AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 30 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van 8 juni 2011 in zaak nr. 11/17924 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V juni Procesverloop Bij besluit van 25 mei 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 8 juni 2011, verzonden op 9 juni 2011, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 15 juni 201 1, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V juni Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Brugman, ambtenaar van staat. w.g. Borman lid van de enkelvoudige kamer w.g. Brugman ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 30 juni Verzonden: 30 juni 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 15/06/ : ADVOCATENPRA NELISSE PAG. 84/06 uitspraak Rechtbank 's-gravenhage Sector bestuursrecht Afdeling 3, enkelvoudige kamer Reg. nr.: AWB 11/17924 VRONTN UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht beroep vrij hei dsont nemende maatregel in het geding tussen V-nummer thans verblijvende in het Penitentiair Ziekenhuis Haaglanden te Scheveningen, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. R.F. Neljsse, advocaat te Rotterdam, en de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder. I PROCESVERLOOP Op 26 mei 2011 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 1 juni De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.F. Nelisse. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. A J. Hakvoort. Tevens was aanwezig J. lakjaa, tolk in de Arabische taal. 0 OVERWEGINGEN 1 De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 25 mei 2011 waarbij de vreemdeling de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. 2 Verweerder heeft de vreemdeling krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting, in bewaring gesteld. Verweerder heeft het ernstige vermoeden dat de vreemdeling zich aan uitzetting zal onttrekken onder andere gebaseerd op de volgende gronden. De vreemdeling is niet in het bezit van een geldig identiteitsbewijs, heeft zich niet aangemeld bij de Korpschef, beschikt niet over voldoende middelen van bestaan, heeft geen vaste woon- of verblij fplaats, wordt verdacht van het plegen van een misdrijf, is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf, is ongewenst verklaard en heeft zich niet aan zijn vertrektermijn gehouden. 3 De vreemdeling stelt zich op het standpunt dat de maatregel onrechtmatig is en heeft daartoe - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Ten onrechte is de politiefunctionaris 1 Haddaoui als tolk opgetreden. Onduidelijk was of hij bekwaam was om als tolk op te treden. Bovendien was hij van afkomst, terwijl de

5 15/06/20,11 17; B33 ADVOCATENPRA NELISSE PAG. 05/06 Regnr.: AWB 11/17924 VRONTN UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht 2 vreemdeling Algerijns is. In ieder geval was hij niet objectief. Voorts heeft de gemachtigde van de vreemdeling niet gezegd dat hij de zaak zou overnemen van de piketadvocaat en is de piketadvocaat ten onrechte weggestuurd. De gemachtigde doet een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaais Amsterdam, van 2 augustus 2006 (LJN: AZ2647). Voorts is verweerder zijn inspanningsverplichting niet nagekomen, nu de Dienst terugkeer en vertrek voorafgaande de bewaring niet bij de vreemdeling langs is geweest 4 Verweerder heeft hetgeen is aangevoerd gemotiveerd weersproken. 5 Er is geen grond voor het oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd is met de Vw 2000, dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. Daartoe overweegt do rechtbank het volgende. De stelling van de vreemdeling, dat ten onrechte een politieman als tolk heeft gefungeerd, faalt, au niet is onderbouwd, noch aannemelijk is gemaakt dat de vreemdeling hierdoor in zijn belangen is geschaad. Het feh dat pas later de gegevens van zijn advocaat ïn zijn fouillering zyn aangetroffen leidt niet tot een ander oordeel, nu niet aannemelijk is geworden dat dit het gevolg is geweest van de gang van zaken bij het tolken. Voor zover gesteld wordt dat in de verkeerde taal is getolkt, nu de politieman van afkomst is en de vreemdeling van afkomst zou zijn, overweegt de rechtbank dat niet is aangegeven dat de door de vreemdeling aldus afgelegde verklaringen niet zouden kloppen noch aannemelijk is gemaakt dat de vreemdeling de tolk niet zou hebben begrepen. Bij het gehoor op 25 mei 2011 te uur heeft de vreemdeling verklaard dat hij de Arabische taal heel goed verstaat en gebruik wil maken van de tolk M. el Hadaoui, zijnde de collega van de betreffende verbalisant Tijdens het geboor voor inbewaringstelling op 25 mei 2011 ora uur heeft de vreemdeling verklaard dat hij de tolk goed kon verstaan in de Arabische taal. Overigens heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat nog niet vaststaat dat de vreemdeling de Algerijnse nationaliteit heeft. Ten aanzien van de gestelde schending van eisers recht op rechtsbijstand overweegt de rechtbank het volgende. In het dossier bevindt zich een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2011, waarin het volgende is vermeld. Op woensdag 25 mei 2011 is om uur de fax naar de piketcentrale voor een advocaat uitgegaan. Tijdens het gehoor voor inbewaringstelling om uur bleek dat in een tas moest worden gezocht welke bij de fouillering zat en de verbalisant heeft vervolgens nogmaals gezocht In een tas van de vreemdeling is alsnog een afgescheurd kartonnetje gevonden met de gegevens van de advocaat. Telefonisch heeft de hulpofficier van Justitie, M. El Hadaoui, de op het kaartje vermelde advocaat in kennis gesteld. Omstreeks uur bleek dat de piketadvocaat zich vervoegde aan het politiebureau. Gelet op deze in voormeld ambtsedig proces-verbaal neergelegde omstandigheden ziet de rechtbank niet in dat eisers recht op rechtsbijstand zou zün geschonden. Dat geldt temeer nu de vreemdeling bljjkens het proces-verbaal van het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling om uur geen bezwaar heeft gemaakt tegen het horen zonder advocaat, maar heeft verklaard; "Ik kan u goed verstaan in de Arabische taal. U zegt mij dat u een advocaat heeft gewaarschuwd. Ik vind dat goed. Ik heb zelf ook een advocaat Hij heet i en woont in." Vervolgens is de vreemdeling op 25 mei 2011 om uur in bewaring gesteld. Dat vervolgens de piketadvocaat, die zich omstreeks uur bij het politiebureau meldde, is weggestuurd maakt niet dat eisers recht op rechtsbijstand is geschonden. In dit kader overweegt de rechtbank nog dat eisers gemachtigde inmiddels op

6 16/06/ : ADVOCÔTENPRA NELISSE PAG. 06/06 Regnr.: AWB 11/17924 VRONTN UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht de hoogte was van de inbewaringstelling van eiser en de volgende dag daartegen beroep heeft ingesteld. Het beroep op voormelde uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, faalt, nu, anders dan in die zaak, in de huidige zaak wel de voorkeursadvocaat is ingelicht. Wat betreft de gestelde schending van verweerders inspanningsverplichting voorafgaande aan de inbewaringstelling overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft in zijn beleid, Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, hoofdstuk A5/ , neergelegd dat zoveel als mogelijk voorkomen dient te worden dat vreemdelingen na hun strafrechtelijke detentie in bewaring gesteld moeten worden. Gelet op dit uitgangspunt van beleid, dat een inspanningsverplichting behelst en niet een garantie aan de vreemdeling dat na strafrechtelijke detentie geen vreemdelingenbewaring meer zal worden toegepast, is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verweerder niet heeft voorkomen dat de vreemdeling na zyn strafrechtelijke detentie in vreemdelingenbewaring ia gesteld, de bewaring niet onrechtmatig maakt Verwezen wordt naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), onder meer de uitspraak van 11 februari 2002, JV 2002, 141, Niet gebleken is dat de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen, 6 Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, m BESLISSING De rechtbank 's-gravenhage RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond; wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.P. Pereira Horta, in tegenwoordigheid van de griffier, mr.drs. M.E. Zee. Uitgesproken in het openbaar op 8 juni RECHTSMIDDEL Krachtens artikel 95 Vw 2000 staat tegen deze uitspraak voor partijen hoger beroep open. De tennijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113,2500 BC Den Haag. (Nadere informatie; www. raadvanstate.nl) Afschrift verzonden op: Q 9 JUNI 2011

7 15/BS/ : ADVÜCATENPRA NELISSE PAG. 01/06 Aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger beroep vreemdelingenzaken Per telefax: Hoger beroepschrift ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 ADVOCATENPRAKTIJK RAAD VAM STATE INGEKOMEN 1 5 JÜN 2011 ZAAKMR.^Q((fQfoS<Pt3 Tm-. GEHANDELD: 00; van Algerijnse nationaliteit (taal: Arabisch), man, zonder vaste woon of verblijfplaats In Nederland, te dezen vertegenwoordigd door, en domicilie kiezende bij, zijn gemachtigde mr. R.F. Nelisse, advocaat te (3072 AP) Rotterdam, kantoorhoudende aan de Wilhelminakade 965, telefoon: ; telefax: , die voorts verklaart tot het instellen van dit beroep bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, geeft het navolgende te kennen: Appellant heeft op 26 mei 2011 beroep ingevolge de Vreemdelingenwet ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, tegen de eerste toepassing jegens hem van een vrijheidsbenemende maatregel ex artikel 59 VW V3 PAR: Bij uitspraak d.d. 8 juni 2011 (registratienummer AWB 11/17924) heeft voornoemde rechtbank dit beroep geheel ongegrond verklaard, welke uitspraak appellant op 9 juni 2011 is toegezonden. Een afschrift van deze uitspraak is bijgevoegd. Appellant kan zich niet verenigen met deze uitspraak van de rechtbank en komt daartegen bij Uw Afdeling in hoger beroep. Appellant voert ter onderbouwing van zijn hoger beroep de volgende grieven aan tegen genoemde uitspraak: GRIEF X Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat de stelling van appellant, dat ten onrechte een politieman ais tolk heeft gefungeerd, faalt, nu niet is onderbouwd, noch aannemelijk Is gemaakt, dat appellant hierdoor in zijn belangen is geschaad. Toelichting: Volgens paragraaf A3/3.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 dient, indien door moeilijkheden met de taal geen of onvoldoende contact met de opgehouden persoon mogelijk is, de hulp van een tolk te worden ingeroepen, die als voldoende bekwaam en objectief kan worden beschouwd. WüMmüufedc^s Td. (GIO) 496 3*'9 ItdmoatfyraktltjihtfdisbtptrkTtotbttbtdragdot «ct Fuc ( ofl4 ) 733 a$ 33 1 Unaktoadtr de bcmpia<mfyr<iktlijkbeidtvtntktms 3073 AP Rotterdam inro@idvociteopraktjjknelisse.nl wordt uitbetaald.

8 15/B6/2B11 17: G33 ADVOCATENPRA NELISSE PAG. 02/06 Appellant heeft gesteld dat niet duidelijk was of de tolk, een politieman, bekwaam was om als tolk op te treden en dat in ieder geval gesteld kan worden dat hij niet objectief was, daar hij dat als politiefunctionaris per definitie niet is. Naast het feit dat de uitspraak waarvan beroep lijdt aan een motiveringsgebrek nu de rechtbank niet is ingegaan op dat verweer, heeft de rechtbank bij de beoordeling van het onderhavige verweer van appellant verkeerde criteria gehanteerd. Immers, niet van belang was of appellant de Arabische taal goed verstaat en of appellant de tolk voldoende begreep, maar of de tolk die taal wel voldoende machtig was, hij appellant voldoende begreep, bekwaam was om als tolk op te treden en voldoende objectief was. Uiteraard was het aan verweerder om aan te tonen dat aan genoemde kwalificaties was voldaan, nu de politie het risico heeft genomen om een niet beëdigde tolk te gebruiken, maar een politiefunctionaris. Overigens is duidelijk dat er bij het verhoor communicatieproblemen zijn geweest met betrekking tot de voorkeursadvocaat van appellant; zodat de rechtbank niet het verweer van appellant kan verwerpen met de motivering dat niet aannemelijk is gemaakt dat dit zijn oorzaak vond in het feit dat appellant de tolk niet begreep. Slechts van belang is ten slotte of de tolk appellant begreep. Grief II Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat het feit dat de piketadvocaat Is weggestuurd niet maakt dat appellants recht op rechtsbijstand is geschonden. Toelichting: Deze motivering is onbegrijpelijk. Een vreemdeling die in bewaring is gesteld heeft recht op een piketbezoek van een advocaat. Wanneer deze advocaat wordt weggestuurd Is dat recht derhalve geschonden. De politie heeft met betrekking tot het advocaatbezoek geen andere taak dan het opgeven aan de piketcentrale of er een voorkeursadvocaat is en zo ja wie. Met de vraag welke advocaat de vreemdeling vervolgens bezoekt heeft de politie zich niet te bemoeien. Het feit dat er beroep is ingesteld heeft met dit alles vanzelfsprekend niets van doen. Onder verwijzing naar het hiervoor gestelde en de overige gedingstukken verzoekt appellant Uw Afdeling-het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, alsmede te beslissen dat de vreemdelingenbewaring 2

9 15/06/ : ADVOCATENPRA NELISSE PAG. 03/B6 onrechtmatig is onder toekenning van een in goede justitie te bepalen schedevergoeding aan appellant. Voorts verzoekt appellant Uw Afdeling de Staat der Nederlanden te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het hoger beroep bij Uw Afdeling heeft moeten maken. Rotte rdp Gemachtti«le 3