AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 27 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 25 oktober 2011 in zaak nr. 11/22882 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V december Procesverloop Bij besluit van 6 juli 2011 heeft de minister het door de vreemdeling gemaakte bezwaar tegen het niet ambtshalve doen van een aanbod op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap Vreemdelingenwet (oud) opnieuw ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 25 oktober 2011, verzonden op 26 oktober 2011, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 november 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1 /VI 3 27 december Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat. w.g. Van Wagtendonk lid van de enkelvoudige kamer w.g. Beerse ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 27 december Verzonden: 27 december 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 :58 FÂX Hamerslag en van Haren I210005/0010 uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Sector bestuursrecht Zittinghoudcnde te Amsterdam zaaknummers: AWB 11/22882 (beroep) AWB 11/22883 (voorlopige voorziening) V-nr: uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaen tussen geboren op (aliassen: van ïraakse nationaliteit, eiser en verzoeker (hierna: eiser), gemachtigde: mr. F.L.M. van Haren, advocaat te Amsterdam en de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde: mr. M.H. Belevska, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Procesverloop Bij brief van 10 december 2008 heeft eiser bezwaar ingesteld tegen de schriftelijke kenbare handeling van verweerder van 21 januari 2009, waaruit blijkt dat eiser geen aanbod wordt gedaan voor een verblijfsvergunning op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov). Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 6 juli 2011 ongegrond verklaard. Op 12 juli 2011 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Bij brief van 12 juli 2011 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Overwegingen 1. In geschil is of verweerder de vergunning heeft kunnen weigeren vanwege meervoudige identiteitsfraude als bedoeld in de onder rechtsoverweging 3.5 bedoelde zin. Daarnaast zijn geschilpunten of verweerder op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van zijn beleid dient af te wijken en of sprake is van schending van artikel 8 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM),

5 17:59 FAX Hamerslag en van Haren S)0006/0010 Zaaknummers: AWB 11/22882 (beroep) en Pagina 2 van 5 AWB 11/22883 (voorlopige voorziening) inzake 2. De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt Op 4 februari 1987 heeft eiser een asielaanvraag ingediend onder de naam, geboren op, van Iraakse Nationaliteit Op 29 december 1989 is door eiser asiel aangevraagd onder de naam geboren op, van Libanese nationaliteit Eiser heeft op 8 september 1993 asiel aangevraagd onder de naam, geboren op ; van Iraakse nationaliteit Op grond van artikel 14 eerste lid, onder e van de Vreemdelingenwet 2000 is de Minister bevoegd om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen Artikel 3.6, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 bepaalt dat bij ministeriële regeling andere beperkingen dan genoemd in het eerste lid kunnen worden aangewezen waaronder de verblijfsvergunning ambtshalve kan worden verleend In artikel 3.17a van het Voorschrift Vreemdelingen (Vv) 2000 wordt als beperking, bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, Vb 2000, aangewezen de beperking verband houdende met de afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet In het Coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV van 7 februari 2007 is besloten om de nalatenschap van de Vw (oud) af te wikkelen. Daartoe is een regeling (Ranov) getroffen waarbij onder voorwaarden een verblijfsvergunning wordt verleend aan vreemdelingen die onder de Vw (oud) een asielaanvraag hebben ingediend en die nog immer in Nederland zijn. Deze regeling is vastgesteld in WBV 2007/11 en tot aan de beëindiging op 1 januari 2009, opgenomen in hoofdstuk B14/5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) Volgens paragraaf van de Ranov wordt aan vreemdelingen die in verschillende procedures verschillende identiteiten of nationaliteiten hebben opgegeven waarvan in rechte is vastgesteld dat hieraan geen geloof kan worden gehecht, geen verblijf op grond van deze regeling verleend. In de overige gevallen waarin twijfel bestaat omtrent de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling en dit in rechte is vastgesteld, wordt de vreemdeling gedurende een periode van twee maanden in de gelegenheid gesteld de juiste identiteitsgegevens alsnog naar voren te brengen 4.1. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan het beleid. Hiertoe voert eiser aan dat nooit een rechtbank heeft geoordeeld over de asielaanvragen (en over de verschillende identiteiten). Daarom kan volgens eiser niet worden gesproken van verschillende procedures waarin door eiser verschillende identiteiten of nationaliteiten zijn opgegeven waarvan in rechte is vastgesteld dat hieraan geen geloof kan worden gehecht. Eiser verwijst hierbij naar een tweetal uitspraken van de rechtbank *s- Gravenhage, zittingsplaatsen Amsterdam en * s-hertogenbosch ( 10 februari 2011, UN BL5522 en 19 april 2010, AWB 09/15315) 4.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het begrip 'procedure' in het beleid ruim uitgelegd dient te worden. Ook stelt verweerder zich op het standpunt dat het ontbreken van een rechtelijke uitspraak niet met zich brengt dat het gebruik van drie verschillende

6 23/ :00 FAX Hamerslag en van Haren (3)0007/0010 Zaaknummers: AWB 11/22882 (beroep) en Pagina 3 van 5 AWB 11/22883 (voorlopige voorziening) inzake identiteiten niet aan eiser kan worden toegeworpen. Eiser heeft immers de mogelijkheid gehad de aan hem tegengeworpen ongeloofwaardigheid van zijn identiteit en/of nationaliteit aan een rechter voor te leggen. Ook zegt verweerder dat bij het opgeven van drie identiteiten in ieder geval vaststaat dat twee daarvan onjuist zijn De rechtbank overweegt hierover als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 30 juni 2010 (LJN: BN1164) geoordeeld dat gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van de Ranov aan personen die meervoudig bewust onjuist hebben verklaard door in verschillende procedures andere namen en andere identiteiten te geven, geen verblijf wordt toegekend. Het begrip *procedures' is niet nader omschreven, maar moet ruim worden uitgelegd. Het is niet beperkt tot hier te lande gevoerde toelatingsprocedures, maar omvat ook vreemdelingenbewaring, strafrechtelijke procedures en in het buitenland gevoerde procedures. Het begrip 'in rechte vastgesteld' betekent dat de desbetreffende vreemdeling de mogelijkheid heeft gehad de aan hem tegengeworpen ongeloofwaardigheid van zijn identiteit of nationaliteit aan een rechter voor te leggen, ook al heeft hij van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Indien een vreemdeling in verschillende procedures drie verschillende identiteiten of nationaliteiten heeft opgegeven, dan is de rechterlijke vaststelling van de onjuistheid daarvan geen vereiste, omdat reeds uit de opgave zelf volgt dat ten minste twee van de opgegeven identiteiten of nationaliteiten onjuist zijn Gelet op de omstandigheid dat eiser tot drie maal een andere identiteit heeft opgegeven in verschillende procedures is een rechtelijke vaststelling van de onjuistheid daarvan niet vereist Verweerder heeft terecht geoordeeld dat sprake is van de in paragraaf van de Ranov opgenomen contra-indicatie. Ten aanzien van de uitspraken waar eiser zich op beroept overweegt de rechtbank dat deze van eerder data zijn dan de onder rechtsoverweging 4.2 genoemde uitspraak van de Afdeling. Gelet hierop kunnen deze dan ook niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank verwerpt deze beroepsgrond Met betrekking tot eisers beroep op artikel 4:84 van de Awb oordeelt de rechtbank als volgt. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 9 februari 2010 (LJN: BL3878), is voor een geslaagd beroep op artikel 4:84 van de Awb vereist dat de aangevoerde omstandigheden binnen de strekking en reikwijdte vallen van het gevoerde beleid inzake de uitoefening van de in de desbetreffende procedure aan de orde zijnde bevoegdheid. Verder volgt uit die uitspraak dat omstandigheden die binnen de strekking en reikwijdte van dat beleid vallen en die bij de totstandkoming daarvan zijn betrokken, niet als bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb zijn aan te merken Eiser heeft in dit verband aangevoerd dat hij al lange tijd in Nederland verblijft en dat de onjuiste opgave van identiteiten van lang geleden is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder dat deze niet voorzien waren bij de totstandkoming van het beleid. Deze omstandigheden zijn dan ook niet als bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb aan te merken, zodat ook deze grond faalt. 6. Daarnaast heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte geen acht is geslagen op het recht op privé-leven van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank overweegt, met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2010 (UN: BL7404), hierover als volgt. De omstandigheden op grond waarvan de vreemdeling stelt aanspraak te hebben op toelating hier te lande voor het uitoefenen van privé-leven als bedoeld in artikel 8 van het

7 23/ :02 FAS Hamerslag en van Haren E210008/OÜ10 Zaaknummers: AWB 11/22882 (beroep) en Pagina 4 van 5 AWB 11/22883 (voorlopige voorziening) inzake EVRM valt buiten het bereik van de omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de in artikel 3.17a, aanhef en onder b, van het Vv 2000 genoemde beperking. Voor zover eiser stelt aanspraak te hebben op toelating omdat het recht op eerbiediging van zijn privéleven daartoe noopt, staat hem de mogelijkheid open een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor dat verblijfsdoel in te dienen. Hiermee is de naleving van het in artikel 8 van het EVRM gewaarborgde recht voldoende verzekerd. Ook deze grond wordt daarom verworpen. 7. Gelet op voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening 8. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist. Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening 9. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeel in de door de andere partij gemaakte proceskosten.

8 23/ :02 FAX Hamerslag en van Haren gl 0009/0010 Zaaknummers: AWB 11/22882 (beroep) en AWB 11/22883 (voorlopige voorziening) inzake Pagina 5 van 5 Beslissing De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 11/22882, verklaart het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 11/22883, wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Williams, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober griffier.(l ^ ^ Afschrift verzonden aan partijen op: OCpIfT 9(111 Koïrêc cohfof^fgni«conc. WJG Coli: FW; D:C VK Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16! 13, 2500 BC V Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb {zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb {herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

9 17:54 FM Hamerslag en van Haren Hamerslag/3 van Haren Advocaten PER FAX: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus BC DEN HAAG onze referentie: ZAAKNR AAA!: INGEKOMEN 2 3 NOV 2011 JZi SÖiANDEtiï: DD: PAR: mr"ß!j. Hamerslag " mr FX.M. van Haren mr S.D. Lu t mr J.C.E. Hoftijzer mr A.C.M. Nederveen mr I.J.M. Oomen mra.mj.m. Louwerse mr O. Geerteema mr N.C. Blomjous mr S. Wierink mr B.M.A. Schölten Amsterdam, 23 november 2011 HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN APPELSCHRIFT Hierbij verklaar ik, mr F.L.M, van Haren, advocaat te Amsterdam, dat ik door appellant bepaaldelijk ben gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Amsterdam van 26 oktober 2011, AWB 11/22882, met het recht van substitutie bij het optreden in rechte. Appellant en belanghebbende is, geboren op, van de Iraakse nationaliteit, IND-nummer , V-nummer. Hij kiest woonplaats aan het Damrak nr te Amsterdam (1012 LP), ten kantore van mr. F.L.M, van Haren. Voor wat betreft de griffierechten wijs ik u er uitdrukkelijk op dat ons kantoor een rekening-courantovereenkomst gesloten heeft met uw afdeling. Appellant heeft aangegeven dat hij in aanmerking behoort te komen voor de verlening van een vergunning tot verblijf op grond van de RANOV. Bij beschikking van 06 juli 201 lheeft verweerder de asielaanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 26 oktober 201 lheeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Een kopie van deze uitspraak wordt hierbij overgelegd:productie >- - Appellant kan zich niet verenigen met de genoemde beslissing van de rechtbank en komt daarom tegen deze beslissing in hoger beroep. Voor de kosten van rechtsbijstand is een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam. Appellant verzoekt om in gelegenheid te worden gesteld om een mondelinge toelichting te geven op het hoger beroepschrift. r Damrak 89-1,1012 LP Amsterdam, Postbus 3269, 1001 AB Amsterdam Tel: , Fas:

10 23/11 20U.17:55 FAX Hamerslag en van Haren 0002/0010 Hamerslag Advocaten van Haxen Grief 1.. Ten onrechte overweegt de rechtbank zoals overwogen in r.o.4.3 en 4,4 Toelichting: Weliswaar heeft de Afdeling in de onder 4.3 genoemde uitspraak bepaald dat het begrip "procedures" in de RANOV ruim moet. worden uitgelegd, maar in deze uitspraak is overigens niet gebleken dat de Afdeling in de daarin behandelde casus kennis heeft genomen van de uitleg van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie op dit onderdeel, zoals weergegeven op bladzijde 17 van de Kamerstukken terzake, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr.3. Hier heeft de Staatssecretaris uitdrukkelijk en schriftelijk aangegeven als volgt: "Met de toevoeging «in rechte» is bedoeld aan te geven dat de omstandigheid dat geen geloof kan worden gehecht aan de. identiteit of nationaliteit in een beschikking van de IND is neergelegd en de rechter dit heeft gesanctioneerd. In de gevallen waarin hiervan met betrekking tot verschillende nationaliteiten of identiteiten meervoudig sprake is geweest (dus verschillende opgaven, ook in verschillende procedures), wordt geen verblijf verleend." Hiermee is de door de Afdeling ontwikkelde interpretatie niet te rijmen en de Afdeling heeft als belangrijk uitgangspunt dat de rechter-niet "op de stoel van de rechter moet gaan zitten." Het staat vast dat in de onderhavige casus van eiser helemaal geen sprake is geweest van een rechterlijke toets van een door de IND in een beschikking neergelegde vaststelling van het gebruik van verschillinde identiteiten. Na kennisname van dit Kamerstuk zal de Afdeling met zijn invulling van het begrip in rechte vastgesteld en de nadere invulling van het begrip "procedures" de ruime uitleg van dit begrip niet kunnen handhaven, zonder de interpretatie van de Afdeling als rechter in plaats van de uitleg van de Staatssecretaris te stellen... Wellicht ten overvloede wordt erop gewezen dat de in de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2010 behandelde casus, in ieder geval sprake is geweest van een vaststelling door À

11 23/ :56 FAX Hamerslag en van Haren 0003/0010 Hamerslag Advocaten van Haren de rechter van het gebruik van twee verschillende identiteiten in twee verschillende procedures, terwijl daarnaast nog sprake is van het gebruik van een derde nationaliteit in een herhaalde asielaanvraag, welke identiteit door een authentiek paspoort is aangetoond. Die casus is wezenlijk anders dan de. onderhavige casus, waarin de vaststelling door de IND van verschillende identiteiten nimmer door. een rechtbank is beoordeeld, laat staan gesanctioneerd en gesanctioneerd door de rechter is toch het woord dat de Staatssecretaris uitdrukkelijk heeft gebruikt in haar uitleg aan de Tweede Kamer. Grief 2 Ten onrechte overweegt de rechtbank zoals overwogen in r.o.5.1 Toelichting: Het betreft hier een vreemdeling met een IND nummer uit 1987, hetgeen betekent, zoals ook overigens uit het dossier blijkt, dat eiser aj 24 jaar in Nederland verblijft, terwijl hij ook in het bezit is van een burgemeestersverklaring, zodat van zijn aanwezigheid in de peilperiode van de RANOV wordt uitgegaan. De beslissing, waarbij ondanks een verblijf van 24 jaar in Nederland, toch nog de contra-fndicatie verschillende identiteiten wordt tegengeworpen, is in hoge mate in strijd met het doel van de RANOV. Er is alle reden om hier wel degelijk de inherente afwijkingsbevoegdheid te gebruiken. Het onthouden van een verblijfsvergunning op grond van de RANOV kost de Nederlandse Staat weer onevenredig veel geld en moeite, te vergeefs te besteden aan de 24 jaar lang al niet uitzetbaar gebleken eiser, in verhouding tot legalisatie, inburgering en werk. Hier wordt zowel het doel van het specifieke beleid va de RANOV als van het algemene vreemdelingenbeleid voorbij geschoten. Met gebruik making van artikel 4:84 kan het doel van de RANOV alsnog worden bereikt. Grief 3 Ten onrechte overweegt de rechtbank zoals overwogen in r.o.5.2 Toelichting:.: -r * '-.

12 23/ :57 FAX Hamerslag en van Haren 0004/0010 Hamerslag- Advocaten van Haren Hiervoor geldt de toelichting zoals gegeven onder de tweede grief eveneens. Bovendien is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met het gegeven, dat uit de beschikking van 6 juli 2011 blijkt dat het tegengeworpen gebruik van verschillende namen dateert van 24, 22 en 18 jaar geleden! In het kader van het algemene beeld dat de uitvoering van de RANOV te zien heeft gegeven, is hier wel degelijk sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:'48 ABW. Petitum Verzocht wordt - om het hoger beroep gegrond te verklaren, - de beslissing van de rechtbank van 26 oktober 2011 te vernietigen, - de beslissing van de Minister van 06 juli 2011 te vernietigen, - althans de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank, en - verweerder in de proceskosten te veroordelen. Gemachtigde, Mr. F. L. M. van Haren