voor het Groene Hart

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "voor het Groene Hart"

Transcriptie

1 Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart

2

3

4

5 Ontwikkelingsprogramma voor het Stuurgroep Groene Hart van de provincies november 2005 Eerder in deze reeks: de Balans van het Groene Hart, maart 2005 Vervolgnota: Uitvoeringsplan voor het Groene Hart, verwacht in januari 2006

6 Lenie Dwarshuis Jan Pieter Lokker Leen van der Sar Patrick Poelmann Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart

7 Voorwoord Het Groene Hart is de plek waar Holland echt Holland is. Het gebied heeft laaggelegen veenweiden met grazende koeien, uitgestrekte polders onder fraaie luchten, plassengebieden en oude waterlopen. Ook kun je er bijzonder cultuurhistorisch erfgoed vinden in stadjes met een karakteristieke oude binnenstad, in dorpen met monumentale boerderijen, met oude vestingwerken en met de aloude maakindustrie langs rivieren. Het Groene Hart is de binnentuin van de Randstad; een bijzonder, veelzijdig en open gebied een open ruimte omringd door de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. De ligging en karakteristieken van het Groene Hart maken het tot een gebied dat even waardevol als kwetsbaar is. Het is waardevol door de unieke combinatie van natuur, landschap en cultuurhistorie, maar kwetsbaar voor verstedelijking, bodemdaling en klimaatverandering. Onlangs keek het VARA-programma Vroege Vogels tachtig jaar vooruit naar 6 november De doemscenario s voor de delta waar het Groene Hart deel van is waren: water, woestijn, steen of rietland. Dirk Sijmons, rijksadviseur voor het landschap, schetste een wereldwijde trend. Dertig procent van de wereldbevolking woont in bij elkaar maar veertig deltagebieden. Eén ervan is de Randstad. De druk op dergelijke delta s is enorm en overal gebeurt hetzelfde. De stad kan meer voor de grond betalen en verdringt de landbouw; de landbouw schuift een stukje op en ontgint kostbare wetlands. Dat oprolproces is hier misschien al duizend jaar aan de gang en nu is de ruimte eigenlijk op. Zonder goed beleid wordt het Groene Hart volgebouwd. De verwachtingswaarde van de grond is zo hoog, dat als we niks doen eerst de grondgebonden landbouw en vervolgens de natte gebieden dreigen te verdwijnen. Het is dus van belang om met een strakke ordening de hyperventilerende grondprijzen tot bedaren te brengen. Ik ben het daar mee eens, maar het is slechts een onderdeel van een pakket aan concrete acties en maatregelen. Dit Ontwikkelingsprogramma, dat met inzet en inbreng van vele bestuurlijke en maatschappelijke partners tot stand is gekomen, biedt zeer concrete voorstellen voor de korte termijn en heldere aanknopingspunten voor de verdere toekomst. De drie Groene Hart provincies willen hiermee het waardevolle beschermen en de diverse kwaliteiten van het gebied met het oog op de toekomst ontwikkelen. Het Groene Hart gaat niet op slot, ook ontwikkelingsplanologie voor wonen, werken en recreëren is wenselijk. Wij zijn ons ervan bewust dat dit aanpassingen in allerlei sectoren vergt. Zo speelt het inzetten op nieuwe vormen van agrarisch ondernemerschap daarbij een belangrijke rol. De boeren hebben we ook in de toekomst hard nodig! Het debat over de toekomst van het Groene Hart vindt op veel plekken plaats en dat is een goede zaak. Niet alleen verschenen er de afgelopen maanden interessante onderzoeksrapporten, ook in de praktijk gaan burgemeesters, dijkgraven, landinrichtingscommissies, landbouwers, ontwikkelaars en recreanten het gesprek aan. Ik ben daar met mijn mede stuurgroepleden Leen van der Sar, Patrick Poelmann en Jan Pieter Lokker verheugd over, het tekent de betrokkenheid bij het Groene Hart. Ook vanuit Europa is er veel belangstelling voor hoe wij hier in het Groene Hart zorgen voor het behoud en de versterking van een kwalitatief goede ruimte. We wisselen kennis uit met collega s uit onder andere Frankrijk, België, Duitsland en Engeland en we trekken samen op richting de Europese structuurfondsen. De zorg voor de open ruimte in verstedelijkt gebied speelt namelijk in meerdere Europese regio s. Wat we met het Groene Hart willen, hebben we nu aardig in het vizier. Hoe we het gaan uitvoeren, daar moeten we nu zaken over doen, op lokaal, regionaal, nationaal èn op Europees niveau.. Het is vijf voor twaalf, zeiden we de afgelopen maanden. Met het verschijnen van dit Ontwikkelingsprogramma durf ik te zeggen: het is nu of nooit! Lenie Dwarshuis Voorzitter Stuurgroep Groene Hart Ontwikkelingsprogramma 5 voor het Groene Hart

8 Inhoud 1 Inleiding Een vernieuwd Ontwikkelingsprogramma Nota Ruimte Ambities Verantwoording 9 2 Ontwikkelingsperspectief Een nieuwe kwaliteitszonering Landschappelijke zonering Sociaal-economische dynamiek Toerisme, recreatie en cultuurhistorie De opgave voor het Ontwikkelingsprogramma 31 3 Uitvoeringsperspectief Sturingsfilosofie Vier uitvoeringsaccenten 34 4 Ontwikkelingsprogramma Programmering Iconen Overige gebiedsgerichte projecten Beleidsagenda 48 5 Samenhang met het Rijksprogramma 51 6 Contouren van de uitvoering 55 Ontwikkelingsprogramma 6 voor het Groene Hart

9 1Inleiding 1.1 Een vernieuwd Ontwikkelingsprogramma Sinds de jaren zeventig zijn veel inspanningen verricht om de openheid van het Groene Hart te bewaren. Gegeven de enorme ruimtedruk in de omgeving, is dat beleid succesvol geweest. Grootschalige suburbanisatie is niet opgetreden en het stedelijke programma is voor een groot deel geconcentreerd op de stedelijke ring van de Randstad, in groeikernen en recent in Vinexwijken. Lange tijd was het beleid vooral georiënteerd op woningbouwaantallen. Het restrictief beleid maakte niet de slag naar een kwaliteitsbeeld. Nog steeds moet het Groene Hart gevrijwaard blijven van overmatige stedelijke druk, maar de slag naar een meer op kwaliteit gericht beleid moet nu worden gemaakt. Openheid is als uniforme doelstelling te grof en ongedifferentieerd geworden. De Nota Ruimte van het Rijk reageert daarop, door de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord- Holland opdracht te geven om een ontwikkelingsgerichte ruimtelijke aanpak te formuleren. Dat vertaalt zich in integrale projecten, waarin ontwikkelingsstrategieën voor onder meer landschap, water en een vitale sociaal-economische structuur zijn verweven. Een ontwikkelingsgerichte aanpak van het Groene Hart vraagt om eendracht tussen de betrokken partijen en samenwerking in de uitvoering. Dat is de enige manier om de complexiteit van het gebied te lijf te gaan. Daarom zijn maatschappelijke organisaties zich aan het mobiliseren in een Groene Hart Pact, daarom hebben gemeenten zich georganiseerd in het Woerdens Beraad, daarom richt de Vereniging Deltametropool zich nadrukkelijk op de Randstad én het Groene Hart. En daarom werken de drie betrokken provincies samen in één stuurgroep. De in februari verschenen Balans van het Groene Hart, uitgebracht door de Stuurgroep, was onder meer bedoeld als een open uitnodiging voor al deze partners om het gesprek over de ontwikkeling van het Groene Hart aan te gaan. Dat gesprek is van start gegaan en is een van de belangrijkste bronnen bij het totstandkomen van het Ontwikkelingsprogramma en het hierop volgende Uitvoeringsplan. Uit deze drie documenten tezamen zal het Uitvoeringsprogramma Groene Hart worden samengesteld. De gemeenschappelijkheid moet doorwerken in het vooruitkijken naar de lange termijn en in het handelen op korte termijn. Het nieuwe Ontwikkelingsprogramma gaat in op beide. Voor het handelen op korte termijn bevat het een programma van concrete projecten, die stuk voor stuk samenwerking in de uitvoering vragen. Het vooruitkijken naar de lange termijn is onderwerp van het ontwikkelingsperspectief. De nieuwe opgave De belangrijkste reden om de lange termijn expliciet in het Ontwikkelingsprogramma op te nemen, is dat sinds 1999 (toen het vorige Ontwikkelingsprogramma van het Bestuurlijk Platform Groene Hart verscheen) de wateropgave veel scherper in beeld is. De combinatie van de wateropgave en de bodemdaling van de veengronden zal aanzienlijke effecten hebben op het ruimtegebruik in het Groene Hart. Dit proces speelt zich over een periode van vele tientallen jaren af, maar moet nu al terdege worden voorbereid. Het huidige gebruik leidt tot een versnipperde waterhuishouding die een zeer intensief beheer zal vergen. Een voortgaand proces van inklinking en oxidatie zal het veen plaatselijk doen verdwijnen. De toekomst van de landbouw, de belangrijkste economische drager van het landschap, staat onder invloed van bewegingen op de internationale markt. Het Ontwikkelingsprogramma zet een nieuwe koers uit voor de veenweidegebieden en zet de uitvoering in gang. De waterhuishouding van de veenweiden is lokaal nauw verbonden met die van de droogmakerijen. Er is nog weinig zicht op de nieuwe kansen die dat voor de droogmakerijen oplevert. Die kennisachterstand moet in hoog tempo worden ingelopen, dus de droogmakerijen staan prominent op de beleidsagenda. Voor een krachtige aanpak is draagvlak bij de gemeenten essentieel. Gemeenten zijn niet zelden trots op hun positie in het Groene Hart, maar moeten zich wel erkend voelen in hun ruimtelijke, economische en sociaal-maatschappelijke problematiek. Het Ontwikkelingsprogramma doet dat door het ontwikkelingspotentieel van het Groene Hart te benoemen en door een gedifferentieerde aanpak, waarbij elke gemeente wordt benaderd vanuit zijn positie in het landschap. Dat vraagt om snelle actie, want stedelijke ontwikkelingen verlopen snel en hebben een onomkeerbaar effect op het landschap. Ontwikkelingsprogramma 7 voor het Groene Hart

10 De maatschappelijke belangstelling voor het Groene Hart is alom aanwezig. Maar de waardering wordt soms te veel op de proef gesteld. Het water zet de opgave op scherp, maar in termen van draagvlak geldt dat misschien nog wel meer voor de ontoegankelijkheid of zelfs de onzichtbaarheid van het Groene Hart. De maatschappelijke waardering voor het landelijk gebied, en daarmee het draagvlak voor investeringen, is sterk afhankelijk van de mate waarin bewoners en bezoekers ervan kunnen genieten. De bereikbaarheid en toegankelijkheid van het landschap moeten worden verbeterd, wil het Groene Hart zijn betekenis voor het woon- en werkmilieu in de Randstad Holland. 1.2 Nota Ruimte Het Rijk bevestigt de bijzondere positie van het Groene Hart door het aan te wijzen als Nationaal Landschap. Het is bovendien een van de vier uitvoeringsprogramma s in de Nota Ruimte, naast onder meer de Noordvleugel en de Zuidvleugel van de Randstad. Conform het motto decentraal wat kan, centraal wat moet, legt het Rijk het initiatief voor de uitwerking en de uitvoering van het beleid bij de provincies. Het Bestuurlijk Platform Groene Hart is daarom opgeheven. Het heeft plaatsgemaakt voor de Stuurgroep Groene Hart, waarin de drie betrokken provincies (Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland) samenwerken. Dit Ontwikkelingsprogramma is een product van de gemeenschappelijke Stuurgroep, tot stand gekomen in samenwerking met veel andere organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het Groene Hart. Het is de opvolger van het Ontwikkelingsprogramma dat het Bestuurlijk Platform in 1999 uitbracht. Het Rijk fungeert als opdrachtgever van de Stuurgroep. De minister van LNV treedt op als coördinerend minister. Het uitgangspunt voor het Ontwikkelingsprogramma is volgens de Nota Ruimte een kwaliteitszonering met een indeling in deelgebieden: soms gericht op groene ontwikkeling met beperkingen voor bouwactiviteiten en ontwikkeling van de bestaande steden en dorpen, soms gericht op kwaliteitsverbetering en aanbod van ontwikkelruimte. Als specifieke opgaven worden genoemd: duurzaam behoud van de kwaliteiten van de veenweidengebieden, een goede samenhang met de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en de Natte As, behoud en versterking van de economische vitaliteit van het gebied, benutting van de kansen die het water biedt, benutting van functiecombinaties met wateropgaven, integratie en snelle uitvoering van de lopende strategische Groene Hart-projecten. Aan de status van nationaal landschap verbindt de Nota Ruimte het volgende beleid: Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom behoud door ontwikkeling het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. Dat betekent dat de landschappelijke kwaliteiten mede sturend zijn voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of versterkt. 1.3 Ambities De centrale en gemeenschappelijke ambitie van de drie provincies luidt: De provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland ontwikkelen samen met andere partijen een landschappelijk mooi, ecologisch waardevol en economisch vitaal Groene Hart, waar het voor inwoners en recreanten goed toeven is. Het Groene Hart draagt bij aan het oplossen van de ruimtelijke opgaven in de Randstad en andersom. Dat gebeurt vanuit het besef dat het Groene Hart een integraal onderdeel is van het internationaal concurrerende stedelijke netwerk van de Randstad Holland. Deze ambitie sluit aan bij de gemeenschappelijke doelstellingen van PURPLE (Peri Urban Regions Platform Europe). PURPLE is een netwerk van elf Europese regio s onder stedelijke druk, dat een actieve beïnvloeding van het Europese (landbouw) beleid beoogt, gericht op een goede balans tussen open ruimte en landelijk gebied enerzijds en stedelijke en economische dynamiek anderzijds. Behoud van een kritieke massa van landbouw in deze gebieden is daartoe essentieel. De ambitie voor het Groene Hart vloeit voort uit de Intentieverklaring Doorpakken in het Groene Hart, die Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart

11 de ministers van VROM en LNV en de drie provincies in juni 2004 hebben gesloten. Hierin is deze als volgt uitgewerkt: Er zijn veel partijen, zowel binnen de overheid als in de particuliere sector, die een bijdrage leveren aan het behoud en de ontwikkeling van deze kwaliteiten. In dat besef streven het kabinet, zoals verwoord in de Nota Ruimte, en de provincies gezamenlijk naar een nieuwe aanpak voor het Groene Hart, waarbij het goede wordt behouden en nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De gezamenlijke ambitie is te komen tot een ontwikkelingsgerichte en gebiedsgerichte benadering voor het Groene Hart en tot een versterking van de uitvoering van het beleid. Naast de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische aspecten, moeten de economische en toeristisch-recreatieve aspecten, en de betekenis die het gebied heeft voor wonen en werken worden betrokken. Uitgangspunt voor de ruimtelijke ordening is een kwaliteitszonering met een indeling in deelgebieden: soms gericht op groene ontwikkeling en kansen voor water, soms gericht op kwaliteitsverbetering en aanbod van ontwikkelruimte. Het eerste beleidsdocument dat de Stuurgroep van de drie provincies heeft gemaakt, is de Balans van het Groene Hart. Deze verscheen in februari De Balans inventariseert de stand van zaken in het beleid van dat moment in het licht van de nieuwe opgave. In dat beleid staan de kwaliteitszonering uit 2000 en 26 gebiedsgerichte projecten in voorbereiding of in uitvoering centraal. De Balans leidt uit de analyse de benodigde beleidsomslag af. Op negentien punten is de noodzaak van een omslag geïdentificeerd. Dit Ontwikkelingsprogramma vertelt wat de drie Groene Hart-provincies willen en waarom. Het is primair opgesteld voor het overleg met het Rijk over de rijksbijdrage aan de ontwikkeling van het Groene Hart. In de tweede plaats vormt het een basis voor het gesprek met regionale partijen die bij de toekomst van het Groene Hart betrokken zijn: maatschappelijke organisaties, gemeenten, waterschappen en marktpartijen. Net als de Balans van het Groene Hart uit 2005 en het later dit jaar te verschijnen Uitvoeringsplan is het Ontwikkelingsprogramma een van samenstellende delen van het Uitvoeringsprogramma Groene Hart. Naarmate meer duidelijkheid ontstaat over de bijdragen van het Rijk en andere partijen, zal het Uitvoeringsprogramma definitiever vorm kunnen krijgen. Onderbouwende onderzoeksgegevens en de verantwoording over de aansluiting bij andere beleidsprogramma s zijn niet of summier opgenomen. Deze zijn in uitgebreidere vorm te vinden in andere documenten die door of voor de Stuurgroep Groene Hart zijn gemaakt: met name de Balans van het Groene Hart uit februari 2005 en onderzoeksrapporten over de concretisering van de kwaliteitszonering en over de audit van Groene Hart-projecten, beide uit juli Bij het opstellen van het Ontwikkelingsprogramma speelden vijf werkplaatsen een centrale rol. Tijdens deze werkplaatsen is samen met andere overheden en maatschappelijke partijen, in wisselende samenstelling, gewerkt aan de visievorming voor het Groene Hart en de wijze waarop de uitvoering gestalte kan krijgen. De verslaglegging daarvan is te vinden in een afzonderlijke publicatie: Werkplaatsen Groene Hart; meningen en ideeën op weg naar het Ontwikkelingsprogramma. Tijdens een consultatieronde in september zijn de hoofdlijnen van het Ontwikkelingsprogramma met belanghebbenden en belangstellenden besproken. Het Ontwikkelingsprogramma geeft inhoud aan de benodigde omslagen. Het geeft aan welke veranderingen wenselijk zijn in de ruimtelijke ontwikkeling en in de organisatie, de financiering en de aansturing op projectniveau. 1. Verantwoording Ontwikkelingsprogramma 9 voor het Groene Hart

12 De noodzakelijke omslagen volgens de Balans van het Groene Hart, februari 2005 In de ruimtelijke opgave 1 naar het Groene Hart als integraal onderdeel van de Randstad 2 naar een strategie voor behoud én ontwikkeling 3 naar het erkennen en benutten van de dynamiek van wonen, werken en mobiliteit 4 naar een kwaliteitszonering met een differentiatie in ruimtelijke kwaliteit en daarmee verschillende opgaven 5 naar een geconcretiseerde kwaliteitszonering per deelgebied en naar realisatie 6 naar een focus op de grote opgaven: de toekomst van het veenweidelandschap de transformatieopgave de wateropgave de recreatieve potenties de Natte As de synergie met de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam 7 naar een cultuur van afspraak is afspraak 8 naar een actief landschapsbeheer In de uitvoeringsthema s en projecten 9 naar een focus op projecten die ertoe doen, in het licht van de kwaliteitszonering en de grote ruimtelijke opgaven 10 naar een gezaghebbend pakket van projecten/programma s met heldere doelstellingen en te bereiken resultaten, een duidelijke probleemeigenaar en voldoende commitment 11 naar programmamanagement en een goede regie op de uitvoering 12 naar ruimte voor experimenten In de financiering en het instrumentarium 13 naar een investeringsstrategie waarin ook de markt participeert 14 naar rood voor groen 15 naar een innovatieve investeringsstrategie waarin beheer een integraal onderdeel is 16 naar vernieuwing in instrumenten 17 naar langjarige financiële zekerheid In de uitvoeringsorganisatie en het proces 18 naar commitment en niet-vrijblijvende afspraken van bestuurlijke en maatschappelijke partners onderling 19 naar verinnerlijking door partijen en versterking van het imago bij burgers Kaartnaam Ontwikkelingsprogramma 10 voor het Groene Hart

13 2Ontwikkelingsperspectief 2.1 Een nieuwe kwaliteitszonering Het Groene Hart-landschap van de 21e eeuw ziet er anders uit dan dat van de twintigste eeuw. Het ontwikkelt zich sinds de jaren tachtig van een rationeel ingericht productielandschap tot een multifunctioneel landschap. Die trend zal zich voorlopig doorzetten. Openheid hoort daarbij, maar de tijd dat openheid als eenduidige ambitie dienst kon doen is voorbij. Meer dan nu zal het watersysteem bepalend zijn voor het grondgebruik. De gangbare praktijk waarin het waterpeil wordt aangepast aan het grondgebruik, maakt het watersysteem kwetsbaar, duur en complex, zeker gezien de grotere hoeveelheden water die in de toekomst op het Groene Hart afkomen. In dit landschap zullen grondgebruikers een grote variatie aan economische activiteiten ontplooien, van melkveehouderij tot recreatie, waterberging, zorg, natuur- en landschapsbeheer, enzovoort, veelal gebruik makend van de nabijheid van de Randstad als drukbevolkt afzetgebied. De nieuwe kwaliteitszonering is gebaseerd op een landschappelijke zonering waarin de verschillen in bodem en water tot uitdrukking komen (paragraaf 2.2). Daar overheen is een gebruikszonering aangebracht, die is samengesteld uit de kansen voor wonen en werken (paragraaf 2.3) en voor toerisme en recreatie (paragraaf 2.4). Het Groene Hart ontwikkelt zich als een onlosmakelijk onderdeel van de Randstad Holland. Productieruimte maakt plaats voor consumptieruimte: mensen willen van het landschap kunnen genieten. Aspecten als de beleving, de cultuurhistorie en de ecologische waarde komen in beeld als gelijkwaardige kwaliteiten van het landelijk gebied, naast de landbouw. Ook als woonen werkomgeving heeft het Groene Hart iets toe te voegen aan de Randstad. Er is een groeiende behoefte aan woon- en werkmilieus in of nabij het groen, en er ontstaat steeds meer zicht op de mogelijkheden om de ruimtelijk-economische ontwikkeling te benutten voor investeringen in het landschap. Kwaliteitszonering, 2000 De verschillen binnen het Groene Hart nemen door deze ontwikkelingen toe. De variatie in kwaliteiten en mogelijkheden vraagt om een per gebied toegespitst ruimtelijk beleid. Het Ontwikkelingsprogramma is daarop afgestemd, evenals de onderliggende kwaliteitszonering. De kwaliteitszonering die is opgenomen in de Nota Ruimte, is geconcretiseerd. Dat is gebeurd volgens de lagenbenadering, een systeem voor de ruimtelijke ordening waarbij keuzes voor het grondgebruik worden afgestemd op de bestaande en gewenste kwaliteit van bodem en water en op het netwerk van infrastructuur. grote groene harteenheden kleinere groene harteenheden groene uitloopgebieden transformatiegebieden transformatiezones/infra transformatiezones / linten transformatiezones / randen poorten (extern) vensters (intern) Ontwikkelingsprogramma 11 voor het Groene Hart

14 De drie Groene Hart-provincies zullen hun eigen activiteiten voor de ontwikkeling van het Groene Hart baseren op de nieuwe kwaliteitszonering en een aantal bijbehorende ontwikkelingsperspectieven, in de vorm van referentiebeelden. De kwaliteitszonering geldt als leidraad voor de provincies bij onder meer de samenwerking met de publieke en private partners, het eigen investeringsbeleid en de communicatie. Anderen kunnen de kaart van de kwaliteitszonering met de ontwikkelingsperspectieven gebruiken als inspiratiebron. 2.2 Landschappelijke zonering Dominantie van het watersysteem Meer dan voorheen, is het watersysteem een dominante factor in de ontwikkeling en het beheer van het landschap. In 2050 zal er drie tot zes procent meer regen vallen dan nu, en in 2100 zelfs twaalf procent. Die extra neerslag is onregelmatig over het jaar verdeeld. Zomers worden droger en winters natter. Behalve met het regenwater dat in het gebied zelf valt, zal het Groene Hart ook worden geconfronteerd met hogere aanvoeren van rivieren in natte perioden en wellicht met het bergen van neerslag uit de omliggende steden, als dat in de steden zelf onmogelijk blijkt. De wijze waarop de waterhuishouding in de afgelopen decennia ten dienste stond aan het grondgebruik, is op lange termijn onhoudbaar. De grote variatie in droogleggingseisen leidt tot een versnippering van waterbeheer, waardoor het kwetsbaar en steeds duurder wordt. Daarnaast leidt voortzetting van het huidige waterbeheer tot hogere eisen aan de veendijken, op straffe van grotere overstromingskansen met alle veiligheidsrisico s en economische schade van dien. De waterkwaliteit in het Groene Hart laat op veel plaatsen te wensen over. Dat komt onder meer door de inlaat van Rijn- en IJsselmeerwater, opkwellend brak grondwater dat wordt weggespoeld, het agrarische gebruik (via vermesting en gewasbeschermingsmiddelen) en de bodemdaling. Door de ontwatering van de veenbodem oxideert het veen en komen er meer voedingsstoffen dan planten kunnen opnemen. Een aangepast waterbeheer moet ook bijdragen aan de ecologische en chemische kwaliteit van het water (en daarmee ook aan de eisen die de Europese Kaderrichtlijn Water stelt). Daling van de veenbodems In de twintigste eeuw is de veenbodem gemiddeld een halve meter gedaald. Dat komt door een combinatie van inklinking en oxidatie. Vooral veenbodems met een laag kleigehalte dalen snel. De kunstmatige drooglegging bevordert de bodemdaling. Op sommige plaatsen is het veen nog maar dun en zal het binnenkort zijn opgebrand. Als de onderliggende minerale bodem aan de oppervlakte komt, neemt de draagkracht voor intensiever agrarisch gebruik toe, maar het unieke karakter van het veenlandschap staat op de tocht en het kwetsbare archeologische bodemarchief dreigt te verdwijnen. Zolang het waterpeil het agrarische grondgebruik volgt, leidt de bodemdaling vervolgens weer tot een verdere peilverlaging. Gemiddeld elke tien jaar worden de peilen aangepast om de bodemdaling te volgen. Dat werkt door in andere gebieden, waar het verlaagde waterpeil tot verdroging van de natuur en het wegvallen van archeologische resten kan leiden. In de hogere veengebieden met een matige bodemdaling is die invloed minder sterk. In de rivierkleigebieden (op de oeverwallen) en de veengebieden met een dik kleidek is, vanuit het perspectief van bodemdaling en waterpeil, geen aanleiding om ingrijpende aanpassingen van het grondgebruik te verwachten. De oeverwallen kunnen wel te maken krijgen met rivierverruimende maatregelen, waaronder verlaging van uiterwaarden, en sanering van rivierbodems. Opvallend is de gemiddeld lage ligging van de veengebieden in het westen van het Groene Hart. De oorzaak daarvan is niet altijd eenduidig vast te stellen. Het kan te maken hebben met wegzijging van grondwater, zoals water uit de Krimpenerwaard naar de Zuidplaspolder stroomt, maar ook met het veentype of met de intensiteit van de bemaling. Lokaal doen zich grote verschillen in hoogteligging voor. Wat de oorzaak ook moge zijn, het is belangrijk om de bodemdaling af te remmen en de ongelijkheid op te heffen door in de diepste delen (op termijn) ander grondgebruik te gaan overwegen. Wegzijging en verzilting in droogmakerijen In de droogmakerijen is het veen al lang geleden afgegraven. Ze vormen de laagste delen van het Groene Hart en zijn vaak rationeel verkaveld. Ze zijn veel in gebruik bij de productiegerichte landbouw. Vanwege de stabielere ondergrond komen ze relatief snel in aanmerking voor stedelijke ontwikkeling. Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt bestaan er lokaal echter Ontwikkelingsprogramma 12 voor het Groene Hart

15 Landschapstypen Drie landschapstypen domineren het Groene Hart. Het meest karakteristiek zijn de veenweidegebieden. Waar het veen is afgegraven en het water is weggemalen, zijn de droogmakerijen ontstaan. Langs de rivieren ligt kleigrond. In het oosten rust de klei op het veen. Plassen in het Groene Hart zijn soms natuurlijk, maar vaker afgegraven veengebieden die niet zijn drooggemaakt. Hoogtekaart Deze landschapsgeschiedenis heeft hoogteverschillen in het vlakke land veroorzaakt. De droogmakerijen zijn duidelijk herkenbaar als de diepstgelegen gebieden. De achtergebleven veengebieden dalen door oxidatie en inklinking. Zo is een inversielandschap ontstaan. Het droge land ligt dieper dan de wateren die het doorsnijden. De daling van de bodem is nog steeds gaande. rivierenlandschap veengebieden droogmakerijen NAP + 50 meter NAP -6 meter Kwel en wegzijging Regenwater zijgt de grond in, stroomt als grondwater weg en komt elders als kwelwater weer aan de oppervlakte. Voor de landbouw is het vaak wenselijk om overtollig kwel weg te laten stromen (in de winter) of om een neerslagtekort met gebiedsvreemd water aan te vullen (in de zomer). Deze maatregelen werken door in de kweldruk in omliggende gebieden. Kwelwaterkwaliteit De kansen voor natuur en landbouw hangen samen met de kwaliteit van het kwelwater. Die is niet overal hetzelfde. Op sommige plaatsen is het kwelwater deels afkomstig van zee. Dan komt er brak of zout water aan de oppervlakte. Dat water moet zo min mogelijk vermengd raken met het waardevolle, maar schaarse zoete water. Ontwikkelingsprogramma 13 voor het Groene Hart

16 directe relaties tussen de droogmakerijen en de veenweidegebieden. Ze werken als communicerende vaten: de diepe droogmakerijen ontvangen kwelwater van hoger gelegen veengebieden. Vooral de plassen en veengebieden ten oosten van de Vecht en in De Venen kennen relatief veel wegzijging. Zij verliezen veel water aan aangrenzende droogmakerijen. De Horstermeerpolder, de Bethunepolder en de Polder Groot-Mijdrecht kennen de grootste kweldruk, vanwege de relatief doorlatende, zandige bodem. In sommige delen wordt het zoete kwelwater gemengd met zout grondwater van mariene oorsprong. Door de lage ligging en bemaling komt in een aantal droogmakerijen brak kwelwater aan de oppervlakte. De verziltingsdruk neemt verder toe door de stijgende zeespiegel en de oprukkende zouttong in de rivieren. Voor de landbouw en voor een aantal natuurtypen is dat ongunstig; deze vormen van grondgebruik hebben meestal baat bij zoet water. Het heeft bovendien ongunstige effecten op het watersysteem als geheel. Brakke kwel wordt doorgaans met zoet water doorgespoeld. Dat betekent een extra behoefte aan inlaat van het relatief schaarse zoete water en een aantasting van de kwaliteit van de boezemwateren, waarin zoet met brak water wordt vermengd. Ruimte voor waterberging Een aangepast waterbeheer leidt tot een forse ruimteclaim voor water. Er zijn extra open water en nieuwe overlooppolders nodig om het wateroverschot in de winter op te slaan voor gebruik in de zomer en om de piekbelastingen op te vangen in geval er te veel neerslag valt om het water in één keer af te voeren. Het stedelijk gebied moet in principe zijn eigen wateropgave oplossen. Als dat onmogelijk blijkt, wacht het Groene Hart ook een opgave in het accommoderen van de waterberging voor omliggende steden. Waterberging biedt kansen voor de koppeling aan andere vormen van ruimtegebruik. Het verhoudt zich uitstekend met natuurontwikkeling en recreatie, maar ook andere combinaties zijn denkbaar. Inrichtingsprincipes voor water en groen Een duurzame oplossing van de waterproblematiek is gestoeld op de volgende principes: - meer ruimte voor waterberging, - verminderen van het aantal peilvakken, - minder inlaat van gebiedsvreemd water, - beperken van de invloed van brakke kwel. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik, afhankelijk van de ligging en hoogte van veengebieden en droogmakerijen. De huidige praktijk waarin het waterpeil is afgestemd op het ruimtegebruik, is niet meer overal houdbaar. In delen van het Groene Hart zou die volgorde moeten worden omgedraaid. In gebieden waar de wateropgave het dringendst is, moet ervaring worden opgedaan met de nieuwe benadering: functie volgt peil. De opgave voor water vraagt om maatwerk per gebied en zelfs per locatie. Op het niveau van het Groene Hart als geheel, liggen de beste kansen voor natuurontwikkeling in de laagst gelegen veengebieden aan de westkant. Op gebiedsniveau, bijvoorbeeld in de Krimpenerwaard, wordt bij herindeling zoveel als mogelijk gewerkt met grote peilvakken. Daardoor komt natuur in combinatie met waterberging als vanzelf in de laagste delen terecht. Maar ook op het niveau van een plek, of een bedrijf, is het landgebruik afhankelijk van de drooglegging. Tussen, maar ook binnen agrarische bedrijven kunnen verschillen in drooglegging ontstaan. Daardoor differentiëren de bedrijfsstijlen, tot en met incorporatie van natuurbeheer in het bedrijf. Dankzij het toevoegen van verschillende typen verbreding aan de primaire bedrijfsvoering, zal een diversiteit van agrarische bedrijven ontstaan die typerend is voor landbouw in een gebied onder stedelijke invloed. In hoeverre dit perspectief daadwerkelijk wordt gerealiseerd, is afhankelijk van de condities die de overheid hiervoor schept en de mate waarin agrarische ondernemers kansen zien om hun bedrijfsvoering hierop af te stemmen. Voor de natuurontwikkeling leidt deze benadering tot een dynamisch natuurbeeld. Natuur wordt in eerste instantie geprojecteerd in de laaggelegen gebieden. Welke vorm die natuur aanneemt, hangt af van het peil dat wordt gerealiseerd binnen het grotere peilvak. Deze nieuwe natuur zal in ruimte en tijd gaan variëren, zonder daarmee zijn functie als verbindend element te verliezen. Net zo min als voor de landbouw, wordt voor de natuur een uniforme drooglegging gegarandeerd. Op het niveau van het Groene Hart als geheel leidt de water- en groenopgave tot een kwaliteitszonering waarin grondsoort en hoogteligging dominante criteria zijn. Gebieden waar de wateropgave het dringendst is, zijn vooral te vinden in de laaggelegen veengebieden. Zo kan de bodemdaling worden afgeremd. Zonder nieuwe peilverlagingen en met een dynamisch peilbeheer kunnen deze lage veengebieden in de winter de wateroverschotten vasthouden voor gebruik in Ontwikkelingsprogramma 14 voor het Groene Hart

17 de zomer. Dat herstelt de sponswerking van het veen en vermindert de afbraak van het veen en de daaruit volgende vermesting. Het betekent een relatief hoog waterpeil. Er ontstaan kansen voor onder meer natte natuur, maar de agrarische productieomstandigheden lopen terug. Landbouw zal relatief veel de vorm van landschapsbeheer aannemen. Er ontstaat een waterrijk veenlandschap met een half-open karakter. In de hoger gelegen veengebieden, waar de bodem minder snel daalt, is eveneens een verkleining van het aantal peilvakken wenselijk. Het water komt er echter minder dicht aan de oppervlakte. De drooglegging is nog voldoende voor de landbouw. Er liggen kansen voor schaalvergroting en extensivering van de bedrijfsvoering en voor verbreding (bijvoorbeeld in de recreatie, zorg of verkoop aan huis). Deze hogere veengebieden blijven weidevogelgebieden met gave open ruimten. De veengebieden met een dik kleidek en de rivierkleigebieden hebben minder last van bodemdaling en zijn over het algemeen ook beter ontwaterd en verkaveld. Het aanpassen van het waterbeheer is daarom minder urgent. De kansen voor de droogmakerijen zijn vooral afhankelijk van de kwaliteit en de intensiteit van het kwelwater. De waterhuishouding vraagt om een effectieve aanpak van de verzilting en de verdroging (door het weglekken van water uit de veengebieden). Dat kan tot onorthodoxe oplossingen leiden: onderwaterzettingen of integrale ophogingen. Voordat daartoe wordt overgegaan, is echter meer kennis nodig over de mogelijke gevolgen voor het ruimtegebruik en eventuele nieuwe functiecombinaties. De strategie moet kortom nog vorm krijgen en is nog niet klaar voor uitvoering. Duidelijk is wel dat de aanpak van de verdroging en de verzilting het meeste prioriteit heeft in de droogmakerijen met brakke kwel. Naast grootschalige oplossingen als ophogen of onderwaterzetten, zijn ook kleinschaligere oplossingen denkbaar in het isoleren en gescheiden afvoeren van de brakke kwel of het aanpassen van het ruimtegebruik, dus het doorspoelen na te laten. Droogmakerijen met veel zoete kwel kunnen een groot verdrogend effect op aangrenzende veengebieden hebben, voor zover ze naast natuurgebieden of hogere veengronden liggen. Afhankelijk van de ernst van de problematiek, is buffering van deze veengebieden gewenst. In droogmakerijen met minder zoete kwel is de urgentie voor het aanpassen van de waterhuishouding minder groot. Door hun lage ligging lenen ze zich wel goed als overloopgebied voor boezemwater of andere vormen van waterberging. Delen zijn al in beeld als zoekgebied voor waterberging. In de rivieroeverwallen tot slot speelt het grondwater geen rol van betekenis. Dat heeft te maken met hun hoge ligging en stevige bodem. De wateropgave is in de eerste plaats gelieerd aan de rivieren. Met name langs de Lek hebben rivierverruiming en de beveiliging tegen overstromingen prioriteit. Voor de Hollandsche IJssel is de sanering van waterbodems en zellingen belangrijk, onder meer om een betere kwaliteit inlaatwater voor het Groene Hart te realiseren. Doorwerking in het Ontwikkelingsprogramma De zonering voor water en bodem is een zaak van lange adem. Gezien de omvang van de opgave, is echter wel snelle actie vereist. Om op tijd klaar te zijn, zijn nu al voorbereidende acties nodig. De landbouw moet de kans krijgen om zich geleidelijk aan te passen aan de nieuwe omstandigheden, is daar al mee bezig in de vorm van vele initiatieven tot aanpassing van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld door vormen van natuurbeheer en verbreding), maar verliest ook areaal. Natuur, recreatie en waterberging zijn voor de hand liggende alternatieve bestemmingen, gezien de maatschappelijke behoefte daaraan. Vanwege de schaarse ruimte in de Randstad zal er ook behoefte ontstaan aan andere functies in natte gebieden. Een omslag in het waterbeheer vraagt om innovaties, waarmee ervaring moet worden opgedaan voordat ze breed toegepast kunnen worden. Dat leidt tot de noodzaak van proefprojecten om met het aangepaste watersysteem te experimenteren, en een beleidsagenda om innovaties te ontwikkelen die voorwaardenscheppend zijn voor de uitvoering op langere termijn. Tegelijk moeten gebiedsgerichte projecten nu al berekend zijn op de nieuwe eisen van bodem en water, hetzij door de waterhuishouding en het bijbehorende grondgebruik direct aan te passen, hetzij door investeringsbeslissingen af te stemmen op de noodzaak tot aanpassingen op langere termijn. Door bij alle Groene Hart-projecten op deze zonering in te spelen, is op den duur het hele gebied toegesneden op de nieuwe eisen van water en bodem. Met het voortschrijden van de kennis over met name het toekomstige watersysteem en de mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer en verbreding van de agrarische bedrijfsvoering, zal dat steeds nauwkeuriger kunnen. In eerste instantie is het belangrijk om geen investeringen te doen die de problematiek kunnen verzwaren. Lopende projecten die al ver in de uitvoering zijn, kunnen worden afgerond volgens de huidige plannen. Ontwikkelingsprogramma 15 voor het Groene Hart

18 Landschappelijke zonering laaggelegen veengebieden met sterke bodemdaling hoger gelegen veengebieden met matige bodemdaling veengebieden met dik kleidek en rivierkleigebieden droogmakerijen met brakke kwel droogmakerijen met veel (zoete) kwel droogmakerijen met minder (zoete) kwel rivieroeverwallen Ontwikkelingsprogramma 16 voor het Groene Hart

19 Ontwikkelingsperspectief voor laaggelegen veengebieden met een sterke bodemdaling: - waterrijk veenlandschap met half-open karakter - water, moeras en nat grasland - vernatting: geen verdere peilverlaging, dynamisch peilbeheer - beheerslandbouw, recreatie, toerisme, hergebruik vrijkomende bebouwing Ontwikkelingsperspectief voor hoger gelegen veengebieden met matige bodemdaling - open veenweidegebied met gave open ruimten - weidevogel- en slootkantnatuur - verbrede landbouw met bijbehorende drooglegging Ontwikkelingsperspectief voor veengebieden met dik kleidek en rivierkleigebieden - grootschalige open kommen, dooradering met groene linten en verdichte stroomruggen - weidevogels, boezemlanden, grienden, houtkaden - grondgebonden productielandbouw met bijbehorende drooglegging Ontwikkelingsperspectief voor droogmakerijen met brakke kwel - landschapsvernieuwing, versterking groenblauwe kwaliteiten - natuurpotenties afhankelijk van waterstrategie en ligging - maatregelen voor waterkwaliteitsbeheer urgent, terugdringen invloed brakke kwel, conservering regenwater, geen verdere peilverlaging - kansen voor piekberging - recreatie, toerisme, wonen, niet-grondgebonden landbouw met gesloten watersysteem Ontwikkelingsperspectief voor droogmakerijen met veel (zoete) kwel - landschapsvernieuwing, versterking groenblauwe kwaliteiten - natuurpotenties afhankelijk van waterstrategie en ligging - maatregelen voor buffering veengebieden urgent, geen verdere peilverlaging - recreatie, toerisme, wonen Ontwikkelingsperspectief voor droogmakerijen met minder (zoete) kwel - landschapsvernieuwing, versterking groenblauwe kwaliteiten - natuurpotenties afhankelijk van waterstrategie en ligging - maatregelen voor piekberging kansrijk (grenzend aan boezemwater en stedelijk gebied), geen verdere peilverlaging - recreatie, toerisme, wonen, niet-grondgebonden landbouw met gesloten watersysteem Ontwikkelingsperspectief voor rivieroeverwallen - besloten, bosrijke zones door een open landschap - landgoedbossen, erfbeplantingen, dijkvegetaties, natuurlijke rivieroevers - rivierverruiming, uiterwaardverlaging, sanering waterbodems - recreatie, watersport, landelijk wonen, kleinschalige watergebonden bedrijvigheid Ontwikkelingsprogramma 17 voor het Groene Hart

20 Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking economie economisch kerngebied economisch kerngebied buitenland (illustratief) mainport brainport greenport infrastructuur hoofdverbindingsas water hoofdverbindingsas spoor (w.o. Hanzelijn) Zuiderzeelijn / ontbrekende schakel IJzeren Rijn hoofdverbindingsas weg ontbrekende schakel hoofdverbindingsas weg scheepvaartroute verstedelijking nationaal stedelijk netwerk stedelijk netwerk buitenland (illustratief) Nieuw sleutelproject bron: Nota Ruimte Ontwikkelingsprogramma 18 voor het Groene Hart

21 Ruimtelijke hoofdstructuur Op internationale schaal manifesteren de grote steden en Groene Hart zich als één samenhangend netwerk: de Randstad Holland. Dat blijkt uit deze kaart uit de Nota Ruimte. Het Groene Hart bevindt zich tussen drie stedelijke zones: de Zuidvleugel, de Noordvleugel en NV Utrecht. 2.3 Sociaal-economische dynamiek Aansluiting in de Deltametropool Waar het water de drijvende kracht is achter de nieuwe opgaven voor het landelijk gebied, is de stedelijke netwerkvorming de motor achter de sociaal-economische dynamiek in het Groene Hart. De steden in het westen van het land en het Groene Hart ontwikkelen zich tot één stedelijk netwerk: de Randstad Holland. De arbeidsmarkten en woningmarkten vloeien in elkaar over, bewoners van de Randstad zoeken hun woning, werkplek en voorzieningen zowel in de steden als in het Groene Hart. De gebieden vullen elkaar met hun specifieke kwaliteiten aan. Tezamen vormen zij een contrastrijke leefomgeving en bieden zij vestigingsmogelijkheden in vrijwel alle denkbare woon- en werkmilieus. Juist de combinatie van een stedenring en een toegankelijk, groen middengebied geeft de Randstad Holland een unieke kwaliteit in de concurrentie tussen regio s die zich in Europa afspeelt. In de overgangsgebieden tussen Randstadsteden en Groene Hart en langs de infrastructuur is de onderlinge wisselwerking het meest zichtbaar. Dankzij de landschappelijke waarden aan de buitenring en de toenemende relaties tussen de steden (die alleen al blijken uit de aanzwellende vervoersstromen op de hoofdroutes) zoeken Randstadsteden hun uitbreidingsruimte veelal aan de binnenring. De steden trekken naar elkaar toe. Het hoofdwegennet blijkt een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven, vanwege de combinatie van een goede bereikbaarheid en (voor stedelijke functies) relatief lage grondprijzen. De ligging in het Groene Hart blijkt tot nu toe nog niet uit te dagen tot een extra kwaliteitsambitie. Een betere aansluiting bij de nationale en internationale economische netwerken is om meerdere redenen van belang. Het vestigingsmilieu van het Groene Hart versterkt de concurrentiekracht van de Randstad Holland als geheel. Daarnaast is het uit demografisch oogpunt van belang om een brede economische structuur te hebben waar vooral jongeren hun uitdaging en ontplooiingsruimte in kunnen vinden. Met name de creatieve economie die sterk in opkomst is, ook in groengebieden, kan jongeren aan de regio binden. Nu verruilen veel jongeren het Groene Hart voor de Randstadsteden. Dat trekt de leeftijdsopbouw van de bevolking het Groene Hart scheef. Ten derde is het Groene Hart gebaat bij bedrijfsvestigingen die gepaard gaan aan landschappelijke versterking. Bedrijfssectoren die een rol kunnen hebben als economische drager van het landelijk gebied, naast de grondgebonden landbouw, zijn kleinschalig en vaak gericht op dienstverlening. Zij kunnen bijdragen aan de economische vitaliteit vanwege de effecten op de werkgelegenheid en de inpasbaarheid in het landschap. Op dit moment is er maar één sector die zijn brandpunt in het Groene Hart heeft en een internationaal speelveld bedient: de boomteelt rond Boskoop. Deze maakt een ontwikkeling door richting pot- en containerteelt, met een afnemende grondgebondenheid. Langs een aantal Zuid-Hollandse randen van het Groene Hart manifesteert ook de glastuinbouw zich als een groeiende economische sector. Het glastuinbouwbeleid in Zuid-Holland is gericht op verduurzaming en bundeling, en het stabiliseren van het totaal aantal hectaren glastuinbouw in de provincie. Verspreid liggend glas wordt op basis van vrijwilligheid gesaneerd. Een van de vier prioritaire gebieden hiervoor ligt in het Groene Hart: de Rijn- en Veenstreek. Ook in de woningbouw is een betere aansluiting in de Randstad Holland dringend gewenst. De bevolkingsontwikkeling raakt uit balans: jongeren trekken weg, de bevolking vergrijst relatief hard. Er wordt te weinig meer geïnvesteerd in projecten die een kwalitatieve toevoeging betekenen aan de woon- en werkmilieus in het Groene Hart. Dat heeft gevolgen voor de economische draagkracht en het voorzieningenniveau. Het ontwikkelingspotentieel dat de Nota Ruimte biedt moet worden benut om het ruimtelijk investeringsniveau weer op te krikken. Daar hoort een cijfermatige onderbouwing bij, opgenomen in paragraaf 3.2, maar vooral een kwalitatieve onderbouwing. De inrichtingsprincipes voor wonen, werken en infrastructuur zijn daarop afgestemd. Ontwikkelingsprogramma 19 voor het Groene Hart

22 Stedelijk netwerk snelwegen regionale wegen spoorlijnen met station waterwegen Schiphol bestaand bedrijventerrein en kassengebied nieuw bedrijventerrein en kassengebied (bron: Nota Ruimte) greenports transformatiezones en -gebieden (bron: Nota Ruimte) voorgenomen nieuwe verstedelijkingslocaties Ontwikkelingsprogramma 20 voor het Groene Hart

23 Stedelijk netwerk De infrastructuur weerspiegelt de intensiteit van het stedelijk netwerk. Infrastructuur roept economische activiteit op: vroeger langs de rivieren, tegenwoordig langs de autowegen. De stedelijke dynamiek is het grootst waar de bereikbaarheid het beste is: langs de infrastructuur en dan vooral aan de binnenring van de Randstad. Inrichtingsprincipes voor wonen, werken en infrastructuur De kwaliteitszonering uit 2000 had de bedoeling om de sociaal-economische dynamiek te kanaliseren, nog minder nadrukkelijk om kwaliteiten toe te voegen. De principes daaruit blijven echter overeind: in de relatief gave landschappen een restrictief kernenbeleid met aandacht voor vitaliteit en leefbaarheid, hoewel de behoefte aan nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied en de behoefte aan meer variatie in woon- en werkmilieus tot nuanceringen daarvan zullen leiden; transformatiezones bij steden en langs infrastructuur, waar de landschapsopgave het meest direct in verband staat met de ontwikkeling het stedelijk netwerk en waar de ontwikkeling per saldo tot groenblauwe kwaliteitswinst moet leiden; vensters : open ruimtes tussen de transformatiezones langs infrastructuur, bedoeld om de landschappelijke, recreatieve en ecologische samenhang te waarborgen; aantrekkelijke en bruikbare recreatielandschappen nabij het stedelijk gebied. De nieuwe ambities geven aanleiding voor enkele aanscherpingen. Zo is een onderscheid aangebracht tussen de westflank en de oostflank van het Groene Hart. Ten westen van het Groene Hart is het stedelijke ruimtegebruik intensiever dan ten oosten ervan. Waar tussen Amsterdam, Utrecht en Gorinchem nog uitgestrekte landschappen te vinden zijn en de horizon op sommige plaatsen nog zichtbaar is, vormen Rotterdam, Delft, Den Haag, Leiden, Haarlemmermeer en Amsterdam een stedelijke band met relatief smalle landschappelijke dwarsverbindingen. Dat heeft gevolgen voor de betekenis van het landelijk gebied en de transformatiezones in het Groene Hart zelf: voor stedelijke ontwikkeling is een hogere dichtheid gepast, en andersom is een robuuste kwaliteit van de groene inrichting nodig (recreatief, ecologisch, agrarisch en/of voor waterberging) in gebieden waar bebouwing niet gewenst is. Transformatiezones in het oosten (langs de A2 en de A12) bieden een geschikt landschap voor een hoogwaardig programma van landgoederen en buitenplaatsen, binnen de traditie van kleinschalige buitenplaatsen in de Vechtstreek en grootschaligere landgoederen ten westen van Utrecht. Dit vraagt om een actieve afstemming met de verstedelijkingsopgave voor de langere termijn van de regio NV Utrecht. In de westelijke transformatiezone langs de Oude Rijn is een andere strategie op zijn plaats. De gemiddelde bebouwingsdichtheid is er hoger, met name aan de rivieroevers, waardoor de kleinschaligheid onder druk staat. Nieuwe kansen dienen zich aan rond de stations van de Rijn-Gouwelijn. Het Groene Hart toont zich in doorzichten, in het erfgoed en in de overgangen met het landelijk gebied. Een tweede aanscherping is de toevoeging van kernen en linten aan de kwaliteitszonering. De ontwikkelingsrichting van de bestaande kernen en linten is tenslotte een belangrijke factor in de kwaliteit van het Groene Hart. De sociale structuur, het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid van kleine kernen is een belangrijke factor bij afwegingen over woningbouw en economie. Welke ontwikkelingsmogelijkheden er liggen, is voor een deel afhankelijk van de kwantitatieve marges voor de woningbouw, maar vooral ook van de kwalitatieve mogelijkheden. Binnen verschillende landschappelijke zones liggen verschillende kansen en voorwaarden. Het is bijvoorbeeld denkbaar om de oeverwallen en dijklinten verder uit te bouwen tot groene woon- en werkzones. Bebouwingslinten kunnen verder worden ontwikkeld als multifunctionele linten (met landelijk wonen en toeristische functies), in gebieden waar de landbouw weinig ontwikkelingskansen meer heeft, of als agrarische linten waar nog kansen liggen voor agrarische schaalvergroting. In open gebieden is aandacht nodig voor de inpassing van dorpsranden. Droogmakerijen ten slotte lenen zich goed voor experimentele woonvormen in relatie met waterberging, afhankelijk van de nog ongewisse strategie voor dit landschapstype. In de directe nabijheid van de steden heeft het Groene Hart veel waarde als uitloopgebied, om vanuit de woning per fiets of te voet van het landschap te kunnen genieten. Delen van het Groene Hart lenen zich voor Ontwikkelingsprogramma 21 voor het Groene Hart

24 Stedelijke zonering Landschappelijke zonering laaggelegen veengebieden met sterke bodemdaling hoger gelegen veengebieden met matige bodemdaling veengebieden met dik kleidek en rivierkleigebieden droogmakerijen met brakke kwel droogmakerijen met veel (zoete) kwel droogmakerijen met minder (zoete) kwel rivieroeverwallen Gebruikszonering transformatiezones in westflank transformatiezones in oostflank vensters in transformatiezones kleine kernen en linten Greenports Ontwikkelingsprogramma 22 voor het Groene Hart

25 Ontwikkelingsperspectief voor transformatiezones in de westflank - stedelijk karakter met hoge bebouwingsdichtheden, (her)ontwikkeling rivieroevers en stationslocaties - doorzichten naar open gebieden, herbestemming industrieel erfgoed - aanleg groene of blauwe lijsten voor open gebieden Ontwikkelingsperspectief voor transformatiezones in de oostflank - relatief groen karakter met landgoedachtige bebouwing - Vecht-Noord: uitbouw Vecht, Angstel en Gein tot robuuste groenzones, inpassing infrastructuur en nieuwbouw aan de randen - Vecht-Zuid: versterking kleinschalige buitenplaatsenstructuur, inpassing bestaande bedrijventerreinen - Utrecht-West: ontwikkeling bosstructuur aansluitend op Haarzuilens, Harmelen, Linschoten en Hollandse IJssel/Rijnenburg met ruimte voor hoogwaardige woon- en werklocaties Ontwikkelingsperspectief voor vensters in de transformatiezones - duurzaam veilig te stellen groene buffers op de kruisingen van de stedelijke assen met de Natte As: enscenering panorama s op het Groene Hart vanaf infrastructuur, groene inrichting van aangrenzende bebouwingsranden, aanleg ecologische en recreatieve dwarsverbindingen - uitvoering door integrale rood-voor-groenaanpak, combinatie met ontwikkeling regionale bedrijventerreinen en recreatietransferia Ontwikkelingsperspectief voor kernen en linten - oeverwallen en dijklinten als groene woon- en werkzones met compacte rivierstadjes - laaggelegen veengebieden: multifunctionele groene linten met landelijk wonen, toeristische functies en nieuwe waterlandgoederen - hoger gelegen veengebieden en klei-op-veen- en rivierkleigebieden: onderscheid agrarische linten en multifunctionele linten, inpassing dorpsranden - droogmakerijen: planologische ruimte voor nieuwe experimentele woonvormen Ontwikkelingsperspectief voor Greenport Boskoop - eventuele uitbreiding van de pot- en containerteelt in de droogmakerij - kleinschalige vollegrondsteelt in het veengebied - afstemming op het water- en landschapsbeleid 23 voor het Groene Hart

26 in hoog tempo tot onomkeerbare verstedelijkingsprocessen leiden. Om deze processen te beheersen is een alerte planologie van de verschillende overheden nodig, maar dat is niet afdoende. Het vraagt ook om integrale projecten die stedelijke ontwikkelingen koppelen aan landschappelijke winst, op locaties waar stedelijke functies verantwoord zijn en in vormen waarin ze kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van natuur en landschap. Een economisch vitaal en leefbaar Groene Hart Stedelijke invloed op het Groene Hart manifesteert zich het duidelijkst langs het hoofdwegennet en aan de binnenring van de Randstad. Vijf grote autowegen schampen langs het Groene Hart of lopen er dwars doorheen: de triple A van A2, A4 en A12, de N11 en in het uiterste zuiden de A15. Ontwikkelingen aan de binnenring geven het westelijke deel van het Groene Hart een intensiever karakter dan het oostelijke deel. Het is er drukker en het ruimtegebruik verandert in een hoger tempo. Als gevolg van de verstedelijkingsopgave van de regio s Amsterdam en Utrecht intensiveert het ruimtegebruik echter ook in het oosten, vooral grenzend aan de bestaande steden en langs de hoofdinfrastructuur. een inrichting in die zin, maar ook bij de inrichting van nieuwe stedelijke uitbreidingen (in de Zuidplaspolder, Rijnenburg en de Bloemendalerpolder) is het passend om te reageren op de nabijheid van het Groene Hart. Hoewel formeel geen deel van het Nationale Landschap, hebben deze gebieden een sleutelpositie in het openmaken van het Groene Hart voor de bewoners van de stad. Hier zijn vloeiende overgangen naar het veenlandschap op hun plaats, compleet met recreatieve verbindingen naar het buitengebied. Doorwerking in het Ontwikkelingsprogramma De ontwikkelingsdruk op de randen van het Groene Hart en de infrastructuurassen is relatief groot en kan De aanpak van de transformatiezones en de vensters kan niet lang op zich laten wachten. De stedelijke dynamiek verloopt sneller dan de dynamiek van bodem en water. Hoge grondprijzen laten geen eenzijdig groene ontwikkeling toe. Om het gevaar van een verdere gefragmenteerde ontwikkeling af te wenden, moeten op korte termijn de stedelijke en landschappelijke waarden en ontwikkelingskansen in beeld komen, net als de instrumenten of methoden waarmee beide aan elkaar verknoopt kunnen worden. Ook voor gebieden elders in het Groene Hart is een uitdieping van de kwaliteitszonering nodig. Dat nieuwe regime sluit aan op landschapskwaliteiten, vraagt om innovaties, en moet daarom terdege worden voorbereid aan de hand van ontwerpstudies en pilots. Vooralsnog zijn de geldende streekplannen maatgevend. Op een aantal onderdelen is een diepere analyse nodig. Er is meer zicht nodig op de sociaal-economische dynamiek in en om het Groene Hart, om scherper te kunnen bepalen welk kwaliteitsbeeld het beste aansluit bij de behoefte aan woonmilieus en bedrijfsaccommodatie. Ook de aantallen spelen daarbij een rol. De consequenties van de woningbouw en de wijze waarop die toegedeeld kan worden, moeten goed in beeld worden gebracht. Deze analyse kan helpen bij een aanscherping van dat beleidsuitgangspunt en bij het verkennen welke mogelijkheden er zijn voor de ontwikkeling van bijzondere woonmilieus, in transformatiezones, in linten en kernen en bij vrijkomende agrarische bebouwing. Deze onderwerpen zijn opgenomen in de beleidsagenda bij het Ontwikkelingsprogramma van hoofdstuk Toerisme, recreatie en cultuurhistorie Bereikbaarheid en toegankelijkheid In het multifunctionele Groene Hart-landschap van de 21e eeuw zijn toerisme en recreatie essentiële dragers. Wil het Groene Hart zijn bijzondere bijdrage kunnen leveren aan het leefmilieu van de Randstad, dan is de Ontwikkelingsprogramma 24 voor het Groene Hart

27 toegankelijkheid ervan een basisvoorwaarde. Andersom kan het bezoekende publiek extra economische activiteiten genereren en een economische impuls betekenen voor agrarische bedrijven. Het cultuurhistorische erfgoed er een economische basis aan ontlenen. Met het authentieke en internationaal unieke landschap, zes miljoen inwoners in de directe omgeving en internationale topattracties binnen en net buiten de grenzen heeft het Groene Hart ruimschoots de potentie voor een bloeiend recreatief-toeristisch bedrijfsleven. fietspaden Met molenensembles, kastelen en landhuizen, historische stadscentra en militair erfgoed heeft het Groene Hart een rijkdom aan cultuurhistorische attracties binnen de grenzen, die ook een aantrekkingskracht uitoefenen op internationale bezoekers. Het landschap is echter onvoldoende ontsloten, zowel voor recreanten uit de Randstad zelf als voor andere bezoekers. Analyses van de vrijliggende fietspaden en onverharde wandelpaden geven een sterk versnipperd beeld. Alleen voor de toervaart vormen de belangrijkste routes een samenhangend netwerk. onverharde paden De historische landschapslijnen (houtkaden, tiendwegen, schouwpaden, boezemkaden en andere) bieden uitgelezen kansen om een fijnmazig netwerk tot stand te brengen van routes voor recreatief, langzaam verkeer. Daaronder vallen onder meer wandelaars, fietsers, ruiters en skaters. Het bestaande toervaartnet kan verder worden versterkt. Op kleine schaal kan vooruitgang worden geboekt door barrières weg te nemen en oeverpaden aan te leggen. Op grotere schaal kan de wateropgave nieuwe kansen bieden voor de watersport en waterrecreatie. blauw netwerk Het beter positioneren en profileren van de cultuurhistorische attracties, aangevuld met een betere ontsluiting van de (ook in internationaal opzicht unieke) veenweiden, kan een economische impuls voor het Groene Hart betekenen. Hoe groot die impuls is en langs welke weg deze het beste kan worden bereikt, is afhankelijk van de huidige en latente behoefte aan vrijetijdsbesteding in het Groene Hart. Daar zal onderzoek naar plaatsvinden. Aan het aantrekken van internationaal toerisme is ook uitbreiding van de overnachtingscapaciteit verbonden. Dit biedt kansen aan onder meer agrarische ondernemers die geïnteresseerd zijn in verbreding van de bedrijfsvoering. Het Groene Hart moet zich dan wel beter openen voor het publiek en moet zich kenbaar maken. Een recrea- historische landschapslijnen Ontwikkelingsprogramma 25 voor het Groene Hart

28 Cultuurhistorische waardenkaart rivierenlandschap veengebieden droogmakerijen oude bebouwingslinten langs rivieren oude bebouwingslinten langs veenstroompjes ontginningslinten in het veengebied historische stads- en dorpsgezichten historische landschapslijnen (achterkaden, tiendwegen, weteringen, kavelgrenzen en kerkenpaden) forten molens landgoederen en buitenplaatsen bron: cultuurhistorische waardenkaart Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland Ontwikkelingsprogramma 26 voor het Groene Hart

29 Cultuurhistorische waardenkaart De geschiedenis is overal in het landschap aanwezig en draagt de streekidentiteit. Over het gebied verspreid liggen monumentale complexen uit verschillende perioden: middeleeuwse stadskernen, kastelen, molenensembles, waterlinies met hun forten en inundatievelden. De Limes, de oude grens van het Romeinse Rijk, houdt zich vooralsnog verborgen in het landschap. De oudste agrarische nederzettingen liggen langs veenstromen en zijrivieren. Later volgde de systematische ontginning langs bebouwingslinten. Huidige verkavelingspatronen getuigen hier nog van. Sporen van de bewonings- en ontginningsgeschiedenis zijn ook terug te vinden in de vorm van talloze lijnen in het landschap: historische verbindingen en waterlopen. Het Groene Hart kent een dicht patroon van houtkaden, tiendwegen, achterweteringen, kerkenpaden, jaagpaden en boezemkades. tieve hoofdstructuur legt de fysieke basis, maar om tot een maatschappelijk hooggewaardeerd recreatiegebied uit te groeien, is ook een organisatorische en communicatieve inspanning nodig. Bezoekers moeten weten wat er in het Groene Hart mogelijk is en moeten ter plekke geïnformeerd worden over onder meer de cultuurhistorische achtergronden. Aan de ruimtelijke ontwikkeling is een actieve opstelling verbonden in het op de markt zetten van het Groene Hart als samenhangend toeristisch-recreatief product met internationale allure. Inrichtingsprincipes voor toerisme, recreatie en cultuurhistorie Omdat de recreatie gebonden is aan het landschap, is er geen afzonderlijke eenheid binnen de landschapszonering voor geformuleerd, maar is het een verbijzondering van de onderscheiden veenweiden, droogmakerijen en transformatiezones. De gebieden die zich het beste lenen voor recreatie vanuit de stad zijn de stedelijke uitloopgebieden en groene wiggen, de veenparken in de westflank en de prioritaire droogmakerijen in de oostflank. Het referentiebeeld hierbij is dat van een parkachtig vrijetijdslandschap met een dicht netwerk van recreatieve routes. Een bijzonder type uitloopgebied vormen de veenparken in het westen. Ook deze zijn van belang voor de recreatie vanuit omliggende steden. Voorop staat hier echter het behoud van het open veenweidelandschap, als identiteitsdrager en als contrast met de hoge stedelijke dichtheid in de omgeving. De openheid draagt hier bij aan de belevingswaarde vanuit de omliggende steden, hoewel openheid een minder intensief recreatief gebruik toelaat dan een bos- of parkachtig landschap. In het oosten kunnen recreatie en toerisme Recreatie en toerisme Recreatie en toerisme worden in de toekomst alleen maar belangrijker, als bron van economische ontwikkeling en als drager van het landschap. Het Groene Hart heeft veel bestaande en potentiële topattracties in huis. Veel daarvan kunnen beter worden benut, als ze duidelijker onderdeel vormen van een compleet toeristisch-recreatief aanbod in het Groene Hart. Dat kan voor individuele ondernemers weer aanleiding zijn om nieuwe toeristisch-recreatieve voorzieningen te starten. molenensembles waterlinies Romeinse Limes kastelen en landgoederen historische steden netwerk van fiets- en wandelpaden Ontwikkelingsprogramma 27 voor het Groene Hart

30 Zonering voor recreatie en toerisme Landschappelijke zonering laaggelegen veengebieden met sterke bodemdaling hoger gelegen veengebieden met matige bodemdaling veengebieden met dik kleidek en rivierkleigebieden droogmakerijen met brakke kwel droogmakerijen met veel (zoete) kwel droogmakerijen met minder (zoete) kwel rivieroeverwallen Gebruikszonering stedelijke uitloopgebieden en groene wiggen veenparken in de westflank recreatietransferia poorten naar omliggende landschappen Ontwikkelingsprogramma 28 voor het Groene Hart

31 Ontwikkelingsperspectief voor stedelijke uitloopgebieden en groene wiggen - parkachtig vrijetijdslandschap: kastelenland Utrecht-West, veenlinten Amsterdam-Zuid, regioparken Rotterdam-Den Haag - dicht netwerk van fiets-, wandel- en ruiterpaden - verankering met stedelijk gebied via waterlopen, dijken, lanen en parkstroken Ontwikkelingsperspectief voor veenparken in de westflank - waterrijke inrichting met recreatieve functie voor omliggende steden - fijnmazig netwerk van paden en kanoroutes - aanleg duurzame groenblauwe lijsten op overgangen naar aangrenzende droogmakerijen en stedelijke gebieden Ontwikkelingsperspectief voor recreatietransferia - toeristische toegangspoorten van het Groene Hart - gekoppeld aan hoofdinfrastructuur en internationale topattracties - parkeergelegenheid en openbaar-vervoerhalte, startpunt van excursies, centrale informatievoorziening, overnachtings- en conferentiefaciliteiten, fiets- en bootverhuur, verkoop streekeigen producten Ontwikkelingsperspectief voor poorten naar omliggende landschappen - doorgaande recreatieve verbindingen - opheffen barrièrewerking infrastructuur - ecologische verbindingszones en gradiënten een rol spelen bij de aanpak van de droogmakerijen met relatief zware verziltings- en verdrogingseffecten. Doordat het landschap minder kwetsbaar is, liggen er mogelijkheden voor een relatief intensief recreatief en toeristisch gebruik. Dat moet wel passen in de strategie voor de droogmakerijen, die nog in ontwikkeling is. Essentieel voor het functioneren als uitloopgebied zijn een dicht netwerk van paden en goede verbindingen met het stedelijk gebied, bijvoorbeeld via waterlopen, dijken, lanen en parken. Nabij het stedelijk gebied zal dit netwerk dichter zijn dan dieper in het landelijk gebied. Het netwerk wordt compleet met een aantal opstapplaatsen, punten waar het netwerk voor recreatief langzaam verkeer raakt aan de infrastructuur voor auto s en openbaar vervoer. Met een koppeling aan voorzieningen (zoals informatieverstrekking, verhuur, verkoop van streekeigen producten, excursies, horeca) krijgen deze opstapplaatsen het karakter van recreatietransferia. Zeker gekoppeld aan topattracties zoals Kinderdijk en het toekomstige informatiecentrum Fort Wierickerschans met de bijbehorende bezoekersstromen, ontstaat het economische draagvlak voor een goed uitgerust recreatietransferium. Doorwerking in het Ontwikkelingsprogramma Bereikbaarheid en toegankelijkheid voor recreatief gebruik zijn kwaliteiten die de benodigde investeringen in het Groene Hart draagvlak geven en maatschappelijk legitimeren. Er moeten daarom op korte termijn Ontwikkelingsprogramma 29 voor het Groene Hart

32 het Groene Hart, als nationaal landschap en als onderdeel van de Deltametropool. Het toeristisch-recreatief product vraagt om concrete acties die al op korte termijn tot verbetering en vergroting van het aanbod leiden, uitgevoerd door de provincies zelf dan wel door anderen. Dit leidt tot de volgende vier accenten in de uitvoering: 1. het Groene Hart nationaal en internationaal op de kaart; 2. Groene Hart-kwaliteit bij wonen en werken; 3. transitie van de veenweidegebieden; 4. een nieuwe toekomst voor de droogmakerijen. Integrale kwaliteitszonering Landschappelijke zonering laaggelegen veengebieden met sterke bodemdaling hoger gelegen veengebieden met matige bodemdaling veengebieden met dik kleidek en rivierkleigebieden droogmakerijen met brakke kwel droogmakerijen met veel (zoete) kwel droogmakerijen met minder (zoete) kwel rivieroeverwallen Gebruikszonering transformatiezones in westflank transformatiezones in oostflank vensters in transformatiezones toegevoegde schakels in de Natte As kleine kernen en linten stedelijke uitloopgebieden en groene wiggen veenparken in de westflank prioritaire droogmakerijen in de oostflank Greenport Boskoop recreatietransferia blauw netwerk poorten naar omliggende landschappen Ontwikkelingsprogramma 30 voor het Groene Hart

33 successen op dit gebied worden geboekt. Al voor 2010 moeten resultaten zichtbaar zijn in de ontwikkeling van het toeristisch-recreatief product en het gebruik daarvan. Dat is realistisch, omdat er al vele initiatieven lopen. De oprichting van een centraal bezoekerscentrum in Fort Wierickerschans kan bijvoorbeeld binnen een paar jaar al een feit zijn. Het programma moet bovendien ruimte laten voor nieuwe, particuliere initiatieven die het toeristisch-recreatieve aanbod verrijken. Een netwerk van routestructuren in samenhang met een goede landschapskwaliteit en een aantal topattracties stimuleert de verblijfsrecreatie en kan dienen als vliegwiel voor de ontwikkeling van het Groene Hart. De reikwijdte van toerisme en recreatie is afhankelijk van de maatschappelijke behoefte aan toeristisch-recreatieve voorzieningen. Die behoefte is nog niet scherp in beeld. Onderzoek moet daar meer duidelijkheid over verschaffen. De realisatie van de parklandschappen en van het volledige toeristisch-recreatieve netwerk zal een langere periode in beslag nemen. De vorming van het netwerk is een project op zichzelf. Parklandschappen moeten gestalte krijgen in samenhang met ontwikkelingen aan de andere kant van de Groene Hart-grens of als onderdeel van gebiedsgerichte projecten in het landelijk gebied. 2.5 De opgave voor het Ontwikkelingsprogramma Op deze integrale kwaliteitszonering zullen de drie Groene Hart-provincies hun eigen activiteiten voor de ontwikkeling van het nationaal landschap Groene Hart baseren. De kaart geldt als leidraad voor de provincies bij onder meer de samenwerking met de publieke en private partners in het Groene Hart, het eigen investeringsbeleid en de communicatie. Anderen kunnen de kaart van de kwaliteitszonering met de bijbehorende ontwikkelingsperspectieven gebruiken als inspiratiebron. De landschappelijke zonering en de gebruikszonering (voor sociaal-economische en toeristisch-recreatieve functies) vormen samen de geconcretiseerde kwaliteitszonering. Ze stellen verschillende eisen aan het Ontwikkelingsprogramma. Die verschillen hebben vooral te maken met de tijdshorizon. De zonering voor water en bodem moet op lange termijn (voor 2050) zijn beslag krijgen, maar vereist gezien de omvang van de opgave wel snelle actie. Voor een deel moet deze gericht zijn op het opdoen van kennis en ervaring, in de vorm van experimentele en andere innovatieve projecten. Die zijn vooral van belang voor de droogmakerijen. Er is nog geen scherp beeld van de ontwikkelingsmogelijkheden in deze landschappen. Voor de veenweidegebieden is de ontwikkelingsrichting scherper in beeld, maar nog niet volledig uitgekristalliseerd. Met name praktijkervaring en gebiedsgerichte oplossingen moeten de transitie van de veenweidegebieden nader gestalte geven. De sociaal-economische ontwikkeling kent een eigen dynamiek. De huidige programmatische druk kan gemakkelijk tot ongewenste maar onomkeerbare ontwikkelingen leiden. De dynamiek van woningbouw en bedrijvigheid kan met een gerichte inzet van middelen en instrumenten worden benut ter versterking van het Nationale Landschap, maar kan zonder zo n gerichte inzet en een bijpassend planologisch regime ook een fragmenterende en verstorende werking hebben. In projectmatige zin kan de aanpak van de transformatiezones en de vensters niet lang op zich laten wachten. Bereikbaarheid en toegankelijkheid voor toeristischrecreatief gebruik (van internationaal toerisme tot ommetjes vanuit huis) zijn kwaliteiten die belangrijk bijdragen aan de maatschappelijke waardering van het Groene Hart. Die waardering is essentieel voor het draagvlak en de legitimatie van de benodigde publieke en private investeringen. Er moeten op korte termijn successen op dit gebied worden geboekt. Al voor 2015 moeten resultaten zichtbaar zijn in de ontwikkeling van het toeristisch-recreatief product, het gebruik en het imago van het Groene Hart als merknaam en de wijze waarop het aanbod georganiseerd is. Deze eisen vereisen een verschillend type inzet van de drie Groene Hart-provincies. De eerste jaren ligt het accent voor het landelijk gebied (de veenweidegebieden en de droogmakerijen) op het creëren van de condities voor duurzaamheid en leefbaarheid, waarbij de ontwikkelingsrichting voor de veenweidegebieden al verder is uitgekristalliseerd dan die voor de droogmakerijen. Voor het stedelijke programma tot 2020 ligt het accent op het borgen van een kwaliteit die past bij het Groene Hart, als nationaal landschap en als onderdeel van de Randstad. Het toeristisch-recreatief product vraagt om concrete acties die al op korte termijn tot verbetering en vergroting van het aanbod Ontwikkelingsprogramma 31 voor het Groene Hart

34 leiden, uitgevoerd door de provincies zelf dan wel door anderen. Dit leidt tot de volgende vier accenten in de uitvoering: 1 het Groene Hart nationaal en internationaal op de kaart; 2 Groene Hart-kwaliteit bij wonen en werken; 3 transitie van de veenweidegebieden; 4 een nieuwe toekomst voor de droogmakerijen. Ontwikkelingsprogramma 32 voor het Groene Hart

35 3Uitvoeringsperspectief 3.1 Sturingsfilosofie Overal in het Groene Hart werken particulieren, private organisaties en overheden met veel inzet aan de toekomst van het gebied. De Groene Hart-provincies willen met hun uitvoeringsaccenten aansluiten bij deze energie. Alleen als alle betrokken partijen vanuit een heldere rolverdeling samenwerken aan de ontwikkeling van het Groene Hart, kunnen wezenlijke resultaten worden geboekt. Het voorbereidingsproces van dit Ontwikkelingsprogramma stond nadrukkelijk in dat teken, onder meer met de organisatie van vijf gezamenlijke werkplaatsen. Overheden zullen met hun eigen instrumenten en middelen en vanuit de eigen doelstellingen bijdragen. Dat geldt zowel voor de 61 Groene Hart-gemeenten verenigd in het Woerdens Beraad, als voor de omliggende grote gemeenten, waterschappen, de rijksoverheid, de Europese Unie en de provincies zelf. Maar ook private partijen zijn onmisbaar voor een voorspoedige uitvoering. Ontwikkelaars en andere investeerders zullen vanuit hun eigen bedrijfsvoering de benodigde middelen moeten helpen opbrengen. Veel maatregelen vereisen de medewerking van boeren en grondeigenaren. Maatschappelijke organisaties kunnen inhoudelijk bijdragen aan de planontwikkeling. Zij zullen dat alleen doen als de plannen bijdragen aan hun eigen doelstellingen. Daardoor hebben ze ook een functie in het vroegtijdig inschatten van het maatschappelijke draagvlak voor een plan of project in ontwikkeling. echter evenmin vrijblijvend. Provincies zullen het laten doorwerken in andere beleidsdocumenten, waarmee een basis ontstaat voor een actieve planologische interventie en handhaving. Het ontwikkelingsbeleid en het beheer zullen dan doorwerken in het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen (een vergunning die veel huidige vergunningen combineert, waaronder de bouw- en milieuvergunningen, en die in 2007 lijkt te zullen worden ingevoerd). Groene Hart-projecten Een belangrijke rol is weggelegd voor de projecten in het Groene Hart, waarin steeds verscheidene partijen samenwerken aan een integrale ontwikkeling van een gebied of thema. Met tien icoonprojecten die spelen op de korte termijn en staan voor essentiële delen van het ontwikkelingsperspectief, willen de drie provincies aantonen welke kwaliteitsstandaard in inrichting en beheer mogelijk is. Ze creëren daartoe de beleidsmatige en operationele voorwaarden waaronder een succesvolle uitvoering mogelijk is. Ze zijn essentieel voor het slagen van het Ontwikkelingsprogramma en hebben een voorbeeld- of aanjaagfunctie voor andere projecten en initiatieven. Sommige zijn nieuw, andere bestaan al. Daarnaast loopt een groot aantal gebiedsgerichte projecten waarvoor een afzonderlijke provincie de programmatische aansturing verzorgt. Hoofdstuk 4 gaat dieper op de iconen en andere projecten in. Dit hoofdstuk geeft aan hoe de drie provincies invulling willen geven aan hun eigen rol bij elk van de vier accenten. Ze gaan een flinke inspanningsverplichting aan jegens elkaar en jegens de samenleving. Die inspanning geldt voornamelijk het beleidsmatig en randvoorwaardelijk aansturen van de uitvoeringsprojecten in het gebied, zowel wat betreft de ontwikkeling als het beheer. Met de kwaliteitszonering en het Ontwikkelingsprogramma willen de provincies andere partijen inspireren tot hoogwaardige investeringen en hen bovendien de duidelijkheid en het vertrouwen verschaffen dat deze investeringen zullen renderen. De kwaliteitszonering is dan ook te begrijpen als een programmatisch verantwoord richtbeeld, niet als een uit te voeren blauwdruk. Per project zal op basis van de lokale situatie naar maatwerk worden gezocht. Het is Lokaal initiatief Het accent in het Ontwikkelingsprogramma ligt op de acties waar de samenwerkende provincies zelf bij betrokken zijn. Maar het zijn de vele lokale initiatieven, afkomstig van gemeenten, ondernemers en verenigingen, die het Groene Hart goed tot leven brengen. Te denken valt aan kleinschalige economische en culturele initiatieven zoals logies, evenementen of beheer van het erfgoed. Gebiedsgerichte projecten moeten daarop inspelen. Een project komt optimaal uit de verf als lokale partijen er voldoende vertrouwen aan ontlenen om ook zelf, in het verlengde van het project, in het gebied te gaan investeren. Bij sommige provinciale projecten is het stimuleren en honoreren van lokaal initiatief in de projectopzet verweven. Voorbeelden zijn de gebiedscommissies voor Alblasserwaard-Vijf- Ontwikkelingsprogramma 33 voor het Groene Hart

36 heerenlanden en het Land van Wijk en Wouden en het Leader+ project Groene Hart, Kloppend Hart. Maar ook buiten de projecten om moeten lokale partijen de ruimte vinden om goede ideeën ten uitvoer te brengen. De bestaande projectenlijn merk en marketing wordt uitgebouwd. Het doel is om een organisatie te creëren die Het Groene Hart als merknaam beheert, verspreidt en bewaakt, zodat het gebruik voorbehouden blijft aan activiteiten en organisaties die de doelstellingen van het nationaal landschap ondersteunen en kracht bijzetten. De opzet van zo n organisatie is aangemerkt als icoonproject. Fort Wierickerschans, dat toegroeit naar een positie als het centrale bezoekers- en informatiecentrum van het Groene Hart, kan het vlaggenschip van deze organisatie worden. De ontwikkeling van Wierickerschans is daarom onderdeel van het icoonproject. 3.2 Vier uitvoeringsaccenten De vier accenten waarmee de Groene Hart-provincies de uitvoering van het beleid ter hand willen nemen, vragen elk om een andere aanpak. Ze stellen verschillende eisen aan de inzet van de eigen provinciale sturingsmiddelen: het sturen met geld, regelgeving, communicatie, organisatie of materiële interventie (zoals grondaankoop of de aanleg van natuur en infrastructuur). Vier uitvoeringsaccenten Het Groene Hart nationaal en internationaal op de kaart Groene Hart-kwaliteit bij wonen en werken De transitie van de veenweidegebieden Een nieuwe toekomst voor de droogmakerijen Het Groene Hart nationaal en internationaal op de kaart Toerisme en recreatie zijn belangrijk als motor voor de ontwikkeling van het Groene Hart. Door de identiteit en beleefbaarheid van het gebied te versterken, komt het Groene Hart scherper op het netvlies van de ruim zes miljoen bewoners van de Randstad en de talloze toeristen uit binnen- en buitenland. Dat brengt publiek het gebied in en voegt economische waarde toe aan het landschap en de monumenten. Er is een nauwe en vruchtbare wisselwerking tussen de cultuurhistorie en de vrijetijdseconomie. Ondernemers en instellingen die cultuurhistorisch erfgoed exploiteren voor recreatieftoeristisch gebruik, zullen ook investeren in onderhoud en eventueel restauratie. Dat versterkt weer de rol van het erfgoed als geheugen en identiteitsdrager van de regio. De Groene Hart-provincies hebben een bijzondere verantwoordelijkheid in het vergroten van het toeristisch-recreatief aanbod door het verbeteren van de bereikbaarheid en toegankelijkheid. Het uitbouwen van bestaande recreatieve routes tot een samenhangend recreatief routenetwerk vereist samenwerking met onder meer gemeenten en grondeigenaren, maar is deels ook een uitvoeringsopgave voor de provincies zelf. Ook dit is daarom tot icoonproject benoemd. Gemeenten, recreatieschappen, ondernemers en andere partijen kunnen daarop inhaken, bijvoorbeeld door voorzieningen aan het recreatieve netwerk te koppelen (zoals horeca of andere diensten). Groene Hart-kwaliteit bij wonen en werken De Groene Hart-kwaliteit van wonen en werken is een combinatie van de kwaliteiten als middengebied van de Randstad, als nationaal landschap en als de directe woonomgeving voor ruim een miljoen mensen. Een vitale ruimtelijke economie speelt in op alledrie. Bouwen in een nationaal landschap leidt tot een hoge kwaliteitsstandaard. Bouwen in het middengebied van de Randstad leidt tot de wens om woon- en werkmilieus te creëren die zich onderscheiden van het aanbod in de Randstadsteden, bijvoorbeeld door de landschappelijke inbedding. En bouwen om te voorzien in de behoefte in de regio zelf, leidt tot aandacht voor woning- en bedrijfstypes die reageren op de demografische trends (die bijvoorbeeld het wegtrekken van jongeren helpen voorkomen en de gevolgen van vergrijzing ondervangen). De Nota Ruimte staat woningbouw in nationale landschappen toe tot een maximum dat nodig is voor een migratiesaldo van nul. Voor het Groene Hart zou dat neerkomen op ten hoogste circa woningen. Dat betekent dat er ontwikkelruimte in het Groene Hart is, waarmee de negatieve effecten van de demografische trend (vergrijzing, het wegtrekken van jongeren) kan worden opgevangen en die ingezet kan worden om de kwaliteitsambities waar te maken. De selectieve inzet van deze ontwikkelruimte is daarmee een belangrijk instrument voor de sociaal-economische vitaliteit van het Groene Hart. Er ligt hier een belangrijke sturingsopgave voor de drie Groene Hart-provincies. Vooral op dit punt is inzet van het grondbeleid van belang (onder- Ontwikkelingsprogramma 34 voor het Groene Hart

37 steund door het toekomstige instrumentarium van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Grondexploitatiewet) en zijn afspraken met gemeenten nodig. Bij de toedeling van de ontwikkelruimte staat de te bereiken kwaliteit voorop. Een selectieve inzet op grond van de te bereiken Groene Hart-kwaliteit heeft prioriteit boven het behalen van het maximale bouwvolume of de spreiding van de ontwikkelruimte over afzonderlijke gemeenten. In het algemeen heeft verdichting binnen de kernen de voorkeur boven uitbreiding. Criteria bij uitbreiding zijn: in hoeverre het initiatief bijdraagt aan de landschapsontwikkeling (door er financiële middelen voor vrij te maken of door het integraal in het plan op te nemen); in hoeverre het een woon- en werkmilieu oplevert dat kwalitatief bijdraagt aan de ruimtelijk-economische structuur in de Randstad; in hoeverre het reageert op de woningbouwbehoeften in het gebied zelf (bijvoorbeeld de behoefte aan woningen voor senioren en jongeren). nadere uitwerking in de beleidsagenda. Op voorhand lijkt het erop dat de kennisgeoriënteerde diensteneconomie van de Randstad, de creatieve economie en toerisme en recreatie goede kansen hebben. Ook reguliere bedrijventerreinen moeten bijdragen aan de Groene Hart-kwaliteit. De sleutel daarbij lijkt te liggen in een sterke samenwerking tussen gemeenten, resulterend in een regionaal kwaliteitsbeeld. In principe moet de kwaliteit in het gebied zelf verdiend worden. Investeringen in het groen (natuur, landschap, recreatie) worden bij voorkeur uit de totale exploitatie gefinancierd. Dat stelt hoge eisen aan de planvoorbereiding en uitvoering. De Groene Hart-provincies werken daar graag aan mee. De provincies zullen niet optreden als hoofdverantwoordelijke voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld een transformatiezone, maar willen wel actief meedenken over de wijze waarop de gestelde kwaliteit gerealiseerd en gefinancierd kan worden. Daarin kan ook een op te richten kwaliteitsteam een rol spelen. In het Uitvoeringsplan worden de wenselijkheid en de mogelijkheid daarvan afgewogen. Initiatieven die in aanmerking kunnen komen voor de ontwikkelruimte lopen sterk uiteen. Grootschalige projecten in transformatiezones en aan de binnenring van de Randstad kunnen ervoor in aanmerking komen, zoals de transformatie van de Oude Rijnzone. Maar voor kleinschalige initiatieven geldt hetzelfde: ook deze zijn essentieel voor zowel de sociaal-economische vitaliteit van het Groene Hart als voor de landschappelijke kwaliteit. Een plan om vrijkomende agrarische bebouwing om te zetten in woningbouw kan met een klein deel van de ontwikkelruimte worden gehonoreerd. Binnen de geldende planologische kaders kan deze bebouwing een woonbestemming krijgen of worden afgebroken in ruil voor nieuwbouw, op dezelfde locatie dan wel elders. Nog niet uitgekristalliseerd is in hoeverre een verruiming of aanpassing van de planologische kaders wenselijk is. De ontwikkeling van kernen en linten kan eveneens gebruik maken van de ontwikkelruimte, als er een overtuigende Groene Hart-kwaliteit aan verbonden is. Voor de omgang met bedrijfsvestigingen geldt hetzelfde principe. Initiatieven worden gehonoreerd als ze een goede Groene Hart-kwaliteit opleveren. Welk type bedrijvigheid het beste inspeelt op de typerende combinatie van de ligging in de Randstad, de status als nationaal landschap en de sociaal-economische structuur binnen het Groene Hart, is onderwerp van Juridische instrumenten dienen voor een deel als borging, conform de reguliere planologische procedures, en deels om de koppeling tussen de ontwikkeling van economische functies en landschappelijke functies te kunnen leggen. Daarvoor is de nieuwe Grondexploitatiewet, die in 2007 lijkt te worden ingevoerd, van bijzonder belang. Deze bevordert de mogelijkheden van het koppelen van groeninvesteringen aan vastgoedinvesteringen op lokaal niveau in een exploitatieplan. Criteria daarbij zijn profijt, causaliteit en proportionaliteit: het vastgoed moet direct baat hebben bij het parallel te ontwikkelen groen (of andere voorzieningen). Deze Grondexploitatiewet laat de mogelijkheid van private overeenkomsten onverlet. In drie icoonprojecten willen de Groene Hart-provincies samen met de uitvoerende partijen een kwaliteitsstandaard stellen, in de hoop en verwachting dat zo een resultaat ontstaat waar vergelijkbare projecten zich aan kunnen spiegelen. De eerste is De Groene Uitweg, ten oosten van Amsterdam, waar gestreefd wordt naar een versterking van de ruimtelijke kwaliteit, zodanig dat deze robuust genoeg is om ruimte te geven aan nieuwe infrastructuur. Bij de eventuele aanleg van nieuwe infrastructuur zullen deze investeringen in de ruimtelijke kwaliteit meefinancieren. De tweede is de zone tussen Bodegraven en Woerden langs de A12. Dit is een beeldbepalend stuk van het Groene Hart, nabij Ontwikkelingsprogramma 35 voor het Groene Hart

38 het bezoekerscentrum Fort Wierickerschans, middenin het veengebied, gelegen binnen het blikveld van grote aantallen automobilisten en met grote economische potenties. Daarmee is het een prototype van de opgave om de ruimtelijk-economische dynamiek te benutten ter versterking van het nationaal landschap. De derde is de Oude Rijnzone, waar een relatief omvangrijk programma voor wonen en werken ligt. De opgave hier is om dit stedelijke programma ruimtelijk en organisatorisch te koppelen aan een goede Groene Hart-kwaliteit. De transitie van de veenweidegebieden De transitie van de veenweidegebieden staat in de startblokken. Recente projecten anticiperen al op een toekomst als een multifunctioneler landschap, waarbij alle relevante aspecten integraal en gebiedsgericht worden aangepakt (de waterhuishouding, de economische vitaliteit, de ecologische kwaliteit, de leefbaarheid, de cultuurhistorie, de toeristisch-recreatieve voorzieningen, enzovoort). Daarin zijn drie ontwikkelingsstrategieën te onderscheiden: een strategie waarbij de hoofdfunctie productielandbouw blijft, een strategie die daarnaast mikt op natuurbeheer en plattelandsverbreding, en een strategie waar natte natuurontwikkeling centraal staat. Welke strategie of mix van strategieën wordt gevolgd, kan per gebied en zelfs per landbouwbedrijf verschillen. De keuze hangt samen met de productieomstandigheden ter plaatse. In relatief natte gebieden wordt het grondgebruik extensiever. Daar liggen meer kansen op het gebied van beheer van natuur, landschap en water. Dat vraagt van de landbouw een omslag van productiemaximalisatie naar kostenreductie en systeeminnovaties. Steun van de overheden, in de vorm van het scheppen van de juiste condities, is hiervoor onontbeerlijk. De drie Groene Hart-provincies hebben een centrale positie in dit proces en volstaan dan ook niet met een sturing op onderdelen. Om dit langdurige proces op een zorgvuldige manier in te gaan en te kunnen begeleiden, is een mix van alle soorten instrumenten noodzakelijk. De provincies zullen zelf investeren en andere overheidsfondsen mobiliseren, juridische middelen zijn nodig om met name het grondbeleid gestalte te geven, samenwerking met lokale partijen moet de provincies in staat stellen om in te spelen op gebiedsspecifieke wensen en eisen en moet het maatschappelijke draagvlak van de ingrepen versterken en tot slot moet de organisatie van de gebiedsgerichte projecten worden afgestemd op de specifieke opgave per gebied. De provincies zijn voorbereid op een langjarig commitment, maar vragen dat ook van anderen. Vooral de medewerking van het Rijk is nodig, in de sfeer van de regelgeving en de financiën. Ook financiële ondersteuning door de Europese Unie kan veel betekenen. Deze zware inzet neemt niet weg dat er binnen deze opgave veel ruimte is voor zelfsturing door partijen in het gebied zelf. De organisatie van de projecten in de veenweiden moet zijn afgestemd op het ruimte laten voor en stimuleren van lokale initiatieven. De transitie van de veenweidegebieden spreidt zich uit over tientallen jaren uit, maar vraagt ook al eerder om actie. In sommige gebieden zijn de problemen urgenter dan elders, met name de gebieden waar substantieel wordt geïnvesteerd in peilaanpassingen. Maar ook in andere gebieden mogen maatregelen binnen lopende projecten de problematiek niet verder verzwaren. Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat terughoudend wordt omgegaan met nieuwe peilaanpassingen. Met die icoonprojecten willen de Groene Hart-provincies de toon zetten voor de aanpak van de veenweidegebieden: De Venen, de Natte As en de Krimpenerwaard. Hier moeten resultaten worden geboekt die voor andere veenweidegebieden een voorbeeldfunctie hebben en de transitie daar kunnen versnellen. De Groene Hart-provincies willen dat gezamenlijk bereiken door een intensieve sturing, gericht op een snelle uitvoering. Een nieuwe toekomst voor de droogmakerijen Aanpassingen aan het watersysteem leiden op lange termijn tot een nieuwe ontwikkelingsstrategie voor de droogmakerijen. De kwaliteitszonering zet de droogmakerijen in een nieuw perspectief. Dat volgt vooral uit de lokale wisselwerking met de waterhuishouding van de veenweidegebieden, maar ook uit de nabijheid van stedelijk gebied. Het werken aan een ontwikkelingsstrategie voor droogmakerijen (vooral in het westen) moet resulteren in een visie op nieuwe functies en functiecombinaties in deze gebieden, gegeven de eisen die het watersysteem stelt en de kansen die het stedelijk netwerk biedt. Op dit moment ligt de nadruk op het uitwerken van het beeld dat ontstaat uit de kwaliteitszonering met bijbehorende ontwikkelingsperspectieven, en daarnaast op het voorkómen van ontwikkelingen die dit perspectief in de weg kunnen staan. Op de korte termijn kunnen gebiedsgerichte projecten in droogmakerijen al wel op een nieuwe strategie anticiperen. Ontwikkelingsprogramma 36 voor het Groene Hart

39 In twee projecten wordt geanticipeerd op een nieuwe strategie door te zoeken naar nieuwe functies en een nieuwe toekomst voor de landbouw, passend bij de waterhuishouding: Groot Mijdrecht-Noord (onderdeel van De Venen) en de Horstermeerpolder (onderdeel van de Vechtstreek). Deze twee zijn daarom tot icoonproject benoemd: de provincies bevorderen een snelle en effectieve uitvoering en sturen daar zonodig op bij, zodanig dat van beide projecten een voorbeeldwerking uitgaat. Ontwikkelingsprogramma 37 voor het Groene Hart

40 merk en marketing Groot-Mijdrecht Noord recreatief netwerk Groene Uitweg Horstermeerpolder De Venen Venster Bodegraven-Woerden Oude-Rijnzone Krimpenerwaard Natte As Iconen van het Groene Hart het Groene Hart nationaal en internationaal op de kaart 1. Organisatie voor merk en marketing 2. Recreatief routenetwerk Groene Hart-kwaliteit bij wonen en werken 3. De Groene Uitweg 4. Venster Bodegraven-Woerden 5. Oude Rijnzone de transitie van de veenweidegebieden 6. Natte As 7. De Venen 8. Krimpenerwaard een nieuwe toekomst voor de droogmakerijen 9. Horstermeerpolder 10. Groot-Mijdrecht Noord Ontwikkelingsprogramma 38 voor het Groene Hart

41 4Ontwikkelingsprogramma 4.1 Programmering Het Groene Hart is voortdurend in beweging. Op veel locaties in het gebied wordt gewerkt aan de ruimtelijke ontwikkeling, soms als gevolg van de eerdere beleidsinitiatieven van Rijk en provincies, soms op basis van lokale initiatieven. Nieuwe opgaven en inzichten kunnen tot bijsturing leiden, maar mogen de uitvoering van lopende projecten niet in de weg staan. Projecten waarvan de financiering rond is en die hun voltooiing naderen, kunnen conform de bestaande plannen worden afgerond. Andere projecten bieden wat meer ruimte voor bijsturing, maar alleen als die in het licht van de nieuwe opgaven en inzichten urgent is, want ook deze projecten zijn gebaat bij continuïteit. Het projectenprogramma bestaat uit drie categorieën projecten. Iconen zijn projecten die essentieel zijn voor het slagen van het Ontwikkelingsprogramma (vanwege hun ruimtelijke betekenis of vanwege het mobiliseren van het netwerk dat nodig is voor de uitvoering) en die een voorbeeld- of aanjaagfunctie voor het hele Groene Hart hebben. De selectie van de iconen is erop gericht om de maatschappelijke energie, menskracht en middelen vooral in te zetten op kansrijke projecten die staan voor een van de vier uitvoeringsaccenten en daarmee voor het ontwikkelingsperspectief voor het Groene Hart. De icoon-status verzekert ze van extra bestuurlijke aandacht bij de drie samenwerkende Groene Hart-provincies, gericht op het versterken van de beleidsmatige en operationele voorwaarden voor de uitvoering. Indien nodig richt de energie van de Stuurgroep zich ook op het expliciteren en uitdragen van de noodzaak van een project en op het genereren van extra middelen. Er zijn tien icoonprojecten geselecteerd, deels bestaand, deels nieuw en deels te versterken. De Stuurgroep benoemt van deze projecten concreet het op korte termijn te behalen resultaat en richt haar programmatische sturing op het bereiken daarvan. projecten vormen de tweede categorie. De drie Groene Hart-provincies richten hun gezamenlijke sturing niet op deze projecten, maar de sturing door een afzonderlijke provincie blijft in principe overeind. Deze projecten delen mee in de reguliere middelen voor het Groene Hart, zoals het ILG. Waar nodig en mogelijk, gezien het stadium van de planvorming, vinden koersaanpassingen plaats, met het ontwikkelingsperspectief als richtsnoer. Het is de bedoeling dat in het Groene Hart een creatieve concurrentie tot stand komt, waarmee ook deze projecten kunnen promoveren naar de iconenlijst. Projecten die rechtstreeks zijn verbonden aan de nieuwe opgaven (met name de wateropgave en de positionering in de Randstad), zijn niet allemaal meteen geschikt voor besluitvorming en uitvoering. Zij zijn innovatief en voorwaardenscheppend Ze moeten de brug slaan tussen het globale perspectief voor de lange termijn en uitvoerbare maatregelen in projectverband. Deze projecten vormen tezamen de derde categorie: de beleidsagenda voor het Groene Hart. De programmering van het gehele pakket projecten gebeurt in twee zevenjaarse fases, aansluitend bij de perioden waarvoor afspraken gemaakt worden over het Investeringsbudget Landelijk Gebied en waarin veel Europese programma s geordend zijn: en Icoonprojecten zitten per definitie in de eerste fase. Bij de programmering van andere gebiedsgerichte projecten spelen onder meer de al gemaakte afspraken een rol, evenals de continuïteit in de uitvoering of (bij projecten die nog in de voorbereidingsfase verkeren) de vraag in hoeverre het project al rijp is voor uitvoering. De feitelijke programmering, inclusief de financiële en organisatorische dimensie, zal aan de orde komen in het Uitvoeringsplan. 4.2 Iconen Actieve sturing op de iconen betekent niet, dat daarmee de overige projecten die in de Balans zijn genoemd geen rol meer spelen. Naast de icoonprojecten lopen er 22 gebiedsgerichte projecten, sommige in voorbereiding en andere al in uitvoering. Deze 1. Organisatie voor merk en marketing Een Groene Hart dat als samenhangende streek- en merknaam een sterke positie verworven heeft in de beleving van ten minste de inwoners en bezoekers van de omliggende steden, is een belangrijke ruggen- Ontwikkelingsprogramma 39 voor het Groene Hart

42 steun voor particuliere economische initiatieven. Een grotere toestroom van publiek kan ook voor andersoortige economische activiteiten de bekendheid en het draagvlak vergroten. Een goed verankerde organisatie voor merk en marketing kan de merknaam bewaken en particuliere initiatieven ondersteunen. Zo n organisatie heeft vijf functies: het stimuleren van de deelnemers tot de ontwikkeling van innovatieve diensten en producten; het ondersteunen van de bedrijfsvoering van individuele ondernemers, bijvoorbeeld door een gezamenlijk boekingssysteem of door eenheid te brengen in het informatie- en promotiemateriaal (zoals een gezamenlijke website, een continu en systematisch aanbod van kaarten en brochures en een coherente bewegwijzering); het bewaken van de kwaliteit van het aanbod, bijvoorbeeld door een systeem van certificering; het bundelen van economische macht; het vertegenwoordigen van de deelnemers in contacten met de overheden. Lopende activiteiten voor merk en marketing, het opzetten en versterken van bezoekerscentra en de projectenfamilie Groene Hart, een kloppend hart, worden in die organisatie opgenomen. In principe is het niet alleen aan de overheid om een dergelijk systeem op te zetten en te onderhouden. De Groene Hart-provincies kunnen er wel in deelnemen en de introductie ervan op zich nemen. Dat vraagt om een krachtig projectmanagement. Het doel is een goed verankerde marketingorganisatie waarin publieke en private partijen samenwerken. Het bezoekerscentrum Wierickerschans is de plek waar de organisatie het beste zichtbaar is. Het huidige project voor Fort Wierickerschans omvat de restauratie van het fort en de herontwikkeling tot een bezoekerscentrum, dat in 2006 geopend zal worden. Ook de directe omgeving behoort tot het project: het behoud en ontwikkeling van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van de ecologische en toeristisch-recreatieve infrastructuur. Staatsbosbeheer en een private ontwikkelaar zijn de trekkers. De koppeling aan de organisatie voor merk en marketing heeft de bedoeling om de ontwikkeling na 2006 verder te brengen. Wierickerschans moet het onbetwiste centrum van het nationaal landschap worden, een informatie- en bezoekerscentrum dat aansluit op de beoogde internationale allure van het Groene Hart. Een positie als recreatietransferium, opgenomen in de kwaliteitszonering, is daar logischerwijs aan verbonden. De inzet van de Stuurgroep is om met een intensieve bestuurlijke inzet en in samenwerking met de projecttrekkers een intensiever gebruik van het centrum en zijn omgeving mogelijk te maken. Het beoogde resultaat op korte termijn, naast de opening van het bezoekerscentrum volgens de huidige planning, is uiterlijk in 2007 een integraal vervolgplan voor het fort en zijn omgeving. 2. Recreatief routenetwerk De Randstad kent een groot tekort aan recreatiemogelijkheden. Dat betekent dat er in potentie een grote vraag is naar recreatievoorzieningen in het Groene Hart. Het vergroten van de recreatieve toegankelijkheid is bij uitstek een manier om het Groene Hart beleefbaar te maken voor de bewoners van de Randstad en om de identiteit van het gebied te verstevigen. Daarnaast kan van recreatie een impuls uitgaan op de economie van het landelijk gebied. Het Groene Hart Pact ontplooit al veelbelovende initiatieven op dit gebied. Al met al zijn er voldoende redenen om realisatie en verbetering van het recreatief routenetwerk te benoemen tot icoon van het Groene Hart. Op korte termijn (uiterlijk in 2007) moet dat tot verschillende resultaten leiden: de aanleg van nieuwe paden in de stadsranden volgens de huidige planning, een inventarisatie van kansen en knelpunten voor de aanleg van toeristisch-recreatieve routestructuren in de periode daarna en een haalbaarheidsstudie voor transferia. Ook zou op korte termijn een visie gevormd moeten worden over hoe de huidige pragmatische aanpak omgevormd kan worden tot een structurele aanpak, gericht op de uitbouw tot een fijnmazig netwerk dat historische landschapslijnen volgt. De aanwijzing tot icoon bevordert de samenhang van het netwerk over de provinciegrenzen heen. Het betekent dat de Stuurgroep meer aandacht zal hebben voor de afstemming van en regie op bestaande initiatieven, en dat de uitvoering wordt versneld. Dat geldt voor de plannen van de provincies zelf, maar ook voor die van gemeenten, voor zover de provincies daar invloed op hebben. 3. De Groene Uitweg Het project De Groene Uitweg gaat over het uiterste noorden van het Groene Hart: globaal het gebied tussen Amsterdam, Bussum en het IJmeer. Het omvat een deel van de Vechtstreek en van Amstelland. De opgave is exemplarisch voor een nationaal landschap in een verstedelijkende omgeving. De huidige kwaliteit Ontwikkelingsprogramma 40 voor het Groene Hart

43 van het landelijk gebied is goed, hoewel er spanningen optreden tussen de wensen voor landbouw en voor natuur, maar die kwaliteit staat onder druk van stedelijke functies. Het meest concreet is de aanleg van nieuwe infrastructuur tussen Almere en Schiphol. Het project De Groene Uitweg zoekt naar versterking van de ruimtelijke kwaliteit, zodanig dat deze robuust genoeg is om ruimte te geven aan nieuwe infrastructuur. Bij de eventuele aanleg van nieuwe infrastructuur zal deze de investeringen in ruimtelijke kwaliteit meefinancieren. Afgesproken is dat de Noordvleugel zal bijdragen aan De Groene Uitweg, gezien de link met de planstudie Almere-Schiphol. Dat zal echter geen volledige financiering van de groene doelen kunnen zijn. De aanwijzing tot icoon kan op korte termijn helpen om de noodzakelijke aanvullende financieringsbronnen te werven. Bovendien kan het belang van dit gebied voor het Groene Hart scherper op het netvlies komen. Dat helpt om het maatschappelijke draagvlak en de bestuurlijke kracht in het gebied te mobiliseren. 5. Venster Bodegraven-Woerden Het Groene Hart wordt doorsneden door rijkswegen en andere infrastructuur. Dat maakt het mogelijk om het nationaal landschap vanaf de weg of het spoor te beleven. Tegelijk is de economische dynamiek van dien aard dat dit lang niet overal meer mogelijk is. De kwaliteitszonering bevat daarom open vensters op het landschap. Dit zijn ook punten waar de recreatieve en ecologische structuren, met name de Natte As, de infrastructuur kruisen. Om de open vensters veilig te stellen, is een actieve inrichtings- en beheerstrategie nodig. Het venster tussen Bodegraven en Woerden kan als inspirerend voorbeeldproject dienen. Dit gebied vraagt op korte termijn om een actieve aanpak, in het licht van de vele ontwikkelingen die op het gebied afkomen: de transformatieplannen voor de Oude Rijnzone, de herinrichting van Fort Wierickerschans, de realisatie van het routeontwerp A12, de vestiging van een regionaal bedrijventerrein en initiatieven van de gemeenten in het gebied, verspreid over twee provincies. Dat maakt de opgave complex en weerbarstig. 4. Oude Rijnzone Het project voor de Oude Rijnzone (tussen Leiden en Bodegraven) heeft de doelstelling om hoogwaardige woon- en leefmilieus te creëren en nieuwe vestigingsmogelijkheden voor bedrijven te bieden. Het gebied raakt verrommeld door een combinatie van grootschalige bedrijven en kleinschalige infrastructuur, diverse ruimteclaims en gebrekkige ecologische en recreatieve aansluitingen op het omliggende landschap. De Rijn- Gouwelijn fungeert als infrastructurele drager voor de herstructurering. De ontwerp-transformatievisie is in de zomer van 2005 verschenen. Naar aanleiding van deze samenwerking, hebben gemeenten hun stedelijk ontwikkelingsperspectief verschoven naar de transformatiezone. Dat past goed in de kwaliteitszonering. Op onderdelen zijn er echter ook verschillen. Zo leidt de kwaliteitszonering tot een grotere terughoudendheid met uitbreidingen in Bodegraven-Oost (zie ook het icoonproject Venster Woerden-Bodegraven) en ligt er een opgave om eventuele woningbouw in Gnephoek in overeenstemming te doen zijn met het ontwikkelingsperspectief. Bij dit project ligt in het bijzonder een sturingsvraag voor: hoe de uiteenlopende kwaliteiten inhoudelijk en organisatorisch te koppelen zijn tot een samenhangende Groene Hart-kwaliteit en hoe deze kwaliteit vervolgens zeker te stellen is. Dat moet op korte termijn ten minste leiden tot zekerheid over de financiering van de groene kwaliteit. Het icoonproject moet leiden tot een gedragen visie, leidend tot beheersplannen en zo nodig inrichtingsplannen, en gekoppeld aan de realisatie van de iconen Natte As, De Venen en Bezoekerscentrum Wierickerschans. De opgave voor de Stuurgroep is om het ruimtelijk beleid van de beide betrokken provincies (Utrecht en Zuid-Holland) af te stemmen, om het overleg met de gemeenten en andere partijen in de streek op gang te brengen en om betrokkenheid van ontwikkelaars en economische partners bij het realiseren van de gewenste kwaliteit te organiseren. Dat kan bijvoorbeeld de vorm krijgen van een of meer projectenveloppen, die verschillende typen uitvoeringsprojecten organisatorisch en ruimtelijk aan elkaar verbinden. 6. Natte As De provincies zijn opdrachtnemer voor de realisatie van een robuuste ecologische verbinding tussen Noord- en Zuid-Nederland voor natte natuur. Deze verbinding, de Natte As, loopt door het Groene Hart. Het project bevindt zich nog in de verkenningsfase. In 2018 moet de realisatie voltooid zijn. De provincie Utrecht is het verst gevorderd en start met een uitwerking. Het Rijk heeft als opdrachtgever middelen gereserveerd om grond aan te kopen en kruisingen met rijksinfrastructuur aan te leggen. Voor de kruisingen met andere infrastructuur zijn nog niet voldoende financiën beschikbaar. Wellicht nog belangrijker is het gebrek aan draagvlak bij grondeigenaren, gecombineerd met Ontwikkelingsprogramma 41 voor het Groene Hart

44 een gebrek aan krachtige uitvoeringsinstrumenten. De provincies hebben de Natte As daarom gekoppeld aan lopende gebiedsgerichte projecten, waaronder de iconen De Groene Uitweg, De Venen en Krimpenerwaard. Met de aanwijzing tot icoon wil de Stuurgroep de Natte As duidelijker een Groene Hart-karakter geven, in aansluiting op bestaande landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het past heel goed in de kwaliteitszonering, die in laaggelegen veengebieden ruimte biedt voor vernatting en waarin ter hoogte van de Natte As open vensters langs hoofdinfrastructuurlijnen zijn opgenomen. Het is de bedoeling om de Natte As te gebruiken als een van de middelen om de transitie van de veenweidegebieden een impuls te geven. Daartoe moet het project bijdragen aan het integrale (dus niet alleen ecologische) ontwikkelingsperspectief voor de veengebieden. De Stuurgroep wil in eerste instantie een of meer aansprekende voorbeeldprojecten realiseren. Dat kan binnen het icoon venster Bodegraven-Woerden, maar ook de verbinding tussen de Ankeveense Plassen en het Naardermeer (in relatie tot herinrichting van de N236) komt in aanmerking. Op korte termijn gaat de aandacht uit naar de koppelingen in de Natte As tussen de drie provincies: de procesmatige afstemming van de planvorming en de regie op de inrichting en de dimensionering van de Natte As, waar deze de provinciegrenzen overschrijdt. Met het Rijk zijn op korte termijn afspraken nodig over het verbreden van de natuurgerichte doelstelling van de Natte As en over de wijze waarop knelpunten kunnen worden weggenomen, vooral in de vele moeilijk passeerbare infrastructurele barrières. 7. De Venen Sinds 1998 loopt de uitvoering van het Plan van Aanpak De Venen. De bedoeling is om binnen twintig jaar meer natuur en recreatie en een betere toekomst voor de landbouw te realiseren. Bij een eerste evaluatie in 2004 is gebleken dat de grondverwerving goed loopt, maar de inrichting onvoldoende op gang komt. Dat ligt onder meer aan een gebrek aan geld en menskracht en aan de complexiteit van het watersysteem. Er zijn bovendien nieuwe opgaven naar voren gekomen op het gebied van water, veenweidebeleid en natuur. Momenteel vindt een herijking van het Plan van Aanpak plaats. De principes van de kwaliteitszonering worden daarin meegenomen. Op korte termijn, in 2005 en 2006, zullen de eerste nieuw ingerichte natuurgebieden gereed zijn en is de uitvoering van watergebiedsplannen gestart. Vrijwillige kavelruil en de aanleg van recreatieve routes gaan intussen door. Om de realisering in 2018 rond te krijgen, is de komende jaren nog een forse inzet nodig. De provincies voeren de regie over de complexe uitvoeringsopgaven en zullen daarvoor ook voldoende middelen, menskracht en stuurkracht inzetten. De basis blijft vrijwilligheid en het faciliteren en mede-ontwikkelen van lokale initiatieven. Bij blijvende knelpunten is uiteindelijk ook doorzettingsmacht gewenst. Voor een succesvolle afronding zullen ook andere partijen hun bijdrage moeten leveren. Het Rijk zal blijvend voldoende middelen voor de realisatie van de rijksdoelen beschikbaar moeten houden en mee moeten investeren in complexe opgaven voor waterbeheer, landschapsontwikkeling en -beheer en de recreatieve ontsluiting. De waterschappen zullen moeten investeren in de verduurzaming van het watersysteem. Met name in het veenweidegebied ligt hier een forse opgave, die om gezamenlijke investeringen van betrokken overheden vraagt. De gemeenten zullen de gewenste ontwikkelingen moeten accommoderen met adequaat ruimtelijk beleid en moeten mee-investeren in de recreatieve en sociaal-economische ontwikkeling van het gebied. Hierbij hebben zij de steun van Rijk en provincies nodig. Vanwege de betrokkenheid van de drie Groene Hart-provincies en andere overheden, de complexiteit van de opgave en de voorbeeldfunctie voor vergelijkbare gebieden is De Venen aangewezen als icoon. 8. Veenweidepact Krimpenerwaard De Krimpenerwaard is de koploper in de nieuwe benadering van de veenweidegebieden, zoals die in de Agenda Westelijke Veenweiden vormkrijgt. In het veenweidepact voor de Krimpenerwaard worden afspraken gemaakt over de hoofdrichting van de gebiedsontwikkeling, onder meer over waterbeheer, natuur, landbouw en recreatie. Er wordt gewerkt met een aanpak waarbij het grondgebruik het waterpeil volgt. In het noorden, in het laaggelegen veengebied, is veelal natte natuur voorzien. In het zuiden ligt de veengrond hoger en zijn de condities voor de landbouw gedurende langere tijd goed. Deze ontwikkelingsrichting zal worden opgenomen in een pact voor de middellange termijn, dat de betrokken partijen naar het zich laat aanzien in het najaar van 2005 kunnen ondertekenen. In 2005 en 2006 start de uitvoering met een aantal maatregelen Ontwikkelingsprogramma 42 voor het Groene Hart

45 die anticiperen op deze nieuwe benadering. De nieuwe organisatievorm van de landinrichting en de ingezette koers zijn aanleiding om aan het veenweidepact Krimpenerwaard een voorbeeldfunctie toe te kennen en dus als icoon te benoemen. 9. Horstermeerpolder De Horstermeerpolder is een droogmakerij middenin het laaggelegen veengebied van de Vechtstreek. Het project is formeel een module van de landinrichting Vechtstreek, maar is daar tijdelijk van losgekoppeld. Dat is gebeurd nadat uit de deelstroomgebiedsvisie naar voren kwam dat de diepgelegen droogmakerij een prima plek zou zijn om water te bergen. Het is de bedoeling om beide projecten in de uitvoeringsfase weer te integreren. Momenteel worden drie scenario s voor de Horstermeerpolder besproken, waarin wordt gezocht naar functiecombinaties tussen landbouw, natuur en waterberging. Dat leidt volgens planning medio oktober tot een voorkeursoplossing. Die oplossing kan al op korte termijn een voorbeeldfunctie hebben voor de aanpak van de waterproblematiek in droogmakerijen. De aanwijzing tot icoon bevordert de uitvoerbaarheid. Reguliere uitvoeringsmiddelen van de landinrichting en de ecologische hoofdstructuur kunnen worden aangevuld uit andere bronnen, mits de planvorming voor de Horstermeerpolder tot innovatieve oplossingen leidt. 10. Groot-Mijdrecht Noord De aanpak van de polder Groot-Mijdrecht Noord, gelegen in De Venen, is een eerste oefening voor de nieuwe toekomst van de droogmakerijen. De waterproblematiek is er manifest aanwezig. Het water vervuilt, de bodem daalt en bij overvloedige regenval kan het water niet altijd op tijd worden weggepompt. Het icoonproject start met een integrale verkenning naar de mogelijkheden van een duurzame inrichting, waarbij waterproblemen worden opgelost en recht wordt gedaan aan bestaande afspraken en relevante ontwikkelingen in en om het gebied. Begin 2007 wordt een principebesluit genomen over de toekomst van de polder. Het proces vindt plaats op een uitvoeringsgerichte en innovatieve wijze, in coproductie met een kerngroep van bewoners. Realisatie is voorzien vanaf 2012, tenzij blijkt dat eerdere maatregelen nodig zijn om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. De aanwijzing tot icoon kan leiden tot een grotere uitvoerbaarheid, door het geven van ruimte aan procesinnovatie en door het scheppen van de juiste condities voor realisering van de te kiezen strategie. Daarbij valt te denken aan beleidsruimte, financiële middelen en/of het verzorgen van cofinanciering. Daar moet op korte termijn, voor het sluiten van het principe-akkoord, duidelijkheid over zijn. 4.3 Overige gebiedsgerichte projecten Lopende gebiedsgerichte projecten in voorbereiding of uitvoering (exclusief de icoonprojecten) Overwegend veenweidegebieden 1 Amstelland 2 De Ronde Hoep 3 Landinrichting Vechtstreek 4 Loosdrechtse Plassen 5 Landinrichting Noorderpark 6 Linschoterwaard 7 Landinrichting Driebruggen 8 Landinrichting Bodegraven-Noord 9 Veenweidepact Gouwe-Wiericke 10 Land van Wijk en Wouden 11 Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 12 Kinderdijk Overwegend droogmakerijen 13 Amstelgroen 14 Aar- en Amstelzone 15 IOP Rijn- en Veenstreek 16 Boomteeltpact Boskoop 17 SGP Zoetermeer Zuidplas 18 Landinrichting Leidschendam Overwegend rivieroeverwallen 19 Landinrichting groengebied Utrecht-West 20 Hollandsche IJssel Oost 21 Hollandsche IJssel West Transformatiezones 22 Merwedezone Veenweidegebieden Oudere veenweideprojecten zijn meestal landinrichtingsprojecten. Deze passen in een beproefde traditie: een van bovenaf opgelegde organisatievorm, waarbinnen de inhoudelijke invulling door de belanghebbenden plaatsvindt. Met het diverser worden van de doelstellingen, en dus ook de betrokken partijen, loopt dit organisatiemodel tegen zijn grenzen aan. Sommige landinrichtings-projecten zijn op een andere organisatievorm overgestapt. Recente veenweideprojecten Ontwikkelingsprogramma 43 voor het Groene Hart

46 hebben een opzet met een stuurgroep of gebiedscommissie met vertegenwoordigers van de samenwerkende overheden en belangenorganisaties. De uitvoering van deelprojecten berust meestal bij de afzonderlijke partijen. Projecten die in uitvoering zijn, hebben over het algemeen een redelijke financiële dekking. Deze is echter gebaseerd op de normkosten van het Rijk. In de praktijk blijken de kosten voor grondverwerving, inrichting en beheer vaak hoger te zijn. Projecten die nog in voorbereidingsfase verkeren, zijn slechts beperkt gedekt, maar dat is in dat stadium van planvorming gebruikelijk. Gebrek aan draagvlak in de streek (bij grondeigenaren, agrariërs, bewoners en gemeenten) kan een project vertragen, zeker omdat de verwerving van landbouwgrond voor natuur en recreatie altijd op basis van vrijwilligheid gebeurt. Projecten die zich overwegend in veenweidegebieden afspelen, krijgen in een aantal gevallen te maken met het nieuwe waterbeheer. Een aantal projecten in laaggelegen veengebieden hanteert duurzame landbouw als uitgangspunt. Dat is niet zonder meer te combineren met het uitgangspunt dat in deze gebieden terughoudend wordt omgegaan met peilaanpassingen. Juist in deze gebieden liggen er voor de landbouw nieuwe kansen op het gebied van natuur, landschap en waterbeheer. 1. Amstelland De landinrichting Amstelland nadert de afronding. De kwaliteitszonering geeft geen aanleiding om nieuwe aanpassingen door te voeren. Binnen het project gaat de aandacht uit naar de ontsluiting, de waterbeheersing, landschapsbouw en de verkaveling. De uitvoering vindt plaats binnen het bredere kader van De Groene Uitweg. Op initiatief van de gemeente Amsterdam is daarnaast het intergemeentelijke project Toekomst Amstelland uitgevoerd, dat heeft geleid tot een aantal projecten met een recreatief karakter. Deze projecten versterken de in de kwaliteitszonering aangegeven functie als stedelijk uitloopgebied. 2. De Ronde Hoep Dit project behelst een pilot-studie over nut en noodzaak van calamiteitenberging om de schade bij overstromingen te beperken. Calamiteitenberging is daarbij bedoeld voor zeer extreme hoeveelheden neerslag, die het reguliere watersysteem niet kan opvangen. De Ronde Hoep ligt ten zuiden van Ouderkerk aan de Amstel en zou voor zo n opvangfunctie van watercalamiteiten in aanmerking kunnen komen. De pilot dient als voorbeeld voor het Noord- Hollands beleid op het raakvlak van rampbestrijding en waterberging. Uitgangspunt is behoud van het open landschap en een duurzame landbouw. Dit laatste is gezien de lage ligging van de veenpolder niet zonder meer in overeenstemming met de kwaliteitszonering. In de praktijk leent de ruimtelijke structuur zich echter wel voor een gepaste uitwerking van de kwaliteitszonering. Langs de linten aan de rand van de polder, waar alle bedrijven staan, is een redelijke drooglegging mogelijk, terwijl in het midden van de polder meer kansen liggen voor landschaps- en natuurbeheer. 3. Landinrichting Vechtstreek Voor de Vechtstreek loopt een landinrichtingsproject met een doorlooptijd van 2001 tot Het raamplan bevat verscheidene uitvoeringsmodules, elk met een looptijd van vier jaar. De uitvoering vindt plaats binnen het bredere kader van De Groene Uitweg. De doelstellingen voor water, natuur en recreatie passen in de kwaliteitszonering, maar op het punt van de landbouw zijn er verschillen. De kwaliteitszonering brengt een groot deel van het plangebied onder bij de categorie laaggelegen veengebieden met sterke bodemdaling, waarbij een hoog waterpeil past. Dat is ongunstig voor een bedrijfseconomisch rendabele landbouw. Het project hanteert de doelstelling duurzame landbouw, maar heeft desondanks te maken met draagvlakproblemen onder de boeren, omdat er geen ruimte aanwezig lijkt te zijn voor bedrijfsvergrotingen. Het bij de kwaliteitszonering opgenomen referentiebeeld van een kleinschalige buitenplaatsstructuur ten westen van de Vecht past evenmin in de doelstelling van duurzame landbouw. De Horstermeerpolder is wegens de afwijkende opgave (met een sterk accent op waterberging) tijdelijk uit de landinrichting gelicht. Deze polder is aangemerkt als Groene Hart-icoon. 4. Loosdrechtse Plassen Het project voor de Loosdrechtse Plassen heeft een specifiek doel: het beter bevaarbaar maken van plassen en het herstel van de helderheid van het water. Dat is bevorderlijk voor het recreatieve gebruik en de ecologische waarde van de plassen. De kwaliteitszonering geeft geen aanleiding voor wijzigingen. 5. Landinrichting Noorderpark Het project Noorderpark is een klassiek landinrichtingsproject. Het loopt sinds 1982 en zal in 2013 Ontwikkelingsprogramma 44 voor het Groene Hart

47 worden afgerond. In 2006 zal een planwijziging worden vastgesteld. Doelstellingen zijn het verbeteren van de natuurwaarden, het versterken van de agrarische structuur en de aanleg van recreatiegebieden en voorzieningen. Een groot deel van het Noorderpark is laaggelegen veengebied. Dit bestaat voornamelijk uit toemaakdekken met een andere samenstelling en draagkracht dan reguliere veengronden. De oxidatie en bodemdaling zoals die zich in de meeste veengebieden voordoen, treden hier niet op. Het peil wordt al jarenlang op een constant niveau gehouden, zonder dat dit tot verdere bodemdaling leidt. Het is aangepast aan de agrarische of ecologische functie van het gebied. Er zijn dus geen aanpassingen in het project noodzakelijk. 6. Linschoterwaard Het project Linschoterwaard bestaat uit een aantal deelprojecten die starten in 2005 of In 2010 moeten ze gereed zijn. Het doel is om de ruimtelijke kwaliteit van de Linschoterwaard te behouden en verbeteren, door de landbouwkundige, recreatieve, ecologische en landschappelijke structuren te versterken, de cultuurhistorische waarden van het gebied te behouden en waterknelpunten op te lossen. Dat past binnen de kwaliteitszonering. De combinatie van het vasthouden van een agrarische basis en het versterken van de landschappelijke en recreatieve waarden sluit aan op de positie als veengebied met een dikke kleilaag en stedelijk uitloopgebied. Het project verkeert nog in de initiële fase, zodat eventuele aanpassingen nog mogelijk zijn. 7. Landinrichting Driebruggen Driebruggen is een klassiek landinrichtingsproject met een lange geschiedenis. Er is tot een versnelde uitvoering besloten, zodat het in 2008 voltooid zal zijn. Het project raakt aan de iconen Natte As en het Venster Bodegraven-Woerden, maar nieuwe koerswijzigingen zijn in dit stadium niet aan de orde. Op lange termijn zal een aanpak van de laaggelegen veenweiden wel nodig zijn. Deze wordt meegenomen in het Veenweidepact Gouwe-Wiericke. 8. Landinrichting Bodegraven-Noord Het landinrichtingsplan voor Bodegraven-Noord is vastgesteld in De provincie Zuid-Holland heeft besloten het project in 2007 af te ronden. De landinrichting is dan nog niet volledig voltooid. Resterende delen worden zo mogelijk opgenomen in het Veenweidepact Gouwe-Wiericke of in ander verband, los van elkaar, gerealiseerd. Daarbij kan het ontwikkelingsperspectief dat volgt uit de kwaliteitszonering inspireren. Vier icoonprojecten liggen in of vlakbij het gebied: de Natte As, de Venen, het Venster Bodegraven-Woerden en het bezoekerscentrum Wierickerschans. 9. Veenweidepact Gouwe-Wiericke In het Veenweidepact Gouwe-Wiericke maken verschillende partijen afspraken over de hoofdrichting van de gebiedsontwikkeling. Partners zijn de provincie Zuid-Holland als trekker, gemeenten, het Hoogheemraadschap Rijnland en maatschappelijke organisaties. In de zomer van 2005 is gestart met een probleemanalyse. Eind 2005 volgt een beslissing over het al dan niet opstellen van een pact. Als die beslissing positief uitvalt, kan de ondertekening volgen in de zomer van In een eventueel pact zullen definities, kaders en ambities worden vastgelegd, evenals een gebiedsvisie en procesafspraken over onder meer de financiering en de planning. De vier lopende landinrichtingsprojecten in het gebied vormen een belangrijk uitgangspunt. Bij het opstellen van de visie zal onder meer het ontwikkelingsperspectief voor lage veenweidegebieden uit de kwaliteitszonering voor dit gebied uitgewerkt worden. 10. Land van Wijk en Wouden De gebiedscommissie is vooral actief met het versterken van de nu aanwezige kwaliteiten (groene diensten, recreatieve ontsluiting, enzovoort). Voor een deel sluiten deze goed aan bij de kwaliteitszonering. Op de korte termijn (het uitvoeringsprogramma voor dit gebied loopt van 2003 tot 2007) kan de gekozen aanpak voortgezet worden, maar het lange-termijnperspectief van de kwaliteitszonering vraagt voor de laaggelegen veenweidegebieden en de droogmakerijen om een andere aanpak (waarbij onder meer het ruimtegebruik wordt afgestemd op het waterpeil). Voorgesteld wordt om met de gebiedscommissie te overleggen op welke termijn deze nieuwe aanpak in het gebied geïntroduceerd kan worden. 11. Alblasserwaard-Vijfheerenlanden In de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is een gebiedscommissie actief. Deze heeft vooral het versterken van de aanwezige kwaliteiten op het oog. In een convenant is vastgelegd hoe daar uitwerking aan wordt gegeven: behoud van het landelijke karakter, een welvarende agrarische sector, hoge gebiedskwaliteiten (natuur, landbouw, cultuurhistorie, landschap), een goed economisch bestaan voor bewoners, een leefomgeving die stimuleert tot sociale ontplooiing en op een gepaste manier kunnen genieten van gebieds- Ontwikkelingsprogramma 45 voor het Groene Hart

48 kwaliteiten voor eigen inwoners en overige Randstadbewoners. Er is een landschapscoördinator actief, die als gebiedsmakelaar de uitvoering stimuleert en verbindingen tussen partijen legt. Voor het grootste deel sluiten de plannen goed aan bij de kwaliteitszonering. In het westen liggen enkele laaggelegen veenweidegebieden, die deel uitmaken van de Natte As. De huidige plannen voorzien niet in een aangepast waterpeil. Voorgesteld wordt om met de gebiedscommissie te overleggen over de mogelijkheden voor een aangepaste aanpak in dit deel, in ruimte en in tijd. 12. Kinderdijk Kinderdijk staat op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. De activiteiten zijn gericht op het duurzaam instandhouden van de negentien molens voor toekomstige generaties, door ze waar mogelijk een functie te geven op het terrein van educatie, recreatie en toerisme. Hoofdverantwoordelijke is de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk (SWEK). Het behoud van dit erfgoed en het vergroten van de toegankelijkheid dragen bij aan de betekenis van Kinderdijk als topattractie. Met een uitbreiding op langere termijn tot de omgeving van Kinderdijk, wordt het economisch potentieel van deze attractie nog beter benut. Opwaardering van het voorzieningenniveau, een betere aansluiting op recreatieve routestructuren (met name over water) en een passende herinrichting van het omringende landschap kunnen het uitstralingseffect op de Alblasserwaard en de rest van het Groene Hart aanzienlijk vergroten. Droogmakerijen Het toekomstperspectief voor de droogmakerijen is nog in ontwikkeling. De betekenis van de waterhuishoudkundige wisselwerking met de veengebieden en de kansen voor nieuwe functiecombinaties zijn nog niet scherp in beeld. Wel is duidelijk dat ingrepen die de waterproblematiek verzwaren, niet gewenst zijn. Lopende projecten voor droogmakerijen hebben ofwel een programma met een sterke recreatieve dimensie, ofwel ze hebben te maken met de intensieve landbouw (de boomteelt of de glastuinbouw). Bij de recreatief georiënteerde projecten bestaat vooral behoefte aan planologische duidelijkheid. Grondeigenaren maken nog wel eens de inschatting dat de grond ook in aanmerking zou kunnen komen voor stedelijke functies. Daarmee zou de grond aanmerkelijk meer waard worden. Ze zijn dan moeilijk bereid te vinden om de grond voor groenontwikkeling of waterretentie te verkopen. Ook de betrokken gemeenten stellen in enkele gevallen andere prioriteiten. De financiering van de hervestiging van glastuinbouw is nog een probleem. Er zijn slechts beperkte overheidsmiddelen voor beschikbaar, en constructies waarbij ontwikkelingswinsten van woningbouw of bedrijfsbebouwing worden ingezet stuiten veelal op bezwaren in de sfeer van de regelgeving. Er zijn bovendien duidelijke kwaliteitseisen noodzakelijk, om te waarborgen dat de nieuwe woningbouw of bedrijfsbebouwing inderdaad een netto verbetering van de landschappelijke kwaliteit oplevert. Dat laatste geldt ook voor de uitbreiding van de greenport Boskoop. 13. Amstelgroen Het project Amstelgroen heeft primair de doelstelling om 550 hectare recreatief groen aan te leggen, gekoppeld aan de verstedelijking ten zuiden van Amsterdam. Het omvat vier deelgebieden, deels buiten het Groene Hart: Haarlemmermeer, Bovenkerkerpolder, Thamerpolder en Vuurlinie. In 2002 is een Gebiedsperspectief verschenen. Sindsdien zijn knelpunten aan het licht gekomen in met name de snelheid van de grondverwerving en de medefinanciering (voor inrichting en beheer) door de regio. Een probleem bij de grondverwerving is dat het Rijk uitgaat van de lage agrarische grondwaarde, terwijl de feitelijke grondprijs hoger ligt. Het project past in de kwaliteitszonering, die het Groene Hart-deel van het gebied onderbrengt bij de stedelijke uitloopgebieden en groene wiggen. 14. Aar- en Amstelzone Voor de Aar- en Amstelzone is een transformatievisie gemaakt. De bedoeling hiervan is om het landschap te verbeteren en verrommeling tegen te gaan, onder meer door verspreide glastuinbouwgebieden te herstructureren. De transformatievisie is in lijn met de kwaliteitszonering. Het toevoegen van woningen in een hoger gelegen veenlint temidden van de droogmakerijen leidt niet tot onoverkomelijke bezwaren. Tijdens de uitwerking is wel alertheid vereist (bijvoorbeeld op de inrichting van de waterhuishouding op de grens van hoog en laag). 15. IOP Rijn- en Veenstreek Door de verspreide glastuinbouw te saneren en te bundelen in een beperkt aantal concentratie-gebieden (buiten het Groene Hart), wordt landschappelijke winst bereikt. Gemeenten zullen hier afzonderlijk plannen van aanpak voor opstellen. De kwaliteitszonering kan voor deze gemeenten een inspiratiebron zijn; de provincie zal de kwaliteitszonering meewegen op punten waarbij Ontwikkelingsprogramma 46 voor het Groene Hart

49 provinciale medewerking nodig is. Het woningbouwprogramma fungeert als kostendrager. Er is echter nog onduidelijkheid over de wijze en uitvoerbaarheid van verevening. De ruimte-voor-ruimteregeling van de provincie Zuid-Holland, die woningbouw in ruil voor de sloop van oude agrarische bebouwing mogelijk maakt, werkte aanvankelijk belemmerend vanwege de strikte voorwaarden. Een recente aanpassing heeft deze belemmeringen ten dele weggenomen. 16. Boomteeltpact Boskoop Voor de regio Boskoop is op dit moment een visie in ontwikkeling die de greenportontwikkeling moet afstemmen op het water- en landschapsbeleid. Er is in februari 2005 een intentieovereenkomst getekend, die momenteel wordt uitgewerkt tot een actieprogramma. De kwaliteitszonering kan hierin worden ingebracht. Zo komt uit de kwaliteitszonering een duidelijke voorkeur voor uitbreiding in de droogmakerij naar voren boven uitbreiding in het veenweidegebied. Als uitbreiding noodzakelijk blijkt, moet deze gepaard gaan aan herstructurering binnen het bestaande areaal. 17. SGP Zoetermeer Zuidplas In dit project wordt een aantal groengebieden in de Zuidplas gerealiseerd: het Bentwoud, de Rottewig, de Eendragtspolder en de groenzone Goudse regio. Met hun recreatieve bestemmingen sluiten deze gebieden goed aan op de kwaliteitszonering, die het Groene Hart-gedeelte van Zoetermeer Zuidplas grotendeels als uitloopgebied of groene wig benoemt. Het Bentwoud is het enige onderdeel dat zich in de uitvoeringsfase bevindt. De uitvoering loopt echter achter bij de planning. De belangrijkste oorzaak is het beginsel om grond alleen op basis van vrijwilligheid aan te kopen. Ook schort het aan bestuurlijk draagvlak bij enkele betrokken gemeenten. 18. Landinrichting Leidschendam De landinrichting Leidschendam loopt al 25 jaar, maar heeft in de loop der tijd aanmerkelijke wijzigingen ondergaan. Het project maakt inmiddels deel uit van de Groenblauwe Slinger, een ecologisch-recreatieve groenstructuur tussen Leiden en Rotterdam. Het vastgestelde raamplan heeft tot doel de versterking van het landschap in de stedelijke omgeving, waarbij de landbouw de voornaamste gebiedsbeheerder blijft. Het is in lijn met de kwaliteitszonering. In 2012 moet het raamplan uitgevoerd zijn. Rivieroeverwallen Drie projecten gaan specifiek over rivieroeverwallen, waarvan twee ook over de rivier zelf (beide projecten voor de Hollandsche IJssel). Het uitvoeren van achterstallig onderhoud is bij deze laatste projecten een belangrijk doel: baggeren, saneren van oeverlanden en oeveronderhoud. De projecten zijn voorwaardescheppend voor het uitwerken van andere kwaliteiten, zoals de aanleg van recreatieve routes over jaagpaden, een ecologische oeverinrichting en een betere kwaliteit van vaar- en zwemwater. 19. Landinrichting groengebied Utrecht-West Groengebied Utrecht-West is een landinrichtingsproject met een relatief zwaar stedelijk-recreatief programma. Dit is in lijn met de kwaliteitszonering, die het gebied positioneert binnen de stedelijke uitloopgebieden en groene wiggen. De deelgebieden Haarzuilens en IJsselbos hebben primair een recreatieve betekenis. In de andere twee deelgebieden, Reyerscop en Harmelen, staat de agrarische functie voorop. Het project is modulair opgebouwd, zodat het eventuele aanpassingen op termijn kan opvangen. 20. Hollandsche IJssel Oost Doel van het project Hollandsche IJssel Oost is het creëren van een snoer met landschappelijke waarde. Het is een integraal project, dat ook onder meer de landbouw, de natuurontwikkeling en het woon- en werkklimaat omvat. De uitvoeringsstrategie is onderdeel van het integrale ontwikkelingsperspectief (IOP), dat in oktober zal worden vastgesteld. Het IOP past binnen de kaders van de kwaliteitszonering, die dit rivieroeverwallen-landschap positioneert als stedelijk uitloopgebied. 21. Hollandsche IJssel West Het project voor het westelijke deel van de Hollandsche IJssel is gericht op sanering van de waterbodem en de zellingen en het opheffen van vervuilende bronnen. Zo kan een goed woon-, werk- en recreatieklimaat ontstaan en kunnen nieuwe natuur- en landschapswaarden worden ontwikkeld. Uit de kwaliteitszonering volgen geen nieuwe opgaven voor de ontwikkeling van de rivier en de oeverwallen. Uitvoering kan conform planning plaatsvinden. De voltooiing is te verwachten in Transformatiezones In de transformatiezones is in de eerste plaats het uitvoeringsaccent Groene Hart-kwaliteit bij wonen en Ontwikkelingsprogramma 47 voor het Groene Hart

50 werken van toepassing. Dat betekent dat de provincie zich richt op de borging van de beoogde kwaliteit, en die kwaliteit van tevoren beschrijft. Het resulterende kwaliteitsbeeld komt voort uit de kenmerken van het gebied zelf, de ligging in de Randstad en de status als nationaal landschap. Eenmaal vastgesteld, worden aan de te realiseren kwaliteit geen compromissen meer gedaan. 22. Merwedezone Het project Merwedezone bevindt zich nog in de voorbereidingsfase. Eind 2005 wordt een transformatievisie verwacht. Deze is gericht op een hogere ruimtelijke kwaliteit en een meer duurzame inrichting, onder meer door het aanbrengen van samenhang in de noordrand, een oplossing voor de waterproblematiek, een opwaardering van de huidige spoorlijn tot light-rail en het toevoegen van natuur, waterberging, windturbines, woningen en bedrijventerrein. De principes van de kwaliteitszonering en de bijbehorende ontwikkelingsperspectieven kunnen in de planvorming een rol spelen. Dat geldt ook voor de passage van de Natte As in het oosten van deze zone. Enkele wensen vanuit het gebied zelf zijn mogelijk strijdig met de kwaliteitzonering. Kwaliteitsbewaking tijdens het proces is van groot belang. 4. Beleidsagenda Een aantal onderdelen van de kwaliteitszonering is nog niet meteen rijp voor uitvoering. Dit zijn vernieuwende onderdelen, onder meer over de droogmakerijen, of onderdelen die reageren op recente beleidsprioriteiten, zoals de waterkwaliteit. Tezamen vormen zij de beleidsagenda. Activiteiten van de Groene Hart-provincies en samenwerkingspartners zijn in eerste instantie gericht op het mobiliseren van de kennis en creativiteit, teneinde deze opgaven uit te kunnen werken tot uitvoerbare voorstellen. Beleidsagenda voor het Groene Hart 1 Ontwikkelingsstrategie voor droogmakerijen 2 Agenda Westelijke Veenweiden 3 Waterkwaliteit 4 Economische dynamiek 5 Ontwikkelruimte woningbouw 6 Grondgebonden landbouw 1. Ontwikkelingsstrategie voor droogmakerijen De kwaliteitszonering zet de droogmakerijen in een nieuw perspectief. Dat ligt vooral aan de lokale wisselwerking met de waterhuishouding van de veenweidegebieden, maar ook aan de nabijheid van stedelijk gebied. Het werken aan een ontwikkelingsstrategie voor droogmakerijen moet resulteren in een visie op nieuwe functies en functiecombinaties in deze gebieden, gegeven de eisen die het watersysteem stelt en de kansen die het stedelijk netwerk biedt. 2. Agenda Westelijke Veenweiden De transitie van de veenweidegebieden wordt voorbereid in de Agenda Westelijke Veenweiden, een samenwerkingsverband van vier overheden. In 2006 zullen zij een langetermijnvisie en investeringsplan vaststellen. Daarin is een claim voor een financiële bijdrage uit het Fonds Economische Structuur-versterking geïntegreerd. De Agenda gaat niet alleen over het Groene Hart, maar ook de veengebieden in het nationaal landschap Laag-Holland. Voor zover de Agenda Westelijke Veenweiden betrekking heeft op het Groene Hart, komt deze volledig overeen met het Ontwikkelingsprogramma. 3. Waterkwaliteit De kwaliteitszonering draagt bij aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water, maar nog onduidelijk is of de normen van deze richtlijn ook gehaald gaan worden en wat de gevolgen daarvan zijn voor de landbouw in het Groene Hart. Daar is verder onderzoek naar nodig. Mogelijk leidt dit tot een noodzaak van aanvullende maatregelen. De waterkwaliteit is ook deel van het Rijksprogramma voor het Groene Hart (zie hoofdstuk 5). 4. Economische dynamiek Het thema economische dynamiek is gericht op een hernieuwde positionering van het Groene Hart in het economische complex van de Randstad, op alle schaalniveaus: van internationaal (aansluiting op internationale economische netwerken) tot lokaal (bijvoorbeeld de gebruiksmogelijkheden van oude agrarische kavels en gebouwen). Economische functies moeten net als de ontwikkel-ruimte binnen de woningbouw bijdragen aan de Groene Hart-kwaliteit, een samenstel van de positie als middengebied van de Randstad, de status van nationaal landschap en de sociaal-economische structuur binnen het Groene Hart. Dat komt tot uiting in ruimtelijke kwaliteitscriteria, maar ook de aansluiting bij de economische tendensen en de voorkeuren binnen het bedrijfsleven moeten geborgd zijn. Ontwikkelingsprogramma 48 voor het Groene Hart

51 Op voorhand lijkt het erop dat met name een inzet nodig is in de kennisgeoriënteerde diensteneconomie, de creatieve economie en toerisme en recreatie en dat er een belangrijke kwaliteitsopgave ligt rond reguliere bedrijventerreinen, maar een scherper beeld van de mogelijke economische ontwikkeling in relatie tot de Groene Hart-kwaliteit is noodzakelijk om dit deel van het uitvoeringsaccent Groene Hart-kwaliteit bij wonen en werken te operationaliseren. 5. Ontwikkelruimte woningbouw In paragraaf is uiteengezet welke ontwikkelruimte er tot 2020 voor de woningbouw is en hoe die zal worden ingezet. Criteria voor deze woningbouw, die bovenop het programma komt waarmee de trend van de afgelopen jaren wordt voortgezet, zijn (kort samengevat) de bijdrage aan de landschapsontwikkeling, het aanbod van woon- en werkmilieus op de schaal van de Randstad en de bijdrage aan de woningbouwbehoefte uit het gebied zelf. Voor deze ontwikkelruimte is de kwaliteit belangrijker dan de geografische spreiding of de kwantitatieve opgave. Deze werkwijze is nieuw en moet worden geoperationaliseerd. Het vraagt een ambtelijke en bestuurlijke samenwerking tussen de drie provincies en een goede systematiek van toedeling. 6. Grondgebonden landbouw Het perspectief voor de agrarische ondernemers in het Groene Hart is gedifferentieerd. Afhankelijk van de situering in het Groene Hart is er een perspectief van op de (wereld)markt gerichte productielandbouw, van landbouwondernemingen die daarnaast verbreding zoeken of van natuur- en landschapsgerichte bedrijven. De ontwikkelingen in de Europese en de nationale landbouwpolitiek zijn van invloed op de mate waarin dit gedifferentieerde perspectief daadwerkelijk haalbaar blijkt. Het ontwikkelingsperspectief sluit aan op de nota Kiezen voor landbouw van de minister van LNV, die voor de overheid een begeleidende rol formuleert bij de keuzes die agrarische ondernemers moeten maken. Die begeleidende rol bestaat uit het ruimte geven aan ondernemers waar dat mogelijk is, initiatieven stimuleren en grote veranderingen faciliteren. De Stuurgroep zoekt op dit punt samenwerking met het Rijk en plaatst daartoe de grondgebonden landbouw op de beleidsagenda. Ontwikkelingsprogramma 49 voor het Groene Hart

52 Ontwikkelingsprogramma 50 voor het Groene Hart

53 5Samenhang met het Rijksprogramma Met het Ontwikkelingsprogramma geven de Groene Hart-provincies uitwerking aan het Rijksprogramma voor het Groene Hart, waarvan het plan van aanpak in december 2004 verscheen. Het Rijksprogramma licht een aantal projecten en een tweetal thema s uit. De Stuurgroep heeft die projecten en thema s geïncorporeerd in het Ontwikkelingsprogramma, soms door ze integraal op te nemen, soms door de condities voor uitvoering te scheppen. Dit hoofdstuk benoemt het antwoord van het Ontwikkelingsprogramma op elk van de projecten en thema s uit het Rijksprogramma. Projecten en thema s volgens het Rijksprogramma (december 2004) Projecten 1 Nieuwe Hollandse Waterlinie 2 Stelling van Amsterdam 3 Veenweidegebieden 4 Natte As 5 Transformatiezone Leiden-Alphen-Bodegraven 6 Routeontwerp A12 7 Rijn-Gouwelijn Oost Thema s 1 Water 2 Grondgebonden veehouderij Projecten uit het Rijksprogramma 1. Nieuwe Hollandse Waterlinie Het Nationale Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie overlapt deels het Nationale Landschap Groene Hart. Voor de Waterlinie is het Linieperspectief Panorama Krayenhoff vastgesteld. Dat gaat uit van een landschappelijke openheid aan de oostzijde van de hoofdverdedigingslijn en relatieve dichtheid (door groen of bebouwing) aan de westzijde. Inmiddels is het linieperspectief uitgewerkt in een bestuursakkoord voor de uitvoering. Het Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart sluit hierop aan. De rivieroeverwallen ten westen van de hoofdverdedigingslijn hebben het ontwikkelingsperspectief van besloten, bosrijke zones door een open landschap, terwijl bij het lage veengebied in het oosten het perspectief van een half-open landschap hoort. Grote delen van de westzijde zijn bovendien aangeduid als transformatiezone, met het perspectief van een landgoedachtige bebouwing in een groene setting. Ter plaatse van het venster kruist de Natte As de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Programmatisch sluiten de ambities van beide nationale landschappen goed op elkaar aan. Het benutten van landschapsstructuren en van de toeristisch-recreatieve en ecologische kansen die daaraan verbonden zijn, is onderdeel van zowel het linieperspectief als dit Ontwikkelingsprogramma. Voor zover de twee nationale landschappen elkaar overlappen, zijn de opgaven van de Nieuwe Hollandse Waterlinie onderdeel van de iconen en andere gebiedsgerichte projecten in het Ontwikkelingsprogramma Groene Hart. 2. Stelling van Amsterdam Bij het project Stelling van Amsterdam vraagt het Rijksprogramma aandacht voor de afstemming met de woningbouwlocatie Bloemendalerpolder, de doorsnijding door infrastructuur, de afstemming met de projecten De Venen en de landinrichting Vechtstreek, en de samenhang met de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer e.o. Het Ontwikkelingsprogramma Groene Hart ondersteunt het project Stelling van Amsterdam via de inzet van cultuurhistorische waarden ter versterking van de identiteit van het gebied en ter bevordering van het toeristisch-recreatief gebruik. Dat biedt ruimte voor een herbestemming van forten en inundatiegebieden en schootsvelden kunnen in gebiedsgerichte projecten zoals De Venen en de Vechtstreek landschappelijk herkenbaar worden gemaakt. 3. Veenweidegebieden Dit project is volgens het Rijksprogramma gericht op een toekomst voor het veenweidegebied met een adequaat watersysteem en de melkveehouderij als drager. De achtergrond daarvan is de in internationaal opzicht unieke waarde van dit cultuurlandschap, die echter steeds meer verdwijnen door inklinking en oxidatie van het veen, veroorzaakt door ontwatering voor de landbouw en verstedelijking. Het Ontwikkelingsprogramma neemt de veenweideopgaven integraal op binnen het uitvoeringsaccent transitie van de veenweidegebieden. waarin ervaring moet worden opgedaan met het uitgangspunt van functie volgt Ontwikkelingsprogramma 51 voor het Groene Hart

54 peil. Voor de melkveehouderij hangen de economische kansen samen met de hoogteligging. Vooral in lagere gebieden, met een geringere drooglegging, krijgt de landbouw meer kansen op het gebied van natuur, landschap en water. De transitie van de veenweidegebieden wordt voorbereid in de Agenda Westelijke Veenweiden, een samenwerkingsverband van vier overheden. In 2006 zullen zij een langetermijnvisie en investeringsplan vaststellen. Daarin is een claim voor een financiële bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking geïntegreerd. De Agenda gaat niet alleen over het Groene Hart, maar ook de veengebieden in het nationaal landschap Laag-Holland. Voor zover de Agenda wel betrekking heeft op het Groene Hart, is het uitvoeringsprogramma Groene Hart een belangrijk middel voor de uitvoering. 4. Natte As De Natte As is in het Rijksprogramma opgenomen als robuuste verbinding voor natte natuur tussen het IJmeer en zuidwest-nederland. In dit Ontwikkelingsprogramma is het gedeelte dat binnen de grenzen van het Groene Hart valt, opgenomen als icoonproject (zie paragraaf 4.2). Dat wil zeggen dat de drie provincies gezamenlijk actie ondernemen om vooraf te definiëren resultaten te realiseren. Die uitvoering moet gestalte krijgen via andere, integrale gebiedsgerichte projecten. Het Ontwikkelingsprogramma heeft vensters opgenomen op locaties waar de Natte As de hoofdinfrastructuur (A2, A12 en de parallelle spoorwegen) kruist. Waar realisatie op korte termijn aan de orde kan zijn, hebben ook deze projecten de status van icoon gekregen: De Venen, de Krimpenerwaard en de kruising met de A12 in het venster Bodegraven-Woerden. 5. Transformatiezone Oude Rijn De ondertitel van dit project in het Rijksprogramma luidt: Ontwikkelingen in wonen en werken ingepast in het landschap. Het uitvoeringsaccent in dit Ontwikkelingsprogramma Groene Hart-kwaliteit bij wonen en werken is nadrukkelijk van toepassing op transformatiezones en beoogt de landschappelijke inpassing te verbreden tot landschappelijke versterking, in relatie tot de specifieke rol van het Groene Hart in de Randstad Holland. Vanuit die optiek leidt de huidige ontwerptransformatievisie tot een sturingsopgave op deze Groene Hart-kwaliteit (zie paragraaf 4.2, waarin de Oude Rijnzone is benoemd als icoonproject). 6. Routeontwerp A12 Het project Routeontwerp A12 heeft geresulteerd in het ontwerp voor de Regenboogroute A12. Dit ontwerp omvat de wegarchitectuur en de identiteit en afwisseling van omliggende landschappen. Het project heeft geen eigen uitvoeringsagenda, maar sluit wel aan op de verbetering van de A12 die in voorbereiding is. Het Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart ondersteunt de ambities van het routeontwerp A12. Het venster tussen Woerden en Bodegraven en het transferium bij Fort Wierickerschans, beide icoonprojecten, sluiten er uitstekend op aan. In de toekomst zullen vergelijkbare ontwerpen voor andere hoofdwegen worden gemaakt. De kwaliteitszonering kan daarbij als inspiratiebron dienen. 7. Rijn-Gouwelijn Oost Het project Rijn-Gouwelijn Oost ( ontwikkeling van een robuuste infrastructuur ingepast in het landschap ) moet leiden tot een uitvoeringsbesluit voor dit lightrailtracé tussen Gouda en Leiden. Via de transformatievisie Oude Rijnzone, die een groot gedeelte van het tracé omvat en relatief dichte bebouwing nabij haltes mogelijk maakt, anticipeert het Ontwikkelingsprogramma Groene Hart op dit uitvoeringsbesluit. Thema s uit het Rijksprogramma 1. Water Het thema water moet leiden tot een rijksvisie op verantwoord waterbeheer en werkt in alle projecten door. Het moet leiden tot een besluit over een nieuwe aanpak voor waterbeheer die voldoet aan de Kaderrichtlijn Water voor een, ook op lange termijn, verantwoord waterbeheer in het gebied, zowel kwantitatief (waterberging, bodemdaling) als kwalitatief (eutrofiëring, verzilting). Het Ontwikkelingsprogramma biedt veel aanknopingspunten voor dit besluit. Water en bodem zijn leidende beginselen bij de kwaliteitszonering en de bijbehorende ontwikkelingsperspectieven. Dat dient in hoofdzaak twee doelen: vergroten van de bergingscapaciteit voor water en afremmen van de bodemdaling. Op termijn moet minder inlaat van gebiedsvreemd water nodig zijn. De droogmakerijen met weinig kwel zijn geïdentificeerd als de gebieden die, geredeneerd vanuit het landschap en de positie ten opzichte van de stad, de beste kansen bieden voor stedelijke piekberging. Verzilting wordt tegengegaan met een ontwikkelingsperspectief voor droogmakerijen met brakke kwel, dat onder meer is gericht op een Ontwikkelingsprogramma 52 voor het Groene Hart

55 gesloten watersysteem. Of hoeverre hiermee wordt voldaan aan de normen die volgen uit de Kaderrichtlijn Water, is nog onduidelijk. Daar is verder onderzoek naar noodzakelijk. 2. Grondgebonden veehouderij Dit project is gericht op het vaststellen van een rijksvisie op de lange-termijnbijdrage van de melkveehouderij aan de karakteristieke kwaliteiten van het Groene Hart en de effectuering van deze visie. Het Ontwikkelingsprogramma ondersteunt deze visievorming door in beeld te brengen hoe de toekomst van de landbouw zich verhoudt tot de uitgangspunten van bodem en water. De grondgebonden productielandbouw heeft vooral in de veengebieden met een dik kleidek en de rivierkleigebieden een goede toekomst: de bodemdaling is gering en de verkaveling en ontwatering zijn relatief goed. In de hoger gelegen veengebieden met matige bodemdaling liggen kansen voor verbreding van de landbouw en voor schaalvergroting en extensivering. Het karakteristieke polderlandschap blijft hier, mede dankzij de grondgebonden landbouw, in stand. In de laaggelegen veengebieden met een sterke bodemdaling krijgen agrarische bedrijven vooral nieuwe kansen in natuur- en waterbeheer en verbreding, gebruik makend van de nabijheid van het stedelijk gebied. In de droogmakerijen is de landbouw onderdeel van het nog te vormen integrale toekomstperspectief. Ontwikkelingsprogramma 53 voor het Groene Hart

56 Ontwikkelingsprogramma 54 voor het Groene Hart

57 6Contouren van de uitvoering Het Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart wordt in de laatste maanden van 2005 voorzien van een Uitvoeringsplan. De programmering van de projecten krijgt hierin concreter vorm. Er zal bovendien in te vinden zijn welke instrumenten de provincies inzetten om de uitvoering van het beleid te versterken en welke rol daarbij is weggelegd voor andere partijen. Dat gebeurt op drie niveaus: voor het generieke beleid voor het Groene Hart, voor de gebiedsgerichte projecten (eventueel gespecificeerd naar projecttype) en voor de icoonprojecten afzonderlijk. In twee werkplaatsen zullen de provincies en de belangrijkste samenwerkingspartners zich gezamenlijk buigen over het Uitvoeringsplan-in-ontwikkeling: een werkplaats investeringsstrategie en een werkplaats bestuurlijke samenwerking. Uit het Uitvoeringsplan, het Ontwikkelingsprogramma en de Balans tezamen zal het Uitvoeringsprogramma Groene Hart worden samengesteld. Financiële strategie Met de ontwikkeling van het Groene Hart en het beheer, in de eerste plaats van het landschap, zijn grote bedragen gemoeid. Voor het beheer zijn structurele middelen nodig, voor de ontwikkeling komen ook eenmalige bijdragen uit daartoe bestemde fondsen in aanmerking. Voor een niet onbelangrijk deel moet de financiering uit publieke middelen komen. Het Uitvoeringsplan zal ingaan op zowel het werven van gelden als het verdelen van gelden. Voor het werven van gelden kan een aantal nationale en internationale bronnen van belang zijn. Nationaal is de eerst aangewezen regeling het ILG, het Investeringsbudget Landelijk Gebied, al is het Ontwikkelingsprogramma breder dan de (huidige) reikwijdte van het ILG. Deze nieuwe regeling biedt provincies meer dan voorheen de mogelijkheid om rijksbijdragen zelf toe te delen aan projecten in het landelijk gebied, binnen met het Rijk overeengekomen doelstellingen. Dat gebeurt in perioden van zeven jaar, de eerste te beginnen in Een ander relevant fonds is het FES, het Fonds Economische Structuurversterking. Het Rijk is bezig met het onderbouwen van een claim hieruit voor de westelijke veenweidegebieden, waaronder het Groene Hart. Deze claim wordt geïntegreerd in de langetermijnvisie met het daaraan gekoppelde investeringsplan van de Agenda Westelijke Veenweiden, die in 2006 zal verschijnen. Ook doen de provincies een beroep op Europese structuurfondsen. Daarover lopen al contacten met de Europese Unie, onder meer in de vorm van een position paper dat aangeeft waarvoor en hoe de eventuele middelen kunnen worden ingezet. Relevante fondsen zijn onder meer het EFRO (voor regionale ontwikkeling) en het Plattelandsfonds. Deze fondsen worden net als de ILG-middelen toegewezen voor perioden van zeven jaar, de eerstvolgende te beginnen in De Europese steunregeling Landbouw met een natuurlijke handicap wordt met steun van het Rijk vanaf 2007 toegepast in de westelijke veengebieden. Deze regeling ondersteunt landbouw in gebieden met natuurlijke belemmeringen voor een optimale bedrijfsvoering. Nagegaan moet worden welke extra kansen deze steunmaatregel biedt en of deze maatregel kan worden afgestemd op een grotere differentiatie in de drooglegging. Het Europese programma Leader+ is vooral relevant voor de financiering van projecten in de sfeer van recreatie en toerisme en van merk en marketing. Bij de manier waarop beschikbare middelen over projecten worden verdeeld, is onder meer van belang in hoeverre een project aansluit bij de principes van de kwaliteitszonering en in hoeverre het uitvoeringsklaar is. Het Uitvoeringsplan zal ook ingaan op de mogelijkheden van een financieringsregeling voor lokale initiatieven, in een nieuwe vorm of als voortzetting van de bestaande Kwaliteitsimpuls Groene Hart. Naast de overheidsfinanciering is ook private financiering deel van de financiële strategie. Zeker voor de transformatiezones, maar mogelijk ook voor andere gebiedsdelen, zullen mogelijkheden worden nagegaan om ontwikkelingswinsten in te zetten voor de financiering van landschapsontwikkeling (voor natuur, recreatie, waterberging of anderszins). Juridische instrumenten Op rijksniveau lopen (naast het ILG) nog twee beleidsprogramma s met de bedoeling om de mogelijkheden voor een uitvoeringsgericht regionaal beleid te vergroten: de herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) en het nieuwe grondbeleid. Naar het zich laat aanzien treden beide in 2007 in werking. Ontwikkelingsprogramma 55 voor het Groene Hart

58 Deze nieuwe wettelijke mogelijkheden hebben een belangrijke plaats in het instrumentele deel van het Uitvoeringsplan. De Wro bevordert de gebiedsontwikkeling onder meer door de introductie van projectbesluiten voorafgaand aan het bestemmingsplan. Gemeenten krijgen die mogelijkheid, maar ook provincies zullen (volgens de huidige voorstellen) projectbesluiten kunnen nemen en bestemmingsplannen kunnen opstellen. Er komen dus meer mogelijkheden voor de provincie om zelfstandig projecten uit te voeren. Dat is een belangrijke impuls voor een projectmatige gebiedsontwikkeling. Daarnaast zal het streekplan als planvorm vervallen en plaats maken voor de provinciale structuurvisie. Zo n structuurvisie bevat beleidsuitspraken die richting geven aan de inzet van bestuurlijke, financiële en juridische instrumenten. Dit opent de mogelijkheid om één structuurvisie voor het Groene Hart te maken. Het Uitvoeringsplan zal ingaan op de wenselijkheid daarvan. Het nieuwe grondbeleid lijkt onder meer de mogelijkheid te zullen bieden van een regeling voor kostenverhaal en verevening bij locatie-ontwikkeling. Daarvoor is de Grondexploitatiewet in voorbereiding. Deze bevordert de mogelijkheden van het koppelen van groeninvesteringen aan vastgoedinvesteringen op lokaal niveau in een exploitatieplan. Deze regeling laat de mogelijkheid van private overeenkomsten onverlet: een gemeente die een vereveningsconstructie voor ogen heeft, kan kiezen voor een private overeenkomst of voor de verplichting van een exploitatieplan. Een eventuele uitbreiding naar provinciale projecten en het regionale niveau is bij het ministerie van VROM in studie. De nieuwe wet biedt verder een verruiming van de onteigeningsbevoegdheid, ook door provincies. bijvoorbeeld vooral gericht op het realiseren van de gewenste bijzondere kwaliteit. Daarbij zou een kwaliteitsteam een rol kunnen spelen. Bij de transitie van veenweidegebieden is de samenwerking met lokale partijen essentieel, zowel in de ontwikkeling als in het beheer. Hierin kan een gebiedsmakelaar goede diensten bewijzen. Het nationaal en internationaal op de kaart zetten van het Groene Hart vraagt om een structurele samenwerking, gericht op het bewaken van de merknaam en het bevorderen van de gezamenlijkheid in de ontwikkeling en promotie van het toeristischrecreatief product. De opzet van die organisatie is een van de icoonprojecten voor het Groene Hart. De samenwerking tussen de drie Groene Hart-provincies onderling heeft onder meer betrekking op de vraag of en zo ja hoe de Stuurgroep en het achterliggende programmabureau blijven bestaan. Als voor voortzetting wordt gekozen, zal het karakter veranderen in een programmerings- en monitorings-organisatie. Gezamenlijkheid zal in een of andere vorm nodig blijven. Daar zijn verscheidene redenen voor: het belang van een centraal aanspreekpunt voor externe samenwerkingspartners (waaronder het Rijk, het Woerdens Beraad en het Groene Hart Pact), het collectieve karakter van een aantal icoonprojecten en de regie op de samenhang tussen alle ontwikkelingen in het Groene Hart. Verdergaande samenwerking tussen de drie provincies zou kunnen leiden tot één planologisch regime, vastgelegd in een gezamenlijke structuurvisie, of een gezamenlijk investeringsfonds. Het organiseren van de samenwerking en de uitvoering is de essentie van het derde deelproduct in de aanloop naar een Uitvoeringsprogramma Groene Hart (na de Balans en dit Ontwikkelingsprogramma): het Uitvoeringsplan dat volgens de planning eind dit jaar zal verschijnen. In de praktijk gaat het om de combinatie van nieuwe instrumenten als het grondbeleid met het beter benutten van het ruimtelijke instrumentarium. Meer planologische duidelijkheid heeft naar verwachting een regulerende invloed op de grondprijzen in het landelijk gebied. Het Uitvoeringsplan gaat daar verder op in. Organisatie van de samenwerking Het Uitvoeringsplan spreekt zich ook uit over de wijze waarop de samenwerking gestalte zal krijgen, zowel tussen de provincies onderling als met andere partijen. De samenwerking zal verschillen al naar gelang de aard van het project. Bij het realiseren van Groene Hartkwaliteit bij wonen en werken is de samenwerking Ontwikkelingsprogramma 56 voor het Groene Hart

59 Ontwikkelingsprogramma 57 voor het Groene Hart

60 Colofon De provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland ontwikkelen samen met andere partijen een landschappelijk mooi, ecologisch waardevol en economisch vitaal Groene Hart. Dit Ontwikkelingsprogramma is een vervolg op de Balans van het Groene Hart, die in februari 2005 verscheen. Het wordt uitgewerkt in een Uitvoeringsplan, dat eind 2005 zal verschijnen. Uit Balans, Ontwikkelingsprogramma en Uitvoeringsplan zal het Uitvoeringsprogramma Groene Hart worden samengesteld. Stuurgroep Groene Hart Lenie Dwarshuis Leen van der Sar Jan Pieter Lokker Patrick Poelmann voorzitter (gedeputeerde provincie Zuid-Holland) gedeputeerde provincie Zuid-Holland gedeputeerde provincie Utrecht gedeputeerde provincie Noord-Holland Managementteam Groene Hart Guus van de Hoef voorzitter (programmabureau) Huub Goumans Groen, Water en Milieu, provincie Zuid-Holland Corné Paris Ruimte en Groen, provincie Utrecht Kim den Boer Natuur, Landschap, Openluchtrecreatie, provincie Noord-Holland Programmabureau Groene Hart Guus van de Hoef directeur Jantien Oostijen programmamanager Jaap van Meijgaarden gebiedsmanager provincie Zuid-Holland Kees Verdouw plv. gebiedsmanager provincie Zuid-Holland Jaap Bos gebiedsmanager provincie Utrecht Hans Groot gebiedsmanager provincie Noord-Holland Ingrid van Grootveld plv. gebiedsmanager provincie Noord-Holland Bianca van Eck secretaris Marco Simjouw secretaris Stuurgroep Jennie Houben office manager Wim Dijkman projectleider Agenda Westelijke Veenweiden Boukje Ferwerda coördinator merk en marketing Frits Lintmeijer communicatieadviseur Peter Paul Witsen redacteur Externe advisering Vista landscape and urban design, Amsterdam Grontmij Nederland bv, Waddinxveen Fotografie: Vormgeving: Drukwerk : Ashwin Snel, Joop Reyngoud, Paul Ridderhof Mijs + van der Wal, Rotterdam Veenman drukkers, Rotterdam Nadere informatie: Programmabureau Groene Hart p/a Provinciehuis Utrecht, Pythagoraslaan 101, Utrecht Postbus 80300, 3508 TH, Utrecht telefoon: , fax: , Utrecht, november 2005 Ontwikkelingsprogramma 58 voor het Groene Hart

61 Ontwikkelingsprogramma 59 voor het Groene Hart

62 Ontwikkelingsprogramma 60 voor het Groene Hart

1. AMBITIE EN AANPAK. Ambitie. Een nieuwe mix van functies in een nieuwe kwaliteitszonering

1. AMBITIE EN AANPAK. Ambitie. Een nieuwe mix van functies in een nieuwe kwaliteitszonering Op weg naar een Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart 1. AMBITIE EN AANPAK Het Groene Hart is een icoon van de ruimtelijke ordening in Nederland. Het open middengebied van de sterk verstedelijkte

Nadere informatie

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland Ambitiedocument Regio Rivierenland Wij, de tien samenwerkende gemeenten binnen Regio Rivierenland: delen de beleving van de verscheidenheid in ons gebied;

Nadere informatie

: Provinciale Staten van Noord Holland, Utrecht en Zuid Holland. Van : Stuurgroep Groene Hart Tel.:

: Provinciale Staten van Noord Holland, Utrecht en Zuid Holland. Van : Stuurgroep Groene Hart Tel.: Memorandum Datum : 7 december 2006 Aan : Provinciale Staten van Noord Holland, Utrecht en Zuid Holland Van : Stuurgroep Groene Hart Tel.: 030-2582750 Onderwerp : Ontwerp Uitvoeringsprogramma Groene Hart

Nadere informatie

Westelijke Veenweiden

Westelijke Veenweiden Westelijke Veenweiden Nota Ruimte budget 113 miljoen euro Planoppervlak 73.000 hectare in totaal voor alle projecten Trekker Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit De Groene Ruggengraat, waar

Nadere informatie

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen 2. Water Bodem & Gebruik 3. Het Groene Hart, met zijn veenweiden, Over de realisatie van

Nadere informatie

Functie volgt peil. maaiveldverloop. Grutto s, jongvee, ruwvoer, veensafari. Grutto s, jongvee, ruwvoer, veensafari. Huiskavel en gebouwen

Functie volgt peil. maaiveldverloop. Grutto s, jongvee, ruwvoer, veensafari. Grutto s, jongvee, ruwvoer, veensafari. Huiskavel en gebouwen zones Functie volgt peil 70-50 cm 50-30 cm 0-30 cm 50-30 cm 70-50 cm maaiveldverloop gebruik waterpeil Huiskavel en gebouwen Gemiddeld 50 cm Grutto s, jongvee, ruwvoer, veensafari Natte Natuur, Piekberging

Nadere informatie

Westflank Haarlemmermeer

Westflank Haarlemmermeer Nota Ruimte budget 48 miljoen euro Planoppervlak 1500 hectare Trekker Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Westflank Haarlemmermeer Westflank Haarlemmermeer is een Randstad Urgent - project.

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Het Groene Hart: Vitaal orgaan van de Randstad Advies bij Perspectief Groene Hart 2040, 28 augustus 2017

Het Groene Hart: Vitaal orgaan van de Randstad Advies bij Perspectief Groene Hart 2040, 28 augustus 2017 Provinciale Adviescommissie Leefomgevingskwaliteit (PAL) Zuid-Holland Provinciale Commissie Leefomgeving (PCL) Utrecht Het Groene Hart: Vitaal orgaan van de Randstad Advies bij Perspectief Groene Hart

Nadere informatie

Ruimte om te leven met water

Ruimte om te leven met water Ruimte om te leven met water Het huidige watersysteem is volgens de nieuwe In de toekomst wil het waterschap een zoveel Om de benodigde ruimte aan hectares te verwerven inzichten niet meer op orde. Aanpassingen

Nadere informatie

Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie

Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie Stand van zaken samenwerking omgevingsvisie Landschap, water en ondergrond Meer informatie: https://www.regiogv.nl/gemeenteraden/ruimtemobiliteit/samenwerking-omgevingsvisie/ 1 Inhoud 1. Proces samenwerking

Nadere informatie

Leegstand agrarisch vastgoed

Leegstand agrarisch vastgoed Leegstand agrarisch vastgoed Aard, omvang, duiding en oplossingsrichtingen 26 mei 2016, Edo Gies, Alterra Wageningen UR 2 Een stille revolutie op het platteland Dynamiek in de landbouw (1950 2016) 4 x

Nadere informatie

Almere 2.0. studieopdracht 3e jaar T&L (in teamverband)

Almere 2.0. studieopdracht 3e jaar T&L (in teamverband) Almere 2.0 studieopdracht 3e jaar T&L (in teamverband) Voor de derdejaarsopdracht Ecologie van de opleiding TenL stond de woningopgave van Almere centraal. Almere is in korte tijd uitgegroeid tot een stad

Nadere informatie

De kracht van Midden-Holland. Koersnotitie Midden-Holland

De kracht van Midden-Holland. Koersnotitie Midden-Holland De kracht van Midden-Holland Koersnotitie Midden-Holland Oktober 2013 Positie Midden-Holland in zuidelijke Randstad In deze koersnotitie wordt weergegeven waar Midden-Holland voor staat, welke koers Midden-Holland

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 121 Haarlem, 14 november 2006 Onderwerp: Uitvoeringsprogramma Groene Hart 2007-2013 Bijlagen: - Ontwerpbesluit - Ontwerp Uitvoeringsprogramma Groene Hart

Nadere informatie

Beleidsanalyse. plattelandsontwikkeling. 1,9 mld menselijk kapitaal

Beleidsanalyse. plattelandsontwikkeling. 1,9 mld menselijk kapitaal Beleidsanalyse De gemeente Nieuwkoop heeft voor de uitwerking van de structuurvisie een beleidsanalyse laten uitvoeren. In de beleidsanalyse is beoordeeld welke beleidsplannen en programma s van verschillende

Nadere informatie

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Gebiedsontwikkeling in regio s

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Gebiedsontwikkeling in regio s Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Werkgroep Gebiedsontwikkeling in regio s Partnerforum Gent 18 oktober 2016 Ruimtelijke staat van Vlaanderen Demografische evoluties (groei, krimp, vergrijzing, gezinsverdunning,

Nadere informatie

UITVOERINGSPROGRAMMA. het. icoon van Nederland. Stuurgroep Groene Hart van de provincies. februari 2007

UITVOERINGSPROGRAMMA. het. icoon van Nederland. Stuurgroep Groene Hart van de provincies. februari 2007 het icoon van Nederland Stuurgroep Groene Hart van de provincies februari 2007 Eerder verschenen: De Balans van het Groene Hart, februari 2005 Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart, november 2005

Nadere informatie

UITVOERINGSPROGRAMMA. ONTWERPhet. icoon van Nederland. Stuurgroep Groene Hart van de provincies. oktober 2006

UITVOERINGSPROGRAMMA. ONTWERPhet. icoon van Nederland. Stuurgroep Groene Hart van de provincies. oktober 2006 ONTWERPhet icoon van Nederland Stuurgroep Groene Hart van de provincies oktober 2006 Eerder verschenen: de Balans van het Groene Hart, maart 2005 Ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart, november 2005

Nadere informatie

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Bodem & Klimaat Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Jaartemperaturen en warmterecords in De Bilt sinds het begin van de metingen in 1706 Klimaatverandering KNMI scenarios Zomerse dagen Co de Naam

Nadere informatie

Samen naar een toekomstbestendige vrijetijdseconomie

Samen naar een toekomstbestendige vrijetijdseconomie Samen naar een toekomstbestendige vrijetijdseconomie Zuid-Limburg Position Paper van de 16 Zuid-Limburgse gemeenten, aangeboden door de voorzitters van het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie en Nationaal

Nadere informatie

2. De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur

2. De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur 2. De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur De Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur bevat de strategie voor het natuurbeleid voor de komende tien jaar, met een doorkijk naar 2020. De nota

Nadere informatie

TOPSURFLAND. 1. Waterschappen

TOPSURFLAND. 1. Waterschappen TOPSURFLAND Hieronder wordt beschreven wat de toegevoegde waarde is van Topsurf voor de samenleving en wat de effecten zijn van het gebruik van Topsurfland voor alle belanghebbenden. 1. Waterschappen De

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland

Visie op Zuid-Holland Visie op Zuid-Holland Op weg naar de provinciale structuurvisie provincie Zuid Holland Visie op Zuid-Holland - Op weg naar de provinciale structuurvisie Visie op Zuid-Holland Veelzijdig, dynamisch. Zuid-Holland

Nadere informatie

Themabijeenkomst natuur en landschap. Natuur- en recreatieplan Westfriesland

Themabijeenkomst natuur en landschap. Natuur- en recreatieplan Westfriesland Themabijeenkomst natuur en landschap Natuur- en recreatieplan Westfriesland Programma (Toekomst) kracht van het gebied in beeld krijgen Start (13.00 uur) Welkom en toelichting natuur- en recreatieplan

Nadere informatie

DIVERSITEIT ALS TROEF REGIONAAL OMGEVINGSBEELD REGIO ALKMAAR

DIVERSITEIT ALS TROEF REGIONAAL OMGEVINGSBEELD REGIO ALKMAAR DIVERSITEIT ALS TROEF REGIONAAL OMGEVINGSBEELD REGIO ALKMAAR REGIONALE RAADSAVOND 5 april 2017 AGENDA Oogst van de ronde door de regio Lezing van de regio Het Omgevingsbeeld voor de regio Alkmaar 2 OMGEVINGSBEELD

Nadere informatie

Topografie Merwedezone (bron: Ontwerp Transformatievisie Merwedezone, 2007)

Topografie Merwedezone (bron: Ontwerp Transformatievisie Merwedezone, 2007) Sliedrecht Sliedrecht Sliedrecht is een zelfstandige gemeente in de provincie Zuid-Holland. Het dorp telt 24.000 inwoners en vormt met de plaatsen Alblasserdam, Papendrecht, Hardinxveld-Giessendam en Gorinchem

Nadere informatie

Duiven. Introductie. Bron:

Duiven. Introductie. Bron: Duiven Duiven Introductie Duiven is een levendige gemeente, bestaande uit het dorp Duiven en de kleinere kernen Groessen en Loo, respectievelijk ten zuidoosten en zuidwesten van het dorp Duiven. De gemeente

Nadere informatie

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda TNO Kennis voor zaken : Oplossing of overlast? Kunnen we zomaar een polder onder water zetten? Deze vraag stelden zich waterbeheerders, agrariërs en bewoners in de Middelburg-Tempelpolder. De aanleg van

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik gesprekken waar zijn we nu mee bezig?

Nadere informatie

PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten. Twisk, Dorpsweg Theo Baart

PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten. Twisk, Dorpsweg Theo Baart PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten 2018 Twisk, Dorpsweg Theo Baart CONTEXT EN DYNAMIEK Linten zijn onlosmakelijk verbonden met

Nadere informatie

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel Statenvoorstel Vergaderdatum GS: 13 juni 2017 Portefeuillehouder: Bom - Lemstra, AW Uiterlijke beslistermijn: n.v.t. Behandeld ambtenaar : mw L.G.J van Westbroek E-mailadres: lgj.van.westbroek@pzh.nl Telefoonnummer:

Nadere informatie

MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND

MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND WERK ALS ÉÉN OVERHEID De fysieke en sociale leefomgeving van Nederland gaan de komende decennia ingrijpend veranderen. Transities in de energievoorziening, de landbouw,

Nadere informatie

1. Branding en voorzieningen in gehele subregio Cultuurhistorie benadrukken Toegankelijkheid zorg vergroten (sociaal, fysiek) Wie: overheid,

1. Branding en voorzieningen in gehele subregio Cultuurhistorie benadrukken Toegankelijkheid zorg vergroten (sociaal, fysiek) Wie: overheid, Transformatie van de woningvoorraad Een afname van het aantal huishoudens heeft gevolgen voor de woningvoorraad. Dit geldt ook vergrijzing. Vraag en aanbod sluiten niet meer op elkaar aan. Problemen van

Nadere informatie

Datum : 14 november 2006 Nummer PS : PS2006REG20 Dienst/sector : REG/RLU Commissie : REG Registratienummer : 2006REG00338i Portefeuillehouder : Lokker

Datum : 14 november 2006 Nummer PS : PS2006REG20 Dienst/sector : REG/RLU Commissie : REG Registratienummer : 2006REG00338i Portefeuillehouder : Lokker S T A T E N V O O R S T E L Datum : 14 november 2006 Nummer PS : PS2006REG20 Dienst/sector : REG/RLU Commissie : REG Registratienummer : 2006REG00338i Portefeuillehouder : Lokker Titel : Ontwerp-Uitvoeringsprogramma

Nadere informatie

Geachte mevrouw Dekker,

Geachte mevrouw Dekker, Datum 16 mei 2006 Ons kenmerk PNH: 2006 7382 PZH: DRM/ARW/06/4369 Onderwerp Eindrapportage Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer Bollenstreek Bezoekadres Houtplein 33 Haarlem Aan: de minister van VROM, mevrouw

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik dialoogavonden toelichting uitwerking

Nadere informatie

het 2OO7-2O13 ITVOERINGSPROGRAMMA icoon van Nederland SAMENVATTING

het 2OO7-2O13 ITVOERINGSPROGRAMMA icoon van Nederland SAMENVATTING het icoon van Nederland SAMENVATTING 2OO7-2O13 ITVOERINGSPROGRAMMA Het Groene Hart van de Randstad heeft het moeilijk. Veenbodems verzakken. Water verzilt. Boeren moeten hun bedrijf aanpassen aan de gewijzigde

Nadere informatie

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West 2030 Station Nieuwe Meer is niet alleen een nieuwe metrostation verbonden met Schiphol, Hoofddorp, Zuidas en de Amsterdamse

Nadere informatie

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc. WATERTOETSPROCES Globale checklist waterbelangen in de ruimtelijke ordening Bij het watertoetsproces let het waterschap op alle wateraspecten. Doorgaans krijgen het voorkomen van wateroverlast en de zorg

Nadere informatie

Een route naar een. Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling. 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman

Een route naar een. Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling. 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman Een route naar een Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman Uitgangspunten Gebiedscommissie Laag Holland (MKBA in 2009) Bodemdaling

Nadere informatie

Het Hart van Holland. Omgevingsvisie 2040

Het Hart van Holland. Omgevingsvisie 2040 Het Hart van Holland Regionale Agenda Omgevingsvisie 2040 GEMEENTERAAD KAAG & BRAASSEM 7 DECEMBER 2016 JEROEN TRAUDES kaag en braassem katwijk leiden leiderdorp noordwijk oegstgeest teylingen voorschoten

Nadere informatie

STUREN MET WATER. over draagvlak en draagkracht in de westelijke veenweiden

STUREN MET WATER. over draagvlak en draagkracht in de westelijke veenweiden STUREN MET WATER over draagvlak en draagkracht in de westelijke veenweiden STUREN MET WATER Het ontwerp Sturen met water van het Veenweide Innovatiecentrum Zegveld (VIC) zet in op actief, dynamisch grondwaterbeheer

Nadere informatie

CHECKLIST ONDERGRONDKANSEN: AANTREKKELIJK WONEN EN WERKEN IN APELDOORN

CHECKLIST ONDERGRONDKANSEN: AANTREKKELIJK WONEN EN WERKEN IN APELDOORN CHECKLIST : AANTREKKELIJK WONEN EN WERKEN IN APELDOORN Versterk de identiteit van de Buitenstad door landschappelijke, aardkundige en archeologische waarden zichtbaar op te nemen in de ruimtelijke inrichting

Nadere informatie

Kompasnotitie Voorloper

Kompasnotitie Voorloper Kompasnotitie Voorloper keuzes en richtingen voor de Voorloper Eindversie Vastgesteld door de stuurgroep Groene Hart op 27 maart 2008 Doel van deze notitie De stuurgroep Groene Hart is bezig de Voorloper

Nadere informatie

- 105" Kernkwaliteiten. Kernkwaliteiten Nota Ruimte. Kernkwaliteiten Groene Hart. Kernkwaliteiten Groene Hart

- 105 Kernkwaliteiten. Kernkwaliteiten Nota Ruimte. Kernkwaliteiten Groene Hart. Kernkwaliteiten Groene Hart - 105" Kernkwaliteiten Car/a Bisseling Programmamanager pmgrammabureau GH 15mel2008 Kernkwaliteiten Nota Ruimte De kernkwaliteiten van het veenweidegebied: grote mate van openheid; strokenverkaveling met

Nadere informatie

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap 1 De Nieuwe Hollandse Waterlinie Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap De Nieuwe Hollandse Waterlinie loopt midden door Nederland: van Muiden tot aan de Biesbosch. Vroeger waren de

Nadere informatie

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap 1 De Nieuwe Hollandse Waterlinie Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap De Nieuwe Hollandse Waterlinie loopt midden door Nederland: van Muiden tot aan de Biesbosch. Vroeger waren de

Nadere informatie

Goeree-Overflakkee: Ouddorp, Stellendam en Herkingen. Bron: beeldbank.rws.nl

Goeree-Overflakkee: Ouddorp, Stellendam en Herkingen. Bron: beeldbank.rws.nl Goeree-Overflakkee: Ouddorp, Stellendam en Herkingen Bron: beeldbank.rws.nl Introductie Herkingen, Stellendam en Ouddorp zijn gelegen op Goeree-Overflakkee, het meest zuidelijke eiland van de Zuid-Hollandse

Nadere informatie

Regionale Adaptatie Strategie vanwege klimaatverandering. MT 22 maart 2012 Arno Lammers

Regionale Adaptatie Strategie vanwege klimaatverandering. MT 22 maart 2012 Arno Lammers Regionale Adaptatie Strategie vanwege klimaatverandering MT 22 maart 2012 Arno Lammers Voorgeschiedenis RAS - Proces Waterkader Haaglanden gestart febr. 2003 na opdracht AB - Regionaal Bestuursakkoord

Nadere informatie

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland. Ben Brink, wethouder Dennis Kramer, adviseur Ruimte

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland. Ben Brink, wethouder Dennis Kramer, adviseur Ruimte Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland Ben Brink, wethouder Dennis Kramer, adviseur Ruimte Inleiding Doel vanavond: beeldvorming eerste reacties Reactiebrief Inleiding: ambitiedocument 3 speerpunten:

Nadere informatie

Eijsden. Economische activiteit

Eijsden. Economische activiteit Eijsden Eijsden Eijsden is met ruim 8000 inwoners de grootste kern van de Limburgse gemeente Eijsden-Margraten. Deze fusiegemeente, die in 2011 ontstond, bestaat verder uit 14 andere kernen, en 25 gehuchten

Nadere informatie

Heukelum. Zicht op de Linge

Heukelum. Zicht op de Linge Heukelum Zicht op de Linge Het stadje Heukelum is een van de vijf kernen van de gemeente Lingewaal. Heukelum ligt in de Tielerwaard, aan de zuidoever van de rivier de Linge, in een van de meest westelijke

Nadere informatie

DIVERSITEIT ALS TROEF REGIONAAL OMGEVINGSBEELD REGIO ALKMAAR

DIVERSITEIT ALS TROEF REGIONAAL OMGEVINGSBEELD REGIO ALKMAAR DIVERSITEIT ALS TROEF REGIONAAL OMGEVINGSBEELD REGIO ALKMAAR PORA 5 april 2017 AGENDA Oogst van de ronde door de regio Lezing van de regio Het Omgevingsbeeld voor de regio Alkmaar OMGEVINGSBEELD PLANNING

Nadere informatie

Fietspad in het Voorsterbos, voorbeeld van een toegankelijk, divers bos

Fietspad in het Voorsterbos, voorbeeld van een toegankelijk, divers bos Concept Concept Concept Concept CRU05.095 Lekker leven in Flevoland Wat willen we bereiken: Een provincie met goede recreatieve mogelijkheden voor zowel de inwoners als de Randstadbewoners, het behoud

Nadere informatie

Het Groene Hart mooi dichtbij. ANWB-visie op de recreatieve inrichting van het Groene Hart: samenvatting

Het Groene Hart mooi dichtbij. ANWB-visie op de recreatieve inrichting van het Groene Hart: samenvatting Het Groene Hart mooi dichtbij ANWB-visie op de recreatieve inrichting van het Groene Hart: samenvatting Groene Hart mooi dichtbij Een recreatievisie voor het Groene Hart Voor recreatie buitenshuis wil

Nadere informatie

Deel IV. LOP Midden-Delfland 2025: Uitvoeringsstrategie

Deel IV. LOP Midden-Delfland 2025: Uitvoeringsstrategie Deel IV LOP Midden-Delfland 2025: Uitvoeringsstrategie 124 - MIDDEN-DELFLAND 2025 In het Landschapontwikkelingsperspectief Midden-Delfland 2025 (LOP) beschrijven wij de beleidsuitgangspunten die wij als

Nadere informatie

Provincie Vlaams Brabant

Provincie Vlaams Brabant 156 Provincie Vlaams Brabant OPEN RUIMTE Open ruimte is de zuurstof van onze ruimte. Het is dus een kostbaar goed, dat we moeten beschermen. Voor de Visienota Ruimte betekent dit dat we de verdere inname

Nadere informatie

aanbiedingsnota raad invullen organisatie beeldvorming op 5 oktober 2017 oordeelvorming op n.v.t. besluitvorming op 26 oktober 2017

aanbiedingsnota raad invullen organisatie beeldvorming op 5 oktober 2017 oordeelvorming op n.v.t. besluitvorming op 26 oktober 2017 beeldvorming op 5 oktober 2017 oordeelvorming op n.v.t. besluitvorming op 26 oktober 2017 invullen organisatie registratienr. 17INT09157 casenr. BBV17.0501 voorstel over vaststellen Nota Zonne-energie

Nadere informatie

NOTITIE REGIONALE SPEERPUNTEN GROENE HART AGENDA NIEUWKOOP

NOTITIE REGIONALE SPEERPUNTEN GROENE HART AGENDA NIEUWKOOP NOTITIE REGIONALE SPEERPUNTEN GROENE HART AGENDA NIEUWKOOP A. Inleiding en doelstelling In de regiocommissie van 24 oktober jl. is toegezegd dat het college de raad een voorstel doet ten aanzien van de

Nadere informatie

Aard,omvang en oplossingsrichtingen huidige en toekomstige leegstand agrarische vastgoed Nederland

Aard,omvang en oplossingsrichtingen huidige en toekomstige leegstand agrarische vastgoed Nederland Agrarisch Vastgoed Aard,omvang en oplossingsrichtingen huidige en toekomstige leegstand agrarische vastgoed Nederland 9 maart 2017, Edo Gies, Wageningen Environmental Research (Alterra) 2 Agrarische ontwikkeling

Nadere informatie

Links naar brondocumenten

Links naar brondocumenten Links naar brondocumenten PS-doelen en GS-taken Visie Ruimte en Mobiliteit Beleidsvisie Cultureel Erfgoed en Basisvoorzieningen Cultuur 2017-2020 Beleidsvisie en uitvoeringsstrategie regionale economie

Nadere informatie

Duurzaam groeien. Agro, fresh, food en logistics

Duurzaam groeien. Agro, fresh, food en logistics Nota Ruimte budget Klavertje 25,9 miljoen euro (waarvan 3 miljoen euro voor glastuinbouwgebied Deurne) Planoppervlak 908 hectare (waarvan 150 hectare voor glastuinbouwgebied Deurne) (Greenport Trekker

Nadere informatie

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen Workshop 1.4 Kennisconferentie Deltaprogramma Jan van den Akker Alterra / Wageningen UR janjh.vandenakker@wur.nl Bodemdaling Component

Nadere informatie

Midden-Delfland. advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland

Midden-Delfland. advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland Midden-Delfland advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland Midden-Delfland advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap HV-PAZH-01

Nadere informatie

Dalende bodems, stijgende kosten

Dalende bodems, stijgende kosten Dalende bodems, stijgende kosten Mogelijke maatregelen tegen veenbodemdaling in het landelijk en stedelijk gebied door Gert Jan van den Born 1 Aanleiding voor een studie over veenbodemdaling Recent verleden:

Nadere informatie

Poldergerichte aanpak, toekomstbestendig effect. Zet stappen en werk mee aan klimaatslimme landbouw op veen, bijvoorbeeld met onderwaterdrainage

Poldergerichte aanpak, toekomstbestendig effect. Zet stappen en werk mee aan klimaatslimme landbouw op veen, bijvoorbeeld met onderwaterdrainage Poldergerichte aanpak, toekomstbestendig effect Zet stappen en werk mee aan klimaatslimme landbouw op veen, bijvoorbeeld met onderwaterdrainage Samen poldergericht werken aan: Minder bodemdaling Lagere

Nadere informatie

Project Ruimtelijke Opgaven

Project Ruimtelijke Opgaven Project Ruimtelijke Opgaven Ruimteconferentie 1 Accenten Structuurvisie IenR 1. Economie Prioriteit A dam, R dam, Eindhoven Ports, valleys Bereikbaarheid 2. Decentralisatie Bundeling, verdichting Natuur,

Nadere informatie

CHALLENGE LANDSCHAP Kwaliteit door ontwikkelen

CHALLENGE LANDSCHAP Kwaliteit door ontwikkelen CHALLENGE LANDSCHAP 2070 Kwaliteit door ontwikkelen 54 JAAR TERUG, 54 JAAR VOORUIT landschap in transitie - 1962 1962 54 JAAR TERUG, 54 JAAR VOORUIT landschap in transitie - 2016 2016 LANDSCHAP IN 2070

Nadere informatie

meer stad meer landschap

meer stad meer landschap meer stad meer landschap een nieuw perspectief Hanneke Kijne Academie van Bouwkunst Amsterdam Hoofd masteropleiding Landschapsarchitectuur meer klimaatverandering temperatuur stijgt meer klimaatverandering

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg Bestuursafspraken CONCEPT versie 27 november 2015 1. Inleiding Het landelijk gebied van de regio Noord-Limburg is divers van karakter; bestaande uit beekdalen,

Nadere informatie

Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21

Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21 Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21 Noot vooraf Het is de intentie dat dit Verbeterd Droogmakerij Systeem ooit in de gehele polder geïntroduceerd zal worden, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Dit

Nadere informatie

Best. Introductie. Gemeente Best (bron:

Best. Introductie. Gemeente Best (bron: Best Best Introductie Best is een Noord-Brabantse gemeente, gelegen op ruim tien kilometer van de stad Eindhoven. De gemeente bestaat uit de centrale kern Best en twee kleine kernen, Aarle en De Vleut.

Nadere informatie

Oude Rijnzone. Nota Ruimte budget 30 miljoen euro. Planoppervlak 425 hectare

Oude Rijnzone. Nota Ruimte budget 30 miljoen euro. Planoppervlak 425 hectare Nota Ruimte budget 30 miljoen euro Oude Rijnzone Planoppervlak 425 hectare Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Dit project was onderdeel van het kabinetsprogramma

Nadere informatie

IJsselsprong Zutphen. Nota Ruimte budget 20 miljoen euro. Planoppervlak 160 hectare

IJsselsprong Zutphen. Nota Ruimte budget 20 miljoen euro. Planoppervlak 160 hectare Nota Ruimte budget 20 miljoen euro Planoppervlak 160 hectare IJsselsprong Zutphen Trekker Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Waterveiligheid als motor Bescherming tegen

Nadere informatie

erklaring van Altena

erklaring van Altena Verklaring van Altena Gezamenlijk willen wij, Agrarische Natuurvereniging Altena Biesbosch, Samenwerkingsverband Ondernemersverenigingen Altena (SOVA), Gemeente Aalburg, Gemeente Werkendam, Gemeente Woudrichem,

Nadere informatie

De Omgevingsvisie van Steenwijkerland een samenvatting

De Omgevingsvisie van Steenwijkerland een samenvatting De Omgevingsvisie van Steenwijkerland een samenvatting Vooraf Hoe ziet onze leefomgeving er over 15 jaar uit? Of eigenlijk: hoe ervaren we die dan? Als inwoner, ondernemer, bezoeker of toerist. De tijd

Nadere informatie

Toelichting bij de inzending

Toelichting bij de inzending Toelichting bij de inzending Door de diepe ontwatering van de Friese veenweiden oxideert het veen waardoor het maaiveld daalt. Dat proces gaat door zolang de polderpeilen aan het dalende maaiveld wordt

Nadere informatie

Versie 28 februari 2014. Tijd voor een grondige aanpak, Fundering voor een nationale strategie.

Versie 28 februari 2014. Tijd voor een grondige aanpak, Fundering voor een nationale strategie. Versie 28 februari 2014 Tijd voor een grondige aanpak, Fundering voor een nationale strategie. 250 miljoen euro per jaar wordt geraamd als extra onderhoudskosten voor infrastructuur (wegen en rioleringen)

Nadere informatie

Groot Mijdrecht Noord

Groot Mijdrecht Noord Groot Mijdrecht Noord DECEMBER 2005 NIEUWSBRIEF nummer1 WAAROM EEN VERKENNING? Zie ook www.grootmijdrechtnoord.nl Waterproblemen in en om Groot Mijdrecht Noord zijn aanleiding om opnieuw de toekomst van

Nadere informatie

De waardering voor en de perceptie van problemen, oplossingen en verantwoordelijkheden rondom veenweide onder het Nederlandse publiek in kaart

De waardering voor en de perceptie van problemen, oplossingen en verantwoordelijkheden rondom veenweide onder het Nederlandse publiek in kaart De waardering voor en de perceptie van problemen, oplossingen en verantwoordelijkheden rondom veenweide onder het Nederlandse publiek in kaart brengen. Lang geleden bestond voor Nederland een groot deel

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

NOVI-perspectiefgebied Utrecht, Gezond Stedelijk Leven voor Iedereen

NOVI-perspectiefgebied Utrecht, Gezond Stedelijk Leven voor Iedereen NOVI-perspectiefgebied Utrecht, Gezond Stedelijk Leven voor Iedereen Het gebied Utrecht, Gezond Stedelijk Leven voor Iedereen heeft betrekking op de band in de stad Utrecht vanaf A12-zone, via Merwedekanaal

Nadere informatie

Masterplan Zwarte Water gebied

Masterplan Zwarte Water gebied Masterplan Zwarte Water gebied - Ligging projectgebied tussen Zwolle, Hasselt en Genemuiden langs het Zwarte water - Gebied is onderdeel van Nationaal Landschap IJsseldelta -Met polder Mastenbroek als

Nadere informatie

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Geïntegreerde gebiedsontwikkeling in regio s met een landelijk karakter.

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Geïntegreerde gebiedsontwikkeling in regio s met een landelijk karakter. Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Geïntegreerde gebiedsontwikkeling in regio s met een landelijk karakter. Studiedag Hoera, open ruimte! (VVSG) Deinze, 1 december 2015 Kaat Smets & René van der Lecq Stand

Nadere informatie

toekomst veenweide Inspiratieboek

toekomst veenweide Inspiratieboek toekomst veenweide Inspiratieboek BOSCH SLABBERS toekomst veenweide Inspiratieboek Opdrachtgever Kennis voor Klimaat In samenwerking met Alterra, DHV, Gemeente Midden-Delfland, Provincie Zuid-Holland,

Nadere informatie

VERBINDEN, VERSTERKEN EN ONTWIKKELEN

VERBINDEN, VERSTERKEN EN ONTWIKKELEN Foto: Platform Slappe Bodem, Vincent Basler VERBINDEN, VERSTERKEN EN ONTWIKKELEN In oktober 2016 is het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling (voorheen kennisprogramma Klimaat, Water en Bodemdaling (KWB))

Nadere informatie

De begroting van de provincie Utrecht voor Een samenvatting

De begroting van de provincie Utrecht voor Een samenvatting De begroting van de provincie Utrecht voor 2012 Een samenvatting Hoeveel gaat de provincie Utrecht in 2012 uitgeven? Waaraan en waarom? Dat leest u in deze samenvatting. U zult zien dat wij voor 2012 duidelijke

Nadere informatie

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening 2013-2025 RIA Utrechtse Heuvelrug 1 september 2011 Ineke Schartman Provincie Utrecht, afd. Ruimte Wat en Waarom structuurvisie/verordening Planning

Nadere informatie

Klimaatadaptatie in Zwolle (IJsselvechtdelta)

Klimaatadaptatie in Zwolle (IJsselvechtdelta) Agenda Stad Concernstaf CSADV Stadhuis Grote Kerkplein 15 Postbus 538 8000 AM Zwolle Telefoon (038) 498 2092 www.zwolle.nl Klimaatadaptatie in Zwolle (IJsselvechtdelta) Hoe houden we onze delta leefbaar

Nadere informatie

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Bijlage 3 Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Krimp in Fryslân. Inwonertal Krimp in Fryslân Bevolkingsdaling, lokaal en regionaal, is een vraagstuk van nu én de komende jaren. Hoewel pas over enkele decennia de bevolking van Fryslân als geheel niet meer zal groeien, is in sommige

Nadere informatie

Organisatievisie Gemeente Wijk bij Duurstede ( ): Sterke samenleving, kleine(re) overheid

Organisatievisie Gemeente Wijk bij Duurstede ( ): Sterke samenleving, kleine(re) overheid Organisatievisie Gemeente Wijk bij Duurstede (2013-2020): Sterke samenleving, kleine(re) overheid versie : 23 juli 2013 wijziging naar aanleiding van : vaststelling in DT (8 juli 2013) bespreking met wethouder

Nadere informatie

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen Gebiedvisie op het buitengebied van de gemeente Drimmelen Door de ZLTO Afdeling Drimmelen Gebiedsvisie voor de gemeente Drimmelen Vanuit de ZLTO-afdeling Drimmelen is het idee gekomen om in navolging van

Nadere informatie

'Maak werk van Vrije tijd in Brabant'

'Maak werk van Vrije tijd in Brabant' 'Maak werk van Vrije tijd in Brabant' OPROEP VANUIT DE VRIJETIJDSSECTOR Opgesteld door: Vrijetijdshuis Brabant, TOP Brabant, Erfgoed Brabant, Leisure Boulevard, NHTV, MKB, BKKC, Stichting Samenwerkende

Nadere informatie

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015)

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) 4.2 Natuur en landschap in Gelderland De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden

Nadere informatie

Binden, bewaren, bezielen en betalen

Binden, bewaren, bezielen en betalen EGH/ZHL november 2013 Binden, bewaren, bezielen en betalen voor landschap en erfgoed in Zuid-Holland Zuid-Holland heeft veel te bieden qua natuur, landschap en erfgoed. Er zijn talrijke partijen die zich

Nadere informatie

Gemeenteraden en Colleges van B&W, gemeenten in de Noordvleugel Randstad

Gemeenteraden en Colleges van B&W, gemeenten in de Noordvleugel Randstad Provinciale- en Gedeputeerde Staten, provincies Flevoland en Noord-Holland Gemeenteraden en Colleges van B&W, gemeenten in de Noordvleugel Randstad Lelystad, 8 november 2007 Betreft: Ontwikkelingsbeeld

Nadere informatie