Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar Bedrijfsovername in de land- en tuinbouw Nr. 2 NOTITIE INHOUD I. Samenvatting en conclusies 5 II. Bevindingen van de studie bedrijfsovername in de land en tuinbouw Bedrijfsovername in het kader van de landbouwbedrijfsstructuur Vermogensbehoefte en vermogensvoorziening (financiering) in de relatie met bedrijfsovernames Algemeen Kapitaal en vermogen, gemiddeld per bedrijf Invloed van de ondernemerscyclus op kapitaal en vermogen Vermoyensvooi ziening (financiering) nader bezien Bedrijfsresultaten, inkomen, besparingen, vermogensvorming en continuïteit Inleiding Bedrijfsresultaten, inkomen en besparingen naar de duur van de bedrijfsuitoefening Vermogensvorming en continuïteit Inleiding Besparingen Vermogensvorming en produktiebepei kende maatregelen Gevolgen van de toename van bedi ijfs opvolgingspercentages voor de bedrijfsovername Dn positie van de levenspai tner bij de bedi ijlsovei name Vormen van bedrijfsovername Algemeen Overname ineens Gefaseerde bedrijfsovername Overname van een besloten vennootschap 48 Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs. 1-2

2 5. Juridische aspecten van de bedrijfsovername Overname ineens: onder levenden Overname ineens: bij overlijden Gefaseerde overname Overname bij rechtspersoon Fiscale aspecten van bedrijfsovername Algemeen Inkomstenbelastingaspecten Vennootschapsbelastingaspecten WIR-aspecten Aspecten van successie- en schenkingst echt Overige fiscale aspecten 56 Bijlage 58 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

3 I. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 1. Korte samenvatting van de studie In de studie wordt een overzicht gegeven van de situatie ter zake van de bedrijfsovername in de Nederlandse land- en tuinbouw, aan de hand van recente ontwikkelingen, alsmede de financiële aspecten hiervan, mede in verband met juridische en fiscale regelingen/mogelijkheden. a. Hoofdstuk 1 Dit hoofdstuk geeft een situatieschets van de bedrijfsovername in het kader van de bedrijfsstructuur. Gemiddeld werden rond 1975 per jaar ongeveer 2500 bedrijven door boeren en tuinders in het kader van generatiewisseling overgenomen. Dit aantal is evenwel gedaald tot ca in Wanneer de directe bedrijfsovernames en de gefaseerde bedrijfsovernames bij elkaar worden opgeteld dan blijkt dat van het totale aantal bedrijven het percentage hoofdberoepsbedrijven dat bij generatiewisseling is overgenomen een dalende tendens vertoont. Ook het absolute aantal is gedaald. Het aantal bij generatiewisseling overgenomen nevenbedrijven daarentegen is zowel procentueel als absoluut gestegen. Bij beoordeling van deze ontwikkeling moet men zich realiseren dat in de jaren een «stuwmeer» van ca maatschappen is ontstaan (zie toelichting bij de tabellen 1.7 en 1.8). Verwacht kan worden dat in de komende jaren een beëindiging van de gemeenschappelijke exploitatie van deze maatschappen zal plaatsvinden. b. Hoofdstuk 2 Dit hoofdstuk verschaft nadere gevevens met betrekking tot vermogensbehoefte en vermogensvoorziening (financiering) in relatie met bedrijfsovername. In het algemene gedeelte worden macro-gegevens opgenomen; daarna komen gegevens over de balansen van kapitaal en vermogen die betrekking hebben op de verschillen, gemiddeld per bedrijf tussen eigendoms- en pachtbedrijven, alsmede die nader zijn uitgesplitst naar productietakken en bedrijfsomvang, voor wat de tuinbouw betreft alleen met betrekking tot de glastuinbouw. In dit hoofdstuk wordt tevens aandacht besteed aan de invloed van de z.g. ondernemerscyclus - dit is de periode tussen de bedrijfsaanvaarding (toetreding) en dat van terugtrekken (uittreding) - op kapitaal en vermogen. Ten slotte wordt de vermogensvoorziening (financiering) nader geanalyseerd. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: het instituut pacht, vermogensonttrekking bij generatiewisseling voor wat alleen de landbouw betreft, de rol van familieleningen en de mogelijkheden voor het aantrekken van vreemd vermogen, exclusief familieleningen. In dit hoofdstuk wordt de rol van familiehulp bij het overnameproces zichtbaar gemaakt. c. Hoofdstuk 3 In dit hoofdstuk wordt de samenhang tussen bedrijfsresultaten, inkomen, besparingen, vermogensvoorziening en continuïteit zichtbaar gemaakt. Na een algemene inleiding wordt ingegaan op bedrijfsresultaten, inkomen en besparing naar de duur van bedrijfsuitoefening, voor landbouwbedrijven en glastuinbouwbedrijven. Daarna wordt meer diepgaand aandacht besteed aan de samenhang tussen vermogensvorming en continuïteit. Hierbij komt in het bijzonder aan de orde de bijdrage van besparingen en vermogensmutaties, waaronder erfenissen en schenkingen, aan de vorming van eigen vermogen, wederom afzonderlijk voor de landbouw en de glastuinbouw. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

4 In het onderdeel vermogensvorming en continuïteit tenslotte wordt aandacht besteed aan de onderwerpen vermogensvorming en produktiebeperkende maatregelen, de invloed van de toename van de bedrijfsopvolgingspercentagesopde bedrijfsovername en de positievan de levenspartner hierbij. De uit de hoofdstukken 2 en 3 te trekken conclusies worden onder de punten 3 en verder van deze samenvatting behandeld. d. Hoofdstuk 4 Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de verschillende vormen van bedrijfsovername. In dit hoofdstuk word aandacht besteed aan de oplossingen die «de praktijk» ter zake van de wijze van bedrijfsovername heeft gevonden teneinde een verantwoorde financieringsstructuur tijdens het overnameproces te behouden. Hierbij wordt gewezen op de juridische en fiscale gevolgen van de verschillende vormen van bedrijfsovername; het juridische en fiscale kader worden in de volgende hoofdstukken nader uitgewerkt. e. Hoofdstuk 5 In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van de bedrijfsovername in zijn verschillende vormen behandeld. Hieruit blijkt grote betekenis van het erfrecht (legitieme portie) en van het huwelijksrecht (al of niet huwelijkse voorwaarden). f. Hoofdstuk 6 In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de fiscale aspecten van de bedrijfsovername. In de eerste plaats wordt aandacht besteed aan de inkomstenbelastingaspecten, met name de stakingswinstvrijstelling, de landbouwvrijstelling, het pachtersvoordeel, de doorschuiffaciliteiten, de z.g. stamrechtvrijstelling, de fiscale oudedagreserve (FOR) en ten slotte de verliescompensatieregeling. In aansluiting hierop worden vennootschapsbelastingaspecten behandeld. Afzonderlijke aandacht wordt besteed aan de Wet Investeringsrekening (WIR). Daarna volgen de fiscale aspecten van het successie- en schenkingsrecht. Ten slotte komen enkele overige fiscale aspecten aan de orde, met name de vermogensbelasting en de belasting op het rechtsverkeer. 2. Uitgangspunten voor de conclusie Vooraleer ik nader inga op de uit de studie te trekken conclusies stel ik het op prijs een tweetal uitgangspunten vast te stellen. In de eerste plaats wil ik er op wijzen dat de bedrijfsovernameproblematiek - ook in de land en tuinbouw - zich afspeelt in het rechtsverkeer tussen (potentieel) zelfstandigen. Sociaal, economisch en juridisch kan men in beginsel kiezen tussen een beroepsuitoefening als zelfstandige of als loontrekkende. Deze twee vormen van beroepsuitoefening verschillen van elkaar in risico's en/of zekerheden. De betrokkenen zijn zelf verantwoordelijk voor de gevolgen in dit opzicht van de keuze die zij willen of moeten maken. In de tweede plaats kan geconstateerd worden dat, met erkenning dat de bedrijfsovernamefase een moeilijke fase is voor de ouders, het gehele gezin en niet het minst voor de mogelijke opvolger(s) en (hun) eventuele levenspartner, in de praktijk in familieverband in een groot aantal gevallen toch oplossingen zijn gevonden. Al deze oplossingen zijn steeds gestoeld geweest op de mogelijkheid en aanwezigheid van familiehulp. De rol van de overheid hierbij kan niet verder gaan dan het begeleiden van dit overnameproces, voorwaarden scheppend via onderwijs, voorlichting en onderzoek, alsmede - in aanvulling op familiehulp - ondersteunend via facilitaire maatregelen, waaronder fiscale maatregelen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

5 Aan dit principiële uitgangspunt ligt ook een duidelijke materiële reden ten grondslag. De structuur van de land- en tuinbouwbedrijven leidt ertoe dat de ondernemers de volgende doeleinden hebben: - een zodanige maximalisatie van de winst dat daaruit de gezinsuitgaven kunnen worden betaald; - een instandhouding van het geïnvesteerd vermogen, in het bijzonder van grond. Vastgesteld moet worden dat in de land- en tuinbouw de rentabiliteit van het geïnvesteerd vermogen, in het bijzonder van grond, laag is, in Nederland, in Europa en overal in de Wereld. De oorzaak hiervan ligt in het volgende. Het saldo van bedrijfsresultaten minus gezinsuitgaven, i.c. de besparingen worden toegerekend aan het vermogen. Indien de besparingen laag zijn is het rendement van het vermogen ook laag. Indien de besparingen evenwel hoog zijn en dus het rendement van het vermogen ook hoog, gaan de grondprijzen onmiddellijk stijgen met als gevolg dat de rentabiliteit van het vermogen weer zal dalen. Hierbij speelt nog een andere factor een belangrijke rol. Op de productiefactor grond - dit is een permanent vermogensbestanddeel - kan niet worden afgeschreven (met uitzondering van het deel van het grondkapitaal dat betrekking heeft op investeringen in de grond, zoals drainage e.d.). Op het grondkapitaal kan echter wel geld worden geleend. Hierop kan dus niet via afschrijvingen worden afgelost. In de prijzen van de produkten zit wel de grondrente, maar niet een vergoeding voor de aflossing van leningen op grond. Het gevolg is dat er altijd extra moet worden gespaard ter voorziening van de permanente vermogensbehoefte in grond. Samenvattend is de conclusie dat de besparingen zodanig moeten zijn dat het vermogen in stand blijft en de leningen op grond kunnen worden afgelost. Daar de rentabiliteit van het totale vermogen laag is en de totale rente voor bankleningen relatief hoog, is het duidelijk dat het totale vermogen slechts in stand kan worden gehouden wanneer het percentage eigen vermogen niet te laag is. Voorwaarde hiervoor is dat de bedrijfsovernameprijs niet te hoog is en in combinatie daarmee of aanvullend daarop de rentekosten worden gedrukt via pacht of «zachte» leningen van de familie. De noodzakelijke hoogte van het eigen vermogen wordt in sterke mate bepaald door het aandeel van de factor grond in de totale vermogensstructuur. Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de grondgebonden produktietakken als regel een hoger percentage eigen vermogen behoeven dan de andere takken, zoals bijvoorbeeld de glastuinbouw. Het is niet voor niets dat - zoals uit hoofdstuk 2 blijkt - het eigen vermogen bij de grondgebonden produkties hoger is dan in de glastuinbouw. 3. Toetsingskader In de studie is een groot aantal kwantitatieve gegevens met betrekking tot de financiële positie in de land- en tuinbouw opgenomen, deels over een reeks aantal jaren, deels over een beperkt aantal - meer recente - jaren. Gezien de jaarlijks wisselende bedrijfsresultaten en daarmee wisselende besparingen en andere kengetallen met betrekking tot de financiële positie moet aan de cijfers geen al te absolute waarde worden gehecht. Uit de gegevens komt wel een aantal - vaak samenhangende - tendensen naar voren die min of meer structureel van aard zijn. Het is op deze basis dat conclusies kunnen worden getrokken. Het verdient evenwel aanbeveling de conclusies te plaatsen in een toetsingskader dat het kernprobleem in het bedrijfsovernameproces zichtbaar maakt. Dit kernprobleem zou ik als volgt willen omschrijven: «de vraag of het overgenomen danwei over te nemen bedrijf uit oogpunt van continuïteit voldoende inkomenscapaciteit heeft om, met in achtname Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

6 van de noodzakelijke gezinsbestedingen en investeringen, de rente en aflossing te betalen voor het vreemde vermogen dat in de plaats treedt van het door de uittredende ondernemer onttrokken vermogen». In de studie wordt in par. 3.1 er op gewezen dat de belangrijkste beperking voor de financiering met vreemd vermogen gelegen is in de verhouding tussen de beschikbare financieringsmiddelen (cashflow) en de rente- en aflossingsverplichtingen. Voor een nadere beoordeling hiervan is het volgende van belang. De beschikbare middelen bestaan grotendeels uit besparingen, afschrijvingen, erfenissen en schenkingen, aanspraken op WIR-premies en opgenomen leningen; hiertegenover staat de aanwending van de middelen, grotendeels bestaande uit investeringen en aflossing van leningen. Het verschil resulteert in een positief of negatief liquiditeitssaldo; dit saldo bepaalt uiteindelijk of men zijn betalingsverplichtingen - dit is dan aflossing plus rente - kan nakomen. Wanneer de cashflow onvoldoende is komt het bedrijf in liquiditeitsmoeilijkheden en daarmee in betalingsmoeilijkheden. Deze moeilijkheden kunnen structureel of tijdelijk van aard zijn; in het laatste geval behoeven er op langere termijn geen moeilijkheden te zijn en kan de oplossing van het liquiditeitsprobleem gevonden worden in uitstel van betalingen, met name van de aflossing. Voor het bepalen van de toetsingskader en het trekken van conclusies in dit kader moet evenwel rekening gehouden worden met een aantal factoren van verschillende aard die van invloed zijn op de verhouding tussen de beschikbare middelen en de aanwending hiervan. a. Bij de beschikbare middelen zijn de besparingen zeer belangrijk. De omvang hiervan wordt met in achtname van de noodzakelijke gezinsbestedingen bepaald door- wisselende - bedrijfsresultaten, met andere woorden door de opbrengst-/kostenverhouding op het bedrijf. Hierop zijn van invloed factoren zoals de kwaliteit van de ondernemer, de weersomstandigheden, de bedrijfsomvang, de bedrijfsstructurele situatie, het produktiviteitsniveau, de prijsontwikkeling van kosten- en opbrengsten, en ten slotte het gevoerd markt- en prijsbeleid. Deze factoren gelden evenwel voor alle bedrijven en zijn niet specifiek aan de orde in het kader van de bedrijfsovernameproblematiek. b. Aflossingen vinden als regel plaats uit afschrijvingen. De afschrijvingen hebben betrekking op duurzame produktiemiddelen. Zoals onder 2 reeds werd vermeld kan op de produktiefactor grond niet worden afgeschreven maar kan hierop wel geld worden geleend. Om deze reden moeten in de grondgebonden produktietakken (akkerbouw, rundveehouderij) altijd hogere eisen worden gesteld aan de besparingen van het bedrijf dan in de overige produktietakken, zoals bij voorbeeld intensieve veehouderij en glastuinbouw, in welke takken het aandeel van het grondkapitaal in het totale geïnvesteerd vermogen geringer is. Hierbij moet uiteraard wel worden overwogen dat het marktprijsrisico per produktietak verschillend is, mede in relatie tot de mate van prijsondersteuning via het markt- en prijsbeleid. c. De rentabiliteit van het totale vermogen in de land- en tuinbouw is laag. Dit behoeft geen probleem op te leveren voor zover er wordt gefinancierd met eigen vermogen. Bij financiering met vreemd vermogen moet evenwel een rentevergoeding worden betaald die aanzienlijk hoger is dan de rentabiliteit van het totale vermogen. In de tabellen 3.1 en 3.2 (in par. 3.2 van de studie) wordt dit zichtbaar gemaakt. Als gevolg hiervan is de verhouding vreemd vermogen-eigen vermogen, dat is de solvabiliteit, een belangrijk kengetal. In samenhang met het onder b gestelde zullen ook de eisen met betrekking tot de solvabiliteit voor bedrijven in de grondgebonden produktietakken hoger moeten zijn dan die in de andere takken. Deze eisen gelden in principe voor alle bedrijven in de desbetreffende produktietakken. De in de studie verstrekte gegevens geven aan, dat de solvabiliteit in de landbouw ook feitelijk hoger is dan in bij voorbeeld de glastuinbouw. Tweede Kamer, vergaderjaar ,19064, nrs

7 d. Voor de continuïteit van de bedrijven zijn investeringen noodzakelijk. De besparingen moeten dit mogelijk maken. In samenhang met de technologische ontwikkeling zullen de investeringen een meer continu karakter (moeten) hebben naarmate het aandeel van het in duurzame produktiemiddelen (gebouwen/opstanden/inrichting) geïnvesteerd vermogen in het totale vermogen toeneemt, voorts naarmate het in de inrichting geïnvesteerd vermogen een groter aandeel vormt van het totale vermogen in gebouwen/opstanden plus inrichting en ten slotte naarmate de levensduur van gebouwen/opstanden korter is. Hierdoor is er verschil in investeringstempo tussen de produktietakken maar binnen de takken is de situatie voor alle bedrijven in principe gelijk. e. De investeringen geschieden met eigen en/of met vreemd vermogen. Daar de rentabiliteit van het totale vermogen laag is en de rentevergoeding van de ten behoeve van de investeringen aangetrokken leningen relatief hoog is gaan de investeringen veelal gepaard met toename van de bedrijfsomvang (expansie) ten einde in de nieuwe situatie voldoende besparingen te verkrijgen. Ook dit geldt in principe voor alle bedrijven. f. De onder e genoemde expansie van bedrijven is niet mogelijk wanneer produktiebeperkende maatregelen zijn genomen (Superheffing melk, Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderij). In principe zijn alle bedrijven aan deze beperkende maatregelen onderworpen. Zoals is aangegeven gelden de onder a tot en met f geschetste factoren in principe voor alle bedrijven in de land- en tuinbouw, zij het dat de zwaarte van de afzonderlijke factoren per produktietak verschilt, afhankelijk van de samenstelling van de vermogensstructuur (grondgebonden/nietgrondgebonden) en het gevoerde markt- en prijsbeleid, waaronder de produktiebeperkende maatregelen. Het specifieke van de bedrijfsovernameproblematiek moet dan ook met name hierin worden gezocht dat bij de bedrijfsovername die in het kader van de ondernemerscyclus plaatsvindt vreemd vermogen moet worden aangetrokken dat in de plaats treedt van het door de uittredende ondernemer onttrokken eigen vermogen. Als regel leidt dit tot een ongunstiger verhouding eigen vermogen-vreemd vermogen. Ten einde dit op te vangen zullen de besparingen hoger moeten zijn. Voor zover er bedrijfsstructureel achtergebleven - vaak kleinere - bedrijven worden overgenomen vindt er in deze situatie een cumulatie van problemen plaats omdat na de start van het overnameproces op dergelijke bedrijven enerzijds de mogelijkheden tot verbetering van de bedrijfsresultaten, en dus van vermogensvorming, beperkt zijn en anderzijds extra vermogen nodig is voor de gewenste bedrijfsontwikkeling. In het licht van het bovenstaande kan worden gesteld dat de bedrijfsovernameproblematiek in wezen een financieringsproblematiek is, waarbij de te formuleren conclusies geplaatst dienen te worden in het volgende - samenhangende - toetsingskader: - de mogelijkheden om vermogensonttrekking bij de bedrijfsovername te beperken; - de mogelijkheden om in een deel van de vermogensvorming te voorzien door financieringsbronnen die een relatief lage vergoeding vergen; - de mogelijkheden om via aanvullende faciliteiten vermogensvorming vóór of tijdens het overnameproces te bevorderen. Dit financiële toetsingskader laat uiteraard onverlet de grote betekenis van een kwalitatief goed ondernemerschap voor de ontwikkeling van de rentabiliteit en daarmede voor de mogelijkheden tot vermogensvorming. Met name ter voorbereiding van de bedrijfsopvolging wordt aan dit ondernemerschap zeer veel aandacht besteed in het reguliere landbouwonderwijs, het cursusonderwijs alsmede - veelal in samenwerking - door de overheidsvoorlichting en de door de overheid gesubsidieerde voorlichting van de landbouworganisaties. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

8 4. De mogelijkheden om vermogensonttrekking bij de overname te beperken In par. 2.4 van de studie wordt een indicatie gegeven van de vermogensonttrekking in de landbouw bij generatiewisseling. De berekening heeft uitsluitend betrekking op de landbouw (dus exclusief tuinbouw). Over de tuinbouw, in casu glastuinbouw, zijn geen of onvoldoende gegevens ter zake bekend. Gesteld kan worden dat de feitelijke vermogensonttrekking in de landbouw maximaal 50% van de bedrijfseconomische waarde, dit is de vrije verkeerswaarde bedraagt. Dit betekent dat de landbouwbedrijven als regel voor een aanzienlijk lagere prijs dan de bedrijfseconomische waarde worden worden overgenomen. Daarnaast komt een gedeelte van het betaalde geld weer terug in de vorm van schenkingen/erfenis. Het is deze familiehulp die de grondslag legt voor een verantwoorde financieringsstructuur van het overgenomen bedrijf. In de situatie van bedrijfsovername ouders/kinderen wordt de bedrijfsovername evenwel beschouwd als een «going concern», waarbij niet de bedrijfseconomische waarde maar de verpachterswaarde als richtsnoer wordt aangehouden ter bepaling van de overnameprijs. Op deze basis is de overnameprijs 70 a 75% van de verpachterswaarde. De geringe rentabiliteit van het geïnvesteerd vermogen noopt tot deze relatief lage overnameprijs. De cijfers geven uiteraard een gemiddeld beeld weer. In individuele gevallen is de situatie gunstiger of ongunstiger, afhankelijk van de omvang van het eigen vermogen van de ouders, de gezinsgrootte en de vraag of naast het over te nemen ouderlijk bedrijf ook nog een bedrijf voor een tweede opvolger moet worden gekocht of gesticht. De indruk bestaat dat dit laatste in de glastuinbouw meer het geval is dan de landbouw. Thans kan deze tendens meer algemeen worden als gevolg van de stijging van de opvolgingsdruk. Van belang is ook de vorm waarin de overname plaatsvindt (zie hoofdstuk 4 van de studie). Deze is van invloed op de zekerheid voor de opvolger over de uiteindelijke bedrijfsovername alsmede op de overnameprijs. De keuze voor de wijze van bedrijfsovername is een keuze die per bedrijf/gezin zorgvuldig gemaakt dient te worden. Het is juist op dit terrein waarop de sociaal-economische voorlichtingsdienst van de organisaties belangrijk werk verricht, veelal samen met boekhoudbureaus. Gezien de verschillen in individuele situaties alsmede de individuele verantwoordelijkheid van de ouders heeft de overheid mijns inziens geen direct sturende taak met betrekking tot de mate van vermogensonttrekking. De overheid heeft slechts een begeleidende functie, die zich uit in maatregelen op fiscaal gebied. De vermogensonttrekking wordt namelijk vergroot door fiscale claims die er op kunnen rusten. Zoals uit hoofdstuk 6 van de studie blijkt zijn er evenwel in het fiscale vlak belangrijke voorzieningen getroffen die extra vermogensonttrekking door fiscale factoren aanzienlijk beperken. Hierbij kan ik met name wijzen op faciliteiten zoals de landbouwvrijstelling, het pachtersvoordeel en de z.g. doorschuiffaciliteiten. Naar mijn mening bestaat er in het algemeen geen behoefte aan verdergaande overheidsmaatregelen met betrekking tot de vermogensontrekking in land- en tuinbouw. 5. De mogelijkheden om in een deel van de vermogensvorming te voorzien door financieringsbronnen die een relatief lage vergoeding vergen a. Familieleningen Uit de studie (par. 3.2) blijkt dat de rente in procenten van het gemiddeld bedrag aan vreemd vermogen op recent overgenomen bedrijven relatief laag is en wel vanwege de aanwezigheid van «zachte» familieleningen. Deze familiehulp komt dus bij de ondersteuning die onder punt 4 van deze samenvatting werd beschreven. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

9 Ofschoon het aandeel van de familieleningen in het totaal van de financiering met vreemd vermogen in de afgelopen jaren is teruggelopen, is de betekenis hiervan in het overnameproces toch altijd nog groot. Zoals uit de tabellen 3.1 en 3.2 van par. 3.2 van de studie blijkt, is de betekenis in de landbouw groter dan in de glastuinbouw. Zoals hierboven reeds werd vermeld, biedt de financiële positie van de uittredende glastuinder hiervoor ook minder ruimte. b. Het instituut pacht Van oudsher vormde het instituut pacht een belangrijke mogelijkheid om een belangrijk deel van de vermogensvoorziening te realiseren door een financieringsbron met een relatief lage vergoeding. Het pachtareaal is in de afgelopen jaren regelmatig teruggelopen. In de discussies over de herziening van de Pachtwet is hierop reeds uitvoerig ingegaan. In het kader van de bedrijfsovernameproblematiek kan nog het volgende worden opgemerkt. Onderscheid moet worden gemaakt tussen het teruglopen van het pachtareaal, waarbij land- en tuinbouwers, voornamelijk (schoon)ouders de verpachter zijn, en het teruglopen van het pachtareaal waarbij niet-agrariërs de verpachter zijn. In het eerste geval blijft de landbouw zelf de financieringsbron; voorts is pacht tussen (schoon)ouders en kinderen/opvolgers een tijdelijke zaak; tenslotte is de gefaseerde bedrijfsovername via pacht in veel gevallen vervangen door gefaseerde bedrijfsovername via maatschap, in de glastuinbouw ook via BV's. In 1980 waren er in de landbouw ± 7000 maatschappen; bij een bed rijfsgrootte van gemiddeld ca. 20 ha gaat het hierbij om in totaal ca ha. Een belangrijk deel hiervan betreft maatschappen tussen (schoon)ouders en kinderen/opvolgers. In het tweede geval ligt de situatie anders. Hier ligt de financieringsbron buiten de landbouw. Op macro-basis behoeft de landbouw dit verpachtersvermogen niet zelf te financieren; bovendien komt dit pachtersvermogen tegen een relatief lage vergoeding ter beschikking. In dit licht bezien is het dan ook te betreuren dat recentelijk ook het pachtareaal bij institutionele beleggers is gaan teruglopen. In dit verband kan nog worden genoemd de suggestie van prof. Van Hees het thans geldende systeem van vermogens- en successierechten zodanig te wijzigen dat de waardebepaling zou geschieden op basis van een gekapitaliseerde netto-pachtwaarde, waarbij de te hanteren rente 1 a 2% lager zou zijn dan de hypotheekrente; deze wijziging zou dienen te geschieden voor bedrijven van zowel eigenaren-gebruikers als voor verpachte objecten. Zoals bekend is deze gedachte reeds bij de behandeling van het belastingplan 1975 door de toenmalige bewindslieden van Financiën afgewezen, omdat Van Hees met zijn suggestie een relatie legt tussen waarde en rendement, hetgeen fundamenteel afwijkt van het huidige waarderingssysteem bij vermogensbelasting. Men kan zich de vraag stellen, of de teruggang van het pachtareaal tot staan zou kunnen worden gebracht door een aanzienlijke verhoging van de pachtprijs. In het midden latend of hierdoor het gestelde doel zou worden bereikt, hetgeen m.i. onzeker is, in elk geval staat vast, dat bij een aanzienlijke pachtprijsverhoging het instituut pacht niet meer op dezelfde wijze fungeert als een financieringsbron tegen een relatief lage vergoeding, zodat de beoogde bijdrage hiervan aan de oplossing van de bedrijfsovernameproblematiek niet of in slechts een geringe mate wordt bereikt. 6. De mogelijkheden om via aanvullende faciliteiten vermogensvorming vóór of tijdens het overnameproces te bevorderen 6.1. Inleiding In par. 3.3 van de studie is uitvoerig aandacht besteed aan vermogensvorming en continuïteit. Daarin is gewezen op het grote belang van de bedrijfsresultaten/besparingen voor de vermogensvorming. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

10 Hierbij is het doen van investeringen zeer belangrijk. Wanneer de eigen middelen hiervoor ontoereikend zijn dan moet een beroep gedaan worden op vreemd vermogen. Zoals onder punt 3 van deze samenvatting en conclusies reeds werd vermeld, wordt er in par. 3.1 van de studie op gewezen dat de belangrijkste beperking voor de financiering met vreemd vermogen gelegen is in de verhouding tussen de beschikbare financieringsmiddelen en de rente- en aflossingsverplichtingen. Hierbij is de verhouding tussen vreemd vermogen en eigen vermogen (solvabiliteit) een belangrijke factor. Teneinde deze verhouding in gunstige richting te beïnvloeden, moet er een evaluatie plaatsvinden van eventuele mogelijkheden om via aanvullende faciliteiten vermogensvorming vóór of tijdens het overnameproces te bevorderen Vermogensvorming vóór of op het moment van de directe bedrijfsovername Fiscaal onbelast reserveren door aspirant-ondernemer Op het einde van de jaren zeventig is - onder andere door het NAJK - de gedachte geopperd dat aspirant-ondernemers gedurende bij voorbeeld vijf jaar voorafgaande aan de start van een onderneming een bepaald bedrag zouden mogen zetten op een geblokkeerde rekening die dan belastingvrij zou mogen worden gedeblokkeerd en aangewend ten behoeve van de overname van een bedrijf. Deze regeling zou moeten gelden voor alle aspirant-ondernemers. Mijnerzijds is deze gedachte steeds afgewezen, omdat de regeling administratief en controle-technisch zeer moeilijk is toe te passen en daarmede niet-voorzienbare budgettaire gevolgen heeft. Startsubsidie Onder invloed van de discussie over deze gedachte is zij geëvolueerd in de richting van een startsubsidie voor aspirant-ondernemers. Deze gedachte is gevoed door soortgelijke voorstellen die de Europese Commissie reeds in 1979 en vorig jaar naar aanleiding van herzieningen van het landbouwstructuurbeleid heeft gedaan. Ook ik erken dat een dergelijke startsubsidie in principe kan bijdragen tot vermogensvorming van de «jonge» ondernemer bij de bedrijfsovername. Toch sta ik uiterst kritisch, zo niet negatief tegenover een dergelijke startsubsidie. Zoals uit de studie naar voren komt, worden de bedrijven als regel voor een aanzienlijk lagere prijs overgenomen dan de bedrijfseconomische waarde en worden er voorts aanvullend nog vaak door familieleden leningen verstrekt tegen een relatief lage rente (zie par. 2.4 van de studie). Ten slotte blijkt dat 75% van de overnames plaatsvindt in familieverband (zie hoofdstuk 1) van de studie. Wanneer van overheidszijde een startsubsidie zou worden gegeven dan bestaat mijns inziens het reële gevaar dat in deze 75% van de overnames de overnameprijs wordt verhoogd. Het gevolg is dat de hiervoor benodigde overheidsmiddelen al of niet gedeeltelijk uit de landbouwsfeer wegvloeien en dientengevolge geenszins bijdragen aan de vermogensvorming van de opvolgers bij directe bedrijfsovername. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de aanspraken ingevolge Inkomstenbelasting en Volksverzekeringen. Ook indien er sprake is van een overname van een bedrijf van derden of van het stichten van een nieuw bedrijf bestaat het gevaar dat een startsubsidie de koopprijs of de stichtingskosten verhoogt. Overigens is er ook geen mogelijkheid om onderscheid tussen de verschillende groepen te maken, omdat de familie ook bij overname van derden of bij stichting van een bedrijf veelal via medefinanciering tegen relatief lage rente interveniëert. EEG-voorstel met betrekking tot een installatiepremie voor jonge landbouwers De Europese Commissie heeft haar aanvankelijk voorstel de lid-staten facultatief toe te staan aan jonge landbouwers een installatiepremie te geven ad ECU en hierin uit het EOGFL mee te financieren gewijzigd. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

11 Het gewijzigde voorstel hield het volgende in: De lid-staten kunnen bijzondere steun verlenen aan landbouwers jonger dan 40 jaar voor eerste vestiging op een landbouwbedrijf, op voorwaarde dat de jonge landbouwer zich vestigt met landbouw als hoofdberoep, voldoende vakbekwaam is en er op het bedrijf tenminste werk is voor één VAK. De vestigingssteun kan het volgende omvatten: - een eenmalige premie van ten hoogste 7500 ECU; de lid-staten mogen deze premie vervangen door een gelijkwaardige rentesubsidie; - een rentesubsidie voor leningen die worden aangegaan ter dekking van de kosten van de eerste vestiging; de rentesubsidie bedraagt maximaal 5% en wordt toegekend voor een periode van 15 jaar; de gekapitaliseerde waarde van deze subsidie mag niet meer dan 7500 ECU bedragen. De lid-staten mogen de tegenwaarde van de rentesubsidie die uit de omvang en de looptijd van de aangegane leningen voortvloeit, uitbetalen in de vorm van een subsidie. Ook dit gewijzigde - facultatieve - EG-voorstel voor een installatiepremie voor jonge landbouwers acht ik niet verantwoord, omdat het niet voldoende tegemoet komt aan mijn bezwaren. Het voorstel biedt onvoldoende waarborgen dat de installatiepremie ten goede komt aan de opvolger en niet via een hogere overnameprijs aan de overige familieleden. Bovendien kent het voorstel geen criteria die er toe leiden dat de installatiepremie slechts wordt verstrekt voor levensvatbare bedrijven en voor opvolgers die de premie ook werkelijk nodig hebben. Kortom de voorgestelde steunmaatregel is te generaal van karakter en biedt onvoldoende zekerheid dat de steun aan de opvolger ten goede komt. Inmiddels heeft de Landbouwraad de voorgestelde - facultatieve - steunmaatregel in een globaal akkoord over de herziening van het landbouwstructuurbeleid toch geaccepteerd. Daar de regeling facultatief is behoeft Nederland haar niet toe te passen. De gegevens uit de studie tonen overigens aan dat de bedrijfsopvolgers in de jaren met een relatief hoge inflatie en een relatief lage nominale rente - zoals in voorgaande decennia het geval was - voldoende mogelijkheden tot vermogensvorming hebben. Ook hierin lag steeds een belangrijke afwijsgrond van verzoeken tot het verstrekken van een vestigingspremie voor jonge agrariërs. Thans is er evenwel sprake van een relatief lage inflatie en een relatief hoge nominale rente, met andere woorden er is in Nederland sprake van een hoge reële rente. Deze hoge reële rente bemoeilijkt vermogensvorming door jonge agrariërs extra (zie par van de studie). In een dergelijke situatie kan het verstrekken van een vestigingspremie voor jonge agrariërs wenselijk zijn. Deze wenselijkheid vloeit ook hieruit voort dat, zoals uit hoofdstuk 3 van de studie blijkt, de besparingen en de liquiditeiten slechts beperkte ruimte bieden om deze hoge reële rente op te vangen, in het bijzonder in de glastuinbouw. Met name is de situatie op jonge glastuinbouwbedrijven met één ondernemer ongunstig, zeker in vergelijking met een combinatie van ondernemers. In de praktijk zien we dan ook gelukkig dat in de glastuinbouw steeds meer bedrijven met een combinatie van ondernemers ontstaan. De voorlichtingsdiensten bevorderen dit, mede omdat een combinatie van ondernemers ook wenselijk of nodig is vanwege de vele externe contacten die de ondernemers hebben (veilingen, banken, studieclubs e.d.). Het moge evenwel duidelijk zijn dat toepassing van een vestigingspremieregeling voor jonge agrariërs in Nederland slechts kan geschieden op basis van voorwaarden en criteria die zwaarder en strenger zijn dan die volgens de EG-bepalingen. Toepassing in Nederland dient aan de volgende uitgangspunten te voldoen: a. de hulpverlening moet ten goede komen aan de opvolger en niet aan de familie; b. de overname moet betrekking hebben op een levensvatbaar bedrijf; c. de hulpverlening moet financieel noodzakelijk zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

12 Deze uitgangspunten bepalen de criteria en de vorm voor een te verstrekken vestigingspremie. Uit de studie - met name uit par blijkt duidelijk dat met het oog op de vereiste continuïteit in de grondgebonden produkties de besparingen in procenten van het bedrijfsvermogen voldoende positief moeten zijn en in de niet-grondgebonden produkties, zoals de glastuinbouw, het saldo van financieringsmiddelen minus vreemd vermogen in procenten van de jaarkosten voldoende hoog moet zijn. In aansluiting hierop kan wellicht aan de uitgangspunten a en b worden voldaan, indien wij als criterium zouden stellen dat voor de grondgebonden produkties slechts die overnemers worden geholpen die, met inachtname van reëel te verwachten ontwikkelingen op het bedrijf, aantonen dat het bedrijf na overname - en zonder steun - een besparingssaldo oplevert dat overeenkomt met een nader vast te stellen minimum-percentage van het bedrijfsvermogen; en een soortgelijk criterium voor de overige produkties zoals de glastuinbouw, ware nader te concretiseren in een minimumomvang van het saldo liquiditeiten en vreemd vermogen op korte termijn in procenten van de jaarkosten. De achterliggende gedachte hierbij is dat het overgenomen bedrijf continuïteit moet hebben. Een minimum voorwaarde hierbij is dat de verhouding kasstroom (besparingen + afschrijvingen + betaalde rente) en financieringslasten (aflossingen + betaalde rente) positief moet zijn. Indien deze verhouding negatief zou zijn zou het bedrijf namelijk in betalingsmoeilijkheden komen en wordt het bedrijf in zijn continuïteit bedreigd. De vorm van de hulpverlening moet voorts worden gezocht in een rentesubsidie op leningen en niet in een kapitaalsubsidie. Met deze criteria en subsidievorm kunnen twee doeleinden worden bereikt: - de familie moet de overnameprijs zodanig vaststellen dat aan de gestelde criteria wordt voldaan; dit drukt de overnameprijs; - de hulpverlening beperkt zich tot levensvatbare bedrijven, anders gezegd, tot bedrijven die continuïteit hebben. Met betrekking tot uitgangspunt c - de financiële noodzaak van hulpverlening - zou overwogen kunnen worden dat de vestigingssteun in de vorm van rentesubsidie slechts aan bedrijven wordt verleend die voor de financiering van de bedrijfsovername in overwegende mate een beroep moeten doen op vreemd vermogen, hetgeen in vele gevallen met zich brengt dat tevens een beroep moet worden gedaan op het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Bij toepassing van een vestigingspremieregeling in ons land die overigens nader moet worden geconcretiseerd in het kader van de nationale invulling van het herziene EG-landbouwstructuurbeleid, moet ik evenwel de restrictie maken dat het een en ander dient te geschieden op basis van een prioriteitenstelling binnen het beschikbare budget. Middelen voor nieuw beleid moeten worden gevonden na vermindering van uitgaven voor bestaand beleid. Het bestuur van het 0- en S-fonds, daarbij geadviseerd door de Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling bereidt thans de nationale invulling van het herziene EG-landbouwstructuurbeleid voor. In vervolg op de studie werd er onder punt 3 van deze samenvatting en conclusies op gewezen, dat voor zover er bedrijfsstructureel achtergebleven - veelal kleinere - bedrijven worden overgenomen er een cumulatie van problemen plaatsvindt; op deze bedrijven zijn na de start enerzijds de mogelijkheden tot verbetering van de bedrijfsresultaten en dus tot vermogensvorming, beperkt, anderzijds is extra vermogen nodig is voor de gewenste bedrijfsontwikkeling. Deze bedrijven zouden in de gelegenheid kunnen worden gesteld een bedrijfsverbeteringsplan op te stellen waarvoor extra steun (zie punt 6.3 van deze samenvatting en conclusies) zou kunnen worden gegeven. Het moet evenwel zo zijn dat overnameplan plus bedrijfsverbeteringsplan te zamen moeten voldoen aan de bovengenoemde criteria. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

13 WIR bij bedrijfsovername Het al of niet verstrekken van de WIR-premie bij bedrijfsopvolging in familieverband is vanaf het begin van het bestaan van het WIR-premiestelsel een discussiepunt geweest. Er bestonden onduidelijkheid en onzekerheid over de mogelijkheid van toekenning, alsmede over de daarbij gestelde voorwaarden. Zoals in hoofdstuk 6 van de studie is uiteengezet komt binnenkort hierover een aanschrijving van het Ministerie van Financiën die duidelijkheid verschaft over de mogelijkheid en de berekening van de WIR-premie bij bedrijfsopvolging in familieverband. De aanschrijving is mijns inziens een verbetering ten opzichte van de huidige onduidelijke situatie die regelmatig tot teleurstellingen heeft geleid. Voor de berekening van de investeringsbijdrage zullen de aangegane verplichtingen pro rato worden toegerekend aan de premieabele en niet-premieabele activa. Alle activa zullen hierbij worden gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer, dit is voor onverpachte activa de waarde in onverpachte staat. Daar de grond niet premieabel is en op basis van de waarde in het economische verkeer een aanzienlijk deel van de verplichtingen uitmaakt is de bijdrage van de WIR met name voor bedrijfsovernames in familieverband slechts beperkt. RZ-regeling voor langdurige werklozen Sedert kort bestaat krachtens de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden aan langdurige werklozen bij het starten van een nieuw bedrijf hulp te bieden. Voor de toepassing geldt de voorwaarde dat rekening gehouden moet worden met de concurrentieverhoudingen en de afzetmogelijkheden op de markt. De faciliteiten houden een tijdelijke voortzetting van de uitkering voor levensonderhoud en het op goedkope wijze beschikbaar stellen van bedrijfskrediet in. Vaak geven lagere overheden ook nog subsidies aan dergelijke starters. Het is duidelijk dat deze faciliteiten voor deze langdurige werklozen bijdragen tot vermogensvorming bij de start van een nieuw bedrijf. Toch ben ik van oordeel dat wij uiterst kritisch moeten staan tegenover toepassing van deze regeling in de land- en tuinbouw, zowel uit het oogpunt van de noodzakelijke bedrijfsstructurele ontwikkeling alsook in het licht van de marksituatie van een groot aantal land- en tuinbouwprodukten. Bovendien wijzen de recente gegevens over de opvolgingspercentages uit dat de opvolgingsdruk in de land- en tuinbouw toeneemt en zodanig groot is dat er meer gegadigden zijn dan levensvatbare bedrijven. In dit verband wijs ik op hoofdstuk van de studie Vermogensvorming kort na de bedrijfsovername Bijkomende investeringssteun voor jonge agrariërs In vervolg op de studie werd er onder 6.2 van deze samenvatting en conclusies reeds op gewezen dat voorzover bedrijfsstructureel achtergebleven - veelal kleinere - bedrijven worden overgenomen er een cumulatie van problemen is, omdat na de start van het overnameproces enerzijds de mogelijkheden tot vermogensvorming op dergelijke bedrijven beperkt zijn en anderzijds extra-vermogen nodig is voor de vereiste bedrijfsontwikkeling. Uit hoofde van het EG-landbouwstructuurbeleid bestaat de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden investeringssteun te geven in het kader van z.g. bedrijfsontwikkelingsplannen, in de toekomst in het kader van z.g. bedrijfsverbeteringsplannen. Nederland geeft deze investeringssteun in de vorm van een rentesubsidie. Als extra faciliteit is ingebouwd een extra-steun voor jonge agrariërs. Ons land verstrekt eveneens deze extra-steun. Het is duidelijk dat dit bijdraagt tot vermogensvorming voor jonge agrariërs in een fase die nauw verbonden is met het overnameproces. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

14 Superheffing Melk en Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderij In par van de studie wordt aandacht besteed aan de relatie tussen de vermogensvorming en de maatregelen ingevolge de Beschikking Superheffing Melk en de Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderij. Daarin werd geconstateerd dat deze maatregelen de bedrijfsovernameproblematiek bemoeilijken. Naar mijn mening is in zijn algemeenheid de oplossing hiervoor dat in familieverband bij het vaststellen van de overnameprijs rekening moet worden gehouden met deze beperkende maatregelen. In de studie wordt evenwel tevens geconstateerd dat een oplossing langs deze weg niet mogelijk is bij overnames van kleinere bedrijven met een beperkte inkomenscapaciteit. Daarvoor zijn additionele maatregelen noodzakelijk. Hierbij moet evenwel onderscheid worden gemaakt tussen de problemen in verband met de Interimwet en die in verband met de Superheffing. Naar mijn stellige overtuiging maakt de aard van de mestproblematiek, alsmede de doelstelling van de Interimwet het niet mogelijk om jonge agrariërs boven de oudere agrariërs te beoordelen door hen uit de zonderen van de beperkende maatregelen. Overigens is de wet tijdelijk van aard en zijn er al naar gelang de regio nog gedifferentieerde uitbreidingsmogelijkheden. Met betrekking tot de Superheffing ligt de situatie anders omdat een eventuele toewijzing van een extra-quotum melk aan bepaalde jonge agrariërs gekoppeld is aan het beschikbaar komen van heffingvrije melk via de opkoopregeling melk. Ik heb aan de Tweede Kamer reeds te kennen gegeven dat ik bereid ben in de toekomst bij het verdelen van vrijgekomen heffingvrije quota melk in het bijzonder aandacht te besteden aan de problematiek van kleinere bedrijven in opvolgingssituaties. Ik hoop via de opkoopregeling melk hiervoor de benodigde ruimte te krijgen. Fiscale aspecten bij maatschappen In de studie (hoofdstuk 4) is uiteengezet dat bedrijfsovername vaak plaatsvindt via maatschappen ouders/kinderen. In deze gevallen blijft het bedrijf meegefinancierd door ouders die vaak een relatief hoog eigen vermogen hebben. Ook fiscaal gezien is toepassing van maatschappen in het overnameproces - evenals overigens bij pacht het geval is - aantrekkelijk voor de jonge agrariër omdat hij dan ook kan profiteren van faciliteiten zoals zelfstandigenaftrek, verliescompensatieregeling en dergelijke. Voor jonge ondernemers ligt er evenwel een knelpunt in de vermogensaftrekregeling. Deze is thans 4% van het eigen vermogen. De fiscale boekwaarde van de grond moet namelijk in totaliteit van het eigen vermogen worden afgetrokken. Daar de jonge agrariër veelal weinig eigen vermogen heeft, kan hij niet of nauwelijks profiteren van de genoemde vermogensaftrekregeling. In een discussie hierover moet men evenwel overwegen dat de grond niet voor de vermogensaftrekregeling in aanmerking komt, omdat hierop de landbouwvrijstelling van toepassing is. Borgstellingsfonds voor de Landbouw Jonge agrariërs hebben als regel een beperkt eigen vermogen en moeten daarom veel vreemd vermogen aantrekken. Indien daarvoor onvoldoende zekerheden aanwezig zijn dan kan voor aanvullende zekerheid een beroep worden gedaan op het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Sinds 1976 biedt het BF als extra-faciliteit voor jonge agrariërs de mogelijkheid dat onder garantie van het Fonds in de grondgebonden sectoren een bijschrijving van rente en aflossing kan plaatsvinden en in de andere sectoren bijschrijving van de rente. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

15 In de studie wordt geschat dat per jaar ongeveer 2500 bedrijven door boeren en tuinders in het kader van generatiewisseling worden overgenomen. In totaal hebben in 1982 en 1983 respectievelijk 108 en 183 beginnende ondernemers een beroep gedaan op het Borgstellingsfonds. Dit is verhoudingsgewijs een zeer beperkt aantal. Van de mogelijkheid gebruik te maken van de extra-faciliteit is nauwelijks sprake. Deze feiten hangen ongetwijfeld ten nauwste samen met de wijze waarop de overdracht in familieverband wordt geregeld (relatief lage overnameprijs), «zachte» familieleningen, en dergelijke). Hier zij aan toegevoegd dat de extra-faciliteit weliswaar de liquiditeit verbetert maar niet leidt tot vermogensvorming (zie par. 2.4 van de studie). Vermogensversterkingskrediet midden- en kleinbedrijf Ten slotte verdient nog de aandacht de vermogensversterkingskredietregeling van het Ministerie van Economische Zaken voor het midden- en kleinbedrijf. Deze houdt het volgende in: - een lage eigen vermogenseis (5%); - rentefaciliteit gedurende een aantal jaren; - achtergestelde leningen onder garantie van de overheid. Voor starters is de vermogenseis nog lager, nl. 0% en heeft de rentefaciliteit een lagere looptijd. De vraag kan gesteld worden of een dergelijke regeling voor de land- en tuinbouw zinvol is. Het is duidelijk dat een dergelijke regeling uit oogpunt van vermogensversterking in de land- en tuinbouw, in het bijzonder voor jonge agariërs, gunstig is. Toch moet met betrekking tot de toepassing in de land- en tuinbouw een aantal kritische opmerkingen worden gemaakt. De in de E.Z.-regeling gestelde vermogenseis is zeer laag, te laag voor wat betreft de land- en tuinbouw. Het karakter van de landbouwproduktie, de hoge investeringsgraad in de land- en tuinbouw, de lage omloopsnelheid van vele kapitaalgoederen, en in relatie met het voorgaande, het relatief lage rendement in de land- en tuinbouw brengen met zich mee dat er een relatief groot eigen vermogen nodig is om een redelijke verhouding te hebben tussen de cashflow en de rente- en aflossingsverplichtingen. Er is weliswaar geen vaste norm - de hoogte kan afhangen van de aard van de produktie, de vermogensstructuur en de omloopsnelheid van de kapitaalgoederen, die van tak tot tak en onder invloed van de kwaliteit van de ondernemer en de inkomenscapaciteit van de bedrijven van bedrijf tot bedrijf kunnen verschillen - maar de norm moet in de land- en tuinbouw toch aanzienlijk hoger zijn dan 5%, laat staan 0%. De hoofdstukken 2 en 3 van de studie maken dit duidelijk. Voor wat betreft de rentefaciliteit van de EZ-regeling moet er op worden gewezen dat de land- en tuinbouw - in tegenstelling tot het midden- en kleinbedrijf - voor zover het gaat om investeringen gebonden is aan investeringssteunregels van de EG. Op een starterssubsidie in de vorm van een installatiepremie in EG-kader is reeds ingegaan in punt 6.2 van deze samenvatting en conclusies. Ten slotte de mogelijkheid van het geven van een achtergestelde lening. Een achtergestelde lening kan het karakter hebben van «eigen» vermogen en dus (indirect) bijdragen tot vermogensvorming. In EG-verband wordt een achtergestelde lening eveneens als een steunmaatregel beschouwd en als zodanig getoetst. In het kader van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw geldt de lening van de bank onder garantie van het Fonds niet als een echte achtergestelde lening. De leningen onder garantie van het Fonds zijn met alle andere bankleningen hypothecair verbonden en zijn als zodanig preferent ten opzichte van de vorderingen van andere schuldeisers (veevoeder leveranciers, olieleveranciers, gasbedrijven, enz.). Dit houdt verband met de doelstelling van het Fonds, de vermogensstructuur van de landbouwbedrijven alsmede de hiermede samenhangende financieringsstructuur. Wijziging ter zake zou een fundamentele discussie over de positie van het Fonds oproepen. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

16 II. BEVINDINGEN VAN DE STUDIE BEDRIJFSOVERNAME IN DE LAND- EN TUINBOUW 1. BEDRIJFSOVERNAME IN HET KADER VAN DE LANDBOUWBEDRIJFS- STRUCTUUR In de land- en tuinbouw is er sprake van een zgn. ondernemerscyclus, dit is de periode die ligt tussen het moment van bed rijfsaanvaarding (toetreding) en het moment van terugtrekken (uittreding). De ontwikkeling van de bedrijfsstructuur wordt in sterke mate bepaald door het verschil tussen de uittredings- en toetredingssituatie. Tabel 1.1 geeft nader inzicht in de ontwikkeling van het aantal bedrijfshoofden op hoofdberoepsbedrijven in de land- en tuinbouw in twee tijdvakken van vijf jaar. Tabel 1.1. Ontwikkeling van de aantallen bedrijfshoofden op hoofdberoepsbedrijven in de land- en tuinbouw Aard van de veranderingen Aantal van het begin v/d peiiode (1972) Af: door sterkte beroepsbeëindiging beroepsvel ander ing Uittreding totaal Bij: vaste meewerkende zoons overigen Toetreding totaal Vermindering (saldo uittreding toetreding) Dalingspercentage per aar ,5% ; Aantal aan het einde v/d periode (1977) ' In de periode zi n ongeveer 1000 bedrijven buiten beschouwing gelaten, oindut de leeftijd van het bedi ijfshoofd bij de CBS-meitelling niet in beide jaren werd geregistreerd. Bion: LEI. Deze tabel laat zien dat in de periode het overgrote deel van de bestaande bedrijven werd gecontinueerd totdat het zittende bedrijfshoofd aan het einde van de beroepsuitoefening kwam. Mede door de verandering op de arbeidsmarkt nam de beroepsverandering als reden voor uittreding uit de land- en tuinbouw in betekenis af. Een groot deel van de toetredende van bedrijfshoofden bestond uit familieleden die een bestaand bedrijf overnamen. Ook na 1982 nam het aantal bedrijfshoofden op hoofdberoepsbedrijven in de land- en tuinbouw nog af. De daling was echter geringer dan in de voorafgaande jaren, namelijk 1,1% in 1982 en 0,5% in 1983, tegenover gemiddeld 2,6% per jaar tussen 1977 en Voor de toetreding vormt de opvolgingssituatie een belangrijk kengetal. Deze blijkt te variëren naar bedrijfsomvang en bedrijfstype. Een inzicht in de opvolgingssituatie wordt verkregen uit de registratie in het kader van de CBS-landbouwtelling. De registratie van gegevens over de opvolgingssituatie vindt eens in de vier jaar plaatsen heeft betrekking op de bedrijfshoofden van 50 jaar en ouder op hoofdberoepsbedrijven. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

17 Tabel 1.2. Opvolgingspercentages naar bedrijfsomvang en bedrijfstype 1976' ' Bedrijf som vang tot 70 sbe sbe sbe sbe sbe sbe en meei Totaal Bedrijfstype Melkveehouderij Intensieve veehouderij Overige veehouderij Akkerbouw Glastuinbouw Overige tuinbouw Gecombineerde tuinbouw Mannelijke opvolgers. ; Mannelijke en vrouwelijke opvolgers. Bron: CBS. Uit deze gegevens blijkt dat het opvolgingspercentage - het aantal potentiële opvolgers per 100 bedrijven zich tussen 1976 (37%) en 1980 (36%) nauwelijks wijzigde. In deze periode deed de daling van het opvolgingspercentage zich vooral voor bij de kleinere en middelgrote bedrijven, terwijl op de grotere bedrijven het percentage ongeveer gelijk bleef. Door verschuivingen in de aantallen bedrijven per klasse bleef het totaalpercentage per saldo gelijk. De gemiddelde oppervlakte van de bedrijven met een opvolger bedroeg in 1980 circa 20 ha; op de bedrijven zonder opvolger was dat circa 12 ha. Ten slotte blijkt uit de gegevens over de periode dat de bedrijfsomvang een grotere invloed op het opvolgingspercentage had dan het bedrijfstype. Voor zover er tussen 1976 een 1980 bij de bedrijfstypes verschillen in opvolgingspercentages optraden, waren deze voor het grootste deel een gevolg van de verandering van bedrijfstype. Uit de gegevens over 1984 blijkt dat er een einde is gekomen aan een periode van enkele tientallen jaren van daling van de opvolgingspercentages. Het opvolgingspercentage steeg van 36% in 1980 tot 43% in De stijging vond in alle klassen van bedrijfsomvang plaats, evenals bij alle bedrijfstypen; de stijging was in de melkveehouderij het grootst. In de periode steeg eveneens het absolute aantal opvolgers. Het aantal oudere bedrijfshoofden - 50 jaar en ouder - met een opvolger in de land- en tuinbouw steeg van ca in 1980 tot ca in 1984, dus een stijging van Daarmee kwam het aantal opvolgers terecht op het niveau van het begin van de jaren zeventig. Tegenover deze toename staat een nog steeds - zij het langzamer - teruglopend aantal bedrijven. Behalve meer mannelijke zijn er ook meer vrouwelijke opvolgers gekomen. Bij de mannen nam het aantal opvolgers in de periode toe van tot en bij de vrouwen van 327 tot 532. Het aantal mannelijke en vrouwelijke opvolgers nam in alle provincies toe maar in Noord-Brabant en Limburg het sterkst. Deze provincies namen ongeveer 40% van de totale toename voor hun rekening. Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

18 Tabel 1.3. Ontwikkeling van het aantal opvolgers, procentueel en absoluut Provincie Opvolcjmgspeicentages Aantal Toename opvolgers in 1984 t.o.v Groningen Friesland Drenthe Ovei ijssul Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg IJsselmeerpoldeis Totaal Bron: CBS. De groei van het aantal opvolgers vond vooral plaats in de leeftijdsgroep van 20 jaar en ouder. De situatie op de arbeidsmarkt heeft waarschijnlijk een aantal agrarische jongeren er toe gebracht zich - in tegenstelling tot eerdere voornemens - als opvolger aan te melden. Dit geldt vermoedelijk meer voor de groep boven 25 jaar dan voor de groep van 20 tot 25 jaar, van wie sommigen nog een studie volgen en de beroepskeuze nog niet altijd vaststaat. In de meeste provincies komt de ontwikkeling van het aantal opvolgers naar leeftijdscategorie overeen met de landelijke situatie, behalve in Noord-Brabant en Limburg waar het aantal opvolgers in de leeftijdsgroep van jaar sterker steeg dan elders. Tabel 1.4. Aantal opvolgers naar leeftijd Leeftijd abs. % abs. % abs. % tot 20 jaar jaar jaar en ouder Totaal Bron: CBS. De meeste opvolgers werken - zoals tot nog toe steeds het geval was - op het ouderlijk bedrijf. In 1980 waren dat er (71%) en in (69%). Sommige opvolgers werken op een ander land- of tuinbouwbedrijf. Ook de agrarisch verwante sectoren (loonwerkbedrijven, bedrijfsverzorgingsdiensten, agrarische handel, toelevering en verwerking) biedt werkgelegenheid aan een deel van de opvolgers. Een klein deel heeft een baan in de niet-agrarische sectoren. Het aantal opvolgers in de agrarisch verwante en niet-agrarische sectoren steeg van 2040 tot Ook het aantal studerenden vertoonde een stijging van 2625 naar Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs

19 Tabel 1.5. Aantal opvolgers naar werkkring Werkkring abs. % abs. o/ /o abs. % Bij bedrijf van bedrijfshoofd Op ander land- of tuinbouwbedr Agr. verant of niet-agr. sector Studerend Overig (o.a. militaire dienst) Bron: C3S. Voor wat betreft de toename van het aantal studerenden kan de toename van de deelname aan het hoger- en middelbaar agrarisch onderwijs een rol spelen. Ruim de helft van de opvolgers in 1984 had hogere- of middelbaar onderwijs gevolgd; in 1980 was dit percentage nog 44. Deze ontwikkeling loopt grotendeels parallel met de uitbreiding van het aantal leerlingen - opvolgers in de leeftijdsgroep tot 20 jaar - bij het middelbaar agrarisch onderwijs. In dezelfde periode nam het aantal opvolgers met lager agrarisch onderwijs af van 37% tot 28%. Tabel 1.6. Aantal opvolgers naar schoolopleiding Schoolopleiding abs. % abs. % abs. 0/ /o Middelb. of hoger agi. onderw. Lager agr. onderwijs Ander voortgezet onderwijs Geen voortgezet onderwijs Totaal Bron CBS. Het is niet gemakkelijk om een compleet overzicht te krijgen van de gerealiseerde bedrijfsovernames. Hierbij gaat het namelijk niet alleen om directe bedrijfsoverdrachten. Een bedrijfsovername kan ook geleidelijk vorm krijgen via splitsing of afsplitsing of gezamenlijke exploitatie gedurende een aantal jaren. Een schatting van de directe bedrijfsovernames op basis van het LEI/CBS-mutatie-onderzoek wordt gegeven in tabel 1.7. Tabel 1.7. Aantallen directe bedrijfsovernames in land- en tuinbouw 1977/ 1978/ 1979/ 1980/ 1981/ Alle bedrijven C10 Hoofdberoepsbedrijven w.v. overgenomen in de relatie: (a) vader (schoon) zoo n/doch ter (bl echtgenote/weduwe (c) anderen Percentage overgenomen hoofdberoepsbedri ven ad (a) t.o.v. totale aantal 1,0 0,9 0,8 0,7 0,6 Idem ad (b) + (c) t.o.v. totale aantal 0,4 0,5 0,5 0,4 0,5 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs

20 1977/ 1978/ 1979/ 1980/ 1981/ Nevenbei oepsbedi ij ven w.v. overgenomen in de relatie: (a) vader (schoon )70on/doch te i (b) echtgenote/weduwe (c) anderen Percentage overgenomen nevenbedrijven ad (a) t.o.v. totale aantal 0,6 0,5 0,6 0,5 0,5 Idem ad (b) + (c) t.o.v. totale aantal 0,6 0,6 0,6 0,8 0,8 Bron: LEI/CBS-mutatieondeivoek. Zoals reeds werd opgemerkt vinden de meeste directe overdrachten van hoofdberoepsbedrijven plaats in familieverband. Het aantal in familieverband direct overgenomen bedrijven was in 1981/82 aanzienlijk lager dan in 1977/78, zowel in absolute cijfers als in verhouding tot het totale aantal hoofdberoepsbedrijven in deze jaren. Bij de nevenberoepsbedrijven blijft het aantal in familieverband direct overgenomen bedrijven zowel absoluut als procentueel de laatste jaren ongeveer gelijk. Behalve directe overname vindt evenwel ookgefaseerde bedrijfsovername plaats. Een deel hiervan verloopt via (af-)splitsing van bestaande bedrijven, waarbij na verloop van tijd het karakter (i.c. produktierichting) van het oorspronkelijke moederbedrijf grotendeels of geheel verandert. Een ander deel van de (af-)gesplitste bedrijven wordt als zelfstandig hoofdberoepsbedrijf voortgezet. In de periode zijn op deze wijze gemiddeld per jaar circa 450 bedrijven «gestart», een verschijnsel dat verhoudingsgewijs in de boomteelt, bloembollenteelt en intensieve veehouderij hoger is dan in de andere bedrijfstakken. Een tweede, in toenemende mate toegepaste, vorm van gefaseerde bedrijfsovername is een periode van gemeenschappelijke exploitatie (ouders/opvolger). Deze gemeenschappelijke exploitatie vindt veelal plaats als maatschap of vennootschap onder firma. In de periode werd jaarlijks op circa 975 hoofdberoepsbedrijven en op circa 50 nevenbedrijven de eenhoofdige leiding omgezet in een meerhoofdige, het begin dus van een gemeenschappelijke exploitatie (in totaal in 1977 circa 950 en in 1982 circa 1100). Beëindiging van gemeenschappelijke exploitatie vond in de periode jaarlijks op circa 475 hoofdberoepsbedrijven en op circa 25 nevenberoepsbedrijven plaats. Niet alleen het aantal direct overgenomen bedrijven is in de laatste jaren gedaald maar ook het aantal gefaseerde bedrijfsovernames. Laatstgenoenv de daling is echter geringer geweest, zowel absoluut als procentueel. Tabel 1.8. Aantal gefaseerde bedrijfsovernames in de land- en tuinbouw in het kader van de generatiewisseling 1977/ 1978/ 1979/ 1980/ 1981, Alle bedrijven Hoofdberoepsbedrijven w.v. overgenomen in de voim van: maatschap splitsing' afsplitsing 9 Percentage gefaseerde overnames van hoofdberoepsbedrijven t.o.v. totale aantal , , , , ,7 Tweede Kamer, vergaderjaar , 19064, nrs. 1-2??

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 19064 Bedrijfsovername in de land- en tuinbouw Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW EN VISSERIJ Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Lage kostprijs biedt ruimte voor de toekomst (1)

Lage kostprijs biedt ruimte voor de toekomst (1) Lage kostprijs biedt ruimte voor de toekomst (1) Aart Evers en Michel de Haan Het lagekostenbedrijf realiseerde in 1999 een kostprijs van 74 cent per liter melk. Een mooi resultaat en gunstig voor de inkomenspositie!

Nadere informatie

IEUWSBR. Fiscale behandeling UWS. van toeslagrechten. Task Force Economie IEUWS S NIEUWSBRIE

IEUWSBR. Fiscale behandeling UWS. van toeslagrechten. Task Force Economie IEUWS S NIEUWSBRIE UWS Fiscale behandeling S UWSBR S BR UWS IEUWS IEUWSBR BR van toeslagrechten Task Force Economie S IEUWSBR BR IEUWS NIEUWSBRIE NIEUWS BRIE S NIEUWSBRIE Fiscale behandeling van toeslagrechten De ministers

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 24 maart 2009, nr. CPP2009/170M, Stcrt. Nr. 68 De staatssecretaris

Nadere informatie

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande Jaarrekening 2013 Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg 57 2671MT Voorblad 0 Inhoud Opdracht 2 Resultaatvergelijk 3 Financiele positie 5 Grondslagen 7 Balans 9 V en W 11 Materiele activa

Nadere informatie

Financieel inzicht bedrijfsovername

Financieel inzicht bedrijfsovername Financieel inzicht bedrijfsovername Boxtel, 21 december 2017 Anja Roes-Kuijpers Bedrijfsadviseur ZLTO 06 21 21 24 46 Korte terugblik vorige bijeenkomst Vragen? Opmerkingen? (Alternatieve) vormen van bedrijfsoverdracht

Nadere informatie

Ledenavond LTO. 10 november 2014. Mr. J.W.M (Ans) Post notaris en mediator S. Brockötter RB belastingadviseur

Ledenavond LTO. 10 november 2014. Mr. J.W.M (Ans) Post notaris en mediator S. Brockötter RB belastingadviseur Ledenavond LTO 10 november 2014 Mr. J.W.M (Ans) Post notaris en mediator S. Brockötter RB belastingadviseur Bedrijfsovername Juridische en fiscale aspecten van bedrijfsovername. Onderwerpen! Aanvang maatschap/firma!

Nadere informatie

Grondberichten voor boer en tuinder Grondmarkt en grondfinanciering

Grondberichten voor boer en tuinder Grondmarkt en grondfinanciering Grondberichten voor boer en tuinder Grondmarkt en grondfinanciering Inspiratiedag Vollegronds Groenteteelt 5 maart 2015 Erik Somsen a.s..r. landelijk vastgoed Belegger en vermogensbeheerder voor a.s.r.

Nadere informatie

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V.

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. VERONDERSTELLINGEN Vraagprijs 2.500.000 (pand en inventaris). Inkomsten: In totaal 40 kamers; Bezetting kamers: T1 45%, T2 52%, T3 63%, vanaf T4 en verder 68%;

Nadere informatie

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis RAPPORT 21 Stichting Spin for Life Aletta Jacobskade 66 3137 TB Vlaardingen Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee 4 3144 DB Maassluis INHOUD JAARVERSLAG Verklaring Resultaat-analyse Financiële

Nadere informatie

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld Pachtafhankelijke in beeld Huib Silvis, Ruud van der Meer en Martien Voskuilen Pacht heeft een belangrijke rol als financieringsinstrument voor de landbouw, zowel bij bedrijfsovername als bedrijfsvergroting.

Nadere informatie

2-1") Interne nota 170. Februari 1972 DE FINANCIËLE RESULTATEN VAN EEN AANTAL FRUIT - TEELBEDRIJVEN IN 1969 EN 1970, 5? Ci'! ;'?.

2-1) Interne nota 170. Februari 1972 DE FINANCIËLE RESULTATEN VAN EEN AANTAL FRUIT - TEELBEDRIJVEN IN 1969 EN 1970, 5? Ci'! ;'?. 2") 269 ' v DE FINANCIËLE RESULTATEN VAN EEN AANTAL FRUIT TEELBEDRIJVEN IN 969 EN, Interne nota 70 5? Ci'! ;'?.'" < (ffi v '. ê / ' " \ \ ' Februari 972 Niet voor publikatie Nadruk verboden DE FINANCIËLE

Nadere informatie

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december 2014. Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans.

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december 2014. Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans. FINANCIEEL BELEID Financiële positie op balansdatum Onderstaand treft u de balans aan per 31 december 2014. Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans. Activa

Nadere informatie

Stichting Platform Centrummanagement Zeist Steynlaan 45 3701 EB Zeist JAARREKENING 2009

Stichting Platform Centrummanagement Zeist Steynlaan 45 3701 EB Zeist JAARREKENING 2009 371 EB Zeist JAARREKENING 29 Inhoudsopgave Pag. VERSLAG 1 Samenstellingsverklaring 2 Resultaat 3 Financiële positie JAARREKENING 1 Balans per 31 december 2 Staat van Baten en Lasten 3 Kasstroomoverzicht

Nadere informatie

Bedrijfsopvolging, een parcours met hindernissen

Bedrijfsopvolging, een parcours met hindernissen Bedrijfsopvolging, een parcours met hindernissen Koos Tersteeg Adviseur LTO Noord Advies Bedrijfsopvolging Bedrijfsbeëindiging Waar gaat het over? Bedrijfsopvolging De overgang (en voortzetting) van een

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2014 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Kengetallen

Nadere informatie

Toetsingskader Garantstelling Landbouw

Toetsingskader Garantstelling Landbouw Toetsingskader Garantstelling Landbouw De GL wordt alleen afgegeven voor leningen ten behoeve van investeringen. De totale garantstelling van een onderneming kan maximaal 80% van 2,5 miljoen bedragen.

Nadere informatie

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012 AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN Jaarverslag 2011 INHOUDSOPGAVE Pagina JAARVERSLAG 1 Opdracht 2 2 Algemeen 3 3 Resultaat 4 4 Financiële positie 5 5 Directieverslag 6 JAARREKENING 1 Balans per 31 december

Nadere informatie

Vestigingssteun voor bedrijfsopvolgers in de agrarische sector Een analyse van drie mogelijke varianten

Vestigingssteun voor bedrijfsopvolgers in de agrarische sector Een analyse van drie mogelijke varianten Vestigingssteun voor bedrijfsopvolgers in de agrarische sector Een analyse van drie mogelijke varianten Hennie van der Veen Karel van Bommel Gabe Venema Projectcode 69001 April 2001 Rapport 6.01.05 LEI,

Nadere informatie

Concept Raadsvoorstel

Concept Raadsvoorstel Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Sliedrecht, Onderwerp: Voortzetten verstrekking van startersleningen. Voorgesteld besluit 1. In te stemmen met overboeken van 210.000 van de

Nadere informatie

Stichting Vrienden Toon Hermans Huis te Amersfoort

Stichting Vrienden Toon Hermans Huis te Amersfoort te Amersfoort Rapport inzake jaarstukken 2016 INHOUDSOPGAVE Pagina JAARREKENING 1 Balans per 31 december 2016 5 2 Staat van baten en lasten over 2016 6 3 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Nadere informatie

Wat zegt uw financiële balans?

Wat zegt uw financiële balans? Wat zegt uw financiële balans? Samen met een door uw accountant opgestelde toelichting vormen de winst- en verliesrekening en de balans gezamenlijk de jaarrekening van uw onderneming. De balans is een

Nadere informatie

Financiele gegevens 2014. Stichting Hospice Hoeksche Waard

Financiele gegevens 2014. Stichting Hospice Hoeksche Waard Financiele gegevens 2014 Stichting Hospice Hoeksche Waard BALANS PER 31 DECEMBER 2014 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa 488.106 Vlottende activa Vorderingen en overlopende activa 104.201 Liquide

Nadere informatie

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014 FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS 2014 Utrecht, november 2014 INHOUD Inleiding 5 1 Basisonderwijs en speciaal basisonderwijs 7 2 Expertisecentra 10 3 Voortgezet onderwijs 12 4 Samenwerkingsverbanden

Nadere informatie

De bestuursleden van Stichting Goed Bezig Midscheeps 3 9733 A Groningen. Financieel verslag 2012. Dossiernummer: 800070.0

De bestuursleden van Stichting Goed Bezig Midscheeps 3 9733 A Groningen. Financieel verslag 2012. Dossiernummer: 800070.0 De bestuursleden van Stichting Goed Bezig Midscheeps 3 9733 A Groningen Financieel verslag 2012 Dossiernummer: 800070.0 Kenmerk: H. Veen Datum: 26 april 2013 Inhoudsopgave 1. Rapport 3 1.1 Opdracht 4 1.2

Nadere informatie

Grond voor boeren. Seminar Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs, 20 juni 2013. Erik Somsen

Grond voor boeren. Seminar Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs, 20 juni 2013. Erik Somsen Grond voor boeren Seminar Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs, 20 juni 2013 Erik Somsen a.s.r. landelijk vastgoed Belegger in grond voor a.s.r. solide lange termijnbelegging veilige verpachter Grootste

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2013 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Kengetallen

Nadere informatie

www.jooplengkeek.nl Hoofdstuk 42 belangrijk

www.jooplengkeek.nl Hoofdstuk 42 belangrijk www.jooplengkeek.nl belangrijk 1 Liquiditeitskengetallen Current ratio Quick ratio Working capital (werkkapitaal) Cashflow Kengetallen Kengetallen zijn verhoudingsgetallen, ze geven de verhouding aan tussen

Nadere informatie

Stichting Meeromroep gevestigd te Hoofddorp. Rapport inzake de Jaarrekening 2014

Stichting Meeromroep gevestigd te Hoofddorp. Rapport inzake de Jaarrekening 2014 Stichting Meeromroep gevestigd te Hoofddorp Rapport inzake de Jaarrekening 2014 Inhoudsopgave Pagina 1. Accountantsverslag 1.1 Samenstellingsverklaring 1 1.2 Resultaten 2 2. Jaarrekening 2.1 Balans per

Nadere informatie

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2011

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2011 Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: inzake tussentijds bericht per 30 juni 2011 25 augustus 2011 Barendrecht INHOUDSOPGAVE Pagina Balans per 30 juni 2011 2 Winst- en verliesrekening over

Nadere informatie

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis RAPPORT 2014 Stichting Spin for Life Aletta Jacobskade 66 3137 TB Vlaardingen Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee 4 3144 DB Maassluis INHOUD JAARVERSLAG Verklaring Resultaat-analyse Financiële

Nadere informatie

JAARVERSLAG 2014 2011 EV HAARLEM. Haarlem, 7 april 2015 - 1 - STICHTING DE WERELD KINDERTHEATER Gasthuisvest 47

JAARVERSLAG 2014 2011 EV HAARLEM. Haarlem, 7 april 2015 - 1 - STICHTING DE WERELD KINDERTHEATER Gasthuisvest 47 JAARVERSLAG 2014 STICHTING DE WERELD KINDERTHEATER Gasthuisvest 47 2011 EV HAARLEM Haarlem, 7 april 2015-1 - INHOUDSOPGAVE Pagina RAPPORT 1 Opdracht 3 2 Resultaat 4 3 Financiële positie 5 4 Kengetallen

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

VOORBEELD JAARREKENING B.V. TE HOOFDDORP. Rapport inzake jaarstukken 2010

VOORBEELD JAARREKENING B.V. TE HOOFDDORP. Rapport inzake jaarstukken 2010 VOORBEELD JAARREKENING B.V. TE HOOFDDORP Rapport inzake jaarstukken 2010 INHOUDSOPGAVE Pagina RAPPORT 1 Opdracht 3 2 Samenstellingsrapport 3 3 Resultaat 4 4 Financiële positie 6 JAARREKENING 1 Balans per

Nadere informatie

Achtergronden Wormerlandse VROM Startersregeling. 1. Waarom SVn-startersregeling?

Achtergronden Wormerlandse VROM Startersregeling. 1. Waarom SVn-startersregeling? Bijlage Achtergronden Wormerlandse VROM Startersregeling Februari 2009 In deze bijlage wordt de startersregeling nader toegelicht. Allereerst wordt de keuze voor deelname aan de startersregeling van de

Nadere informatie

Bij familiebedrijven staat het ondernemerschap en de continuïteit van generatie op generatie centraal.

Bij familiebedrijven staat het ondernemerschap en de continuïteit van generatie op generatie centraal. Position Paper van FBNed September 2009 In zake T.b.v. : Wijzigingsvoorstellen op de Successiewet : rondetafelgesprek vaste commissie voor Financiën woensdag 23 september 2009 Samenvatting Rode draad Belastingplan

Nadere informatie

HYPOTHEEK, LEVENSVERZEKERING EN PARTNERVERKLARING HYPOTHEEK EN LEVENSVERZEKERING

HYPOTHEEK, LEVENSVERZEKERING EN PARTNERVERKLARING HYPOTHEEK EN LEVENSVERZEKERING HYPOTHEEK, LEVENSVERZEKERING EN PARTNERVERKLARING HYPOTHEEK EN LEVENSVERZEKERING Wanneer u voor de financiering van een huis een hypothecaire lening afsluit, verlangt uw financier vaak dat tevens een levensverzekering

Nadere informatie

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013 Oktober 2012 Nieuws hypotheekrenteaftrek Zoals het er nu voorstaat zal er vanaf 2013 alleen aftrek worden genoten voor hypotheekrente bij minimaal een annuïtaire aflossing. Op dit moment mag je nog de

Nadere informatie

Leningen en kasstromen

Leningen en kasstromen 2015 Leningen en kasstromen Onderzoek ikv artikel 213a van de gemeentewet Otto Mekel JS Consultancy 9/21/2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 1.1 Aanleiding van het onderzoek... 2 1.2 Onderzoeksvragen...

Nadere informatie

Lening en subsidie Tafeltennis Nijmegen

Lening en subsidie Tafeltennis Nijmegen Openbaar Onderwerp Lening en subsidie Tafeltennis Nijmegen Programma Sport & Accommodaties BW-nummer Portefeuillehouder R. Helmer-Englebert Samenvatting Tafeltennis Nijmegen heeft in 2009 een tafeltennishal

Nadere informatie

Publicatierapport 2013/2014. Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer 56156006

Publicatierapport 2013/2014. Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer 56156006 Coöperatie HSLnet u.a. Jan Deckersstraat 29 5591 HN Heeze Publicatierapport 2013/2014 Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer 56156006 Vastgesteld door de Ledenraad d.d. 19 januari

Nadere informatie

Financiele gegevens Stichting Hospice Hoeksche Waard

Financiele gegevens Stichting Hospice Hoeksche Waard Financiele gegevens 2013 Stichting Hospice Hoeksche Waard BALANS PER 31 DECEMBER 2013 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa 515.767 Vlottende activa Vorderingen en overlopende activa 43.733 Liquide

Nadere informatie

Algemene Vergadering van Aandeelhouders Zeeland Seaports

Algemene Vergadering van Aandeelhouders Zeeland Seaports Algemene Vergadering van Aandeelhouders Zeeland Seaports datum vergadering: 19 december 2014 agendapunt: datum stuk: onderwerp: vennootschapslening ZSP aan WarmCO2 Inleiding Begin 2013 was de continuïteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

4. Wat moet ik als lid doen om een lijfrenteschenking te verstrekken?

4. Wat moet ik als lid doen om een lijfrenteschenking te verstrekken? VEELGESTELDE VRAGEN OVER DE FINANCIERINGSMOGELIJKHEDEN DOOR LEDEN 1. Zijn er methoden waarbij een lening of schenking voor ons leden fiscaal aantrekkelijk gemaakt kan worden? Ja er zijn enkele financieringsmogelijkheden

Nadere informatie

De directie van Stichting de Ster. Jaarrekening Datum: 28 februari 2017

De directie van Stichting de Ster. Jaarrekening Datum: 28 februari 2017 De directie van Stichting de Ster Jaarrekening 2016 Relatiebeheerder: Frank Kanen Datum: 28 februari 2017 Inhoudsopgave Pagina 1 Algemeen 2 1.1 Kengetallen 2 1.2 Grafieken 4 2 Jaarrekening 6 2.1 Balans

Nadere informatie

Stichting Omroep Landgraaf

Stichting Omroep Landgraaf Stichting Omroep Landgraaf T.a.v. Het Bestuur Felix Ruttenstraat 16 6372KV Landgraaf KvK-nummer: 4172374 RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 215 Inhoud JAARREKENING Financiële positie JAARSTUKKEN 215 JAARREKENING

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2014 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

Financieel verslag 2012. Stichting Tuin Laag Oorsprong. Oosterbeek

Financieel verslag 2012. Stichting Tuin Laag Oorsprong. Oosterbeek Financieel verslag 2012 Stichting Tuin Laag Oorsprong Oosterbeek Inhoud Jaarrekening 2 Balans per 31 december 2011 3 Staat van baten en lasten over 2012 5 Toelichting op de balans en staat van baten en

Nadere informatie

Wethouder Werk en Inkomen, Stads en Wijkbeheer en Sport 2. Op weg met talent

Wethouder Werk en Inkomen, Stads en Wijkbeheer en Sport 2. Op weg met talent Voorstel aan de raad Nummer: 141024839 Portefeuille: Programma: Programma onderdeel: Wethouder Werk en Inkomen, Stads en Wijkbeheer en Sport 2. Op weg met talent 2.3 Verhogen arbeidsparticipatie Steller:

Nadere informatie

Inmaxxa BV te Naarden Halfjaarbericht 2010 28 juli 2010

Inmaxxa BV te Naarden Halfjaarbericht 2010 28 juli 2010 Inmaxxa BV te Naarden Halfjaarbericht 2010 28 juli 2010 Inmaxxa BV Halfjaarbericht 2010 1 Inhoudsopgave Algemeen 3 Jaarverslag van de directie 4 Halfjaarbericht over de periode 1 januari 2010 tot en met

Nadere informatie

Uitwerkingen Freelance

Uitwerkingen Freelance Certificaat Ondernemerschap Examen Financiën 10 januari 2011 Uitwerkingen Freelance Vraag 1 a. Bereken de omzet per fte, voor zowel 2009 als voor 2010. (6 punten) Personele bezetting 2010 2009 vennoten

Nadere informatie

JAARREKENING Stichting Fondsenbeheer Landbouw en Zorg Nederland Jaarrekening pag. 1

JAARREKENING Stichting Fondsenbeheer Landbouw en Zorg Nederland Jaarrekening pag. 1 JAARREKENING 2013 Stichting Fondsenbeheer Landbouw en Zorg Nederland Jaarrekening 2013 - pag. 1 Inhoudsopgave Jaarverslag 2013 1. Bestuursverslag 2. Balans per 31-12-2013 3. Staat van Baten en Lasten over

Nadere informatie

Financieel verslag 2011/2012. Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag 12 2342 KM Vlissingen

Financieel verslag 2011/2012. Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag 12 2342 KM Vlissingen Financieel verslag 2011/2012 Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag 12 2342 KM Voorblad 0 Inhoud Bestuursverslag 2 Algemeen 3 Resultaatvergelijk 4 Financiele positie 5 Jaarrekening 7 Balans 8 Staat

Nadere informatie

Financieel verslag 2013. Stichting Tuin Laag Oorsprong. Oosterbeek

Financieel verslag 2013. Stichting Tuin Laag Oorsprong. Oosterbeek Financieel verslag 2013 Stichting Tuin Laag Oorsprong Oosterbeek Inhoud Jaarrekening Balans per 31 december 2013 3 Staat van baten en lasten over 2013 5 Toelichting op de balans en staat van baten en lasten

Nadere informatie

Specialisterren Foundation Kobaltweg 11 3542CE Utrecht. KvK-nummer: 50437062 RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2015

Specialisterren Foundation Kobaltweg 11 3542CE Utrecht. KvK-nummer: 50437062 RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2015 Specialisterren Foundation Kobaltweg 11 3542CE Utrecht KvK-nummer: 543762 RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 215 Inhoud VERSLAG Samenstellingsverklaring Resultaat-analyse Jaarverslag van het Bestuur (Tekst)

Nadere informatie

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_/afdrukken Page 1 of 5 Wet financiering decentrale overheden (Tekst geldend op: ) Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het

Nadere informatie

JAARREKENING Stichting Milieu-Educatief Centrum Maarssen t.a.v. het stichtingsbestuur Endelhovenlaan GR Maarssen UITGEBRACHT AAN:

JAARREKENING Stichting Milieu-Educatief Centrum Maarssen t.a.v. het stichtingsbestuur Endelhovenlaan GR Maarssen UITGEBRACHT AAN: JAARREKENING 2015 UITGEBRACHT AAN: Stichting Milieu-Educatief Centrum t.a.v. het stichtingsbestuur Endelhovenlaan 1 3601 GR KVK NUMMER: 41184853 DATUM: 14 maart 2016 Freen & Co bv Oosterpark 77-78 1092

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2016 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 HALFJAARVERSLAG AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 INHOUD Pagina HALFJAARVERSLAG 1 Resultaat over 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 3 2 Balans per 30 juni

Nadere informatie

1. Inleiding en richtlijnen

1. Inleiding en richtlijnen NOTITIE RENTE 2017 1. Inleiding en richtlijnen 1.1 Inleiding Bij de wijzigingen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de invoering van de Vennootschapsbelasting (VPB) voor de lagere overheden

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2015 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

FINANCIEEL VERSLAG 2014 STG. TUIN LAAG OORSPRONG OOSTERBEEK

FINANCIEEL VERSLAG 2014 STG. TUIN LAAG OORSPRONG OOSTERBEEK FINANCIEEL VERSLAG 2014 STG. TUIN LAAG OORSPRONG OOSTERBEEK JAARREKENING 2014 1 BALANS PER 31 DECEMBER 2014 (na resultaatbestemming) 31 december 2014 31 december 2013 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste

Nadere informatie

WALDO STICHTING TE ODIJK. Jaarrekening 2013. 9 januari 2015

WALDO STICHTING TE ODIJK. Jaarrekening 2013. 9 januari 2015 WALDO STICHTING TE ODIJK Jaarrekening 2013 9 januari 2015 INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSVERSLAG 1 Opdracht 2 2 Ontbreken van de verklaring 2 3 Resultaat 3 4 Financiële positie 4 JAARREKENING 1 Balans

Nadere informatie

Bedrijfsbegroting naam leerling : oke

Bedrijfsbegroting naam leerling : oke 15 De bedrijfsbegroting Bedrijfsbegroting naam leerling : oke test Omschrijving melkvee Aantal eenheden Per eenheid in euro's Bruto opbrengst Saldo Totaal saldo Berekende rente per eenh. Totaal of % Waarde

Nadere informatie

Stichting Amati Ensemble Burgemeester Kengenstraat BK Hulsberg

Stichting Amati Ensemble Burgemeester Kengenstraat BK Hulsberg Burgemeester Kengenstraat 46 6336 BK Hulsberg Jaarrekening 214/215 INHOUD JAARREKENING 1 Samenstellingsverklaring 2 Resultaat 3 Financiële positie 4 Grafieken 5 Fiscale positie JAARREKENING 1 Balans 2

Nadere informatie

JAARREKENING 2014. thuis ENERGIE B.V.

JAARREKENING 2014. thuis ENERGIE B.V. JAARREKENING 2014 thuis ENERGIE B.V. Inhoudsopgave 1. DOELSTELLING 5 2. BALANS PER 31 DECEMBER 2014 6 3. WINST- EN VERLIESREKENING OVER 2014 8 4. WAARDERINGSGRONDSLAGEN 9 5. TOELICHTING OP DE BALANS 10

Nadere informatie

STICHTING LOKALE OMROEP IN DE GEMEENTE ELBURG TE ELBURG. Rapport inzake jaarstukken 2014

STICHTING LOKALE OMROEP IN DE GEMEENTE ELBURG TE ELBURG. Rapport inzake jaarstukken 2014 STICHTING LOKALE OMROEP IN DE GEMEENTE ELBURG TE ELBURG Rapport inzake jaarstukken INHOUDSOPGAVE Pagina FINANCIEEL VERSLAG 1 Algemeen 3 2 Resultaat vergelijking en analyse 4 3 Meerjarengegevens 5 4 Financiële

Nadere informatie

Stichting NME Alkmaar gevestigd te Alkmaar. Jaarrekening 2013

Stichting NME Alkmaar gevestigd te Alkmaar. Jaarrekening 2013 Jaarrekening 2013 Nummer Kamer van Koophandel: 51410141 Datum: Opgesteld door: 9 april 2014 P.A. Vorstenbosch Aantal exemplaren: 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave pagina Opdracht 3 Samenstellingsverklaring

Nadere informatie

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2016

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2016 STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN 24 1621 DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2016 Handelsregister Kamer van Koophandel Nederland, dossiernummer 41235850 Het RSIN-nummer is 801310830. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Hypotheek en levensverzekering

Hypotheek en levensverzekering Hypotheek en levensverzekering Wanneer u voor de financiering van een huis een hypothecaire lening afsluit, verlangt de financier vaak dat tevens een levensverzekering op uw leven wordt afgesloten. Als

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2017 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 202 203 32 637 Bedrijfslevenbeleid Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Haal meer uit de vloot

Haal meer uit de vloot Haal meer uit de vloot Het project haal meer uit de vloot is mede mogelijk gemaakt door het Europees Visserijfonds investering in duurzame visserij. In het kader van het project Haal meer uit de vloot

Nadere informatie

17-6-2015. Bbz. Carlos Hoegen 16 juni 2015. Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen

17-6-2015. Bbz. Carlos Hoegen 16 juni 2015. Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen Bbz Carlos Hoegen 16 juni 2015 Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen 1 Ontstaan Bbz en juridische basis > Geschiedenis >Juridische basis ---------------------------------- Doelgroep Zelfstandigen met

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 49d 26 498 Wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de evaluatie van de bijstandsverlening aan zelfstandigen BRIEF VAN DE MINISTER

Nadere informatie

Raadsstuk. Onderwerp: Dividendbeleid voor deelnemingen Reg.nummer: 2013/109710

Raadsstuk. Onderwerp: Dividendbeleid voor deelnemingen Reg.nummer: 2013/109710 Raadsstuk Onderwerp: Dividendbeleid voor deelnemingen Reg.nummer: 2013/109710 1. Inleiding Haarlem heeft aandelen in enkele vennootschappen, zogenoemde deelnemingen. Met het deelnemen in het kapitaal van

Nadere informatie

Financiële analyse van de jaarrekening

Financiële analyse van de jaarrekening 17 hoofdstuk Financiële analyse van de jaarrekening 17.1 B 17. C 17.3 C 17.4 A 17.5 A 17.6 C 17.7 D 17.8 D 17.9 B 17.10 D 17.11 D 17.1 C 17.13 A 17.14 C 17.15 B 17.16 C 1.000.000 / 1.500.000 = 0,08 17.17

Nadere informatie

Islamitische Stichting Nederland Ulu Ede Camii het bestuur Verlengde Blokkenweg AG EDE. Rapport inzake de jaarrekening 2018

Islamitische Stichting Nederland Ulu Ede Camii het bestuur Verlengde Blokkenweg AG EDE. Rapport inzake de jaarrekening 2018 Islamitische Stichting Nederland Ulu Ede Camii het bestuur Verlengde Blokkenweg 12 6717 AG EDE Rapport inzake de jaarrekening 2018 Islamitische Stichting Nederland Ulu Ede Camii het bestuur Verlengde Blokkenweg

Nadere informatie

Stichting Amati Ensemble Burgemeester Kengenstraat BK Hulsberg

Stichting Amati Ensemble Burgemeester Kengenstraat BK Hulsberg Burgemeester Kengenstraat 46 6336 BK Hulsberg Jaarrekening 215/216 INHOUD JAARREKENING 1 Samenstellingsverklaring 2 Resultaat 3 Financiële positie 4 Grafieken 5 Fiscale positie JAARREKENING 1 Balans 2

Nadere informatie

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2012

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2012 Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: inzake tussentijds bericht per 30 juni 2012 28 augustus 2012 Barendrecht INHOUDSOPGAVE Pagina Balans per 30 juni 2012 2 Winst- en verliesrekening over

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 68 68 88april 2009 Inkomstenbelasting Direct durfkapitaal 24 maart 2009 Nr. BCPP2009/170M Belastingdienst/Centrum voor

Nadere informatie

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 HALFJAARVERSLAG AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen Over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 INHOUD Pagina HALFJAARVERSLAG 1 Resultaat over 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 3 2 Balans per 30 juni

Nadere informatie

BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA MATERIËLE VASTE ACTIVA

BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA MATERIËLE VASTE ACTIVA JAARREKENING 2015 BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestemming) ====================== 31-12-2015 ---------------- 31-12-2014 ---------------- activa: IMMATERIËLE VASTE ACTIVA 6.875 8.375 MATERIËLE

Nadere informatie

Stichting 070Watt Pletterijkade SG Den Haag. KvK-nummer: RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2015

Stichting 070Watt Pletterijkade SG Den Haag. KvK-nummer: RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2015 Stichting 070Watt Pletterijkade 15 2515 SG Den Haag KvK-nummer: 60690461 RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2015 Inhoud ACCOUNTANTSVERSLAG Samenstellingsverklaring Resultaat-analyse Financiële positie JAARSTUKKEN

Nadere informatie

BALANS PER 31 DECEMBER 2011 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA 27.196 37.741

BALANS PER 31 DECEMBER 2011 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA 27.196 37.741 JAARREKENING 2011 BALANS PER 31 DECEMBER 2011 (na resultaatbestemming) ====================== 31-12-2011 31-12-2010 activa: IMMATERIËLE VASTE ACTIVA 27.196 37.741 MATERIËLE VASTE ACTIVA 62.018 26.274 FINANCIËLE

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR)

FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR) FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR) Samengesteld door: mr. E. Marcus FB Ref. 2023M016/11112011 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Overdrachtsbelasting 4 Pagina 3. Inkomstenbelasting 5 3.1 Algemeen

Nadere informatie

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! Bovenmatig lenen bij eigen vennootschap wordt ontmoedigd! Algemeen De belastingdienst stelt de laatste jaren steeds

Nadere informatie

PS2009WMC01-1 - Ontwerpbesluit pag. 5

PS2009WMC01-1 - Ontwerpbesluit pag. 5 PS2009WMC01-1 - College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel Datum : 18 november 2008 Nummer PS : PS2009WMC01 Afdeling : MOW Commissie : WMC Registratienummer : 2008INT229564 Portefeuillehouder : De

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van,

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, Besluit van houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met verzachting van de vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage AWBZ en Wmo

Nadere informatie

Triodos Custody bv JAARVERSLAG 2008. TlCustody

Triodos Custody bv JAARVERSLAG 2008. TlCustody Triodos Custody bv JAARVERSLAG 2008 TlCustody Inhoud 3 Directieverslag Jaarrekening 2008 4 Balans per 31 december 2008 5 Winst- en verliesrekening over 2008 6 Toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening

Nadere informatie

Vinc Vastgoed Management I B.V. gevestigd te Rotterdam

Vinc Vastgoed Management I B.V. gevestigd te Rotterdam #ORG=saa#VES=rdm#PAP=vbl Vinc Vastgoed Management I B.V. gevestigd te Rotterdam Financieel verslag over het boekjaar 1-1-2014 / 30-6-2014 #ORG=saa#VES=rdm#PAP=vlg Vinc Vastgoed Management I B.V., Rotterdam

Nadere informatie

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12 Financiering niveau 5 Correctiemodel voorbeeldexamen 2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12 Vraag 1 Toetsterm 6.4 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Voor welke

Nadere informatie

Stichting Tuchtrecht Vrijwilligerswerk. Jaarrekening 2014

Stichting Tuchtrecht Vrijwilligerswerk. Jaarrekening 2014 Stichting Tuchtrecht Vrijwilligerswerk Jaarrekening 2014 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Jaarrapportage 1.1 Opdrachtbevestiging 3 1.2 Algemeen 4 1.3 Resultaatvergelijking 4 1.4 Meerjarenoverzicht 6 1.5 Financiële

Nadere informatie

WERKPROGRAMMA KAPITAAL AANVRAAG EUROVERGUNNING

WERKPROGRAMMA KAPITAAL AANVRAAG EUROVERGUNNING 1 Werkprogramma bepaling minimaal aanwezig risicodragend kapitaal in nieuw op te richten ondernemingen of recent opgerichte ondernemingen van beroepsvervoerders 1. Regelgeving Op grond van de Wet wegvervoer

Nadere informatie

Financieel Verslag 2014 Stichting Mama Watoto

Financieel Verslag 2014 Stichting Mama Watoto Financieel Verslag 214 Stichting Mama Watoto 1 Inhoud Jaarrekening Balans per 31 december 214 5 Winst-en-verliesrekening over 214 7 Toelichting op de balans en winst- en verliesrekening 1 Overige gegevens

Nadere informatie

Kwijtschelding voor ondernemers Dienst Belastingen

Kwijtschelding voor ondernemers Dienst Belastingen Rapport Gemeentelijke Ombudsman Kwijtschelding voor ondernemers Dienst Belastingen 8 mei 2006 RA0611562 Samenvatting Met enige regelmaat wenden ondernemers met financiële problemen zich tot de ombudsman.

Nadere informatie

BALANS PER 31 DECEMBER 2016 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA

BALANS PER 31 DECEMBER 2016 (na resultaatbestemming) ====================== IMMATERIËLE VASTE ACTIVA JAARREKENING 2016 BALANS PER 31 DECEMBER 2016 (na resultaatbestemming) ====================== 31-12-2016 ---------------- 31-12-2015 ---------------- activa: IMMATERIËLE VASTE ACTIVA 5.375 6.875 MATERIËLE

Nadere informatie

Kanttekeningen bij de Begroting 2015. Paragraaf 4 Financiering

Kanttekeningen bij de Begroting 2015. Paragraaf 4 Financiering Kanttekeningen bij de Begroting 2015 Paragraaf 4 Financiering Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Financieringsbehoefte = Schuldgroei... 4 3 Oorzaak van Schuldgroei : Investeringen en Exploitatietekort... 5 4 Hoe

Nadere informatie