). In het dialoogvenster Kies een toepassing klikt u op het pad en de bestandsnaam van het uitvoerbare bestand (.exe) van de toepassing. Klik vervolgens op Openen. Afbeeldingsbestand Klik op het tabblad Scannen naar opslag op Bladeren om een locatie (station en map) op te geven voor de opslag van uw afbeeldingsbestanden. De fabrieksinstelling is de map Scannen naar opslag in Mijn MultiPASS. 98 Scannen Hoofdstuk 5

105 Bestandsnaam en Nummering Voer in het vak Bestandsnaam op het tabblad Scannen naar opslag de bestandsnaam op die u als basis wilt gebruiken voor het benoemen van bestanden. Geef bij Nummering aan of u wilt doorgaan met nummeren bij het eerder opgeslagen bestand, of de nummering wilt laten starten bij het opgegeven nummer. MultiPASS gebruikt een benamingsconventie voor het automatisch toewijzen van bestandsnamen aan gescande afbeeldingen die als bestand wordt opgeslagen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een basisbestandsnaam plus een volgnummer. Als u bijvoorbeeld OpgeslagenScan als de basisbestandsnaam gebruikt en opgeeft dat de nummering bij 100 moet beginnen, worden de gescande bestanden als volgt benoemd: OpgeslagenScan100, OpgeslagenScan101, enzovoort. Opslaan als type Indien deze optie beschikbaar is, kunt u hier aangeven in welke bestandsindeling u de gescande afbeelding wilt opslaan, bijvoorbeeld BMP of TIF. Deze optie is alleen beschikbaar voor scanbestemmingen waarvoor het opslaan van afbeeldingsbestanden zin heeft. Afbeeldingstype Klik, indien mogelijk, op het type afbeelding dat u wilt scannen, bijvoorbeeld Zwart-wit. Hoofdstuk 5 Scannen 99

106 Afbeeldingskwaliteit (resolutie) Klik, indien mogelijk, op de resolutie (dots per inch, dpi) voor de afbeelding die u wilt scannen. Een hogere resolutie geeft een betere beeldkwaliteit, maar zorgt ervoor dat het scannen langer duurt. Met een lagere resolutie verloopt het scannen over het algemeen sneller, maar dit geeft mogelijk een mindere beeldkwaliteit. Papierformaat (indien beschikbaar) Klik op het fysieke formaat van de afbeelding die wordt gescand, bijvoorbeeld Letter of visitekaartje. Klik op Aangepast als u uw eigen papierformaat wilt opgeven. Klik vervolgens op de maateenheid die u wilt gebruiken voor het opgeven van het aangepaste papierformaat. Geef in de vakken Breed en Hoog het formaat op van het aangepaste papier. Breed en Hoog Klik op de maateenheid die moet worden gebruikt voor het aanduiden van de afmetingen van het door u geselecteerde papierformaat. U wijzigt als volgt de algemene werkbalkinstellingen: 1. Op het bureaublad van Windows klikt u op de werkbalk op Instellingen. 2. Klik op het tabblad Werkbalkinstellingen in het dialoogvenster Werkbalkinstellingen. 100 Scannen Hoofdstuk 5

107 3. Geef de gewenste wijzigingen op: Bron afbeelding Klik op de printer die u wilt gebruiken voor het scannen. Als er voor die printer een keuzemogelijkheid is, geeft u vervolgens aan waar u de te scannen afbeelding wilt plaatsen. Wanneer scanknop wordt ingedrukt U kunt instellen wat er gebeurt wanneer u de scanknop op de printer indrukt. U kunt bijvoorbeeld de knop zo instellen dat de werkbalk wordt weergegeven, of dat het gescande document naar een bepaalde bestemming wordt gestuurd, bijvoorbeeld de fax. Hoofdstuk 5 Scannen 101

108 ScanGear weergeven voordat wordt gescand Klik hierop om het ScanGear-venster weer te geven als u een document scant. Wanneer het ScanGear-venster wordt weergegeven, kunt u de instellingen aanpassen. Als u deze optie niet selecteert, wordt de afbeelding gescand op basis van de scaninstellingen van de werkbalk. Werkbalk altijd op voorgrond Klik hierop om ervoor te zorgen dat de werkbalk altijd boven op de toepassingen wordt weergegeven, die op het bureaublad staan. Laden bij starten van Windows Klik hierop om de werkbalk weer te geven bij het starten van Windows. Als deze optie niet is geselecteerd, moet u zelf de werkbalk openen. Knopformaat Klik op het gewenste weergaveformaat voor de knoppen op de werkbalk. De werkbalk weergeven 6 Als de werkbalk niet automatisch wordt geopend, moet u deze zelf openen. Onder bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn de werkbalk te sluiten (bijvoorbeeld wanneer u de software verwijdert). De werkbalk kan ook als een pictogram op het bureaublad of de taakbalk van Windows worden weergegeven. U opent de werkbalk als volgt: Klik op Start op het bureaublad van Windows, wijs Programma's aan, gevolgd door MultiPASS Suite en klik vervolgens op MultiPASSwerkbalk. Of dubbelklik op het pictogram van de MultiPASS-werkbalk op het Windows-bureaublad. U sluit de werkbalk als volgt: Rechtsklik op het pictogram van de werkbalk op de Windows-taakbalk. Klik op MultiPASS-werkbalk afsluiten in het menu dat verschijnt. 102 Scannen Hoofdstuk 5

109 U minimaliseert als volgt de geopende werkbalk op het bureaublad: Klik op de werkbalk op de knop Sluiten in de titelbalk. U maximaliseert de werkbalk als volgt: Dubbelklik op het pictogram van de werkbalk. N.B. Sommige taken van de werkbalk (zoals het scannen naar een bepaalde bestemming) kunt u ook met de menu's van de werkbalk uitvoeren. U doet dit als volgt: Rechtsklik op het pictogram van de werkbalk op de Windows-taakbalk. Klik in het menu dat verschijnt op de gewenste opdracht. Hoofdstuk 5 Scannen 103

110 104 Scannen Hoofdstuk 5

111 Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren6 U kunt met de MultiPASS Viewer (wordt ook wel simpelweg de Viewer genoemd) documenten die zijn opgeslagen in de mappen van Mijn MultiPASS, openen en weergeven. Een document dat is geopend in de Viewer, kunt u bewerken door dit in de MultiPASS Photo Enhancer (wordt ook wel de Photo Enhancer genoemd) te openen. Met de Photo Enhancer kunt u geavanceerde aanpassingen maken; u kunt bijvoorbeeld filters of effecten op afbeeldingen toepassen. Aangezien de Viewer en de Photo Enhancer vrijwel dezelfde werking en het hetzelfde uiterlijk hebben, zijn veel van de procedures in dit hoofdstuk bedoeld voor het werken in beide toepassingen. U opent als volgt een document in de Viewer: Klik op het document in een van de mappen van Mijn MultiPASS en klik vervolgens op Openen in het menu Bestand. U kunt ook op het document dubbelklikken. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 105

112 U sluit de Viewer als volgt: Klik in het menu Bestand op Afsluiten. U opent als volgt een afbeelding in de Photo Enhancer: 1. Open het document dat u wilt bewerken in de Viewer. 2. Klik op Bewerken op de werkbalk van de Viewer of in het menu Hulpmiddelen. 106 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

113 N.B. Documenten die metagegevens bevatten kunnen in de Photo Enhancer worden geopend. Als een document echter wordt bewerkt en opgeslagen, raakt u alle metagegevens kwijt. U sluit de Photo Enhancer als volgt: Klik in het menu Bestand op Afsluiten. Voorkeuren voor de weergave opgeven 6 U kunt tijdens het werken met een document de weergave van het document of de vensterlayout van de Viewer naar wens aanpassen. U bladert als volgt door een document bestaande uit meerdere pagina's: 1. Open het document in de Viewer of Photo Enhancer. 2. In de Viewer: Wijs Pagina aan in het menu Beeld. Klik vervolgens op de volgende, vorige, eerste of laatste pagina. Of klik op Vorige of Volgende op de werkbalk. In de Photo Enhancer: Klik op de werkbalk Pagina op de volgende, vorige, eerste of laatste pagina. Klik op Ga naar pagina als u naar een bepaalde pagina wilt gaan. Typ vervolgens het paginanummer in het dialoogvenster Ga naar pagina. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 107

114 U loopt als volgt door de afbeeldingen in een map van Mijn MultiPASS (Viewer): 1. Open de afbeelding in een map van Mijn MultiPASS waardoor u wilt bladeren. 2. Wijs Afbeelding aan in het menu Beeld. Klik vervolgens op de volgende, vorige, eerste of laatste afbeelding. Of klik op Vorige of Volgende op de werkbalk. U past het weergaveformaat van een document of afbeelding als volgt aan: Voer een van de volgende handelingen uit in de Photo Enhancer: Klik op het menu of de werkbalk In-/uitzoomen op het gewenste weergaveformaat. Klik in het menu In-/uitzoomen op de gewenste instelling. U kunt in de Viewer de afbeelding in zijn volledige formaat weergeven, aanpassen aan het formaat van het venster, zo aanpassen dat de breedte van de afbeelding in het venster past (met behoud van de hoogteverhouding) of zo aanpassen dat de hoogte van de afbeelding in het venster past (met behoud van de breedteverhouding). In de Photo Enhancer kunt u de afbeelding in zijn geheel weergeven of aangepast aan het formaat van het venster. U slaat als volgt het gekozen weergaveformaat op (Viewer): Klik op Vergrendelen in het menu In-/uitzoomen. Hierna wordt elke afbeelding geopend met dezelfde instelling voor weergaveformaat. U loopt als volgt door een ingezoomd document (Viewer): Versleep de muisaanwijzer om het focuspunt van de afbeelding te wijzigen. 108 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

115 U schuift als volgt door een ingezoomde afbeelding (Photo Enhancer): 1. Klik op Schuiven in het menu Bewerken of op de werkbalk. 2. Versleep in het layoutgebeid van de afbeelding de muisaanwijzer om het focuspunt van de afbeelding te verschuiven. U geeft als volgt een document weer in de modus Volledig scherm (Viewer): Klik op Volledig scherm in het menu Beeld. Het document is het enige item dat op het scherm verschijnt. U keert als volg terug van de modus volledig scherm naar de gewone vensterweergave (Viewer): 1. Rechtsklik ergens in het document. 2. Maak de selectie van Volledig scherm ongedaan. U geeft als volgt de werkbalk of statusbalk weer (Viewer): Voer een van de volgende handelingen in het menu Beeld: Klik op Werkbalk om deze in of uit te schakelen. Klik op Statusbalk om deze in of uit te schakelen. Werken met een document of afbeelding 6 U kunt een aantal taken uitvoeren op de afbeelding van het document, zoals afdrukken, opnieuw laden en de stand aanpassen. Ook kunt u de afbeelding spiegelen langs een horizontale of verticale as en met de klok mee of tegen de klok in roteren, volgens een opgegeven aantal intervallen. U drukt als volgt een document af (Viewer): 1. Klik op Afdrukken in het menu Bestand of op de werkbalk van de Viewer. 2. Geef in het dialoogvenster Afdrukken de gewenste afdrukopties op. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 109

116 U drukt als volgt documenten in een map als miniaturen af (Viewer): 1. Open een document in de map waarvan u de miniaturen wilt weergeven. 2. Klik op Miniaturen afdrukken in het menu Bestand. 3. Selecteer de printer in het dialoogvenster Afdrukken en klik op OK (Afdrukken in Windows 2000). De miniaturen worden weergegeven in het voorbeeldvenster. 4. Geef in het dialoogvenster Afdrukinstellingen de gewenste afdrukopties op. Klik op de marges die u wilt gebruiken langs de rand van het papier, of geef een waarde op. Eén inch is gelijk aan ongeveer 2,54 cm. Als een of meer van de miniatuurafbeeldingen de pagina niet opvullen, klikt u op de positie waar de miniaturen moeten worden afgedrukt. Geef de grootte op voor de miniaturen. Klik op Verhouding bewaren als u de breedte- en hoogteverhoudingen wilt behouden. Voer vervolgens de breedte en hoogte in. 110 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

117 Geef desgewenst de andere informatie op die op het afgedrukte document moet verschijnen. Klik op de gewenste resolutie voor het afgedrukte document. Hoe hoger de resolutie, des te beter zal de afdrukkwaliteit zijn. Het afdrukken kan echter wel langer duren. Geef aan of u de helderheid en het contrast van de afbeelding wilt aanpassen (gamma). Geef vervolgens de gammawaarde op. In het algemeen is het zo dat hoe hoger de waarde, des te meer correctie nodig is voor het produceren van een subtiele helderheid en een subtiel contrast. U wijzigt als volgt de afdrukinstellingen (Viewer): 1. Klik op Afdrukinstellingen in het menu Bestand. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 111

118 2. Geef de gewenste wijzigingen op in het dialoogvenster Afdrukinstellingen: Klik op de marges die u wilt gebruiken langs de rand van het papier, of geef een waarde op. Eén inch is gelijk aan ongeveer 2,54 cm. Als de afbeelding de pagina niet opvult, klikt u op de plaats waar de afbeelding moet worden afgedrukt. Geef aan hoe u wilt dat het formaat van de pagina wordt aangepast. Klik op Opgegeven formaat om een formaat op te geven. Klik op Verhouding bewaren als u de breedte- en hoogteverhoudingen wilt behouden. Voer vervolgens de breedte en hoogte in. Geef desgewenst de andere informatie op die op het afgedrukte document moet verschijnen. Klik op de gewenste resolutie voor het afgedrukte document. Hoe hoger de resolutie, des te beter zal de afdrukkwaliteit zijn. Het afdrukken kan echter wel langer duren. Geef aan of u de helderheid en het contrast van de afbeelding wilt aanpassen (gamma). Geef vervolgens de gammawaarde op. In het algemeen is het zo dat hoe hoger de waarde, des te meer correctie nodig is voor het produceren van een subtiele helderheid en een subtiel contrast. 112 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

119 U spiegelt een afbeelding als volgt (Photo Enhancer): 1. Klik op Spiegelen in het menu Bewerken of op de werkbalk. 2. Klik op de knop Horizontaal of Verticaal in het dialoogvenster Spiegelen. U roteert als volgt een document of afbeelding: 1. Voer een van de volgende handelingen uit: Klik op Roteren in het menu Hulpmiddelen of op de werkbalk van de Viewer. Klik op Roteren in het menu Bewerken of op de werkbalk van de Photo Enhancer. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 113

120 2. Klik in het dialoogvenster Roteren op de Rotatie-knop die overeenkomt met de richting waarin u het document of de afbeelding wilt roteren. 3. Klik op Alle pagina's roteren of Alle pagina's van deze afbeelding als u alle pagina's in het document wilt roteren. U laadt als volgt een document of afbeelding opnieuw: Voer een van de volgende handelingen uit: Klik op Opnieuw laden in het menu Beeld of op de werkbalk van de Viewer. Klik op Terug naar vorige in het menu Bestand van de Photo Enhancer. Wanneer u een document opnieuw laadt, wordt het huidige document vervangen door de laatst opgeslagen versie van het document. 114 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

121 Documenten en afbeeldingen opslaan 6 U kunt uw wijzigingen aan een document opslaan. Als het een document is met meerdere pagina's en het de bestandsindeling.tif of.mlj heeft, kunt u elke pagina in het document als een afzonderlijke afbeelding opslaan. Elke afzonderlijke pagina krijgt een unieke bestandsnaam die door het systeem wordt toegewezen. Een document met de naam Bestand.tif wordt bijvoorbeeld drie afzonderlijke documenten met de namen Bestand-0001.tif, Bestand-0002.tif en Bestand-0003.tif. Daarnaast kunt u voor het opslaan van een afbeelding als.jpg- of.tifafbeelding de opties wijzigen die van toepassing zijn op het type afbeeldingsbestand. U slaat als volgt een document of afbeelding op: 1. Klik op Opslaan als in het menu Bestand. 2. Geef in het dialoogvenster Afbeelding opslaan als, de Windows-map op waarin u het bestand wilt opslaan. 3. Typ een naam voor het bestand in het vak Bestandsnaam. 4. Selecteer een bestandstype in de lijst Opslaan als type. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 115

122 5. Als u een document hebt met meerdere pagina's, geeft u hier aan of u alleen de geselecteerde pagina wilt opslaan of dat u elke pagina als een aparte afbeelding wilt opslaan (alleen voor de bestandstypen.mlj en.tif). 6. Als u het bestandstype.jpg of.tif hebt geselecteerd, klikt u op Opties om de instellingen voor het opslaan op te geven. Als u.jpg als bestandstype hebt geselecteerd en op Opties hebt geklikt: 1. Verschuif de schuifregelaar Beeldkwaliteit in het dialoogvenster JPEG-opties naar de gewenste positie of voer een waarde in voor het gewenste compressieniveau. Schuif de regelaar naar links voor een hogere compressie en een mindere beeldkwaliteit, en naar rechts voor een hogere kwaliteit en minder compressie. 116 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

123 2. Klik op de gewenste instelling voor codering. Progressief Klik hierop om een afbeelding te maken die progressief in een webbrowser wordt weergegeven. De afbeelding verschijnt als een serie overlays, waardoor gebruikers eerst een lage-resolutieversie kunnen zien, voordat zij de afbeelding volledig downloaden. Progressieve jpg-bestanden worden niet door alle browsers ondersteund en hebben meer RAM nodig voor de weergave ervan. Huffman-codes optimaliseren Klik hierop om de kleurkwaliteit van de afbeelding te optimaliseren terwijl het bestand iets meer wordt gecomprimeerd. Geoptimaliseerde jpg-afbeeldingen worden niet door alle webbrowsers ondersteund. Exif-miniatuur opslaan Klik hierop om een voorbeeldminiatuur van de afbeelding te maken. Voorbeeldminiaturen verschijnen als pictogrammen op het bureaublad en in bestandslijsten (wanneer de weergave is ingesteld op Grote pictogrammen). Deze optie maakt het bestand met de opgeslagen afbeelding groter. Deze optie is alleen beschikbaar als Profressief niet is geselecteerd. 3. Geef aan of u kleurencomponenten wilt samplen. Als u deze optie activeert, wordt de nauwkeurigheid van de kleuren in de afbeelding iets verminderd, waardoor het bestand kleiner wordt. Als de nauwkeurigheid van kleuren belangrijker is dan de grootte van het bestand, schakelt u deze optie niet in. 4. Klik op Deze instellingen opslaan als standaardinstellingen als u jpgafbeeldingen altijd met deze instellingen wilt opslaan. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 117

124 Als u.tif als bestandstype hebt geselecteerd en op Opties hebt geklikt: 1. Selecteer in het dialoogvenster TIFF-opties het gewenste compressietype. Klik op Geen als u de afbeeldingsgegevens niet wilt comprimeren. CCITT Groep 3 Klik hierop als de afbeelding zwart-wit is en u deze zo optimaal mogelijk wilt weergeven in PDF- of PostScript-indeling. CCITT Groep 4 Klik hierop als u het bestand meer wilt comprimeren dan met CCITT Groep 3. Gebruik deze techniek als u hetzelfde wilt bereiken als met CCITT Groep 3, maar met een hogere compressie voor de afbeelding. Verkleinen Klik hierop als de afbeelding grote gebieden met een enkele kleur bevat. Deze techniek wordt ondersteund door de bestandsindeling PDF, maar niet door alle verwerkingsprogramma s voor tif-bestanden. JPEG Klik hierop voor afbeeldingen met halftonen (zoals foto s) die uw wilt comprimeren, maar die u wilt opslaan als tif-bestand. Deze techniek wordt ondersteund door zowel de PDF- als de PostScript-indeling. 118 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

125 2. Klik op Deze instellingen opslaan als standaardinstellingen als u tifafbeeldingen altijd met deze instellingen wilt opslaan. Voorkeuren voor de Viewer opgeven 6 U kunt voor het Viewer-venster en de foto-editor uw eigen voorkeuren opgeven. U kunt ook opgeven dat het huidige document als achtergrond voor het bureaublad moet worden gebruikt. U kunt desgewenst de Viewer instellen als de standaardtoepassing voor het weergeven van bepaalde bestandstypen, zoals jpg of tiff. Wanneer u vanuit een willekeurige locatie op het systeem een afbeelding van dat type opent, wordt deze automatisch in de Viewer geopend. U kunt als volgt opties voor het Viewer-venster opgeven en opslaan: 1. Klik op Opties in het menu Hulpmiddelen of op de werkbalk van de Viewer. 2. Geef in het dialoogvenster Opties onder Weergeven/verbergen op of u de taakbalk of werkbalk van de Viewer wilt weergeven of verbergen. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 119

126 3. Geef de gewenste achtergrondinstellingen voor het Viewer-venster op. Klik op een kleur in de lijst of blader naar een afbeelding die u wilt gebruiken als achtergrond voor het Viewer-venster. 4. Geef de opties op voor de vensterpositie. Klik op Vensterformaat aanpassen aan afbeelding als u wilt dat het Viewer-venster automatisch wordt aangepast (verkleind) aan de weergegeven afbeelding. Als u hebt geklikt op Vensterformaat aanpassen aan afbeelding, kunt u ook klikken op Venster centraal bij automatisch aanpassen om het Viewer-venster te centreren nadat het formaat is aangepast. Klik op Vensterpositie automatisch opslaan als u de positie van het Viewer-venster wilt opslaan voor de weergave van afbeeldingen. 5. Geef de vensterkenmerken op. Klik op Altijd op voorgrond als u het Viewer-venster altijd boven op andere vensters wilt hebben. Klik op Muiscursor verbergen bij volledig scherm als u wilt dat de muiscursor verdwijnt wanneer u een document weergeeft in de modus Volledig scherm. 120 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

127 U stelt als volgt de Viewer in als standaardtoepassing voor het weergeven van bepaalde afbeeldingstypen: 1. Klik op Bestandskoppelingen in het menu Hulpmiddelen. 2. Selecteer de gewenste afbeeldingstypen in het dialoogvenster Bestandskoppelingen. U stelt als volgt het huidige document in als achtergrond van het bureaublad: Wijs Achtergrond instellen aan in het menu Hulpmiddelen en voer vervolgens een van de volgende handelingen uit: Klik op Gecentreerd wanneer u wilt dat er een enkele afbeelding van het document gecentreerd op het bureaublad wordt geplaatst. Klik op Naast elkaar wanneer u het bureaubladgebied door meerdere afbeeldingen van het document wilt laten opvullen. U haalt als volgt de vorige achtergrond weer terug: Wijs Achtergrond instellen aan in het menu Hulpmiddelen en klik vervolgens op Herstellen. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 121

128 Een foto-editor opgeven 6 De standaard foto-editor voor de Viewer is de MultiPASS Photo Enhancer. U kunt echter desgewenst een andere foto-editor als standaardeditor opgeven (bijvoorbeeld Paint Shop Pro). Wanneer u een editor van een andere fabrikant wilt toevoegen, moet deze op uw systeem zijn geïnstalleerd. U voegt als volgt een foto-editor toe: 1. Klik op de pijlknop Bewerken op de werkbalk van de Viewer. Klik vervolgens op Editors configureren. 2. Klik op Toevoegen in het dialoogvenster Foto-editors configureren. 122 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

129 3. Ga in het dialoogvenster Bladeren naar foto-editor naar het uitvoerbare bestand van de editor die u wilt toevoegen en klik op Openen. 4. Wijzig zo nodig de naam van de toepassing in het dialoogvenster Foto-editor configureren. Klik vervolgens op OK. U geeft als volgt een andere standaard foto-editor op: 1. Klik op de pijlknop Bewerken op de werkbalk van de Viewer en klik vervolgens op Editors configureren. 2. Klik in het dialoogvenster Foto-editors configureren op de gewenste foto-editor en klik vervolgens op Als standaard. U bewerkt als volgt de eigenschappen van de geselecteerde foto-editor: 1. Klik op de pijlknop Bewerken op de werkbalk van de Viewer. Klik vervolgens op Editors configureren. 2. Selecteer de foto-editor die u wilt bewerken, in het dialoogvenster Foto-editors configureren en klik op Bewerken. 3. Breng de gewenste wijzigingen aan op de naam en/of locatie. U verwijdert een foto-editor als volgt: 1. Klik op de pijlknop Bewerken op de werkbalk van de Viewer. Klik vervolgens op Editors configureren. 2. Klik in het dialoogvenster Foto-editors configureren op de foto-editor die u wilt verwijderen en klik vervolgens op Verwijderen. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 123

130 Afbeeldingen verbeteren (Photo Enhancer) 6 U afbeeldingen op een aantal manieren verbeteren met de Photo Enhancer. U wijzigt als volgt het formaat van een afbeelding: 1. Klik op Formaat wijzigen in het menu Bewerken of op de werkbalk. 2. Als u de oorspronkelijke verhoudingen van de afbeelding wilt behouden, klikt u op Verhouding bewaren in het dialoogvenster Formaat wijzigen. 3. Klik op de nieuwe afmetingen of typ de waarden hiervoor in de vakken Breedte en Hoogte. 4. Klik op de gewenste resamplingfilter. Resampling is het wijzigen van de pixelgrootte (en dus het weergaveformaat) van een afbeelding. De instelling Lanczos geeft het beste resultaat. U snijdt als volgt een gebied uit een afbeelding: 1. Klik op Uitsnijden in het menu Bewerken of op de werkbalk. 2. Versleep de muisaanwijzer om een kader om het gewenste gebied te maken en dubbelklik vervolgens op het gebied. U kunt een selectie van een afbeelding uitsnijden. 124 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

131 U past als volgt het afbeeldingstype aan: Klik op het gewenste afbeeldingstype in het menu Kleur (zoals Ware kleuren of Zwart-wit). U past als volgt de kleurbalans aan (afbeeldingstype Ware kleuren): 1. Klik op Kleurbalans in het menu Aanpassen of op de werkbalk. De oorspronkelijke afbeelding verschijnt links in het dialoogvenster Kleurbalans. Als u de afbeelding aanpast, ziet u daarvan rechts het resultaat. 2. Schuif de schuifregelaars naar links om het niveau te verlagen en naar rechts om het niveau te verhogen. Of geef de gewenste waarden op in de betreffende vakken. Wanneer u de tint aanpast, past u de schaduw of de tint van de kleuren in de afbeelding aan. Tint wordt gemeten volgens een circulair spectrum dat loopt van rood naar groen naar blauw en weer naar rood. Wanneer u de verzadiging aanpast, past u de zuiverheid van de tint aan. Een kleur met 100% verzadiging is helder en levendig en een kleur met 0% verzadiging is een grijstint. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 125

132 Wanneer u de lichtheid aanpast, past u de helderheid van de kleur aan. Een kleur met 100% lichtheid is altijd puur wit en een kleur met 0% lichtheid is altijd puur zwart. U past als volgt de kleurenniveaus automatisch aan (afbeeldingstype Ware kleuren en 256 grijstinten): Klik op Automatisch niveau in het menu Aanpassen of op de werkbalk. U kunt het kleurenniveau automatisch door het systeem laten aanpassen voor een betere weergave op uw beeldscherm of een ander uitvoerapparaat. U past als volgt de kleurenniveaus handmatig aan (afbeeldingstype Ware kleuren en 256 grijstinten): 1. Klik op Niveaus in het menu Aanpassen of op de werkbalk. De oorspronkelijke afbeelding verschijnt links in het dialoogvenster Niveaus. Als u de afbeelding aanpast, ziet u onder in het resultaat. 126 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

133 2. Schuif de schuifregelaars naar links om het niveau te verlagen en naar rechts om het niveau te verhogen. Of geef de gewenste waarden op in de betreffende vakken. Wanneer u de niveaus voor zwartpunt en witpunt aanpast, geeft u aan wat het donkerste punt en het lichtste punt moet worden wanneer u de helderheid en het contrast aanpast. Wanneer u het contrast en de helderheid wijzigt, stelt u de waarden in voor het opgegeven zwartpunt- en witpuntbereik. Door de gammawaarde te wijzigen, past u de middentonen van de afbeelding om het contrast te vergroten en de afbeelding in zijn geheel te verbeteren. Wanneer u de gammawaarde verhoogt, worden de lichtere gebieden lichter gemaakt en de donkere gebieden donkerder. U vervaagt een afbeelding als volgt (afbeeldingstype Ware kleuren): 1. Klik op Vervagen in het menu Filter of op de werkbalk. De oorspronkelijke afbeelding verschijnt links in het dialoogvenster Vervagen. Als u de afbeelding aanpast, ziet u daarvan rechts het resultaat. Afbeeldingen verschijnen met een vervagingswaarde van 50. Omdat de aangepaste afbeelding niet helderder kan worden gemaakt dan het origineel, heeft het opgeven van een lagere waarde geen effect. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 127

134 2. Geef de gewenste waarde of schuif de schuifregelaar naar links voor minder vervaging of naar rechts voor meer vervaging. Wanneer u een afbeelding vervaagt, worden naast elkaar liggende pixels ingesteld op de gemiddelde kleurwaarden, waardoor pieken verdwijnen en de afbeelding meer effen wordt. U maakt als volgt een afbeelding scherper (afbeeldingstype Ware kleuren): 1. Klik op Scherper maken in het menu Filter of op de werkbalk. De oorspronkelijke afbeelding verschijnt links in het dialoogvenster Scherper maken. Als u de afbeelding aanpast, ziet u daarvan rechts het resultaat. Afbeeldingen verschijnen met een verscherpingswaarde van 50. Omdat de aangepaste afbeelding niet minder scherp kan worden gemaakt dan het origineel, heeft het opgeven van een lagere waarde geen effect. 2. Schuif de schuifregelaar naar links om de verscherping te verminderen en naar rechts om de verscherping te verhogen. Of geef een waarde op in het vak Hoeveelheid. Wanneer u een afbeelding scherper maakt, verhoogt u het verschil tussen de kleurwaarden van naast elkaar liggende pixels, waardoor een kleurenafbeelding scherper wordt. 128 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

135 U verwijdert als volgt de ruis uit een afbeelding (afbeeldingstype Ware kleuren): Klik op Ruisreductie in het menu Filter of op de werkbalk. Met de optie Ruisreductie verwijdert u de ruis uit een afbeelding, zonder dat de details van de afbeelding worden aangetast. Met deze optie wordt de ruis verwijderd door de randen van een afbeelding te detecteren en de gehele selectie te vervagen, behalve die randen. U vermindert als volgt het rode-ogeneffect (afbeeldingstype Ware kleuren): 1. Klik op Reductie rode ogen in het menu Filter. De oorspronkelijke afbeelding verschijnt links in het dialoogvenster Reductie rode ogen. Als u de afbeelding aanpast, ziet u daarvan rechts het resultaat. 2. Klik op Inzoomen om op de ogen in te zoomen. 3. Als de ogen na het inzoomen niet in het vak Na verschijnen, klikt u op Schuiven. Zoek in het vak Na de ogen op door met de muisaanwijzer te schuiven. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 129

136 4. Klik op Selecteren. Versleep de muisaanwijzer in het vak Na om een kader rond de ogen te tekenen. 5. Klik op de gewenste oogkleur. 6. Schuif de schuifregelaar naar rechts om het gekleurde gebied te verhogen en naar links om het gekleurde gebied te verlagen. Of geef een waarde op in het vak Hoeveelheid. Met deze optie vermindert u het rode-ogeneffect dat in sommige afbeeldingen verschijnt. U past als volgt het sepia-effect op een afbeelding toe (niet beschikbaar bij het afbeeldingstype Zwart-wit en 2 kleuren): Klik op Sepia in het menu Effecten of op de werkbalk. U kunt een afbeelding een antiek uiterlijk geven door het sepia-effect toe te passen. Met dit effect worden de kleuren in de afbeelding geconverteerd naar rood-bruine tinten. U past als volgt het kleureffect op een afbeelding toe (niet beschikbaar bij het afbeeldingstype Zwart-wit en 2 kleuren): 1. Klik op Kleuren in het menu Effecten of op de werkbalk. 130 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

137 De originele afbeelding verschijnt boven in het dialoogvenster Kleuren. Als u de afbeelding aanpast, ziet u onder in het resultaat. 2. Schijf de schuifregelaar omhoog om de tint- en verzadigingswaarden te verhogen en naar beneden om deze te verlagen. Of geef een waarde op in het betreffende vak. Het kleureffect converteert een afbeelding naar een monochrome afbeelding. De afbeelding kan vervolgens worden aangepast door de waarden voor tint en verzadiging op te geven. U converteert als volgt een afbeelding naar een negatieve afbeelding (niet beschikbaar bij het afbeeldingstype Hoge kleuren): Klik op Negatief in het menu Effecten of op de werkbalk. Met dit effect wordt een afbeelding geïnverteerd. De kleuren in de afbeelding worden geconverteerd naar zwart-wit. Hoofdstuk 6 Afbeeldingen weergeven en verbeteren 131

138 132 Afbeeldingen weergeven en verbeteren Hoofdstuk 6

139 Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 7 Om goed te kunnen werken met het MultiPASS-systeem, moet u bekend zijn met het opgeven van apparaat- en systeeminstellingen, het gebruik van de Statusmonitor, het loskoppelen van de printer en het verwijderen van de software. Faxinstellingen voor het apparaat opgeven (MPC600F) 6 U kunt niet alleen direct op de printer faxopties instellen, maar ook op de computer. U kunt instellingen opgeven voor de verzending en ontvangst van faxen en voor het vastleggen van snelkiescodes. U geeft als volgt algemene faxinstellingen op: Wijs Apparaatinstelling/Snelkiezen aan in Mijn MultiPASS in het menu MultiPASS en klik op MPC600F. Geef op het tabblad Voorkeuren de volgende instellingen op: Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 133

140 Datumnotatie Selecteer de notatie waarin de datum op het LCD-scherm wordt weergegeven en waarin de datum op de fax wordt afgedrukt. Weergavetaal Selecteer de taal voor het LCD-scherm van de printer. Volume Pas het geluidsniveau van de verschillende geluidscomponenten van de printer aan de kantooromgeving aan. Type papier Klik op het type papier waarop u faxen wilt afdrukken. Ondermarge Geef hier aan of u een normale of langere ondermarge op de fax wilt afdrukken. Deze optie is handig voor het ontvangen van faxen, afdrukken of kopiëren in kleur. 134 De MultiPASS Suite aanpassen Hoofdstuk 7

141 Activiteitenoverzicht automatisch afdrukken Klik hierop als u de printer na elke 20 verzonden en ontvangen faxen automatisch een activiteitenoverzicht wilt laten afdrukken. Als u deze optie niet selecteert, wordt er geen activiteitenoverzicht afgedrukt. U geeft als volgt faxinstellingen op: Wijs Apparaatinstelling/Snelkiezen aan in Mijn MultiPASS in het menu MultiPASS en klik op MPC600F. Geef op het tabblad Fax verzenden de volgende instellingen op: Faxgegevens De volgende gegevens die u opgeeft, verschijnen als koptekst op alle faxen: uw naam en faxnummer. Telefoonlijn Klik op de kiesmethode die door de printer wordt gebruikt: toon of puls. Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 135

142 Nieuwe pogingen U kunt opgeven hoe vaak een faxnummer moet worden herhaald bij het verzenden van een faxbericht, evenals de wachttijd tussen elke herhaling. Automatisch overzicht Geef op of u voor elke faxtransmissie een overzicht wilt laten afdrukken of alleen als er zich een fout heeft voorgedaan. Geef ook aan of u een afbeelding van de eerste pagina van de fax wilt opnemen in het overzicht (niet beschikbaar bij pc-faxen). U geeft als volgt geavanceerde faxinstellingen op: Klik op Geavanceerd op het tabblad Fax verzenden. Geef in het dialoogvenster Geavanceerd: fax verzenden de volgende instellingen op: Snelheid Geef aan welke transmissiesnelheid u wilt gebruiken voor het verzenden van faxen. Hoe hoger de instelling, des te sneller wordt de fax verzonden. Stel de snelheid lager in als er problemen zijn bij het verzenden van faxen. 136 De MultiPASS Suite aanpassen Hoofdstuk 7

143 Pauzeduur U kunt de duur van de pauze instellen die u mogelijk moet opgeven voor het kiezen van internationale nummers. Foutcorrectie (ECM) Wanneer u hierop klikt worden de systeem- en lijnfouten gereduceerd, die zich kunnen voordoen bij het verzenden van een fax. Als deze optie is geselecteerd, wordt elke uitgaande fax door het systeem op verloren gegevens gecontroleerd. Als er gegevens in een gedeelte zijn verloren, worden die gegevens opnieuw verzonden nadat is bevestigd dat alle gegevens binnen dat gedeelte met goed gevolg kunnen worden verzonden. Autostart verzending Klik hierop als u wilt dat de eenheid automatisch begint met scannen als een snelkiesnummer wordt gekozen. Bij hoorn van haak Klik hierop om een waarschuwing in te schakelen die wordt gegeven als de printer een fax heeft ontvangen of verzonden of als de hoorn van de haak ligt. Kleuren naar zwart-wit Klik hierop om een kleurenfax in zwart-wit te laten afdrukken als het ontvangende faxapparaat geen kleurenfaxen kan ontvangen. Positie Geef aan waar de koptekst (uw faxnummer, naam en de datum en tijd) op de te verzenden fax moet worden afgedrukt. Deze informatie wordt ook wel Transmit Terminal Identification (TTI) genoemd. Faxen markeren met Selecteer hiermee hoe het fax- en telefoonnummer in de kop van de te verzenden fax moet worden aangegeven. Als u bijvoorbeeld het nummer normaal gesproken gebruikt voor telefoongesprekken en niet voor het verzenden van faxen, kunt u het nummer aangeven als een telefoonnummer. In het andere geval geeft u het nummer aan als een faxnummer dat voornamelijk wordt gebruikt voor het verzenden en ontvangen van faxen. Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 137

144 R-toets Klik hierop om de instellingen voor R-toets voor uw printer te definiëren. U geeft met deze opties op of u uw printer wel of niet met een PBX-lijn (Private Branch Exchange) verbindt voor het verzenden van faxen via de pc. Als u een verbinding maakt met een PBX-lijn, moet u ook het type PBX-lijn opgeven. Als u geen verbinding maakt met een PBX-lijn, selecteert u PBX, anders selecteert u PSTN. Als u PBX selecteert in het vak PBX, geeft u aan welk type PBX u gebruikt: Prefix, Hooking of Aarde. (Opmerking: Aarde is mogelijk niet beschikbaar in uw land.) Als u Prefix opgeeft als het PBX-type, geeft u in het vak Prefix de prefix op. Telefoonvergrendeling U kunt met de optie Telefoonvergrendeling het gebruik van de printer voor het voeren van telefoongesprekken of het versturen van faxen via de pc beperken. U wijst een wachtwoord toe om te voorkomen dat onbevoegden deze optie kunnen inschakelen en uitschakelen. De optie Telefoonvergrendeling heeft geen invloed op inkomende telefoongesprekken of faxen. U schakelt Telefoonvergrendeling in door te klikken op Vergrendelen. Geef in het vak Telefoonwachtwoord invoeren het gewenste wachtwoord op. U schakelt deze optie uit door te klikken op Ontgrendelen. Voer het wachtwoord in om de wijziging door te voeren. U wijzigt een wachtwoord door te klikken op Wachtwoord wijzigen. Geef in het dialoogvenster Telefoonwachtwoord wijzigen het oude wachtwoord op en voer vervolgens het nieuwe wachtwoord tweemaal in. U geeft als volgt instellingen op voor het ontvangen van faxen: Wijs Apparaatinstelling/Snelkiezen aan in Mijn MultiPASS in het menu MultiPASS en klik op MPC600F. Geef op het tabblad Fax ontvangen de volgende instellingen op: 138 De MultiPASS Suite aanpassen Hoofdstuk 7

145 Papierformaat Selecteer het papierformaat voor het afdrukken van de faxen, gebaseerd op de papierbron. Passend maken (verkleinen) Geef met deze optie op of een binnenkomende fax moet worden verkleind om de fax in zijn geheel te kunnen afdrukken. Als u een binnenkomende fax wilt verkleinen, kunt u alleen de hoogte, of zowel de hoogte als de breedte, aan het papierformaat aanpassen. Ontvangstmodus Selecteer de modus waarin de printer de binnenkomende oproepen moet ontvangen: Automatisch overschakelen tussen het ontvangen van een oproep als een fax of telefoongesprek Automatisch ontvangen van alleen faxen Hiervoor moet u de oproepen handmatig beantwoorden en vervolgens de printer instellen voor de ontvangst van een faxbericht Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 139

146 Automatisch ontvangen van een gesprek met het antwoordapparaat Automatisch omschakelen tussen faxbericht en telefoongesprek op basis van het type belsignaal. (Alleen voor de VS. Deze instelling is alleen van toepassing als u zich abonneert op een speciale netwerkservice bij uw telefoonbedrijf, waarmee speciale beltonen voor uw telefoonlijn worden gedefinieerd.) Stil ontvangen Klik hierop als u de printer zo wilt instellen dat deze geen beltoon produceert bij een binnenkomende fax. Aantal keren overgaan Als u de optie Stil ontvangen niet selecteert en u dus aangeeft dat de printer een signaal moet geven bij het ontvangen van een fax, geeft u hier het aantal signalen op. De printer geeft alleen een belsignaal als u een extra telefoon hebt aangesloten. Ontvangstcondities Geef aan hoe het systeem in de volgende situaties een ontvangen faxbericht moet verwerken: Als de computer uit staat en de Statusmonitor is niet actief: Geef hier aan of het faxbericht moet worden afgedrukt of in het geheugen van de printer moet worden opgeslagen. Als de computer aan staat en de Statusmonitor is actief: Geef hier aan of de fax naar de computer moet worden gestuurd of moet worden afgedrukt. Overzicht afdrukken Geef op of u voor elke ontvangen fax een overzicht wilt laten afdrukken of alleen als er zich een fout heeft voorgedaan. 140 De MultiPASS Suite aanpassen Hoofdstuk 7

147 U geeft als volgt geavanceerde instellingen op voor het ontvangen van faxen: Klik op Geavanceerd op het tabblad Fax ontvangen. Geef in het dialoogvenster Geavanceerd: fax ontvangen de volgende instellingen op: Snelheid Selecteer de snelheid voor het ontvangen van faxen. Hoe hoger de instelling, des te sneller verloopt de ontvangst van de fax. Stel de snelheid lager in als er problemen zijn bij het ontvangen van faxen. Foutcorrectie (ECM) Klik hierop om de systeem- en lijnfouten te reduceren die kunnen optreden bij het ontvangen van een fax. Als deze optie is geselecteerd, wordt elke binnenkomende fax door het systeem op verloren gegevens gecontroleerd. Als er gegevens in een gedeelte zijn verloren, worden die gegevens opnieuw ontvangen nadat is bevestigd dat alle gegevens binnen dat gedeelte met goed gevolg kunnen worden ontvangen. Luistertijd voor overgaan Als er een oproep wordt ontvangen, controleert de printer of de oproep een fax of een telefoongesprek is. Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 141

148 Signaallengte Wanneer de printer is ingesteld voor het ontvangen van zowel faxen als telefoongesprekken, laat de printer via een signaal weten dat er een telefoongesprek binnenkomt. Als u de hoorn dan niet binnen de opgegeven tijd opneemt, stopt het signaal. Geef hier op hoe lang het signaal moet klinken. Signaaltoon U kunt hier het volume van het belsignaal instellen. Standaardactie bij geen antwoord Klik op Ontvangen als de printer een binnenkomend telefoongesprek dat niet wordt beantwoord, als een fax moet verwerken. Als er geen fax wordt ontvangen, wordt de verbinding verbroken. Wanneer u deze optie op Verbreken instelt, wordt de niet-beantwoorde oproep automatisch door de printer verbroken zonder dat er wordt geprobeerd de oproep als een fax te ontvangen. Schakelen tussen handmatig/automatisch Om te voorkomen dat er binnenkomende documenten worden gemist wanneer de printer is ingesteld op handmatige ontvangst, klikt u hierop om de eenheid in te stellen op het automatisch beantwoorden van de telefoon en deze naar automatisch te laten schakelen. De eenheid kan de binnenkomende fax ontvangen na de opgegeven signaallengte (het aantal seconden dat u opgeeft). Extern ontvangen Klik hierop, zodat u de printer vanaf een telefoonextensie kunt instellen voor het ontvangen van een fax als het signaal van een binnenkomende oproep overgaat. Als u deze optie selecteert, moet u een extern identificatienummer toewijzen dat de printer opgeeft de fax te ontvangen. Extern identificatienummer Als de optie Extern is geselecteerd, voert u het identificatienummer in dat nodig is om de printer het faxbericht te laten ontvangen. 142 De MultiPASS Suite aanpassen Hoofdstuk 7

149 Snelkiesnummers instellen 6 U kunt snelkiescodes aan faxnummers toewijzen. U wijst hierbij snelkiescodes toe aan de afzonderlijke ontvangers in het adresboek. U kunt ook een groepscode instellen door twee of meer afzonderlijke snelkiescodes toe te wijzen aan één groepscode. U kunt een lijst met snelkiescodes laten afdrukken en deze ter informatie bij de printer bewaren. U wijst als volgt een snelkiescode aan een ontvanger toe: 1. Wijs Apparaatinstelling/Snelkiezen aan in Mijn MultiPASS in het menu MultiPASS en klik op MPC600F. 2. Klik in het vak Adresboek op het tabblad Snelkiezen op het gewenste adresboek om de inhoud hiervan weer te geven. 3. Kies in de lijst Adresboek de ontvanger aan wie u een snelkiescode wilt toewijzen. 4. Selecteer in de lijst Snelkiezen de code die u aan de persoon wilt toekennen en klik op Toevoegen. Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 143

150 5. U maakt de toewijzing van een snelkiescode ongedaan door in de lijst Snelkiezen op de snelkiescode te klikken en vervolgens op Verwijderen. U drukt als volgt de lijst met snelkiesnummers af: Klik op Lijst afdrukken. U geeft als volgt een snelkiescode voor een groep op: 1. Zorg er eerst voor dat op het tabblad Snelkiezen aan de gewenste ontvangers voor de groep een afzonderlijke snelkiescode is toegekend. 2. Klik op de snelkiescode die u aan de groep ontvangers wilt toekennen en klik op Groepskiezen. 3. Voer in het vak Groepsnaam van het dialoogvenster Groepskiezen een naam voor de groep in. 4. Selecteer in de lijst Snelkiezen de eerste ontvanger voor de groep en klik op Toevoegen. Herhaal deze procedure tot de gewenste ontvangers zijn opgenomen in de lijst Lid/leden. 5. U verwijdert een lid uit een groep door dit lid te selecteren in de lijst Lid/leden en op Verwijderen te klikken. 144 De MultiPASS Suite aanpassen Hoofdstuk 7

151 Systeeminstellingen opgeven (MPC600F) 6 U kunt algemene instellingen opgeven die de werking van de MultiPASS Suite beïnvloeden. U geeft als volgt algemene systeemvoorkeuren op: Klik op Opties in Mijn MultiPASS in het menu MultiPASS. Geef in het dialoogvenster Opties de volgende instellingen op: Klik op het punt van waar af vermeldingen in de Faxlog automatisch moeten worden verwijderd. Geef aan of de weergave van dialoogvensters waarvoor de optie Dit venster niet meer weergeven is geactiveerd, moet worden hersteld. Klik op het MultiPASS-printermodel dat u als standaardfaxapparaat wilt gebruiken. Geef aan of u een waarschuwing wilt ontvangen wanneer een faxtransmissie mislukt. Geef aan of er een waarschuwing moet verschijnen wanneer er een nieuwe fax wordt ontvangen. Hoofdstuk 7 De MultiPASS Suite aanpassen 145

2 mei 2014. Remote Scan

2 mei 2014. Remote Scan 2 mei 2014 Remote Scan 2014 Electronics For Imaging. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen voor dit product. Inhoudsopgave 3 Inhoudsopgave...5 openen...5 Postvakken...5

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken op de Fiery-server en de printer beheren vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista BEKNOPTE HANDLEIDING voor Windows Vista INHOUD Hoofdstuk 1: SYSTEEMVEREISTEN...1 Hoofdstuk 2: PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS...2 Software installeren om af te drukken op een lokale printer...

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-24 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-24 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

D4600 Duplex Photo Printer

D4600 Duplex Photo Printer KODAK D4000 Duplex Photo Printer D4600 Duplex Photo Printer Handleiding printerstuurprogramma januari 2015 TM/MC/MR-licentie van Eastman Kodak Company: Kodak Kodak Alaris Inc. 2400 Mount Read Blvd., Rochester,

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken beheren op de Fiery server en de printer vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Nederlands Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Cd met gebruikerssoftware.............................................................. 1 Informatie over de stuurprogramma s en de software.............................................

Nadere informatie

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP Brother SmartUI Control Center Het Control Center van Brother is een hulpprogramma waarmee u gemakkelijk

Nadere informatie

Printersoftware. De printersoftware. De Epson-software bevat de software voor de printerdriver en EPSON Status Monitor 3.

Printersoftware. De printersoftware. De Epson-software bevat de software voor de printerdriver en EPSON Status Monitor 3. Printersoftware De printersoftware De Epson-software bevat de software voor de printerdriver en EPSON Status Monitor 3. De printerdriver is de software waarmee u via uw computer de printer kunt besturen.

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-21 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-21 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003

Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Voorbereidende stappen op pagina 3-16 Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom op pagina 3-17 Andere installatiemethoden

Nadere informatie

QL-500 QL-560 QL-570 QL-650TD QL-1050

QL-500 QL-560 QL-570 QL-650TD QL-1050 QL-500 QL-560 QL-570 QL-650TD QL-1050 Handleiding voor de installatie van de software Nederlands LB9153001A Inleiding Opties P-touch Editor Printerstuurprogramma P-touch Address Book (uitsluitend Windows

Nadere informatie

Nero AG SecurDisc Viewer

Nero AG SecurDisc Viewer Handleiding SecurDisc Nero AG SecurDisc Informatie over auteursrecht en handelsmerken De handleiding en de volledige inhoud van de handleiding worden beschermd door het auteursrecht en zijn eigendom van

Nadere informatie

Digitale camera Softwarehandleiding

Digitale camera Softwarehandleiding EPSON digitale camera / Digitale camera Softwarehandleiding Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden

Nadere informatie

Capture Pro Software. Handleiding. A-61640_nl

Capture Pro Software. Handleiding. A-61640_nl Capture Pro Software Handleiding A-61640_nl Aan de slag met Kodak Capture Pro Software Deze gids bevat simpele procedures waarmee u snel aan de slag kunt, onder meer voor het installeren en starten van

Nadere informatie

Windows Vista /Windows 7- installatiehandleiding

Windows Vista /Windows 7- installatiehandleiding Laserprinter Serie Windows Vista / 7- installatiehandleiding U dient eerst alle hardware in te stellen en de driver te installeren, pas dan kunt u de printer gebruiken. Lees de Installatiehandleiding en

Nadere informatie

Qlik Sense Desktop. Qlik Sense 1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden.

Qlik Sense Desktop. Qlik Sense 1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Qlik Sense Desktop Qlik Sense 1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Qlik, QlikTech, Qlik

Nadere informatie

Overzicht van opties voor service en ondersteuning

Overzicht van opties voor service en ondersteuning Overzicht van opties voor service en ondersteuning QuickRestore Met Compaq QuickRestore kunt u uw systeem op elk gewenst moment terugzetten. QuickRestore biedt vijf typen opties voor terugzetten, die in

Nadere informatie

Handleiding voor printersoftware

Handleiding voor printersoftware Handleiding voor printersoftware (Voor Canon Compact Photo Printer Solution Disk versie 6) Windows 1 Inhoud Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen...3 Lees dit eerst...4 Handleidingen...4 Stappen van het afdrukken...5

Nadere informatie

Dick Grooters Raadhuisstraat 296 5683 GM Best tel: 0499-392579 e-mail: d.grooters@home.nl. Printen en Scannen

Dick Grooters Raadhuisstraat 296 5683 GM Best tel: 0499-392579 e-mail: d.grooters@home.nl. Printen en Scannen Dick Grooters Raadhuisstraat 296 5683 GM Best tel: 0499-392579 e-mail: d.grooters@home.nl Printen en Scannen Als een nieuwe printer wordt gekocht en onder Windows XP aangesloten zal Windows deze nieuwe

Nadere informatie

Windows Custom PostScript- of PCL-printerstuurprogramma installeren

Windows Custom PostScript- of PCL-printerstuurprogramma installeren Windows Custom PostScript- of PCL-printerstuurprogramma installeren In dit Leesmij-bestand wordt beschreven hoe u het Custom PostScript-printerstuurprogramma of het PCLprinterstuurprogramma op een Windows-systeem

Nadere informatie

Korte installatiehandleiding voor de datakabel CA-42

Korte installatiehandleiding voor de datakabel CA-42 Korte installatiehandleiding voor de datakabel CA-42 9234594 Nummer 2 Nokia, Nokia Connecting People en Pop-Port zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Copyright 2005 Nokia. Alle rechten

Nadere informatie

P-touch Editor starten

P-touch Editor starten P-touch Editor starten Versie 0 DUT Inleiding Belangrijke mededeling De inhoud van dit document en de specificaties van dit product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden aangepast. Brother behoudt

Nadere informatie

Voorwoord. Copyright 2001. Alle rechten voorbehouden.

Voorwoord. Copyright 2001. Alle rechten voorbehouden. Slim U2 TA Scanner Utility Gebruikershandleiding Voorwoord Copyright 2001 Alle rechten voorbehouden. Deze handleiding is bedoeld om het gebruik van Slim U2 TA Scanner Utility te vergemakkelijken. Hoewel

Nadere informatie

Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart Installatiehandleiding

Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart Installatiehandleiding Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart Installatiehandleiding CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA MOBILE PHONES Ltd. verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat de producten DTN-10 en DTN-11 conform zijn aan de

Nadere informatie

Gids Instelling Verzenden

Gids Instelling Verzenden Gids Instelling Verzenden In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de Instel-tool Zendfunctie kunt gebruiken om de machine in te stellen voor het scannen van documenten als e-mails (Verzenden naar e-mail)

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Handleiding Nero ImageDrive

Handleiding Nero ImageDrive Handleiding Nero ImageDrive Nero AG Informatie over copyright en handelsmerken De handleiding van Nero ImageDrive en de volledige inhoud van de handleiding zijn auteursrechtelijk beschermd en zijn eigendom

Nadere informatie

Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding

Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding Lees dit document voordat u Mac OS X installeert. Dit document bevat belangrijke informatie over de installatie van Mac OS X. Systeemvereisten

Nadere informatie

Geavanceerde opties. Afdrukken op deelpagina's. Phaser 5500-laserprinter. In dit onderwerp wordt het volgende besproken:

Geavanceerde opties. Afdrukken op deelpagina's. Phaser 5500-laserprinter. In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Geavanceerde opties In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Afdrukken op deelpagina's" op pagina 2-68 "Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken (X op één)" op pagina 2-69 "Brochures afdrukken"

Nadere informatie

Afdrukopties aanpassen

Afdrukopties aanpassen Afdrukopties aanpassen In dit onderwerp wordt het volgende besproken: 'Afdrukopties instellen' op pagina 2-32 'Afdrukkwaliteit selecteren' op pagina 2-35 'Afdrukken in zwart-wit' op pagina 2-36 Afdrukopties

Nadere informatie

Windows 98 en Windows ME

Windows 98 en Windows ME Windows 98 en Windows ME In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Voorbereidende stappen op pagina 3-29 Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom op pagina 3-30 Andere installatiemethoden op pagina

Nadere informatie

Sharpdesk V3.3. Installatiehandleiding Versie 3.3.07

Sharpdesk V3.3. Installatiehandleiding Versie 3.3.07 Sharpdesk V3.3 Installatiehandleiding Versie 3.3.07 Copyright 2000-2009 SHARP CORPORATION. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren, aanpassen of vertalen van deze publicatie zonder voorafgaande schriftelijke

Nadere informatie

P-touch Transfer Manager gebruiken

P-touch Transfer Manager gebruiken P-touch Transfer Manager gebruiken Versie 0 DUT Inleiding Belangrijke mededeling De inhoud van dit document en de specificaties van het product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

Nadere informatie

Eigen PostScript- of PCL-printerstuurprogramma voor Windows installeren

Eigen PostScript- of PCL-printerstuurprogramma voor Windows installeren Eigen PostScript- of PCL-printerstuurprogramma voor Windows installeren In dit Leesmij-bestand wordt beschreven hoe u het eigen PostScript-printerstuurprogramma of het PCL-printerstuurprogramma op Windows-systemen

Nadere informatie

Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8)

Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8) Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8) Met het Webservices-protocol kunnen gebruikers van Windows Vista (SP2 of recenter), Windows 7

Nadere informatie

Boot Camp Installatie- en configuratiegids

Boot Camp Installatie- en configuratiegids Boot Camp Installatie- en configuratiegids Inhoudsopgave 3 Inleiding 3 Benodigdheden 4 Installatie-overzicht 4 Stap 1: Controleren of er updates nodig zijn 4 Stap 2: Uw Mac voorbereiden voor Windows 4

Nadere informatie

Inhoud Installatie en Setup... 5 IRISCompressor gebruiken... 13

Inhoud Installatie en Setup... 5 IRISCompressor gebruiken... 13 Gebruikshandleiding Inhoud Introductie... 1 BELANGRIJKE OPMERKINGEN... 1 Juridische informatie... 3 Installatie en Setup... 5 Systeemvereisten... 5 Installatie... 5 Activering... 7 Automatische update...

Nadere informatie

Sharpdesk V3.5. Installatiehandleiding Versie 3.5.01

Sharpdesk V3.5. Installatiehandleiding Versie 3.5.01 Sharpdesk V3.5 Installatiehandleiding Versie 3.5.01 Copyright 2000-2015 SHARP CORPORATION. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren, aanpassen of vertalen van deze publicatie zonder voorafgaande schriftelijke

Nadere informatie

SharpdeskTM R3.1. Installatiehandleiding Versie

SharpdeskTM R3.1. Installatiehandleiding Versie SharpdeskTM R3.1 Installatiehandleiding Versie 3.1.01 Copyright 2000-2004 Sharp Corporation. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren, aanpassen of vertalen van deze publicatie zonder voorafgaande schriftelijke

Nadere informatie

De inhoud van de verpakking controleren

De inhoud van de verpakking controleren 4012884-00 XXX De inhoud van de verpakking controleren papiersteun uitvoerlade cd-rom met printersoftware & Gebruikershandleiding pakket met cartridges (bevat zowel zwart-wit- als kleurencartridges.) printer

Nadere informatie

mobile PhoneTools Gebruikershandleiding

mobile PhoneTools Gebruikershandleiding mobile PhoneTools Gebruikershandleiding Inhoudsopgave Vereisten...2 Voorafgaand aan de installatie...3 mobile PhoneTools installeren...4 Installatie en configuratie mobiele telefoon...5 On line registratie...7

Nadere informatie

cbox UW BESTANDEN GAAN MOBIEL! VOOR LAPTOPS EN DESKTOPS MET WINDOWS PRO GEBRUIKERSHANDLEIDING

cbox UW BESTANDEN GAAN MOBIEL! VOOR LAPTOPS EN DESKTOPS MET WINDOWS PRO GEBRUIKERSHANDLEIDING cbox UW BESTANDEN GAAN MOBIEL! VOOR LAPTOPS EN DESKTOPS MET WINDOWS PRO GEBRUIKERSHANDLEIDING Inleiding cbox is een applicatie die u eenvoudig op uw computer kunt installeren. Na installatie wordt in de

Nadere informatie

SHARP TWAIN AR/DM. Gebruikershandleiding

SHARP TWAIN AR/DM. Gebruikershandleiding SHARP TWAIN AR/DM Gebruikershandleiding Copyright 2001 Sharp Corporation. Alle rechten voorbehouden. Verveelvoudiging, aanpassing of vertaling is verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming,

Nadere informatie

Spirometry PC Software. Gebruikshandleiding

Spirometry PC Software. Gebruikshandleiding Spirometry PC Software Gebruikshandleiding Inhoud Welkom... 5 Systeemvereisten... 5 1. PC vereisten... 5 2. Vereisten besturingssysteem... 6 Installatie Spirometry PC Software... 6 Instellingen Spirometry

Nadere informatie

Een upgrade uitvoeren van Windows Vista naar Windows 7 (aangepaste installatie)

Een upgrade uitvoeren van Windows Vista naar Windows 7 (aangepaste installatie) Een upgrade uitvoeren van Windows Vista naar Windows 7 (aangepaste installatie) Als u geen upgrade kunt uitvoeren voor uw computer met Windows Vista naar Windows 7 voert u een aangepaste installatie uit.

Nadere informatie

Handleiding InCD Reader

Handleiding InCD Reader Handleiding InCD Reader Nero AG Informatie over auteursrecht en handelsmerken De handleiding en de volledige inhoud van de handleiding worden beschermd door het auteursrecht en zijn eigendom van Nero AG.

Nadere informatie

Capture Pro Software. Aan de slag. A-61640_nl

Capture Pro Software. Aan de slag. A-61640_nl Capture Pro Software Aan de slag A-61640_nl Aan de slag met Kodak Capture Pro Software en Capture Pro Limited Edition De software installeren: Kodak Capture Pro Software en Network Edition... 1 De software

Nadere informatie

De inhoud van de verpakking controleren

De inhoud van de verpakking controleren De inhoud van de verpakking controleren papiersteun cd-rom met printersoftware & Gebruikershandleiding pakket met cartridges (bevat zowel zwart-wit- als kleurencartridges.) printer Gids voor snelle starters

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de iphone SHARP CORPORATION April 27, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Installatie

Nadere informatie

MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN. Toshiba Viewer V2 installatie

MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN. Toshiba Viewer V2 installatie MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN Toshiba Viewer V2 installatie Versie: Augustus 2010 Toshiba Viewer V2 (v1.03) Met de Toshiba Viewer is het mogelijk te printen en scannen met de vermelde Toshiba apparaten.

Nadere informatie

bron: windows.microsoft.com Dubbelzijdig of enkelzijdig. Grijstinten of kleur. Liggend of staand.

bron: windows.microsoft.com Dubbelzijdig of enkelzijdig. Grijstinten of kleur. Liggend of staand. maandag, 12 juli 2010 13:25 Laatst aangepast vrijdag, 16 juli 2010 bron: windows.microsoft.com Dubbelzijdig of enkelzijdig. Grijstinten of kleur. Liggend of staand. Dit zijn slechts enkele opties die u

Nadere informatie

Boot Camp Installatie- en configuratiegids

Boot Camp Installatie- en configuratiegids Boot Camp Installatie- en configuratiegids Inhoudsopgave 3 Inleiding 4 Installatie-overzicht 4 Stap 1: Controleren of er updates nodig zijn 4 Stap 2: Uw Mac voorbereiden voor Windows 4 Stap 3: Windows

Nadere informatie

Nero AG Nero DiscCopy

Nero AG Nero DiscCopy Handleiding Nero DiscCopy Nero AG Nero DiscCopy Informatie over auteursrecht en handelsmerken De handleiding van Nero DiscCopy en de volledige inhoud van de handleiding zijn auteursrechtelijk beschermd

Nadere informatie

Versienotities voor de klant Xerox EX Print Server Powered by Fiery voor de Xerox igen4 Press, versie 3.0

Versienotities voor de klant Xerox EX Print Server Powered by Fiery voor de Xerox igen4 Press, versie 3.0 Versienotities voor de klant Xerox EX Print Server Powered by Fiery voor de Xerox igen4 Press, versie 3.0 Dit document bevat belangrijke informatie over deze versie. Zorg dat deze informatie bij alle gebruikers

Nadere informatie

Wifi-instellingengids

Wifi-instellingengids Wifi-instellingengids Wifi-verbindingen met de printer Verbinding met een computer maken via een wifi-router Direct verbinding maken met een computer Verbinding met een smartapparaat maken via een wifi-router

Nadere informatie

Geavanceerde opties. Deelpagina's afdrukken. Phaser 4500-laserprinter

Geavanceerde opties. Deelpagina's afdrukken. Phaser 4500-laserprinter Geavanceerde opties In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Deelpagina's afdrukken op pagina 2-43 Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken (X op één) op pagina 2-44 Negatieven van afbeeldingen

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de ipad SHARP CORPORATION 27 April, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... 4 3 Installatie en starten van de applicatie...

Nadere informatie

OneTouch ZOOM Pro Diabetes Management Software met SnapShot. Installatiehandleiding. Installatieprocedure

OneTouch ZOOM Pro Diabetes Management Software met SnapShot. Installatiehandleiding. Installatieprocedure OneTouch ZOOM Pro Diabetes Management Software met SnapShot Installatiehandleiding Installatieprocedure 1. Plaats de OneTouch Zoom Pro installatie-cd in de cd-rom-lezer. OPMERKING: Als u het programma

Nadere informatie

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575 LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP Naslaggids M575 Een opgeslagen taak afdrukken Volg de onderstaande procedure om een taak af te drukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen. 1. Raak in het beginscherm

Nadere informatie

Getting Started Guide Nederlands

Getting Started Guide Nederlands Getting Started Guide Nederlands Inhoud De technologie van PrintShop Mail... 2 Systeemvereisten voor PrintShop Mail... 4 Inhoud van de cd-rom... 5 PrintShop Mail installeren (Windows)... 6 PrintShop Mail

Nadere informatie

IVS-Basic 4.4 IVS-Professional 4.4 IVS-PowerPoint 1.1

IVS-Basic 4.4 IVS-Professional 4.4 IVS-PowerPoint 1.1 Handleiding IVS-Basic 4.4 IVS-Professional 4.4 IVS-PowerPoint 1.1 Toevoeging aansluiten USB Lite Base Station 1213 2 Inhoud Inhoud... 3 Het Lite Base Station aansluiten op de USB-poort... 4 Voorgeïnstalleerde

Nadere informatie

System Updates Gebruikersbijlage

System Updates Gebruikersbijlage System Updates Gebruikersbijlage System Updates is een hulpprogramma van de afdrukserver dat de systeemsoftware van uw afdrukserver met de recentste beveiligingsupdates van Microsoft bijwerkt. Het is op

Nadere informatie

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW Voordat u uw Brother-machine gebruikt Definities van opmerkingen Handelsmerken Belangrijke opmerking Definities van opmerkingen In deze

Nadere informatie

Handleiding voor aansluitingen

Handleiding voor aansluitingen Pagina 1 van 6 Handleiding voor aansluitingen Windows-instructies voor een lokaal aangesloten printer Opmerking: Wanneer u een lokaal aangesloten printer installeert en het besturingssysteem niet wordt

Nadere informatie

Nederlands Italiano Español

Nederlands Italiano Español Nederlands Italiano Español Installatie Download Manager Aansluiten op uw PC Opmerking: u moet over de rechten van systeembeheerder beschikken om het programma onder Windows 2000 en XP te installeren.

Nadere informatie

Handleiding Icespy MR software

Handleiding Icespy MR software Handleiding Icespy MR software Versie 4.40.04 Wij danken u voor de aanschaf van deze IceSpy producten en adviseren u om deze handleiding goed door te nemen. 2 INHOUDSOPGAVE: 1. Installeren van de software...

Nadere informatie

Geavanceerde opties. Deelpagina's afdrukken. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Geavanceerde opties. Deelpagina's afdrukken. Phaser 7750-kleurenlaserprinter Geavanceerde opties In dit onderwerp wordt het volgende besproken: 'Deelpagina's afdrukken' op pagina 2-79 'Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken (X op één)' op pagina 2-80 'Brochures afdrukken'

Nadere informatie

Voor gebruikers van Windows XP

Voor gebruikers van Windows XP Voor gebruikers van Windows XP De machine en de pc instellen om samen te werken Voordat u begint U dient een interfacekabel te kopen die geschikt is voor de interface waarmee u deze machine gaat gebruiken

Nadere informatie

Doe het zelf installatiehandleiding

Doe het zelf installatiehandleiding Doe het zelf installatiehandleiding Inleiding Deze handleiding helpt u bij het installeren van KSYOS TeleDermatologie. De installatie duurt maximaal 30 minuten, als u alle onderdelen van het systeem gereed

Nadere informatie

Fiery Driver Configurator

Fiery Driver Configurator 2015 Electronics For Imaging, Inc. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen voor dit product. 16 november 2015 Inhoud 3 Inhoud Fiery Driver Configurator...5 Systeemvereisten...5

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package DVD Viewer

Welkom bij de Picture Package DVD Viewer Handleiding van de Picture Package DVD Viewer Welkom bij de Picture Package DVD Viewer Welkom bij de Picture Package DVD Viewer De Picture Package DVD Viewer starten en afsluiten Beelden bekijken Beelden

Nadere informatie

Versienotities voor de klant Fiery EX4112/4127, versie 2.5

Versienotities voor de klant Fiery EX4112/4127, versie 2.5 Versienotities voor de klant Fiery EX4112/4127, versie 2.5 Dit document bevat informatie over de Fiery EX4112/4127 versie 2.5. Voordat u de Fiery EX4112/4127 gebruikt, moet u een kopie maken van deze Versienotities

Nadere informatie

Configuratiesoftware voor NetWare-netwerken

Configuratiesoftware voor NetWare-netwerken Novell NetWare In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Configuratiesoftware voor NetWare-netwerken" op pagina 3-38 "Stappen voor snelle installatie" op pagina 3-38 "Geavanceerde installatie" op

Nadere informatie

LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY GEBRUIKSAANWIJZING

LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY GEBRUIKSAANWIJZING LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY DOWNLOADER Versie 1.1 GEBRUIKSAANWIJZING Inleiding Deze software Kan controleren of er nieuwe versies zijn van de gebruikte software. Indien er een nieuwe versie is,

Nadere informatie

Een koptekst is een tekst, die boven aan elke pagina verschijnt. Een voettekst is een tekst, die onder aan elke pagina verschijnt.

Een koptekst is een tekst, die boven aan elke pagina verschijnt. Een voettekst is een tekst, die onder aan elke pagina verschijnt. SAMENVATTING HOOFDSTUK 9 Koptekst en voettekst Een koptekst is een tekst, die boven aan elke pagina verschijnt. Een voettekst is een tekst, die onder aan elke pagina verschijnt. Je hoeft een koptekst en

Nadere informatie

Afdrukken vanaf Windowswerkstations

Afdrukken vanaf Windowswerkstations 14 Afdrukken vanaf Windowswerkstations Aan de hand van de volgende instructies kunt u afdrukopties instellen en afdrukken vanaf computers die draaien onder een van de volgende besturingssystemen: Windows

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package DVD Viewer. De Picture Package DVD Viewer starten en afsluiten. Beelden bekijken. Beelden naar een computer kopiëren

Welkom bij de Picture Package DVD Viewer. De Picture Package DVD Viewer starten en afsluiten. Beelden bekijken. Beelden naar een computer kopiëren Welkom bij de Picture Package DVD Viewer De Picture Package DVD Viewer starten en afsluiten Beelden bekijken Beelden naar een computer kopiëren Gekopieerde beelden bewerken Overbodige gedeelten van films

Nadere informatie

TOUCH DISPLAY DOWNLOADER GEBRUIKSAANWIJZING

TOUCH DISPLAY DOWNLOADER GEBRUIKSAANWIJZING LCD MONITOR TOUCH DISPLAY DOWNLOADER GEBRUIKSAANWIJZING Versie 1.0 Modellen waarop dit van toepassing is (sinds januari 2016) PN-60TW3/PN-70TW3/PN-80TC3/PN-L603W/PN-L703W/PN-L803C (De verkrijgbaarheid

Nadere informatie

Eenvoudig overstappen naar Windows 7 (ik heb Windows XP)

Eenvoudig overstappen naar Windows 7 (ik heb Windows XP) Eenvoudig overstappen naar Windows 7 (ik heb Windows XP) Werk je met Windows XP? Hoewel Windows 7 dan geen upgrade-installatie ondersteunt, kun je toch eenvoudig van Windows XP naar Windows 7 overstappen

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package Producer 2

Welkom bij de Picture Package Producer 2 Handleiding voor Picture Package Producer2 Welkom bij de Picture Package Producer 2 Welkom bij de Picture Package Producer 2 Picture Package Producer 2 starten en afsluiten Stap 1: Beelden selecteren Stap

Nadere informatie

Gids Instelling Verzenden

Gids Instelling Verzenden Gids Instelling Verzenden In deze gids wordt uitgelegd hoe u de functies Verzenden naar e-mail en Opslaan in gedeelde map kunt instellen met behulp van de Instel-tool Zendfunctie en hoe u kunt controleren

Nadere informatie

Memeo Instant Backup Introductiehandleiding. Stap 1: Maak uw gratis Memeo-account. Stap 2: Sluit een opslagapparaat aan op de pc

Memeo Instant Backup Introductiehandleiding. Stap 1: Maak uw gratis Memeo-account. Stap 2: Sluit een opslagapparaat aan op de pc Inleiding Memeo Instant Backup is een eenvoudige oplossing voor een complexe digitale wereld. De Memeo Instant Backup maakt automatisch en continu back-ups van uw waardevolle bestanden op de vaste schijf

Nadere informatie

CycloAgent v2 Handleiding

CycloAgent v2 Handleiding CycloAgent v2 Handleiding Inhoudsopgave Inleiding...2 De huidige MioShare-desktoptool verwijderen...2 CycloAgent installeren...4 Aanmelden...8 Uw apparaat registreren...8 De registratie van uw apparaat

Nadere informatie

Startersgids. Nero BackItUp. Ahead Software AG

Startersgids. Nero BackItUp. Ahead Software AG Startersgids Nero BackItUp Ahead Software AG Informatie over copyright en handelsmerken De gebruikershandleiding bij Nero BackItUp en de inhoud hiervan zijn beschermd door midddel van copyright en zijn

Nadere informatie

Hulp krijgen. Systeemberichten. Aanmelden/Afmelden. Pictogrammen op het bedieningspaneel

Hulp krijgen. Systeemberichten. Aanmelden/Afmelden. Pictogrammen op het bedieningspaneel Hulp krijgen Voor informatie/assistentie, raadpleegt u het volgende: Handleiding voor de gebruiker voor informatie over het gebruik van de Xerox 4595. Ga voor online hulp naar: www.xerox.com Klik op de

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package Producer 2. Picture Package Producer 2 starten en afsluiten. Stap 1: Beelden selecteren

Welkom bij de Picture Package Producer 2. Picture Package Producer 2 starten en afsluiten. Stap 1: Beelden selecteren Welkom bij de Picture Package Producer 2 Picture Package Producer 2 starten en afsluiten Stap 1: Beelden selecteren Stap 2: Geselecteerde beelden controleren Stap 3: Voorbereidingen treffen om een korte

Nadere informatie

Software-updates Gebruikershandleiding

Software-updates Gebruikershandleiding Software-updates Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de V.S. De informatie in deze documentatie

Nadere informatie

Via het venster Vormgeving en persoonlijke instellingen kun je je Persoonlijke instellingen aanpassen:

Via het venster Vormgeving en persoonlijke instellingen kun je je Persoonlijke instellingen aanpassen: SAMENVATTING HOOFDSTUK 7 Persoonlijke instellingen Via het venster Vormgeving en persoonlijke instellingen kun je je Persoonlijke instellingen aanpassen: Het thema wijzigen Hier kun je een ander thema

Nadere informatie

AL-1633 AL-1644 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING

AL-1633 AL-1644 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING MODEL AL-6 AL-6 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING INLEIDING SOFTWARE VOOR DE SHARP AL-6/6 VÓÓR DE INSTALLATIE DE SOFTWARE INSTALLEREN AANSLUITEN OP EEN COMPUTER CONFIGUREREN

Nadere informatie

Samsung Auto Backup FAQ

Samsung Auto Backup FAQ Samsung Auto Backup FAQ Installatie V: Ik heb het Samsung externe harde schijfstation aangesloten maar er gebeurt niets. A: Controleer de verbinding met de USB-kabel. Als het Samsung externe harde schijfstation

Nadere informatie

Boot Camp Installatie- en configuratiegids

Boot Camp Installatie- en configuratiegids Boot Camp Installatie- en configuratiegids Inhoudsopgave 3 Inleiding 4 Benodigdheden 5 Installatie-overzicht 5 Stap 1: Controleren of er updates nodig zijn 5 Stap 2: Uw Mac voorbereiden voor Windows 5

Nadere informatie

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken INHOUDSOPGAVE OVER DEZE HANDLEIDING............................................................................. 2 FUNCTIE AFDRUKVRIJGAVE...........................................................................

Nadere informatie

Afdrukopties aanpassen

Afdrukopties aanpassen In dit onderwerp wordt het volgende besproken: " instellen" op pagina 2-36 "Afdrukkwaliteit selecteren" op pagina 2-42 instellen Het Xerox-printerstuurprogramma biedt vele afdrukopties. Eigenschappen selecteren

Nadere informatie

Qlik Sense Desktop. Qlik Sense 2.1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden.

Qlik Sense Desktop. Qlik Sense 2.1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Qlik Sense Desktop Qlik Sense 2.1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Qlik, QlikTech, Qlik

Nadere informatie

Met deze module heeft u de mogelijkheid om gemakkelijk, snel en efficiënt uw documenten als naslag in Unit 4 Multivers te koppelen.

Met deze module heeft u de mogelijkheid om gemakkelijk, snel en efficiënt uw documenten als naslag in Unit 4 Multivers te koppelen. Handleiding Scan+ Introductie Met Scan+ gaat een lang gekoesterde wens voor vele gebruikers van Unit 4 Multivers in vervulling: eenvoudig koppelen van documenten in relatiebeheer of documentmanagement

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HERCULES ROUTER G-54

Uw gebruiksaanwijzing. HERCULES ROUTER G-54 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Software-updates Gebruikershandleiding

Software-updates Gebruikershandleiding Software-updates Gebruikershandleiding Copyright 2008, 2009 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie

Nadere informatie

Handleiding Certificaat RDW

Handleiding Certificaat RDW Handleiding Certificaat RDW Versie: 11.0 Versiedatum: 27 juli 2015 Beheerder: RDW Veendam - R&I-OP-E&T 3 B 0921p Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie: - Gehele document herzien; - Afbeeldingen

Nadere informatie