AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 31 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: i (hierna: de vreemdeling), appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 19 augustus 2011 in zaak nr. 10/6625 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V oktober Procesverloop Bij besluit, verzonden op 21 augustus 2009, heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Bij besluit, verzonden op 29 januari 2010, heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 1 9 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 15 september 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V oktober Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, ambtenaar van staat. w.g. Borman lid van de enkelvoudige kamer w.g. Hartsuiker ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober Verzonden: 31 oktober 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,

4 é 2^ uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummers: AWB 10/6625 (beroep) AWB 10/6626 (voorlopige voorziening) V-nr: } uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in het geding tussen: geboren op van Chinese nationaliteit, eiseres en verzoekster (hierna: ei seres), gemachtigde: mr. R.J. Hamerslag, advocaat te Amsterdam en: de minister voor Immigratie en Asiel, rechtsopvolger van de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. H. Hanssen-Telman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Procesverloop ' Bij besluit van 21 augustus 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 1 juli 2009 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ais bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking "wegens bijzondere en individuele omstandigheden" afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 29 januari 2010 ongegrond verklaard. Op 19 februari 2010 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen en is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig Y. Skilk-Sing, als tolk in de Chinese taal. De voorzieningenrechter/rechtbank, hiema te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Feiten De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

5 Zaaknummers: AWB 10/6625 (beroep) en Pagina 2 van 5 AWB 10/6626 (voorlopige voorziening) inzake Op 28 januari 2009 is eiseres in Nederland in het huwelijk getreden met J. Jansen. Nadien is zij teruggereisd naar haar land van herkomst, alwaar haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) is verleend met als doel 'verblijf bij echtgenoot. Op 3 april 2009 is de echtgenoot van eiseres in Nederland overleden. Op 6 april 2009 is eiseres Nederland ingereisd met de genoemde mvv. Overwegingen Regelgevend kader 1.1 Opgrond vanartikel 3.51, eerste lid, onder a van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, onder een beperking, verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend aan de vreemdeling die driejaar in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming met een persoon met een niet-tijdelijk verblijfsrecht. Op grond van het derde lid van dit artikel kan de verblijfsvergunning eveneens worden verleend indien de relatie met de persoon met het niettijdelijke verblijfsrecht door het overlijden van die persoon is verbroken. 1.2 Op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vb 2000, kan verweerder, tenzij het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland wil verblijven een zodanig verband houdt met de situatie in het land van herkomst dat voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van verweerder de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 noodzakelijk is, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, verlenen onder een andere beperking, dan genoemd in het eerste lid. 1.3 Volgens hoofdstuk B1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, zal verweerder terughoudend gebruik maken van de hem toekomende bevoegdheid op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vb In deze paragraaf is voorts bepaald dat deze bevoegdheid niet ziet op situaties waarin de vreemdeling in Nederland wil verblijven op een grond die wel in het Vb 2000 is opgenomen, maar aan één of meer van de voorwaarden niet wordt voldaan. In een dergelijke situatie wordt de verblijfsvergunning als regel niet verleend. 1.4 Op grond van artikel 8, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), voor zover thans van belang, heeft een ieder recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven en zijn privéleven. 1.5 Volgens paragraaf B2/ van de Vc voor zover van belang-beschermt artikel 8 van het EVRM ook het recht om relaties met andere mensen te stichten en te ontwikkelen en kan het onder omstandigheden aspecten van iemands sociale identiteit omvatten. Het totaal aan sociale banden van ingeburgerde vreemdelingen en de samenleving waarin zij leven kan onderdeel zijn van het begrip privéleven. 1.6 Volgens paragraaf B2/ van de Vc voor zover van belang - dient ook indien geen sprake is van inmenging een belangenafweging tussen de belangen van de Staat en die van de vreemdeling plaats te vinden. De omstandigheid dat nooit sprake is geweest van rechtmatig verblijf zal ten nadele van de vreemdeling worden betrokken bij deze belangenafweging. Bij illegaal verblijf zal slechts in zeer uitzonderlijke situaties sprake zijn van een schending van artikel 8 van het EVRM, aldus deze paragraaf.

6 Zaaknummers: AWB 10/6225 (beroep) en Pagina 3 van 5 AWB 10/6226 (voorlopige voorziening) inzake Standpunten van partijen en oordeel van de rechtbank 2. Voor zover eiseres heeft bedoeld zich op het standpunt te stellen dat zij op grond van artikel 3.51, derde lid, van het Vb 2000 in aanmerking komt voor voortgezet verblijf, kan deze grond niet slagen reeds omdat zij niet eerder in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel 'verblijf bij echtgenoot'. Het beroep van eiseres op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan niet slagen omdat het hier geen beleidsregels betreft, maareen wettelijke regeling. 3. Voorts heeft eiseres gesteld dat zij op grond van de aankomende Wet 'Modem Migratiebeleid' (Wet Momi) in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.4, derde lid, van de Vb 2000, nu zij is ingereisd met een mvv voor het doel 'verblijf bij echtgenoot '. De rechtbank is echter van oordeel dat dit beroep reeds faalt nu de Wet Momi nog niet in werking is getreden. 4.1 Eiseres stelt zicht voorts op het standpunt dat zij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning wegens bijzondere en individuele omstandigheden. Zo had zij voorafgaand aan het huwelijk al vier jaar een relatie met en woonden zij samen, heeft zij al lang geleden China verlaten en aldaar geen opvang meer, en is haar moeder te ziek om opvang te bieden. Bovendien bezoekt zij nog regelmatig de urn van haar man en is zij genoodzaakt in Nederland te blijven in verband met de afwikkeling van de erfenis. 4.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de aangevoerde omstandigheden niet dermate bijzonder zijn dat aan eiseres de gevraagde verblijfsvergunning dient te worden verleend. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij geen banden met China meer heeft en dat zij niet bij haar moeder in China terecht kan. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij zodanig is geïntegreerd in Nederland en ontwend is aan China dat terugkeer onredelijk is. De noodzaak voor haar aanwezigheid wegens de afwikkeling van de erfenis is evenmin aangetoond. Evenmin is gebleken dat er voor eiseres geen andere mogelijkheden zijn om de urn van haar overleden echtgenoot te bezoeken danwei de formaliteiten van de erfenis af te handelen dan wanneer zij in bezit is van een reguliere verblijfsvergunning. 5.1 Tot slot stelt eiseres dat artikel 8 van het EVRM inzake privé-leven, noopt tot het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning. 5.2 Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dient er een 'fair balance' te worden gevonden tussen de belangen van het betrokken individu en anderzijds het betrokken algemeen belang van de Staat (zie onder andere de zaak Konstatinov tegen Nederland, EHRM 26 april 2007, JV 2007/251). Voor de omstandigheden die bij deze belangenafweging dienen te worden betrokken wordt verwezen naar paragraaf B2/ van de Vc De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte geen doorslaggevend belang heeft gehecht aan de belangen van eiseres. Daarbij is van belang dat eiseres nimmer rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad voorafgaand aan haar inreis op de mvv, en dat niet gebleken is van dermate langdurig verblijf dat reeds op grond daarvan een zodanig gewicht moet worden toegekend aan de opgebouwde sociale banden dat de Staat het privé-leven van eiseres moet eerbiedigen door verblijf hier te lande toe te staan. Overigens is ook niet gebleken van zodanig intensieve sociale banden die het bestaan van privé-leven van eiseres

7 Zaaknummers: AWB 10/6225 (beroep) en AWB 10/6226 (voorlopige voorziening) inzake Pagina 4 van 5 in Nederland onderbouwen. 6. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening 7. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist. Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening 8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

8 Zaaknummers: AWB 10/6625 (beroep) en Pagina 5 van 5 AWB 10/6é26 (voorlopige voorziening) inzake Beslissing De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/6&5, verklaart het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/6626, wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verbeme, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. CE. van Diepen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus rechter Afschrift verzonden aan partijen op: 19 AUü, 2011 Conc: LvD ColI.: K D:C VK Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113, 2500 BC 's- Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

9 19/ :32 FAX Hamerslag en van Haren 0001/0012 Hamerslag Advocaten van Haren mr R. J. Hamerslag RAAD VAN STATE mr F.L.M. van Haren mr S.D. Lugt PER FAX: INGEKOMEN mr J.C.E. Hoftijzep Raad van State mr A.C.M. Nederveeu mr I. J.M. Oomeii 1 9 SEP 2011 t.a.v. mr. H.H.C. Visser ZAAKNR. Or/)i' mr A.M.J.M. Louwerse Postbus AAN: 1/ ) mr K.E. Geertsema P mr N.C. Blomjous BEHANDELD DO: PAR; mr S. Wierink 2500 EA DEN HAAG mr B.M.A. Scholten uw referentie: I/1/V1 onze referentie: RH/sd inzake: Amsterdam, 19 september 2011 Geachte heer, mevrouw, Naar aanleiding van uw brief van 16 september 2011 gaat hierbij het ondertekende hoger beroepschrift in bovengenoemde zaak. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, R.J. Hamerslag Damrak 89-1,1012 LP Amsterdam, Postbus 3269, 1001 AB Amsterdam Tel.: , Fax:

10 19/ :32 FAX Hamerslag en van Hamerslag Advocaten van Haren UW**** PER FAX: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus BC DEN HAAG onze referentie: RH/rm Amsterdam, 13 september 2011 RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAAKNR. AAN: BEHANDELD DD: 1 9 SEP 2011 PAR: mr R.J. Hamerslag mr F.L.M. van Haren mr S.D. Lugt mr J.C.E. Hoftijzer mr A.C.M. Nederveen mr I.J.M. Oomen mr A.M.J.M. Louwerse mr K.E. Geertsema mr N.C. Blomjous mr S. Wierinfe mr B.M.A. Schölten HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN APPELSCHRIFT Hierbij verklaar ik, R_J. Hamerslag, advocaat te Amsterdam, dat ik door appellant bepaaldelijk ben gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Amsterdam van 19 augustus 2011, AWB 10/6625, met het recht van substitutie bij het optreden in rechte. Appellante en belanghebbende is geboren op Chinese, IND-nummer , V-nummer wonende te aan de.,. Hij kiest woonplaats aan het Damrak nr te Amsterdam (1012 LP), ten kantore van R.J. Hamerslag. Voor wat betreft de griffierechten wijs ik u er uitdrukkelijk op dat ons kantoor een rekening-courantovereenkomst gesloten heeft met uw afdeling. Appellante heeft op een aanvraag tot verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikking van 21 augustus 2009 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen. Bij beslissing van 19 augustus 2011 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Een kopie van deze uitspraak wordt hierbij overgelegd. Appellant kan zich niet verenigen met de genoemde beslissing van de rechtbank en komt daarom tegen deze beslissing in hoger beroep. Voor de kosten van rechtsbijstand is een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam. Appellante verzoekt om in gelegenheid te worden gesteld om een mondelinge toelichting te geven op het hoger beroepschrift. Damrak 89-1,1012 LP Amsterdam, Postbus 3269,1001 AB Amsterdam Tel: , Fax:

11 19/ :33 FAX Hamerslag en van Haren 0003/0012 Hamerslag Advocaten van Haren Grief 1 Ten onrechte overweegt de rechtbank in R.o. 2 dat appelante niet in aanmerking komt voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.52 derde lid Vb 2000 omdat zij niet eerder in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning bij echtgenoot. Het beroep op artikel 4.84 Awb kan derhalve niet slagen. Toelichting: Deze rechtsoverweging kan niet worden gedragen door het daaraan ten grondslag liggend onderzoek noch door daaraan ten grondslag liggende motivering. In de eerste plaats is het nog maar de vraag of deze overweging thans stand kan houden omdat er niet mede is getoetst aan de wet: 'Modem Immigratiebeleid' op grond waarvan appellant nu zij reeds in het bezit is was van een MW in het bezit zou worden gesteld van een verblijfsvergunning voor een verblijf bij echtgenoot. Juist hier had de rechtbank moeten constateren dat de Minister deze toetsing niet heeft verricht. Grief 2 Ten onrechte overweegt de rechtbank in R.o. 3 "De Rechter is echter van oordeel dat dit beroep op de Momi reeds faalt nu de wet Momi nog niet in werking is getreden." Toelichting: Deze rechtsoverweging mist feitelijke grondslag nu de rechtbank in ieder geval had moeten constateren dat deze wet een vereenvoudiging van de rechtspositie van een MW houder bepaalt. Grief 3

12 19/ :34 FAX Hamerslag en van Haren /0012 Hamerslag Advocaten van Haren Ten onrechte overweegt de rechtbank in R.o. 4.2 dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de aangevoerde omstandigheden niet der mate bijzonder zijn dat aan eiseres de gevraagde verblijfsvergunning dienf'te worden verleend etc. Toelichting: Deze rechtsoverweging kan niet worden gedragen door het daar aan ten grondslag liggend onderzoek. In de eerste plaats had de rechtbank moeten constateren dat verweerder geweigerd heeft om de aangevoerde omstandigheden mede te toetsen aan de wet Momi. Gezien de aangevoerde omstandigheden had van de rechtbank verwacht mogen worden dat zij geconstateerd zou hebben dat bij het afwegen van al de betrokken belangen ook een anticiperende werking van de wet Momi betrokken had moeten worden. Zeker gezien het feit dat verzoekster als zodanig in Nederland is geïntrigeerd en al vele jaren geleden China had verlaten. Daarbij dient ook te worden geconstateerd dat appelante met toestemming van de vreemdelingendienst in Nederland in het huwelijk is getreden en dat zij vervolgens na vier jaar is teruggekeerd om zo snel mogelijk MW aan te vragen. Daarbij komt nog dat appellante in ieder geval een gedeelte van het pensioen van overleden echtgenoot geniet en dat de afwikkeling van de erfenis met zeer veel problemen gepaard gaat. Daarbij speelt vervolgens nog een belangrijke rol het feit dat appellante bij gedwongen terugkeer naar China niet meer de um van overleden echtgenoot kan bezoeken. Een dergelijk aspect heeft in andere regelingen, zoals de Ranov wet, een belangrijke rol gespeeld. Zo zijn in de Ranov / 14-1 regeling verblijfsvergunningen verleend vanwege het overlijden van echtgenoten cq ouders en het feit dat de graven niet kunnen worden bezocht. Deze omstandigheden worden beschouwd door de Minister als klemmende redenen van humanitaire aard. Appellante is derhalve van mening dat in het aangevoerde en in door de rechtbank gedane toetsing aan de klemmende reden van humanitaire aard een te ondergeschikt belang is toegekend. Hierdoor blijkt dat niet voldaan is aan Vreemdelingencirculaire B inzake de belangenafweging: " Zowel bij de eerste toelating als bij verlenging dient altijd een volledige belangen afweging plaats te vinden."

13 19/ :34 FAX Hamerslag en van Haren 0005/0012 Hamerslag Advocaten van Haren Vreemdelingencirculaire constateert ook: "Van belang is dat het altijd gaat om de feitelijke situatie in het individuele geval, die per casus zal verschillen." De wegingsfactoren kunnen dan ook niet limitatief worden opgesomd. Wel kan in een aantal nader te omschreven gevallen worden aangegeven welke belangen in ieder geval gewogen dienen te worden. Van de rechtbank had verwacht mogen worden dat zij erop toegezien zou hebben dat de Minister zich aan deze instructie zou hebben gehouden. Grief 4 Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 5.3: "De rechtbank oordeelt dat de verweerder niet ten onrechte geen doorslaggevend belang heeft gehecht aan de belangen van eiseres etc." Toelichting: Ook deze rechtsoverweging kan niet worden gedragen door het daar aan ten grondslag liggend onderzoek noch door de aan ten grondslag liggende motivering. De argumenten die de rechtbank in 5.3 aanvoert miskennen het feit dat appellanten voor dat zij met toestemming van de Vreemdelingendienst met haar overleden echtgenoot in het huwelijk trad al vier jaar met hem had samengewoond. Onder deze omstandigheden had van haar verwacht mogen worden dat zij geconstateerd zou hebben dat er een zodanig gewicht moet worden toegekend aan de opgebouwde sociale banden en dat de Staat het privé leven van appellante had moeten eerbiedigen. Daarnaast miskent de rechtbank in dezelfde rechtsoverweging dat niet zou zijn gebleken van intensieve sociale banden die het bestaan van een privéleven van eiseres in Nederland onderbouwen. Wederom wijst appellante erop dat er afgezien van de afwikkeling van deerfenis met name het kunnen bezoeken van de urn van haar overleden echtgenoot een belangrijk aspect is. Daarbij dient te wor-

14 19/ :35 FAX Hamerslag en van 0006/0012 Hamerslag Advocaten van Haren den geconcludeerd dat voor iemand die vervolgens Nederland dient te verlaten het ondergegeven omstandigheden erg moeilijk is een bezoekers visum te ontvangen. Daargelaten of er voldoende inkomen voorhanden zou zijn om een reis naar Nederland te maken teneinde de urn te bezoeken. Deze aspecten zijn door de rechtbank ten onrechte niet betrokken in haar beslissing ondanks het feit dat onder intensieve sociale banden, ook die worden bedoeld, als omschreven in het bestaan van een privé-leven als bedoeld in art. 3 EVRM. Grief5 Ten onrechte overweegt de rechtbank in r.o. 6; "Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond" Toelichting; Ook deze rechtsoverweging kan niet worden gedragen door het daar aan ten grondslag liggend onderzoek of het daar aan ten grondslag liggende motivering verwezen zij naar de toelichting op de voorgaande grieven. Het is om deze redenen dat appellante u vraagt het hoger beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en de beschikking van de Minister te vernietiging met veroordeling van de Minister in de kosten. Bepaaldelijk gemachtigde, R J. Hamerslag