Thema 6 Werk zoeken. Inhoudsopgave

Transcriptie

1 Thema 6 Werk zoeken Inhoudsopgave 6.1 Op zoek naar werk 6.2 Herhaling: praten over nu 6.3 Meerkeuzevragen beantwoorden 6.4 Vacatures 6.5 Luisteren naar zorgen voor 6.6 Informatie vragen over een vacature 6.7 Ik heb opgeruimd zij hebben samengewerkt 6.8 Formulier uitzendbureau 6.9 Herhaling: zinnen maken (1) 6.10 Het sollicitatiegesprek 6.11 Woorden met -tie 6.12 Ik heb bedoeld hij heeft ontdekt

2 THEMA WERK ZOEKEN Op zoek naar werk 1 Bespreek samen. 1. Wat voor werk doe je? Of wat voor werk heb je vroeger gedaan? 2. Hoe kun je werk zoeken in Nederland? 2 Lees de tekst. ** Schrijf deze kopjes op de goede plaats in de tekst: Stuur een open sollicitatie. Ga vrijwilligerswerk doen. Schrijf je online in bij een uitzendbureau. Zoek vacatures. Vertel veel mensen dat je werk zoekt. Werk zoeken Als je graag een baan wilt, dan moet je werk zoeken en solliciteren. Zo kun je werk vinden: 1. Als een werkgever personeel zoekt, heeft zijn bedrijf een vacature. Je kunt vacatures in een krant of op het internet vinden. Maar ze hangen soms ook op het raam van een winkel of een bedrijf. In een vacature lees je informatie over de functie en over de persoon die de werkgever zoekt. Die persoon moet een aantal dingen kunnen. En hij moet bijvoorbeeld technisch of sociaal zijn. De meeste vacatures vind je op internet. Dit zijn twee belangrijke websites: Heb je een interessante vacature gevonden? Dan kun je een brief of een sturen. Soms kun je zelfs direct online solliciteren. In de vacature staat altijd hoe je moet reageren. 2. Vertel aan je familie, vrienden en kennissen dat je werk zoekt. Ze kunnen je dan helpen met werk zoeken. Misschien ziet je vriend een leuke vacature voor je op internet. Of misschien zoekt de werkgever van je buurman een nieuwe werknemer. Je buurman kan dan tegen zijn werkgever zeggen dat jij het werk goed kunt. 228

3 3. Je kunt je ook via internet bij een uitzendbureau inschrijven. Een uitzendbureau zoekt dan vacatures voor jou. Dat is een voordeel. Maar je werk is meestal tijdelijk. Je krijgt dan een contract voor een paar weken of maanden. Dat is een nadeel, want je moet dan snel weer nieuw werk zoeken. 4. Heeft een bedrijf op dit moment geen vacatures, maar wil je daar wel graag werken? Je kunt dan toch een sollicitatiebrief sturen. Bedrijven bewaren deze sollicitaties vaak. Werkgevers vinden het fijn als mensen interesse hebben in hun bedrijf. Als er een vacature is, kijken ze eerst naar de sollicitaties die ze al hebben. 5. Je kunt ook vrijwilligerswerk doen. Dat is werk waarvoor je geen salaris krijgt. Soms krijg je wel een klein bedrag. Door vrijwilligerswerk kun je nieuwe dingen leren, ontmoet je mensen en krijg je meer ervaring. de vacature, de vacatures solliciteren de werkgever de functie de persoon de kennis, de kennissen de werknemer het voordeel tijdelijk het contract het nadeel de sollicitatiebrief bewaren interesse hebben (in) 3 Lees de tekst nog een keer. ** 1. Waar vind je vacatures? Noem twee plaatsen. 2. Welke informatie vind je in vacatures? 3. Op welke manieren kun je solliciteren? 4. Waarom moet je veel mensen vertellen dat je werk zoekt? 5. Wat is handig aan een uitzendbureau? 6. Wat is niet handig aan een uitzendbureau? 7. Jarno wil graag bij de supermarkt werken, maar er is nu geen vacature. Jarno stuurt wel een sollicitatiebrief. Waarom is dat slim? 8. Wil jij vrijwilligerswerk doen? Vertel ook waarom. 4 Zoek bij elkaar. Trek een lijn. 1. de werkgever 2. een persoon 3. tijdelijk 4. interesse hebben in 5. een contract a. iemand b. interessant vinden c. voor een korte periode d. een papier met afspraken e. de baas 229

4 THEMA WERK ZOEKEN 6 5 Kies het goede antwoord. 1. Wie werkt er voor een baas? a. een werknemer b. een werkgever c. een kennis 2. Wat vind je op de website van een uitzendbureau? a. nadelen b. vacatures c. een contract 6 Beantwoord de vragen. Bedenk zelf antwoorden. Schrijf hele zinnen. 3. Hoe noem je iemand die je een beetje kent? a. een persoon b. een kennis c. een functie 4. Wat stuur je als je een baan interessant vindt? a. een functie b. een sollicitatiebrief c. een contract 1. Wat is een nadeel van met de fiets gaan? 2. Wat is een voordeel van met de fiets gaan? 3. Welke dingen bewaar jij? 4. Welke functie vind jij interessant? 5. Waarom ga je solliciteren? 7 Waar ligt de klemtoon? * Luister naar de docent of de computer. 1. ad - vo - caat 6. werk - ne - mer 2. va - ca - tu - re 7. tij - de - lijk 3. sol - li - ci - te - ren 8. per - soon 4. werk - ge - ver 9. be - wa - ren 5. in - te - res - se 10. con - tract 11. func - tie 12. sol - li - ci - ta - tie - brief 13. ken - nis 14. na - deel 15. voor - deel Klaar? Luister nog een keer naar de woorden. Zeg de woorden na. 8 Vul in. ** 1. Als ik naar de winkels ga, zie ik vaak mensen die ik ken. Ik heb veel k in mijn stad. 2. Heb jij i in die baan? Dan moet je een sturen naar jaap.hordijk@gmail.com. 3. Zoek jij een baan als timmerman? Dan moet je eens naar deze v kijken! 4. Ik wil heel graag in het ziekenhuis werken. Ik ga vanmiddag een s schrijven. 5. Voor welke f gaat Brenda morgen solliciteren? Voor tandartsassistente. 6. Mijn baas is vriendelijk en geeft een goed salaris. Hij is een goede w. 7. Over vier maanden gaat Rick studeren. Daarom heeft hij een t baan. 230

5 9 Schrijf de tegenstelling. ** 1. vast contract tijdelijk contract 2. het voordeel het 3. de werkgever de 4. weggooien 10 Maak zinnen met de woorden. ** 1. een contract 2. het voordeel 3. solliciteren 4. personen Ga naar en maak de opdrachten bij 6.1. ** 6.2 Herhaling: praten over nu 11 Lees de tekst. ** Je hebt in TaalCompleet A1 en in 1.11 van dit boek regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd geleerd. Hier herhalen we de tegenwoordige tijd. drinken ik drink jij drinkt drink jij u drinkt hij/zij drinkt wij drinken jullie drinken zij drinken zijn ik jij u hij/zij wij jullie zij ben bent ben jij bent is zijn zijn zijn hebben ik heb jij hebt heb jij u hebt / heeft hij/zij heeft wij hebben jullie hebben zij hebben komen ik kom jij komt kom jij u komt hij/zij komt wij komen jullie komen zij komen gaan willen kunnen mogen ik jij u hij/zij wij jullie zij ga gaat ga jij gaat gaat gaan gaan gaan ik jij u hij/zij wij jullie zij wil wil / wilt wil jij wil / wilt wilt u wil willen willen willen ik jij u hij/zij wij jullie zij kan kan / kunt kan / kun jij kan / kunt kunt u kan kunnen kunnen kunnen ik jij u hij/zij wij jullie zij mag mag mag jij mag mag mogen mogen mogen Je oefent in de volgende opdrachten met de tegenwoordige tijd. Vind je de opdrachten moeilijk? Of maak je veel fouten? Lees dan 1.11 en 6.2 nog een keer. 231

6 THEMA WERK ZOEKEN 6 12 Wat is de goede vorm van het werkwoord? 1. Farida niet aan het weer in Nederland. a. wen b. went c. wennen 2. Hoe het eten? a. smaak b. smakt c. smaakt 3. De medewerker het product aan. a. wijs b. wijst c. wijzen 4. jullie een horloge om? a. Hebt b. Heeft c. Hebben 5. Els erg van kunst. a. hout b. houd c. houdt 6. Felix morgen solliciteren. a. ga b. gat c. gaat 7. Janna en Niels ook op je verjaardag? a. Kom b. Komt c. Komen 8. Suzanne voor haar examen gezakt. a. ben b. is c. zijn 13 Schrijf het enkelvoud. * 1. Wij verven de keuken. Ik verf de keuken. 2. Zij zijn buiten. Zij buiten. 3. De cursisten pakken een papier. De cursist een papier. 4. Willen jullie koffie? u koffie? 5. Wij reizen graag met de trein. Ik graag met de trein. 6. Komen jullie gauw eens op bezoek? je gauw eens op bezoek? 7. De jongens maken de auto. De jongen de auto. 8. Zij hebben weinig geld. Hij weinig geld. 14 Schrijf de goede vorm van het werkwoord. * 1. (zijn) jij morgen thuis? 2. Joost (bieden) 70,- voor de fiets. 3. Ik (organiseren) morgenavond een feestje. 4. Het kind (verliezen) zijn handschoen. 5. Ik (bellen) even naar mijn vriendin. 6. De kok (proeven) de soep. 7. (hebben) jij een pen voor mij? 8. Mijn vrienden en ik (ontdekken) graag nieuwe cafeetjes. 232

7 15 Maak de zinnen af. ** Gebruik de woorden die tussen haakjes staan. Gebruik de tegenwoordige tijd. 1. Ik hoef geen suiker in mijn koffie. (hoeven) 2. Peter (brengen) 3. Het kind (rennen) 4. Mijn buurvrouw (komen) 5. Wij (verhuizen) 6. De klant (zijn) 7. Ik (sparen) 8. De man (staan) Ga naar en maak de opdrachten bij 6.2. ** 6.3 Meerkeuzevragen beantwoorden 16 Lees de tekst. ** In dit boek en op het examen moet je vragen beantwoorden bij leesteksten en luisterteksten. Veel vragen zijn meerkeuzevragen. Je moet dan het goede antwoord kiezen. Op de examens Lezen en Luisteren krijg je altijd meerkeuzevragen. Je moet dan kiezen uit drie of vier antwoorden. Er is altijd maar één antwoord goed! 17 Bespreek samen. ** 1. Vind je meerkeuzevragen makkelijk of moeilijk? Waarom? 2. Lees jij eerst de vraag en de antwoorden? Of lees of luister je eerst (naar) de tekst? Lees de opdracht goed. Lees altijd eerst de vraag en de antwoorden. Let ook goed op kleine woorden in de vraag en in de antwoorden. Bijvoorbeeld op niet en geen. 18 Luister naar de tekst en beantwoord de vragen. ** Ga naar en luister naar tekst 6.3. Je hoort Richard. Hij werkt in een ziekenhuis als verpleegkundige. Zijn baas wil hem spreken. Richard gaat naar zijn baas. 1. Richard kan op donderdag extra werken. waar niet waar 2. Richard weet zeker dat hij op maandag extra kan werken. waar niet waar 233

8 THEMA WERK ZOEKEN 6 19 Bespreek samen. ** Welke antwoorden heb je gekozen in opdracht 18? Waarom heb je die antwoorden gekozen? Lees de antwoorden goed. Soms lijkt een antwoord goed, omdat dezelfde woorden ook in de tekst staan. Maar de informatie is niet altijd precies hetzelfde. Lees daarom de antwoorden heel goed. In welk antwoord staat precies dezelfde informatie als in de tekst? Kijk goed naar de antwoorden als je leest of luistert. Zet een streep door de antwoorden die zeker fout zijn. Het is dan makkelijker om het goede antwoord te vinden. 20 Lees de vragen en zoek de antwoorden in de tekst. ** 1. Wat heeft Sergey in Rusland gedaan? a. Hij heeft alleen de basisschool gedaan. b. Hij heeft heel lang bij een drogist gewerkt. c. Hij heeft veel schoonmaakwerk gedaan. 2. Waarom heeft Sergey de baan in het restaurant niet gekregen? a. Zijn vrouw wil niet dat hij bij hetzelfde bedrijf komt werken. b. Zijn Nederlands is niet goed genoeg en hij heeft geen ervaring. c. Hij heeft een maand te laat gesolliciteerd. Een baan vinden is niet makkelijk! Sergey s opleiding en werkervaring Sergey zoekt een baan. Hij komt uit Rusland. Hij is daar naar de basisschool geweest en heeft het diploma van de middelbare school gehaald. Het was niet makkelijk om werk te vinden in Rusland. Vaak had hij baantjes voor een korte periode. Hij heeft in verschillende winkels gewerkt. Bijvoorbeeld in een schoenenwinkel en ook bij een drogist. Verder heeft hij allerlei schoonmaakbaantjes gehad, maar dat werk vond hij minder leuk. Het liefst werkt hij met mensen. Werk zoeken in Nederland Sinds anderhalf jaar woont Sergey in Nederland. Zijn vrouw heeft hier een vast contract bij een groot bedrijf. Sergey heeft een maand geleden gesolliciteerd bij het bedrijf van zijn vrouw. Ze zochten iemand voor het restaurant. Maar helaas is dat niet gelukt. Hij spreekt nog niet goed genoeg Nederlands en hij heeft geen ervaring. Een nieuwe vacature Sergey heeft nu een andere vacature gevonden. Bij een garage in de buurt zoeken ze een schoonmaker voor s avonds. Sergey doet liever ander werk, maar het is goed om mee te beginnen. Misschien kan hij in de toekomst met auto s werken. Daar heeft hij ook ervaring mee. Hij hielp zijn vader vroeger altijd als de auto kapot was. 234

9 21 Bespreek samen. ** 1. Welk antwoord heb je gekozen bij vraag 1 in opdracht 20? Waarom? 2. Waarom zijn de andere antwoorden fout? 3. Welk antwoord heb je gekozen bij vraag 2 in opdracht 20? Waarom? 4. Waarom zijn de andere antwoorden fout? Lees de vraag goed. Soms staat de informatie uit alle antwoorden in de tekst, maar één antwoord past bij de vraag en de andere antwoorden niet. Het is dus belangrijk dat je de vraag goed leest. Dan weet je welke informatie je moet zoeken. 22 Bespreek samen. ** De vraag is weg. Lees de antwoorden. Kun je weten wat het goede antwoord is? Waarom wel of waarom niet? Xxxxxx xxxx xxx xxxxxxx xxx xxxxxxxx? a. Sergey heeft bij een restaurant gesolliciteerd. b. Sergey gaat bij een garage solliciteren. c. Sergey hoopt dat hij in de toekomst met auto s kan werken. Bij de vorige opdracht kun je de vraag niet lezen. Je kunt nu niet het goede antwoord kiezen, want je weet niet welke informatie je moet zoeken. 23 Lees de tekst nog een keer en beantwoord de vragen. ** 1. Waar heeft Sergey gesolliciteerd? a. Sergey heeft bij een restaurant gesolliciteerd. b. Sergey gaat bij een garage solliciteren. c. Sergey hoopt dat hij in de toekomst met auto s kan werken. 2. Waarom gaat Sergey bij een garage solliciteren? a. Sergey heeft bij een restaurant gesolliciteerd. b. Sergey gaat bij een garage solliciteren. c. Sergey hoopt dat hij in de toekomst met auto s kan werken. Je ziet nu dat het erg belangrijk is dat je de vraag goed leest! Tips bij het beantwoorden van meerkeuzevragen Lees eerst de vraag en de antwoorden! Zoek daarna het antwoord in de tekst. Let goed op kleine woorden, bijvoorbeeld niet en geen. Zoek het antwoord op een vraag altijd in de tekst en kies niet wat jij zelf denkt! Kies altijd maar één antwoord. Als je twee antwoorden kiest, is het fout. Het is geen probleem als je een paar keer een antwoord met dezelfde letter kiest. Weet je het antwoord echt niet? Kies dan toch een antwoord. Misschien kies je toevallig goed! Als je niets invult, is het altijd fout. Ga naar en maak de opdrachten bij 6.3. ** 235

10 THEMA WERK ZOEKEN Vacatures 24 Bespreek samen. 1. Waar zoek jij vacatures? 2. Vind jij het makkelijk of moeilijk om vacatures te lezen? Waarom? 25 Lees de tekst. ** Vacature: schoonmaker (m/v) Onze klanten zijn erg tevreden over onze kwaliteit. Ons bedrijf groeit en daarom zoeken wij een nieuwe medewerker. Ben jij die persoon? Dit vragen wij: Je ruimt graag op en je vindt schoonmaken leuk. Je werkt hard. Je kunt minimaal 15 uur per week werken. Je hebt een rijbewijs. Je hebt een goede kennis van de Nederlandse taal. Dit krijg je: Je werkt voor een leuk bedrijf met gezellige collega s. Je krijgt een opleiding: je leert alles over schoonmaken. Je krijgt een oproepcontract. Wij bellen je dus als we werk voor jou hebben. Je werkt in verschillende kantoren en op verschillende tijden. Je kunt een auto van het bedrijf lenen of je krijgt een pasje om te tanken. Bel voor meer informatie naar Frits van Buuren op Of stuur je sollicitatie naar fvanbuuren@schoonmaak.nl. Vacature: barmedewerker (m/v) Werk jij graag achter de bar? Kun je vlug werken? En ben je vanaf eind mei minimaal 3 avonden per week beschikbaar? Dan zoeken wij jou voor ons gezellige Italiaanse restaurant in Zaltbommel. Eisen: Je hebt een mbo-diploma plus minimaal 2 jaar ervaring in een restaurant. Je kunt goed met mensen omgaan en je praat graag. Je bent een harde werker. Je vindt het niet erg om in het weekend of op feestdagen te werken. Je kunt goed samenwerken. Wij bieden: een fijne werkplek met leuke collega s interessante cursussen een goed salaris Heb je interesse? Stuur dan voor 1 mei je cv en sollicitatiebrief naar antonio@casadiroma.nl. 236