Aanbevelingsrapport van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aanbevelingsrapport van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie"

Transcriptie

1 Aanbevelingsrapport van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie

2 Woord vooraf Geachte mevrouw, Geachte heer, Namens onze administratie stel ik u graag dit rapport voor met feiten, analyses en aanbevelingen voor de werking van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) tijdens de bestuursperiode Traditiegetrouw bezorgt de administratie van het College van de VGC bij de start van een nieuwe regeerperiode een aanbevelingsrapport aan de politiek verantwoordelijken die door de kiezer gemandateerd werden om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en meer in het bijzonder de VGC te besturen. Ditmaal kiezen we ervoor om ook de Brusselse verkozenen in het Vlaams Parlement aan te spreken. Brussel is een grootstad. Iedere dag daagt ze ons uit om haar potentieel te ontdekken en vorm te geven. De VGC wil zich voor Brussel inzetten binnen een geïntegreerd stadsproject, een project van samenwerking en van complementariteit tussen burgers, middenveld en overheden. Vanuit onze inbedding in het open en kwaliteitsvol Nederlandstalig netwerk in de stad, vanuit onze beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd, Sport, Onderwijs, Vorming, Welzijn, Gezondheid en Gezin, bouwen we iedere dag mee aan Brussel. We beginnen dit rapport dan ook met onze aanbevelingen voor een Grootstedelijk beleid. Daar stellen we onze transversale beleidsprogramma s en initiatieven voor. Transversaal werken is niet eenvoudig, maar het is onze ambitie. Een ambitie die we hopen met u te delen. Binnen het luik Gemeenschapsaangelegenheden presenteren we de aanbevelingen per beleidsdomein, maar ze zijn onlosmakelijk verbonden met dat geïntegreerde project. De aanbevelingen in dit rapport zijn gebouwd op feiten en analyses. Beleid zonder kennis is onmogelijk. De voorafgaande Omgevingsanalyse kadert onze aanbevelingen. De focus op kennis is ook opgenomen in de aanbevelingen, o.a. rond advisering, inspraak en participatie. Kennis van Brussel is een van de belangrijke troeven van de VGC. Daarin moeten we blijven investeren, daarop moeten we voortbouwen. Tot slot vindt u in dit rapport een voorstelling van onze administratie. Onze administratie zijn honderden deskundige en enthousiaste VGC-personeelsleden die iedere dag bijdragen aan de verwezenlijking van het beleid en die zich inzetten voor een goede dienstverlening aan de burger. U kent hen al, of u zal hen spoedig leren kennen. Beleidsvoering is deels ingegeven door continuïteit. Het zijn echter vooral de nieuwe ambities die in een aanbevelingsrapport hun plaats krijgen. De focus in de bijdragen ligt dan ook op de grote werven voor de komende vijf jaar ( ). Vertrekkend vanuit de maatschappelijke uitdagingen stelt het rapport nieuwe initiatieven voor die realistisch en realiseerbaar zijn. Naast het aanbevelingsrapport maakt onze administratie een aantal documenten aan u over, die van strategisch belang zijn en een sterke impact hebben op de toekomstige ontwikkelingen. Dat zijn: - het eindrapport (2012) en het aanvullend rapport (2013) van de Task Force Brussel; - de beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap; - het management- en operationeel plan van de Leidend ambtenaar. Namens onze administratie wens ik u veel succes de komende jaren in de uitoefening van uw mandaat als Brussels of Vlaams beleidsverantwoordelijke. Ik hoop dat dit aanbevelingsrapport een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van het nieuwe regeerakkoord voor de VGC en dat ook het Vlaamse niveau de nodige aandacht zal besteden aan zijn hoofdstad. 2

3 Inhoud 1. Omgevingsanalyse: sociaal-demografisch, sociaal-economisch en institutioneel Socio-demografische analyse Socio-economische analyse Opdracht van de VGC en institutionele omgeving Wettelijke opdracht en bevoegdheden Institutioneel Missie Bestuurlijke omgeving Grootstedelijk en transversaal beleid Situering Multi-level governance : beter samenwerken met andere besturen Samenwerking met de Vlaamse overheid: opstarten van het kerntakendebat Naar een duurzame stadsvernieuwing in Brussel, in coproductie met andere overheden Inspelen op Europese beleidsprogramma s Samenwerken met het middenveld: advisering, inspraak, participatie en vrijwilligerswerk Adviesraden, werkgroepen, inspraak en overlegplatformen Vrijwilligersbeleid Transversale beleidsprogramma s: naar een meer geïntegreerde beleidsvoering Transversale beleidsprogramma s: algemeen kader Stedelijk Beleid: sectorspecifieke beleidsinstrumenten Minderhedenbeleid / integratie en inburgering (Kans)armoedebestrijding Taalbeleid Openstellen, delen en multifunctioneel aanpasbaar maken van infrastructuur Breed jeugdbeleid Gemeenschapsaangelegenheden in Brussel Onderwijs en Vorming Het recht op kwalitatief onderwijs garanderen Samenwerking met andere overheden De kwantitatieve uitdagingen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Inzetten op maximale ontwikkelingskansen voor alle kinderen en jongeren Levenslang en levensbreed leren De uitbouw van een arbeidsmarktgericht onderwijs- en opleidingsaanbod Het Onderwijscentrum Brussel (OCB) De VGC als inrichtende macht Cultuur, Jeugd en Sport Hefboomeffecten voor een cultuur-, jeugd- en sportbeleid Transversale beleidsuitdagingen voor Cultuur, Jeugd en Sport Uitdagingen per sector Welzijn, Gezondheid en Gezin Welzijn Gezondheid Gezin Randvoorwaarden: ondersteuning van het inhoudelijke beleid Financiële middelen van de VGC: huidige situatie en prognoses

4 Financiële situatie Prognoses voor de toekomst Resultaat van de gewone dienst Externe factoren Investeringsbeleid van de VGC Situering Investeringen Beheer van het eigen patrimonium Communicatiebeleid voor Brussel Communicatie Media ICT De administratie van het College van de VGC Naar een duurzame organisatiecultuur en -structuur en een efficiënte organisatie Personeel en HRM Situering Kengetallen Inzetten op talent Inzetten op motivatie en welbevinden, op welzijn en betrokkenheid Inzetten op een geïntegreerd HR-beleid Inzetten op diversiteit binnen de organisatie De samenwerking beleid-administratie Het charter over de politiek-ambtelijke samenwerking De collegeprocedure Bijlagen Overzicht van de lopende eigen bouwprojecten van de VGC Projecten in uitvoering Projecten in ontwerp Projecten in voorstudie of intentie tot opstart Bronvermelding

5 5

6 1. Omgevingsanalyse: sociaal-demografisch, sociaal-economisch en institutioneel 1.1. Socio-demografische analyse Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telde op 1 januari 2013 officieel meer dan 1,1 miljoen inwoners (ADSEI, 2013). Maar die officiële cijfers houden geen rekening met een aantal feitelijke residenten. Zo verbleven er op diezelfde datum personen in Brussel die ingeschreven waren in het wachtregister. Daarnaast wonen er in Brussel ook personen met een diplomatiek statuut, samen met hun gezinsleden goed voor inwoners (Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, 2013). Van de studenten in het Nederlandstalig hoger onderwijs zitten er naar schatting op kot in Brussel (BR(IK, 2014). De meest recente schatting van het aantal personen zonder wettig verblijf is gebaseerd op cijfers uit de periode tussen 2001 en Het zou gaan over personen in België, van wie het merendeel in Brussel zou verblijven (Adriaenssens, 2009). De officiële bevolking is ongelijk gespreid over Brussel. In Sint-Joost-ten-Node en diverse gemeenten in de kanaalzone (Sint-Gillis, Koekelberg, Sint-Jans-Molenbeek) ligt de bevolkingsdichtheid hoger dan inwoners per km². In zuidoostelijke gemeenten zoals Watermaal-Bosvoorde, Ukkel en Oudergem wonen minder dan inwoners per km² (ADSEI, 2013). Tussen 1965 en 1995 kende het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een jaarlijkse bevolkingsafname. Het geboortecijfer lag toen lager, de internationale immigratie was beperkter en de intergewestelijke migratie van en naar de andere twee gewesten was op dat moment negatief voor Brussel. Sinds het einde van de jaren 90 zorgt vooral de stijgende internationale immigratie voor een bevolkingstoename (Deboosere, 2009). De afgelopen 10 jaar kende Brussel een gemiddelde bevolkingsaangroei van 1,5%. Tussen 2003 en 2013 is het aantal Brusselaars met 16,4% gestegen. Dat betekent een toename van meer dan inwoners. Verhoudingsgewijs was die recente groei het sterkst in de gemeenten Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek en Koekelberg. In die gemeenten is de populatie met tot personen toegenomen. In Watermaal- Bosvoorde daarentegen kwamen er op 10 jaar tijd slechts 47 inwoners bij (ADSEI, 2013). Volgens projecties van het Federaal Planbureau zou Brussel tussen 2013 en 2020 een gemiddelde jaarlijkse bevolkingstoename van 1,0% kennen. In absolute termen gaat het om tot bijkomende inwoners per jaar. In 2020 zou Brussel ongeveer 1,23 miljoen inwoners tellen (Federaal Planbureau, 2014). De grootste bevolkingstoename wordt verwacht in de gemeenten die nu al het dichtstbevolkt zijn: Anderlecht, Sint-Joostten-Node, Sint-Jans-Molenbeek, Koekelberg, Jette. Die gemeenten moeten zowel in absolute als in relatieve termen nog meer dan de andere gemeenten rekening houden met de gevolgen van de Brusselse bevolkingsaangroei (BISA, 2010). Kort samengevat: sinds het midden van de jaren 90 groeit de Brusselse bevolking opnieuw aan. Die groei is ondertussen over zijn hoogtepunt heen, maar zal naar verwachting aanhouden tot na De bevolkingsgroei is en was het sterkst in die gemeenten die al een hoge bevolkingsdichtheid kennen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er jaarlijks ongeveer dubbel zo veel geboortes als overlijdens. De natuurlijke loop van de bevolking is daardoor positief; jaarlijks komen er op die manier ongeveer Brusselaars bij. Nog meer dan die natuurlijke loop zijn het vooral de migratiestromen die de bevolkingsevolutie bepalen. Wat de verhuisbewegingen binnen België betreft, kent Brussel een jaarlijkse netto uitstroom van à personen. De internationale migratie daarentegen zorgt voor een jaarlijkse netto instroom van tot nieuwe Brusselaars (ADSEI, 2012). Op gemeentelijk niveau zien Sint-Joost-ten-Node, Sint-Gillis, Elsene en Sint-Jans-Molenbeek verhoudingsgewijs het grootste aantal inwoners naar een ander gewest verhuizen. In een beperkt aantal gemeenten zoals 6

7 Watermaal-Bosvoorde en Sint-Agatha-Berchem zijn er daarentegen meer interne inwijkingen dan uitwijkingen. 1 Het tegenovergestelde geldt voor de internationale migratie. Laatstgenoemde gemeenten (Watermaal-Bosvoorde, Sint-Agatha-Berchem) ontvangen relatief gezien minder internationale migranten. Gemeenten waarvan de inwoners het meest naar andere plekken in België verhuizen (Sint-Gillis, Sint-Joost-ten- Node, Elsene) zien daarentegen veel meer internationale migranten inwijken (ADSEI, 2012). Kort samengevat is de internationale migratie de belangrijkste factor om de recente bevolkingsgroei te verklaren. In de gemeenten met de hoogste internationale migratie, verhuist ook het grootste aandeel inwoners naar een gemeente buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zo blijkt uit de cijfers. De Brusselse bevolking is relatief jong. De helft van de Brusselaars (48,9%) is jonger dan 35 jaar. De gemiddelde leeftijd bedraagt 37,8 jaar; in Vlaanderen en Wallonië is men gemiddeld ouder dan 40 jaar (SVR, 2012). In de onderstaande tabel staan de aantallen en aandelen van de jongste leeftijdsgroepen in de hele Brusselse bevolking voor 2004 en Daaruit blijkt duidelijk dat vooral de jongste leeftijdsgroepen (0 tot 5 jaar) de laatste jaren sterk zijn toegenomen. Tabel 1: Aantal en aandeel van de jongste leeftijdsgroepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (prognose) Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel 0 tot 2 jaar ,2% ,7% ,5% 3 tot 5 jaar ,8% ,3% ,1% 6 tot 11 jaar ,9% ,2% ,6% 12 tot 17 jaar ,6% ,3% ,7% 0 tot 17 jaar ,5% ,5% ,8% 18 tot 34 jaar ,2% ,4% ,6% Bronnen: ADSEI (2013), BISA (2010). Volgens de projecties van het BISA zullen de jongste leeftijdsgroepen de komende jaren niet langer aangroeien. De generatie van jonge kinderen (0 tot 5 jaar) die de voorbije jaren sterk is toegenomen, wordt ouder. Tussen 2014 en 2020 zullen daarom vooral de iets oudere leeftijdsgroepen (6 tot 17 jaar) in aantal toenemen (BISA, 2010). Het aantal ouderen in Brussel daalde de voorbije 10 jaar zowel in absolute als in relatieve termen. Anno 2013 is 13% van de Brusselse bevolking ouder dan 65 jaar. Dat zijn meer dan Brusselaars. Er vindt wel een veroudering binnen de veroudering plaats. Op dit moment telt Brussel ongeveer plussers. Het aandeel van die groep binnen de ouderen steeg tussen 2001 en 2013 van 27% tot 33% (ADSEI, 2013). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschillen de leeftijdsverdelingen naargelang de gemeenten. In Anderlecht, Koekelberg en Sint-Jans-Molenbeek (en in mindere mate ook Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek) ligt het aandeel kinderen het hoogst. Daartegenover staan een aantal zuidoostelijke gemeenten zoals Sint- Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe, Watermaal-Bosvoorde, Ukkel en Oudergem, waar het aandeel 65- plussers beduidend hoger ligt dan in de andere Brusselse gemeenten (ADSEI, 2013). Kort samengevat: Brussel telt veel jonge inwoners. De afgelopen 10 jaar steeg het aantal kinderen vooral sterk in de gemeenten rond het kanaal. Bevolkingsprojecties voorspellen dat vooral de groep kinderen tussen 6 en 17 jaar de volgende jaren zal aangroeien. Het grootste aandeel ouderen woont in de zuidoostelijke gemeenten, waar we een vergrijzing binnen de vergrijzing vaststellen. 1 Interne inwijkingen zijn migraties vanuit een ander gewest naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Interne uitwijkingen zijn migraties van Brussel naar een van de andere twee gewesten. Externe in- en uitwijkingen duiden internationale migratiestromen aan. 7

8 Brussel blijft op basis van de eerder geschetste migratiedynamieken verder diversifiëren. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt 181 nationaliteiten (ADSEI, 2012). 67% van de inwoners is Belg. 10 jaar geleden, in 2004, was dat nog 74%. Verhoudingsgewijs wonen de meeste niet-belgen in Sint-Gillis (48%), Elsene (47%) en Etterbeek (44%). In Sint-Agatha-Berchem is het aandeel inwoners met Belgische nationaliteit het hoogst: 83% (ADSEI, 2013). Ter vergelijking: in heel België is slechts 10,6% van de inwoners niet-belg. 2 op de 3 vreemdelingen in Brussel hebben een Europese nationaliteit. Het gaat voornamelijk om Fransen (5% van de buitenlanders, meer dan inwoners), Italianen, Polen, Roemenen, Spanjaarden en Portugezen. Daarnaast wonen er in Brussel ook iets meer dan inwoners met de Marokkaanse nationaliteit, zo n Congolezen en even veel Turken. Voor elk van die nationaliteiten kunnen we gemeentelijke clusters vaststellen. De meeste Marokkanen wonen bijvoorbeeld in Brussel-Stad, Sint-Jans-Molenbeek en Schaarbeek. Fransen wonen vooral in Elsene, Ukkel, Sint-Gillis en Etterbeek. Schaarbeek telt dan weer een grote Turkse gemeenschap (ADSEI, 2013). Deze statistieken geven slechts een indicatie van het aantal personen met een (recente) migratie-achtergrond. Veel inwijkelingen hebben ondertussen de Belgische nationaliteit verworven. Begin 2000 was er een grote piek in het aantal nationaliteitsverwervingen; sindsdien zijn er jaarlijks ongeveer Brusselaars die de Belgische nationaliteit krijgen (Steunpunt Inburgering en Integratie & SVR, 2013). Meer dan de helft van de Brusselaars is afkomstig uit het buitenland of is een kind van ouders die migreerden (Deboosere, 2009). Als resultaat van de stijgende buitenlandse migratie en de evolutie van de nataliteit is Brussel een stad van stijgende verjonging en etnisch-culturele verscheidenheid. Een stad ook waar meervoudige identiteit en talige rijkdom deel uitmaken van het dagelijkse leven van haar inwoners. Die grote internationale instroom vertaalt zich ook in de mozaïek van talen die in Brussel worden gesproken. Uit de laatste taalbarometer bleek dat Brussel 104 goed gesproken talen telt. Bijna de helft van de Brusselaars groeide op in een gezin waar meer dan één taal werd gesproken. Bij de jeugd (18 tot 25 jaar) is dat in meer dan de helft van de gevallen zo. Het Frans is de taal die het best gekend is: 88,5% beheerst de taal goed tot uitstekend. Het Nederlands is op dat vlak de derde taal (23%), na het Engels en voor het Arabisch. Het aantal Brusselaars dat goed Nederlands spreekt, ging er in de drie laatste metingen telkens wat op achteruit. De helft van diegenen die goed Nederlands spreken, komen uit een gezin waar Nederlands werd gesproken. Ongeveer 42% leerde de taal op school. 52% van de Brusselaars heeft een beperkte kennis van het Nederlands. Dat aandeel bleef de laatste jaren min of meer constant (BRIO, 2013). Kort samengevat is Brussel een stad met veel internationale invloeden: een derde van de bevolking is niet-belg. Het gaat voornamelijk om Europeanen. Een groot aantal inwoners is de laatste jaren ook Belg geworden. Van de 104 talen die in Brussel worden gesproken, is het Nederlands de derde best gekende taal. Bijna de helft van de Brusselaars woont alleen. Het aandeel eenpersoonshuishoudens ligt in alle Brusselse gemeenten beduidend hoger dan in het Vlaams (30,6%) en in het Waals (35,1%) Gewest. In Elsene, Etterbeek, Sint-Gillis en Brussel-Stad bestaat meer dan de helft van de huishoudens uit één persoon (ADSEI, 2013). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is 28% van de gezinnen kinderloos. Het aandeel eenoudergezinnen in Brussel (32%) ligt niet veel lager dan het aandeel echtparen met kinderen (40%). In eenoudergezinnen treft men meer dan 3 keer zo vaak een moeder aan als een vader. Brussel telt daarenboven ook beduidend meer gezinnen met 3 of meer kinderen (15% van de gezinnen) dan het Vlaams Gewest of dan grote steden als Gent, Luik en Antwerpen. De percentages in die gebieden liggen op respectievelijk 10%, 11%, 12% en 13%. Op gemeentelijk vlak vindt men de meeste kinderloze echtparen in Ganshoren, Oudergem, Sint-Lambrechts- Woluwe en Sint-Pieters-Woluwe. Eenoudergezinnen komen relatief gelijkmatig voor in de Brusselse gemeenten. Voor kroostrijke gezinnen zien we de sterkste concentraties in Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans- Molenbeek, Brussel-Stad en Schaarbeek (ADSEI, 2013). 8

9 1.2. Socio-economische analyse Brussel is een welvarend gewest. In de ranking op basis van het bbp per inwoner zit Brussel in de kopgroep van Europese regio s (EUROSTAT, 2014). In absolute termen is de welvaartscreatie in Brussel wel kleiner dan in Vlaanderen en Wallonië. Maar als we rekening houden met het aantal inwoners is het bbp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest groter dan dat van de andere twee Belgische gewesten (BISA, 2013a). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is goed voor 18,9% van het Belgische bbp, terwijl het slechts 10,4% van de Belgische bevolking herbergt en 0,5% van de Belgische oppervlakte beslaat. Belangrijke sectoren in de welvaartsproductie zijn het financiële en verzekeringswezen, openbaar bestuur en defensie, vrije beroepen, wetenschappelijke en technische activiteiten, en groot- en detailhandel voor de reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen. De dienstensector is veruit het sterkst vertegenwoordigd in de Brusselse economie (BISA, 2013a). Er zijn niet alleen meer bedrijven actief dan in de secundaire en de primaire sector, er zijn bovendien ook veel meer grote bedrijven (+100 werknemers) in de dienstensector dan in de twee andere sectoren. Brussel is op het gebied van tewerkstelling een internationale en nationale trekpleister. De internationale instellingen zoals de Europese Unie, de NAVO of diplomatieke diensten leveren meer dan Brusselse tewerkstellingsplaatsen (Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, 2012). Meer dan mensen pendelen vanuit de andere gewesten naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BISA, 2013b). Dat illustreert duidelijk dat de welvaartsproductie de grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overschrijdt en dat de socio-economische impact van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet samenvalt met zijn administratieve grenzen (Corijn & Vloeberghs, 2009). Kort samengevat is Brussel een economisch welvarende regio. Vooral de dienstensector speelt een belangrijke rol in de welvaartsproductie. In verhouding tot haar oppervlakte en bevolking levert Brussel een grote relatieve bijdrage voor de Belgische welvaart. Haar economische invloedssfeer sterkt zich bovendien verder uit dan de gewestelijke grenzen. De relatieve welvarendheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kent echter grote vormen van sociale ongelijkheid. Socio-economisch beschouwd is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een paradox. Het armoederisico van de Brusselaars (33,7%) was in 2011 dubbel zo hoog als het gemiddelde armoederisico voor België (15,3%), en ruim 3 keer zo hoog als dat in Vlaanderen (9,8%). In 2011 bleek dat 32,4% van de Brusselse gezinnen grote of zeer grote moeilijkheden had om rond te komen met het beschikbare inkomen. In Vlaanderen en Wallonië was dat respectievelijk 15 en 27,6% (Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, 2013a). Die verschillen binnen België blijven ook immens op Europees niveau: in het klassement van 195 Europese regio s inzake armoederisico bengelt Brussel achteraan in het peloton (plaats 189, in het gezelschap van Bulgarije, Roemenië, Spanje en Griekenland) terwijl Vlaanderen de 22 ste plaats bezet (Pannecoucke e.a., 2014). Het aantal personen dat recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging (RVV of OMNIO) en hun personen ten laste, is in Brussel in 2013 gestegen tot 25,4% ( personen). Het aandeel gerechtigden op een (equivalent) leefloon of equivalent bij de actieve bevolking (18-64 jaar) bedraagt in Brussel anno ,0%. Dat is veel hoger dan het Belgische aandeel (1,8%) (Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, 2013b). In 2009 leefde ruim 33,9% van de kinderen en jongeren tussen 0 en 17 jaar in een huishouden zonder betaald werk. Dat percentage ligt hoger dan in Gent en Antwerpen (respectievelijk rond 18 en 22%) maar lager dan in Charleroi en Luik (36,7 en 38,1%). In sommige gemeenten loopt dat aandeel op tot 35,8% (Schaarbeek) of zelfs 41,2% (Sint-Joost-ten-Node) (Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, 2013a). In Brusselse eenoudergezinnen loopt het aandeel kinderen dat opgroeit in een gezin zonder werkende ouder zelfs op tot 60% (Technisch Platform Eenoudergezinnen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2013). In 2011 bleek dat 32,4% van de Brusselse gezinnen grote of zeer grote moeilijkheden had om rond te komen met het beschikbare inkomen. In Vlaanderen en Wallonië was dat respectievelijk 15 en 27,6% (Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, 2013b). 9

10 Brussel kent een hogere werkloosheidsgraad dan Vlaanderen en Wallonië. In 2012 ging het respectievelijk om 17,5; 4,6 en 10,1% (ADSEI, 2014a). Het is met name de jeugdwerkloosheid (15- tot 24-jarigen) die in Brussel zeer hoog ligt (36,4%) ten opzichte van Vlaanderen (12,8%) en in mindere mate Wallonië (27,1%). Geografisch wordt de tegenstelling tussen kansarm en kansrijk in Brussel duidelijk door de tegenstelling tussen gemeenten uit het zuidoostelijke kwadrant van Brussel enerzijds en de gemeenten van de kanaalzone en de 19 de -eeuwse gordel rond Brussel-Stad anderzijds. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de verschillen in de werkloosheidsgraden per gemeente (ACTIRIS, 2014). 2 Gemiddeld kende het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2012 een werkloosheidsgraad van 20,4%. De hoogste werkloosheidsgraden treffen we aan in Sint-Joost-ten- Node (29,1%), Sint-Jans-Molenbeek (27,5%), Sint-Gillis (24,2%), Schaarbeek (24,1%), Anderlecht (23,3%) en Brussel-Stad (22,5%). De laagste werkloosheidsgraden vinden we terug in Sint-Pieters-Woluwe (9,8%), Oudergem (11,7%), Sint-Lambrechts-Woluwe (11,9%), Watermaal-Bosvoorde (12,8%) en Ukkel (13,1%). Ook het aantal huishoudens dat leeft van een OCMW-uitkering is tot 5 keer hoger in de gemeenten van de kanaalzone dan in andere Brusselse gemeenten. Net als in andere grote steden is de aanwezigheid van thuislozen een van de meest extreme en zichtbare vormen van armoede. Op de Brusselse arbeidsmarkt blijken ook andere sociale verschillen in de match tussen arbeid en arbeidskrachten. De werkloosheid bij laaggeschoolden (26,5%) ligt veel hoger dan die bij hooggeschoolden (8,8%). Daarnaast valt op hoe de werkloosheidsgraad voor hoogopgeleiden in Brussel die van de laagopgeleiden in Vlaanderen overschrijdt. Tabel 2: Werkloosheidsgraad naar opleidingsniveau (25- tot 64-jarigen: 2012) Laaggeschoolden 3 Middengeschoolden Hooggeschoolden Vlaanderen 7,1 3,9 2,2 Wallonië 14,9 9,4 3,6 Brussel 26,5 19,7 8,8 België 12,1 6,7 3,4 Bron: ADSEI (2014b). In een kennismaatschappij laat ongelijkheid zich ook voelen op onderwijsvlak. Brussel kent een veel grotere problematiek van vroegtijdige schoolverlaters dan de rest van België. Tabel 3: Aandeel van de jongeren tussen 18 en 24 jaar die vroegtijdig de school verlieten, met hoogstens een diploma van het lager secundair onderwijs en die geen onderwijs of vorming meer volgen, naar geslacht, per gewest en in België, 2010 Mannen (18-24 jaar) Vrouwen (18-24 jaar) Totaal (18-24 jaar) Brussel 20,4% 16,5% 18,4% Vlaanderen 11,4% 7,7% 9,6% Wallonië 15,9% 11,5% 13,7% België 13,8% 10,0% 11,9% Bron: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad (2013a). 2 Hier wordt gebruik gemaakt van de administratieve werkloosheidsgraad. De administratieve werkloosheidsgraad is de verhouding tussen de niet-werkende werkzoekenden en de totale beroepsbevolking volgens de reeks van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De vroeger vermelde werkloosheidsgraad, de zogenaamde geharmoniseerde werkloosheidsgraad, steunt op de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK EUROSTAT). 3 Laaggeschoolden zijn personen zonder diploma, met een diploma lager onderwijs, of secundair onderwijs van de 1ste of de 2de graad. Middengeschoolden zijn personen met een diploma van het secundair onderwijs van de 3de graad en personen met een diploma postsecundair niet-hoger onderwijs. Hooggeschoolden zijn personen met een diploma hoger onderwijs of universitair onderwijs (inclusief voortgezette universitaire opleiding en een doctoraat met proefschrift): Steunpunt WSE, 28/02/

11 In Brussel ligt het aandeel laagopgeleiden hoger dan in de rest van België in bijna alle leeftijdsgroepen. Bij de Brusselaars ouder dan 55 jaar daarentegen ligt het aandeel laagopgeleiden lager dan in de rest van België. Tabel 4: Aandeel van de bevolking van 25 jaar en ouder met hoogstens een diploma van het lager secundair onderwijs, naar leeftijd en gewest, jaargemiddelden Brussel Vlaanderen Wallonië België jaar 25,2% 14,7% 20,9% 18,1% jaar 29,7% 16,8% 25,8% 21,2% jaar 36,4% 28,5% 34,5% 31,1% jaar 40,7% 44,0% 43,7% 43,7% 65 jaar 54,1% 63,6% 62,3% 62,4% Bron: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad (2013a). Door de kwetsbare situatie van laaggeschoolden in een kennismaatschappij kan de grote proportie laaggeschoolden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een indicator zijn van een algemene maatschappelijke kwetsbaarheid. De Brusselse ongelijkheden vertalen zich ook op het vlak van gezondheid, al van bij de geboorte. In de periode hebben kinderen geboren in een huishouden zonder werk twee keer meer risico om dood geboren te worden. Het risico om te sterven voor het eerste levensjaar ligt 1,8 keer hoger voor kinderen in een huishouden zonder werk tegenover kinderen geboren in een huishouden met twee inkomens (Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2013b). De grote groep eenoudergezinnen in Brussel kent vaak een extra precaire situatie. Veel alleenstaande ouders zijn werkzoekend. Bij de werkende eenoudergezinnen gaat het vaker dan in andere gezinsvormen om deeltijds werk, dat vaak niet volstaat om in de gezinsbehoeftes te voorzien (Technisch Platform Eenoudergezinnen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2013). Senioren en personen met een migratieachtergrond hebben ook een hoger armoederisico. Bij senioren bepalen de levensloop en het opgebouwde vermogen in sterke mate de financiële armoede. De levensloop heeft echter ook een impact op andere indicatoren van kwetsbaarheid, zoals de fysieke en mentale gezondheid, of eenzaamheid. Bij personen met een migratieachtergrond zijn het factoren als migratiegeschiedenis, familiestructuur, taalachterstand, gender en discriminatie die de armoedecijfers kleuren. Die armoede komt zowel voor bij nieuwkomers als bij groepen die al langer in Brussel verblijven. Hefbomen die bij Belgen het armoederisico doen afnemen, zoals scholing en tewerkstelling, blijken voor niet-eu-burgers minder doeltreffend te zijn. Armen van Oost-Europese of niet-europese herkomst lopen een groot risico om verder af te glijden naar generatiearmoede. Kort samengevat: ondanks haar welvarendheid als regio kent Brussel grote sociale ongelijkheden. Die laten zich onder meer voelen op het vlak van armoede, gezinssamenstelling, werkloosheid en opleidingsniveau. De geografische verspreiding van deze ongelijkheden en de tegenstelling tussen de zuidoostelijke gemeenten en de gemeenten van de kanaalzone springen daarbij in het oog Opdracht van de VGC en institutionele omgeving Wettelijke opdracht en bevoegdheden De VGC put haar bevoegdheden rechtstreeks uit de Belgische Grondwet en uit de Brusselwet (de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen). Zij is in Brussel als inrichtende macht bevoegd voor culturele, onderwijs- en persoonsgebonden (welzijn en gezondheid) aangelegenheden. De bevoegdheid van de VGC geldt alleen ten aanzien van de unicommunautaire Nederlandstalige instellingen. Dat zijn instellingen die wegens hun organisatie (voor de persoonsgebonden aangelegenheden) of activiteiten 11

12 (voor de culturele aangelegenheden en het onderwijs) uitsluitend tot de Nederlandstalige gemeenschap behoren. De VGC is niet bevoegd om op te treden ten aanzien van personen. Sinds 1 januari 1995 treedt de VGC ook op als inrichtende macht van de Nederlandstalige onderwijs- en welzijnsinstellingen van de voormalige provincie Brabant die op het Brusselse grondgebied liggen. Sinds 1 september 2013 maakt Elishout-COOVI deel uit van het Gemeenschapsonderwijs. In een aantal decreten van de Vlaamse Gemeenschap krijgt de VGC expliciete en concrete opdrachten. Op die manier vervult de VGC soms de rol van plaatsvervangend gemeente- of provinciebestuur. De VGC treedt ook aanvullend op bij het beleid van de Vlaamse Gemeenschap Institutioneel In de Belgische staatsstructuur heeft de VGC een unieke positie. Om de bijzondere aard van de VGC te benoemen, wordt soms de term sui generis gebruikt. De politieke organen van de VGC zijn institutioneel verbonden met die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Raad van de VGC is het beraadslagende orgaan en bestaat uit de zeventien Nederlandstalige leden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. Het College van de VGC is het uitvoerende orgaan en bestaat uit de twee Nederlandstalige ministers en de Nederlandstalige staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Het College beslist bij consensus. Het Brusselse lid van de Vlaamse Regering woont de vergaderingen van het College met raadgevende stem bij. Het College voert zijn beleid uit via collegebesluiten en collegelidbesluiten. De administratie van de VGC ondersteunt het College bij het uittekenen van het beleid. Ze heeft een drievoudige taak: ze bereidt het beleid voor, voert het uit en evalueert het. De Vlaamse Gemeenschap treedt op als toezichthoudende overheid ten aanzien van de VGC. Het algemeen en bijzonder administratief toezicht gebeuren volgens het decreet van 5 juli 1989 tot organisatie van het toezicht op de Vlaamse Gemeenschapscommissie Missie De voorbije bestuursperiodes werd de wettelijke opdracht van de VGC inhoudelijk vertaald in een missie die als volgt luidt: De Vlaamse Gemeenschapscommissie vormt de basis en draaischijf van de Vlaamse gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en voor diegenen die bij haar aansluiting zoeken. Vanuit Nederlandstalig perspectief geeft de Vlaamse Gemeenschapscommissie vanuit haar institutionele positionering vorm aan bevoegdheden betreffende cultuur, onderwijs, welzijn en gezondheid. De Vlaamse Gemeenschapscommissie wil de levenskwaliteit in de stad op verschillende vlakken verhogen. Daarom ontwikkelt en ondersteunt ze een open Nederlandstalig netwerk van diensten en voorzieningen op alle terreinen van haar bevoegdheden. Zo wil de Vlaamse Gemeenschapscommissie ook bepaalde doelgroepen nieuwe kansen bieden. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is assertief, open en zelfverzekerd. Ze is duidelijk aanwezig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bouwt de stad mee uit. Als overheid stelt ze zich fundamenteel communicatief, grootstedelijk geëngageerd, coöperatief, toekomstgericht, direct, ondersteunend, dienstverlenend en innoverend op. 12

13 Bestuurlijke omgeving Op het Brusselse grondgebied zijn veel overheden actief: drie gemeenschapscommissies, een gewest, twee gemeenschappen, de federale overheid, negentien gemeentebesturen en ten slotte supranationale en internationale instellingen. Vlaamse Gemeenschapscommissie: VGC De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) is bevoegd om als inrichtende macht op te treden ten aanzien van de unicommunautaire Nederlandstalige instellingen. Sinds 1 januari 1995 treedt de VGC ook op als inrichtende macht van de Nederlandstalige onderwijs- en welzijnsinstellingen van de voormalige provincie Brabant die op het Brusselse grondgebied liggen. Franse Gemeenschapscommissie: COCOF De Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) is bevoegd om als inrichtende macht op te treden ten aanzien van de unicommunautaire Franstalige instellingen. Sinds 1 januari 1995 treedt de Franse Gemeenschapscommissie ook op als inrichtende macht van de Franstalige onderwijs- en welzijnsinstellingen van de voormalige provincie Brabant die op het Brusselse grondgebied liggen. Daarnaast heeft de Franse Gemeenschapscommissie een decreetgevende bevoegdheid voor de domeinen die de Franse Gemeenschap op 1 januari 1994 aan haar heeft overgedragen. Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie: GGC De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) is bevoegd om als inrichtende macht op te treden voor de gemeenschapsaangelegenheden van gemeenschappelijk (Nederlandstalig en Franstalig) belang. Ook is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegd om in persoonsgebonden aangelegenheden ordonnanties uit te vaardigen ten aanzien van de individuele Brusselaars en van de instellingen die wegens hun organisatie niet uitsluitend behoren tot één gemeenschap (de zogenaamde bipersoonsgebonden aangelegenheden). In 2014 neemt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie als gevolg van de zesde fase van de staatshervorming bevoegdheden over van het federale niveau. Die gaan onder andere over gezinsbijslagen. Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest oefent dezelfde gewestelijke bevoegdheden uit als het Vlaams en het Waals Gewest. Daarnaast neemt het ook alle bevoegdheden over van de voormalige agglomeratie Brussel- Hoofdstad en de bevoegdheden over gewestaangelegenheden van de voormalige provincie Brabant. De zesde staatshervorming geeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook de bevoegdheid over de biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang. Vlaamse en Franse Gemeenschap De Vlaamse en de Franse Gemeenschap hebben ook bevoegdheden in Brussel, maar alleen over de unicommunautaire instellingen. Dat zijn instellingen (géén personen) die door hun organisatie (voor de persoonsgebonden aangelegenheden) of activiteiten (voor de culturele aangelegenheden en het onderwijs) uitsluitend tot één gemeenschap behoren. Federale overheid De federale overheid is bevoegd voor de federale culturele instellingen op het Brusselse grondgebied, voor de bi-onderwijsaangelegenheden en voor de regels voor cultuur en onderwijs ten aanzien van de individuele Brusselaars. Negentien gemeentebesturen Verder zijn er op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest negentien gemeenten die autonoom hun gemeentelijke bevoegdheden uitoefenen. Supranationale en internationale instellingen Brussel is tot slot de zetel van de NAVO en de Europese Commissie, en ook het Europees Parlement vergadert er regelmatig. 13

14 14

15 2. Grootstedelijk en transversaal beleid 2.1. Situering Brussel kent een complexe, veelzijdige en dynamische realiteit. In deze realiteit werkt de VGC binnen een specifiek institutioneel kader als een overheid tussen andere overheden met haar eigen bevoegdheden. Het beleid van de VGC, met als basisopdracht de uitbouw van een gemeenschapsbeleid in de grootstad Brussel, kan moeilijk anders dan stedelijk zijn. De uitdaging van het stedelijk beleid van de VGC zit in het omgaan met de complexe institutionele én maatschappelijke realiteit en vertrekt vanuit een houding van samenwerking en openheid om, met respect voor ieders rol en opdracht, vorm te geven aan een duurzaam stadsproject. Het stedelijk beleid van de VGC beschouwt de dynamiek en complexiteit van de grootstad als een fundamenteel positieve kracht, zonder te veronachtzamen dat ze haar voor een veelvoud aan uitdagingen plaatst. De focus van het stedelijk beleid van de VGC is het zoeken van antwoorden op deze uitdagingen, door het stimuleren en ondersteunen van de stedelijkheid in de werking van haar acties en initiatieven. Een belangrijke dimensie hierbij is deze van de samenwerking over de grenzen van overheden en (beleids)domeinen heen: stedelijk beleid als antwoord op het dynamische karakter van de stedelijke samenleving. De grote diversiteit en complexiteit van een grootstad zoals Brussel daagt uit om creatief en innovatief te zijn in de antwoorden en oplossingen die men zoekt. De creativiteit zit in de integrale benadering van de maatschappelijke uitdagingen en in het stimuleren van samenwerking met de publieke partners, het middenveld en private actoren. Het stedelijk beleid van de VGC wil de samenwerking versterken en een aanpak stimuleren die oog heeft voor de ruimere stedelijke context van kansen, mogelijkheden en knelpunten. Deze aanpak omvat zowel een externe als een interne component. Extern heeft het stedelijk beleid van de VGC een rol te spelen door de participatie en de betrokkenheid te stimuleren van de burgermaatschappij, met zowel het klassieke middenveld als nieuwe (burger)bewegingen en netwerken. Aandacht hebben voor dynamiek en verandering in de stad, betekent immers voortdurend op zoek gaan naar nieuwe krachten die in de stad de kop opsteken en onderzoeken hoe deze bij het beleid betrokken kunnen worden. In dit perspectief vervult het stedelijk beleid van de VGC ook een rol bij het uitbouwen van de band met de andere overheden die beleid maken in deze complexe stad. Intern wil het stedelijk beleid van de VGC de samenwerking tussen de beleidsdomeinen en diensten versterken in functie van een meer gecoördineerd beleid. Heel wat beleidsthema s zijn dan ook gebaat bij een integrale benadering en aanpak, waarbij het werken aan een gezamenlijke en gedragen visie ook op het terrein de nodige vruchten zal afwerpen. De VGC heeft Brussel als werkterrein. De instellingen van de VGC en de vele initiatieven die met onze steun hun werking ontplooien, beschikken over heel wat kennis en inzicht in de stad. De slogan in de weer voor Brussel is in dit opzicht niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk op te vatten. De VGC staat met beide voeten in de stad. Toch wordt die kennis onvoldoende ontsloten en vertaald naar diverse andere instellingen en overheden, zowel binnen als buiten Brussel. Om hieraan tegemoet te komen, is het noodzakelijk om de verschillende stedelijke VGC-initiatieven in de kijker te zetten en de kennis en gegevens die in de VGC aanwezig zijn maximaal te ontsluiten naar iedereen die interesse heeft in de stad. Het moet dan ook onze ambitie zijn om de ambassadeur te zijn van de stad en haar inwoners. Er is hier op het gebied van onderzoek, kennis van de omgeving en de stedelijke praktijken zonder meer een voortrekkersrol weggelegd die we de komende jaren willen uitspelen, zeker ook naar de Brusselse Rand (in het kader van de metropolitane gemeenschap ) en naar andere steden. De labofunctie van Brussel op de verschillende beleidsterreinen van de VGC (Cultuur, Onderwijs, Welzijn) moet de VGC ook de komende jaren blijven uitspelen. 15

16 2.2. Multi-level governance : beter samenwerken met andere besturen Samenwerking met de Vlaamse overheid: opstarten van het kerntakendebat Zowel de VGC als de Vlaamse overheid voeren een Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel. Ze werken er samen als natuurlijke partners. Bij beide overheden leeft de overtuiging dat dit partnerschap nog versterkt kan worden om te komen tot een slagkrachtig en efficiënt beleid en bestuur. De ambitie om de rolverdeling tussen de twee overheden verder te optimaliseren, bestaat al langer. Tijdens de legislatuur is een onderbouwde aanzet gegeven om het kerntakendebat op een structurele wijze te voeren. De Task Force Brussel (TFB) leverde begin 2012 een globaal syntheserapport af dat de grote strategische lijnen uitzet voor het voeren van een coherent en geïntegreerd Nederlandstalig gemeenschapsbeleid in Brussel. In 2013 volgde een rapport met sectorspecifieke analyses en beleidsaanbevelingen, waarbij meer in detail wordt ingegaan op een reeks specifieke beleidsinstrumenten en -acties. De TFB werkte aan gezamenlijke omgevingsanalyses voor Brussel. Belangrijk uitgangspunt is immers dat zowel de Vlaamse overheid als de VGC vertrekken vanuit een gemeenschappelijke en gedragen analyse van de Brusselse omgeving. Deze globale analyse werd aangevuld met specifieke omgevingsanalyses voor de beleidsdomeinen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en de VGC bevoegdheden uitoefenen in Brussel. Dankzij het gezamenlijke en transversale werkproces van beide overheden werden voor het eerst ook alle financiële stromen van het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel in kaart gebracht. Verbetervoorstellen voor het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel Het belangrijkste deel van het rapport van de Task Force Brussel is een globale analyse van het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel. In de analyse staan een hele reeks concrete knelpunten en aanbevelingen om deze te verbeteren. De TFB heeft zich vooral gefocust op suggesties om bestuurlijke instrumenten te ontwikkelen en te verfijnen. Concreet gaat het dan over: - een duidelijke regierol voor de VGC ontwikkelen om het Vlaamse gemeenschapsbeleid te voeren in Brussel. De VGC vult deze rol concreet in via een strategisch meerjarenplan. Met dit beleidsinstrument maakt de VGC een concrete meerjarenplanning, met een meerjarenbegroting; - de sectorale Vlaamse regelgeving toepassen in Brussel en de Brusseltoets verfijnen. De Brusseltoets is een beleidsinstrument dat moet nagaan of alle Vlaamse decreten en regelgevingen toepasbaar zijn in Brussel en hoe ze de band met de rest van Vlaanderen beïnvloeden; - voorstellen formuleren over het investerings- en programmatiebeleid van de Vlaamse overheid en de VGC in Brussel om de toepassingsmodaliteiten van de Brusselnorm te verfijnen. Die norm neemt minstens 30 procent van de Brusselaars als doelpubliek voor de uitbouw van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel. Ze gaat ervan uit dat minstens vijf procent van alle Vlaamse gemeenschapsuitgaven dient voor het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel; - aanbevelingen om het beleid van de VGC en dat van de Vlaamse overheid goed op elkaar af te stemmen op het vlak van communicatie, informatie, media en taalbeleid; - een vernieuwd begrotings- en rekeningstelsel, en een vereenvoudigd administratief toezicht voor de VGC invoeren; - de samenwerking tussen de Vlaamse overheid en de VGC versterken voor de uitwisseling van data en informatie, en op het vlak van logistiek, facility en personeelsbeheer; - de deelname van het middenveld aan het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel versterken: versterken van de advisering, inspraak en participatie. In de periode heeft de TFB de transversale knelpuntenanalyse aangevuld met sectorspecifieke knelpuntenanalyses en voorstellen van oplossing voor de beleidsdomeinen: Cultuur, Jeugd en Sport; Onderwijs en Vorming; Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Stedelijk Beleid/Stedenbeleid en Inburgering en Integratie. - voor het eerst in de geschiedenis van de VGC (en haar voorganger, de NCC) is er de voorbije legislatuur een gezamenlijk en inhoudelijk sterk rapport afgeleverd, gedragen door de administraties van zowel 16

17 de Vlaamse overheid als de VGC. Dit rapport bevat alle mogelijke ingrediënten om het kerntakendebat op een gestructureerde wijze te kunnen voeren. Het vormt een aanbeveling om bij aanvang van de nieuwe legislatuur, op basis van de rapporten van de TFB, het kerntakendebat effectief op te starten in functie van een slagkrachtig en nog meer efficiënt en effectief Nederlandstalig gemeenschapsbeleid in Brussel. Naar een strategisch meerjarenplan voor de VGC Met het Planlastendecreet wenste de Vlaamse overheid tegemoet te komen aan de bekommernissen van lokale besturen over de planlasten die gepaard gaan met uiteenlopende subsidieregelingen vanuit de verschillende Vlaamse sectorale administraties. Uit een studie van de dienst Wetsmatiging van de Vlaamse overheid (april 2007) bleek dat lokale besturen klaagden over: - het aantal beleidsplannen die opgesteld moeten worden voor het Vlaamse bestuursniveau; - de verschillende procedurele vereisten van totstandkoming van deze beleidsplannen en de gebrekkige afstemming op de lokale beleidscyclus; - de hoge detailgraad van de inhoud van de verschillende beleidsplannen; - de verschillende wijzen en het aantal planverplichtingen bij uitvoering, rapportering en toezicht van deze lokale beleidsplannen en de bijbehorende subsidies. Al deze knelpunten zijn, voor wat gemeenschapsmateries betreft, evengoed van toepassing op de VGC. Om aan de bovenstaande bekommernissen van de lokale besturen tegemoet te komen, bepaalt het Planlastendecreet het volgende: - sectorale decreten die aan de lokale besturen periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen voor achtereenvolgende jaren opleggen, moeten zich afstemmen op de lokale strategische meerjarenplanning, het budget en de jaarrekening in de organieke regelgeving, zowel wat de timing betreft als wat de vormvereisten van de lokale planning en rapportering betreft; - sectorale decreten kunnen alleen betrekking hebben op de te verrichten activiteiten, de te leveren prestaties en/of de te bereiken effecten. Ze kunnen geen voorwaarden bevatten met betrekking tot de aard van de in te zetten middelen of de organische structuur van het lokale bestuur; - sectorale decreten kunnen een cofinanciering vereisen, voor zover deze beperkt blijft tot een bedrag dat niet groter is dan het bedrag van de subsidie; - sectorale decreten bepalen dat lokale besturen moeten aantonen dat ze lokale belanghebbenden en/of bevoegde adviesraden hebben betrokken bij het opstellen van de strategische meerjarenplanning. Met het Planlastendecreet streeft de Vlaamse overheid een volwassen partnerschap met de lokale besturen na en wil ze hen meer beleidsvrijheid garanderen. Om de integratie - zowel qua timing als qua vormvereisten en rapportering - van deze sectorale plannen in de lokale strategische meerjarenplanning te realiseren, heeft de Vlaamse overheid het instrument van de beleids- en beheerscyclus (BBC) van de gemeenten, de provincies en de OCMW s goedgekeurd. Centraal staat de vernieuwde plannings- en rapporteringscyclus waarbij financiële informatie wordt gekoppeld aan beleidsinformatie (beleidsvelden, beleidsdoelstellingen, actieplannen). De beleids- en beheerscyclus is inmiddels een basisgegeven geworden voor de gemeenten in het Vlaams Gewest. In 2014 startte elk lokaal bestuur met de uitvoering van zijn meerjarenplanning voor de volgende zes jaar. Het Planlastendecreet heeft betrekking op een hele reeks subsidieregelgevingen die relevant zijn voor de VGC. Het decreet bepaalt dat het niet van toepassing is op de lokale besturen in het tweetalige gebied Brussel- Hoofdstad. Zo blijft het steeds terugkerende, algemene knelpunt bestaan dat er geen afstemming van de beleidsplanning (opstellen en indienen van beleidsplannen) op de legislatuur van de VGC is. 4 4 In bepaalde decreten (lokaal jeugdbeleid, sportbeleid, lokaal cultuurbeleid, erfgoedbeleid, ) is reeds een afstemming op de timing van de VGC-legislatuur voorzien. In andere decreten, zoals het decreet op het Stedenfonds of het integratiedecreet, is dit nog niet het geval. 17

18 - het introduceren van één geïntegreerd plan waar een meerjarenbegroting aan gekoppeld wordt, impliceert een omslag in de werking en beleidsplanning van de VGC en zal ook een meer geïntegreerde beleidsplanning creëren. Een strategisch meerjarenplan invoeren voor de VGC impliceert tegelijkertijd dat de Vlaamse regelgeving wordt aangepast (wijziging van de decreten en uitvoeringsbesluiten terzake, al dan niet via een kaderdecreet ). Een geïntegreerd beleidskader: voor de regelgeving van de Vlaamse overheid die gedurende meerdere opeenvolgende jaren aan de VGC periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen oplegt, is een coherent en verplicht kader wenselijk dat integratie én afstemming, zowel qua vormvereisten als qua rapportering, op de beleidscyclus van de VGC mogelijk maakt. Het is daarbij aangewezen om een begeleidend traject van het Planlastendecreet en de afstemming van de sectorale decreten uit te werken en te laten goedkeuren. Eén geïntegreerd, strategisch meerjarenplan voor de VGC: om de VGC de mogelijkheid te bieden de periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen te laten sporen met de legislatuur van de VGC, moet ook de VGC - net zoals de lokale besturen in het Vlaamse Gewest - de mogelijkheid krijgen om te komen tot één strategisch meerjarenplan. In dit strategische meerjarenplan worden de diverse sectorale meerjarenbeleidsplannen (waarvan de regelgeving vermeld is in het Planlastendecreet) geïntegreerd die bij de Vlaamse overheid ingediend worden. 5 Verankering van de dotaties en decretale middelen in één strategisch meerjarenplan: het strategische meerjarenplan dat de VGC opstelt omvat de specifieke Vlaamse sectormiddelen (op basis van de sectorale decreten) en de algemene dotatie van de Vlaamse overheid: - om afstemming tussen de VGC en de Vlaamse overheid te bevorderen over het globale Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel, worden alle andere middelen van de VGC (dus ook deze vanwege de federale overheid en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest) ter informatie vermeld in het strategische meerjarenplan van de VGC; - het strategische meerjarenplan van de VGC wordt goedgekeurd door het College en de Raad van de VGC en vervolgens overgemaakt aan de Vlaamse overheid. Enkel voor de geoormerkte sectormiddelen die de VGC van de Vlaamse overheid ontvangt, is een goedkeuring door de Vlaamse overheid van de bestemming van de middelen zoals ingeschreven in het strategische meerjarenplan vereist; 6 - zowel de sectormiddelen en zeker ook de algemene dotatie van de Vlaamse overheid aan de VGC worden in principe duurzaam verankerd en geïndexeerd in het strategische meerjarenplan; 7 - het kader voor een strategisch meerjarenplan impliceert werken met een meerjaren- en doelstellingenbegroting. Een meerjarenbegroting en een jaarlijkse doelstellingenbegroting kan eveneens geïnspireerd worden op de beleids- en beheerscyclus (BBC); - voor de concrete implementatie van een nieuw meerjarenplan kan de VGC heel wat leren van de ervaring van de Vlaamse centrumsteden die inmiddels met een dergelijk instrument werken. Via de cel Stedelijk Beleid van de VGC kunnen enkele steden betrokken worden voor advies en als klankbord. Onder meer op het gebied van de benodigde software, het planningsproces, de concrete uitwerking van een kader voor middelen, doelstellingen en acties, beschikken de Vlaamse steden en de Vlaamse overheid over heel wat praktijkervaring waarop de VGC een beroep kan doen. Wat de timing betreft: - een nieuw strategisch meerjarenplan moet vorm krijgen in het eerste jaar van iedere legislatuur. Na de installatie van een nieuwe bestuursploeg is het nuttig de noodzakelijke voorbereidingstijd te voorzien om dit plan op te stellen. Er moet een doorlooptijd van 1,5 tot 2 jaar gerekend worden om een dergelijk meerjarenplan op te stellen en te laten goedkeuren; 5 Andere plannen, die bijvoorbeeld moeten worden ingediend voor specifieke projecten, zijn niet vervat in het Planlastendecreet. 6 De Vlaamse overheid keurt als voogdijoverheid belast met het administratief toezicht de begroting en de jaarlijkse rekeningen van de VGC goed (conform het decreet van 5 juli 1989 tot organisatie van het toezicht op de VGC). 7 In de begroting van de Vlaamse overheid blijven de middelen wel gealloceerd in de respectieve programma s. 18

19 - de VGC ontwikkelt idealiter een strategisch meerjarenplan voor de beleidsperiode (in 2019 zijn er opnieuw deelstaatverkiezingen, waarna opnieuw een planningsjaar voor het volgende strategische meerjarenplan volgt). Indien de deadline van 2016 niet wordt gehaald, is het wenselijk om een strategisch meerjarenplan later te laten starten, maar de einddatum (2020) wel te behouden (waardoor een eerste strategisch meerjarenplan mogelijk een kortere periode omvat, bijvoorbeeld ) Naar een duurzame stadsvernieuwing in Brussel, in coproductie met andere overheden Naar een geïntegreerd plan voor Brussel: het GPDO De voorbije legislatuur stelde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een nieuw ontwikkelingsplan voor Brussel op, het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO). Dit plan is nog niet goedgekeurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Brussels Parlement. In het ontwerp-gpdo stelt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn ambitie voor de stad voor: Bedoeling is dat Brussel in de volgende jaren uitgroeit tot een model inzake duurzame ontwikkeling. Het GPDO heeft als ambitie om van Brussel een stad te maken die aantrekkelijker is, sociaal inclusiever, economisch concurrentiëler, creatiever in het onderzoek, groener en efficiënter in het gebruik van energie en grondstoffen. Zes uitdagingen staan centraal in het GPDO: de bevolkingsgroei, tewerkstelling, opleiding en onderwijs, leefmilieu, de strijd tegen de dualisering van de stad en tegen de armoede, de mobiliteit en de internationalisering. Het GPDO omvat verder twee delen: het sectoraal beleid en de uitwerking van een stadsproject. - het spreekt voor zich dat het GPDO alleen maar succesvol kan uitgevoerd worden in een constructieve samenwerking tussen de verschillende stedelijke overheden, met respect voor ieders bevoegdheid, opdracht en expertise; - de VGC stelt zich als volwaardige partner op in het geïntegreerde beleid dat het ontwerp-gpdo vooropstelt. Dit impliceert alleszins dat de VGC zich sterk inwerkt in dit plan, assertief haar rol opneemt en zich inschrijft in een (wederzijdse) constructieve dialoog met andere overheden; - de VGC heeft een belangrijke rol te spelen in het stadsproject dat het ontwerp-gpdo vooropstelt omdat iedere gemeenschapsvoorziening (school, vrijetijdsinfrastructuur, kinderdagverblijf, ) een fysieke, ruimtelijke component heeft. Elke voorziening is ingeplant in een wijk en speelt bijgevolg een rol in de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en heeft een impact op de wijk- en stadsontwikkeling in haar geheel; - een van de instrumenten die het ontwerp-gpdo voorziet om de afstemming en coördinatie tussen de verschillende overheden en instellingen te creëren, is het territoriaal platform. Tot op heden is het niet voorzien in het GPDO, maar het is absoluut aangewezen dat de VGC en bijgevolg ook de COCOF, als vertegenwoordigers van de gemeenschappen in Brussel, partner worden in dit platform. Het territoriaal platform zou een nieuwe structuur worden, waarin de verschillende huidige organismen, bezig met ruimtelijke planning, stadsvernieuwing en territoriale ontwikkeling zullen worden ondergebracht. Dit is in de eerste plaats een interne reorganisatie binnen de gewestelijke structuren, maar het is evengoed van belang dat de VGC betrokken partij wordt bij de opdrachten die dit platform zal uitvoeren; - zowel op het politieke als op het ambtelijke niveau voldoende verbinding maken tussen gewest- en gemeenschapsmateries in functie van synergie en het creëren van slimme verbindingen tussen beide bevoegdheden. Dat vraagt een meer transversale aanpak van het beleid en een betere informatiedoorstroming tussen de verschillende beleidsniveaus (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de GGC, de VGC), zowel op beleidsniveau als op ambtelijk niveau (samenwerking diensten van andere overheden). Ook binnen de VGC zelf kan de wisselwerking en informatie-uitwisseling tussen de administratie en het beleid rond de afstemming tussen gewest- en gemeenschapsmaterie nog versterkt worden. 19

20 Een nieuw richtplan voor duurzame stadsvernieuwing In het ontwerp-gpdo werden ook plannen en programma s verwerkt die wel reeds door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering werden goedgekeurd. Deze plannen en programma s kunnen in sommige gevallen beschouwd worden als complementair aan (en/of onderdeel van) het GPDO. Een van deze plannen is de studie naar een Gewestelijk richtplan voor stadsvernieuwing voor de uitvoering van het stadsvernieuwingsbeleid dat in 2013 werd besteld door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De studie heeft volgende de doeleinden: - een transversale diagnose van de wijken realiseren die vallen onder de RVOHR (Ruimte voor Versterkte Ontwikkeling van de Huisvesting en de Renovatie); - een gewestelijke strategie bepalen op basis van het identificeren van stedelijke kernen (centralités urbaines) en stedelijke grenzen die versterkt of aangepakt moeten worden; - mogelijke scenario s definiëren om de nieuwe reglementering uit te voeren. De studie focust vooral op de fysieke (de gebouwde stad) en ruimtelijke aspecten en op de instrumenten die de overheid tot haar beschikking heeft. De studie stelt voor om de RVOHR opnieuw te bepalen en een nieuwe Zone voor Stadsvernieuwing (ZSV) te definiëren, in de hoop dat op die manier openbare investeringen in de meest achtergestelde gebieden hun effect niet missen. Waar de interventies in het kader van de Duurzame Wijkcontracten zich hoofdzakelijk concentreren op het stedelijk weefsel en de publieke ruimte in een wijk, wil men met de Zone voor Stadsvernieuwing ook trachten te interveniëren op de grote structurerende assen, tussenzones, verbindingselementen en breuklijnen. De nieuwe zone moet synergie mogelijk maken tussen verschillende publieke actoren en instrumenten: citydev.brussels, Duurzame Wijkcontracten, Beliris, EFRO, Leefmilieu Brussel, Ook het ontwerp-gpdo wijdt een hoofdstuk aan Een stadsvernieuwingsbeleid gericht op de creatie van duurzame wijken met een sociaal-economische en ecologische dimensie. In dit hoofdstuk komen de studie naar het Richtplan en de reorganisatie van de instrumenten voor stadsvernieuwing, met name het Richtplan Stadsvernieuwing aan bod. Het Richtplan behelst de reorganisatie van de instrumenten voor stadsvernieuwing, waaronder de Duurzame Wijkcontracten. De Duurzame Wijkcontracten zullen in dit Richtplan worden voortgezet, versterkt en uitsluitend gerealiseerd worden op het grondgebied van het Stadsvernieuwingsgebied (SVG). In bepaalde schema s worden ook de nieuwe types van publieke voorzieningen aangeboord. Naast bijvoorbeeld de huidige kinderdagverblijven en culturele infrastructuur wordt bijvoorbeeld ook geopperd om investeringen in schoolinfrastructuur mogelijk te maken. - aangezien de studie Richtplan Stadsvernieuwing werd geïntegreerd in het ontwerp-gpdo, gelden de aanbevelingen bij het GPDO ook voor dit onderdeel; - de gewestelijke evolutie op het vlak van stadsvernieuwing van nabij opvolgen en onderzoeken hoe de VGC hier optimaal bij betrokken kan worden; - partnerschappen aangaan met de gemeente en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van stadsvernieuwingsprojecten die de VGC zelf initieert Duurzame Wijkcontracten De Duurzame Wijkcontracten zijn belangrijke herwaarderingsprogramma s geïnitieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en uitgevoerd door de betrokken gemeenten. De Duurzame Wijkcontracten zijn een belangrijk instrument om stedelijke gebieden te herwaarderen en te vernieuwen. Een bepaalde zone, de perimeter, wordt integraal benaderd en ondergaat veranderingen op het vlak van wonen, openbare ruimten, leefmilieu, de creatie van buurtinfrastructuren en de versterking van de sociale cohesie in de wijk. De VGC is niet aan zet bij de toewijzing van een wijkcontract aan een gemeente (dat gebeurt door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest), noch bij de uitvoering van het wijkcontract (dat gebeurt door de gemeente in samenwerking met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Dat betekent echter niet dat de VGC geen rol speelt in de wijkcontracten. Er zijn wel degelijk heel wat raakvlakken met het gemeenschapsbeleid dat de VGC voert. De VGC zoekt dan ook maximale aansluiting bij de wijkcontracten en participeert actief aan een waardevolle invulling ervan, onder andere door mee in te staan voor betrokkenheid van Nederlandstalige initiatieven in de wijkcontracten. 20

21 De voorbije legislatuur heeft de VGC door middel van een coördinerende rol van de cel Stedelijk Beleid en in partnerschap voor de lokale netwerkontwikkeling met de gemeenschapscentra, sterker ingezet op de Duurzame Wijkcontracten. Het resultaat is een sterk toegenomen aantal Nederlandstalige initiatieven in de wijkcontracten, zowel qua aantal initiatieven als op budgettair vlak. Niettemin hangen de slaagkansen van de VGC-inbreng in de wijkcontracten sterk af van netwerkontwikkeling, overleg en een stuk voluntarisme. Er is weinig echt structureel voorzien om de rol van de VGC te verankeren in de Duurzame Wijkcontracten. Algemene aanbevelingen - centraal staat dat de VGC een actieve partner wil zijn bij de voorbereiding en uitvoering van de Duurzame Wijkcontracten. Deze actieve inbreng wil de VGC de komende legislatuur op verschillende manieren bestendigen en waar nodig versterken. De administratie is voorstander om een samenwerkingsprotocol te sluiten tussen de VGC en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de coördinatie/opvolging via het begeleidingscomité en de uitvoering van de Duurzame Wijkcontracten. De elementen ondergebracht onder de specifieke aanbevelingen zijn onderwerp van dit samenwerkingsprotocol. Het is aan te raden dat het principe van een samenwerkingsprotocol in het regeerakkoord van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering opgenomen wordt en dat snel werk wordt gemaakt van een gezamenlijke uitwerking van dit protocol. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering zal voor het nieuwe kader over stadsvernieuwing dat ontwikkeld wordt zowel de uitvoeringsbesluiten als de ordonnantie met betrekking tot de Duurzame Wijkcontracten grondig moeten wijzigen. Deze herziening moet aangegrepen worden om een reeks knelpunten weg te werken en om een betere interbestuurlijke samenwerking bij het tot stand komen van de wijkcontracten te garanderen. Specifieke aanbevelingen - de samenwerking met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest versterken waarbij de VGC erkend wordt als partner bij de ontwikkeling en uitvoering van de wijkcontracten: o de VGC wordt altijd uitgenodigd op gewestelijke begeleidingscommissies van de Duurzame Wijkcontracten wanneer Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in de wijkcontracten ter sprake komen; o de herziening van het basisprogramma (normaliter voorzien twee jaar na de goedkeuring) wordt voorgelegd en gecommuniceerd aan de VGC als structurele partner; o kinderdagverblijven: iedere wijkcontractenreeks bevat tot op heden minstens één nieuw Nederlandstalig kinderdagverblijf (of substantiële uitbreiding van het aantal kindplaatsen) op minstens vier kinderdagverblijven. De VGC wil een actievere rol spelen met betrekking tot de keuze van de gemeente waar dit nieuwe kinderdagverblijf gerealiseerd moet worden. Dat gebeurt in een constructieve dialoog met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat de VGC erkent en bevestigt in deze rol; o eenzelfde principe zou bij uitbreiding kunnen gelden voor andere gemeenschapsinfrastructuren: o cultuur- en sportinfrastructuur, scholen, enzovoort; verdeling van de middelen: het aandeel Nederlandstalige projecten in de wijkcontracten is in sommige Duurzame Wijkcontracten beperkt terwijl nochtans goede dossiers worden ingediend. De discussie moet geopend worden over een billijke verdeelsleutel met betrekking tot gemeenschapsinitiatieven in de wijkcontracten. Er kan bijvoorbeeld een bepaald percentage gehanteerd worden van te weerhouden Nederlandstalige gemeenschapsinitiatieven voor het geheel van de wijkcontracten (bijvoorbeeld 20% van het totaal aantal gemeenschapsinitiatieven dat gefinancierd wordt via het wijkcontract moet Nederlandstalig zijn voor iedere reeks van nieuwe wijkcontracten). Een dergelijke ondergrens voor het geheel van de vier nieuw op te starten wijkcontracten, biedt structurele garanties voor een Nederlandstalige inbreng in de wijkcontracten. De VGC zou bijkomend ook gevraagd kunnen worden een (bindend) advies te formuleren over het Nederlandstalige aandeel in de wijkcontracten; o informatie-uitwisseling en -doorstroming: vastleggen van een gestructureerde informatiedoorstroming van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar de VGC en omgekeerd. Dat houdt de volgende informatiebestanden in: de dossiers van de gemeenten die het fiat kregen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de exacte perimeter van het wijkcontract en alle relevante stukken in verband met de besluitvorming van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 21

22 o o o de basisdossiers; een overzicht van de wijzigingen aan de Nederlandstalige projecten die lopen in het kader van het wijkcontract; regelgeving: de regelgeving in het kader van de Duurzame Wijkcontracten benadeelt de Gemeenschapscommissies in die zin dat infrastructuren van de VGC (of de COCOF) niet in aanmerking komen voor investeringssubsidies. Bij een wijziging van de ordonnantie dient dit weggewerkt te worden; in de beleidspraktijk wordt vaak geopperd dat bepaalde investeringen (in bijvoorbeeld scholen) niet mogelijk zijn met wijkcontractmiddelen, hoewel hiervoor geen formele basis is (in de ordonnantie en het uitvoeringsbesluit wordt hierover niets vermeld). Deze euvels verhelpen, vraagt een wijziging van de ordonnantie en het uitvoeringsbesluit; termijnen en regierol: het opstartjaar van een Duurzaam Wijkcontract is te kort. Deze krappe timing is op termijn onhoudbaar en vanuit participatief en bestuurlijk oogpunt niet efficiënt. De participatieve fase moet zowel voor burgers, het middenveld als de institutionele actoren verlengd worden. Bovendien is er nood aan een sterkere regierol door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de transparantie in en communicatie over de procedure (stappenplan voor samenstelling basisdossier) en besluitvorming in het kader van het Duurzame Wijkcontract; - versterken van de samenwerking en het overleg met de gemeenten. De samenwerking op beleids- en op administratief vlak met de gemeenten is van cruciaal belang voor een goede inbreng van de VGC in het wijkcontract. Hoewel iedere gemeente anders is op het gebied van beheer en aanpak van een wijkcontract, stellen zich een aantal gemeenschappelijke aanbevelingen voorop. Zo moet de VGC proactief werk maken van een goede verstandhouding met de Nederlandstalige schepen. De ondersteunende rol van de VGC wordt kenbaar gemaakt en een constructieve samenwerking en projectbehartiging zien het licht. Ook een nauwere samenwerking met gemeentelijke diensten die de wijkcontracten voorbereiden en uitvoeren is aangewezen; - de laatste jaren versterkte de VGC haar positionering in de wijkcontracten. De cel Stedelijk Beleid vervult een portaalfunctie en zorgt voor interne informatiedoorstroming binnen de administratie en naar het College en externe informatiedoorstroming naar het werkveld en de gemeentelijke actoren. De gemeenschapscentra vervullen een belangrijke rol als lokaal aanspreekpunt en netwerkfacilitator (omgevingsgerichte werking van de centra). Een bestendiging van de huidige werkwijze is ook in de toekomst aangewezen. Een goede samenwerking tussen de gemeenschapscentra en de cel Stedelijk Beleid vormt een goede garantie op een goede inbreng van de VGC in de wijkcontracten Stadsvernieuwing De ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten is één van de instrumenten die de Vlaamse overheid in het kader van het Vlaamse stedenbeleid hanteert. Met dit instrument subsidieert de Vlaamse overheid stadsvernieuwingsprojecten die een ingrijpende en duurzame vernieuwing van de stedelijke bebouwde ruimte koppelen aan initiatieven van samenlevingsopbouw en dat door coproductie (publiek-private partners) verwezenlijken. De subsidiëring van stadsvernieuwingsprojecten wil de kwaliteit van de individuele projecten en de bestuurskracht van de besturen versterken. De subsidies worden verdeeld op basis van kwaliteitscriteria en niet op basis van vooraf vastgestelde verdeelsleutels. De beoordeling van de projecten gebeurt door een externe multidisciplinaire jury, die een advies uitbrengt aan de Vlaamse Regering. Om de kwaliteit van de stadsvernieuwingsprojecten en de planningscapaciteit van de besturen te verhogen, is naast de klassieke projectsubsidie ook de conceptsubsidie ontwikkeld. Conceptsubsidies worden aangevraagd voor deskundige begeleiding bij het ontwerp van een stadsvernieuwingsproject, terwijl projectsubsidies worden aangewend voor de concrete realisatie van een stadsvernieuwingsproject. Een conceptsubsidie bedraagt EUR, een projectsubsidie bedraagt maximaal 5 miljoen EUR. In de praktijk wordt er voor de conceptstudies effectief 22

23 EUR per project voorzien. Voor de projectsubsidies varieert dit bedrag aangezien dit afhankelijk is van verschillende factoren die eigen zijn aan het project. 8 Bij de oproep Stadsvernieuwing 2013 diende de VGC samen met de partners Abattoir en Erasmushogeschool Brussel een aanvraag in voor een conceptsubsidie bij de Vlaamse overheid. Het was een aanvraag voor het ontwerp van een stadsvernieuwingsproject op de sites van Abattoir en de Erasmushogeschool Brussel in Anderlecht. Dit project kreeg een positief advies van de jury stadsvernieuwing. De Vlaamse Regering kende vervolgens de conceptsubsidie van EUR toe. Ter voorbereiding en ter ondersteuning van de conceptstudie besliste het College een voorstudie te financieren. Het eindrapport van deze voorstudie werd begin februari 2014 afgerond. De conceptstudie wordt opgestart begin juni 2014, onder begeleiding van een lokale stuurgroep en een regieteam. - concrete stadsvernieuwingsprojecten ontwikkelen. Al van bij de indiening van de aanvraag voor een conceptsubsidie werd door de VGC de ambitie vooropgesteld om op basis van de voorstudie en de conceptstudie een dossier op te stellen voor de realisatie van een stadsvernieuwingsproject op de sites van Abattoir en Erasmushogeschool Brussel. Bovendien heeft de VGC de ambitie om hiervoor op termijn ook een aanvraag voor een projectsubsidie in te dienen bij de Vlaamse overheid. Na afloop van de conceptstudie is het aangewezen om een sterk dossier stadsvernieuwing uit te werken dat op een positief advies van de jury stadsvernieuwing en een subsidie vanwege de Vlaamse Regering kan rekenen. De ambitie van de VGC mag zich niet beperken tot dit ene stadsvernieuwingsproject, maar de ambitie moet zijn om als VGC een actievere rol op te nemen bij toekomstige stadsvernieuwingsprojecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bijkomende doelstelling van de conceptstudie is dan ook om als VGC expertise rond stadsvernieuwing op te bouwen en hieruit te leren voor de toekomst. Deelname van de VGC aan stadsvernieuwing is in de Brusselse context niet eenvoudig. Het gegeven dat stadsvernieuwing in eerste instantie een bevoegdheid is van het gewest mag echter geen belemmering zijn om als VGC toch een actieve rol op te nemen. Stadsvernieuwing gaat immers niet enkel over ruimtelijke doelstellingen, maar evenzeer over sociale, culturele, aspecten die wel perfect aansluiten bij de bevoegdheden van de VGC. Uiteraard moet elke deelname van de VGC aan stadsvernieuwing gebeuren in coproductie met de gemeentelijke overheden en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - de projectleiding/expertise-opbouw in de VGC versterken. Een stadsvernieuwingsproject opzetten, begeleiden en uitvoeren is een bijzonder complexe opdracht. De VGC is vandaag slechts in beperkte mate uitgerust om zo n taak op zich te nemen. Aan het einde van de vorige legislatuur heeft de cel Stedelijk Beleid wel reeds een eerste expertise over stadsvernieuwing opgebouwd. Wil de VGC in de toekomst voluit de kaart van stadsvernieuwingsprojecten trekken, dan zal zij de expertise en het personeel van de VGC met betrekking tot stadsvernieuwingsprojecten in Brussel moeten versterken en uitbreiden. Stadsvernieuwingsprojecten zijn doorgaans grootschalig en bijzonder complex, en vereisen daarom een aanzienlijke tijdsinvestering. Het is dan ook aangewezen om per project een voltijdse projectleider voor de cel Stedelijk Beleid aan te stellen die het project tot een goed einde kan brengen. Ook in Vlaamse steden wordt doorgaans voor ieder stadsvernieuwingsproject een voltijdse projectleider aangesteld in transversaal gepositioneerde diensten. Als de VGC de rol van projectleider op zich wil nemen, dan kan dit per stadsvernieuwingsproject een personeelsengagement van vijf à tien jaar inhouden. Dat is de gemiddelde duur van de Vlaamse stadsvernieuwingsprojecten. Ook omwille van de grote coalitievorming en mogelijke opeenvolging van legislaturen is het belangrijk dat alle kennis rondom een stadsvernieuwingsproject gegroepeerd zit bij één instantie en één projectleider. Hoewel dit inderdaad personeelskosten en studiekosten met zich meebrengt, zijn de 8 Voor de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten komen de 13 centrumsteden, de 21 provinciale steden en de VGC in aanmerking. In het totaal is jaarlijks (periode ) ongeveer 12,5 miljoen EUR uitgeschreven. De jury voor stadsvernieuwingsprojecten treedt op als kwaliteitskamer door op geregelde tijdstippen met de steden over lopende projecten in debat te gaan en aanbevelingen te formuleren. 23

24 terugverdieneffecten groot. De mogelijke subsidie vanuit de Vlaamse overheid bedraagt gemiddeld tussen de 2 en 3 miljoen euro, een veelvoud van de kostprijs van een personeelslid. Bovendien versterkt de VGC hiermee haar capaciteit op het gebied van stads- en wijkontwikkeling, wat ook haar positie in de Brusselse stadsvernieuwingsprogramma s (waaronder de Duurzame Wijkcontracten) kan versterken. Aanvullend zal de VGC, net zoals andere steden dit doen in het kader van stadsvernieuwing, bepaalde (studie)opdrachten moeten uitbesteden aan derden (bijvoorbeeld stedenbouwkundige bureaus). Vermits de productie van de gebouwde ruimte een investering vergt die de draagkracht van het overheidsbudget ver te boven gaat, wordt de publiek-private samenwerking (PPS) naar voren geschoven in het kader van stadsvernieuwingsprojecten. Toch hebben overheden nog niet altijd de expertise om zo n PPS te sturen en om de kwaliteit van een stadsvernieuwingsproject hoog te houden. Ook de VGC zal deze expertise over PPS in het kader van stadsvernieuwingsprojecten zelf moeten opbouwen of hiervoor een beroep moeten doen op een externe partner; - opvolgen van en inspelen op opportuniteiten in het kader van Brusselse stadsvernieuwing. De uitdaging voor de VGC is zoeken naar hoe de kwaliteit van de Vlaamse stadsvernieuwingsaanpak ingeschreven kan worden in de Brusselse stadsvernieuwing. Binnen de Brusselse stadsvernieuwing is momenteel een interessante evolutie aan de gang waarbij de werking van de Duurzame Wijkcontracten herdacht wordt in het Richtplan voor Stadsvernieuwing (zie hoger). Het is belangrijk dat de VGC (de cel Stedelijk Beleid en het beleid) dit dossier op de voet volgt en bekijkt hoe zij een nog actievere rol kan spelen in de stads- en wijkontwikkeling van de gemeenten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook voor het stadsvernieuwingsproject Abattoir-Erasmushogeschool is de hertekening van de zogenaamde RVOHR (Ruimte voor Versterkte Ontwikkeling van de Huisvesting en de Renovatie) naar de ZSV (Zone voor Stadsvernieuwing) van cruciaal belang. De hertekening van dit gebied maakt het mogelijk dat hier op termijn andere zones in aanmerking komen voor stadsvernieuwing, o.a. ook de Slachthuizensite die nu buiten de RVOHR valt. Ook met het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ATO) moeten afspraken gemaakt worden, zodat de ontwikkeling van het stadsvernieuwingsproject EhB-Abattoir ingeschakeld wordt in de ontwikkeling van strategische gebieden zoals het Masterplan Kanaal; - een gebiedsgerichte territoriale en sectoroverschrijdende aanpak vooropstellen. Stadsvernieuwing veronderstelt een gebiedsgerichte territoriale werking. De VGC zet vandaag reeds stappen naar een gebiedsgerichte aanpak, bijvoorbeeld via de heroriëntering van de werking van de gemeenschapscentra. Andere voorbeelden zijn de Brede School en de omgevingsgerichte werking van lokale dienstencentra. Een stadsvernieuwingsproject is eveneens een transversaal, gebiedsgericht project tussen sectoren en tussen beleidsdomeinen. Wil de VGC een gedegen stadsvernieuwingswerking uitbouwen, dan is een doorgedreven beleidsdomeinoverschrijdende aanpak nodig. Vermits stadsvernieuwing gerealiseerd wordt in projectmodus, zijn ook interne coalities binnen de VGC belangrijk om het stadsvernieuwingsproject effectief te realiseren; - coalities aangaan met andere overheden en het middenveld. Een coalitie aangaan met de verschillende overheidspartners bevoegd voor onderdelen van het Brusselse planningsproces is noodzakelijk om aan stadsvernieuwing te doen. Ook in Vlaanderen vraagt het uitvoeringsproces van stadsprojecten een voortdurend schakelen tussen verschillende beleidsniveaus, tussen het gemeentelijke, provinciale, gewestelijke, federale en in sommige gevallen ook het Europese niveau. Hier komt nog eens de specifieke Brusselse situatie bij, waarin de VGC zich als een nieuwe actor in het stadsvernieuwingsbeleid wil profileren. Met deze bevoegdheidskwestie zal creatief moeten worden omgegaan. Elk pleidooi voor coalitievorming zal rekening moeten houden met de machtsrelaties die de Brusselse bestuurlijke complexiteit kenmerken. Gezien de noodzaak van een grote coalitie om een stadsvernieuwingsproject te realiseren, is het belangrijk om zo veel mogelijk overheidspartners al vanaf het begin te betrekken in de visievorming en inhoudelijke uitwerking van het project. Om al deze agenda s op elkaar af te stemmen en ze in te schrijven in een stedelijke coherente visie is vanaf het eerste stadium een iteratief proces van consensus building nodig. Ook met het middenveld kan samenwerking gestimuleerd worden, kan er gezocht worden naar synergieën en kan men verdere stappen zetten in een sectoroverschrijdende werking. Een van de 24

25 criteria om in aanmerking te komen voor concept- en projectsubsidies in het kader van stadsvernieuwing is het sterk inzetten op participatieprocessen Inspelen op Europese beleidsprogramma s Het belang van Europa voor het lokale beleid neemt met rasse schreden toe, zowel op het vlak van regelgeving die lokale besturen beïnvloedt, als op het vlak van internationale samenwerkingsverbanden en subsidiemogelijkheden. Naast de structuurfondsen voor regionaal beleid, kunnen lokale overheden ook een beroep doen op heel wat zogenaamde niet-structuurfondsen om projecten te realiseren. Om Europese kansen te benutten, moet de VGC verder expertise opbouwen over sectoren en thema s heen op het terrein van Europese fondsen. De nieuwe Europese programmaperiode loopt van 2014 tot In die periode worden de structuurfondsen (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en Europees Sociaal Fonds (ESF)) en Europese project calls sterker op elkaar afgestemd, ook op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bij de Vlaamse overheid. De verschillende Europese programma s moeten bijdragen aan de Europese 2020-strategie: - slimme groei door investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie; - duurzame groei naar een CO2-arme economie en een concurrerend bedrijfsleven; - inclusieve groei met nadruk op banengroei en armoedebestrijding. Een aantal grote uitdagingen van de VGC in Brussel komt overeen met de Europese beleidsprioriteiten : opleiding en tewerkstelling afstemmen op de noden van de arbeidsmarkt, de strijd tegen schooluitval en (jeugd)werkloosheid, kwalitatieve jobs aanbieden, inzetten op sociale economie, De Europese Unie wil tevens de toenemende dualisering tegengaan door in te zetten op culturele projecten, sociale en culturele participatie, buurtvoorzieningen en door de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting op te drijven. - de cel Stedelijk Beleid van de VGC werkt mee aan een transversale strategie en afstemming van het stedelijk beleid van de VGC op het beleid van andere overheden. Hierbij wordt eveneens op Europa gefocust. Concreet krijgt dit vorm door de volgende acties: o kennisdeling en expertise-opbouw via netwerken en partnerschappen die over de nodige expertise over Europa beschikken (Kenniscentrum Vlaamse Steden (KCVS), Kenniscentrum Sociaal Europa (KCSE), Vleva, ); o opvolging van zowel het Vlaamse als het Brusselse beleid met betrekking tot de Europese programma s (structuurfondsen ESF en EFRO); o opportuniteiten vinden over Europese financiering voor de VGC en haar werkveld; o transversale informatiedoorstroming en Europese subsidies opvolgen; - de cel Stedelijk Beleid fungeert binnen de VGC als centraal aanspreekpunt wat Europa betreft. Concreet kan zij de VGC-administratie en het Nederlandstalige werkveld als volgt ondersteunen: o informatiesessies organiseren voor het Nederlandstalige werkveld; o interessante projectoproepen en -partners screenen en verspreiden naar de verschillende beleidsdirecties en naar het Nederlandstalige werkveld; o de opmaak (het uitschrijven en indienen) van Europese projectaanvragen ondersteunen; - een belangrijke aanbeveling betreft het investeren in kennisontwikkeling en personeel dat hiervoor voldoende tijd kan vrijmaken, gelet op het bijzonder complexe en omvangrijke Europese subsidiebeleidskader. Ook in andere lokale besturen (grotere steden, provincies) met enige omvang is er een Europese cel of dienst en zijn er één of meerdere medewerkers gespecialiseerd in het opvolgen van Europese programma s en fondsen. Europese fondsen aanboren is geen eenvoudige opdracht. Het vereist kennis, ervaring, personeelsinzet en een proactieve beleidsvoering. Investeren in personeelsinzet zal op middellange termijn renderen in terugverdieneffecten voor Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen; 25

26 - om in te kunnen spelen op de grote Europese structuurfondsen, is een sterke interne afstemming en flexibele en nauwgezette samenwerking noodzakelijk tussen de verschillende onderdelen van de administratie. Even belangrijk zijn een goede samenwerking tussen het VGC-beleid en de VGCadministratie. Inspelen op Europese calls veronderstelt veel flexibiliteit: de timing voor het inspelen op Europese calls is vaak bijzonder krap; - goede, directe communicatielijnen en politieke afspraken tussen de VGC, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Vlaamse overheid over Europese fondsen zijn eveneens van fundamenteel belang. Dat is op dit ogenblik geen verworvenheid: er is geen structureel kader beschikbaar over samenwerking en informatie-uitwisseling met de Vlaamse overheid (zie ook het rapport van de Task Force Brussel) of met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Concreet kan dat als volgt vorm krijgen: o de Vlaamse overheid, en de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel in het bijzonder, moeten erover waken dat de VGC betrokken wordt bij de onderhandeling, de opmaak en de uitvoering van de operationele programma s (ESF en EFRO) van de Vlaamse overheid. Dat is tot op heden niet het geval; o een suggestie hierbij kan zijn om, naar analogie van het beheer van het Waalse ESF-agentschap, ook in de beheersstructuur van het Vlaamse ESF-agentschap een vertegenwoordiger van de VGC (en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) op te nemen; 9 o ook op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een structurele samenwerking wenselijk om Europese subsidies voor gemeenschapsinitiatieven en -infrastructuren mogelijk te maken. De VGC-Collegeleden kunnen hierbij proactief te werk gaan vanuit een samenspel tussen hun gemeenschaps- en gewestbevoegdheden. Een formele samenwerkingsovereenkomst tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de VGC over EFRO en ESF zou hier soelaas kunnen bieden; - Europese middelen aanboren vergt een grote inspanning en vereist bovendien steeds een vorm van cofinanciering. Het is dan ook aangewezen om Europese subsidies te beschouwen als een bijkomende financieringsvorm om VGC-doelstellingen te realiseren die zijn ingeschreven in de diverse beleidsplannen en de VGC-begroting Samenwerken met het middenveld: advisering, inspraak, participatie en vrijwilligerswerk Adviesraden, werkgroepen, inspraak en overlegplatformen Van oudsher vindt de VGC het belangrijk om het Brusselse werkveld te betrekken bij (het uitstippelen van) haar beleid. Via het werkveld weet de VGC wat er leeft in Brussel en kan ze de vinger aan de pols houden. Daarom organiseerde de VGC in het verleden verschillende adviesorganen en overlegstructuren met deelnemers uit het Brusselse werkveld. Het gaat hierbij in eerste instantie om adviesraden en werkgroepen. De meeste van deze adviesstructuren zijn sectorspecifiek en beleidsdomeingebonden. Sommige adviesraden hebben een meer transversale ambitie en werking, zoals de adviesraad Etnisch-Culturele Minderheden (ECM), de jeugdraad en de ouderenraad. De reflectiegroep Stedelijk Beleid is strikt genomen geen adviesraad, maar een platform voor reflectie. De reflectiegroep Stedelijk Beleid heeft eveneens een transversale en overkoepelende ambitie, in die zin dat zowel stedelijke experten als de voorzitters van de adviesraden er deel van uitmaken. 9 Het beheerscomité van l Agence FSE de la Communauté Française de Belgique (het Waalse ESF-Agentschap) is niet enkel samengesteld uit vertegenwoordigers van het Waals Gewest. In deze stuurgroep zetelen ook vertegenwoordigers van de COCOF, van de Franse Gemeenschap en van het ESF-Agentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 26

27 De volgende advies- en reflectiestructuren werden tijdens de voorbije legislatuur in het leven geroepen: Stedelijk Beleid Sport - reflectiegroep Stedelijk Beleid - Sportraad Etnisch-culturele minderheden - werkgroep Subsidiëring - adviesraad Welzijn Etnisch-Culturele Minderheden - adviesraad Welzijn Onderwijs en Opleiding Gezondheid - adviesraad Onderwijs en Opleiding - adviesraad Gezondheid - werkgroep Onderwijs Gezin - werkgroep Opleiding - adviesraad Gezin die ook fungeert als Cultuur Lokaal Overleg Kinderopvang - Cultuurraad - werkgroep Kinderopvang - werkgroep Kunsten - werkgroep Buitenschoolse Opvang - werkgroep Sociaal-Cultureel Werk - werkgroep Consultatiebureaus - werkgroep Erfgoed - Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning Jeugd Ouderen - Jeugdraad - adviesraad Ouderen - werkgroep Vakantieaanbod en Speelpleinen - werkgroep Subsidiëring Vanzelfsprekend organiseert de VGC nog tal van overlegfora of is zij zelf betrokken in overlegstructuren georganiseerd door andere instanties. Deze fora of overlegstructuren zijn al dan niet verplicht bij decreet of besluit geregeld en hebben vaak een even belangrijke advies- en/of signaalfunctie voor het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel als de hierboven genoemde adviesraden. Daarnaast investeert de VGC, bijvoorbeeld in het kader van het stedelijk beleid, in bredere transversaal opgevatte inspraak- en participatietrajecten, zoals het inspraaktraject Stadspiratie Dat inspraaktraject leverde inspiratie en voeding voor de opmaak van het Stedenfondsprogramma In het kader van het Stedenfonds en het stedelijk beleid vormt inspraak en participatie van het werkveld en de bevolking bij de ontwikkeling van het beleidsprogramma een verplichting, ingeschreven in de beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de VGC en de Vlaamse overheid. Op lokaal vlak (binnen één gemeente of op de schaal van één of meerdere wijken) kunnen we verwijzen naar de gemeenschapsfora die vrij recent in het leven zijn geroepen binnen de gemeenschapscentra. Deze gemeenschapsfora hebben evenzeer een rol als netwerk- en inspraakorgaan rond brede thema s die een impact hebben op de centra en de nabije leefomgeving. Ook de (lokale stuurgroepen van) Brede Scholen fungeren als lokale signaal- en overlegplatformen, net zoals de inspraak- en netwerkontwikkeling die bijvoorbeeld vorm krijgt naar aanleiding van de opmaak van de lokale cultuurbeleidsplannen. Op een andere manier organiseert de cel Stedelijk Beleid met de gemeenschapscentra ook overlegmomenten voor het Nederlandstalige werkveld om de participatie van de Nederlandstalige werkveldactoren aan de Duurzame Wijkcontracten te ondersteunen en te versterken. Samengevat: de VGC organiseert en participeert in een grote hoeveelheid aan overlegvormen en -structuren, al dan niet met een duidelijke, formele adviserende rol ten aanzien van de VGC. - inspraak, advisering en betrokkenheid zijn belangrijke elementen in het kader van betrokkenheid van het werkveld bij de VGC. Het is dan ook belangrijk om te investeren in een participatiecultuur; - wat de adviesraden en werkgroepen betreft, lijken heel wat elementen uit evaluaties van vroeger nog steeds van kracht. Doorgaans kan men stellen dat de adviesraden en werkgroepen de voorbije jaren aan belang hebben ingeboet en/of dat zij minder door de VGC betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding en -evaluatie. Er stellen zich enkele terugkerende problemen die, wenst men deze adviesraden in de komende legislatuur opnieuw te installeren, beter op voorhand worden uitgeklaard. Hierdoor kan heel wat wrevel voorkomen worden. 27

28 Het lijkt aangewezen om, voor de installatie van nieuwe adviesraden, duidelijke afspraken te maken over frequentie, samenkomst, agenda, opvolging van adviezen, informatie-uitwisseling, Deze afspraken worden het best verankerd in een vernieuwde overeenkomst of in een reglement waarbij beide actoren (adviesraad en VGC) zich wederzijds engageren. Een tijdelijke ambtelijke werkgroep advisering, inspraak en participatie kan hier een kortlopende, tijdelijke opdracht in vervullen en komen tot een gedragen voorstel in overleg met de voorzitters van de adviesraden; - de betrokkenheid en de participatie stimuleren van mensen met een migratieachtergrond en (kans)armen. Hiervoor moeten blijvend trajecten op maat worden uitgetekend in samenwerking met (vertegenwoordigers van) de doelgroep (zie verder bij de aanbevelingen over ECM en kansarmoede); - in het rapport van de Task Force Brussel werd geopperd om een strategische adviesraad Brussel te creëren, die het Vlaamse gemeenschapsbeleid van de VGC en de Vlaamse overheid zou adviseren, op grote lijnen en op strategisch niveau. Het lijkt interessant, mits een goede doorstart van het kerntakendebat, om deze piste concreet uit te werken en zo n strategische adviesraad in het leven te roepen. Het kan de coherentie van het beleid van de VGC en de Vlaamse Gemeenschap ten aanzien van Brussel enkel ten goede komen; - naast sectorale advisering is er behoefte aan andersoortige inspraaktrajecten die over de beleidsdomeinen heen werken. Transversale en gezamenlijke inspraaktrajecten hebben een wervende kracht, brengen mensen in contact met elkaar en dwingen iedereen om over het eigen muurtje te kijken. Inspraak- en participatietrajecten zoals Stadspiratie moeten in een volgende legislatuur zeker een plaats krijgen. De concrete vorm en modaliteiten moeten in overleg met werkveldactoren en het beleid vorm krijgen. De beleidsovereenkomst Stedenfonds verplicht de VGC alleszins om brede inspraaktrajecten op te zetten, onder andere in aanloop naar een nieuw Stedenfondsprogramma na 2019; - inspraak en participatie moeten lang niet alleen tot stand komen door overheidsinitiatief alleen, wel integendeel. Het lijkt interessant dat de VGC door oproepen en subsidie-instrumenten ruimte geeft aan initiatieven van het middenveld en georganiseerde burgercollectieven om innovatie en participatie van onderuit mogelijk te maken. Vaak zitten de kiemen voor maatschappelijke vernieuwing net in de initiatieven van het middenveld die van onderuit groeien. Ook hier legt de beleidsovereenkomst Stedenfonds reeds enkele krijtlijnen vast, waarop de volgende legislatuur verder gewerkt kan worden; - de mogelijkheden van digitale media verder onderzoeken en benutten in het kader van een fijnmazig participatiebeleid; - allicht nog essentiëler in het hele debat en beleid over advisering, inspraak, betrokkenheid, participatie, is de rol die de VGC wil spelen ten aanzien van het werkveld en bij uitbreiding de civiele samenleving en de Brusselaars in het algemeen. De VGC is een kleine speler, naast vele andere publieke en private actoren in Brussel. De vraag hoe de VGC zich verhoudt tot deze partners is essentieel om de torenhoge maatschappelijke uitdagingen in Brussel doordacht aan te pakken. Enkel door gericht, in samenspraak met andere institutionele spelers en stedelijke actoren, uitdagingen aan te pakken, werkt de VGC aan een efficiënt beleid dat vormt krijgt in synergie met de vele andere stedelijke actoren. Zowel op hoofdstedelijk als op lokaal niveau beweegt de VGC zich steeds meer in netwerken. Op lokaal vlak kunnen we verwijzen naar de omgevingsgerichte werking van de gemeenschapscentra, de samenwerkingen die ontstaan via de 28 Brede School-netwerken, lokale netwerken van IBO s, lokale dienstencentra of woonzorgcentra, de netwerken die ontstaan dankzij de Duurzame Wijkcontracten, Op regionaal/hoofdstedelijk gebied betreft het inspelen op de grotere publiek-publieke en publiekprivate netwerken, allianties met regionale middenveldpartners, enzovoort; - functioneren in en tussen dergelijke netwerken veronderstelt - tot op zekere hoogte - een herdefiniëring van de rol en taak van de overheid. In Brussel en voor de VGC geldt deze uitdaging in het kwadraat: enkel door slimme verbindingen aan te gaan, zich aan te sluiten bij netwerken en coalities, kan de VGC meer impact krijgen om de maatschappelijke uitdagingen gericht aan te 28

29 pakken. 10 De vraag is of en hoe we de VGC hier kunnen versterken om zich op een intelligente manier te verbinden met andere publieke en private actoren. Zich versterken op bestaande en nieuwe netwerken heeft gevolgen voor de beleidsvoering en de organisatie van het ambtelijke apparaat: het veronderstelt een overheid die proactief kan inspelen op netwerken, een goede terreinkennis heeft en een signaalfunctie opneemt, noden en behoeften kan detecteren en als netwerkbemiddelaar kan optreden. De overheid treedt daarbij steeds meer op als bemiddelaar en netwerkfacilitator die zaken in beweging kan brengen, waarbij het entrepreneurschap van de overheid centraal komt te staan om dingen mogelijk te maken en te faciliteren Vrijwilligersbeleid Het vrijwilligerswerk levert in Brussel een belangrijke bijdrage aan de invulling van de vele noden in onze samenleving en is een belangrijke uiting van burgerparticipatie en solidariteit. Het draagt bij tot de sociale samenhang en bevordert de vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling van mensen. Sinds 2001 ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap in elke Vlaamse provincie en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een (provinciaal) Steunpunt voor Vrijwilligerswerk. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de VGC de opdracht voor de uitbouw van een Steunpunt voor Vrijwilligerswerk toevertrouwd aan vzw Het Punt Steunpunt Vrijwilligerswerk Brussel. Het Punt heeft als opdracht om promotie te maken voor vrijwilligerswerk in de Nederlandstalige organisaties, kandidaat-vrijwilligers te onthalen en te helpen bij de oriëntering naar geschikt vrijwilligerswerk. Daarnaast is het ook zijn taak om vormingen aan te bieden ter ondersteuning van de organisaties bij het opzetten van een goed vrijwilligersbeleid en te fungeren als informatie- en dienstverleningsbalie over vrijwilligerswerk. - ondanks het grote belang aan vrijwilligerswerk, is het duidelijk dat vrijwilligerswerk een complex, multidimensionaal fenomeen is dat niet duidelijk afgebakend is. Er is een grote variëteit aan organisaties en sectoren waarin vrijwilligers actief zijn, van oudercomités tot sportclubs, toneelverenigingen, jeugdwerkingen, welzijnsorganisaties,... Ook de activiteiten en taken die vrijwilligers opnemen zijn zeer divers. Vrijwilligers zijn actief in het brede werkveld van de VGC, maar ook binnen de VGC zelf. Het is belangrijk om deze variëteit mee te nemen en een transversaal beleid uit te tekenen dat zowel de vrijwilligers als de vrijwilligersorganisaties ondersteunt. De VGC moet het vrijwilligerswerk verder stimuleren, ondersteunen en waarderen; - het is de ambitie van de VGC om te komen tot een optimaal beleid rond vrijwilligers dat rekening houdt met de verschillen en gelijkenissen binnen een globale visie; - de VGC dient de regierol rond vrijwilligerswerk op te nemen en af te stemmen met de stakeholder(s) op het veld. Dat impliceert een duidelijke afbakening van de kerntaken en verantwoordelijkheden van de VGC en van de partnerorganisaties die een omkaderende rol opnemen. Hierbij hoort een mogelijke nieuwe opdracht voor Het Punt, met een bredere werking om het vrijwilligerswerk (vrijwilligers en organisaties) op meso- en macroniveau meer te laten samenwerken en te ondersteunen; - de VGC wil haar vrijwilligersbeleid optimaliseren en Nederlandstalige organisaties ondersteunen bij de uitbouw van een vrijwilligersbeleid, onder andere door: o de perceptie rond vrijwilligerswerk aan te scherpen; o in te spelen op de maatschappelijke evolutie, ook over de inzet van vrijwilligers voor vrijwilligerswerk; o te stimuleren om in te zetten op competentieontwikkeling; 10 Het is in dit verband interessant om te refereren aan de twee voorbije visitatierapporten Stedenfonds (2005 en 2011) die het beleid van de VGC in dit perspectief onder loep namen, en aanbevelingen voor de VGC formuleerden. Deze aanbevelingen blijven pertinent. 29

30 o o in te zetten op het aantrekken van jonge en nieuwe vrijwilligers, met aandacht voor etnischculturele diversiteit; samenwerking en good practices te stimuleren Transversale beleidsprogramma s: naar een meer geïntegreerde beleidsvoering Transversale beleidsprogramma s: algemeen kader Over de noodzaak aan een transversale beleidsbenadering, om te beginnen intern binnen het kader van één overheid, lijkt iedereen het wel eens. Iedereen beseft dat in de hedendaagse stedelijke samenleving problemen, behoeften en noden steeds meer met elkaar verweven zijn. Mensen denken integraler dan het bestuur georganiseerd is. Beleidsstructuren zijn doorgaans sterk verticaal en sectoraal georganiseerd, wat maakt dat sectoroverschrijdend en transversaal werken (en een zekere mate van de-verticalisatie van het bestuur) noodzakelijk is. Tot daar de gedeelde analyse. Heel wat moelijker wordt het als we de beleidsintenties of ambities om transversaal te werken in de praktijk willen omzetten. Alle besturen, en de VGC is daarin geen uitzondering, worstelen in zekere zin met transversaal werken. Een echte toverformule of een eenvoudig te kopiëren model om transversaal te werken binnen de context van een overheidsorganisatie lijkt niet beschikbaar. Integendeel, een transversale aanpak vergt maatwerk, doorzettingsvermogen, een duidelijke en gedeelde visie en richting, politieke en ambtelijke prioriteit en voldoende ruimte en tijd om te kunnen groeien in de transversale aanpak. Hoe het ook moge zijn: projecten of thema s waarrond samengewerkt moet worden, zijn altijd complexer en lastiger. Daar moet men de facto van uit gaan. In het kader van het stedelijk beleid en ter versterking van de transversale inhoudelijke werking binnen de VGC werden tijdens de legislatuur een reeks transversale ambtelijke werkgroepen in het leven geroepen rond volgende thema s: armoede, taalbeleid, Brede School, brede jeugdhulp, etnisch-culturele minderheden, gemeenschapscentra en opvoedingsondersteuning. Naast deze werkgroepen zijn er nog een reeks andere beleidsondersteunende platformen in het leven geroepen waaronder een Meet- en Weetplatform, klankbordgroepen Communicatie en ICT, werkgroep Subsidiëring, enzovoort. Uit de praktijk van de VGC en van andere besturen van de voorbije periode, vallen wel enkele lessen te trekken voor de toekomst van een transversale aanpak binnen de VGC. - de idee om transversaal te werken via werkgroepen is op zich goed, maar er moeten duidelijkere prioriteiten gesteld worden. Een les uit de werking van de Stad Gent die overeenstemt met bevindingen van de VGC, is dat beter minder transversale programma s of thema s worden vooropgesteld en men een beperkt aantal prioritaire, weloverwogen thema s kiest; - de verdeling van het trekkerschap van deze transversale platformen was de voorbije legislatuur ongelijk gespreid over de beleidsdirecties heen. Het juist spreiden en inschatten van de werklast is bijzonder belangrijk voor het welslagen van transversale initiatieven. De administratie wordt best proactief betrokken bij het bepalen van het beleid over de transversale werkgroepen; - de werkgroepen zijn ambtelijk georganiseerd en benutten te weinig expertise uit het werkveld en andere steden. Regelmatig expertise inroepen uit het werkveld en andere stedelijke contexten kan verfrissend en inspirerend werken; - indien de VGC op termijn een strategisch meerjarenplan zal opstellen in plaats van de huidige sectorale beleidsplannen, zal de VGC de facto nog beter intern moeten samenwerken. Hiervoor kunnen lessen getrokken worden uit de trajecten die Vlaamse steden en gemeenten hebben afgelegd in de voorbije periode in het kader van het BBC-instrumentarium en de meerjarenplanning van de gemeenten; 30

31 - het Stedenfonds en stadsontwikkelingsinitiatieven (de stadsvernieuwingsinitiatieven van de VGC zelf, de wijkcontracten, ) zijn een belangrijk instrument om transversaal te werken. De ervaring uit onder andere Vlaamse steden leert dat een gebiedsgerichte of omgevingsgerichte benadering een belangrijke hefboom kan zijn om transversaal te werken. Daar waar het om een territoriale aanpak gaat, slagen heel wat lokale besturen erin om geïntegreerd te werken en verschillende diensten te laten samenwerken op wijkniveau of bij stadsontwikkeling. Op het niveau van de VGC zijn ook de Brede Scholen, netwerkontwikkeling vanuit de gemeenschapscentra, interessante instrumenten om het transversaal werken te versterken, zowel op het terrein als in de VGC zelf; - rond concrete projecten of initiatieven kan meer worden samengewerkt. Binnen de VGC zou een cultuur van transversale projectwerking ingang moeten kunnen vinden. Belangrijk daarbij: er is een projectleider of een trekker nodig, maar de uitwerking gebeurt in een sfeer van gelijkwaardigheid, de doelstellingen en het project moeten samen uitgewerkt worden; - samenwerken rond infrastructuur vormt een van de sleutels om het beleid efficiënter en effectiever te maken. De ruimte in Brussel is schaars en kent een hoge kostprijs. Nu bouwt en plant ieder nog te veel vanuit zijn beleidsdomein. Mogelijke synergiën worden onvoldoende benut. Met multifunctionele, multi-inzetbare en aanpasbare infrastructuur is in de toekomst nog veel meer mogelijk (zie verder); - het lijkt aangewezen om ook in de volgende legislatuur een aantal thema s te bepalen waarrond transversaal gewerkt kan worden. Concreet kunnen bijvoorbeeld de volgende transversale platformen worden ingericht die werken rond enkele specifieke transversale beleidslijnen: o een werkgroep Taalbeleid; o een werkgroep Brede School; o een werkgroep Breed Jeugdbeleid ; o een werkgroep Armoede; o een werkgroep Etnisch-Culturele Minderheden; o een werkgroep die werkt rond het openstellen en delen van infrastructuur; o een werkgroep Vrijwilligersbeleid/Participatie Stedelijk Beleid: sectorspecifieke beleidsinstrumenten Stedelijk beleid is per definitie een transversaal beleidsthema en is verweven met en deel van een geïntegreerd VGC-beleid. Binnen de VGC staat de cel Stedelijk Beleid specifiek in voor de coördinatie van het Stedenfonds, het bevorderen van de interne beleidsinhoudelijke samenwerking en de samenwerking met andere overheden en het middenveld. Hieronder bespreken we kort de beleidsinstrumenten van Stedelijk Beleid (Stedenfonds, stadscontracten en stadsprogramma s) voor zover deze niet in andere delen van dit rapport geïntegreerd zijn (zoals stadsvernieuwing, wijkcontracten, participatie) Stedenfonds Het Stedenfonds is een belangrijk instrument in het kader van het Vlaamse stedenbeleid. Met het Stedenfonds wil de Vlaamse overheid de Vlaamse centrumsteden en de VGC ondersteunen bij het voeren van een duurzaam stedenbeleid om de volgende doelstellingen te bereiken: - de leefbaarheid van de steden verhogen, zowel op stadsniveau als op wijkniveau; - de dualisering tegengaan; - de kwaliteit van het democratisch besturen verhogen. De VGC wendt de middelen van het Stedenfonds aan om een duurzaam stedelijk beleid op het vlak van gemeenschapsmateries vorm te geven. De middelen uit het Stedenfonds worden toegekend nadat een beleidsovereenkomst is afgesloten. De Vlaamse overheid en de VGC hebben in het najaar van 2013 een overeenkomst afgesloten voor de beleidsperiode De grote krijtlijnen over het Stedenfonds liggen vast. 31

32 - de beleidsovereenkomst Stedenfonds moet uitgevoerd worden. Een tussentijdse evaluatie van de overeenkomst is voorzien in de loop van 2015/2016. Voor de periode moeten de doelstellingen en prestaties van de beleidsovereenkomst Stedenfonds geactualiseerd worden; - de middelen van het Stedenfonds stijgen weliswaar met een groeivoet van 3,5%, maar de huidige demografische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de groeiende dualisering stellen de VGC voor enorme maatschappelijke uitdagingen. De VGC heeft de Stedenfondsmiddelen meer dan ooit nodig. Het lijkt aangewezen om, door middel van het kerntakendebat, het trekkingsrecht van de VGC (nu 10%) op te trekken en hierover onderhandelingen met de Vlaamse Gemeenschap te voeren. In het verlengde hiervan dient de VGC ook de overheveling van de bevoegdheden en middelen in het kader van het federaal grootstedenbeleid aan te grijpen om meer middelen voor de VGC te bekomen, via het instrument Stedenfonds, het instrument Stadsvernieuwing of de opvolging van het nieuwe instrument Stadsprogramma s (zie verder). - de bijkomende index- of groeivoetmiddelen zijn bestemd voor de indexering van de personeelskosten, het saldo bij voorkeur voor transversale of vernieuwende initiatieven. Alleszins moeten de middelen ingeschreven worden in de doelstellingen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds; - ook de infrastructuurdoelstellingen van de overeenkomst, met name middelen inzetten voor multifunctionele infrastructuren en de inbedding ervan in bredere stadsontwikkelingsinitiatieven, moeten goed bewaakt worden zodat de prestaties in de overeenkomst effectief gerealiseerd worden Van stadscontracten naar stadsprogramma s De Vlaamse Regering sloot in de loop van 2007 met elk van de 13 centrumsteden een stadscontract af. Die contracten liepen over een periode van zes jaar ( ). Daarmee voerde de Vlaamse Regering de nota Efficiëntere samenwerking tussen de Vlaamse Regering en de 13 centrumsteden door de opmaak van Strategische Contracten van 20 juli 2006 uit. De stadscontracten zijn ontstaan op vraag van de steden zelf: zij waren vragende partij voor een meer inclusieve benadering van stadsprojecten door de Vlaamse Regering. Met de VGC werden in het verleden geen stadscontracten afgesloten. Het stadscontract wordt in Vlaamse centrumsteden voornamelijk gehanteerd voor bevoegdheden in de gewestelijke sfeer (wonen, ruimtelijke ordening, grotere stedelijke ontwikkelingsprojecten, ). In de loop van werd een aanzet gegeven tot de ontwikkeling van een nieuw beleidsinstrument voor de steden, namelijk de stadsprogramma s. Het stadsprogramma is een proces waarbij lokale overheden, lokale actoren en de Vlaamse overheid gezamenlijk tot een plan van aanpak wensen te komen rond gezamenlijk gedefinieerde sleutelkwesties. Momenteel zijn stadsprogramma s opgestart in Roeselare, Gent en Antwerpen. Enkele belangrijke elementen van de stadsprogramma s zijn: - ze zijn gericht op systeemverandering in het kader van de grote transitiethema s; - ze beogen transversale thema s centraal te stellen die zich niet laten opsluiten in administratief afgebakende klassieke sectoren; - ze spelen in op de behoefte aan organisatieverandering in de steden voor de aanpak van stedelijke problematieken; - ze zetten in op een breed partnerschap: lokale actoren (stadsbesturen, middenveld en ondernemingen) en lokale actoren en Vlaamse actoren. - het is voor de VGC interessant om de evolutie van stadsprogramma s nauwgezet op te volgen. Het is te bekijken of het instrument van de stadsprogramma s in de toekomst een hefboom kan betekenen voor de VGC; - een van de interessante proefprojecten omvat het stadsprogramma multi-inzetbare, aanpasbare en combineerbare infrastructuur dat opgestart is in Antwerpen en Gent. Dit stadsprogramma wil belangrijke stappen vooruit zetten op het vlak van: o een vereenvoudiging en betere afstemming van de subsidieregels voor gemeenschapsinfrastructuur; o een efficiënter gebruik van de huidige beschikbare middelen voor gemeenschapsinfrastructuur en een verlaging van de kost op langere termijn; 32

33 o o een snellere realisatie van gemeenschapsinfrastructuur; de interne samenwerking efficiënter organiseren tussen sectoren op het lokale en het Vlaamse niveau Minderhedenbeleid / integratie en inburgering Vanuit de Brusselse sociologische en maatschappelijke realiteit is het een logische keuze om een beleid te voeren met aandacht voor etnisch-culturele diversiteit. De VGC speelt al jarenlang in op de verhoogde stedelijke migratie en diversiteit, via het voeren van een actief integratiebeleid. Dit beleid vertrekt vanuit de volgende uitdagingen: - werken aan toegankelijkheid en interculturalisering van het bestaande aanbod, met oog op het wegwerken van drempels en het realiseren van gelijke toegang voor alle Brusselaars; - werken aan evenredige participatie, actief burgerschap en emancipatie van personen met een migratieachtergrond; - bevorderen van het samenleven in diversiteit en de stedelijke sociale cohesie. De VGC kiest ervoor om zowel een categoriaal als inclusief integratiebeleid te voeren. Categoriale maatregelen worden opgenomen wanneer het reguliere beleid geen passend antwoord biedt op de noden van het doelpubliek. Het integratiebeleid heeft echter raakvlakken met alle bevoegdheidsdomeinen van de VGC en moet bijgevolg transversaal worden opgevat. Het realiseren van inclusie van de doelgroep via het algemene reguliere beleid vormt een expliciete beleidskeuze. Waar nodig hanteert de VGC specifieke maatregelen vanuit de sectoren onderwijs, opleiding, gezin, welzijn, gezondheid, cultuur, jeugd en sport. De VGC geeft uitvoering aan het Vlaamse beleid met betrekking tot integratie in Brussel. Daarnaast zet ze vanuit de stedelijke praktijk inzake etnisch-culturele diversiteit in op aanvullende experimenten. Tijdens de voorbije beleidsperiode werd in het kader van het integratiebeleid een sterkere regierol opgenomen conform de Vlaamse decretale regelgeving. De Vlaamse overheid heeft recent de bestaande regelgeving (twee aparte decreten) samengevoegd, in functie van een geïntegreerd beleid (decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse inburgerings- en integratiebeleid). De bestaande inburgerings- en integratiesector wordt geïntegreerd in een Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA), onder de rechtsvorm van een private stichting. Voor Brussel heeft deze hervorming impact op de strategische partners binnen de integratiesector (het Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel, het sociaal tolk- en vertaalbureau Brussel en het onthaalbureau BON). Het Minderhedenforum is, als participatieorganisatie, niet opgenomen in het hervormingsplan. De VGC erkent enerzijds de doelstelling van de hervorming rond meer geïntegreerd werken. Toch blijft ze het belang van een hervorming op maat van de meertalige omgeving en de institutioneel complexe context van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad benadrukken. Doorheen het hervormingstraject heeft de VGC op basis hiervan de opname van de Brusselse regio in het Vlaams Extern Verzelfstandigd Agentschap in vraag gesteld. De Vlaamse regering heeft in februari 2014 besloten om Brussel wel degelijk op te nemen als werkingsgebied, dat wordt bediend vanuit het EVA. Geïntegreerd werken betreft niet alleen de afstemming op het terrein. Ook het afstemmen met en tussen de verschillende (Brusselse) beleidsniveaus en het slaan van bruggen naar de Brusselse gemeenten en OCMW s is cruciaal, zeker op vlak van inburgering als onderdeel van het integratiebeleid. Bij deze afstemming wordt in de komende jaren ook gelet op de evoluties aan Franstalige zijde. Doelstelling daarbij is het realiseren van een volwaardig Brussels inburgeringsbeleid. - de VGC voert op basis van haar regierol een gecoördineerd en transversaal integratie- en inburgeringsbeleid. Dit beleid biedt een antwoord op reële noden, sluit aan bij de Vlaamse regelgeving, vertrekt vanuit de Brusselse realiteit en is afgestemd op het beleid van de andere Brusselse overheden: 33

34 o o o o o o o o met betrekking tot de bestuurlijke positionering van de VGC inzake inburgering en integratie moet de maximale regierol van de VGC ten aanzien van het nieuwe Verzelfstandigd Agentschap Inburgering en Integratie in 2014 en de daaropvolgende jaren verder uitgewerkt en geïmplementeerd worden. De hervorming wordt in nauw overleg met de betrokken terreinpartners (het Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel, het sociaal tolk- en vertaalbureau Brussel en het onthaalbureau BON) verder opgevolgd; de regierol van de VGC inzake het integratiebeleid wordt geconcretiseerd via de opmaak van een nieuw gecoördineerd en transversaal beleidsplan Integratie, met concrete en meetbare resultaten. De taakafbakening tussen de verschillende betrokken terreinpartners maakt, vanuit het handelingskader van geïntegreerd werken, deel uit van dit beleidsplan; een belangrijke randvoorwaarde voor een kwaliteitsvolle invulling van de regierol van de VGC inzake het integratiebeleid wordt vervuld via de aanvraag van lokale integratiesubsidies bij de Vlaamse overheid. Zo kan sterker ingezet worden op interne en externe regie over integratie, om vanuit een categoriale aandacht en afgebakend doelgroepenkader de brug te maken naar alle beleidssectoren. Essentieel hierbij is de aandacht voor de diversiteit binnen de doelgroep van etnisch-culturele minderheden en de nood aan maatwerk; de bestaande (overleg)structuren op niveau van de administratie, het beleid en het werkveld/de doelgroep worden maximaal benut, met oog op het monitoren van de voortgang van het beleidsplan en het garanderen van de transversale invulling ervan. Er wordt daarbij gestreefd naar een maximale afstemming van het stedelijk beleid, het armoedebeleid en het integratiebeleid; de VGC neemt haar rol in functie van afstemming ten aanzien van andere bestuursniveaus op, zeer specifiek met betrekking tot het inburgeringsbeleid. De VGC neemt een rol op in de evolutie naar een Brussels inburgeringsbeleid, in eerste instantie via overleg met andere overheden over de operationalisering van de trajecten en de afbakening van de doelgroep; het aanvullend subsidiebeleid van de VGC over integratie wordt aangepast op basis van de maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen. Het huidige subsidiekader binnen het beleidsdomein wordt geëvalueerd en geactualiseerd. Binnen het subsidiekader moet er ruimte zijn voor verdere experimentele initiatieven, als antwoord op de Brusselse realiteit en eigenheid; de VGC was steeds bevoegd voor de selectie en opvolging van de Brusselse Nederlandstalige projecten in het kader van het Federaal Impulsfonds van het Migrantenbeleid. Gelet op de implicaties van de zesde staatshervorming en de hervorming van dit Fonds wenst de VGC ook in de toekomst verder in te zetten op innovatieve impulsprojecten, die kunnen evolueren naar duurzame initiatieven. Het door de Vlaamse overheid samengestelde Groenboek gaat uit van vijf mogelijke toekomstige beleidsopties met betrekking tot het Impulsfonds. Het uitgangspunt voor de VGC is het behoud van deze financiële middelen, alsook van de doelstelling rond maximale aansluiting bij het lokale integratiebeleid; de monitoring van het integratiebeleid wordt versterkt, onder andere door afstemming tussen de VGC en de Vlaamse overheid met betrekking tot de lokale integratie- en inburgeringsmonitor (LIIM); - de VGC voert een beleid dat gericht is op de toegankelijkheid en interculturalisering van het aanbod voor alle Brusselaars, in het bijzonder voor Brusselaars met een migratieachtergrond: o het Nederlandstalig onderwijs in Brussel biedt gelijke onderwijskansen voor etnisch-culturele minderheden. Hiertoe is er onder andere aandacht voor het bevorderen van vaardigheden van leerkrachten over het omgaan met etnisch-culturele diversiteit, het stimuleren van de doorstroom van leerlingen, het bevorderen van ouderbetrokkenheid en het ontwikkelen van een gedeelde VGC-visie rond huistaakbegeleiding; o vanuit de keuze voor een inclusief beleid, wordt gewerkt aan de interculturalisering van het jeugd-, sport- en cultuuraanbod. Hiertoe is er onder andere aandacht voor het wegwerken van drempels, interculturalisering van het personeelsbestand en cultuurgevoelig handelen over aanbod en communicatie; o binnen het welzijns- en gezondheidsaanbod worden de bestaande initiatieven over toegankelijkheid en interculturalisering nog sterker op elkaar afgestemd en worden nieuwe initiatieven genomen waar nodig (onder andere jeugdhulp). Het Platform Interculturalisering van de Zorg neemt hierin een centrale rol op; o er wordt een sociaal gezinsbeleid gevoerd. Dit impliceert een beleid met aandacht voor interculturaliteit en taalstimulering in de gezinsvoorzieningen. Er is aandacht voor de opname van 34

35 o o kwetsbare groepen in de kinderopvang en voor een behoeftedekkend aanbod in preventie en opvoedingsondersteuning, op maat van een etnisch-cultureel divers doelpubliek; binnen opleidingsinitiatieven wordt gewerkt aan evenredige arbeidsdeelname van Brusselaars met een migratieachtergrond. Hierbij wordt aandacht besteed aan de instroom en doorstroom van Brusselaars met een migratieachtergrond bij profit en non-profitsector, aan een gerichte toeleiding van de doelgroep naar het Nederlandstalig opleidingsaanbod en aan aangepaste taalondersteuning op de opleidings- en werkvloer; om de bovenstaande acties te realiseren, stimuleert de VGC vanuit haar regie actieve samenwerking tussen de betrokken sectoren en de integratiesector. Ze versterkt vanuit dat opzet het ondersteuningsaanbod van de integratiesector over project- en trajectwerking, met het oog op het bevorderen van interculturele competenties en aandacht voor het cultuurgevoelig handelen bij Brusselse beroepskrachten; - de VGC voert een evenredig emancipatie- en participatiebeleid op alle vlakken van het maatschappelijk leven, in het bijzonder voor Brusselaars met een migratieachtergrond. Daarbij gaat aandacht naar het denken en handelen vanuit de eigen kracht van de doelgroep en het opnemen van positieve acties die het actief burgerschap versterken: o de VGC werkt structureel samen met de Brusselwerking van het Minderhedenforum en ondersteunt hun opdrachten over participatie en beleidsadvisering vanuit de doelgroep; o de VGC neemt initiatieven om de etnisch-culturele diversiteit in diverse overlegstructuren, adviesraden, focusgroepen en beheersraden van gesubsidieerde organisaties te verhogen en te garanderen. Duurzame participatie van Brusselaars met een migratieachtergrond is daarbij het streefdoel. Naast formele participatie verdienen ook meer informele vormen van participatie de nodige aandacht; o de VGC erkent en stimuleert een etnisch-cultureel divers verenigingsleven. Een transparant subsidiesysteem is daarbij het uitgangspunt, evenals het versterken van deze verenigingen. De VGC biedt mogelijkheden via de subsidiëring/basiserkenning in het kader van het sociaal-cultureel werk, maar erkent daarnaast ook de voorportaalwerking die heel wat van deze verenigingen opnemen. De bestaande experimentele voorportaalprojecten ontwikkelden in de voorbije beleidsperiode initiatieven en methodieken over het wegwerken van drempels tussen mensen met een migratieachtergrond en het reguliere aanbod. Deze initiatieven worden geëvalueerd, het concept gevaloriseerd via de ontwikkeling van een subsidiekader (zie hoger: actualisering subsidiekader binnen het beleidsdomein); o de VGC verhoogt de emancipatie en zelfredzaamheid van specifieke en/of kwetsbare doelgroepen. Sommige doelgroepen en thema s binnen het integratiebeleid vereisen bijzondere aandacht: inburgeraars, minderjarige nieuwkomers, mensen met een precair verblijf, woonwagenbewoners, intra-europese migranten waaronder Roma, kwetsbare vrouwen met een migratieachtergrond, holebi s met een migratieachtergrond, Initiatieven die de positie van deze doelgroepen versterken blijven een belangrijke beleidslijn; o de VGC stimuleert vrijwilligerswerk als hefboom naar maatschappelijke participatie voor Brusselaars met een migratieachtergrond en, meer specifiek, inburgeraars; o de VGC biedt kansen aan Brusselaars om het Nederlands te leren en te gebruiken. Specifiek vanuit het beleidsdomein wordt ingezet op een aanbod in taalstimulering en oefenkansen, met aandacht voor maatwerk, alsook op een maximale oriëntatie van de doelgroep naar het taalvaardigheidsonderwijs; - de VGC voert een duurzaam beleid gericht op het bevorderen van de stedelijke sociale cohesie en het samenleven van en tussen verschillende bevolkingsgroepen in de stad: o de VGC investeert blijvend in lokale initiatieven (onder meer gemeenschapscentra, jeugdwerkingen, IBO s, Brede Scholen, ontmoetingsplaatsen) die mensen samenbrengen op basis van gemeenschappelijkheden eerder dan verschillen, die de sociale mix bevorderen. Specifiek vanuit het beleidsdomein wordt geïnvesteerd in projectmatige lokale initiatieven die de sociale cohesie en het samenleven in diversiteit bevorderen. Deze Samenlevingsinitiatieven blijven een belangrijke beleidslijn; o de VGC investeert in de ondersteuning van de interreligieuze en interlevensbeschouwelijke dialoog; 35

36 o o de VGC investeert in beeldvorming omtrent etnisch-culturele diversiteit in het maatschappelijke debat; het risico op armoede is groter bij Brusselaars met een migratieachtergrond dan bij Brusselaars van Belgische origine. De VGC neemt bijkomende acties rond de specificiteit van gekleurde armoede; - de VGC vervult een voorbeeldfunctie en voert een actief intern diversiteitsbeleid (onder meer op het vlak van personeels- en communicatiebeleid) dat de hoofdstedelijke realiteit weerspiegelt. Hierbij worden personen met een migratieachtergrond als prioritaire doelgroep beschouwd (Kans)armoedebestrijding Hefbomen voor armoedebestrijding Armoede is in eerste instantie een fundamenteel tekort aan financiële middelen om van een aanvaardbaar levenspeil te genieten. Een structureel armoedebestrijdingsbeleid is een beleid dat gericht is op (her)verdeling van kansen en op het verwerven van een inkomen boven de armoederisicodrempel. De VGC heeft geen rechtstreekse bevoegdheid om het inkomen van mensen in armoede te beïnvloeden. Armoede in de brede zin van het woord is een multidimensioneel begrip, en grijpt in op verschillende levensdomeinen. De belangrijkste hefbomen voor een succesvol armoedebestrijdingsbeleid spelen op een geïntegreerde manier in op de belangrijkste determinanten van armoede, en verhogen aldus de kansen op maatschappelijke participatie: inkomen, onderwijs en tewerkstelling, huisvesting, gezondheid, maatschappelijke integratie en maatschappelijke en culturele participatie. Deze hefbomen liggen verankerd in de Belgische grondwet (artikelen 23 en 24), die de sociaal-economische grondrechten wil garanderen en grondregels bevat die richtinggevend zijn voor elk beleid. Positionering van het VGC-armoedebestrijdingsbeleid Armoedebestrijding in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, de GGC, de VGC, de COCOF en de gemeenten en OCMW s. De VGC doet aan armoedebestrijding vanuit een multi-level governance perspectief. Samenwerking en afstemming tussen overheden moet hierbij het bestaande beleid van elke overheid apart versterken (bijvoorbeeld de regionalisering van de kinderbijslag via de zesde staatshervorming). Sinds de Brusselse ordonnantie van 2006 en de ondertekening van het Samenwerkingsprotocol tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Colleges van de drie Brusselse Gemeenschapscommissies over het armoedebeleid (2007, hernieuwd in 2009) maakt het armoedebestrijdingsbeleid van de VGC integraal deel uit van het Brusselse armoedebestrijdingsbeleid. Het Vlaamse decreet armoedebestrijding (gewijzigd in 2013) is van toepassing voor voorzieningen en diensten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Vlaamse overheid is bovendien partner in het Brusselse armoedebestrijdingsbeleid via de participatie aan de Permanente IKW Armoede. De VGC kreeg een regierol toegewezen in de Brusselse uitvoering van het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid. Recent kreeg de VGC in uitvoering van het vernieuwde decreet armoedebestrijding de regierol voor het lokale beleid kinderarmoedebestrijding. Het decreet heeft als doel de structurele terugdringing van kinderarmoede en de volledige ontplooiing van elk kind. Hiervoor voorziet de Vlaamse overheid jaarlijks een voorafname van vijf procent als subsidie voor het kinderarmoedebestrijdingsbeleid van de VGC. De VGC stelt hiervoor een lokaal aanspreekpunt aan en maakt een kinderarmoedebestrijdingsplan op. De acties worden ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd in coproductie met de relevante lokale actoren. In het kader van de beleidsovereenkomst Stedenfonds streeft de VGC naar een actieve inclusie van kansengroepen met het oog op hun emancipatie en maatschappelijke participatie. Het bereiken van mensen in 36

37 armoede werd systematisch opgenomen in de Stedenfonds-resultaatverbintenissen. In het beleidsinstrumentarium voor de ontwikkeling van het Stedelijk Beleid werd de implementatie van een visietekst armoedebestrijding en de invoering van een armoedetoets opgenomen. Daarnaast steunt de VGC ook in haar reguliere beleid specifieke acties op maat van de Brusselse context. voor het algemene armoedebestrijdingsbeleid - het Samenwerkingsprotocol tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Colleges van de drie Brusselse Gemeenschapscommissies inzake het armoedebeleid hernieuwen; - werk maken van een gestructureerd overleg tussen beleid, werkveld en vertegenwoordigers van mensen in armoede, in opvolging van het Vlaamse decreet armoedebestrijding. Hierdoor wordt de kwaliteit en de gedragenheid van haar armoedebestrijdingsbeleid verhoogd. De VGC doet dit: o via de structurele samenwerking en de financiële ondersteuning van het Brussels Platform Armoede, dat de expertise van het Vlaams Netwerk Armoedebestrijding vertaalt naar de Brusselse context; o via de aanstelling van aandachtsdeskundigen armoede in elke VGC-adviesraad; o via de structurele inbedding van de Brusselse erkende verenigingen waar armen het woord o nemen en andere relevante brugfiguren in het transversaal ambtelijk overleg; via de invoering van een proactieve armoedetoets voor de bestaande en nieuw te ontwikkelen regelgeving, in de organisatiestructuur en voor initiatieven in alle beleidsdomeinen. Zo kan de potentiële impact van beleidsmaatregelen op de situatie van mensen in armoede vroegtijdig in de besluitvorming worden ingeschat en kan men mogelijke ongewenste bijwerkingen identificeren en aanpakken, en positieve effecten versterken; - in opvolging van het Vlaamse decreet armoedebestrijding maakt de VGC werk van het hogergenoemde kinderarmoedebestrijdingsplan voor het versterken van de toegankelijkheid van en de toeleiding naar het kansenscheppende aanbod van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen - mensen in armoede maken relatief minder gebruik van het algemeen kansenscheppend aanbod en hebben minder sterke sociale netwerken. Daarom wil de VGC de toegankelijkheid van en de toeleiding naar het Nederlandstalige aanbod actief verbeteren door: o het aanbod beter af te stemmen op de wensen en noden van mensen in armoede; o de sociaal-culturele kloof tussen het bestaande aanbod en mensen in armoede te verkleinen; o de participatiedrempel te verkleinen en de aanbieders te sensibiliseren rond inclusief werken; Het transversale en geïntegreerde armoedebestrijdingsbeleid gericht op kinderen, jongeren en hun gezinnen vormt hierin een zeer belangrijk speerpunt, evenals de intermediaire rol van brugfiguren en doelgroepwerkingen. voor empowerment en maatschappelijke participatie van mensen in armoede - om de slagkracht van mensen in armoede te verbeteren en maatschappelijke participatie van mensen in armoede te versterken, ondersteunt de VGC initiatieven die bijdragen tot de competenties van mensen in armoede en hun omgeving. De focus ligt hierbij op een procesmatige benadering met aandacht voor: o inspelen op de noden van mensen in armoede; o ondersteunen en valoriseren van de omgeving van mensen in armoede; o versterken van de sociale netwerken van mensen in armoede en uitnodigen tot medezeggenschap om de drempel naar een breder sociaal netwerk te verlagen. Brugfiguren, vertrouwenspersonen en rolmodellen hebben daarbij een belangrijke ondersteunende rol; o sensibiliseren van organisaties, diensten, sociale netwerken buiten de context van mensen in armoede, om een actief inclusief beleid te voeren naar mensen in armoede. 37

38 voor interne expertise-opbouw - de VGC vervult een voorbeeldfunctie en voert een armoedebestrijdingsbeleid (onder andere op het vlak van personeelsbeleid) dat de hoofdstedelijke realiteit weerspiegelt, dat de stem van mensen in armoede een plaats geeft en dat integraal streeft naar een grotere maatschappelijke participatie van mensen in armoede. De VGC heeft in haar communicatiebeleid aandacht voor de toegankelijkheid van haar communicatie-instrumenten en zet in op doelgroepencommunicatie. Zo wil ze de kansen en keuzemogelijkheden die organisaties, instellingen en diensten kunnen bieden beter bekendmaken bij mensen en groepen in armoede. Met het oog op een integraal beleid maakt de VGC werk van: o het opbouwen van interne deskundigheid over de thematiek van kansarmoedebestrijding; o kennisdeling en samenwerking met het werkveld; o interne sensibilisering over de thematiek van kansarmoedebestrijding; o beleidsvoorstellen die binnen het algemene beleid van de VGC ruimte creëren voor sociale correctie. De VGC-aandachtsambtenaren armoede vervullen hierbij een trekkersrol Taalbeleid De VGC werkt in een zeer diverse en talige omgeving die eigen is aan Brussel. Die meertaligheid biedt kansen voor inwoners en bezoekers van de stad. Hoe kunnen we die troeven zo goed mogelijk benutten? Welke uitdagingen gaan hiermee gepaard? Hoe kunnen we op een goede manier omgaan met die meertaligheid? En hoe geven we het Nederlands een volwaardige plaats? Op deze vragen wil de VGC met haar taalbeleid een gepast antwoord geven, door taalinitiatieven te organiseren, ondersteunen en stimuleren. De VGC integreert taal en meertaligheid in haar interne en externe werking. Als Brusselse Nederlandstalige overheid wil ze immers kansen bieden aan zo veel mogelijk Brusselaars, en de positie van het Nederlands versterken vanuit een open en positieve houding naar andere talen toe. De visietekst Taalbeleid legt het brede kader vast waarbinnen de VGC zelf en de organisaties die zij ondersteunt, moeten werken. De VGC vindt het belangrijk dat zij zelf en de organisaties die zij subsidieert, nadenken over een goede manier om het Nederlands en andere talen te gebruiken in hun dagelijkse werking. In de komende beleidsperiode is het belangrijk voor de VGC om haar taalbeleid verder uit te werken en te verfijnen. De positie van het Nederlands moet voldoende plaats krijgen in relatie tot de veelheid van talen. De inwoners van Brussel moeten zich meertalig kunnen ontwikkelen. Dit vraagt een gedifferentieerde aanpak, op maat van de noden en de mogelijkheden van ieder individu en iedere groep. De komende jaren moet er gewerkt worden aan de ontwikkeling van een meersporenbeleid om te kunnen inspelen op die diversiteit. - bij de ontwikkeling en ondersteuning van initiatieven met betrekking tot taal en meertaligheid, rekening houden met de diversiteit van doelgroepen en doelstellingen; - organisaties sensibiliseren en motiveren om een taalbeleid (verder) uit te bouwen; - binnen de verschillende beleidsdomeinen voldoende taalondersteunende mogelijkheden organiseren; - aan organisaties de weg wijzen naar de relevante VGC-(taal)ondersteuning; - organisaties ondersteunen die werk maken van een taalbeleid; - binnen de eigen organisatie verder vorm geven aan het taalbeleid van de VGC Openstellen, delen en multifunctioneel aanpasbaar maken van infrastructuur In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zorgen de demografische groei, de fluctuerende demografische bewegingen en de schaarse beschikbare ruimte in de stad ervoor dat er op een slimme en creatieve manier moet worden omgesprongen met de beschikbare en nieuwe fysieke ruimte. Door fluctuaties in de tijd van demografische bewegingen zijn structurele oplossingen op het vlak van voorzieningen (bouwen van voorzieningen voor kinderen en jongeren, voor ouderen, ) niet vanzelfsprekend. Het is belangrijk om deze ruimtevragen op een vooruitziende manier aan te pakken, aangezien sommige behoeften aan voorzieningen in de tijd wijzigen. 38

39 Naast deze demografische veranderingen is de beschikbare ruimte in de stad beperkt. Verdichten wordt hierbij als oplossing naar voren geschoven. Maar verdichten om te verdichten bedreigt de leefbaarheid in de stad en stimuleert de stadsvlucht van jonge gezinnen met kinderen, op zoek naar ademruimte. Daarom zijn vernieuwende en doordachte ruimtelijke strategieën (het zogenaamde slim verdichten ) nodig, strategieën die op een weloverwogen manier omgaan met het bestaande weefsel in de stad en die ervoor zorgen dat de stad een aangename woon-en verblijfplaats is voor alle inwoners. - er is al een evolutie naar een slimmere inzet van gemeenschapsinfrastructuur. Het gaat dan evenwel om inspelen op directe opportuniteiten die zich voordoen. Een proactief beleid rond slim ruimtegebruik is aangewezen, aangezien de meeste initiatieven momenteel ad hoc tot stand komen. Bij het multifunctioneel gebruik worden de volgende begrippen gehanteerd: 11 o aanpasbaar: een gebouw/locatie oorspronkelijk bedoeld voor één bepaalde functie, waarbij die functie achtereenvolgens in gebruik wordt genomen door een andere functie, zonder bijzondere fysieke aanpassingen (bijvoorbeeld gedurende tien jaar voor een school en daarna voor een kantoorfunctie); o multi-inzetbaar: een gebouw/locatie waarin één ruimte afwisselend door verschillende functies/organisaties gebruikt wordt (bijvoorbeeld een multifunctionele ruimte die op maandag door een zorgorganisatie gebruikt wordt en op dinsdag door een vereniging); o combineerbaar: een gebouw/locatie waarin tegelijk meerdere verschillende functies opgenomen zijn (bijvoorbeeld een school op het gelijkvloers en een kinderopvang op de eerste verdieping). De keuze voor multifunctioneel gebruik heeft verschillende voordelen: ruimte-efficiëntie (een optimale benutting van de Nederlandstalige gemeenschapsinfrastructuur), kostenefficiëntie (initieel liggen de kosten iets hoger, maar op langere termijn zijn er duidelijk financiële baten), tijdsefficiëntie (gezien maatschappelijke uitdagingen wijzigen in de tijd). Belangrijk is ook de sociale meerwaarde door de wisselwerking en interactie tussen actoren en doelgroepen. Een bijkomende troef is dat ze de visuele kwaliteit ten goede kan komen, door versnippering tegen te gaan en kwalitatieve architectuur als basis te gebruiken. Door het inzetten op het multifunctionele gebruik van publieke infrastructuur (ontmoetingsruimten, speelplaatsen, sportzalen, ) worden de vele infrastructuurvoorzieningen frequenter gebruikt en beter benut, wat op zich al een meerwaarde vormt. Het is dus aangewezen om de principes van multi-inzetbaarheid, combineerbaarheid en aanpasbaarheid te integreren in het VGC-investeringsplan. De volgende ruimtelijke strategieën, die in het kader van slim verdichten gehanteerd worden 12, sluiten hierbij aan: stapelen, combineren, delen, hergebruik en tijdelijk gebruik. Het is aangewezen om ook deze begrippen als mogelijke instrumenten te integreren in projecten voor bestaande en nieuwe infrastructuur in het investeringsplan; - er is een grote vraag naar meer ontmoetingsruimte voor bewoners en organisaties. Gemeenschapsinfrastructuur openstellen kan aan deze vraag tegemoetkomen en een hefboomfunctie hebben voor de buurt. Ook het samenbrengen van verschillende functies op één locatie kan drempelverlagend werken en de ontmoeting tussen organisaties en mensen faciliteren. Bij het openstellen van infrastructuur komen veel praktische bezwaren kijken. Voor de bestaande gemeenschapsinfrastructuur wil de VGC praktische mogelijkheden en oplossingen uitwerken en zo voluit werk maken van de bredere openstelling en het multifunctioneel gebruik van infrastructuur. In het kader van het Stedenfonds (operationele doelstelling 5.2 van de beleidsovereenkomst) zijn de volgende pistes opgenomen die in de komende jaren uitwerkt worden: o een ervaringsgericht traject in de eerste jaren van de overeenkomst ( ): via een beperkt aantal kleinschalige pilootprojecten (bijvoorbeeld met vrijwilligers) wil de VGC ervaring opdoen 11 IDEA CONSULT i.s.m. PUBLIUS, Eindrapport Aanpasbare, combineerbare en multi-inzetbare infrastructuur in centrumsteden: uitdagingen en knelpunten voor het beleid, in opdracht van Agentschap voor Binnenlands Bestuur, team Stedenbeleid, november 2012, p AG STADSPLANNING ANTWERPEN, Onderzoeksrapport Slim verdichten, in opdracht van de Interlokale Vereniging Kenniscentrum Vlaamse Steden, 31 januari

40 o over het openstellen en het multifunctioneel gebruiken van gemeenschapsinfrastructuur. In eerste instantie wil de VGC inzetten op het na- en buitenschools openstellen van een beperkt aantal gemeenschapsinfrastructuren voor bewoners, organisaties, ; in de volgende jaren van de Stedenfondsperiode wil de VGC, op basis van de expertise die wordt opgedaan bij de pilootprojecten, voor de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel een beleid ontwikkelen op het gebied van het openstellen en het multifunctioneel gebruik van infrastructuur. Multifunctionele infrastructuur en het openstellen van (bestaande) infrastructuur dragen bij tot het zoeken naar oplossingen voor uiteenlopende maatschappelijke uitdagingen binnen verschillende beleidsdomeinen. Door projecten van gemeenschapsinfrastructuur te bespreken over de verschillende beleidsdomeinen heen, kunnen opportuniteiten in een relatief vroeg stadium gedetecteerd worden, noden en programma s samengebracht worden. Hierbij kan dan gezocht worden naar een vorm van slim verdichten, die het best aansluit bij deze noden en programma s Breed jeugdbeleid Het VGC-beleid omtrent kinderen en jongeren omvat diverse doelstellingen en facetten. Momenteel vertrekt elk beleidsdomein nog te veel vanuit de eigen logica en worden te weinig linken gelegd. Er zijn echter veel samenwerkingsverbanden tussen onderwijs, gezinsbeleid, jeugdwerk, jeugdwelzijn, cultuur en sport te maken. Daar kan in de volgende legislatuur aan gewerkt worden. - om een geïntegreerd beleid rond kinderen en jongeren vorm te geven, is een breed transversaal overleg over de doelgroep van kinderen en jongeren nodig. Hier kunnen diverse aspecten van het VGC-beleid aan bod komen, maar een overkoepelend overleg waarin het overzicht en de coherentie worden bewaakt kan een meerwaarde bieden. Het spreekt voor zich dat in de schoot van deze werkgroep specifiek linken moeten worden gelegd naar de werkgroep Brede School. Op termijn is de integratie van beide platformen in een kinder- en jongerenoverleg een mogelijkheid; - een van de aspecten die hoog op de agenda staan, zowel bij de VGC als bij de Vlaamse overheid, is de afstemming op het gebied van vrijetijd, naschoolse en buitenschoolse kinderopvang. In samenwerking met Kind en Gezin en de sectoren Onderwijs, Jeugd, Sport en Cultuur werden eind april 2014 op Vlaams niveau beleidsaanbevelingen geformuleerd over de organisatie van opvang en vrije tijd van schoolkinderen. De vier belangrijkste aanbevelingen zijn: o opvang- en vrijetijdsaanbod als recht voor ieder kind; o scholen versterken als opvangplaats (niet noodzakelijk ook uitvoerder of verantwoordelijke); o opmaak van een coherent referentiekader voor kwaliteit van opvang- en vrijetijdsaanbod; o het versterken van lokale besturen (hier VGC) als regisseur. De beleidsaanbevelingen vormen het vertrekpunt voor de hervorming van de buitenschoolse opvang op het Vlaamse niveau én voor de invulling van de regierol van de VGC. Binnen de VGC is transversaal overleg over het thema opvang en vrije tijd van schoolkinderen noodzakelijk. Er moet een afstemming komen tussen buiten- en naschoolse opvang, de Brede School en het jeugdbeleid op het vlak van bijvoorbeeld spreiding van het aanbod, lokale coördinatie van het aanbod, subsidiëring, inschrijvingsbeleid. 40

41 41

42 3. Gemeenschapsaangelegenheden in Brussel 3.1. Onderwijs en Vorming Het recht op kwalitatief onderwijs garanderen Uitgangspunt Het recht op kwalitatief onderwijs is een universeel basisrecht. De overheid speelt daarin een cruciale rol: zorgen voor voldoende scholen en materialen, goede leerkrachten aantrekken, maximaal inspelen op de context, Tegelijk moet er werk worden gemaakt van gelijke onderwijskansen voor iedereen. Alle leerlingen, studenten en cursisten voldoende kansen bieden om zich optimaal te ontwikkelen: dat is een van de grootste uitdagingen van goed onderwijs. De VGC beschouwt school en opleiding als essentiële instrumenten voor de sociale mobiliteit van burgers en voor de opbouw van de samenleving. Ieder kind (en iedere volwassene) moet daarom de onderwijs- en opleidingskwaliteit kunnen genieten waar het recht op heeft. Een schoolplaats voor ieder kind In het Brussels Nederlandstalig onderwijs gaat, sinds de jaren negentig tot op vandaag, veel aandacht naar kwaliteitsondersteuning, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. De laatste jaren wordt de VGC geconfronteerd met een dubbele uitdaging: de blijvende zorg voor kwaliteitsondersteuning én een nieuwe kwantitatieve uitdaging, namelijk een vraag die het aanbod overstijgt. Die aanbodvraag gaat ruimer dan het Brussels Nederlandstalig onderwijs: de Brusselse maatschappij staat voor de uitdaging om álle kinderen een schoolplaats aan te bieden. Brusselse ouders hebben daarbij de vrije keuze tussen het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijssysteem. 13 Ondanks de vele inspanningen blijft de nood aan extra plaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest groot. De bevolkingsdruk blijft toenemen, de inspanningen moeten worden voortgezet. Niet alleen in het onderwijs, maar ook in de opleidingssector moet een extra aanbod gecreëerd worden dat beantwoordt aan de noden en de vragen van de Brusselse arbeidsmarkt en potentiële doelgroepen. Want ook volwassenen maken meer en meer gebruik van onderwijs en opleiding om zich bij te scholen, om hun toekomstige tewerkstellingskansen te verhogen of om hun sociale positie te verbeteren. Kwaliteitsvol onderwijs Gelijke onderwijskansen bieden vanaf de kleuterklas veronderstelt niet alleen kwaliteit op onderwijskundig en infrastructureel vlak, maar ook een ruime en ernstige participatie van de kleuters en hun ouders. Taalarmoede en taalachterstand op jonge leeftijd wegen bijzonder zwaar door in de verdere schoolloopbaan van het kind. Die moeten maximaal worden weggewerkt voor een kind naar het eerste leerjaar gaat, om zo de leerkansen te vergroten. Kwaliteitszorg in het onderwijs is al langer een aandachtspunt van de VGC. Het Brusselse Nederlandstalige onderwijs- en opleidingsaanbod levert belangrijke inspanningen om bij iedere leerling, scholier, student of cursist een zo maximaal mogelijke leerwinst te bereiken. Onderwijskwaliteit heeft immers te maken met de manier waarop (het proces) een school de noodzakelijke resultaten bereikt (de output), rekening houdend met de schoolcontext (de omgeving, de infrastructuur,...) en met haar publiek, leerkrachtenteam,... (de input). Kwaliteitsvol onderwijs slaagt erin om met een zeer diverse doelgroep de eindtermen te behalen. Dat betekent ook dat de school een voldoende uitdagend aanbod moet formuleren, zowel voor Nederlandstaligen, 13 Op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaan twee onderwijssystemen naast elkaar: het Nederlandstalig onderwijs en het Franstalig onderwijs. Ouders die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen, kunnen kiezen of ze hun kind(eren) naar het Nederlandstalig of naar het Franstalig onderwijs sturen. Die keuzevrijheid, de zogenaamde 'vrijheid van het gezinshoofd', bestaat opnieuw sinds 1971, nadat ze in 1963 eerst was afgeschaft. 42

43 Franstaligen als voor anderstaligen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Kwaliteitsvol onderwijs houdt ook in dat een maximaal aantal leerlingen gekwalificeerd uitstromen. Leerlingen en cursisten gaan naar school of volgen een opleiding met een bepaalde culturele bagage en elk vanuit een specifieke thuiscontext. In onderwijs en vorming moet er dan ook aandacht zijn voor de brede context. Onderwijs en vorming zijn belangrijke hefbomen voor sociale mobiliteit. Rol van de VGC De VGC kan een aanvullende rol spelen om: - gelijke kansen te garanderen bij de instroom in het Nederlandstalige onderwijs- en vormingsaanbod, onder meer via de promotie van het aanbod (gidsen, studiekeuzebeurs, ) en via een gerichte communicatie naar kansengroepen; - een optimale doorstroom naar een vervolgtraject te waarborgen, door blinde vlekken in het aanbod op te sporen, door te zorgen voor een optimale afstemming op het vervolgtraject (van basis naar secundair, van een voortraject naar beroepsopleiding, ); - een effectieve uitstroom te garanderen naar de arbeidsmarkt, onder meer door het aanbod af te stemmen op de eisen van de arbeidsmarkt, door taalvaardigheidstraining te ondersteunen, door samenwerking met werkgevers. De VGC nam in het verleden al verschillende initiatieven die deze in-, door- en uitstroom ondersteunen, en die bij voorkeur worden voortgezet. Er zijn ook nieuwe uitdagingen voor de volgende legislatuur: een betere afstemming tussen onderwijs, opleiding en arbeidsmarkt en de samenwerking met institutionele partners, overheden, werkveld en sociale partners. Andere thema s die cruciaal zijn in het kader van de maatschappelijke opdracht: - capaciteit van het onderwijsaanbod in de Brusselse context; - kwaliteitsbewaking van het Brusselse Nederlandstalige onderwijs- en vormingsaanbod; - plaats van meertaligheid en omgaan met verschillen in de klas; - omgaan met armoede; - kerntakendebat Samenwerking met andere overheden De VGC voert een actief flankerend lokaal onderwijs- en vormingsbeleid. De VGC profileert zich daarbij als expertisecentrum, aanspreekpunt, spreekbuis en belangenbehartiger van de Brusselse Nederlandstalige scholen en opleidingspartners. Bovendien biedt zij een overlegplatform aan de Brusselse stakeholders, en neemt ze een regierol op. De VGC zet ook zelf initiatieven op of stimuleert en ondersteunt derden om de kwaliteit veilig te stellen en te bevorderen. De prioritaire partner van de VGC op het vlak van onderwijs- en vormingsbeleid is de Vlaamse Gemeenschap. Om een slagkrachtig en coherent onderwijs- en opleidingsbeleid vorm te geven, zijn samenwerking en wederzijdse betrokkenheid onontbeerlijk. De VGC moet ook aansluiting zoeken bij het gemeentelijke beleidsniveau. Als dat nodig is, kan zij in de plaats treden van de lokale overheid. Voor bepaalde belangrijke beleidsthema s kan de VGC expertise uitwisselen met andere grootsteden, in eerste instantie met Antwerpen en Gent. Concreet gaat het over: inschrijvingsbeleid, capaciteitsproblematiek, schoolverzuim, Brede School, kwaliteitsondersteuning in een grootstedelijke omgeving (urban education). De VGC en de COCOF werken voornamelijk samen op het vlak van het beheer van de VGConderwijsinstellingen. 43

44 - ten aanzien van de Vlaamse Gemeenschap (specifiek voor onderwijs en vorming): o erop aandringen bij de Vlaamse Gemeenschap dat de Brusseltoets wordt toegepast, om de impact van nieuwe Vlaamse onderwijsregelgeving in Brussel na te gaan; o samen met de Vlaamse Gemeenschap gemeenschappelijke meet- en weetinstrumenten ontwikkelen over (Nederlandstalig) onderwijs in Brussel en die ter beschikking stellen van bestaande databanken en onderzoeken; o erop aandringen bij de Vlaamse en de federale overheid om de leerplicht te verlagen naar 2,5 jaar; - ten aanzien van de gemeenten en de OCMW s: o efficiënte wederzijdse informatie-uitwisseling en -doorstroom bevorderen tussen de VGC en de gemeenten op het vlak van onderwijsthema s; o partnerschappen met de gemeenten uitbouwen om de problematiek van het plaatstekort in het onderwijs aan te pakken en om initiatieven voor het (ver)bouwen van schoolinfrastructuur uit te voeren; o samenwerken met OCMW s om doelgroepmedewerkers in te zetten in opleidings- en werkervaringsinitiatieven; - ten aanzien van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: o samenwerken met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om te komen tot een globale gewestelijke onderwijsdatabank, zodat het eenvoudiger wordt om in te spelen op nieuwe noden en uitdagingen; o afstemmen van rollen en middelen tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de VGC om projecten op te zetten en uit te voeren, zoals het Programma Preventie Schoolverzuim, de uitrusting van het TSO en het BSO en de aanpak van de capaciteitsproblematiek. Streefdoel van al deze projecten en acties is een maximale afstemming met de andere overheden om zo de beschikbare middelen optimaal in te zetten in de werking van het Brussels Nederlandstalig onderwijs; - kennis verzamelen over de visie en de terreinwerking van de andere (grote) overheden of hun partners (Vlaamse Gemeenschap, COCOF, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Actiris, VDAB, ) op het Brusselse terrein gebeurt nu hoofdzakelijk via overleg. Een meer vernieuwende en diepgravende piste is het (tijdelijk) uitwisselen van personeel tussen deze verschillende actoren De kwantitatieve uitdagingen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel De uitbreiding van de capaciteit van het Nederlandstalige leerplichtonderwijs (en kleuteronderwijs) in Brussel Het capaciteitsvraagstuk in het Brusselse onderwijs is en blijft actueel. Ondanks alle inspanningen om scholen en plaatsen bij te creëren, blijkt dat de noden nog altijd groter worden. De VGC neemt een regierol op als het gaat over capaciteitsuitbreiding in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Op die manier heeft de VGC tot nu toe 33 inrichtende machten van scholen uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs kunnen overtuigen om hun capaciteit uit te breiden. Zo worden er voor het schooljaar in totaal plaatsen gecreëerd, inbreiding inbegrepen. In totaal leverde dit de voorbije legislatuur een extra capaciteit op van plaatsen. Daar staat een financiële input van EUR 14 tegenover. 14 Inclusief de investering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2,45 miljoen EUR die is toegekend aan de VGC. 44

45 Een vergelijking van de door de scholen opgegeven capaciteit, het aantal reeds ingeschreven 15 leerlingen én het aantal aanmeldingen in de periode 6-31 januari 2014, leert dat er voor het schooljaar , plaatsen tekort zijn: Ingeschreven Broers - zussen/ Vrije plaatsen Totale vanuit vorig kinderen bij Leerjaar capaciteit jaar personeel aanmeldingen Aanmeldingen Verschil P K K K L L L L L L Totaal over capaciteitsuitbreiding - algemeen: o de uitbreiding verdedigen: bij de Vlaamse Gemeenschap blijven ijveren voor een uitbreiding van de capaciteit, voor de nodige middelen en voor de eventuele versoepeling van de decretale bepalingen en regelgevingen die daarbij een belemmering vormen; o investeren in infrastructuur: voortzetten van de overeenkomst met het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) en met het Gemeenschapsonderwijs (GO!), waarbij de VGC extra middelen voorziet voor schoolinfrastructuur; o onderzoeken of de VGC zelf gebouwen kan optrekken en ter beschikking kan stellen van de inrichtende machten. Dat verlaagt wellicht de drempel om nieuwe vestigingsplaatsen en scholen op te starten. Tot nu toe ondersteunt de VGC de bouw van nieuwe schoolgebouwen vooral op financieel vlak, waarbij een externe inrichtende macht het bouwproces moet opvolgen. Een alternatieve piste is dat nieuwe schoolgebouwen kant-en-klaar worden opgeleverd, en dan (onder voorwaarden) ter beschikking worden gesteld van een inrichtende macht die er onderwijs in verstrekt; - basisonderwijs: o voortzetten van de inspanningen voor capaciteitsuitbreiding in het basisonderwijs. De VGC streeft naar een aandeel van 30% van de Brusselse leerlingenpopulatie (cf. de Brusselnorm); o kerntakendebat voeren met de Vlaamse en de Franse Gemeenschap over hun gemeenschapsverantwoordelijkheid; o bij de gemeenten blijven ijveren voor het organiseren van Franstalig én Nederlandstalig onderwijs; o aandacht voor de multifunctionaliteit van infrastructuur; 15 Leerlingen die overgaan naar het volgende leerjaar, aantal ingeschreven broers en zussen en kinderen van personeel met voorrang. 45

46 - secundair onderwijs: o de onderwijsnetten worden betrokken bij het opstellen van een masterplan voor capaciteitsuitbreiding. De VGC kan hierbij, samen met de Vlaamse Gemeenschap, de regierol opnemen; o een gerichte aanpak van het capaciteitsprobleem in functie van de studierichtingen, rekening houdend met de komende hervorming van het secundair onderwijs en de link makend met de arbeidsmarktnoden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. over het beheer van onderwijsinfrastructuur - de dienstverlening van het Schoolinterventieteam (SIT) en Casablanco voor dringende onderhouds-, verfraaiings- en herstellingswerken aan scholen verderzetten. Op die manier kunnen de scholen aan een democratische prijs een hele reeks werken laten uitvoeren: schilderwerken, metselwerken, schrijnwerken, sanitaire werken, doorlichting en rationalisering van hun energiebeleid. Het gebruik van duurzaam en milieuvriendelijk materiaal in de school staat daarbij voorop. Het SIT is een werkervaringsproject in de bouwsector dat infrastructuurwerken uitvoert in scholen; - het proefproject Buitenspel evalueren in functie van eventuele bijsturing en verdere implementatie. De speelplaats van een school kan, naast een uitdagende speelomgeving, ook een krachtige leeromgeving zijn om brede competenties aan te spreken en te ontwikkelen. Het proefproject Buitenspel, dat zowel een financiële als een inhoudelijke component heeft, beoogt de speelplaatsinfrastructuur te herwerken in functie van spel. Daarnaast wil het project de scholen ondersteunen om een visie uit te werken over hun speelplaatswerking; - de Brusselse Nederlandstalige scholen aanmoedigen om hun energieverbruik terug te dringen en het subsidiebeleid energiezorg op school voortzetten in samenspraak met het SIT; - aandacht vragen voor het feit dat de energienormen die gelden voor Vlaanderen en voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf 1 januari 2015 niet meer dezelfde zullen zijn. De opmaak van een EPBcertificaat is een jaarlijkse extra kost voor de Brusselse scholen. De scholen in Vlaanderen hebben deze kost niet, omdat een certificaat daar tien jaar geldig is; - de MOS-begeleiding (Milieuzorg op School) in scholen verder afstemmen op het subsidiebeleid van de VGC Het recht op inschrijving waarborgen voor elke leerling in het Brussels Nederlandstalig onderwijs Zowel het decreet basisonderwijs als de codex secundair onderwijs waarborgen het recht op inschrijving voor elke leerling in het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Door de capaciteitsproblematiek in Brussel komt dit recht op inschrijving voor elke leerling in het Brussels Nederlandstalig onderwijs onder druk te staan. Met initiatieven als Samen naar School in de Buurt probeert de VGC ouders warm te maken om een buurtschool te kiezen voor hun kind. De aansturing van de inschrijvingsprocedure en de uitvoering ervan is versnipperd over verschillende bestuurlijke niveaus en instanties: - de Vlaamse Gemeenschap die het kader (decretaal) uittekent; - het LOP (Lokaal Overlegplatform) dat de beslissingen neemt; - de VGC die de organisatie van de digitale inschrijvingsprocedure op zich neemt en deze financiert. Dat komt de samenhang van deze inschrijvingsprocedure niet ten goede. Specifiek voor het Brusselse LOP (basisonderwijs én secundair onderwijs) heeft de VGC alleen een stem als inrichtende macht van onderwijs (de VGC-scholen). Daartegenover staat wel dat de VGC de financiële middelen voorziet om de maatregelen uit te voeren die het LOP binnen het decretale kader vooropstelt, inclusief de middelen voor de informatiecampagne. Ook de inbreng van personeel door de administratie van de VGC, het OCB en intermediaire partners (Foyer, Bon, gemeenschapscentra, bibliotheken) is niet te onderschatten. De impact van de VGC op de besluitvorming in het LOP is met andere woorden niet in overeenstemming met de input van middelen door de VGC. Voortdurende wijzigingen van het decreet door de Vlaamse Gemeenschap zorgden er bovendien voor dat de investeringen in de uitvoering ervan voor de VGC zeer hoog oplopen. 46

47 - de inschrijvingsprocedure vereenvoudigen en duidelijk communiceerbaar maken voor de ouders; - de eindverantwoordelijkheid en de deelverantwoordelijkheden voor de Vlaamse Gemeenschap, de VGC, het LOP en de schoolbesturen verduidelijken; - Samen naar School in de Buurt een coherente plaats geven binnen de inschrijvingsprocedure; - het idee van een volgsysteem van leerlingen blijven aankaarten, ook over de gemeenschapsgrenzen heen. Een observatorium om de bewegingen van in-, uit- en doorstroom in het onderwijs in kaart te brengen zal leiden tot de verbetering van de structuren en van de informatie-uitwisseling voor de schoolloopbaan van jongeren. In het kader van het inschrijvingsbeleid is het bijvoorbeeld op dit moment onduidelijk in hoeverre de (digitale) wachtrijen aan Nederlandstalige poorten dezelfde kinderen bevatten als de (digitale) wachtrijen aan Franstalige schoolpoorten, en/of kinderen niet tegelijkertijd in het Nederlandstalig en in het Franstalig onderwijs zijn ingeschreven Inzetten op maximale ontwikkelingskansen voor alle kinderen en jongeren De vergroening van de Brusselse bevolking zet zich door. De superdiversiteit is een feit. Tegelijk stijgt het aantal Brusselse kinderen en jongeren dat in een kansarm gezin opgroeit onrustwekkend. Door deze en andere factoren wordt het voor scholen, organisaties en overheden een steeds grotere uitdaging om alle kinderen en jongeren voldoende kansen te bieden om zich optimaal te ontplooien en om hun talenten te ontwikkelen Brusselse scholen in hun kwaliteit begeleiden en ondersteunen De kwaliteit van het onderwijs staat of valt met een goed schoolteam. Maar schoolteams worden vaak geconfronteerd met een tekort aan leerkrachten, met leerkrachten met beperkte ervaring of met een volledig andere achtergrond dan de leerlingen in de klas. Leerkrachten en directies moeten zich daarom voldoende ondersteund en gewaardeerd voelen in de uitvoering van hun opdrachten. Daarvoor kunnen basis- en secundaire scholen nu al een beroep doen op het OCB en zijn partners, de reguliere netgebonden pedagogische begeleidingsdiensten. - de ondersteuning door het OCB verder uitbouwen (zie verder); - het subsidiebeleid over educatieve initiatieven, brede opvang en aanbieders verder uitwerken; - de nodige middelen of subsidies voorzien zodat alle kinderen kunnen deelnemen aan activiteiten van de school en het deeltijds kunstonderwijs om hun eigen leefwereld te vergroten; - het antispijbelbeleid voortzetten (zie verder) Voldoende leerkrachten aanwerven en behouden en leerkrachten opleiden voor opdrachten in stedelijke contexten Leerkrachten aanwerven en behouden is een probleem voor sommige Brusselse basis- en secundaire scholen. De Brusselse lerarenopleidingen leveren een onvoldoende aantal leerkrachten af om een antwoord te bieden op de Brusselse vraag. De taal- en culturele verscheidenheid van de schoolbevolking is een uitdaging die mogelijk potentiële leraren afschrikt. Leerkrachten uit Vlaanderen zijn vaak niet thuis in de leefwereld van hun leerlingen. Een goede mix van Brusselse leerkrachten en leerkrachten uit Vlaanderen kan een oplossing zijn voor die problematiek. Een gevarieerd leerkrachtenbestand komt differentiëren in de klas ten goede. Met een informatie- en communicatietraject over lesgeven in Brussel wil de VGC onder meer potentiële leerkrachten warm maken om te kiezen voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs. De VGC gaf daarvoor een opdracht aan Br(ik. Voor de inhoudelijke uitwerking en de praktische organisatie van acties voor de huidige leerkrachten, de studenten en de leerlingen secundair onderwijs werkt Br(ik nauw samen met het OCB. 47

48 - de campagnes voortzetten om leerkrachten in het Brussels Nederlandstalig onderwijs aan te werven en te behouden, en om leerlingen secundair onderwijs die in Brussel les volgen of wonen, warm te maken om de lerarenopleiding te volgen; - onderwijsondersteuning door het OCB voorzien (zie verder); - proefprojecten organiseren in de lerarenopleidingen voor de instroom van leerlingen uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs; - leerkrachten waarderen door evenementen te organiseren; - de Brusselpremie aankaarten bij de Vlaamse Gemeenschap (cf. rondetafelconferentie Brussel); - bij de Vlaamse Gemeenschap het belang benadrukken van mentoruren voor beginnende leerkrachten De uitbouw van de Brede School Een Brede School is een actief netwerk van organisaties uit verschillende sectoren rond een of meer scholen die een bondgenootschap vormen voor een gemeenschappelijk doel: de brede ontwikkeling van kinderen en jongeren, op school en in de vrije tijd. Een Brede School is ingebed in de buurt en in het sociaal-economisch weefsel. Van daaruit werkt ze nauw samen met het verenigingsleven, de bedrijven, de social profit en de overheidsinstellingen. In de Brede School wordt het leren op school verbreed. Kwaliteitsvolle kunst- en cultuureducatie bijvoorbeeld loopt beter in samenwerking met kunstenaars, kunsteducatieve organisaties, het deeltijds kunstonderwijs (DKO), enzovoort. De Brede School brengt leren en leven van kinderen en jongeren dichter bij elkaar: thuis, kinderopvang, vrije tijd, school, Het groeperen en op elkaar afstemmen van deze activiteiten biedt heel wat praktische mogelijkheden voor buitenschoolse kinderopvang voor ouders en ook voor de naadloze overgang van de kinderopvang naar de school. Verder kunnen kinderen en jongeren vanuit een Brede School toegeleid worden naar zinvolle vormen van vrijetijdsbesteding. De Brede School kan bijdragen aan een hogere participatie van alle leerlingen aan het sociale en culturele leven. Een goede talige ontwikkeling van kinderen en jongeren is cruciaal voor hun verdere levensloop. De Brede School biedt heel wat mogelijkheden om op een positieve manier om te gaan met thuistalen, met de meertalige omgeving en om het gebruik van het Nederlands, ook in de vrije tijd, kwaliteitsvol te stimuleren. De Brede School biedt ook extra kansen voor Brusselse kinderen die opgroeien in een kansarm gezin. Zij hebben vaak letterlijk en figuurlijk te weinig ruimte. Het gaat dan om een gebrek aan ruimte om te spelen of te sporten, maar ook om een gebrek aan een boeiend en stimulerend vrijetijdsaanbod of een gebrek aan kennis van dit aanbod. Kansarmoede brengt daarnaast problemen van taalverwerving met zich mee. Veel van deze kansarme, anderstalige kinderen en jongeren hebben dan ook moeite met taalverwerving. Vandaar dat het net voor kansarme kinderen extra belangrijk is om de drempel naar zinvolle vrijetijdsbesteding te verlagen. Dat beïnvloedt hun leven op een positieve manier: ontspanning, een groter sociaal netwerk, een positiever zelfbeeld, betere sociale en taalvaardigheden. De Brede School stelt uiteraard ook nieuwe uitdagingen aan de ruimte, zeker in een grootstad als Brussel. Door schoolgebouwen open te stellen voor buitenschoolse activiteiten worden scholen echte buurtscholen, ankerpunten van het sociale leven in de buurt. - structurele subsidiëring van de Brede School-projecten in Brussel door de Vlaamse Gemeenschap bewerkstelligen, wat zich vertaalt in het toevoegen van EUR voor de ontwikkeling van Brede Scholen aan de structurele dotatie van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC; - de subsidie-enveloppe Brede School verhogen à rato van EUR per jaar per extra Brede School om het aantal Brede School-projecten in Brussel te kunnen doen toenemen; - de regierol van de VGC inzake de Brede School ten aanzien van de 19 Brusselse gemeentebesturen verder verduidelijken; 48

49 - de bestaande infrastructuur van scholen, culturele organisaties, sportverenigingen, flexibel en multifunctioneel inrichten en inzetten; hierop inspelen bij het toekennen van infrastructuursubsidies; - het deeltijds kunstonderwijs betrekken bij de Brede School; - investeren in de uitbouw van een creatieve speelplaatswerking waar kinderen hun speeltijd zelf vorm kunnen geven en waar hun brede ontwikkeling gestimuleerd wordt (zie hoger); - het aanbod van activiteiten buiten de schoolmuren uitbreiden Strijd tegen schooluitval De problematieken van schoolverzuim (in het basis- en secundair onderwijs) en vroegtijdige schooluitval (in het secundair onderwijs) zijn de voorbije jaren significant toegenomen. Ze zijn vaak de symptomen van andere moeilijkheden in het leven van Brusselse jongeren. De preventie en remediëring van ongekwalificeerde uitstroom uit het secundair onderwijs verdienen de nodige aandacht. De doelgroep betreft in de eerste plaats 15- tot 20-jarigen (secundair onderwijs), met uitlopers naar het basisonderwijs en ook oudere jongeren. De VGC legt momenteel de nadruk op spijbelpreventie, op ondersteuning en begeleiding van leerbedreigde jongeren, op de heraansluiting van deze jongeren bij onderwijs en opleiding en op de ontwikkeling van alternatieve onderwijstrajecten. De VGC besliste in dit kader om het voormalige administratiehuis Leo II, aan de Leopold II-laan 178 in Sint-Jans-Molenbeek, ter beschikking te stellen van een geïntegreerd project ter preventie van schoolverzuim en vroegtijdige schooluitval. Dat project krijgt op die manier een belangrijke uitvalsbasis en ankerplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. - ondersteuning bieden voor kinderen en jongeren die schoolmoe zijn en die een risico lopen op vroegtijdige schooluitval. Het aanbod moet op maat zijn van de jongeren en moet vertrekken vanuit hun persoonlijke leef- en leeromgeving; - de re-integratie van de leerbedreigde jongeren in onderwijs of opleiding faciliteren; - een sterkere afstemming betrachten van schoolinterne en schoolexterne acties en initiatieven ter preventie en ter bestrijding van schoolverzuim, vroegtijdige schooluitval en ongekwalificeerde uitstroom in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel; - nieuwe accenten leggen in overleg met de betrokken partners, zoals het verbreden van de Brede School-projecten en Time out-projecten met partners uit opleiding en werk; een gefaseerde uitbreiding met partners opleiding en werk; - verder uitbouwen van acties gericht op schoolverlaters uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs: onder meer via aangepaste promotie bij jongeren, via vorming van leerkrachten en laatstejaarsleerlingen, via warme overdracht van ongekwalificeerde schoolverlaters naar vervolgopleiding en werk; - gegevens uitwisselen met andere overheden om een zicht te krijgen op de problematiek in Brussel: politiezones, gemeentelijke spijbelcellen, Franstalige Gemeenschap,...; - een coördinerende rol verkrijgen ten aanzien van het Brussels Nederlandstalig onderwijs voor de uitvoering van het gewestelijk Programma Preventie Schoolverzuim. Binnen dit project krijgen de gemeenten middelen ter beschikking om het schoolverzuim in te perken Specifiek: hoger onderwijs in Brussel Voor Brussel is het hoger onderwijs een bron van nieuwe inwoners: studenten in het Brussels hoger onderwijs hebben doorgaans slechts een klein zetje nodig om er na hun studies te blijven wonen en te werken. De VGC voert in het hoger onderwijs daarom campagnes om studenten warm te maken om in Brussel te (blijven) wonen. Vaak wordt het specifieke profiel van Brusselse studenten die ook effectief in Brussel wonen en/of van Brussel afkomstig zijn, over het hoofd gezien. Zij hebben vaak een andere achtergrond dan de doorsnee student uit Vlaanderen: zij hebben bijvoorbeeld vaker een anderstalige en/of andere culturele achtergrond. Het hoger onderwijs speelt niet altijd in op deze pluspunten; vaak vormen ze zelfs een drempel voor een goede schoolcarrière. In het Brussels Nederlandstalig hoger onderwijs is, meer dan in Vlaanderen, nood aan 49

50 begeleiding van zowel het hoger onderwijs (net zoals in het basisonderwijs: ondersteuning van docenten en structuren) als op studentniveau. - bijdragen aan de promotie van Brussel als unieke multiculturele leerstad; - optimaal inspelen op Brusselse studenten(groepen) Samen taalgrenzen verleggen, ook in Brussel Hoe positief omgaan met meertaligheid en toch het Nederlands als eerste en gemeenschappelijke taal behouden? Het blijft een uiterst actuele vraag binnen de grenzen van Brussel, maar ook meer en meer in de rest van Vlaanderen. - erover waken dat het Brussels Nederlandstalig onderwijs garant blijft staan voor onderwijs dat leidt tot meertaligheid, zowel voor Nederlandstalige als voor niet-nederlandstalige leerlingen; - taalvaardigheidsonderwijs als mogelijk spoor onderzoeken Efficiënte communicatie op maat van de doelgroep De VGC zet in op doel- en doelgroepgerichte communicatie over het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Aspecten als beeldvorming en informatie over het studieaanbod staan daarin centraal. Daarmee draagt de VGC onder andere bij tot de succesvolle schoolloopbaan van de leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Ook in het aantrekken van leerkrachten speelt beeldvorming over het Brussels Nederlandstalig onderwijs een belangrijke rol. De verdere ontwikkeling van communicatiematerialen (brochure, affiches, flyers, webplatforms, ), de voortzetting van de informatiecampagne over de inschrijvingsprocedure en de verderzetting van een campagne over de studiekeuze in het secundair onderwijs zijn dan ook cruciale elementen. - een omvattend communicatieplan opstellen voor het Brusselse Nederlandstalige onderwijs- en vormingsaanbod, met aandacht voor eenduidige, eenvormige en transversale communicatie, en afspraken maken met de relevante partners; - de positieve keuze voor het TSO en het BSO als campagne-insteek bewaren; een positieve studiekeuze van gemotiveerde leerlingen zorgt mee voor kwalitatieve richtingen én dito uitstroom. De aantrekkelijkheid van het aanbod moet continu in beeld worden gebracht; - de communicatie over het inschrijvingsbeleid naar de ouders verstevigen; - de website onderwijsinbrussel.be verder uitbouwen met alle informatie over het Brussels Nederlandstalig onderwijs en met aandacht voor interactiviteit; - de nieuwsbrief voor schoolteams BrusselDirect verder uitbouwen Levenslang en levensbreed leren Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kent een hoge werkloosheidsgraad. Veel werklozen zijn ongekwalificeerd uit het onderwijs gestroomd en hun profiel sluit onvoldoende aan bij de profielen die de arbeidsmarkt nodig heeft. Vaak ontbreekt het hen aan de nodige competenties en aan voldoende talenkennis. Op het vlak van een goede beheersing van het Nederlands zet de VGC initiatieven verder die taalstimulerend zijn en/of taaloefenkansen creëren. Dergelijke initiatieven bieden deelnemers aan het onderwijs- en opleidingsaanbod meer perspectief om gekwalificeerd uit te stromen en om door te stromen naar de arbeidsmarkt. 50

51 Het belang van taal Het NT2-onderwijs in Brussel heeft een iets ander doelpubliek en vindt plaats in een andere context dan in Vlaanderen. Het Huis van het Nederlands Brussel vervult een belangrijke rol door mensen die Nederlands willen leren, door te verwijzen naar het meest geschikte niveau en de voor hen meest geschikte school. De taallessen NT2, waarvoor het Huis van het Nederlands de coördinatie verzorgt, trekken steeds meer mensen aan. Dat draagt bij tot de aanwezigheid van meer Nederlandskundigen in de Brusselse samenleving. Tegelijk ondersteunt het Huis van het Nederlands organisaties om een taalbeleid uit te werken en te realiseren, om doelgroepgerichte communicatie op te zetten, om een nieuw taalleeraanbod te creëren, Het Huis van het Nederlands Brussel is daarbij een belangrijke partner van de VGC. Voor de ondersteuning van laaggeschoolden is vzw Centrum voor Basiseducatie (beter bekend als Brusselleer ) de belangrijke VGC-partner. Deze vzw krijgt een reguliere opdracht en reguliere middelen van de Vlaamse Gemeenschap. Daarnaast vervult Brusselleer op vraag van de VGC ook structurele bijkomende opdrachten, zoals het scholenproject of opdrachten in de uitvoering van het VGC-alfabetiseringsplan. Ook voor ad hocopdrachten doet de VGC een beroep op de expertise van Brusselleer. - voor de samenwerking met het Huis van het Nederlands Brussel: o verdere uitbouw van de ondersteuning van het taalbeleid van opleidings- en werkervaringsinitiatieven, Centra Leren en Werken en Centra voor Volwassenenonderwijs, via een duurzame overeenkomst met resultaatsverbintenis; o verdere structurele verankering van de taalcoaches; o voortzetting van de ondersteuning voor studenten uit kansengroepen (taalzwakke(re) studenten); - concrete afspraken tussen het Huis van het Nederlands, het OCB en Brusselleer zodat het voor scholen nog steeds duidelijk is wanneer men op wie een beroep doet en een gezamenlijke communicatie van het aanbod aan scholen en ouders; - voor de samenwerking met Brusselleer: o een nieuw concept voor het scholenproject uitwerken; o het alfabetiseringsplan concretiseren Uitbouw van een leerwinkel Naast de vele projecten en instellingen is er in Brussel nood aan een neutraal informatiepunt voor studieadvies waar mensen terechtkunnen om op een duidelijke, toegankelijke manier informatie en oriëntatie te krijgen over het Nederlandstalige onderwijs- en vormingsaanbod in Brussel. De Leerwinkel Brussel is uit te bouwen als een studieadviespunt waar alle mogelijke informatie over het bestaande onderwijs- en opleidingsaanbod verzameld en ontsloten wordt voor iedereen die daar behoefte aan heeft. - de Leerwinkel Brussel inhoudelijk en fysiek uitbouwen; - het werkingsgebied van de leerwinkel en de samenwerking met de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) uitklaren; - meer transparant informeren over het vervolgaanbod voor schoolverlaters via een meer intensieve samenwerking tussen scholen, het CLB, de werkwinkel en de uit te bouwen leerwinkel Tweedekansonderwijs (TKO) Het Tweedekansonderwijs (TKO) is er voor volwassenen die geen diploma secundair onderwijs bezitten en dat alsnog willen behalen. In Brussel biedt CVO Brussel specifieke richtingen binnen het tweedekansonderwijs aan. Deelnemers moeten minstens 18 jaar zijn. 51

52 De voorbije jaren investeerde de VGC herhaaldelijk in dit initiatief door middelen te voorzien voor de opstart van nieuwe richtingen. Zowel het stijgende aantal cursisten als de samenstelling van de groep legt een serieuze druk op de huidige cursistenbegeleiding. De VGC zoekt, samen met de Vlaamse Gemeenschap en Actiris, naar een aangepaste methodiek voor (vroegtijdige) schoolverlaters. - meer reguliere middelen vanuit de Vlaamse Gemeenschap bewerkstelligen voor een TKO-aanbod dat is aangepast aan de Brusselse grootstedelijke en meertalige context; - meer en andere cursistenbegeleiding voorzien om het huidige publiek - dat vooral bestaat uit afhakers van het secundair onderwijs - voldoende intensief op te volgen en te ondersteunen, en dit om te vermijden dat zij ook in het TKO afhaken en ongekwalificeerd uitstromen; - meer lokalen voor het TKO voorzien; - opleidingen organiseren voor de Brusselse arbeidsmarkt, gerelateerd aan de instroom van de studenten, eventueel via samenwerking in onderwijskwalificerende opleidingstrajecten (OKOT) De uitbouw van een arbeidsmarktgericht onderwijs- en opleidingsaanbod De overheid en de onderwijs- en opleidingsverstrekkers hebben de maatschappelijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het onderwijs- en opleidingsaanbod reële kansen biedt op tewerkstelling. Maar niet elke leerling, cursist of student komt optimaal uit het leerplichtonderwijs op de arbeidsmarkt. Ook na de leerplicht moeten voor +18-jarigen nieuwe kansen worden voorzien, via vorming en specifieke trajecten voor kansengroepen. Een enkele tweede kans volstaat niet. Meerdere en diverse kansen, op maat van de diversiteit en de capaciteiten van de inwoners van de Brusselse regio, en op maat van de evoluties op de arbeidsmarkt, zijn noodzakelijk. Ook voor werknemers blijft levenslang leren de boodschap. Het is daarom aangewezen om verder te werken aan de uitbouw van (vernieuwende) alternatieve leertrajecten en flexibele leerroutes voor kwetsbare groepen, en dit om de belemmerende factoren richting arbeidsmarkt weg te werken. Onderlinge samenwerking, uitwisseling en mobiliteit tussen onderwijs- en opleidingsstelsels staan daarbij voorop. Een dergelijke trajectmatige benadering van leren impliceert uiteraard een hoge mate van flexibiliteit en maatwerk. - betere opvolging/monitoring van doorstroom uit het Brussels Nederlandstalig secundair onderwijs naar werk of vervolgopleidingen, met onder meer een warme en sluitende overdracht van (nietgekwalificeerde) jongeren naar vervolg- en opleidingstrajecten of werk (samen met Actiris, VDAB en werkwinkels); - verdere uitbouw van beroepsgericht onderwijsaanbod (TSO/BSO, leren en werken, leertijd) en afstemming op de noden van de arbeidsmarkt, met bijvoorbeeld aangepaste taaltrajecten voor jongeren uit het deeltijds onderwijs en de leertijd, of aanvullende opleidings- en werkervaringsinitiatieven; - blijvend inzetten op taalvaardigheidstraining en taaloefenkansen voor anderstalige deelnemers aan Nederlandstalige onderwijs- en opleidingstrajecten, en onderwijs- en opleidingspartners ondersteunen om een adequaat taalbeleid te voeren; - werk maken van leeradvies en -oriëntering (voor -18- en +18-jarigen), zowel bij de instroom in het Brussels Nederlandstalig secundair onderwijs (studiekeuzebeurs), verdere uitbouw studiekeuzebeurs, als via vormingsprogramma s voor leerlingen secundair onderwijs (Jump naar Werk), aangepaste communicatiemiddelen op maat van jongeren en kansengroepen, ; - verder uitbouwen van sectorale samenwerking voor gezamenlijk gebruik van infrastructuur, expertiseuitwisseling tussen de instructeurs, contacten met werkgevers, tussen de verschillende partners (scholen, opleidingspartners, ) in een sector, met prioriteit voor bouw, horeca en zorg, en eventueel uit te bouwen met andere sectoren; - inspelen op lokale initiatieven over opleiding en werk (bijvoorbeeld via wijkcontracten, inspanningen van gemeenten en OCMW s, ); 52

53 - meer uitwisseling betrachten met aanbieders van het Franstalige aanbod op het vlak van opleiding en vorming; een mogelijkheid die op termijn te overwegen valt, is tweetalige promotie van het volledige aanbod; - meer afstemming bewerkstelligen tussen doelstellingen, plannen en acties 16 (en de bijbehorende middelen) van de VGC en die van andere partners. De rol van de VGC kan daarbij facilitator voor samenwerking met het Brussels Nederlandstalig onderwijs zijn voor de kerntaken van de voornaamste partners (VDAB, Actiris, Tracé Brussel, het Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding (BNCTO), Febio, ); - één structureel strategisch platform met de partners opleiding, werk en onderwijs oprichten. Mogelijke pistes betreffen het BNCTOO (met een extra O voor onderwijs) activeren, het overlegplatform VDAB-Actiris-VGC-Tracé Brussel uitbreiden met partners van onderwijs en welzijn, de stuurgroep Werkwinkel van Tracé Brussel Het Onderwijscentrum Brussel (OCB) Het Onderwijscentrum Brussel (OCB) heeft als operationele entiteit een centrale rol in de kwaliteitsondersteuning van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Het OCB biedt ondersteuning aan de Brusselse schoolteams in het omgaan met de specifieke grootstedelijke uitdagingen: taal en meertaligheid, diversiteit en differentiatie, ouder- en buurtbetrokkenheid, breed leren en brede school. Hoge onderwijskwaliteit in het Brussels Nederlandstalig onderwijs zorgt voor optimale ontwikkelingskansen voor alle kinderen. Het OCB vormt daarin een belangrijke hefboom. Door de intensieve aanwezigheid van de medewerkers op het werkveld heeft het OCB ook zicht op en voeling met wat leeft en beweegt in de Brusselse onderwijswereld. Deze unieke positie tussen beleid, praktijk en wetenschap, geeft het OCB een centrale rol binnen het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Een krachtige en doelgerichte ondersteuning op maat van de school Om de onderwijskwaliteit te garanderen blijft het OCB inzetten op een krachtige en doelgerichte ondersteuning op maat van de school die aansluit bij de reële noden van leerkrachten en leerlingen. Dat impliceert een grote diversiteit in aanpak en intensiteit. Scholen waarderen de laagdrempelige begeleiding, de bottom-up aanpak en de voeling met de praktijk. De vertrouwensrelatie tussen de ondersteuner en de school baant de weg voor duurzame verandering. Deze verandering krijgt vorm door micro-innovaties en vertrekt vanuit de expertise, kracht, talenten en competenties van leerkrachten. - de intensieve ondersteuningstrajecten in het basisonderwijs voortzetten met meer aandacht voor armoede (en de onderwijskundige gevolgen) en het benutten van meertaligheid (als meerwaarde en hefboom bij het realiseren van onderwijsdoelen); - een systematische ondersteuning in het secundair onderwijs uitbouwen naar analogie met die in het basisonderwijs; - verder werk maken van de systematische integratie van belangrijke inhouden in de ondersteuningstrajecten, onder meer ouderbetrokkenheid en huiswerkbeleid; - via onderzoek zicht krijgen op de impact van interventies op de kwaliteit van onderwijs en op de resultaten van leerlingen om zo de efficiëntie van de ondersteuning te verhogen Scholen stimuleren in hun ontwikkeling als lerende organisaties Het OCB wil scholen stimuleren in hun ontwikkeling als lerende organisaties. Co-creatie, waarbij de school eigenaar is van het ondersteuningstraject, is daarin een belangrijke factor. De scholen zijn 16 Bijvoorbeeld opleidingen New Deal, UB3-opleidingsmodules, ESF-oproepen, Jongerengarantieplan. 53

54 medeverantwoordelijk voor het ondersteuningstraject. Schoolteams en onderwijsondersteuners zijn gelijkwaardige partners. - binnen de ondersteuningsinhouden van het OCB en in afstemming met de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD) aandacht hebben voor de ondersteuning van beleidsvoerend vermogen en de uitbouw van professionele leergemeenschappen. Draagvlak en beleidsvoerend vermogen zijn immers belangrijke voorwaarden voor een vlotte implementatie en duurzame verankering van ondersteuning; - doorstroming van expertise stimuleren tussen leerkrachten en directies, zowel tussen scholen als binnen scholen via uitwisseling, bevordering van samenwerking tussen leerkrachten (bijvoorbeeld via de onderwijsbibliotheek), de organisatie van denktanks rond relevante thema s,... Digitale media kunnen daar ook een rol in spelen: online chatsessies over concrete leervragen, een forum voor Brusselse leerkrachten, inspirerende getuigenissen en lespraktijken delen via de website en sociale media, ; - binnen de werking van het OCB inzetten op het creëren van ambitie en engagement bij leerkrachten, onder meer via ondersteuningstrajecten en projecten. Onderwijskwaliteit is immers een combinatie van onderwijskundige expertise én engagement Inhoudelijke ondersteuning van de Brede Scholen De Brede Scholen in Brussel zijn in volle ontwikkeling. Het OCB neemt een actieve rol op bij de inhoudelijke ondersteuning van de Brede Scholen. - het ondersteuningsaanbod via het Brede School Platform uitbouwen en uitbreiden. Het platform stimuleert de ontwikkeling en de professionalisering van de Brede Scholen door coaching en vorming van de Brede School-coördinatoren. Het Platform laat externe expertise doorstromen naar de coördinatoren en geeft hen de gelegenheid om onderling expertise en goede praktijken uit te wisselen; - inzetten op onderzoek en ontwikkeling van instrumenten en tools (voor evaluatie, procesbegeleiding, analyse) ter ondersteuning van de lokale Brede Scholen; - een structurele werking opstarten met de bovenlokale partnerorganisaties in de Brede Scholen om zo hun betrokkenheid en expertise bij Brede School-ontwikkeling te versterken; - de link versterken tussen de doelstellingen van de Brede School en de ondersteuningstrajecten op de scholen (betrokken bij die Brede School); - aan taal, ouderbetrokkenheid, ICT en mediawijsheid een belangrijke plaats geven in de brede competentieontwikkeling van kinderen en jongeren (onder meer Klas in de media ); - inhoudelijke ondersteuning bieden om taal en breed leren een actieve plaats te geven op de speelplaats in de naschoolse opvang (Buitenspel in samenwerking met Walala) De onderwijsbibliotheek De onderwijsbibliotheek wint steeds meer aan populariteit bij de Brusselse leerkrachten. Zij ervaren het ruime aanbod en de expertise van de medewerkers als een belangrijke meerwaarde. Met de verbouwingen in het OCB wordt de onderwijsbibliotheek meer en meer het uithangbord en de toegangspoort tot het ondersteuningsaanbod van het OCB. - het aanbod van de onderwijsbibliotheek verder uitbreiden en een actieve rol voor het OCB op het vlak van digitale leermiddelen; - een interactieve werking ontwikkelen in de onderwijsbibliotheek door die bijvoorbeeld open te stellen voor pedagogische studiedagen, door praatcafés te organiseren, door ruimte te creëren om samen lessen voor te bereiden. 54

55 Aantrekken en behouden van leerkrachten Het grote lerarenverloop is een belemmerende factor om duurzame verandering uit te bouwen. De VGC investeert in het aantrekken en behouden van leerkrachten in het Brusselse onderwijs. - in samenwerking met de andere betrokken actoren (pedagogische begeleidingsdiensten, lerarenopleidingen) schooldirecties en schoolteams ondersteunen in het onthaalbeleid en de aanvangsbegeleiding van nieuwe leerkrachten; - diverse ondersteuningsinitiatieven ontwikkelen specifiek voor nieuwe leerkrachten; een platform creëren waar nieuwe leerkrachten informatie kunnen uitwisselen; - het OCB verder de inhoudelijke elementen van de campagne Lesgeven in Brussel laten aanbrengen en ondersteunen Structurele samenwerking en afstemming Heel wat organisaties werken in Brussel rechtstreeks en onrechtstreeks rond onderwijs. Een structurele samenwerking en afstemming tussen de verschillende initiatieven, zowel op schoolniveau als op beleidsniveau, schept een gunstig kader om een maximale leerwinst te behalen met de Brusselse leerlingen. - de samenwerkingsverbanden tussen de verschillende relevante onderwijsactoren versterken: Voorrangsbeleid Brussel (VBB), Brusselse Ondersteuningsstructuur voor het Secundair Onderwijs (BROSO), Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB), pedagogische begeleidingsdiensten (PBD), lerarenopleidingen (in Brussel en Vlaanderen) en de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB); - structurele samenwerkingsverbanden van het OCB onderhouden, uitbouwen en versterken met partners die flankerend rond onderwijs werken. In de eerste plaats gaat het om de Foyer, het Huis van het Nederlands en Brusselleer. Maar ook met andere organisaties (én sectoren) die actief zijn in of rond het Nederlandstalig onderwijs in Brussel wordt contact gezocht Studiedienst van het OCB De studiedienst van het OCB wordt verder uitgebouwd in functie van interne professionalisering, expertisedeling en beleidsondersteuning. De studiedienst wil een brugfunctie vervullen tussen het wetenschappelijk veld, de praktijk en het beleid. - vanuit de studiedienst van het OCB prioritair aandacht besteden aan de verdere professionalisering over omgaan met armoede in onderwijs, versterken van ondersteunings- en veranderingsstrategieën op school en benutten van meertaligheid in de schoolcontext; - extern onderzoek op het vlak van onderwijsondersteuning, ouderbetrokkenheid en Brede School verder aansturen en vertalen naar de Brusselse onderwijspraktijk; - meer aandacht besteden aan de uitbouw van samenwerking met de academische wereld: zowel snellere doorstroming van expertise uit onderzoek als het verzamelen en doorgeven van ervaringsdeskundigheid en onderzoeksvragen. De Brusselse lerarenopleidingen zijn hier voor het OCB een belangrijke partner; - een belangrijke rol toekennen aan het OCB in het delen van expertise met de scholen waarbij actueel wetenschappelijk onderzoek gekoppeld wordt aan concrete ervaringen uit de praktijk Initiatieven en projecten als antwoord op noden en tekorten 55

56 Er is behoefte aan het voortzetten, coördineren, ondersteunen en ontwikkelen van (nieuwe) initiatieven en projecten als antwoord op noden en tekorten in het aanbod. Het is belangrijk dat deze initiatieven bijdragen tot het wegwerken van achterstanden en de mechanismen van achterstelling en uitsluiting doorbreken. - het OCB snel laten inspelen op nieuwe noden en uitdagingen in interactie met het werkveld. Het OCB wil daartoe een systematische bevraging van het werkveld (kinderen, ouders, scholen, partners) organiseren om noden en tekorten, maar ook innovatieve ideeën op het spoor te komen en te vertalen in nieuwe initiatieven/projecten; - het aanbod van de Lente- en Zomerschool uitbreiden om zo veel mogelijk anderstalige nieuwkomers en taalzwakke leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel extra talige ondersteuning te bieden (en zo tegemoetkomen aan de stijgende vraag); - bestaande initiatieven voortzetten en nieuwe initiatieven ontwikkelen om alle ouders zo goed mogelijk te ondersteunen bij hun onderwijsondersteunende rol, onder andere begeleiding bij schoolkeuze (Samen naar School), kansen creëren om Nederlands te oefenen op school (Babbelschool), onderwijsondersteunend gedrag versterken, thuisbetrokkenheid stimuleren (in samenwerking met Brusselleer); - vanuit een aantal lopende proefprojecten een concept en beleid ontwikkelen om het belang van thuistaal te ondersteunen, rekening houdend met de veelheid van thuistalen die in de scholen aanwezig zijn (Mijn taal) De VGC als inrichtende macht Sinds 1995 is de VGC de inrichtende macht van de Brusselse Nederlandstalige onderwijsinstellingen van de voormalige provincie Brabant. Na de overheveling van de Elishout-instellingen naar het GO!, is de VGC volledig inrichtende macht van drie scholen voor buitengewoon onderwijs (Kasterlinden basisonderwijs, Kasterlinden secundair onderwijs en Zaveldal), een CLB (Centrum voor Leerlingenbegeleiding Stedelijk en Gemeentelijk Onderwijs) en het internaat Kasterlinden De positie van de VGC als inrichtende macht in Brussel Dankzij het specifieke onderwijsaanbod van de VGC-onderwijsinstellingen en de GON 17 -werking is er een goede samenwerking met scholen van andere inrichtende machten. De VGC biedt een uniek onderwijsaanbod aan, waarbij onderwijsinstellingen ressorteren onder een kleine inrichtende macht. De kleinschaligheid heeft als troef dat de onderwijsinstellingen elk een grote mate van pedagogische vrijheid hebben om hun aanbod te ontwikkelen. Dat resulteert in uniek maatwerk dat altijd aangepast is aan de nieuwste inzichten. De onderwijsinstellingen kunnen onder de VGC soepel inspelen op maatschappelijke trends, lokale noden en sociaal-demografische evoluties, wat minder het geval is als scholen moeten mee-stromen in grote onderwijskoepels. In de vorige legislatuur zijn de onderwijsinstellingen toegetreden tot een internettenscholengemeenschap met het GO!. Daardoor krijgen de onderwijsinstellingen een aantal schaalvoordelen, maar blijft hun eigenheid gegarandeerd. 17 GON: geïntegreerd onderwijs, waarbij een leerling uit het buitengewoon onderwijs les volgt in het gewoon onderwijs (met ondersteuning van leerling en gastschool door de school buitengewoon onderwijs). 56

57 - afspraken maken met de andere inrichtende machten die buitengewoon onderwijs organiseren over programmering in functie van de behoeften van Brusselse leerlingen. Zo is het aanbod van het buitengewoon secundair onderwijs De Heemschool (gemeenschapsonderwijs) aanvullend aan het buitengewoon onderwijs ingericht door de VGC-onderwijsinstellingen. De scholen kunnen elkaar versterken voor de instroom van leerlingen. Daarnaast kunnen de CLB s van de twee inrichtende machten elkaar versterken in hun deskundigheid voor de oriëntering en begeleiding van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in Brussel; - voor de slaagkansen op de arbeidsmarkt van de leerlingen uit de onderwijsinstellingen is het een troef om goede contacten te onderhouden met organisaties die de VGC subsidieert en met wie ze samenwerkt (bv. Tracé en partners, VDAB, Actiris, ); - de kracht van de samenwerking tussen het CLB Stedelijk en Gemeentelijk Onderwijs, de internettenscholengemeenschap en het OCB in de toekomst nog beter benutten als het gaat over pedagogische versterking en de in- en doorstroom van leerlingen. De VGC-onderwijsinstellingen en de partners die werken rond schoolverzuim en Time Out hebben er alle belang bij om elkaar beter te kennen om hun opdrachten nog doeltreffender te organiseren; - een belangrijke rol van inrichtende macht opnemen om tegemoet te komen aan twee evoluties: o capaciteitsprobleem: het Brussels Nederlandstalig onderwijs heeft te maken met een gigantisch plaatstekort. Ondanks het feit dat de VGC heel wat middelen ter beschikking stelt voor scholenbouw aan andere inrichtende machten, blijft de nood hoog en gebeurt de capaciteitsuitbreiding te traag om aan de behoeften tegemoet te komen. Daarom is het nuttig om te onderzoeken op welke manier de VGC als inrichtende macht een bijdrage kan leveren aan het plaatstekort door scholen te bouwen en er onderwijs te organiseren, op plaatsen waar de nood het hoogst is; o schaalvergroting: in de loop van de legislatuur komt er wellicht een decreet bestuurlijke schaalvergroting. In een eerder ontwerp van decreet werd gemikt op scholengroepen met een gemiddeld aantal van leerlingen. Omdat deze evolutie problematisch kan worden voor scholen uit het gemeentelijk en stedelijk onderwijs in Brussel, waar de scholengemeenschappen nu zeer klein zijn, kan de VGC de potentiële rol opnemen van bestuur met bijzondere kenmerken. Zodra deze piste opnieuw op de agenda komt van de Vlaamse Regering, moet de VGC haar toekomstige rol bepalen in deze operatie in overleg met de Brusselse gemeentebesturen Visie op inclusief kwaliteitsonderwijs Het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, goedgekeurd op 12 maart 2014, stelt dat leerlingen mits redelijke aanpassingen het gemeenschappelijk curriculum moeten kunnen volgen in het gewone onderwijs. - Kasterlinden organiseert al jaren met succes geïntegreerd onderwijs (GON) voor leerlingen met een visuele beperking, auditieve beperking of met een autismespectrum-, taal- of spraakstoornis. Zo worden leerlingen met een beperking in het gewoon onderwijs al extra begeleid door leerkrachten van Kasterlinden. Dit aanbod kan worden uitgebreid naar leerlingen met ernstige emotionele of gedragsproblemen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is zeker behoefte aan een dergelijk aanbod. Het GON-expertisecentrum kan verder worden uitgebouwd: deze onderwijsmethodiek is de onderwijsvorm van de toekomst voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften; - leerlingen voor wie de redelijke aanpassingen niet volstaan, moeten zich kunnen inschrijven in het buitengewoon onderwijs. Dankzij het nieuwe decreet is het mogelijk om een basisaanbod op te richten. Er kan een aanbod worden ingericht waarbij leerlingen tijdelijk naar het buitengewoon onderwijs gaan, maar na een evaluatie en eventueel met ondersteuning vanuit het GON, kunnen terugkeren naar het gewoon onderwijs; 57

58 - in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de periferie is er behoefte om voor de allerzwaksten een aanbod opleidingsvorm 1 in het buitengewoon secundair onderwijs in te richten. Voor de kinderen met een visuele beperking bestaat dat al, voor de andere beperkingen (auditief, taal -en spraakstoornis, autisme) nog niet; - de intellectueel sterke leerlingen met beperkingen, voor wie in het gewoon onderwijs redelijke aanpassingen niet volstaan, moeten ook hun diploma kunnen behalen door opleidingsvorm 4 te volgen. Tot op vandaag heeft de VGC dit aanbod niet. Dergelijk aanbod zou een troef zijn voor een belangrijke doelgroep van leerlingen die momenteel in opleidingsvorm 3 zitten. Daarnaast moeten er ook trajecten worden opgezet in samenwerking met tweedekansonderwijs waarbij de sterkere leerlingen uit de opleidingsvorm 3 ook in staat zijn om een diploma secundair onderwijs te verwerven; - de VGC heeft een uniek aanbod voor de doelgroep kinderen en jongeren met emotionele en gedragsstoornissen. Met het nieuwe decreet wordt het een must om een samenwerking op te starten met een deskundige instantie kinderpsychiatrie. Zowel voor de (vaak dure) diagnostiek (die vereist is om een attest BuO te krijgen) als voor de aanvullende begeleiding is dat zeer belangrijk Een aangepaste bestuursvorm voor de onderwijsinstellingen - de onderwijsinstellingen werken als operationele instellingen binnen de regels van een klassieke overheidsadministratie. De weg tot een beslissing is vaak (te) lang voor een operationele instelling. In een nieuw te ontwikkelen model komen de meeste beslissingsbevoegdheden toe aan de verzelfstandigde constructie (bijvoorbeeld autonoom overheidsbedrijf, entiteit, vzw) en de onderwijsinstellingen zelf; - een verregaande vereenvoudiging van alle statuten voor het personeel die er nu zijn. Het voorstel is om iedereen zoveel mogelijk te laten werken volgens het onderwijsstatuut dat beschreven staat in het decreet rechtspositie; - de twee campussen buitengewoon onderwijs Kasterlinden en Zaveldal moeten tijdens de volgende legislatuur worden omgevormd tot een performante organisatievorm om in te spelen op de behoeften van de (Brusselse) leerlingen. Dat met een professionele en maximale omkadering waarbij de voordelen van de synergie tussen beide campussen maximaal worden benut. Zo verruimt het keuzeaanbod voor de leerlingen, worden competenties maximaal ingezet en kunnen de programmering en het gebruik van de infrastructuur flexibeler gebeuren De transversale en metropolitane aandacht - het buitengewoon onderwijs en het CLB bevinden zich op het snijvlak van onderwijs en welzijn. Er is nog potentieel om de samenwerking tussen die twee beleidsdomeinen te versterken. Daarbij denken we aan de thuisbegeleidingsdiensten, de Stedenfondsinitiatieven, De Poolster, integrale jeugdhulp, diagnostische centra, Netwerking tussen partners die met dezelfde doelgroep werken, is nuttig voor expertise-uitwisseling en optimale begeleiding van de doelgroep; - de kernopdracht van de onderwijsinstellingen is en blijft Brussel. Maar we merken dat ook de Rand interesse heeft om de verworven grootstedelijke expertise van het CLB en de GON-werking te benutten. De Rand is immers meer en meer aan het verbrusselen: gelijkaardige problematieken kennen geen gewestgrenzen. Daarom kan in de toekomst ook gefocust worden op de Brusselse uitdagingen in de Rand. De VGC-onderwijsinstellingen hebben de expertise en een ruimer bereik betekent meer omkadering in personeels- en werkingsmiddelen Een internaat met maximale omkadering Het internaat van Kasterlinden is sinds de afsplitsing van het Elishout-internaat niet langer erkend en gesubsidieerd. Tot aan de overdracht van de Elishout-instellingen aan het GO! was het daar een afdeling van. 58

59 - een kwaliteitsvol en maatgericht zorgaanbod inrichten voor de leerlingen uit het buitengewoon onderwijs met maximale uitwisseling met de scholen; - een erkenningsvorm voor het internaat die tegemoetkomt aan de maximale omkadering en werkingsmiddelen en waarbij de VGC het inrichtend bestuur blijft om zo de afstemming met de onderwijsinstellingen volledig te behouden De gemeenschappelijke beheerscel opheffen De campussen COOVI-Ceria en Kasterlinden-Herlin beschikken nog over een bicommunautaire zakelijke werking, die zich vertaalt in een gemeenschappelijke beheerscel. De beheerscel beheert contracten van vooral nutsvoorzieningen voor veelal verouderde infrastructuur. Op de COOVI-campus moeten de laatste infrastructurele aanpassingen gebeuren zodat de beheerscel niet langer nodig zou zijn. Na de ingebruikname van de nieuwe gebouwen op de Kasterlinden-campus zullen de scholen daar op zakelijk gebied onafhankelijk van elkaar functioneren. - een stappenplan opstellen met het COCOF-beleid om tot een volledige splitsing te komen van alle infrastructuur en de bijhorende contracten. Omdat de procedures in de cel log en archaïsch zijn en de verschuldigde bedragen terechtkomen bij de gebruiker, zou dat een flinke personele en financiële besparing opleveren De verankering van de gewestelijke dotaties In opvolging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen krijgen de VGC en de COCOF naast middelen uit de gemeenschappen ook dotaties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het inrichten van hun onderwijs. Die dotaties zijn gebaseerd op leerlingentellingen. De complexe berekening van de leerlingentellingen wordt sinds 2009 niet meer toegepast. De verdeling van de gewestmiddelen is momenteel 30,28% voor de VGC en 69,72% voor de COCOF. - de vermelde verdeelsleutel definitief verankeren in besluitvorming op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, om blijvend aanspraak te kunnen maken op deze middelen Cultuur, Jeugd en Sport Ook met Cultuur, Jeugd en Sport kan de VGC zich profileren als een dynamische en innoverende stedelijke overheid die concrete diensten aanbiedt. Deze beleidsdomeinen bieden een essentiële meerwaarde voor de levenskwaliteit van elk individu en voor de samenleving als geheel. Deelname aan het cultuur-, jeugd- en sportaanbod sterkt mensen als individu en levert vaardigheden en contexten om mede-eigenaar te zijn van onze boeiende en complexe samenleving. De mentale en fysieke gezondheid van mensen verbetert, hun leefwereld verbreedt en hun zelfontplooiing wordt gestimuleerd. Deze meerwaarde is evenzeer een globaal gegeven vanuit het perspectief van sociale cohesie en gemeenschapsvorming. De beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport willen iedereen uitnodigen om deel te nemen. Cultuur-, jeugd- en sportbeleid in een grootstedelijke context wil dan ook een positief, inclusief en innovatief beleid bij uitstek zijn. De VGC ontwikkelt zowel een eigen aanbod als een ondersteuningsbeleid. Met een geloof in de kracht van vrijwilligers, maar ook met sterke professionele organisaties. Het ondersteuningsbeleid voor Cultuur, Jeugd en Sport is zeer breed: van subsidiëring tot adviesverlening, van ervaringsuitwisseling tot uitleendienst. Het aanbod is er voor jong en oud, voor inwoner en gebruiker van de stad, voor de Nederlandstalige en de anderstalige die zich tot de VGC richt of wil richten. In Brussel, een gewest van minderheden, wil de VGC binnen de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport de keuze tot participatie vrijwaren en mensen daarin actief 59

60 versterken. Er is bijzondere aandacht nodig voor bepaalde kansengroepen, bijvoorbeeld voor nieuwkomers. Ook bepaalde thema s zoals armoedebestrijding vragen bijzondere aandacht. Een uitdaging voor het beleid is om de meerwaarde voor het individu en de maatschappelijke meerwaarde proactief en blijvend te valoriseren. Dat kan door kwaliteitsvolle activiteiten te ondersteunen en te stimuleren in een geest van vertrouwen en open dialoog met het werkveld. In de complexe Brusselse realiteit liggen groeikansen voor een beleid dat slimme allianties wil aangaan. Deze beleidsuitdagingen kunnen een hefboomeffect teweegbrengen omdat ze voor Cultuur, Jeugd en Sport in Brussel een ruimer kader kunnen scheppen. Daarnaast zijn er beleidsuitdagingen waarmee alle sectoren van Cultuur, Jeugd en Sport te maken krijgen: deze worden hieronder beschreven. Ten slotte zijn er specifieke aanbevelingen per sector of beleidsveld Hefboomeffecten voor een cultuur-, jeugd- en sportbeleid De slagkracht en de kwaliteit van het cultuur-, jeugd- en sportbeleid kunnen verder verbeterd worden door gebruik te maken van enkele interne sterktes en van kansen uit de omgeving Meer draagvlak: van eigenschap naar eigenaarschap Het cultuur-, jeugd- en sportaanbod in Brussel komt tot stand dankzij de initiatieven en de inzet van verenigingen en privépersonen, door sterke professionele instellingen en door een complementair aanbod van de VGC. Het complementaire aanbod van de VGC zorgt voor spreiding, nabijheid en voeling met en een grote expertise over het terrein. Gecombineerd met het helikopterzicht over Brussel en het beleidsvoerend vermogen van de VGC maakt de operationale werking van heel wat diensten de VGC tot een tot op zeker hoogte eerder atypische overheid. De knowhow in de VGC zorgt voor diepgang in de wisselwerking met het werkveld en vormt een meerwaarde voor het beleid. Dat gaat niet onopgemerkt voorbij, want ook andere overheden doen steeds vaker een beroep op de expertise van de VGC. De vinger aan de pols houden met het professionele werkveld én met vrijwilligersinitiatieven, via inspraak, participatie en dialoog: binnen de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport is dat even noodzakelijk als vanzelfsprekend. Het is methode en doel op zich van een beleid dat zich betrokken en efficiënt noemt. Toch is het een permanente uitdaging om een groter draagvlak bij de diverse Brusselse bevolking te zoeken. Tot nu toe was er altijd al veel aandacht voor participatie: via participatietrajecten en werkgroepen. Die leverden de nodige inspiratie en input voor visieontwikkeling en voor het opstellen van de diverse decretale beleidsplannen. Uiteraard moet deze manier van werken worden voortgezet. Tegelijkertijd moet de werking van de huidige sectorale adviesraden (Cultuurraad, Sportraad, enzovoort) worden geëvalueerd. Daarnaast kunnen alternatieve vormen van inspraak ontwikkeld worden. In beleidsdomeinen die zowel gestoeld zijn op een sterk professioneel veld als op vrijwilligerswerk moet het beleid zich voortdurend afvragen hoe het zijn draagvlak en relevantie verder kan uitbreiden. Eigenaarschap is hier een sleutelwoord. Er is nog heel wat groeiruimte in de wisselwerking tussen het werkveld en het VGCbeleid. Vandaag heeft het werkveld weliswaar inspraak in het VGC-beleid, maar het moet de ambitie zijn om dit werkveld ook effectief mede-eigenaar te maken van het VGC-beleid. Binnen de sectoren Cultuur, Jeugd en Sport vormen de beleidsplannen voor jeugd, sport, lokaal cultuurbeleid, het erfgoedconvenant en het complementair kunstenbeleid een uitgelezen kans. In de aanloop naar het opstellen van deze plannen kan het beleid de Brusselaar een grotere rol toebedelen en zijn visie mee enten op en toetsen aan wat er leeft in de stad Een geïntegreerd cultuur-, jeugd- en sportbeleid binnen de VGC De sectorspecifieke beleidsplannen bieden de kans om op het vlak van het vrijetijdsbeleid meer geïntegreerd te werken. Voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport is 2015 een planningsjaar. Het is een uitdaging om een kwalitatief (vrijetijds)aanbod uit te bouwen en dat niet meer alleen per sector (sport, jeugd, sociaal- 60

61 cultureel werk, kunsten, erfgoed, lokaal cultuurbeleid), maar volledig geïntegreerd tot stand komt. Het moet de ambitie zijn om dat zo transversaal mogelijk aan te pakken, en ook om bruggen te bouwen met de andere beleidsdomeinen en dus om ruimer te gaan dan enkel de vrijetijdssectoren. Een geïntegreerd vrijetijdsbeleid moet in de eerste plaats tot stand komen voor een aantal sectoroverschrijdende thema s, met respect voor de onderlinge verschillen tussen de deelsectoren. Onder meer het vakantieaanbod, de verdieping van de relatie met de gemeenten en het prijzenbeleid zijn daar voorbeelden van. Ook vrijwilligersbeleid is een onderdeel van het beleidsdomein Cultuur, Jeugd en Sport en kan voor het cultuur-, jeugd- en sportbeleid beter horizontaal worden georganiseerd. Vragen in dat kader betreffen de volgende: hoe kunnen we vrijwilligers vinden, binden, hen vorming bieden, zowel binnen het VGCaanbod als via de instellingen en verenigingen die door de VGC gesubsidieerd worden? Dat beleid moet ook een antwoord bieden op de vraag hoe vrijwilligers professioneel kunnen worden ondersteund. Een geïntegreerd beleid, alvast binnen de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport, vertrekt vanuit de specificiteit van het aanbod en past daarnaast ook in het bredere VGC-beleid en zijn onderlinge samenhang. Via een integrale aanpak tussen de diensten en tussen de beleidsdomeinen kan er beter worden gewerkt aan meer integrale levenskwaliteit voor de Brusselaars. Het zijn onder andere de talrijke organisaties, verenigingen en projecten op het vlak van cultuur-, jeugd- en sportbeleid die ervoor zorgen dat kinderen en jongeren in de Brede Schoolnetwerken in hun vrije tijd van een boeiend en uitdagend aanbod kunnen genieten. De blijvende toename van de vraag in het kader van de Brede Scholen botst op het capaciteitsprobleem dat zich al langer stelt in de cultuur-, jeugd- en sportsector. Het belang van de Brede Scholen is vanzelfsprekend, investeren in de nodige capaciteit die daarmee samenhangt is cruciaal. Transversaal werken is ook meer en meer een evidentie voor de gemeenschapscentra. Samenwerkingen over de beleidsdomeinen heen groeien organisch vanuit de lokale verankering van de gemeenschapscentra en betekenen voor alle partijen een meerwaarde Meer ruimte voor Cultuur, Jeugd en Sport Ruimte is een cruciale randvoorwaarde voor de organisatie van cultuur, jeugdwerking en sport. De plek bepaalt vaak wie kan deelnemen en wie niet. De beschikbaarheid en het gebruik van ruimte zijn bepalend voor sociale samenhang in een wijk. Fysieke ruimte is in Brussel per definitie een schaars goed. De VGC is niet bevoegd voor ruimtelijke ordening, maar ze kan wel mee werk maken van meer, meer toegankelijke en meer kwaliteitsvolle publieke, semipublieke en privéruimten. De VGC kan de ondersteunende voorwaarden scheppen om die ruimten te laten werken als prettige plekken van ontmoeten, spelen en ontspannen, kortom als plekken van gemeenschapsvorming. Vooreerst bestaat de behoefte aan meer plaatsen voor Cultuur, Jeugd en Sport die specifiek daarvoor ingericht en bedoeld zijn. De eigenheid van bijvoorbeeld jeugdwerking, sporten of cultuurcreatie en cultuurpresentatie vraagt aangepaste en exclusieve ruimten die de VGC en anderen in staat stellen om een kwalitatief aanbod te ontwikkelen en uit te bouwen. In deze sterk groeiende stad is een investeringsbeleid dan ook onontbeerlijk. Daarnaast kan er ook intern via samenwerking over grenzen van sectoren, overheden en bevoegdheden heen meer ruimte gecreëerd worden. Dat kan bijvoorbeeld door van bij de start multifunctionaliteit in te bouwen. Voorlopig blijft deze manier van werken nog een uitdaging. In de organisaties en verenigingen uit het VGC-werkveld is heel wat potentieel en kennis aanwezig om creatief om te gaan met semipublieke en publieke ruimten. De knowhow van de VGC gaat van kunstintegratie over kleine en kwaliteitsvolle ingrepen in de openbare ruimte tot visionaire toekomstbeelden en -projecten voor een leefbare grootstad. Deze kennis kunnen we meer benutten en beter uitdragen. De VGC kan een rol spelen in visieontwikkeling binnen Brussel voor de invulling van (semi)publieke ruimten. Hier ligt een uitgelezen kans om samen te werken met de Brusselse overheden die bevoegd zijn voor het openbaar domein Meer effect via samenwerking met andere overheden Het is cruciaal om de samenwerking met andere overheden nog meer structureel in te bouwen in het VGCbeleid. Voor de VGC is het belangrijk om de banden die via het lokaal cultuurbeleid zijn uitgebouwd met de Brusselse gemeenten, te verdiepen en om meer samen te werken voor de andere deelsectoren. Via meer samenwerking, rolverdeling en afstemming kan het cultuur-, jeugd- en sportaanbod in Brussel verder versterkt worden. Tijdens de voorbije legislatuur werden de banden met de Vlaamse Gemeenschap sterker aangehaald 61

62 in verschillende sectoren. In alle domeinen levert dat onmiskenbare voordelen op. Deze netwerken moeten behouden worden en evolueren naar meer gestructureerde samenwerking die aansluit bij de voorstellen van de Task Force Brussel. Wat een mogelijke samenwerking met de COCOF betreft, zijn enkele concrete stappen gezet naar meer samenwerking over de gemeenschappen heen. Het werkveld loopt daarin voorop en is vragende partij voor een kader. De VGC kan een sterke inhoudelijke bijdrage leveren aan het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Zij kan ook mee een kader creëren voor het werkveld waarbinnen gemeenschapsoverschrijdende initiatieven een plaats krijgen. Naar aanleiding van de zesde staatshervorming zal een samenwerking met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nodig zijn, dat bevoegd wordt voor sportinfrastructuur. Meer dan vroeger doen overheden vandaag een beroep op de VGC, omdat zij de VGC en haar expertise erkennen, omdat dit decretaal voorzien wordt of naar aanleiding van de zesde staatshervorming. Een proactieve en slagkrachtige administratie kan deze processen begeleiden en mee vorm geven. Het kan een beleidskeuze zijn om daarin te investeren. De terugverdieneffecten zijn immers onmiskenbaar Transversale beleidsuitdagingen voor Cultuur, Jeugd en Sport Kwaliteit, expertiseontwikkeling en innovatie Er is zeer veel professionaliteit en expertise aanwezig in Brussel. Ook de VGC heeft heel wat expertise in huis binnen de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport. Erfgoedprojecten, Paspartoe, trajectsubsidies, de sportlesgeverspool, taalprojecten op de speelpleinen: het zijn maar enkele voorbeelden. Als lerende organisatie wil de VGC de bestaande expertise en good practices beter delen en meer uitdragen binnen de verschillende sectoren en platformen. Expertise-ontwikkeling gebeurt het best in partnerschap met andere instellingen in Brussel. Wil de administratie zich daarin correct positioneren en het werkveld kwaliteitsvol ondersteunen, dan moet ze tijd en ruimte krijgen om deze expertise blijvend te ontwikkelen en te delen. Kwaliteitszorg komt niet alleen het werkveld ten goede. Goede en duurzame werkprocessen kunnen leiden tot een meer kwalitatieve dienstverlening van de VGC zelf en tot een beter zicht op, een betere afstemming van en een betere communicatie over het geheel. Ook het beleid moet het innovatieve aspect van de stad in het algemeen en van Brussel in het bijzonder blijven stimuleren. Cultuur-, jeugd- en sportbeleid moeten broedplaatsen van experiment blijvend mogelijk maken. Essentieel daarbij zijn het recht op deelnemen en het recht op initiatief nemen, individueel en in groep, ongeacht het resultaat Het overkoepelend participatiebeleid binnen de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport Elke deelsector streeft participatie na. Toch zijn er drie instrumenten die bewust overkoepelend ingezet worden binnen Cultuur, Jeugd en Sport om een geïntegreerd beleid mogelijk te maken: de Paspartoe-werking, het communicatiebeleid en de afsprakennota in het kader van het participatiedecreet. In de voorbije legislatuur heeft de VGC beslist om de Cultuurwaardebon om te vormen tot de vrijetijdspas Paspartoe. Begin 2014 werd Paspartoe ingevoerd. Dit systeem brengt de UiTPAS van Cultuurnet samen met een expliciete beleidskeuze gericht op mensen in armoede, maar zonder een aantal voordelen van de Cultuurwaardebon volledig los te laten. Tegelijk is ook de verbreding toegepast op de volledige vrijetijdssector van de VGC. De transitie van een gekend en gewaardeerd instrument naar een totaal nieuw model stelt de VGC, de gebruikers en de aanbieders nog voor een aantal onbekende elementen. Verder moeten er ook stappen vooruit gezet worden op het vlak van het publiekswerkingsbeleid in de verschillende sectoren. De zelfredzaamheid en de kwaliteitsomkadering van het publiek ondersteunen gebeurt vandaag via Lasso, via trajecten voor vrijwilligers en door vormingen voor cultuur-, jeugd- en sportwerkers. In een complexe omgeving groeit de vraag naar kwaliteitsvolle ondersteuning van toeleiding. Deze vraag verdient aandacht en middelen. 62

63 De algemene directie Cultuur, Jeugd en Sport heeft zich binnen het Vlaamse Participatiedecreet ingeschreven met een Lokale Afsprakennota Deze nota bevat een kernachtige beschrijving van de krijtlijnen en de acties om personen in armoede te betrekken en hun deelname aan cultuur, jeugdactiviteiten en sport te bevorderen. De beleidsopties van deze afsprakennota zijn afgestemd op zowel het algemene VGC-beleid op het vlak van armoede als op de specifieke beleidslijnen binnen elke deelsector. In deze periode liggen de beleidsaccenten van de afsprakennota op: - de culturele diversiteit; - de achterstelling van kinderen en jongeren; - kinderen en jongeren met een functiebeperking; - nieuwkomers. - tijdens de komende legislatuur de nieuwe afsprakennota opstellen. De grote betrokkenheid van het werkveld, zoals die van de verenigingen waar armen het woord nemen, moet als sterkte behouden blijven. Een nog sterkere integratie met het reguliere beleid en onderlinge afstemming moeten mogelijk zijn; - Paspartoe in het najaar van 2014 zowel vanuit het perspectief van de gebruiker als vanuit dat van de toeleider en de aanbieder evalueren. Net als bij de ontwikkeling moet ook bij de evaluatie de stem van mensen in armoede gehoord worden Een overkoepelend communicatiebeleid binnen Cultuur, Jeugd en Sport Essentieel in een participatiebeleid is een goed ontwikkeld publiekswervingsbeleid. Het blijft een uitdaging om de dienstverlening en het aanbod bekend te maken bij een breed publiek en bij specifieke doelgroepen. Cultuur, Jeugd en Sport komt tegemoet aan een toenemende vraag naar Nederlandstalige activiteiten, maar de dienstverlening van de VGC en het brede Brusselse cultuur-, jeugd- en sportaanbod is nog steeds niet voldoende bekend bij alle Brusselaars. De voorbije jaren zijn hier onmiskenbaar belangrijke stappen gezet, onder andere via de ontwikkeling van een aantal specifieke websites, of het beginnend gebruik van sociale media. Maar een uitgewerkte, globale strategie ontbreekt nog. Er moet een geïntegreerde strategie voor communicatiebeleid over Cultuur, Jeugd en Sport ontwikkeld worden. Een strategie die voldoende specifiek is voor de deelsectoren, maar tegelijk afgestemd blijft op het VGC-communicatiebeleid. Er is een diversiteit aan communicatiedragers en -kanalen nodig, gericht op de onderscheiden doelgroepen. Daarnaast is een samenwerking nodig met partners op het terrein die het aanbod kenbaar maken. Op die manier kunnen kennisname, keuze en deelname toenemen. Binnen die globale strategie moet ook de rol van Muntpunt op het vlak van communicatie helder worden gedefinieerd, net als de aansturing van en de samenwerking met Muntpunt Interculturaliseren In deze superdiverse en internationale stad is actief interculturaliseren noodzakelijk door alle lagen van het beleid en de uitvoering heen. Dat houdt in dat we leren denken vanuit de omgang met verschillen. De beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport bieden heel wat pistes om mensen uit verschillende culturen aan te spreken en samen te brengen en op een positieve manier met verschillen om te gaan. Het beleid kan inzetten op verschillende sporen tegelijk, zoals een aanbod stimuleren dat een divers cultureel publiek aanspreekt, datzelfde publiek zoeken, bereiken en actief betrekken, zowel in de rol van deelnemer als in die van producent, de raden van bestuur interculturaliseren, net als vrijwilligers en personeelsploegen, artistieke creatie. Er kan ook meer aandacht gaan naar het inschakelen van nieuwe zelforganisaties vanuit hun eigen noden in een breder lokaal en hoofdstedelijk netwerk. Op die manier wordt ook hun achterban actiever betrokken bij het leven in de stad. 63

64 Meertaligheid en internationalisering Wie superdivers zegt, zegt ook meertalig. Die meertaligheid is het gevolg van een almaar voortschrijdende internationalisering. De tendens van de laatste jaren dwingt de VGC tot keuzes. Spelen, sporten, kunst en cultuur beleven zijn bij uitstek gelegenheden om met meertaligheid om te gaan. Ervaringen hiermee kunnen een transversaal VGC-beleid voeden en versterken. De internationalisering is een uitdaging waarop de VGC tot op vandaag weinig tot niet geanticipeerd heeft, maar waar grote kansen en mogelijkheden liggen. De kunstensector toont dat inspelen op internationalisering met een open en proactieve houding een effectieve meerwaarde oplevert. Brussel staat niet meer in haar achterland alleen, maar maakt deel uit van een internationaal netwerk en zou aansluiting kunnen zoeken bij internationale netwerken Ouderen en intergenerationeel samenleven Inspelen op de verjonging van Brussel is verankerd in veel beleidsdomeinen. Maar Brussel telt ook een groot aantal ouderen. De vergroening gaat gepaard met een verzilvering van de bevolking. Over ouderen wordt binnen de beleidsdomeinen Cultuur en Sport nog te veel ad hoc nagedacht: ze worden vaak vooral beschouwd als mensen die zorgbehoevend zijn. Toch ondersteunen de beleidsdomeinen Cultuur en Sport tal van initiatieven die zich tot ouderen richten, zoals bijvoorbeeld het Seniorencentrum dat zich langzaam maar zeker herpositioneert van activiteitencentrum naar expertisecentrum, de talrijke sociaal-culturele ouderenverenigingen en het VGC-sportaanbod voor senioren. Een meer geïntegreerd ouderenbeleid erkent het belang van ouderen in de stad en kan inspelen op zowel het grote potentieel van deze groep als de vereenzaming van veel senioren. Een dergelijk ouderenbeleid zou ook een grotere focus op diversiteit bij senioren kunnen leggen. Niet alleen culturen, maar ook leeftijden ontmoeten elkaar niet vanzelf. In Brussel zijn ontmoetingsplaatsen tussen ouderen en jongeren schaars. Een accent op een intergenerationele werking kan een geïntegreerd ouderenbeleid verder verbreden. Het kan bovendien een grote meerwaarde geven aan het samenleven in deze stad Uitdagingen per sector Sportbeleid De sportsector is een vitale, gezonde, maatschappelijk wervende en verbindende sector. De VGC moet in Brussel een stimulerend sport- en bewegingsbeleid blijven voeren, samen met en binnen een netwerk van tal van partners. De huidige missie luidt: Het doel van het sportbeleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bestaat erin zo veel mogelijk Brusselaars zo regelmatig en zo lang mogelijk op een kwaliteitsvolle manier te laten bewegen en sporten, bij voorkeur in een Nederlandstalige omgeving. Dit vanuit de vaste overtuiging van de grote waarde van sport, zowel omwille van de sport an sich als omwille van haar maatschappelijk draagvlak. De VGCsportdienst zal dit trachten te bereiken via sensibilisering, via het kenbaar maken, ondersteunen en het mee ontwikkelen en uitbouwen van een Nederlandstalig kwaliteitsvol en laagdrempelig sport- en bewegingsaanbod. De VGC-sportdienst zal die actieve regierol in het Brussels Nederlandstalig sportgebeuren zowel op het regionaal als het lokaal vlak op een zichtbare manier opnemen in complementariteit en samenspraak met tal van partners. Het is belangrijk dat iedereen het (stijgende) belang van beweging en sport blijft onderschrijven en dat de nodige middelen daarvoor worden ingezet. Via de Vlaamse sportdecreten krijgt de VGC een aanzienlijk deel van haar middelen toegeschoven. Die moeten wel besteed worden aan verplichte Vlaamse aandachtspunten en volgens strikte percentages. Maar als de VGC wil dat sport in het algemeen en de sportverenigingen in het bijzonder op een kwalitatieve manier mee ingezet worden binnen een leefbaar Brussel, dan blijven eigen impulsen noodzakelijk. De VGC-sportdienst werkt rond verschillende pijlers. Eerst moet het doelpubliek weten (alvorens te zweten ). Via een diverse waaier van communicatiekanalen en communicatiedragers informeert en sensibiliseert de VGC 64

65 over het bestaande Brusselse aanbod. De sportgids is nog altijd een zeer gegeerde brochure. Maar ook de website, de nieuwsbrieven, de Facebookpagina, de doelgroepgerichte en de zaalgebonden brochures en de kaarten met het gevisualiseerde aanbod zijn in trek. In het voorjaar van 2014 werd ook een voorstudie gedaan voor de ontwikkeling van een digitaal sportassessment. Deze tool moet het mogelijk maken om een beweeg- en sportprofiel op te stellen en om nog beter op maat te kunnen communiceren en mensen aan te moedigen om duurzaam te sporten. De VGC-sportdienst ondersteunt waar mogelijk. De dienst beschikt over een uitgebreid en divers gamma aan ondersteuningsvormen voor het duurzame sportaanbod binnen sportclubs en andere verenigingen en organisaties. Het is belangrijk dat de VGC de leiding blijft nemen om te reguleren en bij te sturen waar nodig. Voor de uitbouw van een duurzaam sportaanbod spelen sportclubs uiteraard de hoofdrol. Het nieuw opgezette VGC-traject (Pro)clubsport 2020 wil de ondersteuning nog beter afstemmen op de noden en de ambities van de verenigingen enerzijds en het belang van deze sportverenigingen binnen het sociaal-maatschappelijk en sportief beleid van de VGC anderzijds. Sportverenigingen verder professionaliseren en vrijwilligers nog beter en gerichter ondersteunen en vormen wordt een grote noodzaak. Het is belangrijk dat alle relevante Vlaamse en Brusselse partners bij het traject worden betrokken. Als sport ingezet wordt als middel, moet dat in een beleidsdomeinoverschrijdende context gebeuren en aansluiten bij de bredere doelstellingen van de VGC. De VGC-sportdienst staat daarnaast ook in voor een zeer divers eigen sport- en bewegingsaanbod, complementair aan het aanbod van derden. Dat aanbod komt tot stand in nauwe samenwerking met de gemeenschapscentra en Aximax. Het is een aanbod voor wie de weg nog niet vindt naar de club (of voor wie geen club bestaat), voor wie liever onder vrienden of individueel wil sporten, voor leerlingen die naschools aan sport willen doen; een aanbod in eigen sportinfrastructuren of in die van de gemeenschapscentra en Aximax, loop- en fietsinitiatieven, acties samen met Logo Brussel, enzovoort. De VGC maakt verder ook werk van een gevarieerd en kwaliteitsvol sportief vakantieaanbod. Zo ondersteunt de VGC derden, zoals onder meer sportfederaties, clubs en vzw Buurtsport Brussel, om sportkampen in Brussel te organiseren. Ook zet zij aanvullend zelf een divers aanbod van sportieve vakantie-initiatieven op poten. De rode draad in de sportbeleidsvoering en de sportwerking is participatie. Iedereen moet kunnen participeren, zonder uitzondering. Het is dus een must om te blijven inzetten op specifieke doelgroepen, zoals onder meer personen met een beperking, senioren, sociaal zwakkeren en mensen in armoede. G-sport is een belangrijke deelwerking van de VGC-sportdienst. Binnen het participatiedecreet zet de sportdienst zelf initiatieven op met bijvoorbeeld thuislozen en gevangenen. Alle initiatieven van de VGC-sportdienst worden getoetst aan toegankelijkheid en laagdrempeligheid. Vzw Buurtsport Brussel en Bis Foyer gaan aan de slag in de wijken met de grootste maatschappelijke achterstelling. Zij kunnen nog meer focussen op wijkgerichte initiatieven, toeleiding van moeilijker bereikbare personen en het 'extra-sportieve' gedeelte. Daarnaast hecht de VGC ook veel aandacht aan de nodige omkadering bij sportinitiatieven, vooral aan deskundige sportlesgevers, sportbegeleiding en kwaliteitsvolle sportinfrastructuur. Zo heeft de VGC-sportdienst door de jaren heen een groot bestand van sportlesgevers opgebouwd en lesgevers gevormd. Deze sportlesgevers worden ingeschakeld voor de eigen initiatieven, maar nog meer voor initiatieven van derden, zoals sportclubs en scholen. De vraag naar gekwalificeerde begeleiding blijft stijgen. De VGC wil haar pool van sportlesgevers ook diverser maken, via tal van initiatieven. Daarnaast stelt de VGC extra sportinfrastructuur ter beschikking: via het eigen beheer van twee sporthallen, via de sportzalen in de gemeenschapscentra en via schoolsportzalen van de scholen met wie de VGC een samenwerkingsakkoord heeft. De Brusselse sportinfrastructuur is grotendeels in eigendom van de Brusselse gemeenten. Toch speelt ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een grote rol op het vlak van sportinfrastructuur. Zeker nu de zesde staatshervorming het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd maakt voor de financiering en de subsidiëring van gemeentelijke sportinfrastructuur. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal op dezelfde manier kunnen optreden als de Gemeenschappen. Het is belangrijk dat het kadaster, in 2012 ontwikkeld maar nooit afgewerkt, permanent kan worden gebruikt voor een goed doordacht Brussels sportinfrastructuurbeleid. 65

66 Aandacht voor kwaliteit is ook cruciaal als het gaat over ICT-kwesties, zoals goede databanken met betrouwbare gegevens, eenvoudige toepassingen en gebruiksvriendelijke en efficiënte software voor een aantal processen. In 2013 en 2014 werd vooral werk gemaakt van de uitbouw van een interne databank en de ontwikkeling van inschrijvings- en registratiesoftware. Voor de verouderde SPIN (sportinfrastructuur-netwerk) konden het kadaster of de interne databank nog geen oplossing bieden. Het volgende sportbeleidsplan, dat opgesteld wordt in 2015, zal nieuwe verplichte aandachtspunten bevatten vanuit een nieuw Vlaams decreet lokaal sportbeleid. Het zal niet alleen een voortzetting zijn van een aanzienlijk deel van de ingezette initiatieven, maar het zal ook antwoorden moeten vinden op talrijke uitdagingen, onder meer: - hoe de diverse sportcommunicatiekanalen verder uitbouwen om mensen aan te moedigen om regelmatig en levenslang te bewegen of te sporten? Er moet ook duidelijkheid komen over de verhouding met enerzijds het zogenaamde kadaster van sportmogelijkheden op gewestelijk niveau, en anderzijds de sportdatabank van Vlaanderen; - hoe de kwaliteit van de sportclubs op diverse vlakken garanderen en tegelijk de oprichting van sportclubs stimuleren om blinde vlekken op te vangen?; - hoe kunnen andere actoren en partners tot samenwerking uitgenodigd worden om, met het oog op lokaal sporten, mee een gevarieerd aanbod te ontwikkelen? Kwaliteitsbewaking en -verhoging zijn permanente aandachtspunten in het nieuwe sportbeleidsplan. Bij het opstellen van het beleidsplan is er veel ruimte voor inspraak van het werkveld, tijdens de hele beleidsvoorbereiding en -uitvoering, in diverse vormen. - investeren in groei en kwaliteit: o sport heeft een onmiskenbare waarde op verschillende manieren: gezonde levensstijl, leuke vrijetijdsactiviteit, grote sociaal-maatschappelijke rol. Daarom moeten meer middelen worden ingezet om een voldoende groot en kwalitatief sportaanbod te garanderen. Meer sportclubs, meer trainers, meer sportinfrastructuur, met aandacht voor kwaliteit. Een grotere professionalisering is niet alleen een verplichting die wordt opgelegd door het Vlaamse decreet: het is een noodzaak binnen de Brusselse context; - afstemmen en samenwerken: o de bevoegdheden op het vlak van de Brusselse sport zijn enorm versnipperd: ze raken elkaar en ze overlappen elkaar zelfs. Overleg, afstemming en samenwerking tussen overheden, maar ook met het werkveld, zijn noodzakelijk om een coherent beleid te ontwikkelen. In dit netwerk is het essentieel dat de VGC-sportdienst verder kan uitgroeien tot de spil van het Nederlandstalige sportgebeuren met een duidelijke externe positionering. Complementariteit binnen het sportlandschap is belangrijk. Het traject (Pro)clubsport 2020, dat werd opgestart in 2013 in samenwerking met vzw ISB en waarbij de relevante sportpartners betrokken zijn, moet daartoe bijdragen; o het is aangewezen om met zo veel mogelijk partners samen te werken, en dat zowel binnen de sector als met de andere beleidsdomeinen. Daarbij moet nagedacht worden over samenwerkingsverbanden die werkbaar zijn. De laatste jaren kwam ook een nauwere samenwerking tot stand met onder andere de Vlaamse sportfederaties, om sportclubs en sportkampen te ondersteunen en te ontwikkelen in Brussel. Deze verbeterde samenwerking, ook met andere Vlaamse partners, moet voortgezet en versterkt worden; - goed uitgebouwde (professionele) sportclubs, in de diverse sportdisciplines: o inzetten op goed uitgebouwde lifetimesportclubs (van jong tot oud, competitie en recreatie), waar iedereen terechtkan en die aandacht hebben voor extra omkadering binnen de Brusselse context: dergelijke clubs vragen de inzet van meer professionele verenigingsondersteuners en een grotere professionele ondersteuning van de vrijwilligers; o het traject (Pro)clubsport 2020 voortzetten, met optimale participatie en betrokkenheid van alle relevante partners; de subsidiemechanismen aanpassen; 66

67 o o o o o onderzoeken welke interessante samenwerkingen kunnen worden uitgebouwd met Franstalige sportfederaties en sportclubs; een divers anders georganiseerd aanbod uitbouwen voor diverse leeftijds- en doelgroepen en ook aandacht schenken aan de niet-georganiseerde sporter. Sporten in een sportclub geeft misschien wel de meeste garantie op duurzaam sporten. Ook andere sportvormen zijn zeer waardevol en wenselijk: naschoolse sport/brede School, lessenreeksen, sportinitiaties, sportkampen,...; de VGC-sportdienst zal zijn sportpromotionele werking nog meer vraaggestuurd maken door de implementatie van het digitaal sportassessment. De sportdienst organiseert ook doelgroepwerkingen. Verdere extra inzet voor personen met een handicap en senioren (naast jeugd) is noodzakelijk; de samenwerking met de gemeenschapscentra op het vlak van uitbouw van sport verder verfijnen; een complementair aanbod door de VGC-sportdienst en andere partners voorzien; - iedereen moet kunnen sporten: o een zeer divers communicatiebeleid voeren, op maat van doelgroepen; o blijvend aandacht schenken aan sociaal zwakkeren: in het algemeen, via de werking van vzw Buurtsport Brussel en Bis Foyer, binnen de sportclub, voor G-sportbeleid en G-sportwerking, voor seniorensportwerking; o Paspartoe implementeren; - kwaliteit door gekwalificeerde trainers: o blijvend aandacht besteden aan pedagogisch en sporttechnisch gekwalificeerde begeleiding in de sport en aan opleiding en vorming; o aandacht hebben voor meer aangepaste opleiding in Brussel en voor meer trajecten om jongeren aan te moedigen om binnen de club- of schoolcontext sportcursussen te volgen; o de dienstverlening van de VGC-sportdienst voor de lesgeverspool garanderen. Het nieuwe tewerkstellingsdecreet voorziet dat deze opdracht vanaf 2015 wordt overgenomen door vzw Vlabus. Enerzijds moet de VGC waken over de tegemoetkoming aan en de afstemming op de Brusselse realiteit. Anderzijds zal de VGC zelf nog altijd een essentiële partner zijn van Vlabus, via gerichte projecten, zoals het project diversificatie van de lesgeverspool en aangepaste dienstverlening (voorkeurtarieven, vorming); - sportinfrastructuur: o op het vlak van infrastructuur blijvend werk maken van een grotere terbeschikkingstelling van kwaliteitsvolle sportaccommodatie. De VGC kan dat door haar eigen sporthallen kwalitatief verder uit te bouwen en door sportinfrastructuur van derden meer te doen benutten. Het kan zowel gaan om investeren in inrichting, toezicht op een veilige omgeving en ontwikkelen van diverse nieuwe tools (bijvoorbeeld sleuteldragers, badges) om de beschikbaarheid te vergroten. Zo wordt de VGC-sporthal in Koekelberg idealiter verder uitgebouwd (masterplan) tot een hedendaags, kwaliteitsvol en volwaardig (polyvalent sport-)centrum. De integratie van jeugdwerkfuncties, van een loods voor sport- en spelmateriaal en van het lokaal gemeenschapscentrum moeten op dat vlak mee onderzocht worden; o in de toekomst blijft het van fundamenteel belang dat de VGC, de COCOF en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de handen in elkaar slaan en een consequent en planmatig beleid voeren op het vlak van sportinfrastructuur, op basis van een geïntegreerde visie en objectieve criteria. Er zit ook groeiruimte in een nauwere samenwerking met de Brusselse gemeenten; o verder ijveren voor een groot Bloso-sportcomplex met zwembad dat kan worden gebruikt voor het Nederlandstalige aanbod, voor scholen, clubs en een anders-georganiseerd aanbod, zowel voor het vakantieaanbod als voor kadervorming; - verdere kwaliteitsverhoging en hedendaagse dienstverlening via duurzaam digitaliseren: o werk maken van digitale subsidieaanvragen, planningssoftware, digitaal sportassessement,... 67

68 Jeugdbeleid Het beleidsdomein Jeugd bouwt op een rijke traditie om een creatief, dynamisch en divers gamma van jeugd(werk)organisaties te ondersteunen waar beroepskrachten en vrijwilligers een aanbod voorzien. De rode draad bij de beleidsvoering is participatie, gekoppeld aan een kritische en participatief ingestelde sector. De jeugddienst heeft ook een uitgebreide operationele werking van het vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren in Brussel. Dat biedt onder meer de mogelijkheid om ook zelf te experimenteren en een steeds beter, aan de realiteit aangepast aanbod te voorzien. De VGC is decretaal verplicht om een integraal jeugdbeleid te voeren. Deze verplichting zou een hefboom moeten zijn om een transversaal beleid rond jeugd te ontwikkelen. In Brussel, met haar complexe bevoegdheidsverdeling, blijft het échte jeugdbeleid echter een quasi onmogelijke opdracht. De VGC is ook maar een van de vele actoren die een jeugdbeleid voert. Maar met een almaar jongere bevolking is er absoluut behoefte aan aandacht voor kinderen en jongeren, vanuit hun perspectief. Er is nood aan ambassadeurschap voor hun belangen. Dat is een uitdaging die de VGC wél kan opnemen. De voorbije jaren is er hard gewerkt aan de verbetering van de structuren, via de aanpassing van de verordening en verschillende bijhorende reglementen, de oprichting van nieuwe organisaties of de vernieuwing van convenanten. Tegelijk is het jeugdportaal Brusselbazaar.be ontwikkeld en werd deelnemerssoftware ingeschakeld om bijvoorbeeld de inschrijvingen voor de speelpleinen klantvriendelijker te maken. Kortom, op het vlak van omkadering zijn belangrijke stappen gezet. Geografisch gezien bestaan er binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blinde vlekken in het aanbod van Nederlandstalige jeugdwerking. Daarnaast blijft de volgende vaststelling van de Task Force Brussel actueel en juist: Vermits de nood aan een voldoende vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren alleen nog maar zal toenemen, dient onderzocht te worden of op andere plaatsen (blinde vlekken) een vernieuwend en open aanbod geïnitieerd moet worden, waarbij het polyvalent gebruik voor vakantieactiviteiten en een jaaraanbod voor Brusselse kinderen en jongeren de uitgangspunten moeten zijn. De verjonging van de Brusselse bevolking de komende jaren impliceert dat de vraag naar kwaliteitsvolle vrijetijdsactiviteiten voor de Brusselse jeugd enorm zal toenemen. Er moeten voldoende middelen vrijgemaakt worden om het bestaande vrijetijdsaanbod te verbeteren en uit te breiden. Dit aanbod moet aangepast worden aan de noden van de verschillende leeftijdsgroepen en rekening houden met de diversiteit, de toenemende dualisering en de sociaal-economische achterstelling van (een aanzienlijk deel van) de Brusselse jeugd. JHOB en D BROEJ zijn, als relatief jonge organisaties, samen met VDS, JES en de koepels van de jeugd- en jongerenbewegingen belangrijke partners voor de VGC. Samen met hen zal gezocht worden naar mogelijkheden van noodzakelijke verbreding van het aanbod. Als de VGC deze uitdaging effectief wil aangaan, wordt de realisatie van (multifunctionele) infrastructuur een belangrijke randvoorwaarde. De uitdagingen voor de komende periode zijn de volgende: - een transversaal jeugdbeleid vormgeven binnen de VGC, met aandacht voor de rol van de Brusselse gemeenten en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - lokaal en op maat ondersteuning aanbieden om de werking van de diverse jeugdwerkorganisaties te verbeteren; - individuele jongeren bereiken en ze tegelijkertijd in contact brengen met het aanbod van de VGC; - verder investeren in de operationele werking van de jeugddienst om een complementair vrijetijds- en vakantieaanbod te voorzien voor kinderen en jongeren. - een integraal jeugdbeleid voeren dat transversaal gedragen wordt door de verschillende beleidsdomeinen van de VGC. In een gewest dat vergroent, moet sterker gefocust worden op de integrale benadering van de verschillende aspecten in het leven van kinderen en jongeren. We denken daarbij onder andere aan meer afstemming tussen de Brede School, brede jeugdhulp, het jeugdwerken vrijetijdsaanbod, opleiding en vorming (zie ook het transversale luik); 68

69 - in 2015 moet de VGC een nieuw jeugdbeleidsplan opstellen voor de periode Het nieuwe jeugdbeleidsplan kan helpen om deze transversale benadering van de jeugd te versterken, zodat het nieuwe jeugdbeleidsplan, nog sterker dan in het verleden, transversaal gedragen wordt. Hiervoor dient een transversale werkgroep rond kinderen en jongeren te worden opgericht; - in de complexe Brusselse institutionele omgeving staat de VGC natuurlijk niet alleen bij het voeren van een jeugdbeleid. Het spreekt voor zich dat de gemeenten hier meer bij betrokken worden. Het lokale bestuursniveau staat het dichtst bij de kinderen en jongeren. De VGC kan een regierol opnemen voor het Nederlandstalige netwerk van initiatieven, organisaties en werkingen voor kinderen en jongeren. Vanuit deze optiek kunnen ook meer linken gelegd worden met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - vernieuwende vormen van participatie en inspraak van kinderen en jongeren kunnen de rode draad vormen bij de opmaak en de uitvoering van het jeugdbeleid. Niet (alleen) omdat dit historisch zo gegroeid is, maar omdat het de manier bij uitstek is om de bewoners van morgen mede-eigenaar te laten worden van hun stad, vertrekkend vanuit de overtuiging van hun eigen kunnen. Een jeugdbeleid gedragen door kinderen en jongeren neemt hen niet alleen mee aan het handje, maar geeft hen mee verantwoordelijkheid om de uitdagingen van vandaag en morgen aan te pakken; - blijvend inzetten op een sterk jeugdwerkveld als onderdeel van het vrijetijdsbeleid van kinderen en jongeren. De VGC moet meer dan tevoren de vinger aan de pols houden van de verschillende, diverse jeugdwerkorganisaties en -vormen. Samen met hen kan er verder gewerkt worden aan een kwalitatieve en kwantitatieve uitbouw van het Nederlandstalige jeugdwerk in Brussel, zonder blind te zijn voor de meertalige realiteit in het gewest. Inhoudelijk vertaalt zich dat in een groter vraaggestuurd ondersteuningsaanbod op maat. De eerste stappen in het onthaal- en vormingsaanbod voor beroepskrachten en vrijwilligers moeten voortgezet worden, samen met een sterkere aanwezigheid van de administratie op het terrein. Naast deze inhoudelijke ondersteuning moet er ook meer werk gemaakt worden van ondersteuning op het vlak van infrastructuur. Ondanks de decretale prioriteit van de afgelopen tien jaar blijven de noden op dit vlak bijzonder groot. Kinderen en jongeren hebben nood aan een nest, een vrije ruimte, hun plek. De VGC kan helpen om die te realiseren; - concrete pistes op het vlak van jeugd(werk)infrastructuurbeleid: o een jeugdinterventieteam voor jeugdinfrastructuur oprichten, naar analogie met het schoolinterventieteam. Dat maakt de combinatie mogelijk van ondersteuning van jeugdwerk, de realisatie van duurzame en veilige infrastructuur voor kinderen en jongeren, opleiding tot werk, Het komt op die manier tegemoet aan talrijke en diverse reële noden; o het materiaalopslagprobleem van veel jeugdwerkorganisaties aanpakken en oplossen door een gezamenlijke en goed toegankelijke opslagruimte te creëren. Dat zorgt letterlijk en figuurlijk voor de nodige ruimte en zuurstof voor veel vrijwilligers en hun organisaties; o de VGC-infrastructuur, met name het Neerhof, VMJ en Centrum West, prioritair renoveren en op punt stellen. Zodra dat gerealiseerd is, kan deze infrastructuur overgedragen worden aan de gebruikers, met het oog op langdurige zekerheid voor hen, en een verantwoord en geresponsabiliseerd gebruik op lange termijn; - mee ijveren voor het vrijwaren en versterken van de mentale ruimte voor de jeugd. Vanuit het geloof in de kracht van jongeren kan de VGC op die manier mee werk maken van de positieve beeldvorming over jongeren. Meer dan ooit zullen ze dit, in al hun diversiteit, de komende jaren nodig hebben; - in tegenstelling tot bijvoorbeeld het jeugdbeleid van de centrumsteden, heeft de VGC nog geen ervaring met het ondersteunen van individuele kinderen en jongeren. De nieuwe jeugdverordening (2012) biedt echter een kader om een veelheid van acties door en voor kinderen en jongeren mogelijk te maken: cultuurcreatie en -beleving, vernieuwende vormen van inspraak en participatie, gebruik van leegstaande ruimten, ; - verder werk blijven maken van de eigen operationele werkingen voor kinderen en jongeren, met name de VGC-speelpleinwerking en jeugdcentrum Aximax. Opgestart als complementair aan het bestaande aanbod, vervullen deze twee werkingen nog altijd deze functie ten opzichte van de rest van 69

70 het Nederlandstalige vrijetijds- en vakantieaanbod in Brussel. Deze ingesteldheid zorgt ervoor dat de VGC haar verantwoordelijkheid blijft opnemen en op die manier de vinger aan de pols kan houden; - inzetten op kwaliteits- en capaciteitsverhoging. Bij gebrek aan eigen infrastructuur voor de eigen speelpleinen, zou het aangewezen zijn om langdurige overeenkomsten te sluiten met partners die de noodzakelijke openheid tonen voor de eigenheid van deze jeugdwerkvorm. Tijdens de vakantieperiodes zouden de VGC-speelpleinen dan een beroep kunnen doen op infrastructuur van partners. Het jeugdcentrum Aximax beschikt over eigen infrastructuur, maar moet na vijf jaar verder zijn experimenteel karakter kunnen behouden. Zo kan de VGC blijven vernieuwen en extra impulsen geven aan groepen kinderen en jongeren die bijzondere aandacht verdienen; - blijvend aandacht schenken aan ICT-ondersteuning om een efficiënte operationele werking te kunnen garanderen. Het afgelopen jaar werd een eerste stap gezet voor de automatisering van de inschrijvingen en het deelnemersbeheer, samen met de gemeenschapscentra, de sportdienst en de entiteit Gezin. Ook op het vlak van planning, zaalverhuur en het beheer van de animatorenploeg (overeenkomsten, sociale wetgeving, ) is een verdere automatisering nodig Cultuurbeleid Kunsten Brussel is een creatieve grootstad die veel talent aantrekt en kansen biedt. De kunstensector wordt er ondersteund vanuit de twee grote Gemeenschappen. Dat schept mogelijkheden tot een diverse benadering. Maar de coördinatie die noodzakelijk is voor de realisatie van grote projecten ontbreekt enigszins, net als formele platformen voor overleg. De aanwezigheid van professionele, toonaangevende podia is een troef voor de talentrijke kunstenaars. Deze podia enten zich op een netwerk van kleinere werkplaatsen, alternatieve managementbureaus en festivals. Ook de aanwezigheid van vernieuwende kunstopleidingen in diverse disciplines zorgt voor een kruisbestuiving en een aantrekking die ver buiten België weerklank vindt. De VGC speelt hier een belangrijke rol als stedelijke overheid, aanvullend bij de decretale regelgeving. Ze legt ook eigen accenten, geënt op haar vinger aan de pols-gevoel, doordachte advisering en reflectie die gevoed worden door externe en interne deskundigheid. Dankzij de VGC-ondersteuning voor kunstenaars, werkplaatsen en toonplaatsen, is er een ruim en divers netwerk voor creatie en presentatie. De VGC voert ook een gericht investeringsbeleid. Zo werd Bronks ondergebracht in een spraakmakende nieuwbouw, werd Ultima Vez gehuisvest in een gerenoveerd pand in Sint-Jans-Molenbeek en hebben een aantal andere instellingen renovaties kunnen uitvoeren die hun werking ondersteunen. De VGC voorziet een spreiding van ondersteuningsmogelijkheden. Ze maakt daarbij geen onderscheid naargelang de disciplines. Dat betekent dat multidisciplinaire en nieuwe uitingen of ongewone samenwerkingen gemakkelijker ingang vinden bij de VGC dan bij andere mogelijke overheidspartners. De VGC wil een toegankelijke overheid zijn, gericht individueel advies aan individuen of verenigingen geven en actief het werkveld opvolgen. De VGC heeft daarin een eerstelijnsfunctie naar beginnend talent. Ook investeert het VGC-kunstenbeleid vaak in cross-overs om zo het onderzoek en alternatieve benaderingen van de stedelijke uitdaging mogelijk te maken. De keuze om via een gericht kunstintegratiebeleid kwalitatieve, artistieke ingrepen te ondersteunen heeft onmiskenbaar een meerwaarde gecreëerd voor de recente en de op handen zijnde renovaties van het eigen patrimonium. Het parcours van Vers Brussel, waarvoor Passa Porta een opdracht kreeg van de VGC, is een uniek project dat zijn voltooiing nadert en waarbij literatuur en beeldende kunst zich enten op het stedelijke weefsel. 70

71 Erfgoed - een complementair kunstenbeleid uitwerken met de Vlaamse Gemeenschap, zoals voorzien in het nieuwe kunstendecreet. De VGC is hiervoor jarenlang vragende partij geweest, en krijgt nu een opportuniteit; - eind 2015 een protocol sluiten tussen de Vlaamse Gemeenschap, de VGC, de VVSG en de VVP, waarbij afspraken gemaakt worden over: o de manier waarop input geleverd wordt voor de visienota kunstenbeleid van de Vlaamse Regering; o de totstandkoming van de beheersovereenkomsten tussen de kunstinstellingen, de Vlaamse Gemeenschap en de VGC; o de organisatie van het overleg na de beoordelingsprocedure van de werkingssubsidies; o de organisatie van de informatie-uitwisseling; - uit onder meer de voorbereiding voor het genoemde protocol en de input voor de visienota, de noodzakelijke elementen halen om: o keuzes te maken voor de noodzakelijke aanpassing van de verordening Kunsten aan het aangepaste kunstendecreet; o het beleid rond de trajectsubsidies in het kader van dezelfde aanpassing te herbekijken, inclusief de mogelijkheid om een atelierbeleid te ontwikkelen; o de rol en verhouding tot de culturele programmering binnen Cultuurcentrum Brussel te definiëren; o de houding van de VGC te definiëren tot de verdergaande internationalisering, rekening houdend met het feit dat Brussel werkt als een (internationale) aantrekkingspool; o te komen tot een afstemming met het eigen amateurkunstenbeleid; o met de Vlaamse Gemeenschap een gezamenlijke visie te ontwikkelen over de rol en de verantwoordelijkheden voor de culturele infrastructuur in Brussel. Dat omhelst zowel het uittekenen van een strategie en het realiseren van infrastructuurprojecten als het beheer ervan; - het kunstenbeleid van de VGC moet meer in dialoog gaan met de Franstalige gemeenschap in Brussel. Zo krijgt het overleg van onderuit, wat via BKO/RAB uitgedragen wordt, een meer institutioneel draagvlak, via concrete overlegstructuren tussen de twee Gemeenschappen en, indien nodig, met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - in partnerschap met de instellingen op het terrein, spraakmakende projecten mogelijk maken die de rijkdom van de artistieke creatie in Brussel op de voorgrond brengen en die kansen geven aan kunstenaars; - de zesde staatshervorming maakt toerisme tot een gewestelijke bevoegdheid. De weliswaar beperkte vrijkomende middelen kunnen geheroriënteerd worden naar stadsontdekking en -educatie. Kunst, cultuur en sociaal-cultureel werk bieden immers bij uitstek de tools om mensen te leren omgaan met de veranderende stad. Brussel beschikt over een verrassend en divers cultureel erfgoed dat door het erfgoedbeleid van de VGC op een creatieve, vernieuwende en kwaliteitsvolle manier aan het publiek kan worden getoond. Met een gedegen kennis van het erfgoedveld en een eigen operationele werking, dient de erfgoedcel niet alleen als aanspreekpunt voor het werkveld. Ze stimuleert ook expertise-ontwikkeling en kennisdeling, en ze voorziet in een divers aanbod op het vlak van ondersteuning. De zorg voor het erfgoed en de ontsluiting ervan gaan binnen het erfgoedbeleid hand in hand. Samenwerking en dialoog vormen de rode draad. Zo werkt de erfgoedcel samen met partners als het AMVB, de Brusselse Museumraad en Lasso om de slagkracht van het beleid te verhogen vanuit de aanwezige expertise. Dat is bijvoorbeeld het geval op het vlak van depotbeleid en publieksbemiddeling. 71

72 Brussel als superdiverse stad biedt kansen om vanuit erfgoed de interculturele dialoog aan te gaan. Het erfgoedbeleid ondersteunt initiatieven die daarop inspelen van onderuit en experimenteert zelf met methodieken, in samenwerking met diverse partners. Hier is de labofunctie die Brussel vervult voor de rest van Vlaanderen zeker een troef. Door de unieke positie van Brussel kan het erfgoedconvenant met de VGC aan de Vlaamse Gemeenschap inzichten bieden over de maatschappelijke functie van erfgoed als verbindend en gemeenschapsvormend element. Het verbindende aspect van erfgoed vindt door samenwerking op het terrein en sensibilisering ook meer en meer ingang op lokaal niveau. Dat biedt een ruim arsenaal aan aanknopingspunten om een aanbod en een ondersteuning op maat van lokale erfgoedgemeenschappen te ontwikkelen, in samenwerking met lokale partners zoals de bibliotheken en de gemeenschapscentra. Het minder bekende erfgoed dat weinig of niet aan bod komt in traditionele erfgoedinstellingen, krijgt zo alle ruimte om onder de aandacht te komen. De eerste stappen voor de ontwikkeling van een Erfgoedbank Brussel maken het op termijn bijvoorbeeld mogelijk om ook via digitale weg het lokale erfgoed te valoriseren. De sterke inzet op zowel de eigen operationele werking van de erfgoedcel als op de ondersteuning van een sterke erfgoedsector brengt een boeiende wisselwerking tot stand die het erfgoedbeleid van de VGC blijvend voedt. Naast de zorg voor het erfgoed ligt de focus sterk op het zelf ontwikkelen en ondersteunen van projecten en methodieken. Een actuele omgang met het erfgoed in de grootstedelijke context is daarbij het uitgangspunt. Het erfgoedconvenant als instrument van de Vlaamse Gemeenschap zorgt ervoor dat de VGC de link kan maken tussen ontwikkelingen op Vlaams niveau en de Brusselse context, zoals onlangs de aandacht voor immaterieel cultureel erfgoed. Het netwerk waarbinnen de erfgoedcel op Vlaams niveau opereert, biedt kansen voor uitwisseling van kennis en praktijken. - de band met het werkveld blijvend verdiepen om het erfgoedbeleid te versterken. Daarvoor is het aangewezen om: o de aanwezige expertise in het werkveld nog meer te verbinden via netwerking en expertiseuitwisseling; o het ondersteuningsbeleid te optimaliseren, met in de eerste plaats een aanpassing van het bestaande subsidiebeleid. Dat is gebaseerd op een verordening van 1996, maar past niet langer in het veel ruimere erfgoedbeleid dat de VGC nu voert dankzij het erfgoedconvenant met de Vlaamse Gemeenschap; o de kennis en de expertise van de personeelsleden van de erfgoedcel blijvend aan te scherpen zodat ze zich verder kan profileren als een sterke en betrouwbare partner; o het nieuwe erfgoedbeleidsplan op te stellen in dialoog met het ruime werkveld. Door zowel het werkveld als andere sectoren te laten participeren aan dit beleidsplanningsproces kan adequaat ingespeeld worden op noden en behoeften, maar ook op kansen, rekening houdend met de mogelijkheden van de VGC als lokale overheid; - inhoudelijke input geven in het kader van de verdere concretisering van het cultureel akkoord tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap, met name voor de Brusselse musea. Die werken, vanuit de Brusselse realiteit, vaak als open en meertalige instellingen. Daardoor zijn er geen mogelijkheden voor ondersteuning door de Vlaamse Gemeenschap; - het draagvlak voor erfgoed vergroten en verdiepen: o werk maken van lokale erfgoedgemeenschappen die via een netwerk van vrijwilligers op zoek gaan naar lokaal, vaak particulier erfgoed en aangestuurd worden door partners uit het lokaal cultuurbeleid. Om dit materiaal op een duurzame manier digitaal te bewaren en te ontsluiten moet de Erfgoedbank Brussel uitgebouwd worden. Als instrument kan de Erfgoedbank lokaal impulsen geven aan een dynamische omgang met het aanwezige erfgoed, zowel virtueel als fysiek; o samenwerken met partners uit andere sectoren om kruisbestuivingen rond erfgoed mogelijk te maken. Zulke verbindingen zorgen mee voor een hedendaagse omgang met erfgoed. Bovendien zijn deze partners bruggenbouwers naar doelgroepen die via het klassieke erfgoeddiscours weinig 72

73 of niet bereikt worden. Het erfgoedbeleid wil vanuit een participatieve benadering de Brusselaars zowel in de breedte als in de diepte benaderen. Uitgaande van erfgoed als basisrecht stelt zich de vraag: Hoe maken we het erfgoed van en voor de diverse Brusselaars toegankelijk? ; - daarbij aansluitend kan de VGC met haar erfgoedbeleid de erfgoedsector ondersteunen en stimuleren om in te spelen op de specifiek Brusselse context en kan ze de sector sensibiliseren om te werken rond interculturaliteit; - wat betreft de digitale instrumenten, werk maken van een duurzaam beleid in overleg met partners op het terrein, in de eerste plaats het expertisecentrum Packed en het AMVB. Het gaat zowel om de zorg voor digitale erfgoedcollecties als om publiekswerking op het vlak van erfgoedverhalen in allerhande formats via digitale innovaties. Op die manier wordt het publiek op een andere manier betrokken bij het erfgoedbeleid; - op het vlak van infrastructuur, aandacht besteden aan de huisvestingssituatie van het AMVB. Het beleid kan het AMVB ondersteunen in de zoektocht naar een oplossing voor deze problematiek. Sociaal-Cultureel Werk Het sociaal-cultureel werk beschikt over een breed netwerk aan diverse verenigingen op verschillende niveaus, met vooral een zeer breed en divers gamma aan lokale verenigingen. Binnen het beleidsdomein Cultuur, Jeugd en Sport bestaan diverse pijlers om dit netwerk te ondersteunen: - gemeenschapscentra; - regionale koepelverenigingen; - organisaties als bijvoorbeeld Citizenne, Zinnema, Seniorencentrum. Het verenigingsleven verandert, het vrijwilligerswerk verandert en dat schept uitdagingen voor sociaalcultureel werk. Etnisch-culturele verenigingen zijn doorgaans veelzijdiger dan andere sociaal-culturele verenigingen. Het komt erop aan om te anticiperen op het veranderende verenigingsleven, waarin oude en nieuwe vormen, de één duidelijk, de ander meer flou, naast elkaar bestaan, en om een open vizier te houden op die veranderende constellaties, onder andere met het oog op inspraak en participatie. Het beleid moet zich vormen naar en laten voeden door deze nieuwere en oudere vormen, zonder te veel te institutionaliseren en dus te versmachten. Elke vorm van amateurkunst, georganiseerd of niet-georganiseerd, is belangrijk binnen het totale spectrum van de kunstbeoefening in de vrije tijd. De focus bij amateurkunsten ligt momenteel bij het ondersteunen van amateurkunstenverenigingen. En bij de meeste verenigingen ligt de nadruk op het nastreven of verhogen van kwaliteit. De uitdaging is om de traditionele verenigingen nieuwe wegen te laten bewandelen, omdat instandhouding geen doel op zich mag worden. Daarbij is het voor de ontwikkeling van amateurkunst in brede zin belangrijk om het traditionele beeld over amateurkunst te doorbreken. Ook de ongeorganiseerde amateurkunst, in groep of individueel en in al haar diversiteit, verdient een structurele plaats binnen het beleid. - het is essentieel om te investeren in het genoemde netwerk door permanent in te spelen op de noden van de meer traditionele verenigingen en tegelijk oog te hebben voor nieuwe verenigingsvormen. De uitwerking van een vrijwilligersbeleid met zowel aandacht voor het rekruteren van nieuwe vrijwilligers als het stimuleren en waarderen van actieve vrijwilligers, is daarbij cruciaal. Elke vorm van sociaalcultureel werk steunt immers op vrijwilligers. Voor de ondersteuning van sociaal-culturele verenigingen moet de aangepaste reglementering (en het effect ervan) geëvalueerd worden en indien nodig bijgestuurd. Dat moet gebeuren zonder te raken aan de kerngedachte achter de nieuwe reglementering; met name dat koepelverenigingen samen een traject lopen dat alle sociaal-culturele verenigingen en hun vrijwilligers in Brussel ten goede komt. In elk geval kan binnen deze regelgeving administratieve vereenvoudiging gerealiseerd worden. Investeren in dit netwerk is ook mogelijk door samenwerking te bevorderen, door lokale verenigingen te linken aan gemeenschapscentra en 73

74 bibliotheken, door de dialoog tussen koepelverenigingen en gemeenschapscentra te bevorderen en door de inspraak van lokale verenigingen bij de uitbouw van het lokaal cultuurbeleid te vergroten. Op termijn kan gedacht worden aan de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, waarbij lokale verenigingen en projecten ondersteund worden door het lokale bestuur, in casu het gemeentebestuur. Vanzelfsprekend is een duidelijke definiëring, afbakening en opvolging van de opdrachten van elke partner (VGC, gemeentebesturen, gemeenschapscentra, cultuurbeleidscoördinatoren) dan essentieel; - de veelzijdigheid van etnisch-culturele verenigingen honoreren, niet door een al dan niet verhoogde ondersteuning vanuit diverse beleidsdomeinen, maar door de integratie van het beleidsdomein etnisch-culturele minderheden bij sociaal-cultureel werk. Op die manier wordt een administratieve vereenvoudiging gerealiseerd en wordt het ook gemakkelijker om een open vizier te houden op de sector. Op termijn wordt de veelzijdigheid van de etnisch-culturele verenigingen zo misschien de norm voor alle sociaal-culturele verenigingen; - bijdragen aan een klimaat waarin de amateurkunstbeoefening zich kan ontwikkelen in een ruim en divers aanbod, waarbinnen ruimte is voor experiment en vernieuwing en waar zowel de getalenteerde vrijetijdskunstenaar als de artiest met meer goesting dan talent gedijt. Met partners als Zinnema en de gemeenschapscentra wordt de amateurkunstensector ondersteund, onder meer door projecten te initiëren waarbij amateurkunst zichtbaar en toegankelijk wordt voor een breed publiek. Naast Stadskriebels is er vast ook een publiek voor kunstkriebels. Dat om zo veel mogelijk burgers in staat te stellen om een culturele loopbaan te doorlopen en culturele competenties te ontwikkelen. Het beleid moet er ten slotte toe bijdragen dat een klimaat ontstaat waarbinnen de muren tussen amateurkunst en professionele kunst af en toe gesloopt worden om de artistieke, maatschappelijke en economische betekenis van de twee sectoren te versterken. Lokaal cultuurbeleid Sinds 1 januari 2014 is het vernieuwde convenant met de Vlaamse Gemeenschap over de uitvoering van het lokaal cultuurbeleid van kracht. Dat geeft uitvoering aan het decreet Lokaal Cultuurbeleid, en bepaalt het kader waarin het VGC-beleid gerealiseerd wordt op het vlak van: - het voeren van een kwalitatief en duurzaam lokaal cultuurbeleid, zowel op hoofdstedelijk als op gemeentelijk niveau; - het organiseren van een laagdrempelige bibliotheek via Muntpunt vzw; - het organiseren van een cultuurcentrum via het netwerk van 22 gemeenschapscentra; - het organiseren van het streekgericht bibliotheekbeleid, met inbegrip van een gevangenisbibliotheek. In het convenant met de gemeenten staat de hoofdstedelijke regierol van de VGC op het vlak van lokaal cultuurbeleid buiten kijf. Binnen die rol kan de VGC de gemeenten sterker ondersteunen, bijvoorbeeld door te helpen om strategieën op elkaar af te stemmen, door systemen van kennisdeling en expertiseuitwisseling op te zetten, door beproefde en nieuwe methodologieën aan te reiken, door lokale en bovenlokale visieontwikkeling te stimuleren en door verbanden te leggen tussen gemeentelijk beleid en VGC-beleid. Het ondersteunen van het gemeentelijk lokaal cultuurbeleid biedt een bevoorrechte relatie met 15 gemeentebesturen, zowel op politiek als op administratief niveau. De prognose is dat tijdens de huidige gemeentelijke legislatuur 3 nieuwe gemeenten zullen instappen in het lokaal cultuurbeleid. Het overgrote deel van de gemeenten ervaart samenwerking met de VGC-diensten als zeer waardevol, omdat dat mogelijkheden biedt om hun eigen werking op het terrein uit te breiden en kwalitatief te verbeteren. Er liggen heel wat concrete pistes open voor een betere afstemming en rolverdeling tussen de gemeenten en de VGC. - een meer geïntegreerd beleidsplan tussen de VGC, diensten in het kader van het lokaal cultuurbeleid en Muntpunt opstellen voor een slagkrachtiger hoofdstedelijk beleid. Voor meer slagkracht op gemeentelijk niveau is een verdere afstemming tussen lokaal en bovenlokaal beleid noodzakelijk. Om te komen tot een integraal cultuurbeleidsplan lijkt het bovendien aangewezen om de verplichte decretale onderdelen aan te vullen met de andere aspecten van het VGC-cultuurbeleid, met name het 74

75 kunstenbeleid, het beleid inzake sociaal-cultureel werk en het erfgoedbeleid. Daarnaast kunnen de diensten Jeugd en Sport nauwer betrokken worden en kunnen er duidelijker linken worden gelegd met hun beleidsplannen; - om een verdere afstemming en samenwerking te bereiken is het nodig dat de VGC zich niet als een betuttelende en controlerende overheid opstelt ten aanzien van de Brusselse gemeentebesturen, maar als een sterk ondersteunende overheid die (op)waardeert, zichtbaar maakt en innoveert. Op het vlak van toekenning van en rapportage over subsidies kunnen we evolueren van louter verantwoording naar meer afstemming, bekendmaking, expertisedeling en kwaliteitsmonitoring; - door de politieke realiteit in de 19 Brusselse gemeenten is het belangrijk dat de VGC zich bij de uitvoering van haar aanvullende gemeenschapsbeleid in een gemeente niet beperkt tot overleg met de Vlaamse schepen. De VGC moet er ook samenwerken met de Franstalige leden van het College van burgemeester en schepenen die bevoegd zijn voor aangelegenheden zoals jeugd, cultuur en sport. De sterke band die opgebouwd is via het lokaal cultuurbeleid kan daarbij helpen; - in dit verband kunnen de linken tussen lokaal cultuurbeleid, kunsten, erfgoed, jeugd en sport verder worden verstevigd in de benadering van de gemeenten. Zo is het ook wenselijk om te starten met een link op sectorniveau tussen welzijn en cultuur, via onder meer de werkgroep lokaal sociaal beleid. Daarnaast is het aangewezen om de bestaande linken tussen het lokaal cultuurbeleid met onderwijs te helpen consolideren en uitbouwen, bijvoorbeeld via de Brede School; - strategisch overleg tussen enerzijds de betrokken VGC-diensten en anderzijds Muntpunt voeren voor onder andere de uitvoering van het convenant Lokaal Cultuurbeleid. De opbouw van wederzijds vertrouwen is daarbij cruciaal, net als het besef bij Muntpunt dat het zich als partner moet positioneren binnen dit beleid en als informatiehuis van de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. Bibliotheekbeleid Via een sterke kwalitatieve werking heeft het streekgericht bibliotheekbeleid van de VGC zich als een sterke en betrouwbare partner van de gemeentelijke bibliotheken geprofileerd. Al deze bibliotheken maken samen met Muntpunt deel uit van het BruNO-netwerk en zorgen voor een laagdrempelige toegankelijke openbare ruimte met vrije toegang tot informatie en nieuwe technologieën. De bibliotheken hebben zich in de voorbije legislatuur, met steun van de VGC, kunnen profileren als partners in de lokale sociaal-culturele netwerken in het algemeen, en in het lokaal cultuurbeleid in het bijzonder. De uitdagingen voor de Brusselse gemeentelijke bibliotheken zijn echter divers. Hoe proactief inspelen op de veranderende samenleving? Welke rol speelt de bibliotheek hier het best in? Het is een uitdaging om daarrond een gemeenschappelijke visie, en aansluitend ook beleid, te ontwikkelen. Tegelijk werken de lokale bibliotheken nog sterk aanbodgericht. Meer vraaggericht werken is een uitdaging. Door zich te richten op de buurt en de omgeving kan de werking van de verschillende bibliotheken meer vraaggericht worden. Zo vraagt de Brusselse realiteit (multiculturaliteit, kansarmoede, jongeren, ) méér aandacht binnen het werk van en met de bibliotheken. Het is een uitdaging om hier de nodige ruimte voor te maken en een diverser publiek te bereiken. - een beleid uitbouwen rond de zich wijzigende rol van bibliotheken in een veranderende samenleving. Het beleid zal een verschuiving van aanbod- naar vraaggericht moeten realiseren door de aandacht voor de buurt en de omgeving structureel te verankeren in het bibliotheekbeleid. Werken vanuit het concept van mede-eigenaarschap en co-creatie wordt een nieuwe uitdaging. Deze manier van werken garandeert dat het aanbod (collectie, activiteiten en infrastructuur) van de bibliotheken aansluit op de leefwereld van hun doelpubliek; - focussen op het formuleren van een gemeenschappelijke visie, het bieden van antwoorden op het vlak van ontsluiting van informatie, het realiseren van een bredere participatie en grotere betrokkenheid en het inspelen op de uitdagingen rond de Digitale Bibliotheek. Daarvoor is het essentieel om zowel in 75

76 te zetten op de competentieverhoging van het bibliotheekpersoneel als op de digitale ontwikkelingen in de bibliotheken om toegang tot informatie en nieuwe technologieën mogelijk te maken. Voor het personeel kunnen er vormingstrajecten worden ontwikkeld; - in alle gemeenten een bibliotheek voorzien door Ganshoren en Sint-Lambrechts-Woluwe te ondersteunen in het traject om door de Vlaamse Gemeenschap erkend te worden. Dat kan dan ook de instap van de betrokken gemeenten in het decreet Lokaal Cultuurbeleid mogelijk maken; - de bibliotheek van Muntpunt maakt integraal deel uit van het netwerk van de Brusselse bibliotheken. De komende jaren zal het samenspel tussen Muntpunt als lokale, hoofdstedelijke én grootstedelijke bibliotheek en de gemeentelijke bibliotheken geïntensifieerd kunnen worden. Zo is bijvoorbeeld de proeftuin -rol van Muntpunt pas echt zinvol voor het netwerk als die in overleg tot stand komt zodat proeftuinprojecten worden uitgetekend op basis van reële behoeften en noden van de Brusselse bibliotheekwereld en hun doelpubliek. Gemeenschapscentra De voorbije jaren is met succes geïnvesteerd in de hervorming van de gemeenschapscentra (GC) en in hun versterking als lokale netwerkontwikkelaars. Het is belangrijk om oog te hebben voor de inhoudelijke en zakelijke veranderingen die werden doorgevoerd, en om voldoende middelen ter beschikking te houden om de nieuwe werkwijzen en dynamieken voort te zetten en te laten groeien. De omgevingsgerichte werking van de gemeenschapscentra, de verankering in het lokaal cultuurbeleid en de meer en meer transversale benadering zijn niet alleen in de verordening of in het convenant opgenomen, maar ook in de output zichtbaar. Tegelijk werpt ook de zakelijke hervorming haar vruchten af: overname van personeel, invoering Yesplan (plannings- en rapporteringssoftware), verzekeringsportefeuille, overname van de boekhouding, renderen en maken lokaal energie vrij voor inhoudelijke werking. De gemeenschapscentra zijn sociaal-culturele organisaties die elk afzonderlijk en als geheel bijdragen aan de integrale leefkwaliteit in Brussel. De GC zijn belangrijke (fysieke) plekken én dienstverleners voor groepen mensen (verenigingen, wijkcomités, ) die samen iets willen doen. Ze stellen niet alleen lokalen ter beschikking, maar ook deskundigheid, partnerschap, netwerken en promotie. Aan het onthaal van elk centrum kunnen mensen terecht voor informatie over het Nederlandstalige netwerk en aanbod, niet alleen van het centrum, maar ook van andere sociaal-culturele spelers. Naast gemeenschapsvorming en cultuur vormt het levenslang en levensbreed leren een centrale doelstelling van de GC. Jong en oud kunnen er terecht voor cursussen, workshops, ateliers voor kinderen, speelweken en vakantiekampen. Door aan het educatief aanbod van de GC te participeren, verwerven de deelnemers in hun vrije tijd competenties die ze ook in andere levenssferen kunnen inzetten. In Brussel staan de gemeenschapscentra bekend als dé ideale plekken om Nederlands te leren en te oefenen. Dat gebeurt via formele cursussen (aangeboden door de CVO s) en via niet-formele conversatietafels en - groepen én gemeenschapsvormende Babbel & actie -initiatieven (ondersteund door Bru-taal/Huis van het Nederlands). De gemeenschapscentra worden in essentie gedragen door vrijwilligers, voornamelijk vrijwilligers-bestuurders. Naast de bestuurders werken in de GC alle mogelijke andere soorten vrijwilligers. Zonder het engagement van vrijwilligers zouden heel wat projecten en activiteiten van de GC niet mogelijk zijn. Samen met de professionele medewerkers vormen de vrijwilligers het kloppend hart van de gemeenschapscentra en zorgen ze voor de lokale uitstraling ervan. 22 gemeenschapscentra zijn 22 lokale gezichten. Elk centrum heeft een eigen DNA en maakt inhoudelijke keuzes in functie van de omgeving, op basis van de behoeften van het lokale publiek. Deze keuzes zijn ook gebaseerd op de historisch gegroeide eigenheid van ieder centrum, (transversale) samenwerkingsverbanden, afstemming op de nabijgelegen gemeenschapscentra, specifieke thema's of disciplines. 76

77 Samen realiseren de gemeenschapscentra Cultuurcentrum Brussel, waarbij het sociaal-cultureel werk en het cultureel en educatief programma elkaar versterken. Als stedelijk en pluriform netwerk biedt het geheel van de centra een enorme diversiteit aan activiteiten, cursussen en projecten. Het kan inspelen op de vele uitdagingen waarmee Brussel vandaag wordt geconfronteerd, gaande van superdiversiteit en armoede tot vergrijzing en vergroening. Het functioneren in een netwerk, en het geregeld afstand nemen van acute lokale vragen of problematieken, laat de GC toe om maatschappelijke fenomenen binnen een ruimer, grootstedelijk verband te situeren en te begrijpen. De wisselwerking tussen het lokale en het inter-/bovenlokale niveau is daarbij essentieel. Vanuit de lokale verschillen én parallellen (werkritmes, leerstijlen en -processen, voorkeuren en invalshoeken) kunnen de centra van elkaar leren en elkaar versterken. De complementariteit tussen de GC en de diversiteit binnen Cultuurcentrum Brussel is een concrete meerwaarde voor het opzetten van gezamenlijke initiatieven. De gemeenschapscentra spelen een voortrekkersrol in het ontwikkelen van een cultureel en kunsteducatief aanbod dat aangepast is aan de leefwereld van Brusselse kinderen en jongeren. De scholenwerking van de GC heeft al een uitgebreid aanbod voor kleuter- en basisscholen, en zal in de toekomst meer inzetten op het bereiken van middelbare scholen. De scholenwerking wordt transversaal ondersteund vanuit het beleidsdomein Cultuur, Jeugd en Sport enerzijds en (voor de kunsteducatieve werking) vanuit het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Momenteel programmeren de gemeenschapscentra jaarlijks een 300-tal schoolvoorstellingen en een 700-tal workshops voor het basis- en kleuteronderwijs. Ze bereiken hiermee elk jaar kinderen. Cultuurcentrum Brussel is een gemeenschappelijk promotie- en communicatiemiddel, dat de eenheid in diversiteit van de 22 laat zien aan het brede Brusselse publiek. In het kader van Cultuurcentrum Brussel zijn de gemeenschapscentra de voorbije jaren communicatief versterkt. Elk individueel centrum heeft ondertussen een nieuwe website en een digitale nieuwsbrief, en het totale aanbod van de gemeenschapscentra is terug te vinden op cultuurcentrumbrussel.be. De gemeenschapscentra zijn decretaal en beleidsmatig verankerd in het lokaal cultuurbeleid. Ze dragen samen met de gemeentelijke cultuurdienst en de bibliotheek het lokaal cultuurbeleid. Wanneer binnenkort 18 Brusselse gemeenten ingestapt zullen zijn in het decreet Lokaal Cultuurbeleid, is dat mede dankzij de aanwezigheid, de inspanningen en de lokale verankering van de gemeenschapscentra. Voor de beleidsdomeinen Cultuur, Jeugd en Sport zijn de centra evidente en veelal prioritaire partners voor zowel het uitwerken van beleid (bijvoorbeeld rond participatie, kansarmoede) als voor het realiseren van aanbod (jeugd, sport). Ook binnen de kunsten (kunstenwerkplaatsen) en op het vlak van sociaal artistiek werk zijn de linken vanzelfsprekend. Vanuit een integrale benadering van de lokale gemeenschap creëren de gemeenschapscentra dwarsverbindingen tussen de verschillende beleidsdomeinen. Sector-overschrijdend werken behoort tot de basisidentiteit. Vanuit hun gemeenschapsvormende opdracht leggen zij op een vanzelfsprekende manier de link met diverse partners uit andere sectoren of beleidsdomeinen: welzijn en gezin, onderwijs en vorming. Ondanks de inspanningen van het werkveld en het beleid is de diversiteit aan gemeenschappen nog te weinig zichtbaar in het aanbod en in de globale werking van de Brusselse (gesubsidieerde) culturele organisaties. Door hun sterke lokale verankering in het stedelijke weefsel (nabijheid), hebben de gemeenschapscentra - meer dan andere instellingen - het potentieel om in te spelen op dit tekort. Dat kan door omgevingsgerichte en participatieve projecten te ontwikkelen, via een doorgedreven publiekswerking, via sociaal-artistiek werk en kunsteducatie, via interactie met de amateurkunsten, enzovoort. De 22 gemeenschapscentra doorlopen momenteel een bovenlokaal diversiteitstraject. Via dit traject zoeken de centra naar afstemming op en aansluiting bij de meervoudige stad. Het is daarbij belangrijk dat geopteerd is voor een geïntegreerde en bijgevolg intensieve benadering. Diversiteit wordt niet beschouwd als een aparte focus of categorie, maar wordt gerealiseerd doorheen de verschillende geledingen van de organisatie. 77

78 - de ambitie voor de gemeenschapscentra bestaat erin om, gezien de superdiversiteit van Brussel, het meervoud aan gemeenschappen zichtbaar te maken en met elkaar te verbinden. Omgevingsgericht werken binnen deze context is een arbeids- en tijdsintensief proces. Vertrouwensrelaties tussen de verschillende organisaties en individuen opbouwen staat daarbij centraal. Om dat te kunnen realiseren is het noodzakelijk om continuïteit te voorzien. Het is cruciaal dat er wordt voortgebouwd op de hervormingen en de veranderingsprocessen die de voorbije jaren in gang zijn gezet; - de voornaamste uitdagingen op zakelijk vlak zijn de beheersing van de exploitatiekosten van de gebouwen enerzijds (noodzakelijk onderhoud ligt zwaar onder druk), en de implementatie van het recent goedgekeurd personeelsplan anderzijds. De huidige middelen in verhouding tot verwachte prestaties plaatsen het beleid voor strategische keuzes. Daarbij dient gewaakt te worden over het behoud van de erkenning in het kader van het lokaal cultuurbeleid en over de uitvoering van de in het convenant met Vlaanderen aangegane engagementen; - de gemeenschapscentra zijn de voorbije jaren intense samenwerkingsverbanden aangegaan met IBO s, dienstencentra en Brede Scholen. Sommige van deze partners zijn zelfs gevestigd binnen de muren van de gemeenschapscentra. Deze doorgedreven transversale samenwerkingen hebben ontegensprekelijk een meerwaarde. Voor de gebouwen waar verschillende werkingen samen huizen, zal het nodig zijn om heldere afspraken te maken, zowel op het vlak van inhoudelijke samenwerking als over het gedeelde gebruik van de infrastructuur; - de gemeenschapscentra fungeren als lokale VGC-antennes. Het is belangrijk dat zij die rol ook kunnen blijven spelen in de wijkcontracten, in samenwerking met de coördinerende rol door de cel Stedelijk Beleid; - door hun sterke lokale inbedding en hun typische polyvalentie en brede actieradius zijn de GC uitgelezen partners binnen de Brusselse Brede Scholen. De GC houden ook de vinger aan de pols bij wijken/gemeenten die in de toekomst een Brede School nodig hebben. Om deze werking ten volle te kunnen laten bloeien, is het noodzakelijk om de gemeenschapscentra verder te valoriseren in hun knooppuntfunctie in huidige en toekomstige Brede Scholen; - wil de VGC werk maken van een positieve en toekomstgerichte uitstraling, dan is een bewuste en accurate omgang met de verschillende bewoners van de stad cruciaal. Daarom is het nodig om de onthaalbalies van de GC te blijven versterken en zo borg te staan voor een open en klantvriendelijke dienstverlening; - een organisatie die wil interculturaliseren, moet bereid zijn om het eigen beleid en de eigen werking fundamenteel in vraag te stellen. Bovendien moet de wil om te interculturaliseren worden gedragen én uitgedragen door de hele organisatie, en niet in het minst door het bestuur. Daarom zijn het creëren en permanent verzorgen van een draagvlak voor verandering en vernieuwing binnen de vzw van fundamenteel belang. De vzw s GC moeten daarin ondersteund worden. Deze ondersteuning heeft betrekking op een ruim vrijwilligersbeleid (cf. gemeenschapsforum) met evidente aandacht voor diversiteit; - op het vlak van communicatie is het noodzakelijk om te investeren in expertise over interculturele communicatie, om zo het aanbod bekend te maken bij een breder en diverser publiek van Brusselaars; - de GC zijn bij uitstek geplaatst om de anderstalige Brusselaars op een gepaste manier te ontvangen en te begeleiden en hen aansluiting te laten vinden bij het aanbod. Dat vraagt een doordacht taalbeleid (in communicatie, onthaal, tijdens activiteiten, ) dat verder moet worden ontwikkeld. 78

79 3.3. Welzijn, Gezondheid en Gezin Welzijn Situering Om een antwoord te bieden op toenemende uitdagingen zoals werkloosheid en armoede, is er nood aan een sterke welzijnssector. Die welzijnssector kan het verschil maken voor burgers, door preventief en proactief in te grijpen en zo noodsituaties of ingrijpende hulpverlening te voorkomen. Het behoort tot de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC om Nederlandstalige initiatieven op het terrein van Welzijn te erkennen en te ondersteunen. Deze twee overheden voeren een subsidiebeleid op basis van regelgevingen en ontwikkelen ook eigen initiatieven. De Vlaamse decreten over de welzijnssector zijn van toepassing op alle diensten en instellingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die zich bekennen tot en een erkenning willen bij de Vlaamse Gemeenschap. Aansluitend en verder bouwend op het beleid van de Vlaamse Gemeenschap, geeft de VGC nieuwe impulsen aan de Nederlandstalige welzijnszorg in de hoofdstad. De toepassing van de Brusselnorm blijft een aandachtspunt, zeker voor het welzijnsbeleid. De Brusselnorm beschouwt ten minste 30% van de Brusselse bevolking als doelpubliek voor de uitbouw van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel. De Brusselnorm vertrekt ook vanuit de consensus dat ten minste 5% van de totale uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap bestemd zijn voor het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel. Maar in de welzijnssector wordt deze Brusselnorm niet gehaald (minder dan 2,5%). En dat terwijl de bevolkingsprognoses tegen 2020 uitgaan van Brusselaars als doelgroep van het VGC-beleid (=5,7%). Tegelijk staat het Nederlandstalige zorg- en hulpverleningsaanbod in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naast het Franstalige en het bicommunautaire aanbod. Afstemming en samenwerking met andere bestuursniveaus - ook aan Franstalige kant - zijn noodzakelijk. Door de bevoegdheidsverdeling heeft de VGC immers onvoldoende hefbomen om aan de meest fundamentele grootstedelijke problemen (arbeidsmarkt, huisvesting,...) het hoofd te bieden. De 19 Brusselse OCMW s zijn belangrijke spelers in het welzijnslandschap. Zij vallen onder de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Ze functioneren als tweetalig georganiseerde instellingen en richten zich naar inwoners, in het bijzonder naar behoeftige inwoners van hun gemeente. De zesde staatshervorming herverdeelt bevoegdheden voor het beleidsdomein Welzijn. Momenteel wordt verder onderzocht welke overheid welke bevoegdheden zal krijgen. Het VGC-welzijnsbeleid wil inzetten op zes grote thema s: - algemeen welzijnsbeleid; - senioren en thuiszorg; - personen met een handicap; - jeugdhulp; - vrijwilligerswerk; - armoedebestrijding. Deze thema s maken integraal deel uit van een globale visie op een Brussels welzijnsbeleid. Bij een sterk welzijnsbeleid zijn ook meerdere levensdomeinen en sectoren betrokken. Daarom is het belangrijk om de volgende jaren verder werk te maken van transversale en intersectorale samenwerking Welzijn in het algemeen - bestuurlijke positionering en regie. De institutionele complexiteit leidt ertoe dat de VGC bij de uitvoering van haar taken vaak een zeer verscheiden positie inneemt of een positie opgelegd krijgt vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Binnen het beleidsdomein Welzijn geldt dat onder andere voor 79

80 lokaal sociaal beleid, vrijwilligerswerk, jeugdhulp, personen met een handicap, regionaal overleg en samenwerking voor woonzorg. De VGC neemt verder een regierol op binnen het welzijnsbeleid. Ze brengt de lokale sectoren en stakeholders samen en stemt ze op elkaar af: o de kerntaken en de verantwoordelijkheden van de VGC en die van de stakeholders duidelijk afbakenen; o de afspraken met de strategische partners structureel verankeren om volop te kunnen inspelen op de uitdagingen en vernieuwingen van de volgende jaren. Die afspraken moeten uiteraard in overeenstemming zijn met de taken die de organisaties vervullen voor de Vlaamse Gemeenschap; o een kader creëren voor samenwerking en afstemming tussen de verschillende overheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om zo de sociale grondrechten te kunnen garanderen. In haar streven naar een kwaliteitsvol welzijnsaanbod stoot de VGC vaak op het probleem dat ze niet bevoegd is om bepaalde problemen aan te pakken; o de implicaties voor het welzijnsbeleid in het kader van de zesde staatshervorming actief opvolgen; - aanbod. De VGC kan rekenen op een uitgebreid en kwalitatief Nederlandstalig netwerk van (vaak kleinschalige) basiswerkingen op de nulde en de eerste lijn en een aantal sterke, meer gespecialiseerde organisaties die het basiswerk ondersteunen op de tweede lijn. Toch blijft de vaststelling dat er een groot tekort is aan kwaliteitsvolle voorzieningen binnen alle domeinen van Welzijn: o de verdere uitbouw van de hele (welzijns)zorg stimuleren binnen een duidelijk programmatorisch kader en met voldoende aandacht voor de regionale spreiding en blinde vlekken. Dat is mogelijk door startkansen te bieden aan nieuwe initiatieven van (welzijns)instellingen, om zo de verdere uitbouw van het zorg- en hulpverleningsaanbod te stimuleren en te realiseren. Belangrijk uitgangspunt daarbij is het overleg met de Vlaamse Gemeenschap en de actualisering en de effectieve toepassing van de Brusselnorm binnen alle deelsectoren (van minder dan 2,5% in 2013 naar 5,7% in 2020); o investeren in gepaste degelijke infrastructuur om een kwaliteitsvolle welzijnssector uit te bouwen. Deze investeringen moeten bij voorkeur, en als dat mogelijk is, aanvullend zijn bij de subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschap of betrekking hebben op de specifieke grootstedelijke context van Brussel; o binnen het welzijnsaanbod neemt De Poolster een specifieke positie in als instelling van de VGC. Het Centrum voor Ambulante Revalidatie (CAR) werkt verder aan de uitbouw van een gedifferentieerd aanbod voor verschillende problematieken. Optimale omkadering voor deze VGCinstelling staat voorop, om de reguliere werking van het centrum zo goed mogelijk te garanderen. De volgende jaren zijn aanpassingen en vernieuwingen op het vlak van infrastructuur noodzakelijk door specifieke noden die zich stellen; - toegankelijkheid. Steeds meer mensen in moeilijkheden vinden de weg naar het hulp- en dienstverleningsaanbod niet. Dat heeft te maken met de verspreiding van informatie over het aanbod, maar ook met het aanbod zelf, dat niet altijd is afgestemd op de noden van de kwetsbare doelgroepen: o samen met de partners het toegankelijke en gedifferentieerde netwerk van welzijnsvoorzieningen verder uitbouwen. Een kwaliteitsvolle en laagdrempelige algemene hulp- en dienstverlening die oog heeft voor de noden van de hulpvrager, staat daarin centraal. Uitgangspunt daarbij is dat het geheel van het VGC-welzijnsbeleid een bijdrage levert aan het bestrijden van kansarmoede en uitsluiting, via de volgende acties: gerichte informatiecampagnes op maat van (de noden van) specifieke doelgroepen en actief inzetten van (doelgroep)werkingen op de nulde en de eerste lijn (zoals de huidige onthaalpunten van het lokaal sociaal beleid) om de brug te slaan naar het hulpverlenings- en zorgaanbod en om de drempels te verlagen; competenties binnen welzijnsorganisaties bevorderen om een aanbod te ontwikkelen dat beantwoordt aan de groeiende diversiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en aan de noden en hulpvragen van mensen met een migratieachtergrond en mensen in armoede; o daarnaast ondersteunt de VGC specifieke initiatieven die de positie versterken van mensen in kansarmoede en van personen met een migratieachtergrond. Het is belangrijk om daarbij de nadruk te leggen op lokale initiatieven met een grote nabijheid ten aanzien van de doelgroep. Ook werk maken van de brug tussen opleiding en welzijn is een belangrijk accent; 80

81 - kwaliteit: o ondersteuning bieden, via een actief subsidiebeleid en via eigen initiatieven, voor de uitbouw van een gedifferentieerd netwerk van welzijnsvoorzieningen die een antwoord geven op de problemen, noden en verwachtingen in de multiculturele grootstad; o de welzijnsvoorzieningen ondersteunen om zich positief te profileren, om hun zichtbaarheid te verhogen en om hun welzijnsaanbod te versterken. Zo moedigt de VGC de verdere ontwikkeling aan van verscheidene informatie- en doorverwijsinstrumenten (onder meer sociale kaart en zorgzoeker). Daarnaast versterkt zij ook de onthaalpunten in kader van lokaal sociaal beleid Algemeen welzijnswerk - een belangrijke partner voor de VGC in het welzijns- en gezondheidsbeleid is de Brusselse Welzijns- en gezondheidsraad (BWR). Naast de BWR heeft de VGC uiteraard nog andere partners voor de uitbouw van het Algemeen Welzijnsbeleid, zoals het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW). Ook het straathoekwerk en samenlevingsopbouw zijn belangrijke medespelers. Zij worden verder ondersteund en zij bouwen hun beleid, in samenspraak met de VGC, verder uit om te komen tot een goede onderlinge afstemming en taakverdeling. In het algemeen is en blijft de uitdaging om, samen met deze actoren, de hiaten in de welzijnssector te detecteren, in kaart te brengen en er antwoorden op te formuleren door gepaste initiatieven te nemen; - het algemeen welszijnswerk ondersteunen, rekening houdend met de Brusselse realiteit en met maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen. Daarvoor verleent de VGC steun aan nieuwe initiatieven Lokaal Sociaal Beleid - actief de regierol opnemen van het lokaal sociaal beleid. In opdracht van de Vlaamse Gemeenschap ontwikkelt de VGC een nieuw Lokaal Sociaal Beleidsplan. De VGC blijft een beroep doen op de Vlaamse subsidie voor lokaal sociaal beleid om de coördinatie-opdracht te realiseren en om beleidsgerelateerde aspecten op te nemen. Daarnaast creëert ze intern de mogelijkheid voor een transversale aanpak van de toeleiding naar sociale hulp- en dienstverlening; - het nieuwe beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid biedt het kader voor de verdere toekomstige implementatie: o het eerste uitgangspunt is voldoende ondersteuning inbouwen voor de verdere uitvoering van het lokaal sociaal beleid, onder meer voor de verhoging van de toegankelijkheid van het aanbod. Voldoende ondersteuning impliceert minimaal de ondersteuning van de onthaalpunten, BWR en CAW Brussel. De VGC garandeert de continuïteit van de uitgebouwde werkingen door een duurzaam financieel kader te scheppen voor het lokaal sociaal beleid; o het tweede uitgangspunt is het blijvend inzetten op netwerking. Het lokaal sociaal beleid biedt immers één kader voor zowel (inter)sectorale samenwerking, kwalitatieve doorverwijzing tussen voorzieningen (al dan niet met een onthaalpuntfunctie of uit verschillende subsectoren binnen welzijn) en afstemming binnen de VGC en tussen de VGC en andere bestuursniveaus in Brussel Jeugdwelzijn Kinderen en jongeren leven in een complexe maatschappij die steeds ingewikkelder lijkt te worden. Sommigen banen zich gemakkelijk een weg in dit doolhof, anderen ondervinden meer moeilijkheden. Deze laatste groep komt soms in een situatie terecht waarbij hulp aangewezen of noodzakelijk is. Om een kwaliteitsvol en gepast antwoord te bieden op de vaak complexe hulpvragen van kinderen en jongeren, is er nood aan voldoende (regulier) aanbod op maat van Brussel. 81

82 - actief de regierol rond jeugdwelzijn opnemen. Het Vlaamse decreet integrale jeugdhulp van 1 maart 2014 zal het jeugdhulplandschap in Vlaanderen en Brussel ingrijpend veranderen. Samenwerking en afstemming met de Vlaamse Gemeenschap over het proces van integrale jeugdhulp worden de sleutelwoorden in de komende beleidsperiode; - initiatieven en projecten ondersteunen die bijdragen tot het welzijn van kinderen en jongeren, met bijzondere aandacht voor: o overgang na 18 jaar: hulpverlening stopt in veel gevallen op 18 jaar. Daar is een opvallend hiaat in het aanbod. Daarom is het belangrijk om impulsen te geven aan projecten en initiatieven die zich (ook) richten op adolescenten; o kruisbestuiving tussen jeugdhulp en preventie: jeugdhulp is er voor de kinderen en jongeren met een hulpvraag. Preventie is er voor alle kinderen en jongeren en hun omgeving. Vanzelfsprekend lopen er lijnen tussen preventie en jeugdhulp, lijnen van doorverwijzen en terugverwijzen. Daarom is het belangrijk om maximaal op elkaar af te stemmen en blijvend in te zetten op initiatieven vanuit jeugdhulp met een preventieve inslag; o stijgend schoolverzuim en vroegtijdige schooluitval in het Nederlandstalig onderwijs: de VGC streeft naar een geïntegreerde aanpak tussen welzijn en onderwijs voor schoolexterne interventies om schoolverzuim en schooluitval te vermijden. De tandemwerking heeft als doel om een naadloze overdracht van begeleiding te realiseren. Een gezamenlijke strategie, gericht op een optimale integratie van kinderen en jongeren in de jeugdhulp en een naadloze overgang tussen onderwijs en welzijn, is noodzakelijk. Die strategie moet in de komende periode verder worden uitgewerkt; o toegankelijkheid: het is belangrijk om binnen de jeugdhulp een praktijkgericht diversiteitsbeleid te stimuleren. Dat is nodig om de toegankelijkheid, de competentieverhoging en de effectiviteit van hulpverlening aan etnisch-culturele minderheden en maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren te verhogen; o inzet van de context met aandacht voor cliëntparticipatie: de jeugdhulp vertrekt altijd vanuit het kind of de jongere. Maar ook de context speelt een cruciale rol binnen de jeugdhulp. Het is belangrijk om deze contextgerichte werking, met aandacht voor cliëntparticipatie, een plaats te geven in initiatieven binnen de jeugdhulpverlening Woonzorg De doelgroep van het woonzorgbeleid betreft zorgbehoevenden in de brede zin, bijvoorbeeld personen met een handicap en ouderen. Woonzorgbeleid is een uitgesproken intersectorale aangelegenheid. Het raakt onder andere aan thuiszorg en gezondheidszorg in het algemeen. Ook het aspect mobiliteit is van belang. Het algemeen uitgangspunt is lokale (woonzorg)netwerken stimuleren vanuit een integrale benadering. - inzetten op de specifieke Brusselse uitdagingen door de uitbreidingsplaatsen te consolideren en aandacht te besteden aan woningaanpassingen en mobiliteit; - het aspect zorginnovatie ondersteunen en betaalbare en vernieuwende (woon)zorgmodellen en - projecten ontwikkelen, op maat van de grootstad; - breed informeren, oriënteren en sensibiliseren van ouderen, hun familie en professionelen op het vlak van ouderenzorg; - de lokale dienstencentra verder uitbouwen als lokale zorgknooppunten. Na de kwantitatieve uitbreiding krijgt de kwaliteitsverhoging de nodige aandacht de volgende jaren. De lokale dienstencentra die nog niet door de Vlaamse Gemeenschap zijn erkend, krijgen daarbij voorrang. Op basis van de geactualiseerde regelgeving wordt de werking van de lokale dienstencentra verder ondersteund en geëvalueerd. De VGC zal daarvoor de nodige financiële middelen moeten vrijmaken. Verder moet er ook aandacht zijn voor mogelijke samenwerkingsvormen met de gemeenschapscentra, zowel op het vlak van infrastructuur als op het vlak van de uitbouw van activiteiten. Het registratiesysteem van de dienstencentra, dat onlangs werd opgestart, wordt verder opgevolgd en bijgestuurd waar nodig; 82

83 - onderzoeken hoe de zorgregie in de toekomst kan worden gegarandeerd. De nabijheid van de zorgregisseur zorgt immers voor ontsluiting van de zorg naar een publiek dat anders niet bereikt wordt Personen met een handicap De sector Personen met een Handicap in Brussel staat voor een belangrijk kantelmoment. Met het nieuwe Vlaamse ondersteuningsbeleid Perspectief 2020 wordt de grote hervorming binnen de sector Personen met een Handicap voorbereid. Zo wil de Vlaamse Gemeenschap onder meer de zorgregie herinrichten, om te komen tot een vraaggestuurde organisatie van het aanbod en een persoonsvolgende financiering. Met de hervorming van de sector staan de organisaties in Brussel voor de expliciete uitdaging om zich in te schakelen in het beleid van de Vlaamse Gemeenschap. - middelen vrijmaken voor de uitbouw van een gedegen dienst- en zorgverlening voor personen met een handicap in Brussel, aansluitend bij en aanvullend op het beleid vanuit Vlaanderen. Dat werd ook zo bepaald in het nieuwe VGC-reglement voor de subsidiëring van initiatieven voor personen met een handicap; - initiatieven ondersteunen die inspelen op zorgnoden van personen met een handicap. Voor hen is de kloof tussen de mogelijkheden van het eigen draagvlak (zelfzorg, mantelzorg, sociaal netwerk, reguliere zorg) en de ondersteuningsnood als gevolg van de handicap niet (meer) te overbruggen en precair; - verder werk maken van de uitbreiding van voorzieningen voor personen met een handicap, aanvullend op het Vlaamse beleid, om een antwoord te bieden op het bestaande tekort aan opvangplaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - actief werk maken van informatie over, bekendmaking van en toeleiding tot het aanbod voor de (potentiële) doelgroep van personen met een (vermoeden van) handicap, gezien de evolutie naar een persoonsgebonden financiering; - de inclusieve opvang van personen met een handicap (met een multiproblematiek) mogelijk maken door een intersectorale netwerker in te zetten. Die moet de kwaliteitsvolle ondersteuning van personen met een handicap stimuleren, los van de sector waarin ze opgevangen of ondersteund worden. Het doel is om binnen de eigen sector en in andere sectoren een outreachende samenwerking mogelijk te maken, aangepast aan de specifieke Brusselse realiteit Vrijwilligersbeleid Sinds 2001 ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap in elke Vlaamse provincie en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een (provinciaal) steunpunt voor vrijwilligerswerk. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de VGC de opdracht voor de uitbouw van een Steunpunt voor Vrijwilligerswerk toevertrouwd aan vzw Het Punt Steunpunt Vrijwilligerswerk Brussel. Er beweegt veel in het vrijwilligerslandschap: er is sprake van een nieuw type vrijwilliger, van andere vormen van inzet, - de vzw Het Punt Steunpunt voor Vrijwilligerswerk Brussel ondersteunen; - het vrijwilligerswerk verder stimuleren, ondersteunen en waarderen; - de rol van de vrijwilliger in de zorg en in de werking van verschillende welzijnsorganisaties beschouwen als een noodzaak en een bijzonder aandachtspunt. 83

84 Gezondheid Situering De World Health Organization (WHO) definieerde gezondheid als volgt: Gezondheid is de toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken. Dat impliceert dat een goed gezondheidsbeleid zowel aandacht heeft voor de preventieve als de curatieve gezondheidszorg en zowel inzet op de fysieke als op de psychosociale gezondheid. Uit het meest recente rapport Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad blijkt dat de gezondheidstoestand van de Brusselaar op een aantal indicatoren significant slechter is dan die van een inwoner uit Vlaanderen of Wallonië. De gezondheid van een individu is ook afhankelijk van zijn of haar plaats op de sociale ladder. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de sociale ongelijkheden zeer uitgesproken, aangezien het gewest zowel zeer rijke als zeer arme inwoners heeft. Gezondheidsongelijkheden bestaan al van bij de geboorte. De gezondheidsongelijkheden gaan niet alleen over het risico op overlijden, maar hebben ook een impact op chronische aandoeningen en levensstijl. Er is bovendien niet alleen de sociale ongelijkheid op het vlak van gezondheid zelf, maar ook de ongelijkheid op andere domeinen van het maatschappelijke leven, zoals onderwijs en huisvesting. Die hebben een significante invloed op de gezondheid. Kansarme mensen hebben soms zo veel aan elkaar gerelateerde problemen, dat werken aan een goede gezondheid vaak geen prioriteit is. Het werkveld geeft alsmaar vaker het signaal dat zij eerst moeten werken aan die andere problemen, voordat zij de zorg kunnen opstarten. De zesde staatshervorming herverdeelt de bevoegdheden op het gebied van Gezondheid. Het betreft onder andere de homogenisering van de geestelijke gezondheidszorg en het preventiebeleid, alsook overdrachten met betrekking tot de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg. Momenteel wordt bepaald welke overheid welke bevoegdheden zal krijgen. Los van hoe de bevoegdheden worden verdeeld, blijft het voor een efficiënt gezondheidsbeleid noodzakelijk om zowel met het federale, het Vlaamse, het Brusselse als het gemeentelijke niveau af te stemmen en gezamenlijke initiatieven te ontwikkelen. De VGC blijft met haar gezondheidsbeleid (aanvullend en/of innoverend ten opzichte van dat van andere overheden) ook ijveren voor de maximale toepasbaarheid van het beleid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. De grote uitdaging bestaat erin om een kwalitatief hoogstaand Nederlandstalig zorgaanbod te waarborgen voor iedereen die er een beroep op wil doen. Onder kwaliteit verstaan we de mate waarin de zorgverlening voldoet aan de behoeften en de eisen van de zorgvrager. Het profiel van de Brusselse zorgvrager is zeer heterogeen. Dat vraagt bijkomende inspanningen van de gezondheidsinstellingen op het gebied van toegankelijkheid en cultuursensitief handelen. De zorgsector kampt al jaren met een tekort aan (para)medisch personeel. De inspanningen van de VGC en de Vlaamse Gemeenschap tijdens de vorige legislatuur werpen echter hun vruchten af. Zo is het aantal huisartsen in de voorbije vier jaar met 10% gestegen. Dat is evenwel nog altijd niet voldoende om het tekort aan huisartsen de volgende jaren op te vangen Aanbod: het netwerk van Nederlandstalige kwaliteitsvolle gezondheidszorg verder uitbouwen De organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg is voor de VGC een prioriteit De VGC stimuleert de eerstelijnsgezondheidszorg en blijft het Brussels Overleg Thuiszorg ondersteunen. Een goed georganiseerde eerstelijnsgezondheidszorg is van essentieel belang voor het curatieve en preventieve zorgaanbod. Het belang van een goed georganiseerde thuisgezondheidszorg is de laatste jaren toegenomen, onder meer door de afbouw van het aantal ziekenhuisbedden, de toename van het aantal bejaarden dat thuis wil blijven wonen en de toename van het aantal chronisch zieken. Daarom is het belangrijk om een gedifferentieerd aanbod te ondersteunen van thuisgezondheidszorg dat inspeelt op de noden van het heterogene doelpubliek. Ook de coördinatie van een dergelijk aanbod moet de nodige steun krijgen. 84

85 - (innovatieve) projecten voor eerstelijnsgezondheidszorg ondersteunen; - projecten voor preventieve eerstelijnsgezondheid prioritair ondersteunen; - Brussels Overleg Thuiszorg beschouwen als de belangrijkste partner om de eerstelijnsgezondheidszorg en de thuisgezondheidszorg te ondersteunen. De VGC zorgt voor de verdere uitbouw van de geestelijke gezondheidszorg Initiatieven die de taboesfeer rond geestelijke gezondheidszorg doorbreken, zijn belangrijk om psychiatrische patiënten en de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen te destigmatiseren. Organisaties of projecten die psychiatrische patiënten helpen om te re-integreren in de maatschappij moeten verder ondersteund worden. De VGC moet zich verder blijven engageren om psychische problemen bij Brusselse kinderen aan te pakken. Er moet ook meer geïnvesteerd worden in preventie en behandeling van depressies, met specifieke aandacht voor mensen die leven in armoede. - prioritair projecten ondersteunen die de taboesfeer rond geestelijke gezondheidszorg doorbreken of die re-integratie in de maatschappij beogen; - de focus bij preventie en behandeling van psychische problemen leggen op de doelgroep kinderen en mensen die leven in armoede. De VGC ondersteunt initiatieven op gebied van gezondheidspromotie en preventie Logo Brussel: Als operationele dienst van de VGC is het Logo het instrument bij uitstek om actief aan gezondheidspromotie en ziektepreventie te doen. Het Logo verankert het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid in Brussel. Rekening houdend met de gezondheidsindicatoren voor Brussel en de specifieke kenmerken van het leven in een grootstad zijn gezonde voeding, beweging en geestelijke gezondheid prioritaire thema s. Ook de tendens van de laatste jaren om gezondheidspromotie te koppelen aan opvoedingsondersteuning verdient aandacht. Gezinnen ondersteunen in hun opvoedingsvaardigheden en in hun eigen keuzebekwaamheid, komt niet alleen gezondheid, maar ook andere levensdomeinen ten goede. Scholen: Scholen zijn sinds een aantal jaren verplicht om een gezondheidsbeleid te voeren. Subsidies voor gezondheidsgerelateerde educatieve initiatieven blijven belangrijk. Op die manier krijgen scholen de mogelijkheid om effectief duurzame gezondheidsacties op touw te zetten. Via het gezondheidsbeleid op school worden ook vaak kinderen bereikt die niet door de traditionele gezondheidsbevorderende campagnes worden bereikt. - projecten over gezonde voeding en beweging en geestelijke gezondheidszorg prioritair ondersteunen; - ondersteuning bieden om gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning aan elkaar te koppelen; - een duurzaam gezondheidsbeleid op school honoreren. De VGC blijft de gespecialiseerde gezondheidszorg verder ondersteunen (Multidisciplinaire) tweedelijns gezondheidsinstellingen zijn van essentieel belang voor gecompliceerde zorgvragen. Dergelijke instellingen moeten daarom verder worden georganiseerd en, als dat mogelijk is, ook gesubsidieerd. Een goede afstemming en interactie tussen eerste- en tweedelijnsgezondheidsinstellingen blijft wel een belangrijk aandachtspunt. Het Huis voor Gezondheid speelt daarin een belangrijke rol. Ook derdelijns gezondheidsinstellingen ondersteunen is belangrijk om een kwalitatief hoogstaand gezondheidsaanbod te waarborgen. Deze instellingen bevorderen de deskundigheid van hun leden en bieden netwerkmogelijkheden. Dat kan een zorgcontinuüm creëren voor patiënten. Ook de palliatieve gezondheidszorg wordt verder ondersteund. 85

86 - projecten stimuleren die de interactie/netwerken tussen eerste en tweede en eventueel derde lijn bevorderen; - het Huis voor Gezondheid beschouwen als belangrijkste overlegpartner in de gezondheidszorg; - palliatieve gezondheidszorg verder ondersteunen Gezondheidsongelijkheid tegengaan De VGC zorgt voor een toegankelijk zorgaanbod en ondersteunt initiatieven die gezondheidsongelijkheden verminderen Een kwalitatief hoogstaand aanbod van gezondheidszorg op maat voor iedereen: het is een doelstelling die verder moet worden ondersteund. Het zorgaanbod kan het best zo laagdrempelig mogelijk worden georganiseerd. Er is nog altijd nood aan incentives voor gezondheidsinstellingen. Dergelijke incentives moedigen hen aan om zowel financieel als cultureel toegankelijk te zijn en hun zorgaanbod meer cultuursensitief te maken. Wijkgerichte gezondheidsinitiatieven (bijvoorbeeld wijkgezondheidscentra) en andere goede samenwerkingsverbanden van de eerstelijnsgezondheidszorg maken deel uit van de toekomst van de Brusselse gezondheidszorg. Dergelijke initiatieven moeten daarom verder ondersteund worden. De VGC kan er op een kleinschalige manier toe bijdragen dat de gezondheidsongelijkheden verminderen. Zo kan ze initiatieven ondersteunen die zich specifiek richten naar kwetsbare groepen, met een sterke focus op (jonge) kinderen. Om de gezondheidsongelijkheden significant te verminderen is het noodzakelijk dat de VGC samen met andere overheden een voortrekkersrol opneemt. Daarbij is het noodzakelijk om acties uit te werken die breder gaan dan alleen het beleidsdomein gezondheid. Een mogelijke piste is om, naast bijvoorbeeld de armoedetoets, ook een toets in te voeren voor gezondheidsongelijkheden. - initiatieven aanmoedigen om laagdrempelige cultuursensitieve projecten in te dienen met de focus op de doelgroep mensen in armoede ; - de opstart van wijkgerichte gezondheidsinitiatieven en netwerken stimuleren; - projecten die gezondheidsongelijkheden verminderen, met de focus op jonge kinderen, prioritair honoreren Kwaliteit De VGC zorgt voor een kwalitatief hoogstaand gezondheidszorgaanbod De VGC speelt in op belangrijke maatschappelijke en ICT-tendensen op het vlak van gezondheidszorg en nieuwe regelgeving in de gezondheidszorg. Zo zijn er onder meer de ontwikkelingen van het e-zorgplan, Vitalink en e-health. De VGC moet verder ook nieuwe initiatieven rond actuele gezondheidsproblematieken voldoende ondersteunen. Om een kwaliteitsvol basiszorgnetwerk uit te bouwen zijn investeringen in gepaste en afdoende infrastructuur belangrijk. Deze investeringen moeten, indien mogelijk, een aanvulling zijn op de subsidiëring van de Vlaamse overheid of ze moeten betrekking hebben op de specifieke grootstedelijke context van Brussel. - inspelen op nieuwe maatschappelijke en ICT-ontwikkelingen in de gezondheidszorg; - nieuwe kwalitatieve projecten rond gezondheidsproblematieken die in stijgende lijn gaan honoreren; - kwaliteitsvolle infrastructuurdossiers, al dan niet aanvullend, subsidiëren. 86

87 Samenwerking en netwerking tussen organisaties en overheden uit verschillende domeinen bevordert de kwaliteit Gezondheid is een beleidsdomein dat niet los kan worden gezien van andere gemeenschaps- en gewestmateries. Transversale samenwerking tussen de VGC en andere overheden blijft belangrijk, bijvoorbeeld Brussel, gezond stadsgewest dat is ingebed in de werking van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, of het Globaal Medisch Dossier. De zesde staatshervorming biedt kansen om initiatieven op elkaar af te stemmen en om beter samen te werken via gezamenlijke projectontwikkeling en -ondersteuning. Organisaties uit de gezondheidssector moeten worden aangemoedigd om meer actief te gaan samenwerken en te netwerken met andere organisaties, om zo samen de toestand van de Brusselse zorgvrager te verbeteren. Vooral de samenwerking tussen gezondheids- en welzijnsinstellingen en onderwijs, en samenwerking tussen gezondheids- en welzijnsinstellingen en opleiding zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Via co-communautaire samenwerking met zijn Franstalige zusterorganisatie, het Centre Bruxellois de Promotion de la Santé, kan het Logo Brusselse gemeenten ondersteunen om een gemeentelijk gezondheidsbeleid te ontwikkelen, met als inspiratie het Vlaamse concept Gezonde gemeente. - transversale samenwerking/transversale projecten tussen overheden bevorderen; - interactie tussen verschillende beleidsdomeinen stimuleren; - organisaties aanmoedigen om meer actief te gaan netwerken om de dienstverlening te optimaliseren. De VGC stimuleert en ondersteunt initiatieven om zorgberoepen te promoten De VGC moet, samen met de Vlaamse Gemeenschap, verder werk maken van campagnes en andere initiatieven om meer mensen aan te moedigen om te kiezen voor een beroep in de zorgsector. Initiatieven die de instroom van huisartsen bevorderen, de uitstroom tegengaan en die ervoor zorgen dat huisartsen zich meer kunnen concentreren op hun kerntaken, moeten de nodige ondersteuning krijgen. Verder is het belangrijk om jongeren te blijven stimuleren om te kiezen voor een studierichting in de zorgsector aan een Brusselse onderwijsinstelling. - initiatieven stimuleren die mensen motiveren om een beroep in de zorgsector te kiezen; - projecten stimuleren die het beroep van zorgverlener aantrekkelijker maken en die uitstroom tegengaan Gezin Situering Stijgend aantal kinderen en kinderen in armoede Twintig jaar geleden was Brussel het oudste gewest, nu is het het jongste. In 2011 werden in Brussel kinderen geboren, een toename met 48% in vergelijking met In Vlaanderen bedroeg de toename een kleine 8%, voor heel België gaat het om 12%. De armoede bij de Brusselse kinderen is groot. Een derde van hen leeft in een huishouden zonder inkomen uit werk. Dat is twee keer zo veel als in het hele land en vier keer zo veel als in Vlaanderen. Kinderarmoede is een gevolg van een te laag inkomen van de ouders. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gezinnen met kinderen, en in het bijzonder alleenstaande ouders, vaker getroffen door werkloosheid dan in de rest van het land. Ze vinden ook moeilijk toegang tot de huisvestingsmarkt (Welzijnsbarometer 2011, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad). 87

88 Positief effect Early Childhood Education and Care (ECEC) op kinderen Uit internationaal onderzoek en beleidsdocumenten (OESO Starting Strong, 2012) blijkt dat investeren in de voorschoolse leeftijd noodzakelijk is om te werken aan gelijke kansen voor kinderen. Kwaliteitsvolle kinderopvang en andere basisvoorzieningen kunnen positieve effecten hebben op zowel de verstandelijke als de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen. Hersenonderzoek van de voorbije tien jaar heeft daarover inzicht verschaft. Belangrijke delen van de hersenen worden gevormd voor de schoolleeftijd. Het is heel moeilijk om een gebrek aan stimulering in die periode later ongedaan te maken. De effecten zijn vooral duidelijk bij kinderen die in armoedesituaties leven. Kinderen die opgroeien in armoede, worden kansen ontnomen om later hun plaats te vinden op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Ze lopen een groter risico om later zelf arme ouders te worden. Deze intergenerationele armoedecyclus legt een hypotheek op het ontwikkelingspotentieel van een stad of samenleving. (Vandenbroeck, M. (2013), Ongelijkheid begint in de wieg. Society Case over Early Childhood Education and Care (ECEC), VLAS-Studies 5, Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt). Daarom is het noodzakelijk dat het beleid meer aandacht heeft voor jonge kinderen en hun gezin, zowel vanuit het oogpunt van leefbaarheid als voor de toekomst van de stad. Nieuwe Vlaamse decreten Het decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby s en peuters is in werking sinds 1 april Met dit decreet wil de Vlaamse overheid voldoende, kwaliteitsvolle, voor iedereen toegankelijke kinderopvang van baby s en peuters realiseren. Die opvang moet zowel betaalbaar zijn voor de ouders als financieel leefbaar voor de opvangsector. De kwaliteit van de opvang staat centraal. Om de toegankelijkheid voor kansengroepen te realiseren komt er een lokaal loket kinderopvang. Het decreet heeft een grote impact op de Brusselse kinderopvang, in het bijzonder op de kleinschalige zelfstandige sector. Er is een transitiefase voorzien. In die periode krijgt de zelfstandige sector begeleiding om een vergunning bij Kind en Gezin te verkrijgen of om de overstap naar de Franstalige tegenhanger ONE te maken. Het decreet over de organisatie van Preventieve Gezinsondersteuning werd op 20 november 2013 goedgekeurd. Het doel van dit decreet is het welbevinden van ouders en gezinnen met kinderen en jongeren, en kinderen en jongeren zelf, te bevorderen door hen te ondersteunen op het gebied van welzijn en gezondheid, zodat voor ieder kind maximale gezondheids- en welzijnswinsten gerealiseerd worden. De Huizen van het Kind zijn de as waarrond een kwalitatief partnerschap gebouwd wordt tussen lokale partners preventieve gezinsondersteuning. Deze samenwerking gebeurt minimaal op drie pijlers: de preventieve gezondheidszorg, opvoedingsondersteuning en sociale cohesie/ontmoeting de lokale regie van kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning opnemen en, waar zinvol, samenwerking met organisatoren en andere overheden opzetten: De VGC neemt de regie op zich op het vlak van kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning. Ze ontwikkelt een visie over het aanbod, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de dienstverlening aan (jonge) gezinnen. Ze laat zich daarbij adviseren door de adviesraad Gezin, die samengesteld is uit organisatoren en gebruikers. De adviesraad Gezin neemt de rol van lokaal overleg kinderopvang op. De VGC bepaalt de lokale beleidsdoelstellingen over Nederlandstalige kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning. Ze geeft advies aan Kind en Gezin over de capaciteitsuitbreiding en over de organisatie van kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning in het tweetalig gebied Brussel- Hoofdstad. De VGC werkt daarvoor samen met de Vlaamse Gemeenschap (Kind en Gezin) en waar nodig en mogelijk met de Franse Gemeenschap (ONE), het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de COCOF en de lokale besturen. De VGC informeert gebruikers en organisatoren over het gezinsaanbod in Brussel en werkt daarvoor nauw samen met de coördinatiepunten: lokaal loket kinderopvang en Huis van het Kind Brussel; - een voortrekkersrol spelen in de verdere uitbouw van een sterke brede preventieve gezinsondersteuning: De VGC zoekt via een aantal proefprojecten proactief naar een gedragen scenario voor het Huis van het Kind Brussel. De volledige uitbouw preventieve gezinsondersteuning moet daarin een plaats krijgen. Besturen die consultatiebureaus organiseren, krijgen ondersteuning van de VGC voor hun 88

89 brede werking die ruimer is dan de basisopdracht preventieve gezondheidszorg. Voor de vrijwilligerswerking komt er procesondersteuning. De focus van preventieve gezinsondersteuning wordt verbreed van de jongste kinderen naar alle kinderen. Daarbij is er extra aandacht voor ouders met tieners om de noodzakelijke kruisbestuiving tussen jeugdhulp en preventie te realiseren. De VGC investeert verder in het bestendigen en verder uitbouwen van een kwaliteitsvol aanbod om ouders te ondersteunen. Dat gebeurt via groepswerkingen op plaatsen waar ouders regelmatig samenkomen: ontmoetingsplaatsen voor kinderen en hun ouders, kinderdagverblijven, Huizen van het Kind, scholen, Brede Scholen en IBO s. Geïntegreerde projecten waarbij ouders en opvoedingsverantwoordelijken partners in opvoeden zijn, worden aangemoedigd. De doorgaande en brede ontwikkelingslijn van kinderen lijn wordt richtinggevend; - verder uitbouwen van kinderopvang: De VGC ondersteunt organisatoren van kinderopvang in de verdere uitbouw van het basisaanbod kinderopvang met inkomenstarief. Ze investeert in capaciteitsuitbreiding voor kinderopvang van baby s en peuters (0-3 jaar) en buitenschoolse kinderopvang (3-12 jaar). Dat doet ze op verschillende manieren. Zo geeft ze infrastructuursubsidies voor bestaande en nieuwe initiatieven. Daarnaast geeft de VGC ook subsidies voor het proactief opstarten van nieuwe kindplaatsen, in afwachting van erkenning en subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap. De overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de toewijzing van geco s voor capaciteitsuitbreiding wordt daarbij actief ingezet en gemonitord door de VGC. Samen met lokale besturen (wijkcontracten) en met bestaande organisatoren van kinderopvang zoekt de VGC proactief naar oprichting van nieuwe initiatieven in wijken met een lage dekkingsgraad. Bij infrastructuurprojecten zijn de uitgangspunten aanpasbaarheid, combinatiemogelijkheden en multifunctionaliteit. Op die manier wil de VGC geïntegreerde projecten en eventuele omschakeling in gebruik mogelijk maken. De VGC wil tegemoetkomen aan de communicatie van de Europese Commissie (2011) over integratie kinderopvang-kleuterschool en aan de VLOR-aanbevelingen. Die laatste pleiten voor een warme overgang tussen opvang en onderwijs door modellen aan te reiken die de transities voor peuters en kleuters minder stressvol maken. Daarom zet de VGC, in samenwerking met Onderwijs en Opleiding, een geïntegreerd Educare Preschool project op. Dat project richt zich tot de doelgroep 0 tot 6 jaar, waarbij zorg en leren als evenwaardig worden beschouwd. Naast een wetenschappelijk onderzoek worden vier proefprojecten begeleid en geïntegreerd in bestaande VGC-projecten, zoals de Brede School en buurtgerichte kinderopvang. De VGC geeft aanvullende subsidies voor buurtgerichte buitenschoolse opvang (3-12 jaar). Ze maakt werk van maximale afstemming en samenwerking tussen initiatieven buitenschoolse opvang en onderwijs voor de (week)opvang van schoolgaande kinderen. De dvd De Knopjesman is zeer nuttig voor de opleiding van personeel in de opvang. Voor het vakantieaanbod werken de sectoren onderwijs, welzijn, jeugd, cultuur en sport transversaal samen. De doelstelling is om zo te komen tot een transparant beleid (voor bijvoorbeeld inschrijving en betaling) en om de lokale afstemming tussen initiatiefnemers te faciliteren; - de toegankelijkheid van kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning vergroten: De VGC subsidieert de uitbouw van een lokaal loket kinderopvang. Op die manier bouwt ze verder op de rijke samenwerking tussen kinderdagverblijven die is ontstaan uit projecten rond evenwichtig opnamebeleid. Het loket staat in voor de coördinatie van opvangvragen en houdt rekening met de voorkeur van gezinnen, zodat een gezin maar één keer zijn vraag naar Nederlandstalige kinderopvang moet stellen. Het lokaal loket heeft bijzondere aandacht voor gezinnen met specifieke noden en maatschappelijk kwetsbare gezinnen. De VGC wil met haar gezinsbeleid de ongelijkheid en de kinderarmoede bestrijden. Ze baseert haar beleid op het principe van progressief universalisme. Daarvoor investeert ze in een voldoende en fijnmazig basisaanbod voor alle gezinnen, met aansluitend en geïntegreerd een specifiek aanbod (progressief) voor gezinnen met specifieke noden. Het basisaanbod is de voorwaarde om toegang voor alle ouders en hun kinderen te garanderen. Voor de kinderopvang wordt uitgegaan van de Brusselnorm en de 50%-norm van het Vlaamse Pact Voor de preventieve gezinsondersteuning verdedigt de VGC een gebiedsdekkende spreiding van het aanbod. De afgelopen 10 jaar heeft de VGC sterk ingezet op de uitbreiding van het aanbod kinderopvang, dat daardoor een succesvolle uitbreiding kende. Maar de druk op kinderopvang en 89

90 preventieve gezinsondersteuning blijft groot, door het historische tekort aan Nederlandstalige initiatieven en de blijvende stijging van het geboortecijfer. Daarom is het nodig om nog meer te investeren in de sector gezinsvoorzieningen; - de kwaliteit van gezinsvoorzieningen ondersteunen: De positieve effecten van kinderopvang zijn alleen mogelijk als de voorzieningen van hoge kwaliteit zijn. Matige kwaliteit is niet voldoende en lage kwaliteit is schadelijk (zie hoger). De VGC investeert in een goede pedagogische kwaliteit van opvang- en gezinsvoorzieningen. Dat is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen, ook voor hun taalontwikkeling. Het ondersteuningsaanbod Opgroeien in Brussel zorgt voor vorming en begeleiding van personeel en vrijwilligers. Centraal daarin staan toegankelijkheid, ouderbetrokkenheid, opvoedingsondersteuning, welbevinden, gezondheid, taalontwikkeling en stimuleren van het Nederlands. Deze kernbegrippen leiden stuk voor stuk tot verdieping en verandering op de werkvloer. Inschrijven wordt eenvoudiger, het aanbod wordt breder uitgebouwd voor alle actoren in de Nederlandstalige gezinssector. Bijzondere aandacht gaat naar partners die werken met ouders van tieners. De VGC doet daarvoor een beroep op vormings- en expertisecentra op het vlak van kinderopvang en opvoedingsondersteuning. Met het project Groeien in taal ontwikkelde de VGC een wetenschappelijk onderbouwde en doelgroepgerichte expertise om in de sector Gezin te werken aan taalbeleid. Deze expertise is gericht op vroegkinderlijke taalontwikkeling in een meertalige context. De methodiek is afgestemd op het doelpubliek van begeleiders in de kinderopvang. De VGC zet taalondersteuners in die werken aan de competenties (kennis, vaardigheden en houding) van professionals. De VGC werkt in dit project intensief samen met het OCB en het Huis van het Nederlands. Om de kwaliteit in de Nederlandstalige zelfstandige kinderopvang te garanderen werkt de VGC samen met de pedagogische ondersteuningsdiensten die door Kind en Gezin zijn aangesteld. De capaciteitsuitbreiding en de noodzaak van een kwaliteitsvolle werking vragen verhoogde inspanningen om personeel op te leiden en toe te leiden naar de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel. Naar analogie met onderwijs komt er een promotiecampagne om jongeren warm te maken voor een beroep waarin ze kunnen werken met (jonge) kinderen. Ook gerichte acties om vrijwilligers aan te trekken, zowel op operationeel vlak (consultatiebureaus) als op bestuursniveau, zijn noodzakelijk. 90

91 91

92 4. Randvoorwaarden: ondersteuning van het inhoudelijke beleid 4.1. Financiële middelen van de VGC: huidige situatie en prognoses In dit deel geven we een stand van zaken van de huidige financiële situatie van de VGC. Daarnaast kijken we ook vooruit: welke zijn de te verwachten middelen voor de realisatie van het beleid? Financiële situatie Op het vlak van de gewone middelen Voor 2014 beschikt de VGC over ongeveer 158,83 miljoen EUR om haar beleid te voeren. Hierna volgt een overzicht van de herkomst van deze middelen: - 64,14 miljoen EUR komt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via dotaties; - 56,90 miljoen EUR komt van de Vlaamse Gemeenschap via een dotatie (26,15 miljoen EUR) en via subsidies (30,75 miljoen EUR); - 13,40 miljoen EUR komt van de federale overheid via dotaties (13,34 miljoen EUR) en subsidies (0,06 miljoen EUR); - 24,40 miljoen EUR zijn inkomsten uit andere middelen. Bij deze ontvangsten zijn de volgende kanttekeningen te maken: - de dotaties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (64,14 miljoen EUR) worden opgedeeld in de algemene trekkingsrechten (45,24 miljoen EUR) en de specifieke dotaties voor onderwijs en andere overgedragen bevoegdheden (18,9 miljoen EUR); - de middelen van de Vlaamse Gemeenschap hebben diverse bestemmingen waar de VGC rekening mee moet houden: o dotatie Vlaamse Gemeenschap: 25,15 miljoen EUR, inclusief de middelen voor DAC-personeel; o dotatie flankerend infrastructuurbeleid : 1 miljoen EUR in Over een termijn van 5 jaar gaat het om een totale ontvangst van 9 miljoen EUR. De bestemming daarvoor ligt al vast; o trekkingsrecht in het kader van het Stedenfondsdecreet en de Stedenfondsbeleidsovereenkomst: 14,73 miljoen EUR. Daarvan is 4,8 miljoen EUR bestemd voor investeringsuitgaven; o middelen voor onderwijs: 9,37 miljoen EUR; o toepassing van decreten: 6,65 miljoen EUR in het kader van specifieke opdrachten; - de andere middelen zijn opgebouwd uit: o diverse ontvangsten: 4,68 miljoen EUR, onder andere uit prestaties en diverse overdrachten; o overboekingen uit fondsen: 18,52 miljoen EUR, voor uitgaven in het kader van het Stedenfonds en andere diverse uitgaven; o voor wat betreft 2014 werd een overschot op het vorige dienstjaar ingeschreven van 1,2 miljoen EUR. De voorgaande jaren bedroeg het effectief resultaat op het vorige dienstjaar steeds 7 à 8 miljoen EUR * 2014* Resultaat dienstjaar (in miljoen EUR) 10,91 8,37 7,58 8,12 1,2 0,02 * Op basis van begrotingsgegevens december

93 Op het vlak van de gewone uitgaven Voor 2014 worden de uitgaven geraamd op 158,81 miljoen EUR. Die zijn als volgt verdeeld: 2014 Ter vergelijking: 2009 D miljoen EUR % miljoen EUR % Bedrag Aandeel Pers oneels kos ten 54,49 34,31% 50,22 36,13% + 8,50% - 1,82% Werkings kos ten 16,89 10,64% 19,62 14,12% - 13,91% - 3,48% Overdrachten 41,36 26,04% 34,1 24,54% + 21,29% + 1,51% Schuld 6,95 4,38% 3,59 2,58% + 93,59% + 1,79% Overboekingen 39,12 24,63% 31,45 22,63% + 24,39% + 2,00% Totaal 158,81 138, ,27% De functionele verdeling in de begroting 2014, exclusief overboekingen, ziet er als volgt uit: 2014 Ter vergelijking: 2009 D miljoen EUR % miljoen EUR % Bedrag Aandeel Al gemene uitgaven 6,96 5,82% 3,61 3,35% + 93,01% + 2,46% Raad 4,55 3,80% 4,28 3,98% + 6,31% - 0,18% College 1,86 1,55% 1,90 1,77% - 2,26% - 0,22% Adminis tratie 28,15 23,52% 22,31 20,75% + 26,17% + 2,77% Onderwijs en Vorming 31,52 26,33% 31,40 29,20% + 0,39% - 2,86% Cultuur, Jeugd en Sport 29,70 24,81% 27,70 25,76% + 7,20% - 0,95% Welzijn, Gezondheid en 12,65 10,57% 12,40 11,53% + 2,01% - 0,96% Gezin Patrimonium 4,30 3,59% 3,94 3,66% + 9,28% - 0,07% Totaal 119,69 107, ,30% * De verschillende in de verhoudingen hebben onder andere te maken met functionele vers chuivingen binnen de begroting Zoals al aangegeven is bij de ontvangsten, hangt een groot deel van de uitgaven samen met de inkomsten van de VGC Op het vlak van de investeringen In 2010 werd een investeringsplan opgesteld voor de periode voor een totale waarde van 193,47 miljoen EUR. Voor de uitvoering van het vierde jaar van het investeringsplan (2014) werd een uitgave van 62,28 miljoen EUR begroot. Voor het vijfde en laatste jaar (2015) wordt een uitgave van 31,43 miljoen EUR voorzien. Functioneel zijn de uitgaven voor 2014 en 2015 als volgt verdeeld: Adminis tratie 1,62 0,46 Onderwijs en Vorming 40,73 24,61 Cultuur, Jeugd en Sport 12,07 4,98 Welzijn, Gezondheid en Gezin 7,86 1,39 De middelen voor het investeringsplan komen uit het Lambermontfonds, uit het Gezinsfonds, uit een jaarlijkse input uit de trekkingsrechten in het Onderwijsfonds, uit de Stedenfondsmiddelen, door de opname van leningen en uit een dotatie van de Vlaamse Gemeenschap voor de gemeenschapscentra. 93

94 Niet onbelangrijk is dat de VGC haar investeringsmiddelen in feite zelf genereert. Dat doet ze door bepaalde middelen uit trekkingsrechten, subsidies en overschotten te affecteren voor investeringen en door leningen aan te gaan. Alleen voor een beperkt investeringsprogramma voor de gemeenschapscentra stelt de Vlaamse Gemeenschap 1,116 miljoen EUR ter beschikking op jaarbasis Reserves Het College heeft tijdens de vorige legislatuur een aantal middelen gereserveerd en ondergebracht in (reserve)fondsen. Die fondsen kunnen in twee categorieën onderverdeeld worden. Enerzijds zijn er de fondsen die voorbehouden zijn voor een specifieke bestemming, met name het Onderwijsfonds, het Gezinsfonds en het Stedenfonds. Anderzijds is er het Lambermontfonds, dat een algemene reserve is voor toekomstige uitgaven. Het Onderwijsfonds Het Onderwijsfonds is specifiek voor onderwijsdoelstellingen bestemd. In het Onderwijsfonds worden de specifieke middelen, afkomstig uit dotaties voor onderwijs en de overgenomen onderwijsinstellingen, gereserveerd voor toekomstige uitgaven. Dat geldt voor uitgaven op de gewone en de buitengewone dienst. Jaarlijks wordt een te indexeren bedrag in het Onderwijsfonds ondergebracht. Dat geld is afkomstig van de speciale dotaties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de dotatie van de federale overheid. Daarnaast worden een aantal middelen uit overschotten op het beleidsdomein Onderwijs aan dit fonds toegevoegd. Op 1 januari 2014 bedroeg de reserve 46,46 miljoen EUR. Na uitvoering van de begroting 2014 en na de inzet van middelen voor uitvoering van het investeringsplan zou de reserve nog 27,32 miljoen EUR bedragen. Op basis van de geplande uitgaven voor het investeringsplan, in dit geval begrotingsjaar 2015, is er nog een beschikbare reserve van 10 miljoen EUR. Het Stedenfonds Het Stedenfonds werd op initiatief van de Vlaamse Gemeenschap opgericht. De trekkingsrechten in het kader van het Stedenfondsdecreet worden erin ondergebracht. Van daaruit gebeurt dan de verdeling van de middelen, voor de gewone en de buitengewone dienst. Op 1 januari 2014 ging Stedenfonds III van start, waardoor er geen reserves werden overgenomen. Na uitvoering van de begroting 2014 is er een reserve van 0,92 miljoen EUR, bestemd voor beleidsgerelateerde investeringsuitgaven. Het Gezinsfonds Dit reservefonds bevat middelen voor investeringen in de sector Gezin. Op 1 januari 2014 bedroeg de reserve 4,36 miljoen EUR. Na uitvoering van de begroting 2014 zou de reserve 1,42 miljoen EUR bedragen. Dat geld is nagenoeg volledig bestemd voor investeringsuitgaven. Het Lambermontfonds Dit fonds werd opgericht om nog niet bestemde middelen voorlopig in onder te brengen en om voorzieningen en reserves voor te verwachten uitgaven aan te leggen. Op 1 januari 2014 bedroeg de reserve 13,43 miljoen EUR. Na uitvoering van de begroting 2014 zou de reserve 2,99 miljoen EUR bedragen. Daarvan is 1 miljoen EUR niet bestemd. 94

95 Samengevat De VGC beschikt over een totale reserve van 32,65 miljoen EUR. Het overgrote deel daarvan, ruim 20 miljoen EUR, is bestemd voor uitgaven, hoofdzakelijk binnen het kader van het investeringsplan. 1 miljoen EUR is functioneel niet bestemd Schuld Ten opzichte van 2010 is het schuldvolume met 97,37% gestegen. In 2008 was er een leningovername van 15 miljoen EUR door de Vlaamse Gemeenschap, waardoor het schuldvolume op dat moment substantieel verminderde. In 2011 was er dan weer een grote leningopname van 8 miljoen EUR, gecompenseerd door inkomsten van de Vlaamse Gemeenschap Schuldvolume 18,22 20,33 32,90 34,20 35,96 Op basis van het schuldvolume op 1 januari 2014 wordt de schuldlast, in dit geval de kapitaalsaflossing en de interesten, geraamd op 6,95 miljoen EUR voor het dienstjaar Prognoses voor de toekomst Inkomsten van de VGC De trekkingsrechten en de dotaties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gegarandeerd door artikel 83 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Daarbij hoort ook het bedrag bepaald bij artikel 55 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. Voor deze inkomsten geldt ook een indexeringsmechanisme. We moeten wel benadrukken dat de dotatie voor de onderwijsinstellingen die werden overgenomen van de voormalige provincie Brabant, bepaald wordt op basis van het leerlingenaantal in deze onderwijsinstellingen. Vandaag gaan we uit van een aandeel van 30% voor de VGC. In 2014 bedroeg het totale bedrag van dotaties en trekkingsrechten 64,14 miljoen EUR. Gebaseerd op de evolutie van de voorbije jaren kunnen we ervan uitgaan dat deze (geïndexeerde) inkomsten ook de volgende legislatuur zullen worden gegarandeerd, uiteraard onder voorbehoud van macro-economische evoluties en hun impact op de begroting van de hogere overheden. De dotatie van de Vlaamse Gemeenschap is gegarandeerd door artikel 82 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Hier geldt wel de restrictie dat alleen algemeen voorzien is in middelen van de Vlaamse Gemeenschap voor de VGC, zonder garantie van een hoeveelheid of een indexeringsmechanisme. In 2014 bedroeg de dotatie 25,15 miljoen EUR. Deze dotatie is tijdens de voorbije jaren niet of nauwelijks geïndexeerd. In een enkel jaar werd een besparing op de dotatie doorgevoerd. Voor de toekomst moeten we er voorzichtigheidshalve vanuit gaan dat de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap niet of zeer beperkt zal stijgen. Voor flankerend infrastructuurbeleid ontvangt de VGC gedurende 5 jaar, tot en met 2015, een bedrag van 2 miljoen EUR van de Vlaamse Gemeenschap. Voor 2014 werd echter beslist om deze dotatie (eenmalig) met 1 miljoen EUR te verminderen. In het kader van de Stedenfondstrekkingsrechten ontvangt de VGC in 2014, 14,73 miljoen EUR voor het eerste jaar van de overeenkomst. Voor de volgende jaren wordt uitgegaan van een groeivoet van 3,5%. De bijkomende index- of groeivoetmiddelen zijn in eerste instantie bestemd voor de indexering van de personeelskosten, het saldo bij voorkeur voor transversale en/of vernieuwende initiatieven. De index

96 werd alvast op deze manier gebruikt. Deze praktijk kan zich ook in de komende periode voortzetten. In elk geval moeten de middelen ingeschreven worden in de doelstellingen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds. De middelen die de VGC ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap voor de organisatie van het onderwijs en in uitvoering van diverse decreten, zullen mutatis mutandis ook tijdens de volgende legislatuur beschikbaar zijn. Het gaat om 16,02 miljoen EUR (basis 2014) die in feite begrotingsneutraal zijn, omdat ze gecorreleerd zijn aan uitgaven. De middelen die de VGC krijgt van de federale overheid, zijn gegarandeerd door artikel 45 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. In 2014 bedroeg de dotatie 13,34 miljoen EUR. Deze dotatie zal vermoedelijk volgens het vooropgestelde groeipad en de voorziene indexering worden voortgezet. De middelen die de VGC zelf genereert uit prestaties en via overdrachten, bedroegen 4,68 miljoen EUR in In vergelijking met de voorbije jaren zijn die middelen in dalende lijn. Ook hier gaat het in feite om een begrotingsneutraal gegeven, omdat de middelen meestal aan uitgaven gecorreleerd zijn. Tot slot wijzen we bij de vooruitzichten van de inkomsten nog op de voorspellingen van het Planbureau met betrekking tot de spilindex. Die wordt gebruikt om verschillende indexaties te berekenen. 2014/ / / /2018 Gezondheidsindex 1,5 1,6 1,7 1,7 In de onderstaande tabel wordt een schatting gemaakt van de te verwachten inkomsten voor de jaren van de volgende legislatuur. De indexeringspercentages werden opgesteld op basis van de evolutie van de voorbije jaren, de verwachte gezondheidsindex en beschikbare informatie. Indexering 2014 (basis) Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1,25% 64,14 64,94 65,75 66,57 67,40 68,24 - trekkingsrechten 1,25% 45,24 45,80 46,38 46,96 47,54 48,14 - speciale dotaties 1,25% 18,90 19,13 19,37 19,61 19,86 20,11 Vlaamse Gemeenschap 1,56% 56,89 58,72 57,56 58,43 59,32 60,23 - dotatie 0,50% 25,15 25,27 25,40 25,52 25,65 25,78 - decreten 1,00% 6,68 6,75 6,81 6,88 6,95 7,02 - Stedenfonds 3,50% 14,70 15,21 15,75 16,30 16,87 17,46 - onderwijs 1,25% 9,37 9,49 9,61 9,73 9,85 9,97 - flankerend infrastructuurbeleid 1,00 2,00 Federale overheid (+ aangroei) 1,50% 13,34 15,52 15,76 16,00 16,24 16,48 Eigen inkomsten 0,00% 4,86 4,86 4,86 4,86 4,86 4,86 Totaal 1,08% 139,23 144,03 143,93 145,86 147,82 149,81 D jaar 4,80-0,10 1,92 1,96 2,00 D % 3,45% -0,07% 1,34% 1,34% 1,35% Waarvan niet-specifieke inkomsten: 70,38 71,08 71,77 72,48 73,20 73,92 D jaar 0,69 0,70 0,71 0,71 0,72 D % 0,98% 0,98% 0,98% 0,99% 0,99% Het gaat hier slechts om prognoses, ondergewaardeerd ten opzichte van de spilindex, onder voorbehoud van beslissingen van de hogere overheden. Het is duidelijk dat een dergelijke onderindexering van de dotaties 96

97 gevolgen heeft voor de financiële toestand van de VGC, zeker wanneer deze cijfers bijvoorbeeld naast de effectieve indexering van personeelsuitgaven worden gelegd. Ter illustratie van deze problematiek wordt onderstaand voor wat betreft de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap een ruwe vergelijking gemaakt tussen indexering van 2% en de reële stijging van de inkomsten. Indien 2009 als referentiejaar genomen wordt, bedraagt de dotatie van 2014 reeds 1,64 miljoen EUR minder in vergelijking met een geïndexeerde dotatie. Over de gehele termijn bedraagt het verschil 7 miljoen EUR. Discrepantie indexatie Vlaamse Gemeenschap Dotatie VG reëel 24,26 24,30 22,72 24,48 25,15 25,15 Dotatie VG index 2% 24,26 24,75 25,24 25,74 26,26 26,79 Verschil effectief - index 2% 0,00-1,80% -0,45-9,98% -2,52-4,91% -1,26-4,23% -1,11-6,10% -1,64 Gecumuleerd verschil 0,00-0,45-2,97-4,23-5,34-6, Gewone uitgaven van de VGC De personeelslast De personeelslast van de VGC bestaat uit: - loonlast (inclusief vakantiegeld); - patronale bijdragen; - diverse vergoedingen. Loonlast Onder de loonlast van de VGC vallen de effectieve lonen, het vakantiegeld en de eindejaarspremie van het personeel. Dit is onlosmakelijk verbonden met de personeelsbezetting van de organisatie. Patronale bijdragen - Pensioenen *Voor de vastbenoemde personeelsleden is de VGC aangesloten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO). Het percentage van de pensioenbijdrage zal de komende jaren stijgen van 28,5% van het brutoloon in 2014 naar 32,5% in 2015 en 34% vanaf In de begroting werden de uitgaven daarvoor geraamd op 2,74 miljoen EUR. Op basis van recente berichten over de betaalbaarheid van de pensioenen wordt voor de volgende jaren ook een stijging van 2,5% voorzien. *Voor het pensioen van de personeelsleden die overgenomen werden van de voormalige provincie Brabant (= een gesloten groep) sloot de VGC een overeenkomst met Ethias. In 2014 wordt daarvoor een premie van 3,19 miljoen EUR betaald. Die premie stijgt elk jaar contractueel met 4,96%. Los van deze stijging zal tijdens de eerstvolgende jaren vermoedelijk geen bijkomend kapitaal noodzakelijk zijn. De voormalige provincie Brabant sloot met Ethias een rentecontract voor de pensioenen van de personeelsleden die bij de splitsing van de provincie niet zouden worden overgenomen door de erfgenamen maar die wel pensioenrechten konden doen gelden ten laste van de erfgenamen. De bijdrage van de VGC bedroeg 6,4% van het totaal of EUR op jaarbasis. Dat contract liep in 2009 af. Het rentecontract is echter onvoldoende. Daarom werd in 2013 een eerste bijdrage geleverd van EUR. Die bijdrage stijgt de volgende jaren en zal in 2018, EUR bedragen. Vanaf 2019 daalt de premie tot EUR in *Voor de contractuele personeelsleden betaalt de VGC de gewone werkgeversbijdrage van 8,86% op het brutoloon. *Lokale besturen, waarvoor de individuele pensioenlasten hoger liggen dan de betaalde basispensioenbijdrage, moeten een responsabiliseringsbijdrage betalen. Deze responsabiliseringsbijdrage is gelijk aan een percentage van het verschil tussen de individuele pensioenlasten en de betaalde basispensioenbijdrage. Voor 2014 gaat het om 0,24 miljoen EUR. We moeten er echter van uitgaan dat die bijdrage in de loop van de jaren zal stijgen. In wat volgt wordt veiligheidshalve uitgegaan van een jaarlijkse stijging tot 2019 van 15%. 97

98 *De regularisatiebijdrage is een bijdrage die lokale besturen moeten betalen voor de meerkost van het ambtenarenpensioen voor contractuele personeelsleden die pas na vijf jaar vastbenoemd worden. De eerste vijf contractuele jaren zijn vrijgesteld van de regularisatiebijdrage. De regeling ging van start op 1 januari Dat betekent dat de regularisatiebijdrage ten vroegste geldt vanaf 1 januari 2017 voor vaste benoemingen van contractuelen. In de kostenevolutie wordt daar nog geen rekening mee gehouden, maar de VGC mag dit uiteraard niet uit het oog verliezen. Diverse vergoedingen Deze categorie is een verzameling van verschillende personeelsgerelateerde uitgaven zoals woon-werkverkeer, verschillende sociale vergoedingen, uitgaven voor arbeidsgeneeskunde en uitgaven voor de gemeenschappelijke sociale dienst. Evolutie tijdens de komende legislatuur De onderstaande tabel bevat de evolutie van de personeelskosten voor de komende jaren. De basis voor de berekening betreft de personeelskosten zoals die voorzien zijn in de begroting De besparingen zoals goedgekeurd in 2013, zijn daarin al opgenomen. Er wordt een jaarlijkse indexering van 1,6% toegepast, in overeenstemming met de voorspellingen voor de gezondheidsindex. Voor de pensioenbijdragen worden de bovenstaande percentages gehanteerd Loonkosten 37,05 37,65 38,25 38,86 39,48 40,11 Vakantiegeld 2,82 2,87 2,91 2,96 3,00 3,05 Patronale bijdragen 12,49 13,23 13,74 14,38 15,04 15,71 RSZ 4,05 4,11 4,18 4,25 4,31 4,38 Pens ioenen 8,44 9,12 9,56 10,13 10,72 11,33 s tatutairen 2,74 3,18 3,38 3,68 4,00 4,32 contractuelen 1,79 1,82 1,85 1,88 1,91 1,94 ges ubs idieerde 0,22 0,22 0,23 0,23 0,23 0,24 Pers oneel Brabant 3,45 3,62 3,79 3,98 4,17 4,35 overgenomen 3,20 3,35 3,52 3,69 3,88 4,07 niet-overgenomen 0,26 0,27 0,28 0,28 0,29 0,28 Res pons abilis ering 0,24 0,28 0,32 0,37 0,42 0,48 Regularis atiebijdrage pm pm pm Vergoedingen 1,80 1,83 1,86 1,89 1,92 1,95 Pensioen NCC 0,06 0,06 0,06 0,06 0,06 0,06 Arbeidsgeneeskundige diensten 0,24 0,24 0,25 0,25 0,26 0,26 Sociale dienst 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04 Totaal 54,50 55,91 57,10 58,43 59,80 61,19 D jaar 1,41 1,19 1,33 1,37 1,39 D % 2,59% 2,14% 2,33% 2,34% 2,33% De werkingskosten Zoals eerder al aangegeven, gaan we uit van een jaarlijkse stijging van de spilindex van 1,6%. Alles hangt natuurlijk af van economische factoren, zoals de fluctuatie van de energieprijzen, de economische groei, de grondstofprijzen, Voor de periode wordt het volgende kostenverloop verwacht, rekening houdend met een indexering van 1,6% (gelijklopend met de spilindex): Werkingskosten 16,89 17,16 17,43 17,71 18,00 18,29 98

99 Overdrachten Voor 2014 wordt het bedrag van de overdrachten begroot op in totaal 41,36 miljoen EUR. Via deze overdrachten realiseert de VGC haar beleid op de verschillende domeinen. De evolutie van het subsidievolume zal dan ook voor een groot deel in functie staan van de beleidsmarges die ontstaan na verrekening van de personeelskosten, de werkingskosten en de schuld, die naast een beleidsfactor voornamelijk een technische evolutie kennen. Voorzichtigheidshalve gaan we voor de komende jaren uit van een nulgroei. De schuld In 2008 nam de Vlaamse Gemeenschap 15 miljoen EUR uitstaande schuld over van de VGC. Daardoor verminderde het schuldvolume in 2009 tot 14 miljoen EUR. De schuldenlast te verrekenen op de gewone dienst daalde zo tot 3,56 miljoen EUR op jaarbasis. Voor de uitvoering van het Investeringsplan werd oorspronkelijk een leningcontingent van 25 miljoen EUR vooropgesteld. Omwille van besparingen heeft het vorige College beslist om dat terug te brengen tot 20 miljoen EUR. Anderzijds werden de niet-opgenomen leningen van het voorgaande investeringsplan ( ) overgenomen in het plan , met name 7,19 miljoen EUR. De onderstaande tabel geeft de te verwachten evolutie weer van het schuldvolume en de jaarlijkse schuldenlast voor de komende legislatuur. Voor de berekening gaan we uit van de volgende veronderstellingen: - het leningcontingent van 20 miljoen EUR, met name een jaarlijkse opname van 4 miljoen EUR, wordt gehandhaafd; - voor de berekening van de jaarlijkse schuldenlast gaan we voor nieuwe leningen uit van een jaarlijkse kapitaalsaflossing van 15% en 4,5% voor de interesten Schuldvolume op 01/01/x 35,96 38,26 33,63 32,58 31,7 30,94 Jaarlijkse schuldenlast 6,95 7,27 6,39 6,19 6,02 5,88 Samengevat Hieronder geven we een totaalbeeld van de uitgaven voor de komende jaren. Uiteraard is dit slechts een projectie op basis van bovenstaande veronderstellingen en dus ook afhankelijk van de voltrekking van de vooropgestelde multiplicators: - personeelskosten: o evolutie van de gezondheidsindex, met betrekking tot de indexering van de lonen; o evolutie van de pensioenproblematiek; o responsabiliseringsbijdrage; o regularisatiebijdrage; - werkingsuitgaven: o evolutie van de inflatie; o prijsevolutie nutsvoorzieningen; - schuld: o realisatie van het investeringsplan; o evolutie van de rentetarieven en bancaire marges op leningen. 99

100 Pers oneel 54,50 55,91 57,10 58,43 59,80 61,19 Werking 16,89 17,16 17,43 17,71 18,00 18,29 Overdrachten 41,36 41,36 41,36 41,36 41,36 41,36 Schuld 6,95 7,27 6,39 6,19 6,02 5,88 Totaal 119,70 121,70 122,28 123,69 125,18 126,72 D jaar 2,00 0,58 1,41 1,49 1,54 D % 1,67% 0,48% 1,15% 1,20% 1,23% Op het vlak van de investeringen Het huidige investeringsplan loopt af in Voor de voorziene uitgaven zijn er voldoende inkomsten gegarandeerd, op voorwaarde dat de geplande verkopen worden gerealiseerd. Voor het volgende investeringsplan, dat voor de periode zal gelden, zijn de uitgaven afhankelijk van de middelen die het College ter beschikking stelt voor investeringsuitgaven: - niet-bestemde reserves in de fondsen; - reserveren van specifieke dotaties voor investeringsuitgaven, in dit geval dotaties voor onderwijs, kinderkribbeplan; - de investeringsdotatie van de Vlaamse Gemeenschap voor de gemeenschapscentra die jaarlijks (zonder formeel engagement) werd toegewezen: 1,116 miljoen EUR/jaar; - de middelen in het kader van het Stedenfonds voor investeringsuitgaven: 4,8 miljoen EUR/jaar; - leningcontingent van 20 miljoen EUR; - eventuele vrijgemaakte middelen uit de gewone dienst; - eventuele ontvangsten uit de verkoop van onroerende goederen Totaal Onderwijs middelen* 23,00 13,00 13,00 13,00 13,00 75,00 Gezin 1,42 1,42 Stedenfonds 4,80 4,80 4,80 4,80 19,20 Gemeens chaps centra* 1,12 1,12 1,12 1,12 1,12 5,58 Leningen 4,00 4,00 4,00 4,00 4,00 20,00 Totaal 34,34 22,92 22,92 22,92 18,12 121,20 *onder voorbehoud van effectieve ontvangs ten Volgens de bovenstaande vooruitzichten en veronderstellingen zal voor het Investeringsplan een totaal budget van 121,2 miljoen EUR beschikbaar zijn. Daarbij wordt geen rekening gehouden met eventuele eenmalige reservaties van gewone middelen of verkopen van onroerende goederen Resultaat van de gewone dienst De onderstaande tabel bevat een overzicht van de evolutie van uitgaven en ontvangsten, op basis van de gemaakte projecties. Voor de ontvangsten wordt alleen rekening gehouden met de niet-specifieke inkomsten van de VGC. Andere ontvangsten zijn immers bestemd voor specifieke uitgaven. Daarbij moeten we benadrukken dat een deel van de stijging van de uitgaven gekoppeld is aan specifieke ontvangsten. Dat betekent dat D Saldo voor een beperkt deel overschat wordt. Maar het gaat om een beperkte overschatting, aangezien het overgrote deel van de stijging betrekking heeft op algemene uitgaven. 100

101 D Uitgaven 2,00 0,58 1,41 1,49 1,54 D Ontvangs ten 0,69 0,70 0,71 0,71 0,72 excl. s pecifieke dotaties D Saldo -1,31 0,12-0,70-0,78-0,82 Gecumuleerd resultaat -1,31-1,19-1,89-2,67-3,49 Gecumuleerd resultaat obv 2014* -5,48-5,36-6,06-6,84-7,66 * eenmalige middelen res ultaat 2014: 4,17 miljoen EUR Over het algemeen is er in de prognose voor elk jaar een negatief saldo ten opzichte van het voorgaande jaar (D Saldo). Dat wil zeggen dat, bij ongewijzigd beleid, het resultaat van de begroting een steeds groter tekort opbouwt (Gecumuleerd resultaat). Op het einde van de legislatuur (2019) zou dat neerkomen op een tekort van 3,49 miljoen EUR. De oorzaak voor deze negatieve trend is tweeledig. Enerzijds is er de beperkte stijging van de niet-specifieke inkomsten van de VGC. Anderzijds is de stijging van het tekort voornamelijk toe te schrijven aan de stijging van de personeelskosten, namelijk de verhoogde pensioenlasten. Voor het tweede jaar wordt een positief saldo verwacht. Dat heeft voornamelijk te maken met het feit dat de lopende lening van 8 miljoen EUR dan afloopt. In de bovenstaande overzichtstabel wordt ook het gecumuleerde resultaat op basis van de begroting 2014 weergegeven. Die werd met een licht overschot van 0,02 miljoen EUR afgesloten. We moeten er wel op wijzen dat er voor 2014, 4,19 miljoen EUR aan eenmalige middelen in de begroting werden geïmputeerd. Dat betekent dat er, inclusief het geraamde resultaat van 0,02 miljoen EUR, in feite een tekort is van 4,17 miljoen EUR op de gewone dienst. Rekening houdend met de vooropgestelde prognoses zou het geraamde begrotingstekort voor 2015, bij ongewijzigd beleid, oplopen tot 5,47 miljoen EUR. Dat betekent dat er tegen het einde van de legislatuur een tekort van 7,66 miljoen EUR is. Uit het overzicht van de reserves blijkt bovendien dat er geen of slechts zeer beperkt ruimte is om daaraan tegemoet te komen via de input van eenmalige middelen Externe factoren Tot slot verwijzen we nog naar de begrotingsevolutie van de andere overheden, want de VGC is voor haar inkomsten vooral afhankelijk van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor haar (niet-specifieke) ontvangsten van de Vlaamse Gemeenschap. In april 2012 werd het Belgische stabiliteitsprogramma opgesteld en goedgekeurd door de federale ministerraad. Er werd ook overlegd met de gemeenschappen en de gewesten op de interministeriële conferentie voor financiën en begroting. Het stabiliteitsprogramma bevat de krachtlijnen en de doelstellingen voor het budgettaire beleid voor de periode Het begrotingstekort van de gezamenlijke overheid bedroeg 2,7% in Dat betekent dat de vooropgestelde doelstelling van 2,9% bereikt werd. In termen van structureel tekort (resultaat gezuiverd voor conjunctuurinvloeden en eenmalige maatregelen) is er een daling van slechts 0,75% van het bbp tegenover de door de EU vooropgestelde 1%. Voor 2014 wordt een structurele verbetering van 0,75% van het bbp als doel naar voren geschoven. De Europese Commissie verwacht echter dat het structureel tekort slechts met 0,4% zal 101

102 verbeteren. Gecombineerd betekent dit dat er een inhaalbeweging van 0,6% nodig is. Concreet komt dat neer op een besparing van 2,3 miljard EUR. Voor de jaren moet bijkomend 2% van het bbp bespaard worden, dat is 8,2 miljard EUR, om in 2016 het beoogde doel van een structureel overschot van 0,75% van het bbp te behalen. In totaal moet dus tegen 2016 nog ruim 10 miljard EUR bespaard worden. Ter vergelijking: in de voorbije periode werd 8 miljard EUR bespaard. De VGC moet ook rekening houden met de implicaties van de opgestelde doelstellingen in het Stabiliteitsprogramma met betrekking tot het begrotingstekort van de gezamenlijke overheid, ook al is dat niet rechtstreeks in de begrotingsproblematiek vervat. De kans dat de VGC de gevolgen van de nodige (structurele) besparingsmaatregelen zal voelen via de inkomsten vanuit de andere overheden, is niet onbestaande. Dat betekent dat de ramingen voor de komende legislatuur met nog meer voorzichtigheid en aandacht moeten worden bekeken Investeringsbeleid van de VGC Situering Het investeringsbeleid van de VGC bestaat uit drie pijlers: - investeringen in eigen patrimonium; - investeringen door het verlenen van investeringssubsidies; - beheer van eigen patrimonium. De eerste twee pijlers zijn gericht op effectieve investeringen en hebben betrekking op de buitengewone dienst van de VGC. De derde pijler is een afgeleide van investeringen (in eigen patrimonium) en vindt voornamelijk zijn weerslag in de gewone dienst. In wat volgt worden de drie pijlers in detail behandeld. De eerste en de derde pijler kunnen niet afzonderlijk bekeken worden. Investeringen in eigen patrimonium hebben immers hun weerslag op het beheer van dat patrimonium, zowel financieel als op het vlak van operationele opvolging Investeringen Investeringsplan De investeringen (eerste en tweede pijler) maken deel uit van het investeringsplan. Voor de voorbije legislatuur werd in 2010 een plan opgesteld voor een termijn van vijf jaar. Daarin staan alle investeringsuitgaven. Daarbij wordt een één-op-één-relatie met de begroting gehandhaafd. Dat betekent dat elke uitgave in de begroting ook in het investeringsplan moet staan en omgekeerd. Het huidige investeringsplan omvat de periode en overschrijdt de legislatuur dus één jaar. Op die manier wordt de continuïteit gegarandeerd. Deze meerjarenplanning is geen statisch gegeven. Door de jaren heen wordt ze aangepast: op basis van evoluties van voorliggende bouwprojecten en opportuniteiten, en op basis van de beschikbaarheid van financiële middelen. Hieronder gaat een overzicht van de uitgavenenveloppes uit het Investeringsplan (vijfde bijsturing, najaar 2013). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen investeringen in eigen patrimonium en investeringssubsidies. 102

103 Investeringsplan Totale uitgaven Waarvan eigen patrimonium: miljoen miljoen % EUR EUR % Eigen adminis tratie 6,32 3,27% 6,32 100% VGC trans vers aal 6,85 3,54% 6,85 100% Waarvan investeringssubsidies: miljoen % EUR Cultuur, Jeugd en Sport* 36,46 18,85% 31,49 86% 4,98 14% Onderwijs en Vorming 117,15 60,55% 31,17 27% 85,98 73% Welzijn, Gezondheid en Gezin 26,68 13,79% 2,64 10% 24,04 90% Totaal 193,47 78,48 41% 115,00 59% * inclus ief Muntpunt Om het investeringsbeleid te plannen wordt de ontwikkelde methodiek voortgezet, met verdere verfijningen. Dat wil zeggen dat er in 2015 een nieuw plan moet worden opgesteld voor de periode , op basis van: - de beschikbare middelen; - de nodige investeringen voortvloeiend uit het voorgaande investeringsplan, bijvoorbeeld gestarte projecten en engagementen finaliseren; - de noodzakelijke investeringen, bijvoorbeeld vervangingsinvesteringen; - nieuwe voorliggende projecten of intenties. Algemeen gesteld wordt bij investeringsprojecten getracht om er een transversale en multifunctionele invulling aan te geven. Belangrijk daarbij is dat het financiële kader, zoals weergegeven bij de prognoses over de financiële situatie, sluitend is. Dat betekent dat uitgaven alleen kunnen worden opgenomen als daarvoor de nodige middelen zijn voorzien. En dat inkomsten alleen beschikbaar worden gesteld als ze verworven zijn, door overeenkomst of door effectieve uitvoering van beslissingen, bijvoorbeeld verkopen. De doelstelling is om de samenwerking tussen de directie Gebouwen en Patrimonium en de directie Financiën en Begroting te versterken. Voor de nieuw op te starten investeringen zullen deze directies samenwerken op het vlak van kostenberekening en haalbaarheidsstudies (zie verder). Naast de initiële fase van infrastructurele projecten, zal bij de opvolging ook nauwgezet gemonitord worden op basis van de kostenplanning Eigen patrimonium De projecten die in het huidige investeringsplan zijn opgenomen en opgestart, worden verder afgewerkt, minstens tot wanneer een werkbaar geheel klaar is. Voor de nieuwe projecten is het de bedoeling om de rol van de VGC en haar administratie om te buigen in die van facilitator en projectregisseur. De VGC zal in de toekomst meer de rol van bouwheer/opdrachtgever in enge zin opnemen. Dat houdt in dat meer met externen en via specifieke samenwerkingsovereenkomsten kan worden gewerkt. Voorbeelden daarvan zijn de DBF(M)-overeenkomsten voor Kasterlinden (DBFM: Design, Build, Finance en Maintenance) en Pieter en Pauwel (DBF: Design, Build en Finance) en andere PPSconstructies. De VGC bepaalt op voorhand wat de verwachtingen en de concrete outputspecificaties zijn. Externen staan vervolgens in voor het vervolgproces, met name het ontwerp, de uitvoering en de prefinanciering van het project. De rol van de VGC beperkt zich dan tot opvolging en controle van het project. De keuze om het onderhoud al dan niet in deze overeenkomsten op te nemen gebeurt op basis van een kosten-batenanalyse: voordelen (bijvoorbeeld uitbesteding van werklast, risicobeheersing) en nadelen (bijvoorbeeld de kosten van risicobeheersing op lange termijn) moeten worden afgewogen. Bij de analyse van mogelijke nieuwe projecten en het gebruik van de middelen staan de volgende aandachtsen uitgangspunten voorop: - voorkeur voor (vervangings-)investeringen met als doel de onderhouds- en exploitatiekosten te verminderen, in dit geval duurzame investeringen zoals isoleringsverbeteringen; 103

104 - de VGC heeft een voorbeeldfunctie en hanteert minstens de normen van EPB, indien mogelijk beter; - integrale toegankelijkheid van het volledige gebouw; - efficiënt ruimtegebruik; - stimuleren van optimaal multifunctioneel gebruik, multi-inzetbaarheid, combineerbaarheid en aanpasbaarheid; - inbedding in de buurt en de omgeving; - kunstintegratie; - linken naar wijkcontracten, stadsvernieuwingsprojecten, In de fase voorafgaand aan infrastructurele projecten moet een degelijke haalbaarheidsstudie worden gemaakt om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de implicaties van een project: - investeringsuitgaven: o netto bouwkost; o erelonen voor studies; o wettelijk verplichte prijsherzieningen; o marge voor mogelijke meerwerken; - beheer: o o o o inschatting van vervangings- en onderhoudsinvesteringen op lange termijn; exploitatiekosten: ~ energiekosten; ~ verzekering; ~ beheerskosten (onderhoud, schoonmaak ); analyse van de impact van investeringsopties op de exploitatiekosten; operationeel beheer. In het ideale geval ziet de rol van de directie Gebouwen en Patrimonium er in de toekomst het best als volgt uit: - bij de opstart van infrastructurele projecten: o centrale actor in projectdefiniëring; o haalbaarheidsstudies; o (faciliteren van) voorstudies voor projecten; o definiëring van outputspecificaties; o centrale actor in gunningsprocedures; - bij de opvolging van projecten: o controle van de uitvoeringsfase, voor outputspecificaties; o controle van oplevering; - externe organisaties ondersteunen om een bouwproject uit te werken; - organisaties samenbrengen in multifunctionele projecten; - organisaties ondersteunen om infrastructuur open te stellen, te delen en multifunctioneel aanpasbaar te maken; - kenniscentrum voor infrastructurele projecten, op basis van scholing en specialisatie Investeringssubsidies Investeringssubsidies verlenen blijft een belangrijke pijler van het VGC-beleid. De algemene beleidsdirecties krijgen ondersteuning en advies bij het toekennen van investeringssubsidies. In de eerste plaats doet de directie Gebouwen en Patrimonium het administratieve nazicht van het investeringsdossier. Daarnaast kijkt zij ook het inhoudelijk-technische gedeelte van de investering kritisch na. En als dat nodig is, begeleidt ze externe organisaties bij het gebruik van de toegekende subsidies. De directie Gebouwen en Patrimonium maakt verder ook werk van uniforme basisregels voor investeringstoelagen en het documenteren in een algemene subsidiedatabank. In het kader van eventuele cofinanciering met andere overheden stelt zij ook samenwerkingsprotocollen op met deze overheden. Bedoeling is om die protocollen verder te verfijnen en de regels op elkaar af te stemmen. Net zoals voor het eigen patrimonium ontwikkelt de VGC ook een methodologie om, in samenspraak met de subsidie-aanvrager, te komen tot een volledige trajectplanning en monitoring. Die planning en monitoring 104

105 vinden hun neerslag in de investeringsfiches. De investeringsfiche monitort het verloop van de projecten die investeringssubsidies krijgen: van bij de start tot en met de uiteindelijke uitbetaling en realisatie van het project. De beheers- en controle-instrumenten voor de besteding van subsidies moeten verder worden verfijnd. Daarbij horen ook de controles ter plekke. - projecten subsidiëren op basis van trajectplanning en op voorwaarde dat ze daadwerkelijk worden gerealiseerd binnen een redelijke termijn; - elk dossier voor de toekenning van subsidies toetsen aan en evalueren op basis van de globale doelstellingen van de VGC; - trajectplanning neerschrijven in subsidiefiches die centraal worden beheerd; - subsidiedossiers aftoetsen aan de uitgangspunten voor eigen gebouwen; - organisaties actief ondersteunen, adviseren en regisseren bij de opmaak van investeringsdossiers; - elk investeringsdossier biedt een antwoord op de doelstellingen geformuleerd in de nota stedelijk beleid Beheer van het eigen patrimonium De derde pijler van het investeringsbeleid gaat over het beheer van het eigen patrimonium: zowel het gewoon als het buitengewoon onderhoud en de exploitatie van gebouwen. Zoals eerder aangegeven ligt het beheer van het eigen patrimonium in het verlengde van investeringen in eigen patrimonium. Het al dan niet investeren in patrimonium heeft immers implicaties voor het onderhoud en de exploitatiekosten van een gebouw. Het patrimonium van de VGC is, op een aantal uitzonderingen na, verouderd en functioneel onaangepast. Dat betekent dat het een grote uitdaging is om te voldoen aan de steeds strenger wordende eisen, normen en wetgeving op het gebied van brandveiligheid, toegankelijkheid, energiehuishouding,. De voorbije jaren leren ons dat de middelen die de VGC kon besteden voor het instandhouden van het bestaand patrimonium zeer beperkt zijn. Dit maakt dat vernieuwing van daken en buitenschrijnwerk in een aantal gemeenschapscentra, de vernieuwing van stookplaatsen, conformiteitswerken, de technische werken, zeer restrictief worden uitgevoerd en alleen de hoogst noodzakelijke aanpassingen werden gerealiseerd, laat staan dat er proactief geïnvesteerd werd in energie-efficiënte maatregelen. Vergelijkbare benchmarks zijn in België nog niet voorhanden, maar vergelijkingen met ons omringende landen tonen aan dat de VGC ondergeïnvesteerd heeft. In het deel eigen patrimonium werden (vervangings-)investeringen om infrastructuur te verbeteren en exploitatiekosten te verminderen naar voren geschoven. Ook als het gaat over het beheer van het eigen patrimonium geven we de voorkeur aan dit soort investeringen. Bedoeling is om zo het bestaande patrimonium te verbeteren en te optimaliseren en om een kostenefficiënt exploitatiebeheer te verzekeren. Om de gebouwen zo efficiënt mogelijk te beheren, worden de bestaande contracten gereorganiseerd (bijvoorbeeld gebouwtechnisch onderhoud en keuringen) in eigen raamcontracten of wordt ingeschreven op contracten van andere overheden. De raamcontracten hebben als voordeel dat de VGC zo meer voordelige prijzen kan bedingen. Maar dat besparende effect wordt soms tenietgedaan door het feit dat, via het raamcontract, de dienstverlening wordt uitgebreid naar alle installaties in alle gebouwen. Op die manier is het preventieve onderhoud van alle installaties in elk geval een meerwaarde, maar het heeft uiteraard ook een prijskaartje. Daarnaast wordt het bestaande patrimonium opgenomen in een nieuw te ontwikkelen energiekadaster (cf. de technische audits van de gemeenschapscentra een aantal jaar geleden). Een energiekadaster is een aanvulling bij het eigendomskadaster en geeft een beeld van de energetische toestand van het patrimonium: verbruik, isolatiewaarden gebouw, info over installaties, alternatieve energiebronnen, Het energiekadaster is de leidraad bij het opstellen van de prioriteiten voor renovatiewerken. 105

106 - de beleidsdomeinen brengen de toekomstige infrastructurele noden van de VGC in kaart, samen met het energiekadaster. Mogelijkheden tot clustering en multifunctioneel gebruik van locaties staan centraal; - het aantal in gebruik genomen m² terugschroeven tot een kleiner, functioneel en energetisch performant patrimonium, in functie van de noden; - het patrimonium dat niet langer deel uitmaakt van de kerntaken, afstoten via verkoop of erfpacht. Concreet gaat het dan bijvoorbeeld om Het Neerhof, Centrum West en VMJ; - de overdrachten, via erfpacht, van de kinderdagverblijven naar de uitbatende vzw s versnellen. De VGC geeft de uitbaters een eenmalige subsidie voor conformiteitswerken. De administratie biedt ondersteuning bij de uitvoering; - een energiecertificatie van het volledige patrimonium uitvoeren en een energiekadaster opstellen waarbij investeringen op basis van duurzaamheid aan de verwachte energiewinst worden getoetst; - absolute voorrang geven aan investeringen in duurzame en energie-efficiënte installatietechnieken en gebouwen, om zo de exploitatiekosten en de impact op de gewone begroting te verminderen; - raamcontracten uitbreiden voor het resterende patrimonium: onderhoud, gebouwtechnisch onderhoud, security, 4.3. Communicatiebeleid voor Brussel Communicatie Algemeen Gezien haar institutionele complexiteit, culturele en sociale diversiteit en meertaligheid, stelt Brussel hoge eisen aan het communicatiebeleid van een overheid. Informatie verzamelen, verwerken en ontsluiten, beoogde doelgroepen bereiken, diensten en producten promoten, met de bevolking communiceren: stuk voor stuk eisen deze communicatie-acties kwaliteitsstandaarden en een efficiënte aanpak. Via communicatie wil de VGC haar beleid ondersteunen, toelichten en versterken. Een gedegen overheids- en bedrijfscommunicatie versterkt zo ook het democratische gehalte van het beleid, zowel qua inbreng van burgers als bij de uittekening van dat beleid. Als burgers effectief participeren aan het gecreëerde aanbod, ontstaat er ook een meerwaarde. Maar de VGC wil meer: als grootstedelijke overheid en actor wil ze haar publiek de weg wijzen en inspelen op informatiebehoeften. Daarom wordt gewerkt aan een kwalitatief aanbod van communicatie- en mediavoorzieningen. Een positieve uitstraling van de stedelijke context en de Nederlandstalige aanwezigheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormen daarbij de rode draad. Gedegen communicatie biedt burgers kansen en instrumenten voor hun persoonlijke en sociale ontwikkeling. Een kwaliteitsvolle communicatie versterkt bovendien de positieve associaties met de grootstad en met het Nederlands en levert zo een bijdrage aan citymarketing en aan de aantrekkingskracht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tijdens de vorige legislaturen is er al heel wat gerealiseerd op het vlak van communicatie-, media- en taalpromotiebeleid. Deze realisaties verder verbeteren en consolideren, en lacunes invullen zijn evidente opdrachten. Maar even belangrijk is het om te vernieuwen en in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en op de sterke dynamiek van de media- en communicatiewereld. - het actuele VGC-communicatiebeleid inventariseren om te kunnen komen tot een algemeen, transversaal en consequent VGC-langetermijncommunicatieplan. Als objectief ijkpunt is een gedetailleerde inventaris nodig van alle externe communicatie-initiatieven, van brief tot campagne, 106

107 met de bijbehorende doelstellingen. Een dergelijke inventaris biedt een overzicht van welke boodschappen naar welk publiek gaan, in welke oplages, aan de hand van welke middelen en media. Bij deze inventaris hoort ook een evaluatie van behaalde doelstellingen. Zo komen we tot een verbreding, verdieping en verankering van het VGC-communicatiebeleid en de bijbehorende initiatieven. Daarnaast is een gedragen langetermijnvisie en een dito plan van aanpak nodig. De resultaten van de inventaris en de langetermijnvisie vormen het kader voor het toekomstige communicatiebeleid van de VGC: een kader dat als leidraad, toets en referentiepunt, de effectiviteit van alle toekomstige communicatie-acties en -dragers moet verhogen; - inzetten op doelgroepencommunicatie, zoals voor etnisch-culturele minderheden, expats, kansarmen, jongeren, senioren, studenten,, om de effectiviteit van de communicatie te verbeteren. Overheden in het algemeen, ook de VGC, moeten op dit gebied verdere kennis en expertise opbouwen: doelgroepen afbakenen, hun communicatieve vaardigheden en gevoeligheden in kaart brengen, duidelijke communicatiedoelstellingen formuleren en de juiste media gebruiken. Daarbij aansluitend kan het onthaalbeleid worden uitgebreid. Naast de onthaalpakketten voor inwoners die van het Vlaams Gewest naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verhuizen zijn specifieke VGC-initiatieven om buitenlandse migranten te verwelkomen aangewezen; - het kwaliteitsvol Nederlandstalig aanbod en netwerk in Brussel in de verf zetten via een consequent merkenbeleid: o een nieuwe huisstijl uitwerken waarmee de VGC zich verder kan positioneren en haar rol als openbare dienstverlener, facilitator en ondersteuner van een kwaliteitsvol Nederlandstalig aanbod kan benadrukken. De VGC bouwt op die manier aan haar imago, versterkt er haar bestaansreden mee en maakt een bestaand netwerk zichtbaarder, als open, aanwezig en met een positieve uitstraling; o een nieuw stijlhandboek opstellen, dat ook streeft naar meer eenheid in de beeldvorming in alle VGC-communicatie. Door een pro-actieve toets uit te werken kan de VGC de correcte uitvoering van de richtlijnen uit het stijlhandboek opvolgen, en zo haar zichtbaarheid, herkenbaarheid en bestaansreden versterken; - de VGC-websites vernieuwen en evalueren. De vernieuwde website vgc.be is de katalysator om gerichte aandacht voor bepaalde doelgroepen op te nemen, en biedt daarnaast mogelijkheden op het gebied van e-government en als platform voor interactie met burgers en verenigingen. Dat houdt ook een verdere restyling en integratie van ICT-applicaties in, zowel binnen de koepelsite vgc.be als in de themasites, zoals brusselbazaar.be, cultuurcentrumbrussel.be, opgroeieninbrussel.be, Het doel is een integratie tussen deze sites onderling én met alle andere communicatie-initiatieven, digitaal en niet-digitaal. Verder zijn de digitale communicatiedoelstellingen te evalueren. Bestaande statistieken over updates, (unieke) bezoekers, technische aanpassingen, beschikbaarheid t.a.v. de bezoeker, worden daar systematisch in opgenomen. Ook commentaren en bevragingen van bezoekers van de sites spelen een rol in de evaluatie Muntpunt Muntpunt is voor de VGC een cruciale partner om haar communicatie te versterken. Muntpunt, de Vlaamse Gemeenschap en de VGC ondertekenden reeds een samenwerkingsovereenkomst die geldt tot 31 december In het najaar van 2014 zal worden onderhandeld over een nieuwe samenwerkingsovereenkomst voor de periode via de samenwerkingsovereenkomst de positionering van de VGC in het algemeen en haar communicatie in het bijzonder bepalen. Wat de samenwerking betreft, moet de VGC haar verwachtingen naar en (werk-)relatie met Muntpunt als communicatiehuis verder op punt stellen. Daarvoor werd een voorstel qua operationeel model uitgetekend, dat zowel deze verwachtingen als (werk-)relaties concreet maakt; 107

108 - vanuit de oefening om de VGC-inbreng in de opdrachten van Muntpunt uit te tekenen, inschatten wat de concrete impact is op bestaande VGC-initiatieven zoals bijvoorbeeld Wonen In Brussel en de themasites. Op die manier realiseren én respecteren we een correcte afstemming en een evenwichtige complementariteit; - als volwaardige partner wegen op het beleid van het informatie- en communicatiecentrum en op de inhoudelijke uittekening en de werking ervan, bijvoorbeeld voor de portaalsite muntpunt.be; - de VGC en Muntpunt erkennen en respecteren elkaars opdracht en engageren zich ertoe om inspanningen te leveren om bij te dragen aan een zo vlot mogelijke samenwerking. De beoogde samenwerking vertrekt van de wederzijdse versterking van de communicatie door beide organisaties. Daarom is het nodig een duidelijk kader voorop te stellen; - een gedragen samenwerking moet leiden tot afgestemde informatiedoorstroming en een efficiënte benutting van de middelen. Dit alles concretiseert zich in meetbare resultaten; - communicatiecampagnes en informatieverstrekking beginnen bij de ontwikkeling en de eerste uitwerking. Om in een goed geïntegreerd communicatieproces complementair te kunnen optreden, is het van het grootste belang dat Muntpunt en de VGC elkaar correct informeren bij de ontwikkeling van campagnes (van welke aard ook: print, online, affichage, events, ) en de samenwerking concreet afspreken. Dat kan wederzijds gebeuren voor de verschillende beleidsdomeinen waar Muntpunt en de VGC elkaar kunnen versterken, en ook op producten en campagnes die ontwikkeld worden met andere dan VGC-partners Media De crossmediale vzw ging op 10 maart 2014 officieel van start. In de eerstvolgende periode moet deze overkoepelende vzw verder opgevolgd worden. Afspraken over statuten, convenant, subsidievoorwaarden, krijgen zo verder vorm. - belangrijk is de nulmeting in verband met het bereik. Een dergelijk ijkpunt is noodzakelijk om te kunnen evalueren en geeft ook een nieuw elan aan de crossmediale samenwerking en het commerciële beleid; - nu er één platform bestaat, is een inhoudsanalyse van de verschillende formaten mogelijk: web, tv, radio en print. Het uitgangspunt daarbij is een citymarketing objectief. De nadruk ligt dan op de positieve aspecten van de grootstad, om zo te komen tot een correctere beeldvorming en om komaf te maken met negatieve clichés. Positieve stadsverhalen, in de breedste zin, ondersteunen een dergelijke citymarketing. Op termijn dragen ze ook bij tot community vorming en oefenen ze een positieve invloed uit op bepaalde doelgroepen, zoals zorgverstrekkers, leerkrachten, ; - evoluties binnen dit dynamische mediadomein opvolgen, zowel inhoudelijk als technisch, en ook het medialandschap zelf. Waar deze evoluties een meerwaarde bieden, moeten ze worden toegepast. Hoe gaan doelpublieken om met media? Op welke manier veranderen hun wensen op het vlak van aanbod, aanpak en omkadering? Analyses van deze vragen bepalen of er al dan niet een meerwaarde is om in te spelen op die wijzigende voorkeuren ICT Een moderne en efficiënte overheid kan niet zonder ICT-ondersteuning. Dat geldt zowel voor de interne werking als voor de dienstverlening naar het publiek. Bij beide zijn hoge kwaliteitsstandaarden en een efficiënte aanpak een must. 108

109 Tijdens de vorige legislaturen werd er al heel wat gerealiseerd op het vlak van ICT. Deze realisaties verder verbeteren en consolideren zijn evidente opdrachten. Maar even belangrijk is het om te vernieuwen en in te spelen op de veranderende ICT-ontwikkelingen, de sterke dynamiek van ICT en de verwachtingen, zowel bij eigen personeelsleden als bij het Brusselse publiek. - afstemmen tussen de (beleids)directies en ICT binnen de administratie. Een moderne, dynamische overheid moet verder investeren in de ontwikkeling van algemene ICT-competenties binnen alle geledingen van haar administratie. De werking van elke organisatie wordt immers steeds afhankelijker van ICT. Het is dan ook evident dat de eis om de informatievoorziening af te stemmen op de behoeften van de organisatie steeds nadrukkelijker wordt gesteld. Anderzijds verwacht elke organisatie van de informatica-afdeling een zo kostenefficiënt mogelijke informatica-omgeving. Het verzoenen van deze beide doelstellingen noemt men ICT-alignment en vraagt van beide kanten voldoende inzet en inzicht. Informatica moet meedenken met de klant én proactief optreden. Anderzijds moet de organisatie ook aanvaarden dat ICT-oplossingen niet voor 100% aan de noden kunnen voldoen, tenzij met extreem hoge kosten, en dat een aanpassing van interne werkprocessen hiervoor een oplossing kan bieden; - een inventaris van het huidige ICT-landschap bij de VGC opstellen met het oog op een algemeen, transversaal ICT-plan en een visie op lange termijn. Bij deze inventaris hoort ook een evaluatie van de behaalde doelstellingen met het oog op volgende ICT-initiatieven; - de huidige investeringen in ICT hebben vaak enkel betrekking op toestellen (hardware). Ook investeringen op het gebied van software, (pre)studies, consultancy en analyses zijn noodzakelijk voor een performant ICT-beleid. 109

110 110

111 5. De administratie van het College van de VGC 5.1. Naar een duurzame organisatiecultuur en -structuur en een efficiënte organisatie De voorbije jaren werd de administratie van de VGC grondig hervormd. Het uitgangspunt daarbij was een verdere verbetering van onze dienstverlening naar burgers en beleidsverantwoordelijken. De centralisatie van de administratie heeft die optimalisering versterkt. Via een reeks maatregelen die worden voorgesteld in het management- en operationeel plan van de leidend ambtenaar , willen we de organisatie in de toekomst nog versterken. Optimaliseren van de werkprocessen en het databeheer Goed onderbouwde en onderhouden processen en procedures vormen de basis voor een kwalitatieve dienstverlening aan het College, aan het Brusselse werkveld en aan de Brusselse burger. Zonder data en informatie kan de VGC haar activiteiten niet uitvoeren, laat staan werken aan kwaliteits- en efficiëntieverhoging. Het optimaliseren van de omgang met data en informatie is dan ook onlosmakelijk verbonden met de optimalisatie van werkprocessen, en uiteindelijk met een verdere professionalisering van de organisatie. De VGC ondernam in de loop van 2012 en 2013 een doorgedreven studie naar de manier waarop binnen de VGC-administratie data en informatie verzameld, verwerkt en gedeeld worden. De resultaten toonden aan dat er ruimte is voor verbetering. Daarom is het aangewezen dat de VGC een aantal projecten opzet om de gegevensinstroom en -ontsluiting te verbeteren. De VGC wil zo data en informatie organisatiebreed laten werken, blinde vlekken in de informatievoorziening benoemen en de efficiëntie van de omgang met informatie blijvend verhogen. Een analyse van de afstemming van het ICT-landschap op de organisatie-doelstellingen van de VGC en het opzetten van een platform voor data- en informatiebeheer zijn daarbij belangrijke stappen Personeel en HRM Situering Via haar personeelsbeleid zorgt de VGC ervoor dat zij beschikt over personeelsleden met de vereiste competenties om de beleidsopties van het College voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren. Het personeelsplan voor de administratie, goedgekeurd door het College op 5 december 2013, vormt het kader voor het personeelsbeleid. Dat personeelsplan laat flexibiliteit toe in de personeelsinzet binnen een beleidsdomein. Voorwaarden zijn wel dat de verhoudingen tussen de verschillende niveaus en tussen de statutaire en contractuele formaties gerespecteerd worden, en dat het binnen hetzelfde budgettaire kader gebeurt. Bijkomende middelen en noden kunnen leiden tot een bijsturing van het personeelsplan, zoals al is gebeurd op 25 april Samen met het personeelsplan keurde het College op 5 december 2013 ook een aantal beleidsmaatregelen over personeelsaangelegenheden goed. Het gaat over de volgende zaken die nu ook deel uitmaken van het VGC-personeelsstatuut: - motiverende loopbaanmogelijkheden (taakverantwoordelijken en coördinatoren); - een vernieuwde evaluatieprocedure (algemene regeling en regeling voor het onderwijzend personeel); - een aangepaste regeling over rekrutering en selectie (examenprocedures, aanwerving, bevordering, interne mobiliteit, externe mobiliteit, Elders Verworven Competenties (EVC), selectie en rekrutering van mandaathouders); - een aangepaste regeling voor de huisbewaarders; - een aangepaste regeling voor de directieraad en het managementcomité; - een regeling voor de terbeschikkingstelling van ambtenaren. 111

112 De verdere implementatie van deze beleidsmaatregelen en de realisatie van het personeelsplan staan centraal in het personeelsbeleid van de komende legislatuur Kengetallen Op 31 december 2013 bedroeg de totale personeelsomvang van de VGC-administratie 1094 personen. Het gaat over: personen (636 VTE) die betaald worden met VGC-middelen. Zij werken in de kernadministratie en de operationale diensten: de gemeenschapscentra, Aximax, Muntpunt, De Poolster, Onderwijscentrum Brussel en de onderwijsinstellingen waarvan de VGC de inrichtende macht is (Kasterlinden, Zaveldal, CLB). Zij vallen onder de toepassing van hetzij het collegebesluit nr. 94/268 van 20 oktober 1994 houdende organisatie van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de regeling van de rechtspositie van het personeel ( VGCpersoneelsstatuut ), hetzij het collegebesluit nr. 97/251 van 17 juli 1997 houdende vaststelling van het administratief statuut van sommige categorieën personeelsleden van de onderwijsinstelllingen, het internaat en het PMS-centrum van de Vlaamse Gemeenschapscommissie; personen die betaald worden met middelen van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Zij werken in de onderwijsinstellingen waarvan de VGC de inrichtende macht is (Kasterlinden, Zaveldal, CLB). Hun rechtspositie wordt bepaald door het Vlaams decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding Inzetten op talent Competentiemanagement Het competentiemanagement vormt de leidraad voor het personeelsbeleid van de VGC. Competenties worden niet alleen gemeten bij aanwerving en bevordering. Ze zijn ook belangrijk om het potentieel van de personeelsleden verder te ontwikkelen en in het kader van hun jaarlijkse functioneringsevaluatie. - verder optimaliseren van het competentiemanagement op basis van een evaluatie van de bestaande instrumenten Aanwervings- en bevorderingsexamens Momenteel organiseert de VGC op onregelmatige basis aanwervings- en bevorderingsexamens waarin eerst de niveaugebonden competenties en daarna de functiegebonden competenties worden getoetst. Personen die slagen, komen in aanmerking voor vaste tewerkstelling (naargelang de aard van de functie via een statutaire aanstelling of met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur) of bevordering naar een hoger niveau. - de instroom en doorstroom naar vaste tewerkstelling en bevordering op regelmatige basis mogelijk maken door de ontwikkeling van een selectie-instrument dat gebaseerd is op competenties en dat flexibel en frequent inzetbaar is Externe mobiliteit en EVC Externe mobiliteit (de benoeming van een statutaire ambtenaar van een externe overheid in een vacante functie bij de VGC) en de mogelijkheid om deel te nemen aan aanwervingsexamens met een getuigschrift van Selor over Elders Verworven Competenties (EVC) werden tijdens de vorige legislatuur opgenomen in het VGCpersoneelsstatuut. 112

113 - vacante functies ook aanbieden aan kandidaten via externe mobiliteit; - in samenspraak met Selor op regelmatige basis procedures organiseren om de EVC-getuigschriften te kunnen behalen Inzetten op motivatie en welbevinden, op welzijn en betrokkenheid Loopbaanontwikkeling De VGC ontwikkelt een intelligent beleid over loopbaanontwikkeling voor onder meer retentie en empowerment van personeelsleden. De representatieve vakorganisaties zijn daarbij bevoorrechte partners. - implementeren van persoonlijke ontwikkelingsplannen als dynamisch loopbaaninstrument; - inzetten van (loopbaan)coaching voor zowel de persoonlijke groei van personeelsleden als voor de optimalisering van de tewerkstelling in de organisatie Inspelen op maatschappelijke evoluties De VGC ondervindt een impact van verschillende arbeidsmarkt- en tijdsgebonden evoluties, zoals: - een gestage vergrijzing in de opbouw van het personeelsbestand; - het verdwijnen van het longlife employment ; - de instroom van (meestal) jongere personeelsleden met hoge verwachtingen naar dagelijkse opdrachten, verantwoordelijkheid en loopbaanontwikkeling. - ontwikkelen van een dubbelsporig HR-beleid: o het werk van jonge en oudere werknemers aanpassen door bijvoorbeeld functiewijzigingen, ergonomische aanpassingen, bijstelling aan de werktijd; o investeren in blijvende ontwikkeling via bijvoorbeeld vorming, omscholing, loopbaanontwikkeling Welzijn op het werk De VGC besteedt aandacht aan het monitoren van het welzijn van haar personeelsleden. In het kader van het welzijnsbeleid en in opvolging van de tevredenheidsenquête van 2012 wordt een nieuwe bevraging voorbereid, met aandacht voor de effecten van het anders werken op de algemene tevredenheid. - een tweede tevredenheidsenquête organiseren en de resultaten opvolgen; - een preventief en curatief stress- en burn-outmanagement ontwikkelen; - de nieuwe federale wetgeving toepassen met betrekking tot psychosociale risico s op het werk. Die wet treedt in werking op 1 september Ziekteverzuim De VGC gaat op een bewuste manier om met haar (langdurig) zieke personeelsleden in functie van het welzijn van de betrokkenen en van de productiviteit op de werkvloer. In de vorige beleidsperiode is werk gemaakt van een ziekteverzuimbeleidsplan, begeleid door een externe partner. 113

114 - een re-integratiebeleid uitwerken om op een, voor beide partijen, correcte en consequente manier om te gaan met langdurige ziekte en een traject van visie-ontwikkeling opzetten; - de procedures en reglementen over ziekte aanpassen, en eventuele nieuwe of aangepaste modaliteiten voor verlofvormen en dienstvrijstellingen onderzoeken Inzetten op een geïntegreerd HR-beleid Personeelsinformatie en de ontwikkelde instrumenten over personeelsbeleid moeten vlot toegankelijk zijn voor alle personeelsleden. In het bijzonder de leidinggevenden moeten hier directe toegang toe hebben, zodat zij over de tools en de knowhow beschikken om het kapitaal van hun medewerkers ten volle te gebruiken en te ontwikkelen en om zo een optimale dienstverlening te garanderen. Momenteel gebruikt de directie Personeel en HRM de systemen Aphrodite als personeelsdatabank en Atlas als loonmotor. De meeste andere werkprocessen zoals loonfiches, vormingsaanvragen en evaluaties, verlopen volledig op papier. - een digitaal geïntegreerd HR-platform invoeren om leidinggevenden en andere personeelsleden van de VGC nauwer te betrekken bij het HR-gebeuren; - het VGC-personeelsstatuut aanpassen tot een geïntegreerd en gebruiksvriendelijk instrument dat naast rechtszekerheid ook voldoende ruimte biedt voor diversifiëring binnen de verschillende organisatieonderdelen Inzetten op diversiteit binnen de organisatie De VGC heeft de ambitie om voor alle burgers en organisaties een voorbeeld te zijn op het gebied van gelijke kansen en diversiteit. Ze wil in alle aspecten van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering de diversiteit van de Brusselse samenleving erkennen en haar beleid daarop afstemmen. De VGC heeft in het verleden al acties ontwikkeld via verschillende diversiteitsplannen. - de al opgestelde diversiteitsplannen evalueren, in het bijzonder het recente Groeidiversiteitsplan, ook aan de hand van een diversiteitsscan; - de Elders Verworven Competenties valoriseren; - een aandachtsambtenaar diversiteit aanduiden om het diversiteitsbeleid organisatiebreed te coördineren, om een nieuw diversiteitsplan op te stellen en daarover op regelmatige tijdstippen te rapporteren; - inzetten op alle vormen van diversiteit, in het bijzonder voor personen met een arbeidshandicap of een chronische ziekte en, door de Brusselse context, kortgeschoolden en mensen met een migratieachtergrond; - vernieuwende meetinstrumenten ontwikkelen die een duidelijker beeld geven over het aantal personeelsleden uit kansengroepen en streefcijfers per kansengroep vooropstellen. 114

115 5.3. De samenwerking beleid-administratie Het charter over de politiek-ambtelijke samenwerking Een optimale samenwerking tussen beleid en administratie is belangrijk voor de VGC in haar geheel. Een goede samenwerking tussen het politieke en het ambtelijke niveau dient gebaseerd te zijn op de wil om constructief samen te werken met respect voor elkaars rol en opdrachten. Het College en het managementcomité van de administratie van de VGC hebben op 27 september 2012 het Charter over de politiek-ambtelijke samenwerking in de Vlaamse Gemeenschapscommissie ondertekend. Dit charter blijft actueel en kan ook de komende de jaren een structurele basis voor een optimale samenwerking tussen het College en de administratie vormen. In het charter wordt de rolverdeling tussen de administratie en de beleidsverantwoordelijken op het vlak van bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden vastgelegd. Het charter bevat ook afspraken over samenwerking, overleg, informatie-uitwisseling, communicatie en deontologie. Overlegstructuren en een charter kunnen weliswaar bijdragen aan een gezonde politiek-ambtelijke verhouding, maar vormen niet meer dan een structurerend kader in dit verband. Het is in de dagdagelijkse omgang van beleid en administratie dat de echte samenwerking vorm krijgt. Niettemin is het belangrijk om deze dagelijkse samenwerking vorm te geven vanuit de grote lijnen van het charter. Een goede samenwerking zorgt voor wederzijds vertrouwen en respect en creëert een sfeer van openheid waarin de beleidsvoorbereiding en -uitvoering optimaal kunnen verlopen. Een vlotte samenwerking versterkt het engagement, de betrokkenheid en de motivatie van het personeel van de VGC. Dat heeft dan weer een sterke impact op de kwaliteit van het geleverde werk en de voldoening die dit oplevert. Iedereen is dan ook gebaat bij een samenwerking die vlot en efficiënt verloopt. - de beknopte tekst die het charter uitmaakt, vormt een heldere en duidelijke leidraad voor het vormgeven van de samenwerking beleid-administratie. De concrete vertaling van de samenwerking en het overleg in beleidsraden, overlegvormen, betrokkenheid in en opvolging van vergaderingen, schriftelijke communicatie, enzovoort kan verder vorm krijgen in de dagelijkse praktijk. Daarbij is het wel belangrijk dat daarbij wordt uitgegaan van onderstaande principes: o het kader voor het beleidsproces en de strategische beleidsopties worden vastgelegd in het regeerakkoord, in de beleidsnota s en in de beleidsverklaring van het College. Het College/Collegelid beslist over de inhoud van het beleid: de keuzes voor de strategie, de doeleinden, de keuze van de beleidsinstrumenten en het gebruik van de middelen; o de administratie respecteert de politieke afwegingen en beslissingen van het College en voert deze uit. Het College en de kabinetten respecteren op hun beurt de verantwoordelijkheid, de onafhankelijkheid en de expertise van de administratie in het beleidsproces. De administratie kan zowel op vraag van het College/Collegelid als op eigen initiatief en in alle onafhankelijkheid beleidsvoorstellen en -adviezen formuleren; o de administratie beschikt over operationele autonomie in haar dagdagelijks functioneren. De aansturing van de administratie in zijn geheel vormt de opdracht van de leidend ambtenaar. De aansturing van directies, entiteiten, cellen en andere administratieve werkeenheden in de administratie behoort tot de opdrachten van de mandaathouders. In functie van een efficiënte organisatie en een effectieve en doelmatig beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie, wordt in de administratie sterk ingezet op informatiedeling en samenwerking tussen de verschillende administratieve eenheden. Het managementcomité als geheel en elke mandaathouder afzonderlijk streeft daarbij de realisatie na van de missie en de doelstellingen van de VGC in al zijn aspecten. 115

116 De collegeprocedure De huidige collegeprocedure vormt het centrale besluitvormingsproces van de VGC. De collegeprocedure voorziet dat de administratie ontwerpbesluiten inhoudelijk voorbereidt en zowel juridisch als financieel aftoetst. Vervolgens bepalen de inhoudelijk bevoegde Collegeleden of deze ontwerpbesluiten aan het College ter goedkeuring worden voorgelegd. Dat gebeurt tijdens de maandelijkse collegevergaderingen. Ter voorbereiding van een collegevergadering worden de geagendeerde ontwerpbesluiten eerst op een precollegevergadering afgetoetst. - met het oog op een meer flexibele besluitvorming stelt de administratie voor om de frequentie van deze maandelijkse (pre)collegevergaderingen te verhogen naar een vergadering om de twee weken. Hierdoor wordt de beslissingstermijn verkort en kan de werklast gespreid worden. Daarnaast kan een kader voor nauwer overleg met het bevoegde Collegelid tijdens de eerste fase van inhoudelijke voorbereiding bijdragen tot een efficiëntere procedure en een betere samenwerking tussen het College en de administratie. 116

117 117

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid Deze gegevens zijn afkomstig van de Federale Overheidsdienst Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI), meer bepaald

Nadere informatie

b) Welke projecten werden in het verleden door de VGC ingediend? Welke werden goedgekeurd? Voor welk bedrag?

b) Welke projecten werden in het verleden door de VGC ingediend? Welke werden goedgekeurd? Voor welk bedrag? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 109 van KARL VANLOUWE datum: 6 februari 2015 aan SVEN GATZ VLAAMS MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL Toepassing sectorale decreten - Brussel Om tegemoet te komen aan

Nadere informatie

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014)

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014) Dat onze samenleving steeds diverser wordt is een open deur intrappen. Opeenvolgende migratiestromen brachten mensen uit alle hoeken van de wereld naar Brussel: werknemers uit Italië, Spanje, Marokko,

Nadere informatie

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Kinderarmoede in het Brussels Gewest OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Senaat hoorzitting 11 mei 2015 Kinderarmoede in het Brussels Gewest www.observatbru.be DIMENSIES VAN ARMOEDE

Nadere informatie

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid Deze gegevens zijn afkomstig van de Federale Overheidsdienst Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI), meer bepaald

Nadere informatie

3. ONDERWIJS EN VORMING

3. ONDERWIJS EN VORMING 1 3. ONDERWIJS EN VORMING VOORWOORD Geachte mevrouw, Geachte heer, Namens de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) stel ik u graag dit aanbevelingsrapport voor. Een rapport boordevol

Nadere informatie

Demografische evoluties in het BHG Uitdagingen voor de basisvoorzieningen voor gezinnen met jonge kinderen

Demografische evoluties in het BHG Uitdagingen voor de basisvoorzieningen voor gezinnen met jonge kinderen Demografische evoluties in het BHG Uitdagingen voor de basisvoorzieningen voor gezinnen met jonge kinderen Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand, 18 maart 2015 Prof. Michel Vandenbroeck Vakgroep Sociale

Nadere informatie

GEMEENTEFINANCIËN: WAAR GAAN DE OCMW S NAARTOE?

GEMEENTEFINANCIËN: WAAR GAAN DE OCMW S NAARTOE? Association de la Ville et des Communes de la Région de Bruxelles-Capitale ASBL Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest VZW GEMEENTEFINANCIËN: WAAR GAAN DE OCMW S

Nadere informatie

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit De Welzijnsbarometer verzamelt jaarlijks een reeks indicatoren die verschillende aspecten van armoede in het Brussels Gewest belichten. De sociaaleconomische

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES «WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES Brussel wordt gekenmerkt door een grote concentratie van armoede in de dichtbevolkte buurten van de arme sikkel in het centrum van de stad, met name

Nadere informatie

Geslacht, leeftijdsklasse en dichtheid 2014 Nationaliteit 2013

Geslacht, leeftijdsklasse en dichtheid 2014 Nationaliteit 2013 De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Kenmerken van de gemeenten van het Brussels Gewest December 2015 F. Kenmerken van de gemeenten van het Brussels Gewest Dit bestand verstrekt verschillende

Nadere informatie

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Zelfstandige arbeid. Zelfstandige arbeid

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Zelfstandige arbeid. Zelfstandige arbeid De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Zelfstandige arbeid Zelfstandige arbeid Deze gegevens zijn afkomstig van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ), meer

Nadere informatie

Welzijnsbarometer 2015

Welzijnsbarometer 2015 OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL "Cultuur aan de macht" de sociale rol van cultuur en kunst 26 november 2015 Welzijnsbarometer 2015 Marion

Nadere informatie

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn  OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES 11/10/2010 OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Armoede in Brussel Armoederapport 2010 Welzijnsbarometer Observatorium voor Gezondheid en Welzijn

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt INHOUDSOPGAVE Maandverslag November 2013 Inhoudsopgave en kerncijfers...1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau...2 Door de RVA vergoede werklozen...3 Overzicht

Nadere informatie

Sessie 2. Ook in Gent: mensen komen en gaan!

Sessie 2. Ook in Gent: mensen komen en gaan! Sessie 2 Ook in Gent: mensen komen en gaan! 4 sprekers 1. Gentenaars en Gentgebruikers Annelies Van Steenberge, Stad Gent 2. Intra-Europese migratie in Gent Jan Balliu, Stad Gent 3. Gent, stad voor Gentenaars

Nadere informatie

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering ( ) Nr. 8 6 juli 2011 ( ) stuk ingediend op

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering ( ) Nr. 8 6 juli 2011 ( ) stuk ingediend op stuk ingediend op 1102 (2010-2011) Nr. 8 6 juli 2011 (2010-2011) Ontwerp van decreet houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan-

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied Brussels Observatorium voor de Oktober 2013 FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied De arbeidsmarkten van de 3 gewesten in België zijn erg verschillend en hebben elk hun eigen specificiteit,

Nadere informatie

Huisartsen in het Brussels Gewest: wie zijn ze, waar houden ze praktijk, en waar zijn er mogelijke tekorten?

Huisartsen in het Brussels Gewest: wie zijn ze, waar houden ze praktijk, en waar zijn er mogelijke tekorten? OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES Huisartsen in het Brussels Gewest: wie zijn ze, waar houden ze praktijk, en waar zijn er mogelijke tekorten? Sarah Missinne & Sarah Luyten Gegevensbronnen

Nadere informatie

Accroissement démographique, multiculturalité, dualisation sociale: les enjeux bruxellois

Accroissement démographique, multiculturalité, dualisation sociale: les enjeux bruxellois OBSERVATOIRE DE LA SANTÉET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL www.observatbru.be Accroissement démographique, multiculturalité, dualisation sociale: les enjeux bruxellois

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

DE GENKSE BEVOLKING OP

DE GENKSE BEVOLKING OP UPDATE CIJFERS DE GENKSE BEVOLKING OP 01.01.2010 (voorlopige cijfers) Bron: Stad Genk, Dienst Bevolking Verwerking: Stad Genk, Dienst Beleidsplanning Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op de bevolkingscijfers

Nadere informatie

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017

Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017 PERSBERICHT - 8 mei 2018 Lancering Vlaamse Migratie- en Integratiemonitor 2018 en survey Samenleven in Diversiteit 2017 Het Agentschap Binnenlands Bestuur en Statistiek Vlaanderen publiceren vandaag de

Nadere informatie

nr. 437 van WILLY SEGERS datum: 1 maart 2017 aan LIESBETH HOMANS Huis van het Nederlands Brussel - Werking

nr. 437 van WILLY SEGERS datum: 1 maart 2017 aan LIESBETH HOMANS Huis van het Nederlands Brussel - Werking SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 437 van WILLY SEGERS datum: 1 maart 2017 aan LIESBETH HOMANS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE

Nadere informatie

COULEUR LOCALE Mechelen Diversiteit in Mechelen

COULEUR LOCALE Mechelen Diversiteit in Mechelen COULEUR LOCALE Mechelen Diversiteit in Mechelen 07.03.2017 Commissie Welzijn arbeidsmarkt Terminologie buitenlandse herkomst : personen die legaal en langdurig in België verblijven, en die bij hun geboorte

Nadere informatie

FINANCIËLE TOESTAND VAN DE BRUSSELSE GEMEENTEN

FINANCIËLE TOESTAND VAN DE BRUSSELSE GEMEENTEN FINANCIËLE TOESTAND VAN DE BRUSSELSE GEMEENTEN 2012-2016 www.local.brussels www.local.brussels www.sprb.irisnet.be/pouvoirs-locaux www.gob.brussels/plaatselijke-besturen 1 Inleiding Economische context

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal Sport voor Allen beleid DE VLAAMSE REGERING,

Voorontwerp van decreet houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal Sport voor Allen beleid DE VLAAMSE REGERING, Voorontwerp van decreet houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal Sport voor Allen beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke

Nadere informatie

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting De Welzijnsbarometer verzamelt jaarlijks een reeks indicatoren die verschillende aspecten van armoede in het Brussels Gewest belichten. De sociaaleconomische

Nadere informatie

Kerncijfers voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Kerncijfers voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Kerncijfers voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest I. Algemeen Uw gewest beslaat 161 km² en telt 1.018.804 inwoners. Dat komt overeen met een bevolkingsdichtheid van 6.312 inwoners/km². In de ranglijst

Nadere informatie

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen Opschrift Datum Gewijzigd bij Decreet houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid 6 juli 2012 Decreet van 19 december 2014 houdende

Nadere informatie

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE Bij het openen van het rapport worden de meest recente gegevens uit de databank gehaald. Inleiding In dit document worden de kansarmoede-indicatoren weergegeven

Nadere informatie

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997. In deze paragraaf worden een aantal kenmerken van de steekproef besproken. Het gaat om de volgende socio-demografische karakteristieken : verblijfplaats : per regio en per provincie; geslacht en leeftijd;

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Welzijnsbarometer Samenvatting

Welzijnsbarometer Samenvatting OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES Welzijnsbarometer Samenvatting BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 217 Auteurs: Marion Englert, Sarah Luyten, Déogratias

Nadere informatie

Vlaamse Regering ~~. =

Vlaamse Regering ~~. = VR 2012 0911 DOC.1119/2 Vlaamse Regering ~~. = >>J - n= Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende bepaling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het gemeentelijk jeugdbeleid DE VLAAMSE REGERING,

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Ontwerp van decreet ( ) Nr juni 2012 ( ) stuk ingediend op

Ontwerp van decreet ( ) Nr juni 2012 ( ) stuk ingediend op stuk ingediend op 1589 (2011-2012) Nr. 7 27 juni 2012 (2011-2012) Ontwerp van decreet houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS De tijd die kinderen doorbrengen in en buiten het eigen gezin, o.a. in de kinderopvang, hangt nauw samen met de werksituatie van de ouders. Werk is

Nadere informatie

Barometer. het vrouwelijk. ondernemerschap. voor. in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Barometer. het vrouwelijk. ondernemerschap. voor. in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2 0 1 7 Barometer voor het vrouwelijk ondernemerschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest TEWERKSTELLING Vergelijking van de tewerkstellingsgraad voor vrouwen met de andere gewesten De tewerkstellingsgraad

Nadere informatie

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België. Het Brussels hoofdstedelijk gewest en zijn hinterland. 700.000 jobs in het BHG, waarvan 400.000 ingenomen door Brusselaars

Nadere informatie

Wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel. Steunpunt Sociale Planning

Wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel. Steunpunt Sociale Planning Wisselwerking Vlaams-Brabant en Brussel Profiel (deel)gemeenten Pendel Inhoud Verhuisbewegingen: richting Vlaams-Brabant I. II. Het profiel van de verhuizers III. Verschillen tussen (deel)gemeenten Pendel:

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid VR 2017 2402 DOC.0170/2BIS Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Uw gemeente in cijfers: Brussel

Uw gemeente in cijfers: Brussel Inleiding Brussel : Brussel maakt deel uit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Buurgemeentes zijn Anderlecht, Elsene, Etterbeek, Evere, Grimbergen, Jette, Machelen (Halle-Vilvoorde), Schaarbeek, Sint-Gillis,

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006)

Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede Nulmeting 2008 (cijfers 2006) Bijlage : Overzicht tabellen Armoedes Algemene indicator domein overschrijdende kinderarmoede ) ) ) ) ) Het aandeel kinderen geboren in een kansarm gezin - - - 8.2% 8.6% 9.7% 10.5% Kind en Gezin, Het kind

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 De Belgische arbeidsmarkt in 2012 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten Hoeveel personen verrichten betaalde arbeid? Hoeveel mensen zijn werkloos? Hoeveel inactieve

Nadere informatie

Demografie SAMENVATTING

Demografie SAMENVATTING Demografie SAMENVATTING 521.701 inwoners groeiend aantal + 23.723 t.a.v. 2010 Verwachting 2035: +45.870 inwoners Bevolkingsgroei grotendeels door internationale migratie (vooral uit Oost-Europa, Nederland

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994; Collegebesluit nr. 07/263 12 juli 2007 Besluit houdende de uitvoering van het Operationeel Projectenplan 2007 in het kader van het Stedenfonds deel 7 Het College, Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136,

Nadere informatie

Gezinszorg. 1.1 Situering. 1.2 Berekening en invulling programmatie. Masterplan Woonzorg Brussel

Gezinszorg. 1.1 Situering. 1.2 Berekening en invulling programmatie. Masterplan Woonzorg Brussel Gezinszorg 1.1 Situering Voor sommige ouderen is hulp bij dagelijkse taken zoals wassen, strijken, verstellen, het bed opmaken of de woning schoonmaken onontbeerlijk. Voor deze niet-medische zorg kunnen

Nadere informatie

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus VJR-20100511 Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus Inleiding De Vlaamse regering wil de lokale sectorale en thematische beleidsplannen, waaronder

Nadere informatie

De honden en katten van de Belgen

De honden en katten van de Belgen ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 31 juli 2007 De honden en katten van de Belgen Highlights Ons land telde in 2004 1.064.000 honden en 1.954.000 katten; In vergelijking

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt INHOUDSOPGAVE Maandverslag Juni 2013 Inhoudsopgave, editoriaal en kerncijfers...1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau...2 Door de RVA vergoede werklozen...3

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid

Nadere informatie

plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Bevolkingsvooruitzichten

plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Bevolkingsvooruitzichten Communiqué 8 mei 2008 plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Bevolkingsvooruitzichten 2007-2060 Kenmerken van de Bevolkingsvooruitzichten

Nadere informatie

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 14 mei 2008 Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in 2007 - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - In 2007 Zijn 4,38 miljoen in

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens Bierings, H., Schmitt, J., van der Valk, J., Vanderbiesen, W., & Goutsmet, D. (2017).

Nadere informatie

Advies. Provinciedecreet. meer. en het. worden. 24 april Pagina 1

Advies. Provinciedecreet. meer. en het. worden. 24 april Pagina 1 Advies Algemene Raad i.s.m. Sectorraad Kunsten enn Erfgoed Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk 24 april 2013 Voorontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreett v.z.w.. de Rand

Nadere informatie

FOCUS Territoriale benadering van de werkloosheid van allochtone vrouwen of vrouwen van allochtone afkomst in het Brussels Gewest

FOCUS Territoriale benadering van de werkloosheid van allochtone vrouwen of vrouwen van allochtone afkomst in het Brussels Gewest Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Oktober 2012 FOCUS Territoriale benadering van de werkloosheid van allochtone vrouwen of vrouwen van allochtone afkomst in het Brussels Gewest Hoewel genderongelijkheid

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister

Nadere informatie

Diverse school, diverse kansen

Diverse school, diverse kansen Diverse school, diverse kansen Stel je buur de volgende 3 vragen: 1. Hoe kom jij in aanraking met diversiteit in onderwijs? 2. Wat is het eerste gevoel dat jij hebt wanneer je denkt aan diversiteit? 3.

Nadere informatie

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2.2 Uitdagingen op het vlak van werkgelegenheid 2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt Het wordt steeds belangrijker om met voldoende kwalificaties naar de arbeidsmarkt te kunnen gaan. In Europees

Nadere informatie

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker blauw Toelatingsexamen arts en tandarts 30 augustus 2016 Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Figuur 1: Kerncijfers over armoede in België.

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012

PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012 PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012 De regionale inkomensverschillen onder de loep Hoe verhoudt de inkomensevolutie zich ten opzichte van de inflatie? In welke regio liggen de gemiddelde inkomens het

Nadere informatie

PERSDOSSIER Is er een tekort aan huisartsen in Brussel? Het Brussels Gewest brengt zijn huisartsen in kaart

PERSDOSSIER Is er een tekort aan huisartsen in Brussel? Het Brussels Gewest brengt zijn huisartsen in kaart PERSDOSSIER 08.05.18 Is er een tekort aan huisartsen in Brussel? Het Brussels Gewest brengt zijn huisartsen in kaart Is er een tekort aan huisartsen in Brussel? Het Brussels Gewest brengt zijn huisartsen

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013)

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1 Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1. Arbeidsmarktstatus van de bevolking van 15 jaar en ouder in 1983 en 2013 De Belgische bevolking van

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Leeftijd en geslacht jaar jaar jaar. Studieniveau en geslacht Laag Midden Hoog

Leeftijd en geslacht jaar jaar jaar. Studieniveau en geslacht Laag Midden Hoog De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Activiteitsgraad, werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad Oktober 2015 A. Activiteitsgraad, werkgelegenheidsgraad en werkloosheidsgraad Deze kerncijfers

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hoeveel bedraagt het leefloon en hoeveel mensen moeten ermee rondkomen? Laatste aanpassing: 28/06/2019

Nadere informatie

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) 275.599 233.200 149.287 213.729 278.672 1.150.487 6.161.600

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 598 (2015-2016) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2015-2016 16 NOVEMBER 2015 BELEIDSOVEREENKOMST Beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

Huis Sofia 22 november 2011

Huis Sofia 22 november 2011 Huis Sofia 22 november 2011 Overzicht presentatie Antwerpen in cijfers OCMW Antwerpen in cijfers Studenten in Antwerpen Strategische visie en doelstelling Visie en uitgangspunten Wie woont er? Wat betekent

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 459 (2011-2012) Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZIT TING 2011-2012 17 NOVEMBER 2011 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Elke ROEX betreffende het waarborgen van het recht op kinderopvang

Nadere informatie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie Lange duur werkfractie / werkfractie Werkfractie Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht Deze keer: De evoluties van de overgangen naar werk van de werklozen volgens hun profiel. 1 Inleiding

Nadere informatie

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld 2010-2017 September 2018 Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen 2 INHOUDSTAFEL INLEIDING... 5 1. ARBEIDSZORG IN OOST-VLAANDEREN: ALGEMEEN OVERZICHT...

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Interlokale Vereniging Kenniscentrum Vlaamse Steden

Samenwerkingsovereenkomst tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Interlokale Vereniging Kenniscentrum Vlaamse Steden Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20162017-0802 23-05-2017 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Samenwerkingsovereenkomst tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Interlokale Vereniging

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015 DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015 Inhoud Inleiding... 3 1 Overzicht van de werknemers in de sociale economie... 3 2 Profielkenmerken van doelgroepwerknemers... 5 3 Regionale spreiding... 12 Methodologie...

Nadere informatie

SPECIFIEKE OMGEVINGSANALYSE VOOR DE TRANSVERSALE THEMA S

SPECIFIEKE OMGEVINGSANALYSE VOOR DE TRANSVERSALE THEMA S SPECIFIEKE OMGEVINGSANALYSE VOOR DE TRANSVERSALE THEMA S ETNISCH-CULTURELE MINDERHEDEN, INBURGERING EN INTEGRATIE TASK FORCE BRUSSEL, 2011 1. Etnisch-culturele minderheden, inburgering en integratie In

Nadere informatie

UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008

UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Advies Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het toekennen van nieuwe plaatsen gesubsidieerde voorschoolse kinderopvang in het Brussels hoofdstedelijk gewest Hallepoortlaan 27 B-1060

Nadere informatie