Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) Actuariële en bedrijfstechnische nota 2017

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) Actuariële en bedrijfstechnische nota 2017"

Transcriptie

1 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) Actuariële en bedrijfstechnische nota 2017 Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Postbus ZK DE MEERN Versie 13 februari 2017

2 Inhoud STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS (SBZ) ) Inleiding ) Pensioenregeling ) Financiële opzet ) Vermogen ) Beleggingsbeleid ) De organisatie van het pensioenfonds ) Ondertekening BIJLAGE 1. BEGRIPPENLIJST BIJLAGE 2. SAMENHANG VERMOGEN, TOESLAG- EN PREMIEBELEID BIJLAGE 3. VERKLARING INZAKE DE BELEGGINGSBEGINSELEN SBZ BIJLAGE 4. FINANCIEEL CRISISPLAN SBZ BIJLAGE 5 UITBESTEDINGSBELEID ABTN SBZ pagina 2 94

3 1) Inleiding Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. In artikel 145 van de Pensioenwet is bepaald dat een (bedrijfstak)pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota dient vast te stellen. De inhoud van deze actuariële en bedrijfstechnische nota dient zodanig te zijn, dat De Nederlandsche Bank tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. Deze ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds naar de situatie per 1 januari In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de pensioenregelingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op welke wijze de omvang van de verplichtingen wordt vastgesteld. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die nodig is voor de dekking van deze verplichtingen. Tot slot wordt in dat hoofdstuk ingegaan op de sturingsmiddelen, die SBZ ter beschikking staan. In hoofdstuk 4 wordt het vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de organisatie van het pensioenfonds aan de orde. ABTN SBZ pagina 3 94

4 2) Pensioenregeling 2.1 Pensioenregeling De inhoud van de door SBZ uitgevoerde regelingen is vastgelegd in het van toepassing zijnde pensioenreglement. Deelnemers en gewezen deelnemers kunnen in beginsel aanspraken doen gelden op basis van het pensioenreglement SBZ Daarnaast kunnen specifieke (gewezen) deelnemersgroepen aanspraak doen gelden op: Het pensioenreglement Achmea I (zoals van toepassing was op en het daarbij behorende addendum) De belangrijkste kenmerken van het pensioenreglement SBZ 2014 zijn hieronder opgenomen. Op een aantal punten zijn door werkgevers keuzes te maken, in totaal worden drie pakketten sinds 2015 aan werkgevers aangeboden: A. De pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars; B. De pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars, maar zonder deelname aan de toeslagreserve; C. De pensioenregeling op basis van de regeling die per 2015 voor Univé Services wordt uitgevoerd. Het betreft een middelloonregeling met als standaard pensioenleeftijd 67 jaar. Voor de deelnemers is een ouderdomspensioen vanaf 67 jaar, premievrije deelname bij arbeidsongeschiktheid en een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd. Voor de (eventuele) nabestaanden is partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen (anw-hiaat) en wezenpensioen verzekerd. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 1,875% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor pakket C geldt een lager opbouwpercentage, zijnde 1,75%. Het partnerpensioen bedraagt vanaf 2015 voor elk deelnemersjaar 70% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. Voor pakket C geldt een lager opbouwpercentage, zijnde 65% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. Het pensioengevend salaris is, behalve voor het arbeidsongeschiktheidspensioen, gemaximeerd op de fiscale grens (hierna: maximum pensioengevend salaris). (Deze grens is per 1 januari 2017 gelijk aan ,-- en wordt vastgesteld door de overheid.) De pensioengrondslag is gelijk aan het (gemaximeerde) vaste jaarsalaris verminderd met een franchise. De franchise is per 1 januari 2017 vastgesteld op ,- en wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanaf 2 januari in het daaraan voorafgaande jaar tot en met genoemde 1 januari, tenzij CAO-partijen anders overeenkomen. Bij de franchise wordt uitgegaan van een maximaal parttimepercentage van 100%. Voor pakket C geldt een lagere franchise zijnde ,-. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, in geval van arbeidsongeschiktheid, uit een vast percentage van het salaris als aanvulling op de WIA-uitkering van het UWV. Dit houdt in (naar rato van de mate van arbeidsongeschiktheid): o tot de WIA-dagloongrens: 0% en 10%; o boven de WIA-dagloongrens: 70% en 80% (WGA) / 75% en 85% (IVA); waarbij laatstgenoemde percentages gelden voor het derde tot en met het zesde ziektejaar. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. Voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten vindt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Het tijdelijk partnerpensioen betreft een aanvulling tot maximaal de ongekorte anw en wordt uitgekeerd tot de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner, voor zover er geen recht op anw bestaat voor de nabestaande of de anw wordt gekort wegens inkomsten. Het wezenpensioen per kind is gelijk aan 20% van het te bereiken partnerpensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. Alle opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen die door SBZ zijn toegekend kunnen jaarlijks per 1 januari maximaal worden verhoogd met de algemene prijsontwikkeling zoals deze door het C.B.S. voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd, indien de financiële ABTN SBZ pagina 4 94

5 positie van SBZ dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor pakket A geldt dat indien mogelijk de verhoging van de pensioenaanspraken wordt aangevuld tot maximaal de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanuit een toeslagreserve. De reglementaire bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling is vastgelegd in de CAO voor de betreffende bedrijfstak of dient in de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemer te worden vastgelegd. De pensioenregeling kent diverse flexibele elementen, te weten vervroeging, uitstel, hoog/laag-constructies, deeltijdpensionering en uitruil partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen en uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen. Voor de pensioenrechten die voor (gewezen) deelnemers en gewezen partners voortvloeien uit de vervallen pensioenreglementen 1988, 2000 en 2006 geldt dat deze opgebouwde pensioenaanspraken (behalve de prepensioenaanspraken voor actieve deelnemers) per 1 januari 2014 zijn omgezet naar aanspraken in het nieuwe Pensioenreglement SBZ Per 1 januari 2015 zijn ook de opgebouwde prepensioenaanspraken voor actieve deelnemers omgezet naar aanspraken in het nieuwe Pensioenreglement SBZ Voor Cao-gebonden werkgevers is er geen keuze. Zij moeten pakket A afnemen. Voor niet Cao-gebonden werkgevers is er keuze tussen pakket A, B of C. Het C-pakket is voor één werkgever ontwikkeld, maar kan ook worden (en wordt ook) afgenomen door andere niet Cao-gebonden werkgevers. Het bestuur heeft de mogelijkheid om - in geval van financiële problemen - te besluiten tot vermindering van aanspraken en rechten en/of tot in overleg met de bij de CAO betrokken sociale partners versobering van de pensioenregeling. 2.2 Uitvoeringsovereenkomst SBZ voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van de organisaties werkzaam in- of verwant aan de verzekerings- en de financiële sector in de breedste zin van het woord en die zich hebben aangesloten bij SBZ. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn de medewerkers (behoudens vakantiewerkers en stagiaires) van de aangesloten organisaties die bij SBZ zijn aangemeld. De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die SBZ is overeengekomen met de betreffende organisatie. De uitvoeringsovereenkomst bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een aangesloten werkgever en het pensioenfonds en legt de specifieke afspraken tussen de aangesloten werkgever en SBZ vast. Hieronder volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen De feitelijke premie die door de aangesloten organisaties jaarlijks verschuldigd is wordt per deelnemer berekend en is in beginsel gelijk aan de actuariële premie, zijnde de koopsom voor de pensioenopbouw van de actieve deelnemers inclusief de benodigde opslagen voor kosten en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (coming service). De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.4 vermelde actuariële grondslagen. Op grond van de uitvoeringsovereenkomsten hebben de werkgevers geen enkele verplichting tot het betalen van extra bijdragen bij onvoldoende omvang van het vermogen van SBZ. De verplichting van de werkgevers is uitsluitend beperkt tot het betalen van de overeengekomen premie. De voorwaardelijke toeslagen aan deelnemers zijn gebaseerd op de algemene prijsontwikkeling, indien de financiële positie van SBZ dit toelaat. Hiervoor wordt niet gereserveerd en hiervoor wordt geen premie in rekening gebracht. Een eventuele verhoging wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Voor pakket A geldt dat indien mogelijk de verhoging wordt aangevuld tot de algemene loonontwikkeling conform de CAO in de bedrijfstak vanuit de toeslagreserve. De risicopremie voor het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen en tijdelijk partnerpensioen wordt separaat vastgesteld. Deze wordt periodiek herijkt op grond van de opgedane ervaringen. ABTN SBZ pagina 5 94

6 Als de feitelijke premie hoger is dan voor de bij de CAO betrokken sociale partners acceptabel, kunnen de bij de CAO betrokken sociale partners de pensioenovereenkomst aanpassen door de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de toekomst naar beneden bij te stellen. Premieheffing vindt plaats op voorschotbasis; aan de hand van de definitieve loonopgaven van het voorgaande kalenderjaar wordt de premie voor het lopende jaar geschat. De voorschotpremie kan in vier kwartaaltermijnen worden betaald. In dat geval is termijnrente verschuldigd. Na afloop van ieder kwartaal wordt op basis van ontvangen mutaties een nota opgesteld over het voorgaande kwartaal. In de kwartaalnota wordt over de periode tussen de mutatiedatum en de notadatum een rentevergoeding op grond van de in de feitelijke premie gehanteerde rekenrente berekend. Uiterlijk binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar vindt de definitieve afrekening over dat jaar plaats. Ook voor het overige wordt artikel 26 van de Pensioenwet in acht genomen. Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten vorderen. Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft is het pensioenfonds in het uiterste geval gerechtigd tot opzegging van de uitvoeringsovereenkomst. Wanneer SBZ van dit recht gebruik maakt informeert SBZ tevens schriftelijk de deelnemers (en de -indien aanwezig- ondernemingsraad) van de werkgever en het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds. Als er sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie én het pensioenfonds tevens niet beschikt over het minimaal vereist vermogen, als bedoeld in hoofdstuk 4.1 van deze ABTN, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet het verantwoordingsorgaan en de ondernemingsraad van de ondernemingen die nog premie aan het pensioenfonds verschuldigd zijn. Informatie De werkgever is verplicht alle werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verlenen in zijn administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Voorts moet de werkgever jaarlijks een accountantsverklaring aanleveren bij de door hem aan SBZ opgegeven pensioengevende salarissen. Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de voorschotnota of de (tussentijdse/definitieve) afrekening, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen. De werkgever is aansprakelijk voor schade die SBZ lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie door de werkgever. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling. De financiële sturingsmiddelen die SBZ hanteert, worden beschreven in hoofdstuk 3.6 van deze ABTN. De werkgever kan geen aanspraak maken op vermogensoverschotten van SBZ. Bij een tekort volgt SBZ de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Van de wettelijke mogelijkheid van terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik. Klachten en geschillen De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven in de uitvoeringsovereenkomst. Excedentregeling Naar aanleiding van de wetgeving inzake de maximering van het pensioengevend salaris is in de sector door de werkgeversorganisatie met ABN AMRO een netto collectieve pensioenregeling gesloten voor de werknemers die meer dan het maximum pensioengevend salaris verdienen. SBZ speelt een rol in: a) de signalering van de deelnemers met een salaris boven het maximum pensioengevend salaris; ABTN SBZ pagina 6 94

7 b) het innen en doorbetalen van de premie van de werkgever naar ABN AMRO. Uitgangspunt daarbij is dat ABN AMRO de rol van pensioenuitvoerder heeft richting de deelnemer en de werkgever. SBZ vervult zuiver een administratieve/faciliterende rol. ABTN SBZ pagina 7 94

8 3) Financiële opzet SBZ voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen beheer. SBZ heeft geen herverzekeringscontracten gesloten. 3.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse valuta worden omgerekend naar euro s tegen de valutakoersen op rapportagedatum. Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment geldende valutakoersen. 3.2 Technische voorzieningen De technische voorzieningen (TV) wordt post voor post vastgesteld met inachtneming van de actuariële grondslagen zoals hieronder omschreven. De TV wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de verhogingen zoals die op grond van het toeslagenbeleid zijn toegekend tot de balansdatum. De TV wordt in principe zodanig vastgesteld dat zij toereikend is ter dekking van de nominale verplichtingen van SBZ. De toereikendheid van de TV wordt jaarlijks door de certificerend actuaris getoetst. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - interest De op balansdatum geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. - sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de Prognosetafel AG2016, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met t/m 65 jaar: 60% van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90% vanaf 75 jaar: 90%. Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd. - wezenpensioen De voorziening voor latent wezenpensioen is gelijk aan 2% van de voorziening voor latent partnerpensioen bij nog niet ingegane ouderdomspensioenen. Bij een ingegaan wezenpensioen wordt voor wezen jonger dan 21 jaar aangenomen dat het wezenpensioen voortduurt tot de 21-jarige leeftijd; voor wezen van 21 jaar of ouder wordt het wezenpensioen jaarlijks tot uiterlijk de 27-jarige leeftijd verlengd op basis van ontvangen studieverklaringen. - leeftijdsverschil Voor het partnerpensioen wordt verondersteld dat de mannelijke deelnemer een 3 jaar jongere vrouwelijke partner heeft en dat de vrouwelijke deelnemer een 3 jaar oudere mannelijke partner heeft. - partnerfrequentie Zolang nog geen pensioenuitkering is ingegaan, wordt voor de berekening van de voorziening voor partnerpensioen elke (gewezen) deelnemer verondersteld een partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). Voor pensioengerechtigden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat. - premievrijstelling invaliditeit Voor (gewezen) deelnemers wordt de contante waarde van de toekomstige opbouw gereserveerd, waarbij rekening wordt gehouden met een revalidatiekans van 4%. - arbeidsongeschiktheidspensioen Reservering van dit pensioen vindt plaats op basis van rentedekking. - opslag voor toekomstige kosten Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%. De hoogte van deze voorziening is gebaseerd op het voornemen van het bestuur om de aanspraken over te dragen aan een verzekeraar of andere pensioenuitvoerder indien er geen sprake meer is van nieuwe opbouw. ABTN SBZ pagina 8 94

9 IBNR Het fonds houdt rekening met een voorziening voor deelnemers die ziek zijn geworden, maar nog niet als zodanig bij het pensioenfonds zijn aangemeld, omdat ze korter dan twee jaar ziek zijn. Dit is de zogenoemde incurred but not reported (IBNR). De IBNR is bij de instelling hiervan (ultimo 2014) bepaald op 4,1 miljoen euro. De initiële dotatie van 4,1 miljoen wordt enerzijds gefinancierd uit de vrijval van het arbeidsongeschiktheidspensioen, als gevolg van het rekening houden bij de reservering van dit pensioen met revalideringskansen, ter grootte van circa 2 miljoen euro en anderzijds wordt een extra eenmalige dotatie van circa 2,1 miljoen ten laste van het vrij vermogen. Aan de voorziening wordt jaarlijks de premie voor premievrijstelling toegevoegd. Uit de IBNR wordt jaarlijks de benodigde koopsom ter financiering van de schadelast onttrokken. Er wordt jaarlijkse interest aan de IBNR voorziening toegekend. De IBNR voorziening kan niet negatief zijn. 3.3 De reserves SBZ kent de volgende reserves: Reserve beleggingsrisico s. Toeslagreserve als bestemmingsreserve Reserve beleggingsrisico s Het doel van de reserve beleggingsrisico s is het opvangen van risico s met betrekking tot de beleggingen. De reserve beleggingsrisico s is maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen dat resulteert volgens het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters. Er wordt rekening gehouden met: Het renterisico. Het aandelen- en vastgoedrisico. Het valutarisico. Het grondstoffenrisico. Het kredietrisico. Het verzekeringstechnisch risico. Het additioneel risico van actief management in het vermogensbeheer. Jaarlijks wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of de reserve beleggingsrisico s tot het niveau van het vereist eigen vermogen kan worden aangevuld. De reserve beleggingsrisico s kan niet negatief zijn. Toeslagreserve Met ingang van 1 januari 2015 is de toeslagverlening aan actieve deelnemers gewijzigd en heeft de stichting een toeslagreserve ingericht. De toeslagreserve, welke tot ultimo 2024 aangehouden wordt, is bestemd voor toeslagverlening aan actieve deelnemers in pakket A, dit is de pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars. De toeslagreserve wordt, indien mogelijk, aangewend voor aanvulling van de toeslagverlening tot maximaal de loonindex uit de CAO, indien de reguliere toeslagverlening aan betreffende deelnemers (gefinancierd vanuit beleggingsrendementen) lager is dan de volledige toeslag op basis van de loonontwikkeling. De toeslagreserve staat niet ter vrije bestemming/beschikking van het bestuur van het fonds. Toeslagverlening vanuit de toeslagreserve vindt niet plaats als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist vermogen ligt. ABTN SBZ pagina 9 94

10 Het verloop van deze reserve is als volgt: aan de reserve wordt jaarlijks per 1 januari 2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op het maximum pensioengevend salaris) door werkgevers die deelnemen aan pakket A van het fonds toegevoegd; aan de reserve wordt jaarlijks per 1 januari een bedrag onttrokken benodigd voor toekenning van een aanvulling op de toeslagverlening tot maximaal de loonindex uit de cao Zorgverzekeraars, indien de reguliere toeslagverlening aan betreffende deelnemers (gefinancierd vanuit beleggingsrendementen) lager is dan de volledige toeslag op basis van de loonontwikkeling; voor de bepaling van het te onttrekken bedrag wordt uitgegaan van de voor het fonds geldende actuariële grondslagen waarmee de technische voorziening wordt vastgesteld per 1 januari van dat betreffende jaar; over het te onttrekken bedrag wordt een opslag ter grootte van de actuele dekkingsgraad berekend met een minimum gelijk aan de minimaal vereiste dekkingsgraad en een maximum gelijk aan de dekkingsgraad waarbij volledig (toekomstbestendig) geïndexeerd kan worden; bij het verlenen van toeslag wordt een marge aangehouden om te bewerkstelligen dat de toeslagreserve naar verwachting niet negatief wordt; in geval de reserve in een bepaald jaar niet of niet geheel wordt gebruikt voor toeslagverlening, geldt dat deze resterende reserve niet wordt aangewend voor inhaalindexatie ingeval in voorgaande jaren vanuit de toeslagreserve geen volledige toeslag kon worden bereikt ter hoogte van de loonindex. De reserve blijft in dat geval als bestemmingsreserve en wordt in een volgend jaar, tezamen met de jaarlijkse storting door werkgevers, aangewend voor toeslagverlening tot maximaal de geldende loonindex in dat jaar; ten aanzien van de aan de toeslagreserve toe te kennen rendementen wanneer er een waarde resteert nadat bedragen uit deze bestemmingsreserve zijn onttrokken: het toe te kennen procentuele rendement over een boekjaar is gelijk aan het procentuele rendement (vanuit de fysieke portefeuille zonder eventuele hedges) op het totale vermogen van het fonds over dat boekjaar. Dit rendement kan zowel positief als negatief uitvallen. ten aanzien van de verhouding tussen het vermogen van de toeslagreserve tot het overige vermogen van het fonds bij bijvoorbeeld kortingen van de opgebouwde pensioenaanspraken en rechten: het betreft een bestemmingsreserve die buiten beschouwing wordt gelaten bij het vaststellen van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. 3.4 Dekkingsgraad Door het fonds worden drie soorten dekkingsgraden gedefinieerd: de actuele dekkingsgraad, de beleidsdekkingsgraad en de reële dekkingsgraad. Actuele dekkingsgraad Deze dekkingsgraad is gelijk aan 100% vermeerderd met: het totale Vereist Eigen Vermogen van het pensioenfonds de algemene reserve (kan positief of negatief zijn) gedeeld door de technische voorziening. Beleidsdekkingsgraad De beleidsdekkingsgraad betreft de dekkingsgraad waarop beleidsmaatregelen gebaseerd worden. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraden over 12 maanden. In een memo van 15 februari 2016 is beschreven hoe de beleidsdekkingsgraad wordt vastgesteld. Daarbij wordt de volgende formules gehanteerd: Beleidsdekkingsgraad = Som van de laatste 12 dekkingsgraden 12 ABTN SBZ pagina 10 94

11 Proces voor vaststelling tussentijdse dekkingsgraden (DG): Pensioenvermogen Gegevens: Geleverd door: Belegd vermogen Achmea IM, ondersteund door Northern Trust Balans en V&W Fonds Control (FC), Financiële Zaken Technische voorziening (TV) Gegevens: De actuele rentetermijnstructuur Technische voorzieningen Geleverd door: DNB, elke maand gepubliceerd op Actuarieel Control (AC), Financiële Zaken De TV wordt gewaardeerd tegen de actuele rentetermijnstructuur. Deze TV komt uit het administratiesysteem MAIA. Er wordt rekening gehouden met verwerkte mutaties, waaronder (niet limitatief): waardeoverdrachten, overlijden en bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid. Reële dekkingsgraad Tevens zal de reële dekkingsgraad vanaf boekjaar 2015 door het fonds vastgesteld worden. Deze reële dekkingsgraad is gelijk aan de beleidsdekkingsgraad gedeeld door de dekkingsgraad waarbij volledig (toekomstbestendig) geïndexeerd kan worden. 3.5 Financiering SBZ kent de volgende definities: Feitelijke premie. Gedempte kostendekkende premie. Kostendekkende premie Feitelijke premie De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de volgende actuariële grondslagen: - interest Het verwacht rendement. Het verwacht rendement is gebaseerd op de beleggingsmix van het fonds en de bijbehorende rendementen, waarbij de rendementen per beleggingscategorie gelijk zijn gesteld aan de maximale rendementen zoals voorgeschreven door de Commissie Parameters. Daarnaast wordt er een correctie toegepast in verband met toekomstbestendige toeslagverlening door middel van een toeslagcurve. Deze toeslagcurve is gebaseerd op de prijsinflatie en kent een ingroeipad voor de eerste vijf jaar. Bij het ingroeipad worden de minimale groeivoeten voor het prijs- en loonindexcijfer voor het eerste jaar gelijkgesteld aan de CPBramingen op basis van september 2015, gepubliceerd door DNB. Bovenstaande resulteert in een verwachte rendementscurve, die wordt gehanteerd voor de berekening van de gedempte kostendekkende premie. Voor de vaststelling van het verwacht rendement voor de periode 2016 tot 2020 is de door DNB gepubliceerde RTS per 30 september 2015 gehanteerd. Het bestuur kan op advies van de adviserend actuaris het gehanteerde verwachte rendement aanpassen indien marktomstandigheden dit noodzakelijk maken. Op basis van de beleggingsmix per die datum is het volgende verwacht rendement (vóór correctie in verband met toekomstige toeslagverlening) afgeleid: ABTN SBZ pagina 11 94

12 Duur Rendement Duur Rendement Duur Rendement Duur Rendement Duur Rendement 1 3,320% 21 4,195% 41 4,501% 61 4,713% 81 4,831% 2 3,329% 22 4,203% 42 4,515% 62 4,720% 82 4,836% 3 3,375% 23 4,214% 43 4,528% 63 4,728% 83 4,840% 4 3,435% 24 4,227% 44 4,541% 64 4,735% 84 4,844% 5 3,505% 25 4,242% 45 4,555% 65 4,742% 85 4,848% 6 3,582% 26 4,257% 46 4,567% 66 4,748% 86 4,852% 7 3,660% 27 4,273% 47 4,579% 67 4,755% 87 4,856% 8 3,728% 28 4,290% 48 4,590% 68 4,762% 88 4,860% 9 3,800% 29 4,308% 49 4,602% 69 4,768% 89 4,864% 10 3,865% 30 4,325% 50 4,613% 70 4,774% 90 4,868% 11 3,927% 31 4,342% 51 4,623% 71 4,779% 91 4,871% 12 3,979% 32 4,359% 52 4,633% 72 4,785% 92 4,875% 13 4,023% 33 4,376% 53 4,643% 73 4,791% 93 4,878% 14 4,060% 34 4,393% 54 4,653% 74 4,797% 94 4,881% 15 4,093% 35 4,410% 55 4,662% 75 4,802% 95 4,885% 16 4,118% 36 4,426% 56 4,671% 76 4,807% 96 4,888% 17 4,139% 37 4,442% 57 4,680% 77 4,812% 97 4,891% 18 4,158% 38 4,457% 58 4,689% 78 4,817% 98 4,895% 19 4,175% 39 4,472% 59 4,697% 79 4,822% 99 4,897% 20 4,190% 40 4,487% 60 4,705% 80 4,826% 100 4,900% - sterfte Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de Prognosetafel AG2016, gecorrigeerd voor ervaringssterfte op basis van leeftijd met t/m 65 jaar: 60% van 65 tot 75 jaar: lineair oplopend van 60% naar 90% vanaf 75 jaar: 90%. - wezenpensioen De feitelijke premie voor wezenpensioen is gelijk aan 2% van de feitelijke premie voor partnerpensioen. - leeftijdsverschil Voor het partnerpensioen wordt verondersteld dat de mannelijke deelnemer een 3 jaar jongere vrouwelijke partner heeft en dat de vrouwelijke deelnemer een 3 jaar oudere mannelijke partner heeft. - partnerfrequentie Elke deelnemer wordt verondersteld een partner te hebben (onbepaalde partnersysteem met een partnerfrequentie van 100%). - premievrijstelling invaliditeit Aangenomen is dat de kosten, verbonden aan de in de toekomst te verlenen vrijstelling van premiebetaling (pvi) wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen worden gedekt door een risicopremie ter grootte van 4,0% van de actuariële premie exclusief pvi en exclusief AOG premie. - opslag voor kosten Bij de vaststelling van de feitelijke premie wordt rekening gehouden met een opslag voor toekomstige uitbetalingskosten van 2%. De kosten verbonden aan de administratie en het beheer zijn gesteld op 0,7% van de pensioengrondslag. - solvabiliteitsopslag Er wordt geen solvabiliteitsopslag gehanteerd zolang de opslag in verband met toeslagverlening hoger is dan de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar. ABTN SBZ pagina 12 94

13 De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom: In geval van 85% resp. 80% aanvulling gedurende derde tot en met het zesde ziektejaar en 75% resp. 70% daarna In geval van 85% resp. 80% aanvulling tot de pensioendatum van het salaris tot maximum dagloon 0,1% 0,4% van het salarisdeel boven maximum dagloon 2,0% 2,2% Voor de toeslagreserve wordt door de werkgever jaarlijks (tot en met 2024) per 1 januari 2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op het maximum pensioengevend salaris) betaald. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie onderscheidt zich qua actuariële grondslagen niet van de feitelijke premie. Kostendekkende premie De kostendekkende premie onderscheidt zich qua actuariële grondslagen van de feitelijke premie op de volgende onderdelen: - interest De primo boekjaar geldende door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur. - solvabiliteitsopslag Voor de kostendekkende premie wordt een solvabiliteitsopslag gehanteerd ter grootte van de opslag benodigd voor de vereiste dekkingsgraad primo boekjaar op basis van de strategische mix. 3.6 Sturingsmiddelen Het fonds heeft ten doel het verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen. Daarbij streeft SBZ naar een zodanige financiële positie dat: 1 Toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kunnen worden verleend op basis van de prijsontwikkeling vanuit de middelen van SBZ. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor deze toeslagen geen premie in rekening gebracht. 2 Aanvulling van toeslagen aan actieve deelnemers in pakket A, dit is de pensioenregeling op basis van de CAO voor de Zorgverzekeraars, indien mogelijk op basis van de loonontwikkeling verleend vanuit de toeslagreserve. Het bestuur heeft om dit te bereiken in principe de beschikking over de volgende sturingsmiddelen: Het toeslagbeleid. Het premiebeleid. Het beleggingsbeleid. Beleid ten aanzien van kortingen en herstel Door het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te beschouwen vindt bewaking plaats van de solvabiliteit van SBZ. Afhankelijk van de situatie kan het bestuur besluiten af te wijken van de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot toeslag-, kortingen- als beleggingsbeleid) in die mate waarin dit voor oplossing van de situatie van crisis respectievelijk reservetekort noodzakelijk wordt geacht. De afwijkingen vinden hun beslag in een financieel crisisplan (zie bijlage 3) respectievelijk een herstelplan. Het bestuur beschikt hierbij tevens over de mogelijkheid om in overleg met CAO-partijen het niveau van de regeling voor de toekomst tijdelijk of permanent aan te passen of het premiebeleid aan te passen. Met behulp van ALM-studies zal het beleggings-, toeslagen- en premiebeleid periodiek worden getoetst op basis van in onderling overleg met de ALM-adviseur vast te stellen grenzen. ABTN SBZ pagina 13 94

14 Het fonds voert jaarlijks een haalbaarheidstoets uit, waarin de toekomstige verwachte financiële ontwikkeling van het fonds wordt geanalyseerd. In de haalbaarheidstoets wordt het verwachte pensioenresultaat voor de deelnemers berekend. Ook wordt er gekeken naar het pensioenresultaat in slecht weer scenario s. Resultaten van de ALM-studies kunnen aanleiding vormen de in deze ABTN geformuleerde richtlijnen voor beleid (zowel met betrekking tot beleggings-, premie- als toeslagenbeleid) te herzien. Het toeslagbeleid Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks op 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van het prijsindexcijfer. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Als leidraad voor de hoogte van de toeslagverlening worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: c) Ligt de beleidsdekkingsgraad onder de 110%, dan vindt géén toeslagverlening plaats; d) Ligt de beleidsdekkingsgraad boven de dekkingsgraad waarbij volledig (toekomstbestendig) geïndexeerd kan worden, dan vindt volledige toeslagverlening plaats op basis van de algemene prijsontwikkeling; e) Ligt de beleidsdekkingsgraad tussen 110% en de dekkingsgraad waarbij volledig (toekomstbestendig) geïndexeerd kan worden, dan wordt de mate van toeslagverlening vastgesteld door lineaire interpolatie van de beleidsdekkingsgraad tussen beide genoemde grenzen. Hierbij is de beleidsdekkingsgraad aan het einde van de referteperiode (eind september van het jaar voorafgaand aan het moment van toeslagverlening) bepalend. Deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers Afhankelijk van de financiële positie van SBZ kunnen toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers worden toegekend. Deze toeslagen zijn gerelateerd aan het afgeleide indexcijfer van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens vanaf het basisjaar 2015, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Daarbij wordt jaarlijks per 1 januari van het betreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 januari in enig jaar wordt gepubliceerd. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor deze toeslagen geen premie in rekening gebracht. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. In een haalbaarheidstoets zal bezien worden welke toeslagambitie in een slecht weer scenario naar verwachting waargemaakt kan worden. De hoogte van de toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks bestuursbesluit. Het bestuur kan besluiten om extra verhogingen toe te kennen indien de actuele financiële positie van SBZ dit toelaat. Deze extra toeslagen worden op individuele basis verleend. Hiervoor geldt de restrictie dat door deze extra verhogingen geen fiscaal bovenmatige pensioenen mogen ontstaan. Deelnemers Naast de toeslagverlening uit de vorige paragraaf is er voor deelnemers die vallen onder pakket A sprake van een voorwaardelijke toeslag op basis van het verschil tussen de loonindex en de door het fonds uitgekeerde toeslag op basis van prijsindex. Deze toeslagverlening vindt plaats uit een gevormde toeslagreserve. De financiering van deze toeslagreserve vindt plaats door een jaarlijkse premie van 2,85% van de loonsom (niet gemaximeerd op het maximum pensioengevend salaris) van de werkgevers die de CAO voor de Zorgverzekeraars volgen. Het premiebeleid In bijlage 1 zijn de richtlijnen voor het premiebeleid uitgewerkt. ABTN SBZ pagina 14 94

15 De feitelijke premie is gelijk aan de actuariële premie. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van de in paragraaf 3.5 vermelde actuariële grondslagen. Het beleggingsbeleid Door het strategische beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid. Kortings- en herstelbeleid Korting van aanspraken en ingegane pensioenen Uit het herstelplan kan blijken dat er maatregelen benodigd zijn om te zorgen voor een vermogen aan het einde van de herstelperiode dat voldoet aan de eisen van het vereist eigen vermogen. Zoals in het crisisplan beschreven, is één van de maatregelen het verlagen van de opgebouwde (en mogelijk al in uitkering zijnde) pensioenaanspraken. Eventuele kortingen zullen worden uitgesmeerd over een periode van 10 jaar waarbij het bestuur het voorbehoud maakt uit kostenoverwegingen kleine kortingen in één keer door te voeren. Het bestuur zal zich bij een eventuele verlagingsmaatregel houden aan de voorschriften van wet- en regelgeving. Herstel van verlaagde aanspraken en gemiste toeslagen Het fonds stelt zich op het standpunt dat het korten van aanspraken en het niet toekennen van toeslagen noodzakelijk waren om weer een gezonde financiële situatie te krijgen en daarna met een schone lei verder te kunnen. Het fonds heeft niet de expliciete ambitie dat toekomstige overrendementen worden bestemd voor herstel van gekorte aanspraken op individueel niveau. Indien de financiële positie van het fonds het toelaat, zijn extra toeslagen op individueel niveau mogelijk die indirect kunnen zorgen voor herstel van kortingen en/of niet toegekende toeslagen. Het bestuur zal in voorkomende gevallen nadere invulling geven aan het beleid met betrekking tot extra toeslagen. 3.7 Haalbaarheidstoets Met de haalbaarheidstoets monitort het fonds of het verwachte pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het slechtweerscenario (zoals voorgeschreven in de Pensioenwet) in lijn zijn met de door het fonds zelf gekozen ondergrenzen hiervoor. Deze zelf gekozen ondergrenzen moeten passen binnen de door het fonds vastgestelde risicohouding (artikel 102 Pw). De kwantitatieve normen die worden gehanteerd bij de haalbaarheidstoets zijn gerelateerd aan de beschreven risicohouding in paragraaf 3.8. Deze kwantitatieve normen zijn vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds in samenspraak met de sociale partners en het verantwoordingsorgaan. De ondergrens van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau vanuit de feitelijke financiële positie is in dat kader gesteld op 90%. Daarnaast is de maximale afwijking van dit pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario gesteld op 35%. Vanuit het vereist eigen vermogen bedraagt de ondergrens van het pensioenresultaat 90%. Procedure jaarlijkse haalbaarheidstoets en aanvangshaalbaarheidstoets De haalbaarheidstoets bestaat uit de aanvangshaalbaarheidstoets en de jaarlijkse haalbaarheidstoets. De aanvangshaalbaarheidstoets is begin 2015 voor het eerst uitgevoerd en vastgesteld naar aanleiding van invoering van het nieuwe FTK per 1 januari De aanvangshaalbaarheidstoets zal opnieuw worden uitgevoerd en vastgesteld als het fonds besluit een nieuwe pensioenregeling uit te voeren of als er sprake is van significante wijzingen in de huidige pensioenregeling. De rapportagedatum is 1 januari van het boekjaar waarin de nieuwe regeling wordt ingevoerd of de wijziging van de huidige plaatsvindt, en de resultaten worden bij DNB ingediend maximaal één maand nadat het fonds heeft besloten tot invoering van de nieuwe regeling of wijziging van de huidige regeling. De jaarlijkse haalbaarheidstoets wordt jaarlijks uitgevoerd en vastgesteld en heeft eveneens als rapportagedatum 1 januari. De jaarlijkse haalbaarheidstoets wordt uitgevoerd op basis van de gegevens die ten grondslag liggen aan de staten en wordt tegelijkertijd met die staten ingediend bij DNB. Indiening bij DNB vindt plaats via staat J702. ABTN SBZ pagina 15 94

16 De ondergrenzen gehanteerd in de aanvangshaalbaarheidstoets van 2015 zijn vastgesteld in overleg met sociale partners en het verantwoordingsorgaan. Bij eventueel toekomstig uit te voeren aanvangshaalbaarheidstoetsen zullen deze ondergrenzen opnieuw worden vastgesteld in overleg met sociale partners en het verantwoordingsorgaan. Indien uit de jaarlijkse haalbaarheidstoets blijkt dat de ondergrenzen worden overschreden informeert het bestuur sociale partners en het verantwoordingsorgaan en treedt met hen in overleg om tot passende maatregelen te komen. 3.8 Risicohouding De risicohouding van het fonds, bedoeld in artikel 102a van de Pensioenwet wordt als volgt omschreven: Uitgangspunt is een nominaal pensioen en een reële ambitie conform arbeidsvoorwaardelijke afspraken. Sociale partners van alle aangesloten organisaties wensen de pensioenen zo veel mogelijk waardevast en toekomstbestendig te houden. Hiervoor zijn zij bereid risico te nemen in de beleggingen. Zij accepteren dat dit leidt tot een kans op korten van de aanspraken en rechten. Sociale partners wensen echter wel het risico op een tegenvallend pensioenresultaat te beperken. Sociale partners van alle aangesloten organisaties spreken de wens uit om de premie te dempen om deze zo stabiel mogelijk te houden. Voornaamste overwegingen hierbij zijn het lage premiestuur en de verwachting dat verdere verhoging ondermijnend is voor de bereidheid tot (vrijwillige) deelname aan het fonds. Uit hoofde van evenwichtigheid is een voor alle verzekerden gelijke toeslagmaatstaf gekozen (prijsinflatie). Sociale partners verantwoordelijk voor de CAO van de Zorgverzekeraars zijn overeengekomen jaarlijks een extra premie in te brengen ter financiering van een additionele toeslag voor hun actieve deelnemers tot maximaal de looninflatie. Voor deze deelnemers wordt, als gevolg van de aanvullende toeslagverlening, een hoger pensioenresultaat verwacht dan het in het in deze risicohouding aangehaalde pensioenresultaat. Bij financiële tegenvallers hebben sociale partners de voorkeur voor de volgende volgorde van maatregelen: Wijzigen risicoprofiel Verhogen van de premie Versoberen regeling (lagere opbouw) Het bestuur werkt deze maatregelen nader uit in het financieel crisisplan. Indien er gekort moet worden, hebben de sociale partners voorkeur voor een zo laag mogelijke korting om de pensioenuitkeringen van de gepensioneerden niet te veel te laten fluctueren. Derhalve wordt voor korten de maximaal toegestane spreiding gehanteerd. Voor de lange termijn (de ondergrenzen) De aanvangshaalbaarheidstoets, uitgevoerd in 2015, geeft de volgende uitkomsten: A. De mediaan van het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit een dekkingsgraad die gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad bedraagt 97%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 90%. B. Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt 94%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 90%. C. Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt in slecht weer (5% percentiel) 64%. De afwijking van de mediaan zou daarmee 32% bedragen en is kleiner dan de maximaal toegestane afwijking van 35%. ABTN SBZ pagina 16 94

17 In 2016 is het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad en het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad in slecht weer opnieuw berekend. Dit gaf het volgende resultaat: - Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt 91,2%. Dit ligt hoger dan de vastgestelde ondergrens van 90%. - Het verwacht pensioenresultaat op fondsniveau startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad bedraagt in slecht weer (5% percentiel) 64%. De afwijking van de mediaan zou daarmee 30,2% bedragen en is kleiner dan de maximaal toegestane afwijking van 35%. De afgesproken ondergrenzen hebben uitdrukkelijk een signaalfunctie. Worden de ondergrenzen overschreden dan geeft dit aanleiding tot nieuw overleg tussen bestuur en sociale partners. Voor de korte termijn (bandbreedte VEV) Het vereist eigen vermogen bedraagt op basis van strategische uitgangspunten ongeveer 16,2%. De bandbreedte rondom het vereist eigen vermogen is bedoeld om uitvoering te geven aan het feitelijke beleggingsbeleid binnen de toegestane bandbreedtes rondom het strategische beleid. De toegestane bandbreedte rondom het VEV bedraagt 4%-punt naar boven en 4%-punt naar beneden. 3.9 Risicokader De door het bestuur na overleg met sociale partners vastgestelde risicohouding is door het bestuur vertaald naar een risicokader op grond waarvan de nakoming van de in de risicohouding vastgelegde afspraken kan worden gemonitord en gestuurd. In dit risicokader is beschreven welke risico s SBZ moet, kan en wil nemen. De beleggingsportefeuille van SBZ wordt rekening houdend met de uitgangspunten samengesteld. De beleggingsportefeuille wordt uiteindelijk bepaald op basis van de volgende vragen: 1. Hoeveel risico moet het fonds minimaal nemen om de lange-termijn-doelstelling te behalen? 2. Hoeveel risico kan het fonds maximaal dragen gezien de randvoorwaarden? 3. Hoeveel risico wil het fonds nemen gegeven de huidige marktomstandigheden? De vragen 1 en 2 zijn in de ALM bepalend voor de strategische mix. Voor invulling van het dynamisch beleid stelt het bestuur zich telkens de vragen 2 en 3. Het antwoord op de vragen wordt in belangrijke mate ook bepaald door de risicohouding, zoals die door het bestuur na overleg met sociale partners is vastgelegd. Het volledige risicokader is in hoofdstuk 2 van de Verklaring inzake de beleggingsbeginselen SBZ 2017 (bijlage 2 bij deze ABTN) opgenomen. ABTN SBZ pagina 17 94

18 4) Vermogen SBZ onderscheidt een minimaal vereist vermogen, een vereist vermogen en een vrij vermogen. Per kwartaal wordt overeenkomstig het standaardmodel van De Nederlandsche Bank een solvabiliteitstoets uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van dekkingstekort, reservetekort of vrij vermogen. De Nederlandsche Bank wordt onverwijld in kennis gesteld van een situatie van onderdekking of reservetekort. 4.1 Minimaal vereist vermogen Het minimaal vereist vermogen bedraagt ca. 105% van de technische voorzieningen zoals beschreven in deze ABTN onder paragraaf 3.2. Het minimaal vereist vermogen wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de wettelijke voorschriften. Indien het pensioenvermogen lager is dan het minimaal vereist vermogen, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Het pensioenvermogen mag wettelijk niet langer dan 5 jaar achtereen lager zijn dan het minimaal vereist vermogen. In het financieel crisisplan (bijlage 3) is opgenomen hoe om te gaan met een dergelijke situatie. 4.2 Vereist vermogen Het vereist vermogen in de evenwichtssituatie is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van SBZ. In die evenwichtssituatie is het wettelijk vereist vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat SBZ binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om het pensioenvermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het vereist vermogen. Het vereist vermogen wordt vastgesteld aan de hand van het standaardmodel van De Nederlandsche Bank, gebruik makend van de op balansdatum geldende door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde parameters. Indien het pensioenvermogen lager is dan het vereist vermogen, is er sprake van een reservetekort. In geval van reservetekort wordt uiterlijk drie maanden na melding een herstelplan voor de oplossing (binnen een termijn van tien jaar) van de situatie van reservetekort ter instemming aan De Nederlandsche Bank voorgelegd. Werkwijze vaststelling VEV voor het jaarwerk: - het VEV wordt berekend op basis van zowel de feitelijke portefeuille als op basis van de strategische portefeuille en een eenduidige beschrijving daarvan in de ABTN - de berekening van het VEV wordt door BNP Paribas rechtstreeks geleverd aan de certificerend actuaris, waarbij Syntrus Achmea over deze levering wordt geïnformeerd; naast de kasstromen op basis van de benchmark worden ook de kasstromen van de feitelijke portefeuille door BNP Paribas en/of Northern Trust ter beschikking gesteld aan de certificerend actuaris; De indiening van de jaarstaten blijft door Syntrus Achmea gebeuren op basis van de input van BNP Paribas en Northern Trust. 4.3 Vrij vermogen De omvang van het vrij vermogen is gelijk aan het aanwezige belegd vermogen na aftrek van de reserve beleggingsrisico s, de toeslagreserve, verminderd met de technische voorzieningen en verminderd c.q vermeerderd met het saldo van overige vorderingen/activa en overige schulden/passiva. Het niveau van het vrij vermogen is mede een maatstaf voor het toekennen van toeslagen. ABTN SBZ pagina 18 94

19 5) Beleggingsbeleid In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die categorieën en het beperken van financiële risico s. Anderzijds bestaat het beleggingsbeleid uit het beheer van het vermogen binnen iedere vermogenscategorie. Dit vindt plaats binnen richtlijnen die met de uitvoerder zijn afgesproken. Als bijlage 2 bij deze ABTN is de verklaring inzake de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds opgenomen. 5.1 Strategisch beleid De regelgeving van het nftk maakt de economische risico s (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die pensioenfondsen lopen expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Op basis daarvan overweegt SBZ welk risiconiveau het kan of wil accepteren. Binnen dit risiconiveau wordt het beleggingsbeleid vastgesteld om het rendement op het vermogen te optimaliseren. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van de risico s die SBZ wenst te accepteren, de jaarlijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door de beleggingscommissie, de uitvoerend bestuurder(s) en de fiduciair managers, BNP Paribas Investment Partners en Russell Investments. In de totstandkoming van het beleggingsbeleid en de monitoring van het vermogensbeheer laat het bestuur van SBZ zich bijstaan door Achmea Investment Management BV. Het bestuur is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen het beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikt. De basis hiervoor is de ALM studie die periodiek door SBZ wordt uitgevoerd. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door Ortec. 5.2 Normportefeuille Voor 2017 is de volgende normportefeuille vastgesteld. Tevens zijn de benchmarks aangegeven. Portefeuille Benchmark Courante of core portefeuille Aandelen 22.0% 22,0% Aandelen wereldwijd 14,0% 14,0% MSCI World (Net Div Reinv) Aandelen defensief 3,5% 3,5% Russell Global Defensive Aandelen Emerging Markets Core 3,5% 3,5% Russell Emerging Markets Aandelen Emerging Markets Extended 1,0% 1,0% Russell Extended Emerging Markets Vastrentende waarden 65,5% 65,5% Euro staatsobligaties 20,0% 27,5% Composite benchmark Citigroup NL/DLD/FR Euro staatsobligaties long duration 5,0% 0,0% Portefeuillerendement Global Credits 25,0% 25,0% BarCap Global Aggregate Credit Hypotheken 10,0% 7,5% Portefeuillerendement Emerging Markets Debt 3,0% 3,0% JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global Leveraged loans 2,5% 2,5% Portefeuillerendement Cash Reserve 0,0% 0,0% EMIR ABTN SBZ pagina 19 94

20 Portefeuille alternatieve beleggingen 12,5% 12,5% Onroerend goed 6,0% 6,0% INREV / ROZ-IPD NL Res / NCREIF / ANREV / FTSE EPRA NAREIT Private equity 2,5% 2,5% Absolute return 10% Infrastructuur 2,0% 2,0% Absolute return 8% Impact investments 1,0% 1,0% Fondsrendement Cash 1,0% 1,0% 1 week Euro LIBID 5.3 Prudent person regel Het fonds zorgt ervoor dat het beleggingsbeleid voldoet aan de prudent person regel (artikel 135 Pensioenwet). Deze verklaring beschrijft voor de relevante onderdelen van de prudent person regel op welke wijze deze zijn ingevuld. Beleggingen in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden Het beleggingsbeleid is vastgesteld door middel van een gedegen onderzoek en sluit aan op de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding van het fonds. Hierbij is ook aandacht besteed aan de bandbreedtes en vrijheidsgraden. Bij het hiervoor genoemde onderzoek worden, binnen de wet- en regelgeving, realistische en haalbare aannames gehanteerd en gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. In het onderzoek naar het beleggingsbeleid is expliciet rekening gehouden met de verplichtingenstructuur, inclusief het toeslagbeleid. Op basis van dit onderzoek en de besluiten van het bestuur kan geconstateerd worden dat gegeven de pensioendoelstelling niet meer risico wordt gelopen dan nodig is en dat het bestuur in een bestuursbesluit een bewuste afweging maakt naar het gekozen risico-rendementprofiel (risicohouding). Dit kan onder andere blijken uit de periodiek uit te voeren haalbaarheidstoets. Beleggingen in bijdragende ondernemingen Het fonds belegt (in principe) niet in bijdragende ondernemingen. Indien dat toch aan de orde komt dan worden daarbij de volgende uitgangspunten gehanteerd ten aanzien van die belegging: In een bijdragende onderneming beperkt tot 5% van de totale beleggingsportefeuille. In een (eigen) groep beperkt tot 10% van de totale beleggingsportefeuille. Bij beleggingen in een groep bijdragende ondernemingen, wordt rekening gehouden met behoorlijke diversificatie. Marktwaardering De beleggingen zijn gewaardeerd op basis van markwaardering, zoals vastgelegd in het bestuursverslag van het fonds en de actuariële en bedrijfstechnische nota. Indien geen marktwaardering mogelijk is (voor bijvoorbeeld illiquide beleggingen), dan dient te zijn aangegeven welke alternatieve waarderingsmethode is toegepast. Deze waarderingsmethodiek is controleerbaar. Concentratierisico Er is door het bestuur een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de omvang van de contracten met derden en het tegenpartijrisico en de monitoring daarvan. Er is bij het bestuur inzicht op mandaats- of beleggingsfonds- en portefeuilleniveau naar spreiding over landen, regio s, bedrijven en ratingcategorieën. Debiteurenrisico De verdeling van de (bedrijfs)obligaties naar diverse ratingklassen binnen het fonds en/of mandaat is bekend, dan wel opvraagbaar. De strategische positie in credit instrumenten is gebaseerd op gedegen onderzoek, bijvoorbeeld een studie naar marktwaarderingen/waarderingsmodellen, een risicobudgettering-studie dan wel een ABTN SBZ pagina 20 94

21 portefeuilleconstructie-studie. De besluitvorming rond dit onderzoek laat zien dat er bewust gekozen is om eventueel debiteurenrisico te lopen. Het bestuur houdt rekening met de risico s, die verbonden zijn aan het uitlenen van activa. Er zijn richtlijnen opgesteld inzake collateral management en deze worden gevolgd. Herstelsituatie Indien sprake is van een herstelplan heeft het fonds het risicoprofiel niet doelbewust vergroot ten opzichte van het beleid c.q. de strategie vóór het ontstaan van het reservetekort. Governance Het bestuur heeft de opzet en uitvoering van de gemaakte keuzes in het beleggingsbeleid voldoende beargumenteerd en deze keuzes schriftelijk vastgelegd (besluiten, verslagen, mandaten). Het fonds heeft een beleggingsplan, waarin op hoofdlijnen staat beschreven hoe zal worden belegd en welke vrijheidsgraden daarbij worden gehanteerd. Het fonds beschikt over een verklaring inzake de beleggingsbeginselen. Het beleggingsplan is in overeenstemming met deze verklaring. Er is een duidelijk mandaat (beschreven in het beleggingsplan en de daarmee samenhangende verklaring beleggingsbeginselen), waarin de doelstellingen en beleggingsrestricties (inclusief risicomaatstaven en bandbreedtes voor rebalancingbeleid en tactisch beleid) staan beschreven. De beleggingen over de hoofdcategorieën en subcategorieën zijn conform het beleggingsplan en/of het mandaat. Het fonds monitort op basis van periodieke rapportages de implementatie van het beleggingsplan en/of mandaat (inclusief risicomaatstaven). De besluitvorming over een eventuele afwijking van het beleggingsplan en/of mandaat komt zorgvuldig tot stand. Transparantie beleggingsfondsen De beleggingsfondsen beschikken eveneens over vastgestelde beleggingsrichtlijnen op basis waarvan de risico s in de fondsen worden beheerst. De jaarrekening van de beleggingsfondsen is voorzien van een goedkeurende verklaring van een accountant. De rapportages zijn tijdig beschikbaar. Het behaalde beleggingsrendement is controleerbaar en het gelopen risico past binnen het beleggingsbeleid. Afdoende liquiditeit van de portefeuille als geheel Het bestuur heeft inzicht in de verwachte liquiditeitsbehoefte, zowel voor wat betreft de pensioenverplichtingen als voor wat betreft de beleggingsverplichtingen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de samenhang tussen de liquiditeit en de verplichtingen van het pensioenfonds en met bijvoorbeeld collaterals, calls en derivatenposities voor wat betreft de beleggingen. Het bestuur houdt rekening met de risico s die voortvloeien uit een eventuele mismatch tussen benodigde liquiditeit en aanwezige liquiditeit voor de korte termijn. De hoeveelheid beleggingen in illiquide beleggingscategorieën is tot een prudent niveau beperkt. Beleggingen stroken met aard en duur van de verwachte pensioenuitkeringen Bij de vaststelling van het beleggingsbeleid is rekening gehouden met de verwachte kasstromen. Het bestuur heeft bewust gekozen voor het gedeeltelijk matchen van de projectie van de nominale kasstromen en begrijpt de consequenties die dit naar verwachting heeft voor wat betreft de pensioenuitkomsten en de financiering. Bij de vaststelling van de beleggingsmix wordt rekening gehouden met de samenhang tussen de beleggingsrisico s en de rijping van het pensioenfonds. Het fonds is zich bewust van de bijkomende risico s die Liability Driven Investments (LDI) met zich meebrengen. Gereglementeerde markten Beleggingen die verhandeld worden op niet-gereglementeerde financiële markten zijn tot een prudent niveau beperkt. ABTN SBZ pagina 21 94

22 Financiële derivaten Derivatenposities worden alleen aangegaan om het risicoprofiel te verminderen of het portefeuillebeheer te vergemakkelijken. Het risicoprofiel van derivatenposities wordt op adequate wijze geschat en verwerkt in de periodieke rapportages. Tegenpartijrisico Er is een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de omvang van de contracten met derden en het gelopen tegenpartijrisico, in het geval er niet is gekozen voor de mogelijkheid van centrale clearing. Tegenpartijrisico wordt zo mogelijk op basis van algemeen in de financiële wereld geaccepteerde standaard overeenkomsten en een onderpand (collateral) verkleind. Behoorlijke diversificatie De beleggingen in aandelen en obligaties naar regio of sector dan wel naar bedrijf of land zijn gebaseerd op een gedegen onderzoek. De feitelijke spreiding binnen de portefeuille en binnen beleggingscategorieën, bijvoorbeeld naar land, regio, sector en kredietwaardigheid, is in voldoende detail bekend dan wel opvraagbaar. Het concentratierisico is tot een prudent niveau beperkt. 5.4 Risicobeheersing Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van beleggingsrisico s. Dit wordt in de volgende paragrafen nader toegelicht Randvoorwaarden totale portefeuille Voor beheersing van het relatieve beleggingsrisico wordt de afwijking van de benchmark (de tracking error ) beperkt. Voor de aandelenportefeuille is de maximale tracking error vastgesteld op 5. De staatsobligatieportefeuille kent een tracking error van 0,8, voor de creditportefeuille is deze maximaal 2 en voor emerging market debt maximaal 3,5. Voor hypotheken en leveraged loans (bankleningen) geldt geen tracking-error; de portefeuille geldt als benchmark. Voor de totale portefeuille is een tracking error-richtlijn afgesproken, waarbij de verplichtingen als benchmark gelden. Voor het uitvoeren van het beleggingsbeleid is uit overwegingen van risicobeheer of efficiënt portefeuillemanagement, binnen vastgestelde voorwaarden, het gebruik van afgeleide instrumenten (derivaten) toegestaan. Het betreft: Rente swaps (of langlopende staatsobligaties) voor het afdekken van het renterisico. Valutaderivaten voor het afdekken van het vreemde valuta risico. Futures zijn toegestaan voor de invulling van het dynamisch beleid. Futures en credit default swaps zijn toegestaan voor efficiënte sturing van de vastrentende waarden beleggingen. Putopties voor het afdekken van staartrisico s op aandelen. Door SBZ worden vanaf 1 april 2016 effecten uitgeleend. Het in dit verband door de lener te stellen collateral beloopt 102% van de marktwaarde van de uitgeleende effecten en in geval de effecten noteren in vreemde valuta bedraagt het collateral 105% van de marktwaarde van de uitgeleende effecten. Het fonds accepteert geen cash collateral maar alleen obligaties met een hoge rating (OECD AA- of hoger) Randvoorwaarden dynamische asset allocatie SBZ hanteert een dynamische beleggingsstrategie. Dat wil zeggen dat afhankelijk van een daartoe ontwikkeld beslismodel meer of minder (rente)risico wordt genomen. De hogere of lagere allocatie naar de rendementsportefeuille wordt in principe gerealiseerd door aan- of verkoop van fysieke beleggingen. Het behoort echter tot de mogelijkheden dit deels met ABTN SBZ pagina 22 94

23 gebruikmaking van derivaten te realiseren. Het renterisico wordt naast fysieke beleggingen voor een belangrijk deel met swaps afgedekt Randvoorwaarden aandelen De aandelen van bedrijven zijn onderhevig aan allerlei risico s, variërend van marktrisico tot faillissementsrisico. De (onderliggende) vermogensbeheerders trachten deze specifieke risico s zo goed mogelijk te beheersen. Dit betekent dat bedrijven waar deze risico s door verwacht rendement onvoldoende worden gecompenseerd niet in de portefeuille wordt genomen. Daarmee zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 5%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking. Shortposities zijn niet toegestaan. De aandelenportefeuille wordt mondiaal belegd. De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio s Randvoorwaarden vastrentende waarden Voor het beheersen van de risico s die zijn verbonden aan vastrentende beleggingen staan twee maatstaven centraal. Dit zijn achtereenvolgens de duration en het kredietwaardigheidsbeleid. Door actief vermogensbeheer op deze punten zal het resultaat op de portefeuille afwijken van dat van de benchmark. Deze afwijking wordt gemeten als tracking error en is begrensd op 2%. De beheerder draagt dus zorg voor een zorgvuldige keuze van de beleggingen binnen deze beperking. Voor de vastrentende beleggingen geldt dat alleen de euro-staatsobligaties discretionair worden beheerd. Voor deze portefeuille geldt een tracking error van slechts 0,8%. Voor de andere (sub-)categorieën geldt dat deze worden gerealiseerd door participatie in beleggingsfondsen. Duration De duration is een getal dat de gewogen gemiddelde looptijd uitdrukt en daarmee een maatstaf is voor de rentegevoeligheid van de portefeuille. Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille geldt dat de duration maximaal 1,5 jaar (plus en min) mag afwijken van de duration van de benchmark. Wanneer verwacht wordt dat de rente gaat dalen, zal een overwogen durationpositie worden aangehouden. Wanneer een stijging verwacht wordt, wordt een onderwogen positie aangehouden. Door dit actieve beleid wordt verwacht waarde toe te voegen aan het rendement op de portefeuille. De beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd kennen eveneens duration-restricties. Bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden. Kredietwaardigheid Binnen de euro-staatsobligatie-portefeuille wordt alleen belegd in (semi-)overheidspapier, covered bonds met een minimale AA-rating en supranationale organisaties. De minimale rating bedraagt BBB en de benchmark bestaat uit de leningen van de kernlanden in de Euroregio en van Nederland. De portefeuille buiten de euro-staatsobligaties wordt belegd in Nederlandse (woning)hypotheken, credits (bedrijfsobligaties), Emerging Market Debt (in lokale en harde valuta) en leveraged loans (bankleningen). Deze portefeuilles worden belegd via participatie in beleggingsfondsen. Deze beleggingsfondsen kennen op zich richtlijnen ten aanzien van kredietwaardigheid; bij de selectie van de fondsen wordt hiermee rekening gehouden. Beleggingsuniversum Er wordt hoofdzakelijk belegd in obligaties die genoteerd zijn aan grote internationale effectenbeurzen. Via discretionaire mandaten worden rechtstreeks belangen genomen in leningen van overheden, bankinstellingen met overheidsgarantie (covered bonds) en supranationale organisaties en daarnaast worden indirect belangen genomen in leningen van wereldwijd gevestigde ondernemingen en in bankleningen (leveraged loans). De beheerders zijn verantwoordelijk voor een adequate spreiding over de diverse regio s. ABTN SBZ pagina 23 94

24 Emerging Market Debt wordt beheerd via beleggingspools. Daarbinnen gelden richtlijnen met betrekking tot duration, valuta, kredietwaardigheid et cetera. Leveraged loans Het betreft hier een portefeuille leningen, waarop onderpand/zekerheid is verkregen. De allocatie naar leveraged loans wordt gerealiseerd via een participatie in een beleggingsfonds Randvoorwaarden Alternatieve beleggingen De verdeling van de allocatie naar alternatieve beleggingen (12,5% van het totale vermogen) luidt: Onroerend goed 6,0% Private Equity 2,5% Infrastructuur 2,0% Impact investments 1,0% Cash 1,0%. Onroerend goed In de jaren 2009, 2010 en 2011 is het directe vastgoed volledig verkocht. In 2009 is gestart met de opbouw van een indirecte vastgoedportefeuille. Het betreft een discretionair mandaat dat door Russell Investments wordt beheerd. Russell selecteert de fondsen, waarin SBZ participeert. Het accent van deze beleggingen ligt in Europees vastgoed, waarvan Nederlandse woningen een niet te verwaarlozen onderdeel uit maken. Daarnaast wordt belegd in Amerika en wordt een kleiner belang opgebouwd in Aziatisch vastgoed. Een belangrijk deel van de portefeuille betreft core real estate (verhuurd vastgoed op goede locaties). Een kleiner deel van de portefeuille wordt belegd in meer opportunistische beleggingsmogelijkheden. Om de liquiditeit van deze portefeuille te borgen en daarmee de allocatie naar deze categorie te sturen wordt een beperkt deel belegd in beursgenoteerd vastgoed. Naast het mandaat van Russell had SBZ nog een participatie in een kantoorbelegging in Fort Lauderdale (USA). Dit complex is in 2016 verkocht; hiervan dient nog slechts de fiscale afhandeling plaats te vinden. Private equity Beleggingen in private equity vinden thans plaats in de private equity fondsen van Pantheon en Partners Group. Deze fondsen bestrijken de regio s Europa, Noord-Amerika (USA) en Azië. Het betreft (vooral) fund of fund-beleggingen. SBZ krijgt volledig doorzicht in de onderliggende fondsen. Infrastructuur Het Infrastructuur mandaat wordt door Pantheon via een fund of fund-belegging beheerd. Daarnaast wordt door Pantheon voor SBZ een speciaal mandaat beheerd, omdat SBZ een zwaarder belang in cash genererende infrastructuur wenst, dan in het betreffende fund of fund aanwezig is. Daarnaast participeert SBZ in een fonds van Partners Group. SBZ verkrijgt volledige doorzicht in de onderliggende fondsen. Impact Investments Deze categorie is aan de portefeuille toegevoegd uit hoofde van de maatschappelijke betrokkenheid van het fonds. In 2013 is een mission statement geformuleerd met betrekking tot impact beleggen. Deze beleggingen dienen bij te dragen aan toegang tot of efficiencyverbetering in de gezondheidszorg dan wel bij te dragen aan individuele financiële zekerheid. In 2016 is het missiestatement uitgebreid met een milieudoelstelling (Verdrag van Parijs). In 2014 is aandacht besteed aan de beheervorm voor deze categorie alsmede aan een implementatieplan. In 2015 is een start gemaakt met concrete beleggingen in deze categorie. Cash De allocatie naar cash wordt vooral aangehouden om een beroep te kunnen doen op kasmiddelen indien transacties in het kader van strategische afdekkingen (valuta en rente) of capital calls uit alternatieve beleggingen daartoe noodzaken. In 2017 wordt de noodzaak onderzocht met betrekking tot een cashreserve voor centrale clearing onder EMIR. ABTN SBZ pagina 24 94

25 5.4.6 Randvoorwaarden renterisico Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. In 2006 is besloten het renterisico over de pensioenverplichtingen te beperken met behulp van een dynamische afdekkingsbeleid. Dit dynamische beleid voorziet op basis van een daartoe ontwikkeld beslismodel in een toename van risico of een afbouw van risico. Vanaf 2015 is de rentehedge mede afhankelijk van de rentestand (swaprente). Afhankelijk van het daartoe ingerichte beslismodel kan de afdekking van het renterisico variëren tussen 50% en 70% op basis van marktrente, waarbij geldt dat de rentehedge (normaliter) niet meer bedraagt dan 100% op basis van de Ultimate Forward Rate (UFR), die in het toetsingskader van DNB wordt gebruikt. De economische afdekking bedraagt minimaal 50% en maximaal 70% (met een maximale afwijking van plus en min 5%-punt). De afdekking van het renterisico wordt naast inzet van de fysieke vastrentende portefeuille (staatsobligaties, hypotheken en credits) gerealiseerd door het aangaan van renteswap-contracten Randvoorwaarden valutarisico Het valutarisico van emerging markets wordt strategisch niet afgedekt. De afdekking van deze valuta is kostbaar en daarnaast is de veronderstelling, dat deze valuta om reden van de snelle en structurele groei van de betreffende markten/economieën zullen appreciëren. Voor de volwassen markten geldt, dat het valutarisico voor de belangrijkste markten grotendeels wordt afgedekt (60-100%). Strategisch beloopt de afdekking 100%; op grond van verwachtingen kan deze lager zijn doch de afdekking zal minimaal 60% bedragen Randvoorwaarden Maatschappelijk Verantwoord Beleggen SBZ heeft ervoor gekozen om een nadere invulling te geven aan een beleid voor verantwoord beleggen. Uitsluitingenbeleid SBZ hanteert een uitsluitingenbeleid. Onderdeel van het uitsluitingenbeleid vormt het wettelijk verbod op beleggingen in producenten van en handelaren in clustermunitie. Vanaf 1 januari 2013 geldt een wettelijk verbod op het (laten) uitvoeren van transacties, het verstrekken van leningen of verwerven van niet vrij verhandelbare deelnemingen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop van clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan. De handhaving van het verbod heeft plaats vanaf 1 april Vanaf die datum wordt een redelijke termijn in acht genomen waarbinnen die financiële instrumenten, leningen of niet vrij verhandelbare deelnemingen van de hand gedaan of beëindigd dienen te zijn. Eenmaal per jaar wordt, na overleg tussen de AFM, brancheorganisaties en marktpartijen, een indicatieve lijst van betrokken ondernemingen gepubliceerd en aangepast. SBZ zal erop toezien dat niet belegd wordt in bedrijven op deze lijst. Hiertoe zal de periodieke lijst door SBZ gedeeld worden met haar vermogensbeheerders, vergezeld van het verbod om in de betreffende ondernemingen te beleggen. Het wettelijk verbod zal overigens niet gelden voor transacties in door derden beheerde beleggingsinstellingen en indices waarbij de producenten van clustermunitie en of daarbij betrokken ondernemingen, minder dan 5% van de waarde van die beleggingsinstelling of index vertegenwoordigen. Er wordt niet belegd in een aantal met naam genoemde ondernemingen; het betreft vooral producenten van controversiële wapens (waaronder clustermunitie). Daarnaast wordt niet belegd in een aantal met naam genoemde landen. Deze landen zijn getroffen door internationale (VN, EU en VS) sancties. Het uitsluitingenbeleid wordt in de discretionair beheerde portefeuilles ten volle toegepast. Daarnaast heeft SBZ op grond van de eigen identiteit besloten de tabaksindustrie uit te sluiten voor belegging. Door het bestuur is voorts besloten te participeren in een aantal beleggingspools. Het is niet mogelijk het SBZ-beleid in deze pools te effectueren. Daarom heeft het bestuur besloten te accepteren dat een zeer beperkt deel van het vermogen in ABTN SBZ pagina 25 94

26 deze pools niet voldoet aan het door het fonds gehanteerde uitsluitingenbeleid. De materialiteitsregels ten aanzien van tabak voor de gepoolde beleggingen laten zich als volgt omschrijven: Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 1% van het vermogen in de betreffende beleggingsfondsen. Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 0,5% van het totaal vermogen in beleggingsfondsen in de categorieënaandelen en obligaties. Tabaksbeleggingen bedragen niet meer dan 0,25% van het totaal vermogen in de categorieën aandelen en obligaties. Indien de blootstelling naar deze beleggingen meer bedraagt dan beschreven, dan besluit het bestuur over de wijze hoe hiermee wordt omgegaan. Global Compact en engagement SBZ onderzoekt of het verdere stappen zal nemen in het onderschrijven van de Global Compact van de Verenigde Naties in verband met het beleggingsbeleid. De Global Compact bestaat uit tien principes die gerelateerd zijn aan mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie. Zij vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. SBZ heeft met ingang van 2009 ervoor gekozen om zijn invloed als aandeel- en obligatiehouder te gebruiken om ondernemingen aan te zetten tot gewenst gedrag in lijn met de Global Compact. Dit wordt engagement genoemd. SBZ heeft Robeco als engagement-manager aangesteld. Corporate governance Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen SBZ is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te dragen aan Robeco. Zo is SBZ in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het belegd. Met het feit dat Robeco ook als voting-agent optreedt, is geborgd dat het stembeleid in overeenstemming is met het engagement. Robeco houdt rekening met internationaal geaccepteerde corporate governance-codes. Daarnaast houdt Robeco rekening met de lokale wet- en regelgeving, waaronder regels voor corporate governance. Op de website van SBZ wordt gerapporteerd over het engagement en het stemgedrag. 5.5 Resultaatsevaluatie Elk kwartaal wordt in een rapportage door de vermogensbeheerder het volgende vastgelegd: De ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal. Een actuele stand van de waarde van het vermogen en de verplichtingen. De omvang van het vereist vermogen. De behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf de vorige jaarultimo (YtD) per beleggingscategorie, inclusief de derivatenportefeuilles. Een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing. Een overzicht van de ondernomen acties. Naast de kwartaalrapportages wordt door de vermogensbeheerder ook op maandbasis een portefeuilleoverzicht en rendementsoverzicht verstrekt. Voor de berekening van de behaalde performance zijn de gegevens van de custodian (Northern Trust) leidend. Achmea Investment Management ziet erop toe dat de door de vermogensbeheerders gerapporteerde performance overeenstemt met de door de custodian gerapporteerde cijfers. ABTN SBZ pagina 26 94

27 6) De organisatie van het pensioenfonds 6.1 Bestuurlijke organisatie SBZ wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit negen leden: - Er is één onafhankelijke voorzitter. - Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders. - Het aantal niet uitvoerende bestuurders bedraagt zes. Van de zes niet uitvoerende bestuurders worden: o drie leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland; o twee leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV, De Unie); o één lid voorgedragen door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Bij de samenstelling van het bestuur wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in het geschiktheidsplan van SBZ. In het geschiktheidsplan zijn de aanwezige en benodigde geschiktheid en competenties van de bestuursleden vastgelegd alsmede een daaruit voortvloeiend opleidingsplan. Onderdeel van het geschiktheidsplan zijn tevens de functieprofielen, de toetsingsprocedure voor bestuursleden en het beloningsbeleid. Het bestuur komt in de regel minimaal zes keer per jaar in vergadering bijeen. SBZ kent een verantwoordingsorgaan, bestaande uit acht leden. De samenstelling is als volgt: vier leden namens de deelnemers twee gekozen leden namens de pensioengerechtigden; twee leden namens werkgevers. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in een reglement verantwoordingsorgaan. Bij de samenstelling van het verantwoordingsorgaan wordt rekening gehouden met de criteria als vastgelegd in de competentievisie van SBZ. In de competentievisie zijn de aanwezige en benodigde geschiktheid en competenties van de leden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd. Ten minste tweemaal per jaar bespreekt (een delegatie van) het bestuur het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft een onafhankelijke Commissie van Beroep aangewezen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Commissie van Beroep zijn vastgelegd in een reglement Commissie van Beroep in aanvulling op het reglement klachten- en geschillenprocedure van SBZ. Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten en daarmee samenhangende reglementen en het pensioenreglement. Daarmee is het bestuur verantwoordelijk voor het pensioenbeleid, waaronder begrepen het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. Het bestuur heeft drie (vaste) bestuurlijke commissies ingesteld: Een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering en jaarverslaglegging, compliance en risicobeheersing en intern toezicht). Een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid en intern toezicht). Een commissie Bestuurlijke Aangelegenheden die zich richt op een adequate personele bezetting van het de bestuurlijke gremia, waaronder begrepen ook de opvolging en de beloning. ABTN SBZ pagina 27 94

28 Begin 2017 heeft het bestuur een derde commissie ingesteld, de commissie bestuurlijke aangelegenheden. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de audit- en compliancecommissie, de voorzitter van de beleggingscommissie en een niet-uitvoerend bestuurslid dat de voorzitter van de commissie bestuurlijke aangelegenheden wordt. De voorzitter van het (dagelijks) bestuur treedt op als adviseur van deze commissie. De commissie heeft als doel een adequate personele bezetting van de bestuurlijke gremia van het fonds, waaronder begrepen ook de opvolging, de beloning en de rol van de niet-uitvoerende bestuursleden als intern toezichthouder waarbij ze voorbereidende taken voor de vergadering van het niet-uitvoerende deel van het bestuur krijgt. Deze taken behelzen in ieder geval: - opvolging bestuursleden inclusief rooster van aftreden; - bezoldiging bestuursleden; - evaluatie bestuursleden; - rapport intern toezicht. Naast de vaste commissies kan het bestuur ook ad hoc commissies instellen. Eén daarvan is een crisiscommissie. Wanneer sprake is van een crisis is vastgelegd in een financieel crisisplan. De wijze waarop ingeval van een crisis wordt gehandeld is vastgelegd in het reglement crisiscommissie. Tevens kent het fonds een verkiezingscommissie die wordt belast met de organisatie van de verkiezingen voor pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. Het bestuur beschikt over een compliance charter en compliance program. Ter bevordering van een correct (in het belang van SBZ) gebruik van de bij SBZ aanwezige informatie is een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor bestuursleden, voor leden van het verantwoordingsorgaan en externe leden van de bestuurlijke commissies. In het compliance program is vastgelegd dat het integriteitbeleid wordt bijgehouden. Het fonds draagt zorg voor een systematische analyse van integriteitsrisico s, stelt aan de hand van die analyse een integriteitsbeleid vast, draagt zorg voor de uitvoering daarvan en heeft een compliance officer aangesteld. SBZ beschikt over een integriteitsbeleid dat is vormgegeven als een overzichtsdocument waarin de beschikbare (beleids)stukken op het gebied van compliance worden benoemd. SBZ beschikt over een regeling misstanden. De regeling misstanden kent een aantal doelen, te weten: Regelen op welke wijze misstanden, waaronder incidenten, worden geconstateerd, gemeld, vastgelegd en aanleiding zijn voor het nemen van corrigerende maatregelen. Elke verbonden persoon van het pensioenfonds de gelegenheid te geven om een misstand al dan niet anoniem te melden, zodat al het nodige gedaan kan worden in het geval van mogelijke overtredingen van interne of externe regelgeving of andere misstanden. De regeling misstanden combineert een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling. Het risicobeleid van SBZ is op hoofdlijnen vastgelegd in de verklaring inzake beleggingsbeginselen (zie bijlage 2). De nadere uitwerking van de diverse risicocategorieën is vastgelegd in een dynamisch risicobeheerraamwerk, dat voortdurend onderwerp van bespreking is bij de audit- en compliancecommissie. SBZ beschikt over een risicomanagementbeleid. Dit beleid beschrijft op hoofdlijnen hoe SBZ risico s beheerst en de kaders die hiervoor bij het pensioenfonds en bij alle uitbestedingspartners gehanteerd worden. Jaarlijks wordt een jaarplan IRM opgesteld. Het doel van het risicomanagementbeleid is om richting te geven en transparantie te verschaffen aan alle belanghebbenden in het kader van integraal risicomanagement binnen SBZ. De uitgangspunten ten aanzien van de inrichting van risicomanagement in de governancestructuur van SBZ zijn: - SBZ kiest voor een integrale benadering bij het managen van risico s. Adequaat risicomanagement maakt onderdeel uit van de sturing en is onderdeel van de sturing van de organisatie (bij SBZ en diens uitbestedingspartners). - De governancestructuur van SBZ is zodanig ingericht dat de onafhankelijkheid van het tweedelijns respectievelijk derdelijns risicomanagement ten opzichte van de eerste respectievelijk eerste en tweede lijn van SBZ is gewaarborgd. - De risicogovernance wordt jaarlijks beoordeeld door het bestuur van SBZ om vast te stellen in hoeverre deze toereikend is ten aanzien van het ondersteunen bij het realiseren van de strategische doelstellingen van SBZ. In 2017 zal de laatste hand worden gelegd aan de verdere uitwerking van het risicomanagementbeleid. ABTN SBZ pagina 28 94

29 Het communicatiebeleid ligt vast in het communicatiebeleidsplan. Dit meerjarenplan vormt de basis voor de jaarlijkse activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie, die worden vastgelegd in een communicatiejaarplan. 6.2 Uitbestede taken Het bestuur heeft de uitvoerende taken aangaande het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in overeenkomsten die voldoen aan de eisen van de Pensioenwet en de richtlijnen van de Nederlandsche Bank en van de Autoriteit Financiële Markten. De pensioen- en vermogensbeheerorganisaties voeren daarnaast in overleg met en met behulp van externe adviseurs het beleidsvoorbereidende werk uit. Aan uitbesteding is voor het fonds een aantal risico s verbonden. In het risicobeleid is aangegeven hoe de risico s worden beheerst. Daarnaast heeft het bestuur een uitbestedingsbeleid vastgesteld. SBZ beschikt over een uitbestedingsbeleid dat in overeenstemming is met de Beleidsregel Uitbesteding van De Nederlandsche Bank. Het uitbestedingsbeleid omvat criteria voor uitvoerders en de procedure om vast te stellen of de uitvoerder bij aanvang van of tijdens de dienstverlening aan deze criteria voldoet. Het doel van het uitbestedingsbeleid is dan ook de vaststelling van het beleid met betrekking tot de beheersing van risico s die samenhangen met uitbesteding van (delen van) bedrijfsprocessen. Het uitbestedingsbeleid is opgenomen als bijlage 5 bij deze ABTN. Pensioenbeheer Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV (verder: SAPB). Het bestuur heeft daarbij SAPB gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan SAPB: Het, na besluit van aansluiting door het bestuur, afsluiten van de uitvoeringsovereenkomsten met werkgevers. Het invorderen van de relevante pensioenpremie. Het vaststellen van de (premievrije) pensioenaanspraken. Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hiervan. Het informeren van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. De (gewezen) deelnemers ontvangen jaarlijks een Uniform PensioenOverzicht. De pensioengerechtigden ontvangen jaarlijks een jaaropgave. Het organiseren en voorbereiden van de vergaderingen van de diverse bestuursgremia; Het vervaardigen van een concept-bestuursverslag, een concept-jaarrekening en de staten voor De Nederlandsche Bank. Vermogensbeheer Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door externe vermogensbeheerders. BNP Paribas verzorgt de strategische advisering, is verantwoordelijk voor de uitvoering van het strategisch en dynamisch beleid, verzorgt het risicomanagement en in verband daarmee de implementatie van instrumenten waarmee risico s (aandelen, rente en valuta) worden afgedekt. Russell Investments treedt op als multi-manager en is verantwoordelijk voor de managerselectie en de resultaten daarvan. Het feitelijk beheer van de beleggingen is opgedragen aan externe beheerders. Deze uitvoerders worden geselecteerd en gemonitord door Russell Investments. Hierbij voert Russell Investments een gestructureerd manager research proces waarbij aansluiting op de individuele mandaten en het gewenste risicoprofiel centraal staan. De fiduciair vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het operationele beleggingsbeleid. De vermogensbeheerders zijn binnen de geformuleerde randvoorwaarden (de beleggingsrichtlijnen) vrij in de wijze van belegging en herbelegging. Beslissingen die consequenties kunnen hebben voor het strategisch beleggingsbeleid en de daarvan afgeleide randvoorwaarden worden slechts in overleg met het bestuur genomen. ABTN SBZ pagina 29 94

30 Om een nadere invulling te geven aan het beleid voor verantwoord beleggen heeft het bestuur Robeco aangesteld als engagement manager. Ook het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen is overgedragen aan Robeco. Doordat Robeco ook als voting-agent optreedt, is geborgd, dat het stembeleid in overeenstemming is met het engagement. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren van gegevens over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. Achmea Investment Management (AIM) speelt hierin een coördinerende rol. Aan AIM is ook het monitoren van het vermogensbeheer uitbesteed. Voor custody, securities lending, collateral management, tax reclaim, compliance-monitoring en beleggingsadministratie (inclusief performancemeting) maakt SBZ gebruik van de diensten van Northern Trust. 6.3 Informatievoorziening aan het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. SAPB rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de Service Level Agreements (SLA). Deze SLA-rapportages worden besproken in de audit- en compliancecommissie. SAPB adviseert daarnaast het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige pensioentechnische zaken en beleggingen. Hierbij worden in ieder geval de relevante ontwikkelingen op pensioengebied gesignaleerd met een overzicht van de mogelijke consequenties hiervan voor SBZ. De vermogensbeheerders rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken ten aanzien van de beleggingen. Deze kwartaalrapportages beleggingen worden besproken in de beleggingscommissie. De kwartaalrapportage bevat in ieder geval een overzicht van de ontwikkeling van de waarde van de beleggingen en van de dekkingsgraad en een verklaring van de belangrijkste oorzaken van deze ontwikkelingen. De rapportage met betrekking tot de uitvoering van de SLA met de vermogensbeheerders wordt (jaarlijks) besproken in de audit- en compliancecommissie. ABTN SBZ pagina 30 94

31 6.4 Organogram De relatie tussen het bestuur en de bij de uitvoering betrokken partijen is in het onderstaande organogram weergegeven. Het bestuur heeft PricewaterhouseCoopers als certificerend accountant aangesteld om de jaarrekening, het bestuursverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van een accountantsrapport aan het bestuur en stelt jaarlijks een accountantsverklaring op. In het accountantsrapport worden de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig. Willis Towers Watson is aangesteld als certificerend actuaris. De actuaris doet verslag van zijn bevindingen door middel van een certificeringsrapport aan het bestuur en stelt jaarlijks een actuariële verklaring op. Hij is aanwezig in de bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken. Voor de uitvoering van een aantal taken, benoemd in het complianceprogram, alsmede advisering over voor het bestuur relevante compliancethema s is Nederlands Compliance Instituut als externe compliance officer aangesteld. 6.5 Three lines of defence Kort samengevat houdt het Three Lines of Defence -model het volgende in. De 1 e lijn betreft het management en de medewerkers in de lijn die de beheersmaatregelen in de processen uitvoeren. De 2 e lijn, Risk Control en Compliance, stelt vervolgens vast in welke mate de beheersmaatregelen hebben gewerkt. De 3 e lijn, de interne accountant in samenwerking ABTN SBZ pagina 31 94

32 met externe accountants, stelt tot slot vast dat de beheersmaatregelen in de 1 e lijn bestaan en werken en dat de 2 e lijn de werking van de beheersmaatregelen daadwerkelijk goed heeft getest. Van de uitbestedingspartners wordt verwacht dat zij zijn ingericht in overeenstemming met de Three Lines of Defence. In de organisatie van SBZ als pensioenfonds zijn aanvullende maatregelen genomen om de beheersing van risico s te organiseren. Ook die organisatie heeft de vorm van drie verdedigingslagen en kan dan ook beschouwd worden als The Three Lines of Defence van SBZ zelf. Ook hier betreft de 1e lijn het operationeel management: het uitvoerende deel van het bestuur dat verantwoordelijk is voor het beheerst uitvoeren van zijn eigen processen (waaronder het zicht houden op de risicobeheersing van de uitbestedingspartners). Daarnaast vormen de audit- en compliancecommissie, de beleggingscommissie en de commissie bestuurlijke aangelegenheden de 2 e lijn. Zij ondersteunen en adviseren de 1 e lijn, en bewaken of de 1 e lijn zijn verantwoordelijkheden ook daadwerkelijk neemt. Ook bepaalde beleidsvoorbereidende taken (het opzetten van het risicobeheerraamwerk) en het organiseren van integrale risk assessments zijn taken van de tweede lijn. Het niet-uitvoerende deel van het bestuur heeft een overkoepelende 2 e lijnfunctie: het niet-uitvoerende deel van het bestuur beoordeelt immers het uitvoerende deel van het bestuur in zijn totaal over de verschillende aandachtsgebieden heen en rapporteert aan het verantwoordingsorgaan over het intern toezicht. Het niet-uitvoerende deel van het bestuur heeft als bevoegdheid het aanstellen en ontslaan van de leden van het uitvoerende deel van het bestuur en de onafhankelijk voorzitter. De 3 e lijn wordt gevormd door het verantwoordingsorgaan die immers controleert of het samenspel tussen de eerste en tweede lijn soepel functioneert en daarover een objectief, onafhankelijk oordeel velt met mogelijkheden tot verbetering. Het verantwoordingsorgaan bekijkt of de inrichting adequaat is en of er geen overlapping is, of, erger, blinde vlekken bestaan. Deze derdelijns functie dient altijd voldoende los te staan van de eerste en de tweede lijn. Bij het verantwoordingsorgaan is dat geregeld via hun positie buiten de bestuurlijk processen van de 1 e en 2 e lijn. Het verantwoordingsorgaan heeft escalatiemogelijkheden naar het totale bestuur en waar dat onvoldoende is kan het verantwoordingsorgaan terecht bij de Ondernemingskamer. Nader uitgewerkt betekent dit: Eerste lijn: uitvoerend deel bestuur De taken van het uitvoerend bestuur zijn in de statuten als volgt vastgelegd: - De uitvoerende bestuursleden bepalen het dagelijks beleid van het fonds. - De uitvoerende bestuursleden zien toe op de uitvoering van de werkzaamheden door of namens het fonds. De rol van het uitvoerend bestuur luidt als volgt: - De rol van het uitvoerend bestuur is te vergelijken met een projectleider. De projectgroep is de bestuursondersteuning. Bij belangrijke projecten is de directe betrokkenheid van het niet-uitvoerend bestuur gewenst voor raad, maar de daad blijft bij het uitvoerend bestuur en ondersteuning. - De voorbereiding van de beleidsbeslissingen (en vergaderingen) en de uitvoering van de genomen beleidsbeslissingen lig bij het uitvoerend bestuur samen met de commissies en met advies vanuit bestuur. - Naast expliciete opdrachten voert het uitvoerend bestuur ook een onbepaald aantal operationele zaken zelfstandig uit. Hiervoor is een werkwijze omschreven. Deze werkwijze is opgenomen onder het kopje Werkwijze, de wijze van verantwoording en de evaluatie - Het bestuur is budgetverantwoordelijk. Het uitvoerend bestuur kan tot op zekere hoogte zelfstandig financiële uitgaven doen. Hiervoor is een werkwijze omschreven. - Het uitvoerend bestuur legt verantwoording af binnen het bestuur aan het niet-uitvoerend bestuur. - Het uitvoerend bestuur is linking pin tussen bestuursondersteuning en bestuur en fungeert als opdrachtgever. ABTN SBZ pagina 32 94

33 - Het uitvoerend bestuur beheert de uitbestedingsrelaties op bestuurlijk niveau. Het uitvoerend bestuur is daarmee het eerste aanspreekpunt voor externe adviseurs en uitvoerders. Specifiek met betrekking tot integraal risico management bestaat de rol van het uitvoerend bestuur uit: - Beschikbaar stellen en onderhouden van het integraal risicomanagementraamwerk. - Implementeren in de dagelijkse bedrijfsvoering en de prioritering van het management van het integraal risicomanagementraamwerk. - Uitvoeren van het risicomanagementproces bestaande uit het identificeren en beoordelen van risico s, het vaststellen en implementeren van risicobeheersmaatregelen en bewaken en rapporteren van de risico s en de genomen beheersmaatregelen, rekening houdend met de uniformiteit waaronder de risicobereidheid. - Rapporteren aan zowel het bestuur als andere interne en externe belanghebbenden over de risico s waaraan SBZ is blootgesteld. - Waarborgen van risicobewustzijn, integriteit, ethisch gedrag en het verkondigen van het belang van risicomanagement. Tweede lijn: bestuurscommissies en niet-uitvoerend deel bestuur De taken van het niet-uitvoerend bestuur zijn in de statuten als volgt vastgelegd: - De niet-uitvoerende bestuursleden houden toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. - De niet-uitvoerende bestuursleden zijn ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest. - De niet-uitvoerende bestuursleden stellen de beloning van de uitvoerende bestuursleden vast. De uitvoerende bestuursleden nemen niet deel aan de besluitvorming over het vaststellen van hun beloning. - De niet-uitvoerende bestuursleden staan de uitvoerende bestuursleden met raad ter zijde. - De niet-uitvoerende bestuursleden leggen verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan, de aangesloten werkgevers en in het bestuursverslag. In de praktijk bestaan de taken van het niet-uitvoerend bestuur uit: - Het samen met het uitvoerend bestuur in het plenaire bestuur vaststellen van beleid en nemen van (strategische) beslissingen (zoals onder andere het beleggingsbeleid, premiebeleid, toeslagbeleid, verandering van reglementen en ABTN, communicatiebeleid, risicobeleid en inrichting van het fonds). - Het toetsen van de uitvoering van de beleidsbeslissingen (zoals een toetsing op het feitelijk invoeren van de hiervoor genoemde beleidsbeslissingen en een toetsing op de algehele operationele werking van het fonds). - Het monitoren van de strategische positie van het fonds om te beoordelen of er bijgestuurd moet (en kan) worden (zoals het bijhouden van de financiële positie en de algemene relatie met de aangesloten werkgevers en de sociale partners). - Het adviseren van het uitvoerend bestuur bij de beleidsvoorbereiding van vooral die onderwerpen die van strategisch belang zijn en de onderwerpen waarbij de relatie met de paritaire stakeholders een rol speelt. Het niet-uitvoerend bestuur heeft drie (vaste) bestuurlijke commissies ingesteld: - Een audit- en compliancecommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de pensioenuitvoering en jaarverslaglegging, compliance en risicobeheersing en intern toezicht). - Een beleggingscommissie (met name ten behoeve van de monitoring van de uitvoering van het beleggingsbeleid en intern toezicht). - Een commissie Bestuurlijke Aangelegenheden die zich richt op een adequate personele bezetting van het de bestuurlijke gremia, waaronder begrepen ook de opvolging en de beloning. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bestuurlijke commissies zijn vastgelegd in reglementen. De algemene taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waar het bestuur een besluit over moet nemen. De commissies kunnen tijdens de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en de consequenties van te ABTN SBZ pagina 33 94

34 nemen beslissingen. De leden van de bestuurlijke commissies worden hierin bijgestaan door deskundigen van de uitbestedingspartners, het uitvoerend bestuurslid verbonden aan betreffende commissie, respectievelijk de voorzitter van het dagelijks bestuur, en eventueel door andere externe deskundigen. Het dagelijks bestuur is formeel geen lid van de commissies maar neemt wel actief deel aan de commissievergaderingen en heeft daarbij een adviserende rol (zowel bij de vaststelling van de agenda en de voorbereiding van stukken als tijdens de vergaderingen). Specifiek met betrekking tot integraal risicomanagement bestaat de rol van het niet-uitvoerend bestuur uit: - Adviseren en ondersteunen bij de uitvoering van het risicomanagementproces. - Bewaken van de uitvoering van het integraal risicomanagementraamwerk. - Expertbeoordeling geven over de risicobereidheid en de belangrijkste risico s. - Jaarlijkse evaluatie van het risicomanagementproces. Derde lijn: verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld, waarin de deelnemers, de pensioengerechtigden en aangesloten werkgevers zijn vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit acht leden. De samenstelling is als volgt: - vier leden namens de deelnemers; - twee leden namens de pensioengerechtigden; - twee leden namens aangesloten werkgevers. De leden namens de deelnemers zijn benoemd door de werknemersorganisaties. De leden namens de aangesloten werkgevers zijn benoemd door de werkgeversorganisatie. De leden namens pensioengerechtigden zijn door het bestuur benoemd op basis van de uitslag van de verkiezing door de pensioengerechtigden van het fonds. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen tenminste twee maal per jaar in vergadering bijeen. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in een reglement. Het verantwoordingsorgaan is het orgaan waaraan het bestuur verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. Het verantwoordingsorgaan oordeelt over het handelen van het bestuur, het uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes. Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrecht over de vorm en inrichting van het intern toezicht. Het verantwoordingsorgaan krijgt dan ook van het bestuur informatie over het functioneren van het fonds en van het nietuitvoerend bestuur informatie over de inrichting van het intern toezicht. Hierop baseren zij hun oordeel over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Als onderdeel hiervan krijgt het verantwoordingsorgaan het bestuursverslag van het bestuur, de jaarrekening en de verklaringen van de certificerend actuaris en accountant. Rol compliance officer certificerend actuaris, accountant, DNB en AFM De functie van compliance officer is door SBZ extern belegd. De compliance officer rapporteert aan het bestuur, zowel voor de dagelijkse gang van zaken, als in het geval zich een bijzondere omstandigheid heeft voorgedaan. H et bestuur van SBZ is en blijft eindverantwoordelijk voor de compliance van het fonds. De taken, bevoegdheden en rapportagelijnen zijn nader omschreven in het compliance charter en compliance program van SBZ. Het geheel van Lines of Defence op bestuurlijk niveau wordt verder ondersteund door de oordelen van de certificerend actuaris en accountant. SBZ verwacht van de certificerend actuaris jaarlijks een actuariële rapportage. Van de accountant wordt verwacht dat jaarlijks de jaarrekening wordt gecertificeerd. Daarnaast wordt verwacht dat de accountant een oordeel vormt over de effectiviteit van de governance, de beheersing en het risicomanagement van SBZ. Bovendien houden DNB en AFM toezicht op het functioneren van het totale bestuur. Interne rapportages Het uitvoerende deel van het bestuur heeft als informatiebronnen het zicht op het (dagelijkse) functioneren van de uitvoeringsbedrijven. Bovendien krijgen zij onderbouwing in de vorm van SLA-rapportages. ABTN SBZ pagina 34 94

35 De commissies en het uitvoerende deel van het bestuur hebben als informatiebronnen de verantwoording door het uitvoerende deel van het bestuur, de SLA-rapportages, de aanvullende rapportages vanuit de 2 e lijn van de uitvoeringsorganisaties en de jaarlijkse ISAE rapportages van de uitvoeringsorganisaties. Bovendien krijgen zij risicooverzichten, gebaseerd op het door de commissies en het bestuur vastgestelde risicobeheerraamwerk. En ter finale bevestiging krijgen zij de verklaringen van de certificerend actuaris en accountant. Het verantwoordingsorgaan volgt zowel het functioneren van het uitvoerende deel van het bestuur als dat van het nietuitvoerende deel van het bestuur en krijgt van beide (uitvoerende deel van het bestuur en niet-uitvoerende deel van het bestuur) informatie over het functioneren van het fonds en de inrichting en werking van het intern toezicht. Daarnaast krijgen ook zij het bestuursverslag van het bestuur, de jaarrekening en de verklaringen van de certificerend actuaris en accountant. Hierop baseren zij hun oordeel over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Werkwijze, de wijze van verantwoording en de evaluatie In de statuten is geregeld dat de niet-uitvoerende bestuursleden de taken en bevoegdheden van de uitvoerende bestuursleden en van de onafhankelijke voorzitter nader kunnen bepalen in een mandaatregeling. Een deel van de taken van het UB is concreet op te schrijven. Denk aan het voorbereiden van vergaderingen en het bewaken van uitstaande acties. In andere gevallen is de rolverdeling tussen het UB en het NUB minder evident en door de specifieke omstandigheden van dat moment niet van te voren hard te bepalen. Het werken langs een beslisboom zou uitkomst kunnen bieden. Hieronder vindt u een voorstel voor een beslisboom op basis van de vragen die het UB kan stellen om te bepalen of zij eigenstandig te werk kan gaan, een deel van het NUB zal betrekken of het integrale bestuur zal betrekken: 1. Past de actie binnen staand beleid dat eerder is gemandateerd? Zo ja, zelfstandig uitvoeren en achteraf verantwoorden aan het NUB. Voorbeelden: a. uitvoering beleggingsplan b. uitvoering acties vanuit bestuursvergadering c. taken die expliciet gemandateerd zijn (zoals vast te leggen in de notulen) 2. Gaat het om operationele werkzaamheden? Zo ja, zelfstandig uitvoeren en achteraf verantwoorden aan het NUB. Voorbeelden: a. voorbereiden van vergaderingen en events b. (eerste) reacties op ingekomen brieven/verzoeken van bijv. DNB c. inhuren van verweer bij aanklachten (zoals bij Kalkhoven), tenzij punt 5 of 6 van toepassing is. 3. Gaat het om terugkerende beleidskwesties? Zo ja, voorbereiden (waar nodig in overleg met de desbetreffende commissies) en ter besluitvorming aan het integrale bestuur voorleggen. Voorbeelden: a. premie- en toeslagenbeleid b. Nieuwe ALM-studie of beleggingsplan c. Doorvoering nieuwe wetgeving 4. Gaat het om eenmalige beleidskwesties, strategische zaken of speciale projecten? Zo ja, projectplan maken en een mandaat vragen aan het integrale bestuur. Een of meer leden van het NUB worden bij projecten met een strategisch belang in de projectgroep betrokken voor advies (wel bijeenkomsten bijwonen, maar geen uitvoerende taken) en toezicht-van-nabij. Van belang is daarbij dat er voldoende leden van het NUB overblijven die at arms length de toezichtrol kunnen blijven vervullen. ABTN SBZ pagina 35 94

36 Voorbeelden: a. Project Toekomst b. DNB on site onderzoek c. Escalatie van fouten/slecht presteren bij uitbestedingspartijen 5. Zijn er kosten mee gemoeid boven het bedrag dat in de begroting is vastgesteld? Zo ja, zelfstandig voorbereiden en ter besluitvorming aan het integrale bestuur voorleggen. Voorbeelden: a. Besluiten over (nieuwe) uitbestedingen b. Besluiten over schadeloosstellingen 6. Is er niet-financiële schade mee gemoeid, bijv. reputatieschade fonds of bestuurders? Zo ja, onverwijld melden aan het integrale bestuur, zelfstandig mitigerende acties uitzetten en nadere besluitvorming aan het integrale bestuur vragen. Voorbeelden: a. Niet voldaan aan wet- en/of regelgeving b. Berichtgeving over het fonds die het vertrouwen in het fonds kan schaden. Verantwoordingsproces Op basis van bovenstaande beslisboom kan het UB besluiten of het zelfstandig mag handelen of dat het niet-uitvoerend bestuurders of het integrale bestuur moet betrekken. Het is in alle gevallen van groot belang dat het gehele bestuur regelmatig en tijdig van de hoofdzaken op de hoogte wordt gehouden in verband met het intern toezicht en de strategische monitoring. Hiertoe geven de uitvoerend bestuurders iedere bestuursvergadering een korte presentatie ter verantwoording van gedane en uitstaande acties. Daarnaast treden de uitvoerend bestuurders geregeld (telefonisch of per mail) in contact met de voorzitters van de BC en de ACC om lopende zaken door te spreken. Bovendien houdt de onafhankelijk voorzitter (die lid is van het NUB) als voorzitter van het dagelijks bestuur zicht op de activiteiten van het UB en zorgt er namens het NUB voor dat zaken die voorgelegd moeten worden aan het integrale bestuur daar ook geagendeerd worden. Evaluatie We stellen voor de afgesproken rolverdeling elk jaar met de zelfevaluatie te evalueren. Bovendien kan het Verantwoordingsorgaan er jaarlijks (en desnoods tussentijds) een oordeel over geven. ABTN SBZ pagina 36 94

37 7) Ondertekening Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars heeft deze ABTN vastgesteld in de bestuursvergadering van 13 februari 2017 A.W.I.M. van der Wurff Voorzitter J.B. Koomans Uitvoerend bestuurder ABTN SBZ pagina 37 94

38 Bijlage 1. Begrippenlijst Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald, maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals: de rekenrente, de kansstelsels (sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalidatiekansen, frequenties van gehuwd zijn, toekomstige salarisontwikkeling of toeslagenbeleid et cetera), kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en / of excassokosten) en solvabiliteitsopslagen. Actuariële premie De premie die gebaseerd op de actuariële grondslagen. Actuele dekkingsgraad De waarde van het pensioenvermogen uitgedrukt als percentage van de waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad wordt als graadmeter beschouwd voor de mate van zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk kunnen worden uitbetaald. ALM (Asset & Liability Management) Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen. Beleidsdekkingsgraad Vanaf 2015 moet de pensioensector een andere berekeningssystematiek van de dekkingsgraad hanteren. Dit is de zogenaamde beleidsdekkingsgraad. Deze is gebaseerd op de stand van de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen twaalf maanden. Door deze middeling zal de beleidsdekkingsgraad met (enige) vertraging reageren op veranderde (markt- )omstandigheden. Deze beleidsdekkingsgraad is leidend in pensioen-gerelateerde vraagstukken als het premie- en toeslagbeleid. Benchmark Vergelijkingsmaatstaf. Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden afgezet. Collateral Het onderpand dat iemand die iets leent of huurt achterlaat bij de eigenaar om zo te waarborgen dat het geleende goed terugkomt. Corporate Governance Goed ondernemerschap; onder andere integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop. Ook het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid en het toezicht hierop valt eronder. CPI Consumenten-prijsindex, vastgesteld door het CBS. Custodian De bewaarbank van effecten. Waar op een bankrekening geldbedragen worden geadministreerd, worden door een effectenbewaarder (custodian) de fysieke stukken, zoals aandelen en obligaties bewaard. Derivaat Financieel contract waarvan de waarde is afgeleid van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel, obligatie of grondstof. Bijvoorbeeld: futures, swaps. ABTN SBZ pagina 38 94

39 Discretionair beheer Op maat gemaakt vermogensbeheer. Duration Gewogen gemiddelde looptijd van een lening. Maatstaf om de prijsgevoeligheid van de lening te bepalen voor renteveranderingen. Engagement Door middel van actief gebruik maken van de rechten van eigendom van bijvoorbeeld aandelen, invloed uitoefenen op bedrijven via dialoog. Vaak wordt hierbij gebruik gemaakt van het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Fiduciair Dienstverlening die bestaat uit onderliggende deelservices aangeboden door vermogensbeheerders. Aan fiduciair management wordt in de praktijk verschillende invulling gegeven. Hierbij kan gedacht worden aan de bundeling van strategische advisering, portefeuillemanagement, integrale rapportering, risicomanagement en client servicing. Het is een vorm van uitbesteding waarbij de fiduciaire manager handelt binnen een mandaat, waarbij het bestuur van het pensioenfonds verantwoordelijk blijft voor het beleid en de monitoring. FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico's bij alle typen ondernemingen waarop DNB toezicht houdt. Risicoanalyse wordt door de toezichthouder gebruikt om inzicht te krijgen in de risico's die samenhangen met de activiteiten die een onderneming uitvoert en de mate waarin deze een potentiële bedreiging kunnen vormen voor de toezichtdoelstellingen. Door de risico's en de beheersing te scoren worden risico's, beheersing, activiteiten en instellingen onderling gerangschikt, waarmee input wordt geleverd voor een zo efficiënt mogelijke allocatie van schaarse toezichtcapaciteit. Franchise Vrijgesteld bedrag. Over dit deel van het pensioengevend loon worden geen aanspraken opgebouwd. (n)ftk ((nieuw)financieel Toetsingskader) Stelsel van De Nederlandsche Bank voor in de toekomst te hanteren waarderingsmethoden. Future Een financieel contract tussen twee partijen die zich verbinden om in de toekomst een bepaalde hoeveelheid van een product of financieel instrument te verhandelen tegen een vooraf bepaalde prijs. High Yield Hoogrenderende obligaties, uitgegeven door ondernemingen met een lage kredietwaardigheid. Hypotheek Beleggingen in leningen (aan particulieren), waarbij vastgoed (woonhuizen) via een notariële akte door de geldnemer aan de geldgever als onderpand wordt gegeven. Impact investment Bij deze vorm van beleggen wordt naast een financieel rendement ook expliciet een (meetbaar) sociaal maatschappelijk rendement nagestreefd. Infrastructuur De systemen en fysieke structuren die nodig zijn voor de werking van een economie en haar organisaties. ABTN SBZ pagina 39 94

40 Leveraged loans Bankleningen met onderpand. LOM (Lead Overlay Manager) Fiduciair manager verantwoordelijk voor de inrichting en de bewaking van de strategische portefeuille en het risicobudget. Matching Het optimaal afstemmen van de looptijd van de activa met de looptijd van de passiva van een pensioenfonds. Wanneer een pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Perfecte matching / afstemming is nauwelijks mogelijk. Een zo goed mogelijke benadering wordt bereikt met asset & liability management (ALM). Minimaal vereiste dekkingsgraad De minimaal vereiste dekkingsgraad geeft aan hoe hoog de beleidsdekkingsgraad moet zijn wanneer het minimumbedrag aan eigen vermogen wordt aangehouden. Is de beleidsdekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, dan is de buffer onvoldoende groot (en is sprake van een dekkingstekort). MoM (Manager of Managers) Financieel intermediair die onderliggende managers inhuurt, controleert en vervangt voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van een beleggingsportefeuille. Private equity Investeringen in ondernemingen die niet beursgenoteerd zijn. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het credit risk of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus. Rebalancing Doordat de financiële markten altijd in beweging zijn, kan de portefeuilleverhouding schommelen. De periodieke herschikking, om er voor te zorgen dat de oorspronkelijke verhouding intact blijft, wordt rebalancing genoemd. Reële dekkingsgraad De verhouding tussen het pensioenvermogen gemeten naar de beleidsdekkingsgraad en de pensioenverplichtingen rekening houden met het volledig indexeren daarvan. Rekenrente Fictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen. Rentetermijnstructuur (RTS) De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Solvabiliteit Het vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen. Swap Ruil van het rendement op een vastgestelde referentiewaarde tegen een variabele rente gedurende een vastgestelde looptijd. ABTN SBZ pagina 40 94

41 Technische voorziening De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. Toeslagverlening De aanpassingen van de pensioenen aan loonstijgingen (welvaartsvast) of het prijspeil (waardevast). UFR (Ultimate Forward Rate) Binnen het toetsingskader voor pensioenfondsen wordt voor de berekening van de (contante) waarde van de verplichtingen een door DNB te publiceren rentetermijnstructuur gehanteerd. Het officiële kader was tot 30 september 2012 gebaseerd op de marktrente. Vanaf 30 september 2012 is het officiële kader gebaseerd op de UFR. De UFR is gedurende 20 jaar gelijk aan de marktrente, daarna convergeert deze rekenrente in 40 jaar naar een hoger niveau door een gewogen middeling van de marktrente en een vaste lange termijn rente. In de vaststelling van de UFR werd tot en met 2014 een driemaands middeling (van de marktrente) toegepast. Vastrentende waarden Beleggingssoort waarover in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Vereiste dekkingsgraad De vereiste dekkingsgraad geeft aan hoe hoog de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds wettelijk moet zijn. Is de beleidsdekkingsgraad hoger dan de vereiste dekkingsgraad, dan beschikt het pensioenfonds over een financiële buffer die voldoende is. Deze buffer dient om schommelingen in de waarde van de beleggingen en de verplichtingen op te vangen. Is de beleidsdekkingsgraad lager dan de vereiste dekkingsgraad, dan is de buffer onvoldoende groot (en is sprake van een reservetekort). De hoogte van de vereiste dekkingsgraad verschilt per pensioenfonds en is met name afhankelijk van het beleggingsbeleid. Hoe meer risico in het beleggingsbeleid wordt genomen, hoe hoger de vereiste dekkingsgraad. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot zeker moment opgebouwde pensioenaanspraak, in het geval de deelnemer verandert van werkgever of verzekeraar. ABTN SBZ pagina 41 94

42 Bijlage 2. Samenhang vermogen, toeslag- en premiebeleid Zolang de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110% worden: Geen toeslagen verleend aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Zodra er sprake is van een beleidsdekkingsgraad hoger dan 110% kunnen er toeslagen aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden ter grootte van maximaal de prijsindex toegekend worden waarbij de indexatieregels van het FTK in acht genomen zullen worden. De feitelijke premie is gelijk aan de actuariële premie, waarbij voor de te hanteren interest wordt uitgegaan van het verwacht rendement. Hierbij wordt een toeslagcurve ingeprijsd, gebaseerd op volledige prijsinflatie. ABTN SBZ pagina 42 94

43 Bijlage 3. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen SBZ 2017 Deze verklaring beleggingsbeginselen geeft beknopt de uitgangspunten weer van het beleggingsbeleid van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars. Pensioenfondsen zijn op grond van de Europese Pensioenrichtlijn verplicht om zo n verklaring op te stellen. In Nederland is deze richtlijn verwerkt in de Pensioenwet. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is, voor zowel de zekerheid als de betaalbaarheid van het pensioen, van cruciaal belang. Tegen die achtergrond heeft de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) deze verklaring beleggingsbeginselen 2017 opgesteld. Dit document beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van SBZ ten behoeve van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in het pensioenfonds. De verklaring is voor iedereen beschikbaar via onze internetsite Deze verklaring is vastgesteld door het bestuur van SBZ op 13 februari Hoofdstukindeling De verklaring bevat de volgende hoofdstukken: 1. Organisatie en regeling. 2. Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds. 3. Uitvoering. 1. Organisatie en regeling 1.1. Organisatie Omschrijving van het fonds SBZ is sinds 1961 uitgegroeid van een bescheiden fonds voor de uitvoerders van de ziekenfondswet en/of AWBZ naar een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds voor organisaties werkzaam in- of verwant aan de verzekerings- en de financiële sector in de breedste zin van het woord. De aansluitingsgrond is geregeld in de CAO Zorgverzekeraars alsmede in de statuten van SBZ. In het aansluitingenbeleid is het proces van aansluiting verder uitgewerkt en in het beleid collectieve waardeoverdracht is uitgewerkt onder welke voorwaarden het fonds meewerkt aan collectieve waardeoverdrachten. Geen van de aangesloten organisaties is beursgenoteerd en veelal hebben ze geen winstoogmerk. Al een halve eeuw staat SBZ garant voor aandacht en zorg voor de individuele deelnemers en pensioengerechtigden van deze aangesloten organisaties. Daarbij staan de volgende missie, visie en strategie centraal: Onze missie Wij voeren de pensioenregeling uit voor (oud-)werknemers van aangesloten ondernemingen. Onze visie Wij willen een goed functionerend en financieel robuust pensioenfonds zijn. De efficiënte uitvoering van onze pensioenregeling kent een hoog service- en kwaliteitsniveau. Wij streven ernaar om binnen een gelijkblijvend risicokader, de pensioenaanspraken en pensioenuitkering aan te passen aan de prijsontwikkelingen. Deze missie heeft het bestuur vertaald naar de volgende visie en strategie: Onze strategie De aandacht voor pensioen is groot. Het pensioenstelsel gaat veranderen, maar het is nog niet duidelijk hoe de pensioenregeling er in de toekomst uit gaat zien. Om onze visie te realiseren leggen wij de volgende accenten: ABTN SBZ pagina 43 94

44 Oog voor werknemers, slapers, pensioengerechtigden en werkgevers Het belang van werknemers, slapers, pensioengerechtigden en werkgevers staat centraal. Belangen worden evenwichtig tegen elkaar afgewogen. We geven werknemers, slapers en pensioengerechtigden inzicht in hun eigen pensioen. We informeren tijdig en begrijpelijk over de relevante veranderingen. We gaan de dialoog aan bij belangrijke besluiten die we moeten nemen. De administratie van pensioengelden en aanspraken is betrouwbaar en goed beveiligd. De pensioengelden worden op een solide wijze beheerd. Bij onze ambitie hoort het nemen van risico s. Dat doen we op een verantwoorde wijze. Ons risicoprofiel is op een kostenefficiënte wijze vertaald in de beleggingsportefeuille. Oog voor samenwerking De samenwerking met onze partners is strak georganiseerd, kostenbewust en gericht op een hoge tevredenheid bij werknemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Onze uitvoerende partners op het gebied van pensioenadministratie, bestuursondersteuning en het vermogensbeheer hebben dezelfde doelstelling voor ogen als wij. Oog voor de toekomst Wij kijken vooruit en anticiperen op de toekomst. Er is zorg over het dalend aantal werknemers en het ontstaan van hogere uitvoeringskosten. Daarom zetten wij in op groei van het pensioenfonds om het draagvlak te verbreden. Tegelijkertijd bieden we een alternatief voor meer werkgevers. SBZ heeft eind 2016 ongeveer deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en een belegd vermogen van ongeveer 5,25 miljard. Doelstelling van het pensioenfonds De doelstelling van het pensioenfonds is het verlenen van pensioenen. Dit betreft zowel de ingegane rechten als de aanspraken van actieve en gewezen deelnemers. Het streven van het pensioenfonds daarbij is het waarde- of welvaartsvast houden van de pensioenen door jaarlijks de pensioenen te verhogen. Echter, dit gebeurt alleen indien en voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat. Ter voorkoming van misverstanden: er wordt premie betaald voor de toekenning van nominale pensioenen. Voor toeslagverlening aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt geen premie betaald: deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen van het fonds. Tenslotte ziet het pensioenfonds het als een belangrijk onderdeel van haar identiteit om deze doelstellingen op een verantwoorde wijze te verwezenlijken met oog voor sociaal-maatschappelijke en omgevingsaspecten. Wijze van uitvoering SBZ heeft de uitvoering van de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer (SAPB) opgedragen. Aanvankelijk werd ook de monitoring vermogensbeheer aan SAPB opgedragen. Vanaf oktober 2012 is de monitoring vermogensbeheer overgedragen aan Achmea Investment Management BV. Het fonds maakt voor haar beleggingen sinds 1 juli 2007 zoveel mogelijk gebruik van externe managers. Hiermee wordt de individuele beleggingsbeslissing aan de manager overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles is een tweetal coördinerende externe managers geselecteerd, waarvan er één gespecialiseerd is in het selecteren van de beste managers per beleggingscategorie en regio en één in het adviseren over de strategische allocatie van de portefeuille en de uitvoering van het risicobeheer (inclusief de executie van overlays op aandelen, rente en valuta). ABTN SBZ pagina 44 94

45 Kerncijfers SBZ In de volgende tabel zijn de kerncijfers uit het bestuursverslag van SBZ over 2015 weergegeven (bedragen in duizenden euro s) Aantallen Aangesloten organisaties Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Pensioenregeling Pensioenvermogen Pensioenverplichtingen Dekkingsgraad o.b.v. 102% 104% 112% 106% 106% marktrente Beleidsdekkingsgraad 111% 117% o.b.v. UFR Actuele dekkingsgraad o.b.v. UFR 108% 117% 114% 112% 106% Uitkeringen Pensioenpremie Beleggingen Beleggingen Rendement -0,4% 26,0% -0,2% 14,9% 8,1% 1.2. Bestuur Pensioenfonds Organisatie Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het pensioenfonds. Een organogram is opgenomen in de ABTN. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de opgenomen maatregelen ter waarborging van de integriteit van de organisatie. Het bestuur bestaat uit negen leden: - Er is één onafhankelijke voorzitter. - Het aantal uitvoerende bestuurders is vastgesteld op twee onafhankelijke bestuurders. - Het aantal niet uitvoerende bestuurders bedraagt zes. Van de zes niet uitvoerende bestuurders worden: o drie leden voorgedragen door Zorgverzekeraars Nederland; o twee leden voorgedragen door de bij de CAO Zorgverzekeraars betrokken vakorganisaties (FNV, CNV, De Unie); o één lid voorgedragen door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. De beleggingscommissie bestaat uit drie niet-uitvoerende leden van het bestuur (waarvan één de voorzitter is), die worden ondersteund door externe deskundigen, het uitvoerend bestuurslid verbonden aan betreffende commissie en medewerkers monitoring van Achmea Investment Management. 1 Som van het vrij vermogen, reserves en technische voorzieningen ABTN SBZ pagina 45 94

46 De leden van de beleggingscommissie worden benoemd door het bestuur. De bijeenkomsten van de beleggingscommissie worden bijgewoond door de aangewezen bestuursleden, het aangewezen uitvoerende bestuurslid, de vaste adviseur(s) en de vertegenwoordigers van Achmea Investment Management. Voor de bijeenkomsten kunnen ook andere adviseurs en de fiduciair managers worden uitgenodigd. Uiteraard is er bij de advisering, vaststelling en toetsing (van de uitvoering) van het beleggingsbeleid ook een rol weggelegd voor de audit- en compliancecommissie en het verantwoordingsorgaan. De stichting kent geen eigen uitvoeringsorganisatie; deze functie is sinds 1 januari 2010 belegd bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer en bij Achmea Investment Management. Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten van het fonds. Het bestuur waakt over de inrichting, handhaving en uitvoerbaarheid van de statuten, reglementen en overeenkomsten. Het bestuur draagt verantwoordelijkheid voor het premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling. De beleggingscommissie heeft een adviserende bevoegdheid. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie zijn vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld reglement. De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. De beleggingscommissie is uitsluitend verantwoordelijk voor haar inhoudelijk advies en niet voor de uitkomsten van het gevoerde beleggingsbeleid. Voorts is de beleggingscommissie door het bestuur gemandateerd tot het nemen van bepaalde beslissingen aangaande de uitvoering van door het bestuur vastgesteld beleggingsbeleid. De medewerkers monitoring van Achmea Investment Management verzorgen de beleidsinitiatie en dagelijkse monitoring van de LOM (lead overlay manager), de MoM (manager of managers), de engagement manager en de custodian en coördineren de rapportage aan de beleggingscommissie en het bestuur. Hiertoe wordt Achmea Investment Management geïnformeerd door de LOM, de MoM, de engagement manager en de custodian. De LOM, BNP Paribas Investment Partners, adviseert de beleggingscommissie over de strategische allocatie van de beleggingsportefeuille en draagt op continue basis zorg voor het risicobeheer, waarbij afdekkingstrategieën gelden ten aanzien van aandelen, rente en valuta. De LOM adviseert over het dynamisch beleid en implementeert deze. De MoM, Russell Investments, is verantwoordelijk voor de selectie en aansturing van de onderliggende gespecialiseerde managers per beleggingscategorie. De engagement manager, Robeco, ondersteunt SBZ bij het vormgeven en uitvoeren van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen (engagement en uitsluitingenbeleid) en voting. De custodian, Northern Trust, is onder andere belast met de settlement en bewaring van effecten et cetera, securities lending, collateral management, tax reclaim, compliance-monitoring, beleggingsadministratie en performance-meting. Om belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen te voorkomen is zowel door het pensioenfondsbestuur als de medewerkers van Achmea Investment Management een gedragscode ondertekend, die voldoet aan de daaraan door de toezichthouders gestelde eisen. Pensioenregeling SBZ is een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. De pensioenregeling SBZ 2014 is het gevolg van de pensioenovereenkomst, die de CAO-partijen in de zorgverzekeringsbranche hebben gesloten. Werkgevers die niet onder de CAO zorgverzekeraars vallen hebben een aantal ABTN SBZ pagina 46 94

47 afwijkende keuzemogelijkheden. Per 2015 kunnen zij kiezen uit drie pakketten (A, B of C / verwezen wordt naar hoofdstuk 2.1 van de ABTN). De pensioenovereenkomst betreft een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet en komt neer op een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Voor de hoger gesalarieerden bestaat de mogelijkheid deel te nemen aan een excedent-regeling. De regeling kent diverse flexibiliseringsmogelijkheden. Onderdeel van de pensioenregeling is een arbeidsongeschiktheidsverzekering. 2. Beleggings- en risicobeleid van het pensioenfonds 2.1 Algemeen Het bestuur van SBZ heeft een integraal beleid vastgesteld. Het pensioenbeleid, het toeslagbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid vormen hierbij een samenhangend geheel. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid jaarlijks, in samenhang met de overige financiële sturingselementen, geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende economische scenario s. Een belangrijk analyse-instrument hierbij is de Asset Liability Management (ALM) studie, waarbij de ontwikkeling in de beleggingen en de verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Dit hoofdstuk beschrijft het beleggingsbeleid van SBZ en het daarbij behorende risicobeleid. Doelstelling beleggingsbeleid Er wordt een beleid gevoerd dat er op gericht is om binnen beperkte risicogrenzen, waarbij met name rekening wordt gehouden met het risico van onderdekking, tegen een aanvaardbare premie (laag en stabiel) een situatie te creëren waarbij enerzijds een bestendig toeslagbeleid kan worden gevoerd en anderzijds een zo hoog mogelijk rendement op het belegde vermogen wordt behaald. Uitgangspunt hierbij is dat (in de evenwichtssituatie) de kans dat binnen een jaar de dekkingsgraad minder wordt dan het minimaal vereist vermogen (circa 105%), niet groter zou mogen zijn dan 2,5%. Aan de hand van een periodieke monitoring van de risicopositie wordt beoordeeld of en in hoeverre de risicoafdekkingen dienen te worden aangepast. Om op proactieve wijze te kunnen sturen is medio 2007 een gespecialiseerde risicobeheerder (de LOM) aangesteld die gebruik maakt van verfijnde modellen. Investment beliefs Om de doelstelling van het beleggingsbeleid te kunnen realiseren en tevens in control te zijn en blijven heeft het bestuur de volgende investment beliefs geformuleerd: 1. Het beleggingsbeleid dient dienstbaar te zijn aan de realisatie van de doelstellingen van het fonds SBZ (concreet: een goede pensioenregeling tegen een aanvaardbare prijs). 2. Dynamisch allocatiebeleid leidt op de lange termijn tot een beter risicobeheer. 3. Diversificatie is uit risico/rendement-overwegingen lonend, waarbij diversificatie dient als middel en geen doel op zich is. Inefficiëntie als gevolg van overdiversificatie dient voorkomen te worden (dit heeft betrekking op zowel de allocatie als managerspreiding). 4. Op zorgvuldige wijze wordt per onderdeel van de beleggingsportefeuille een keuze gemaakt tussen actief en passief beheer. De efficiëntie (omvang en volwassenheid) van de verschillende markten is hierin een voorname factor. Actief beheer wordt gekozen indien het rendement na kosten naar verwachting tot duidelijk betere resultaten leidt dan passief beheer. Hierbij dienen ook de beheerkosten en de toegankelijkheid van de markten in ogenschouw te worden genomen. 5. Een belang in illiquide beleggingen als onroerend goed, private equity en infrastructuur wordt op termijn beloond met extra rendement (na kosten). Er is weliswaar sprake van een hoger risico waarvoor echter een illiquiditeitspremie wordt ontvangen (het verwachte rendement stijgt maar per saldo verbetert het rendement/risico-profiel niet). 6. Goed huisvaderschap ten behoeve van alle betrokkenen (stakeholders) resulteert in een maatschappelijk verantwoorde manier van beleggen. 7. Op elk van de beleggingsprocessen dient een specialist of combinatie van specialisten ingezet te worden, waarbij het samenstel van verschillende beleggingsstijlen bijdraagt aan een evenwichtige totaalportefeuille. ABTN SBZ pagina 47 94

48 Prudent Person Bij de vaststelling en uitvoering van het beleggingsbeleid wordt de prudent person-regel in acht genomen. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 5.3 van de ABTN. 2.2 Vaststellen beleggingsbeleid Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan: Het vaststellen van het doel van het beleggingsbeleid. Het vaststellen van de investment beliefs. Het vaststellen van de strategische beleggingsportefeuille (allocatie en risicobudget) en het risicobeleid met betrekking tot onder andere aandelen, rente, inflatie en valuta. Het vaststellen van de benchmarks en de bandbreedtes in de allocatie. Het vaststellen van het beleid op het terrein van verantwoord beleggen. De beleggingscommissie adviseert het bestuur inzake het beleggingsbeleid en de wijze waarop daaraan uitvoering wordt gegeven. Binnen het door het bestuur vastgestelde beleidsmatige kader wordt door de beleggingscommissie, ondersteund door medewerkers monitoring van Achmea Investment Management, uitvoering gegeven aan het beleggingsbeleid. De hiermee verband houdende werkzaamheden hebben onder meer betrekking op: De voorbereiding van de advisering met betrekking tot het te voeren beleggingsbeleid ten behoeve van het bestuur. De aanstelling van de LOM, MoM, engagement manager en custodian. Het houden van toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer door externe vermogensbeheerders. In de organisatie van het vermogensbeheer is een strikte scheiding aangebracht tussen beleidsbepaling, de beheerfunctie en de bewaarfunctie / registratieve functie. Schematisch kan het beleggingsproces als volgt worden weergegeven: Formulering Strategisch beleid Implementeren Strategisch beleid Reporting en (Compliance) monitoring Intern fonds Overlay manager Custodian Multimanager Managers Managers Dynamisch risicobeheer met derivaten Administratie Uitvoeren transacties Selectie en monitoring externe managers 2.3 Beleggingsrichtlijnen Elk jaar wordt in het beleggingsplan de normportefeuille vastgelegd. Binnen de kernmarkten aandelen, vastrentende waarden en alternatives wordt een verdere verdeling gemaakt naar deelmarkten. ABTN SBZ pagina 48 94

49 Een belangrijke richtlijn is dat de actuele portefeuille van activa zo veel mogelijk de karakteristieken van de verplichtingen dient te volgen. Hierbij wordt een tracking error gehanteerd. Deze tracking error is met andere maatstaven onderdeel van het risicobeheerraamwerk. SBZ voert een risicobeleid waarbij gebruik wordt gemaakt van rentederivaten, aandelenderivaten en valutaderivaten. Het risicobeleid heeft als doelstelling om pensioen- en beleggingsrisico s op prudente wijze te beperken en te beheersen. Externe vermogensbeheerders hebben beperkt de mogelijkheid om, binnen de richtlijnen van het mandaat, gebruik te maken van derivaten om een efficiënt beleggingsbeleid te voeren en risico s te managen. De strategische portefeuilleverdeling is opgenomen in onderstaande tabel. Portefeuille Benchmark Courante of core portefeuille Aandelen 22,0% 22,0% Aandelen wereldwijd 14,0% 14,0% MSCI World (Net Div Reinv) Aandelen defensief 3,5% 3,5% Russell Global Defensive Aandelen Emerging Markets Core 3,5% 3,5% Russell Emerging Markets Aandelen Emerging Markets Extended 1,0% 1,0% Russell Extended Emerging Markets Vastrentende waarden 65,5% 65,5% Euro staatsobligaties 20,0% 27,5% Composite benchmark Citigroup NL/DLD/FR *) Euro staatsobligaties long duration 5,0% 0,0% Portefeuillerendement Global Credits 25,0% 25,0% BarCap Global Aggregate Credit Hypotheken 10,0% 7,5% Portefeuillerendement Emerging Markets Debt 3,0% 3,0% JPM EMBI Global / JPM GBI-EM Global Leveraged loans 2,5% 2,5% Portefeuillerendement Cashreserve 0,0% 0,0% EMIR Portefeuille alternatieve beleggingen 12,5% 12,5% Onroerend goed 6,0% 6,0% INREV / ROZ-IPD NL Res / NCREIF / ANREV / FTSE EPRA NAREIT ***) Private equity 2,5% 2,5% Absolute return 10% Infrastructuur 2,0% 2,0% Absolute return 8% Impact Investments 1,0% 1,0% Fondsrendement Cash 1,0% 1,0% 1 week Euro LIBID *) Composite BM : Citigroup EGBI Netherlands 45%, Germany 33% en France 22% **) **) Composite BM : 37,5% INREV Quarterly Index, 12,5% ROZ IPD Dutch Residential Index, 25% NCREIF Fund Index, 15% ANREV All Funds Index en 10% FTSE EPRA NAREIT Global Real Estate Index. ABTN SBZ pagina 49 94

50 Bandbreedten In de core portfolio of kernportefeuille (geschaald naar 100%) worden de volgende bandbreedten gehanteerd, waarbij tussen de binnenste bandbreedten (narrow limit) en buitenste bandbreedten (wider limit) bijgestuurd wordt in de periodieke rebalancing en bij overschrijding van de buitenste bandbreedte direct wordt ingegrepen. Voor de portefeuille alternatieve beleggingen gelden de volgende bandbreedten: Dynamisch beleid Het dynamische beleid voorziet op basis van een daartoe ontwikkeld beslismodel in een toename van risico of een afbouw van risico. Vanaf 2015 is de rentehedge mede afhankelijk van de rentestand (swaprente). Het dynamisch beleid 2015 wordt vormgegeven op basis van een beslismodel voor de mate van afdekking van het renterisico alsmede voor de allocatie naar de rendementsportefeuille. Voor de mate van renteafdekking (tussen 50% en 70% op basis van marktrente) wordt gestuurd op een vijftal kwalitatieve en kwantitatieve beslisfactoren. Deze factoren worden gescoord met groen, oranje of rood indien deze gunstig, neutraal of ongunstig worden beoordeeld. ABTN SBZ pagina 50 94

51 Voor de rentehedge worden de volgende beslisfactoren gebruikt: 1. de fair value voor de 20-jaars swap; 2. de steilheid en beweeglijkheid van de rentecurve; 3. het monetair beleid; 4. de rente(ontwikkeling) in de Verenigde Staten; 5. de relative strength indicator; deze indicator zegt iets over de rentestand en wat daarvan verwacht mag worden. De rentehedge kan veranderd worden als meerdere factoren hier aanleiding toe geven. Een besluit blijft altijd voorbehouden aan het bestuur op advies van de beleggingscommissie; hierbij worden randvoorwaarden als de stand van de dekkingsgraad altijd meegewogen. Voor de allocatie naar de rendementsportefeuille geldt het volgende beslismodel: 1. waardering (zijn aandelen relatief hoog of relatief laag geprijsd); 2. economische outlook (vaststelling van de cyclus in de belangrijkste economieën); 3. liquiditeit en monetair beleid; 4. marktomstandigheden (fusies, overnames en beursgang en het krachtenspel tussen obligatie- en aandeelhouders); 5. relative strength indicator (deze indicator zegt iets van koop- en verkoopmomenten in de aandelenmarkten). Indien er op grond van de besliscriteria voldoende convictie is dan zal binnen de marges van het toegestaan risico de allocatie naar aandelen worden vergroot. Een besluit blijft altijd voorbehouden aan het bestuur op advies van de beleggingscommissie; hierbij worden randvoorwaarden als de stand van de dekkingsgraad altijd meegewogen. In 2017 geldt een economische rentehedge afhankelijk van de rentestand met een minimale omvang van 50% en een maximale omvang van 70% (met een bandbreedte van plus en min 5%-punt). Het rebalancing beleid luidt als volgt. In principe wordt gerebalanced naar de mid-allocatie indien de allocatie op een meetmoment buiten de bandbreedte ligt. Indien het vanuit kostenoverwegingen of gegeven andere marktomstandigheden efficiënter is om te rebalancen naar de buitenkant van de bandbreedte of naar een allocatie tussen de buitenkant en het midden, zal het te implementeren beleid in samenspraak met de monitoring-functie van SBZ (medewerkers werkzaam bij Achmea Investment Management) worden bepaald, waarbij de beleggingscommissie instemming verleent. 2.4 Risicobeleid Risicomanagementvisie SBZ wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagementmethodiek zijn doelstellingen realiseren. Deze methodiek stelt het fonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het in control zijn van de organisatie om SBZ op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden. Bij het nastreven van de doelstellingen heeft het fonds haar risicohouding verwoord. Deze risicohouding is opgenomen in paragraaf 3.8 van de ABTN. Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico s en van de effectiviteit van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen heeft het fonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst. Risicomanagementbeleid SBZ heeft een risicomanagementbeleid dat weergeeft hoe SBZ het beleid op het gebied van integraal risicomanagement heeft vormgegeven. De missie, visie en strategie van SBZ dienen als leidraad voor het formuleren van de onderliggende operationele, compliance- en reportingdoelstellingen. Deze doelstellingen kunnen zowel financieel als niet-financieel van aard zijn. ABTN SBZ pagina 51 94

52 Gegeven de operationele, compliance en reportingdoelstellingen stelt SBZ vervolgens vast welke risico s er aan deze doelstellingen verbonden zijn. SBZ definieert "risico" daarbij als de mogelijke afwijking van de ten doel gestelde uitkomsten. Afwijkingen kunnen impact hebben op: - de waarde, het kapitaal of de inkomsten van SBZ; - de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden of aangesloten werkgevers bij SBZ; - de organisatiedoelen of toekomstige mogelijkheden van SBZ. Zodra vanuit de doelstellingen de mogelijke risico s zijn geïdentificeerd stelt SBZ vast welke risicobereidheid ze daarbij wil hanteren. Bij de formulering van de risicobereidheid wordt vastgelegd: - met welke achtergrondinformatie en uitgangspunten SBZ rekening heeft gehouden; - op welke wijze de risicobereidheid aansluit op de geformuleerde doelstellingen; - welke mate van risico SBZ accepteert. De geïdentificeerde risico s worden kwantitatief en/of kwalitatief beoordeeld op basis van de waarschijnlijkheid van het optreden van het risico en de impact daarvan op het behalen van de doelstellingen. De mate van risicobereidheid wordt daarbij mede ingegeven door mogelijke voordelen, die SBZ denkt te kunnen behalen door een risico geheel of gedeeltelijk open te laten. Uitgangspunt is namelijk niet zozeer het uitsluitend voorkomen van risico s, maar juist het nemen van afgewogen besluiten over de te nemen risico s en de te nemen maatregelen bij het behalen van de strategische doelstellingen van SBZ. De risicobereidheid wordt eenmaal in de drie jaar integraal herzien, tenzij er door actuele ontwikkelingen doelstellingen wijzigen waardoor er eerder aanleiding is om onze risicobereidheid te herzien. De geïdentificeerde risico s per risicocategorie worden geregistreerd in een speciaal voor het risicomanagement ingerichte webomgeving. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het inherent risico, het residurisico en het gewenste risico. Het inherent risico is het risico zonder rekening te houden met eventuele beheersmaatregelen die SBZ treft om de waarschijnlijkheid en/of impact te beperken. Het inherent risico is afhankelijk van de context waarbinnen het fonds opereert en de doelstellingen van het fonds. Ten aanzien van het inherent risico onderscheidt SBZ vanuit onze risicobereidheid vier mogelijke reacties: - het risico accepteren; - het risico reduceren door het nemen van aanvullende beheersmaatregelen; - het risico vermijden door de activiteiten die geraakt worden door het risico te staken; - het risico overdragen door de activiteiten die door het risico geraakt worden (deels) uit te besteden. Het residurisico is het risico dat overblijft nadat SBZ gereageerd heeft op de inherente risico s. Indien SBZ het residurisico vanuit de risicobereidheid (nog) niet acceptabel vindt, definieert SBZ aanvullende acties om tot de gewenste risicosituatie te komen. Dit leidt tot gemeenschappelijk inzicht in de risico s die SBZ loopt, de beheersmaatregelen die zijn genomen en de beheersmaatregelen die nog moeten worden genomen of gewenst zijn. Dit proces resulteert in risicomatrices, waarin aan de hand van de onderscheiden risicocategorieën, de inschattingen van het inherente, residu en gewenste risico van SBZ zijn weergegeven. Bij de risicokwantificatie wordt de in het risicomanagementbeleid opgenomen referentieschalen gebruikt: Risico s, risicoreactie, beheersmaatregelen e.d. kunnen wijzigen naar aanleiding van interne en externe ontwikkelingen, maar ook door nieuwe inzichten. De beheercyclus van het integraal risicomanagement bestaat uit de fasen zoals opgenomen in het risicomanagementbeleid. De vastlegging van de status van het risicomanagement geschiedt op kwartaalbasis. Integraal risicomanagement is een vast onderdeel van iedere bestuurs- en commissievergadering. Bestuursvoorstellen zijn om die reden altijd voorzien van een risicoparagraaf. ABTN SBZ pagina 52 94

53 De audit- en compliancecommissie heeft eind 2016 aan het bestuur een risicojaarplan voorgelegd, dat een voorstel bevat met de belangrijkste aandachtspunten op het gebied van integraal risicomanagement voor het boekjaar In het jaarplan worden per bestuurscommissie de jaarlijks terugkerende activiteiten en belangrijkste thema s voor het komende boekjaar vastgelegd. Startpunt van het jaarplan is de jaarlijkse evaluatie van de risicoanalyses. Tijdens deze evaluatie komen de aandachtspunten naar voren, die onderdeel uit (moeten) maken van het jaarplan. De aandachtspunten kunnen ontleend zijn aan: - de dan geldende status van de risicoanalyses; - actuele ontwikkelingen binnen of buiten het pensioenfonds; - een noodzakelijke periodieke herijking van een (hoofd)risico; - onderzoeken van binnen of buiten het pensioenfonds. FIRM-risicocategorieën Voor het identificeren van risico s zijn de door DNB gedefinieerde FIRM-risicocategorieën als uitgangspunt gebruikt. Voor de inschatting van een risico hanteert het fonds een vier-puntschaal ten aanzien van de kans en de impact van het betreffende risico: hoog, aanzienlijk, beperkt of laag. Rente-/matchingrisico Het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot matching-/renterisico is aanzienlijk / beperkt (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Het fonds kiest bewust om een gedeelte van het renterisico niet af te dekken om herstelcapaciteit te behouden. Hierbij hanteert SBZ een risicobeleid, waarbij binnen een risicokader op basis van maandelijkse scorecards en discussie daarover bepaald wordt wat de gewenste allocatie naar de rendementsportefeuille is en wat de gewenste omvang van de renteafdekking is.. Het valutarisico wordt vrijwel volledig afgedekt. Het inflatierisico wordt voor een klein deel afgedekt door middel van het beleggen in producten die een natuurlijke inflatiebescherming in zich herbergen (zoals vastgoed en infrastructuur). Het inflatierisico ligt voor een belangrijk deel bij de aangesloten werkgevers (ten behoeve van hun deelnemers) en bij pensioengerechtigden en gewezen deelnemers via het toeslagbeleid van het fonds. Het fonds houdt voortdurend in de gaten of er ontwikkelingen zijn die zouden kunnen leiden tot wijzigingen in de mate van afdekking van deze risico s. In de rapportages van de vermogensbeheerders wordt onder andere inzicht gegeven in looptijden, yield curve exposure, gevoeligheidsanalyse, stress tests, valuta exposure en liquiditeit. Het fonds beschikt over een derivatenhandboek. Marktrisico Het risico ten gevolge van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een handelsportefeuille. Voor pensioenfondsen geldt dat het marktrisico alleen betrekking heeft op de niet-rentedragende activa. Het inherent risico wordt door het bestuur als hoog / hoog (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot marktrisico is beperkt / beperkt (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Het fonds kiest voor spreiding in de beleggingsportefeuille qua risicoprofiel van de achterliggende beleggingen in relatie tot de verplichtingen van het fonds. Beleggen in risicovollere producten wordt bewust gedaan in de veronderstelling dat daar een hoger rendement tegenover staat. Hierbij hanteert SBZ een risicobeleid, waarbij binnen een risicokader op basis van ABTN SBZ pagina 53 94

54 maandelijkse scorecards en discussie daarover bepaald wordt wat de gewenste allocatie naar de rendementsportefeuille is en wat de gewenste omvang van de renteafdekking is. De strategische mix volgt uit een ALM-studie, die jaarlijks wordt uitgevoerd. De nadere tactische invulling vindt plaats in het jaarlijkse beleggingsplan, dat vervolgens gedurende het jaar continu wordt gemonitord. In de rapportages van de vermogensbeheerders wordt onder andere inzicht gegeven in bandbreedtes, tracking errors, performance, diversificatie, concentratie en correlatie. Kredietrisico Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan beperkingen onderhevig zijn van buitenlandse betalingen. Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot kredietrisico is laag / beperkt (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Het fonds let scherp op kredietwaardigheid en liquiditeit. Belangrijke aandachtspunten betreffen hierbij de door het fonds gehanteerde derivatenconstructies in het kader van de afdekking van het rente- en valutarisico. In de rapportages van de vermogensbeheerders wordt onder andere inzicht gegeven in ratings, concentraties, collateral en tegenpartijen. Verzekeringstechnisch risico Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot verzekeringstechnisch risico is beperkt / beperkt (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. De belangrijkste risico s voor het fonds zijn de levensverwachting en arbeidsongeschiktheid. Het verzekeringstechnisch risico wordt bewaakt aan de hand van de jaarlijkse actuariële analyses van het fonds en landelijke publicaties inzake levensverwachting en arbeidsongeschiktheid. Het fonds houdt een IBNR-voorziening aan. Omgevingsrisico Het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot omgevingsrisico is laag / laag (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Dit risico is voor het fonds zelf het minst direct te beïnvloeden. Om die reden volgt het fonds ontwikkelingen in de nabije omgeving van het fonds op de voet. Dit betreft met name ontwikkelingen bij aangesloten werkgevers, media-aandacht voor pensioen in algemene zin en media-aandacht voor het fonds in het bijzonder. Communicatie en engagement zijn belangrijke instrumenten voor het fonds in de beheersing van het omgevingsrisico. Tevens bewaakt het fonds haar onafhankelijkheid bij beleidsbeslissingen en ziet erop toe dat deze beleidsbeslissingen vrij van belangenverstrengeling worden genomen. Het fonds beschikt over een crisisplan, een reglement crisiscommissie en een persbeleid. SBZ voert een proactief (communicatie)beleid omtrent de uitgebreide werkingssfeer van het fonds. Onderdeel hiervan is dat SBZ meerdere pensioenregelingen uitvoert waarmee de potentiële aansluitende werkgevers keuzes over de inhoud van de regeling worden geboden. ABTN SBZ pagina 54 94

55 Operationeel risico Een risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of procesuitvoering. Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot operationeel risico is laag / laag (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Het bestuur stelt hoge kwaliteitseisen op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts van zowel het pensioenfonds als de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn. De belangrijkste onderdelen van operationeel risico, die de bestuursorganen betreft zijn informatie (ter ondersteuning van adequate managementbeslissingen), kosten en geschiktheid (kennis, ervaring, competenties en gedrag). Het bestuur heeft uit haar midden drie adviescommissies ingesteld, te weten een beleggingscommissie,een audit- en compliancecommissie en een commissie bestuurslijke aangelegenheden. Deze commissies worden ondersteund door externe adviseurs. Verantwoording over het gevoerde beleid wordt afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Het fonds werkt met een begroting en rapportages over de realisaties per kwartaal. Het fonds beschikt over een geschiktheidsplan inclusief opleidingsplan. Jaarlijks evalueert het bestuur het eigen functioneren. De kwaliteitseisen met betrekking tot de organisaties, waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed, vallen onder uitbestedingsrisico. Het fonds beschikt over een uitbestedingsbeleid, waarin het proces rondom nieuwe en bestaande uitbestedingen is vastgelegd alsmede de eisen die daarbij aan een uitvoerder worden gesteld. Uitbestedingsrisico Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot uitbestedingsrisico is laag / laag (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Het uitbestedingsrisico vormt een zeer belangrijk aandachtsgebied voor het fonds. Zowel het pensioenbeheer als het vermogensbeheer is uitbesteed. Dit risico vormt als het ware de keerzijde van met name het operationeel risico en het integriteitsrisico van het fonds. Het fonds verwacht van de externe uitvoerders een minimaal aan dat van het pensioenfonds gelijkwaardig niveau van beheersing van integriteitsrisico s. Het fonds beheerst operationele risico s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan zijn dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels aangaande de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de door de externe dienstverleners te leveren werkzaamheden en van de bij deze dienstverleners werkzame personen. Het fonds laat zich regelmatig informeren over de wijze waarop de externe uitvoerders deze risico s beheersen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van diverse maand-, kwartaal- en/of jaarrapportages van de externe uitvoerders, zoals DVO/SLA/SLR-rapportages, beleggingsrapportages, rapportages niet-financiële risico s, ISAE en SSAE 16-rapportages. Daarnaast voert het fonds jaarlijks evaluatiegesprekken met de externe uitvoerders. IT-risico Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd en ondersteund worden door IT. Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot uitbestedingsrisico is laag / laag (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Door de volledige uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer beschikt het fonds niet over een eigen ITinfrastructuur. Voor het fonds zelf beperkt dit risico zich tot de hardware en software die leden van het bestuur en van de bestuursorganen gebruiken voor het uitoefenen van hun functie. Het fonds verwacht van deze leden dat de IT-middelen, ABTN SBZ pagina 55 94

56 die zij voor het uitoefenen van hun functie gebruiken, voldoen aan de normen die vandaag de dag aan de beheersbaarheid, continuïteit en beveiliging van IT worden gesteld. Ten aanzien van de IT-omgeving van de externe uitvoerders steunt het fonds op de beheersmaatregelen van de diverse dienstverleners. Het IT-beleid en de monitoring van de uitvoering daarvan wordt in 2017 verder uitgewerkt. Integriteitsrisico Het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Het inherent risico wordt door het bestuur als beperkt / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot integriteitrisico is laag / laag (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Integer handelen is binnen het fonds verankerd in de totale compliancestructuur. Alle betrokkenen bij het fonds, zowel intern als extern, worden geacht te voldoen aan het geheel van interne en externe wet- en regelgeving, dat op het fonds van toepassing is. Bij bestuursbesluiten wordt altijd in ogenschouw genomen of er voldoende rekening is gehouden met evenwichtige belangenbehartiging en of er sprake is van mogelijke integriteitsissues. Tijdens iedere bestuursvergadering worden als apart agendapunt ontvangen uitnodigingen en relatiegeschenken, mogelijke belangenverstrengeling en wijzigingen in nevenfuncties besproken. Het fonds beschikt onder andere over een integriteitsbeleid, een compliance program, een gedragscode, een regeling melden vermoeden misstand, een incidentenregeling, een klachten- en geschillenprocedure en een onafhankelijke commissie van beroep. Een externe compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode en brengt hierover verslag uit aan het bestuur. Verder adviseert de externe compliance officer het bestuur over compliance-gerelateerde onderdelen van het beleid. De bij de gedragscode behorende nalevingsverklaring wordt jaarlijks door de bestuursleden ondertekend. Van de externe uitvoerders wordt jaarlijks een complianceverklaring vereist. Op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering volgt het bestuur de wet- en regelgeving en ziet er op toe dat de externe uitvoerders deze opvolgen. Juridisch risico Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Het inherent risico wordt door het bestuur als aanzienlijk / aanzienlijk (kans / impact) ingeschat. De overall risicobereidheid met betrekking tot juridisch risico is laag / laag (kans / impact). Beheersmaatregelen zien op het reduceren van zowel de kans als de impact van het risico. Het fonds maakt bij de opstelling van alle voor het fonds relevante juridische documenten gebruik van de diensten van daarin gespecialiseerde partijen. Veranderingen in wet- en regelgeving, op terreinen die direct dan wel indirect pensioenen raken, worden besproken en waar nodig wordt actie ondernomen. Het bestuur blijft op de hoogte van wijzigingen in wet- en regelgeving door het volgen van seminars en opleidingen en het lezen van vakliteratuur en nieuwsbrieven van gerenommeerde organisaties. Voorleggers bij bestuursbesluiten bevatten een paragraaf waarin wordt vastgelegd of het gevraagde besluit in overeenstemming is met het beleid van SBZ. Juridisch risico wordt, indien aanwezig en onderkend, standaard in de bestuursnotities vermeld en wordt daardoor meegenomen in de afwegingen van het bestuur voorafgaand aan de besluitvorming. Voor de bestuursleden is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. 2.5 Risicokader Risicokader en (dynamisch) beleid Uitgangspunt voor het gehele beleggingsbeleid is het risicokader. Hierin staan de lange-termijn-doelstelling (indexatieresultaat) en de randvoorwaarden (maximale korte- en lange-termijn risico s) centraal. ABTN SBZ pagina 56 94

57 De portefeuille wordt uiteindelijk bepaald op basis van de volgende vragen: 1. Hoeveel risico moet het fonds minimaal nemen om de lange-termijn-doelstelling te behalen? 2. Hoeveel risico kan het fonds maximaal dragen gezien de randvoorwaarden? 3. Hoeveel risico wil het fonds nemen gegeven de huidige marktomstandigheden? De vragen 1 en 2 zijn in de ALM bepalend voor de strategische mix. Voor invulling van het dynamisch beleid stelt het bestuur zich telkens de vragen 2 en 3. Het antwoord op de vragen wordt in belangrijke mate ook bepaald door de risicohouding. Om vraag 2 te beantwoorden hanteert het fonds de navolgende tabel. Hieruit volgt het maximale risicobudget. Vervolgens gebruikt het bestuur de rentehedge-scorecard en de aandelenscorecard om vraag 3 te beantwoorden. Daarbij bepaalt het bestuur hoe het risicobudget verdeeld wordt over renterisico en zakelijke waardenrisico. Naast de beleggingsinhoudelijke kant kan het bestuur zich ook nog de vraag stellen of er andere overwegingen zijn die van invloed zijn op het beleggingsbeleid. Hierbij wordt gedacht aan uitleg aan deelnemers of toezichthouder, wetswijzigingen, regels voor het herstelplan, et cetera. Tabel risicokader In de navolgende tabel worden de verschillende voorgestelde maatstaven bij de 3 portefeuilles bij 5 verschillende startdekkingsgraden getoond. Er kan (onder andere) op basis van deze tabel een keuze gemaakt worden voor een gewenst VEV bij elk dekkingsgraadniveau. Als referentie: de mediane koopkracht bedraagt 77% als er gedurende 15 jaar geen sprake zou zijn van indexaties of korten. Idealiter bevinden de kans op korten (korte termijn risico) en indexatieresultaat (lange termijn ambitie) zich in de groene zone. Als de kans op korten niet meer in de groene zone is vanwege een daling van de beleidsdekkingsgraad kan gekozen worden voor het afbouwen van risico (in termen van VEV). In de tabel kan worden afgelezen wat de gevolgen zijn voor het verwachte indexatieresultaat. Afhankelijk van de gekozen prioriteiten kan dit een signaal zijn om het risico (in termen van ABTN SBZ pagina 57 94

58 VEV) wel of juist niet terug te brengen. Door het vaststellen van limieten en prioriteiten kan op deze wijze een dekkingsgraadafhankelijk VEV bepaald worden dat kan dienen als leidraad voor de hoeveelheid risico in het beleggingsbeleid. Bij zeer hoge dekkingsgraden (vanaf 140%) kan er risico worden afgebouwd om de bestaande (reële) aanspraken te beschermen. Hoewel dit voorlopig niet aan de orde is geeft het risicokader ook richting voor deze situatie. Tezijnertijd kan worden besloten of er ook gedacht moet worden aan bescherming van de reële dekkingsgraad met behulp van inflatie gerelateerde producten. De marktwaardedekkingsgraad blijft relevant. Deze maatstaf is niet onderhevig aan veranderingen in de wet (wijziging berekeningsmethodiek UFR) en is met de spot-ufr dekkingsgraad in zekere zin een voorspeller van de UFRbeleidsdekkingsgraad. Onderbouwing en interpretatie tabel Maatstaven en risicolimieten A.1 Maatstaven De maatstaven om pensioendoelstellingen en risico s te evalueren zijn veelal (tezamen) gebaseerd op de volgende uitgangspunten: - Maatstaven geven de risico s die voor SBZ het belangrijkst zijn goed weer - Maatstaven geven inzicht in zowel korte als langere termijn risico s - Maatstaven brengen de doelstellingen en risico s van alle stakeholders in beeld - Maatstaven zijn goed te meten en te monitoren, en hebben weinig of geen overlap De volgende concrete maatstaven gelden voor: Lange termijn pensioendoelstelling: - Gemiddeld indexatieresultaat na 15 jaar: het doel is een waardevast pensioen van niet actieven en een welvaartsvast pensioen voor actieven (deze doelstelling wordt beperkt door de tussen sociale partners gemaakte afspraken). Deze maatstaf geeft weer in hoeverre de toeslagambitie van SBZ realistisch is. Deze maatstaf heeft als voordeel dat deze makkelijk te interpreteren is: indexatieresultaat van 50% betekent dat naar verwachting de helft van de toeslagen daadwerkelijk kunnen worden toegekend. De horizon van 15 jaar wordt ook gebruikt in de ALM studie. Voor het indexatieresultaat werken niet indexeren of een korting op de nominale aanspraken op een vergelijkbare manier door. Korte termijn risico - Kans op korten in jaar 1-3: dit is de kans dat de dekkingsgraad wegzakt onder het niveau waarop het (volgens het herstelplan) niet meer mogelijk is te herstellen binnen de wettelijke hersteltermijn. - Mate van korten in jaar 1-3: De gemiddelde diepte van de korting. Lange termijn risico - (pad)kans en (gemiddelde gecumuleerde) mate van korten na 15 jaar: hoe groot is de kans dat in de komende 15 jaar een korting van aanspraken moet worden doorgevoerd en hoe groot is deze korting dan gemiddeld? Opmerkingen: - Lange termijn risicomaatstaven geven veelal signalen die al opgepikt worden bij lange termijn pensioendoelstellingen en/of korte termijn risico s. Daarom zal vooral gestuurd worden op de lange termijn ambitie en korte termijn risico s. De voorgestelde maatstaf met betrekking tot lange termijn risico kan gemonitord worden om te kunnen toetsen of dit niet toch tot een andere afweging leidt. - Er is geen premiemaatstaf opgenomen omdat de premie volgens het huidige beleid voor vijf jaar vastgezet wordt op een (volgens nftk) kostendekkend niveau. Er is daardoor feitelijk geen sprake van korte termijn risico s met ABTN SBZ pagina 58 94

59 betrekking tot premie en de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Mocht het zo zijn dat sociale partners in de toekomst premieafspraken maken waarin een premiemaximum of een vaste premie wordt opgenomen, dan kan dit een relevante maatstaf worden. a) De risicomaten zoals hierboven voorgesteld kunnen worden bepaald in een stochastische setting (2000 economische toekomstscenario s zoals in de door Ortec uitgevoerde ALM-studie). Specifieke stressscenario s zijn (vooralsnog) geen onderdeel van de aanpak. De genoemde maatstaven zijn allen gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad. Er kunnen geen concrete pensioenmaatstaven gebaseerd op de marktwaarde bepaald worden omdat toeslagen, kortingen en de (gedempte kostendekkende) premie allen bepaald worden op basis van de beleidsdekkingsgraad. De marktwaarde-dekkingsgraad blijft relevant om in de gaten te houden vooral wanneer deze sterk afwijkt van de beleidsdekkingsgraad. A.2 Risicolimieten Er wordt gewerkt met twee risicolimieten voor de belangrijkste maatstaven waardoor er een bandbreedte ontstaat. Voorbeeld: kans op korten van aanspraken op korte termijn (komende drie jaar): Limiet 1: < 10% en Limiet 2: < 2,5% Groen: kans op korten van aanspraken < 2,5% Oranje: kans op korten van aanspraken tussen 2,5% en 10% Rood: kans op korten van aanspraken > 10% Op deze wijze kan voor elke maatstaf een groene, oranje en rode zone gedefinieerd worden. In de tabel hieronder worden de zones weergegeven voor de belangrijkste maatstaven. Naarmate de financiële gezondheid van het fonds toeneemt zullen de limieten voor deze maatstaven scherper worden gesteld. Opmerkingen: Een kans op korten van tegen de 10% is fors maar is nog acceptabel als de diepte van de kortingen beperkt is. Uitgangspunt is de bovenstaande zones te gebruiken zolang de (gemiddelde) diepte van de korting kleiner is dan 1%. Bij kortingen groter dan 1% kan de grens van 10% verlaagd worden naar bijvoorbeeld 5%. A. Minimale en maximale hoeveelheid risico In het verleden is er een koppeling geweest tussen het niveau van de dekkingsgraad en het beleggingsbeleid. Bij lagere dekkingsgraden werd er risico afgebouwd door minder risico te nemen in de beleggingsportefeuille in combinatie met een hogere rentehedge. Uitgangspunt is nu om een aantal portefeuilles met een verschillend risico te gebruiken, gekoppeld aan het huidige (strategische) Vereist Eigen Vermogen (VEV) en de bandbreedte daaromheen. Te hanteren VEV s: - Huidige (strategische) portefeuille: VEV =16,2% - Meer risicovolle portefeuille: VEV = 19,2% ABTN SBZ pagina 59 94

60 - Minder risicovolle portefeuille: VEV = 13,2%. De bandbreedte is +/- 3% en valt binnen de korte termijn risicohouding bandbreedte van +/- 4% ten opzichte van het VEV van 16,2% zoals bepaald door sociale partners. Door een iets kleinere bandbreedte te gebruiken blijft er speelruimte over ten opzichte van de risicohouding. B. Welke maatstaf heeft prioriteit? Het bestuur van SBZ bepaalt welk VEV bij welke dekkingsgraad acceptabel is na afweging van het risico op korten (korte termijn risico) versus het indexatieresultaat (lange termijn pensioendoelstelling) en de andere maatstaven. Dit geeft de mogelijkheid om een dynamisch beleid te creëren dat aangeeft wat het gewenste VEV is bij een bepaalde dekkingsgraad. Het beleid is er tot nu toe op gericht geweest risico s te beperken als de dekkingsgraad wegzakt. Startpunt is om hierbij aan te sluiten in het nieuwe risicokader. Dit betekent dat de korte termijn kans op korten (tot op zekere hoogte) prioriteit heeft boven lange termijn indexatieresultaat. Liever kans op korten in het groen en indexatieresultaat in het rood dan andersom. C. Hoe wordt het risicoprofiel aangepast? De getallen in de tabel zijn gebaseerd op een gelijktijdige op- of afbouw van het renterisico en aandelenrisico. Maar er kunnen omstandigheden zijn waarbij besloten wordt op een andere manier het risico te veranderen. Dit zou het geval kunnen zijn wanneer zowel voor aandelenbeleggingen als de rente eenduidige en gelijkgerichte ontwikkelingen te verwachten zijn, waarbij zowel wordt ingespeeld op stijgende/dalende aandelenmarkten als op stijgende/dalende rente (meer of minder openzetten van de rentehedge). Als er moet worden de-risked of re-risked adviseert de beleggingscommissie of dat via de rentehedge gaat of via aanpassing van de returnportefeuille dan wel beiden. Dit kan dan op basis van de rente en equity scorecards. In ieder geval wordt er dan rekening gehouden met de marktomstandigheden van dat moment. Uitgangspunt hierbij is dat de- of re-risking geen mechanische exercitie maar altijd de uitkomst van overleg is. D. Proces BNP Paribas herijkt (in samenwerking met Ortec) in elk geval ieder jaar de tabel in het risicokader als onderdeel van het beleggingsplan. De monitoring van de risicomaatstaven zal op kwartaalbasis plaatsvinden wanneer het pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die boven het VEV ligt. Hierbij bestaat de mogelijkheid om ad-hoc op basis van actuele marktontwikkelingen (bijvoorbeeld bij een aandelencrash) ook tussendoor deze resultaten te berekenen. Indien de actuele beleidsdekkingsgraad onder het VEV ligt, dan zal op maandelijkse basis worden gemonitord. BNP Paribas bereidt iedere maand de scorecards voor. De beleggingscommissie bespreekt hetgeen is voorbereid in normale omstandigheden in de eerstvolgende vergadering. Wanneer spoed geboden is, overlegt de beleggingscommissie per conference call. Een goed onderbouwd advies gaat vervolgens binnen een week naar het bestuur ter beoordeling. Wanneer een bestuursvergadering in zicht is (twee tot drie weken voor een geplande vergadering) wordt het advies bij de vergaderstukken gevoegd. Indien er geen bestuursvergadering in zicht is of spoed geboden is, zal het bestuur per mail geïnformeerd worden en gevraagd worden per mail of per conference call te oordelen. Na het besluit zullen BNP Paribas Investment Partners en Russell Investments de wijzigingen in de beleggingsportefeuille doorvoeren. In geval van een crisissituatie treedt het crisisreglement in werking (zie bijlage). Het financieel crisisplan wordt in overeenstemming gebracht met het risicokader. In geval een reservetekort (of zelfs een dekkingstekort) optreedt is het fonds verplicht bij DNB een herstelplan in te dienen. In dit herstelplan wordt aangegeven in welke periode in welke mate het fonds uit een tekortsituatie herstelt. De herstelkracht (het herstel-pad) wordt vastgelegd in een dekkingsgraadsjabloon. Korten van aanspraken is eerst aan de orde indien het niet meer mogelijk is om binnen 10 jaar te herstellen naar een dekkingsgraad op of boven vereiste dekkingsgraad. Dit is het geval als de beleidsdekkingsgraad daalt tot onder de kritische dekkingsgraad. De kritische dekkingsgraad bij SBZ ligt rond de 90%. In dit verband wordt verwezen naar het in december 2015 ingediende herstelplan en het financieel crisisplan (bijlage bij de ABTN). ABTN SBZ pagina 60 94

61 E. Nadere toelichting Er worden voor verschillende doeleinden verschillende dekkingsgraden berekend door Nederlandse pensioenfondsen: Nominale marktwaarde dekkingsgraad: pensioenverplichtingen gewaardeerd met behulp van de nominale marktrente o Niet beïnvloed door regelgeving nftk Reële dekkingsgraad: pensioenverplichtingen gewaardeerd met behulp van de reële marktrente o Niet beïnvloed door regelgeving nftk o De reële dekkingsgraad geeft een indicatie met betrekking tot de mate waarin er op lange termijn geïndexeerd kan worden. De lange termijn ambitie wordt al geadresseerd door middel van de maatstaf indexatieresultaat Spot UFR dekkingsgraad: pensioenverplichtingen gewaardeerd met behulp van de nominale rente zoals maandelijks gepubliceerd door DNB o Lange rentes (> 20 jaar) worden, afhankelijk van looptijd, meer of minder opgetild richting het niveau van de UFR Beleidsdekkingsgraad: 12-maands gemiddelde van de spot UFR dekkingsgraad o Indexaties en kortingen worden conform nftk bepaald op basis van deze dekkingsgraad o De spot UFR dekkingsgraad loopt voor op de beleidsdekkingsgraad. Een (groot) verschil tussen de spot UFR dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad geeft een (duidelijk) signaal over de richting waarin de beleidsdekkingsgraad zich de komende maanden gaat bewegen. Hiermee kan rekening gehouden worden in de analyse. De mate waarin er beleggingsrisico genomen wordt, wordt bepaald in twee stappen. 1. Hoeveel risico kan er genomen worden? - Het risicokader geeft hier richting aan. Het risicokader geeft met name richtlijnen met betrekking tot het spanningsveld tussen lange termijn ambitie (geïndexeerd pensioen) en korte termijn risico (kans op kortingen en de diepte daarvan). - De beleidsdekkingsgraad is leidend omdat indexaties en kortingen conform het nftk worden gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad. 2. Hoeveel risico wil SBZ nemen? - Dit is afhankelijk van de inschatting van kansen en risico s in financiële markten. Onder andere de scorecards met betrekking tot aandelen en dynamische rentehedge kunnen hier richting geven. Stap 1 geeft randvoorwaarden bij stap 2. Het niveau van de dekkingsgraad (ongeacht welke) is hierbij niet direct sturend. Lange termijn risicomaatstaven De navolgende lange termijn risicomaatstaven geven veelal signalen die al opgepikt worden bij lange termijn pensioendoelstellingen en/of korte termijn risico s en zijn daarom meestal niet direct van belang voor sturing van het beleggingsbeleid. Lange termijn risico Horizon VEV 90% 100% 110% 120% 130% 140% 14% 90% 39% 9% 3% 1% 0% (Pad)kans op korten van 15 jaar 17% 85% 39% 13% 4% 2% 1% aanspraken 20% 84% 44% 19% 7% 4% 2% Totale gemiddelde 14% 7.7% 4.2% 2.8% 1.9% 1.4% 0.7% kortingen (in scenario s 15 jaar 17% 6.9% 3.8% 2.6% 2.0% 1.3% 1.1% waarin gekort wordt) 20% 6.4% 3.5% 2.4% 2.1% 1.5% 1.4% Er zijn twee mogelijke oorzaken voor een korting van aanspraken: - Het is niet meer mogelijk om in 10 jaar (binnen de rekenregels van het herstelplan) te herstellen naar een dekkingsgraad op of boven 100% + VEV. Dit is het geval als de beleidsdekkingsgraad daalt tot onder de kritische dekkingsgraad. De kritische dekkingsgraad bij SBZ ligt rond de 90% ABTN SBZ pagina 61 94

62 - 5 jaar lang dekkingstekort (dekkingsgraad < 104%). Bij een startdekkingsgraad van slechts 90% is er een grote kans op kortingen vanuit beide oorzaken. Meer risico in het beleggingsbeleid betekent naar verwachting een hoger rendement en daarmee (in de meeste scenario s) een kleinere kans dat er niet binnen 5 jaar hersteld kan worden tot boven de 104%. De kans op dekkingstekort vanuit oorzaak 2 daalt daardoor bij een hoger risicoprofiel. Bij een zeer lage startdekkingsgraad is de kans op korten daardoor meer een rendementsmaatstaf dan een risicomaatstaf. Bij hogere startdekkingsgraden (100% en hoger) is de kans op een korting veel lager en gedraagt de maatstaf zich gewoon als een risicomaatstaf: meer risico in het beleggingsbeleid resulteert in een grotere kans op korten. 3. Uitvoering In 2006 is besloten om de structuur van de het beleggingsproces te wijzigen. De structuur is gewijzigd van een intern beheerde beleggingsportefeuille naar een externe managersstructuur. Deze structuur is per 1 juli 2007 geëffectueerd. In 2010 is door een extern bureau onderzocht hoe de (vermogens)beheerstructuur past bij de beleidsuitgangspunten van het bestuur, wet- en regelgeving, aanbevelingen van DNB en de rapporten Frijns en Goudswaard. De uitkomst is, dat de vermogensbeheerstructuur van SBZ goed aansluit bij de investment beliefs en eisen voor governance. Het vermogensbeheermodel heeft de continue aandacht van het bestuur. 3.1 Beleggingsorganisatie SBZ maakt door deze beslissing voor haar beleggingen zoveel mogelijk gebruik van gespecialiseerde externe beheerders, die elk verantwoordelijk zijn voor een deel van de beleggingsprocessen (LOM, MoM en engagement manager). De MoM van SBZ selecteert de managers welke vervolgens een zogenaamd mandaat beheren. Het risicokader van het samenstel van de afzonderlijke mandaten is reeds vastgelegd in de beleggingsmix. Voorts is de individuele beleggingsbeslissing aan de onderliggende managers overgedragen. Voor het beheer van de portefeuilles worden externe managers geselecteerd die gespecialiseerd zijn in een bepaalde beleggingscategorie of een bepaalde regio. 3.2 Rapportage en verantwoording Maandelijks wordt aan de uitvoerder van het fonds (Achmea Investment Management) inzicht gegeven in de samenstelling van de portefeuille ten opzichte van de door het bestuur vastgestelde bandbreedten alsmede in het behaalde resultaat. Eenmaal per kwartaal brengt Achmea Investment Management verslag uit aan de beleggingscommissie en het bestuur over de belangrijkste wijzigingen in de beleggingsportefeuille en over het behaalde rendement. In het bestuursverslag leggen het bestuur en de beleggingscommissie eenmaal per jaar verantwoording af over het gevoerde beleggingsbeleid. 3.3 Controle en advisering Custodian De beleggingscommissie heeft een externe custodian aangesteld die als onafhankelijke partij erop toeziet dat de beleggingsactiviteiten binnen de (onder andere) door het bestuur vastgestelde richtlijnen plaatsvinden. Certificerend accountant Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheermaatregelen voor zover deze relevant zijn voor de controle van de jaarrekening. De accountant legt verantwoording af aan het bestuur door middel van een accountantsverslag en een verklaring bij het bestuursverslag. ABTN SBZ pagina 62 94

63 Certificerend actuaris Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris benoemd die verantwoordelijk is voor de jaarlijkse beoordeling van de pensioenvoorzieningen van het fonds, de gehanteerde actuariële grondslagen en de kostendekkende premie. Op basis van deze beoordeling geeft de certificerend actuaris jaarlijks een actuariële verklaring af, inclusief een toelichtend en verklarend rapport, waarin ook wordt ingegaan op de naleving van het zo te noemen prudent person-beginsel. Als waarborg voor de onafhankelijkheid verricht de certificerend actuaris geen advieswerkzaamheden ten behoeve van het fonds. Adviserend actuaris en ALM-adviseur Het bestuur maakt voor advieswerkzaamheden gebruik van Syntrus Achmea. De adviserend actuaris adviseert het bestuur over actuariële aangelegenheden. Daarnaast adviseert de ALM-adviseur het bestuur bij de interpretatie van het periodieke ALM onderzoek (als basis voor het beleggingsbeleid). 3.4 Waardering Alle beleggingen worden, voor zover mogelijk, gewaardeerd tegen actuele waarde. Bedragen die luiden in buitenlandse valuta worden omgerekend naar euro s tegen de valutakoersen op rapportagedatum. Mutaties met betrekking tot transacties in vreemde valuta gedurende het jaar worden geboekt tegen de op dat moment geldende valutakoersen. De waardering van niet-genoteerde beleggingen wordt achteraf via backtesting getoetst aan de voor de betreffende beleggingen uitgebrachte jaarrekeningen (of waarderingsopgaven). Voor de waarderingsmethode van deze beleggingen is een valuation manual opgesteld. 3.5 Verantwoord beleggen Verantwoord beleggen staat hoog op de agenda bij het fonds. Hieraan wordt op vier wijzen vormgegeven: Via een programma van actieve dialoog met ondernemingen, het zogenaamde engagement. Door toepassing van een op het engagement aanvullend uitsluitingenbeleid. Door te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin het fonds via een discretionair beheerde aandelenportefeuille belegt; het zogenaamde voting. Impact investing. Sinds 2009 wordt zowel het engagementbeleid als het stembeleid uitgevoerd door Robeco. Engagement Aan het verantwoord beleggen wordt vormgegeven door het actief aangaan van een dialoog met ondernemingen waarin wordt belegd. Op deze wijze wendt de aandeel- of obligatiehouder zijn invloed aan als verschaffer van ondernemingskapitaal om zo te proberen het bedrijf waarin wordt belegd aan te sporen meer verantwoord te werken. In de dialoog worden onderwerpen aan de orde gesteld op het gebied van milieu, sociaal-maatschappelijke onderwerpen en ondernemingsbestuur. Jaarlijks worden enkele thema s geselecteerd waarover een dialoog met een selectie van relevante ondernemingen wordt aangegaan. Robeco sluit zich voor het fonds aan bij internationaal geaccepteerde en erkende codes, zoals het Global Compact van de Verenigde naties. Wanneer de gewenste gedragsverbetering niet volgt kan de dialoog worden geïntensiveerd. Wanneer duidelijk wordt dat de onderneming de gewenste gedragsverandering niet doorvoert, kan het fonds besluiten om het betreffende aandeel of obligatie te verkopen of de onderneming uit te sluiten van haar beleggingsuniversum. Jaarlijks wordt met ongeveer 50 á 60 ondernemingen een actieve en constructieve dialoog gevoerd. De doorlooptijd van een dialoog varieert van enkele maanden tot enkele jaren. Vanaf oktober 2012 is het engagement op bedrijven uitgebreid naar de portefeuille met bedrijfsleningen (credits). Uitsluitingenbeleid In 2010 heeft het bestuur besloten het door Robeco gehanteerde uitsluitingenbeleid en de daarbij behorende uitsluitingenlijst te volgen. De lijst van uitgesloten landen is het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria zoals uiteengezet in het uitsluitingenbeleid en komt neer op het van toepassing zijn van internationale sancties. Daarbij is gebruik ABTN SBZ pagina 63 94

64 gemaakt van de relevante gegevens afkomstig van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de Europese Unie of de Verenigde Staten. De lijst van uitgesloten bedrijven is eveneens het resultaat van toepassing van de uitsluitingscriteria, uiteengezet in het uitsluitingenbeleid. Onderdeel van het uitsluitingenbeleid is het wettelijk verbod op de belegging in ondernemingen die zich bezig houden met de productie van of handel in clustermunitie. Dit is gebaseerd op extern onderzoek en door bedrijven zelf geleverde informatie, welke door Robeco wordt beoordeeld. De uitgesloten ondernemingen zijn vooral actief in de productie van of handel in controversiële wapens (waaronder clustermunitie). Op grond van de eigen identiteit heeft SBZ besloten de tabaksindustrie uit te sluiten van belegging. Het beschreven uitsluitingenbeleid wordt in de discretionair beheerde portefeuilles ten volle toegepast. Door het bestuur is voorts besloten te participeren in een aantal beleggingspools. Het is niet mogelijk het SBZ-beleid in deze pools te effectueren. Daarom heeft het bestuur besloten te accepteren, dat tot 1% van het totaal belegde vermogen niet voldoet aan het door SBZ gehanteerde uitsluitingenbeleid. Voor tabaksbeleggingen geldt hier een materialiteitsbeginsel van 0,25% van het totaal belegde vermogen. Voor tabaksbeleggingen geldt bovendien dat van het totaal gepoolde belegd vermogen deze grens 0,5% beloopt en voor het betreffende gepoolde vermogen 1%. Indien de blootstelling naar deze beleggingen meer bedraagt dan afgesproken, dan besluit het bestuur omtrent hoe te handelen. Voting Door actief te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen kunnen aandeelhouders de kwaliteit van het ondernemingsbestuur bevorderen. Het fonds streeft ernaar om het stemrecht uit te oefenen op alle aandelen die het wereldwijd direct in bezit heeft. Het fonds gelooft dat goed ondernemingsbestuur op de langere termijn ten goede komt aan de aandeelhouderswaarde. Het stembeleid dat Robeco namens het fonds uitvoert is gebaseerd op internationale principes van het International Corporate Governance Network (ICGN), welke een breed kader geven waarbinnen ondernemingen naar lokale maatstaven beoordeeld kunnen worden. Ook de nationale wetgeving en gedragscodes binnen ondernemingsbestuur (zoals de Code Tabaksblat), geven een nader kader inzake stembeleid. Per jaar wordt bij ongeveer 300 á 350 ondernemingen gestemd op de aandeelhoudersvergadering. Op de website van het fonds is een verslag van daadwerkelijk uitgebrachte stemmen opgenomen. Door Robeco, behalve als engagement-manager, ook als voting-agent te benoemen is geborgd, dat stemmen op aandeelhoudersvergaderingen in lijn met het engagement geschiedt. Impact investing In 2013 is een missiestatement voor impact investing vastgesteld. In 2016 is het missiestatement uitgebreid met een milieudoelstelling. In 2014 zijn de eerste stappen gezet om uitvoering te geven aan het geformuleerde missiestatement. De feitelijke implementatie start in Het missie statement luidt: Missie De impact beleggingen van SBZ richten zich op een verbetering van de doelmatigheid en kwaliteit van en/of toegang tot de gezondheidszorg of financiële zekerheid voor individuen. Daarnaast zullen in deze portefeuille beleggingen worden opgenomen die bijdragen aan klimaatbeheersing als uitgewerkt in het Klimaatverdrag van Parijs (COP21). Doelstelling Hoewel deze beleggingen gericht zullen zijn op een maatschappelijk doel en mogelijk afwijkende risico- en rendementsprofielen zullen kennen, blijft een verantwoord risico/rendementsprofiel dat bijdraagt aan de pensioendoelstelling van SBZ van belang. SBZ bewaakt daarom of de rendement- en risicodoelstellingen (voor de langere termijn) van de overall beleggingsportefeuille aan de uitgangspunten daaromtrent voldoet. Randvoorwaarden - Een beperkt deel van het totaal vermogen wordt geïnvesteerd in innovatieve en/of duurzame beleggingen: voor impact beleggingen is 1% van het totaal belegd vermogen beschikbaar; - De impact beleggingen kunnen zowel een liquide als illiquide karakter hebben; - Impact beleggingen worden onderdeel van de portefeuille met alternatieve beleggingen; ABTN SBZ pagina 64 94

65 - Impact beleggingen moeten passen in de beleggingsstrategie/asset allocatie zoals op basis van de jaarlijkse ALM wordt vastgesteld; - Impact beleggingen moeten in overeenstemming zijn met de Investment Beliefs van SBZ; - Implementatie van impact beleggingen vindt plaats via fondsbeleggingen (dus geen directe belangen), waarbij sprake is van maximaal 5-10 fondsen; - De allocatie aan één fonds mag niet groter zijn dan 25% van het totaal vermogen van het betreffende fonds; - Er wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke spreiding over landen en regio s. De nadruk ligt echter op de focus en kwaliteit van de betreffende beleggingen. (Ter toelichting dient het volgende: veel van deze fondsen hebben geen mondiaal karakter maar zijn geënt op bepaalde landen of regio s waarbij ontwikkelende landen een belangrijke rol hebben. Een kritische houding ten aanzien van een goede spreiding over ontwikkelde en niet-ontwikkelde landen is benodigd, maar alle mogelijkheden worden open gehouden.) In 2016 is een discussie gevoerd over herijking van het beleid rond verantwoord beleggen. De uitkomst van de discussie is, dat SBZ het huidige beleid doorontwikkelt. Hierbij wordt een toppositie in de VBDO-benchmark niet actief nagestreefd; het huidige beleid wordt voortgezet en waar mogelijk verbeterd. 3.6 Kernactiviteiten / Nevenactiviteiten SBZ beperkt zich tot kernactiviteiten en voert geen nevenactiviteiten uit. Wel speelt SBZ een rol in de door de werkgeversorganisatie met ABN AMRO gesloten netto collectieve pensioenregeling (excedent-regeling) ten aanzien van: 1. de signalering van de deelnemers met een salaris boven het maximum pensioengevend salaris; 2. het innen en doorbetalen van de premie van de premie van de werkgever naar ABN AMRO. ABTN SBZ pagina 65 94

66 Bijlage 4. Financieel crisisplan SBZ 2017 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan SBZ bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding. 2. Uitgangspunten. 3. Inventarisatie crisismaatregelen. 4. Selectie. 5. Prioritering. 6. Afronding. ABTN SBZ pagina 66 94

67 1 : Inleiding Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ) beschrijft in dit rapport (de totstandkoming van) het financieel crisisplan. Dit inleidende hoofdstuk gaat in op de procedure die het bestuur heeft gevolgd om tot een financieel crisisplan te komen. Voorafgaand wordt opgemerkt dat SBZ drie regelingen voert te weten pakket A, B en C. Deze regelingen hebben grote overeenkomsten. Zo verschillen pakket A en B alleen voor wat betreft de binnen pakket A gevoerde toeslagreserve. Omdat het overgrote deel van de actieve deelnemers onder pakket A of B valt is voor de uitwerking van dit crisisplan uitgegaan van deze regeling. 1.1 Wat is een financieel crisisplan? In dit financieel crisisplan legt het bestuur van SBZ vast hoe het bestuur handelt als het fonds in een crisissituatie komt. Het bestuur van SBZ is met het plan voorbereid op mindere tijden. Verschil tussen financieel crisisplan en herstelplan Een herstelplan is uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een financieel crisisplan is, anders dan een herstelplan, juist niet uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een fonds beschikt bij voorkeur over een financieel crisisplan ook in situaties waarin er geen noodzaak is een herstelplan op te stellen. Dit financieel crisisplan geeft aan in welke situaties of bij welke grenswaarden: Het bestuur van SBZ maatregelen neemt. Wat de aard van die maatregelen is. Hoe zij concreet en materiële vorm krijgen (besluitvormingsproces en informatieproces). Hoe de maatregelen worden uitgevoerd. Bij het opstellen van het plan heeft het bestuur zeer nadrukkelijk aandacht besteed aan een evenwichtige belangenafweging van alle betrokkenen voor de situatie dat maatregelen moeten worden genomen. Negen vragen In een crisisplan moet het bestuur volgens de beleidsrichtlijnen van De Nederlandsche Bank (DNB) negen vragen beantwoorden: 1. Wanneer is er sprake van een crisis? 2. Bij welke dekkingsgraad kan SBZ er zonder korten niet meer uitkomen? 3. Welke maatregelen staan ter beschikking? 4. Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen? 5. Wat is het financiële effect van de maatregelen? 6. Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging? 7. Hoe en wanneer wordt met de belanghebbenden gecommuniceerd in een crisissituatie? 8. Hoe werkt het besluitvormingsproces? 9. Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het crisisplan vormgegeven? 1.2 Gevolgde procedure om te komen tot een financieel crisisplan Het bestuur van SBZ heeft vier stappen gevolgd om tot dit financieel crisisplan te komen: Stap 1: Inventarisatie. Stap 2: Selectie. Stap 3: Prioritering. Stap 4: Afronding. ABTN SBZ pagina 67 94

68 Stap 1: Inventarisatie In de eerste stap heeft het bestuur van SBZ een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd. Aan het einde van deze stap had het bestuur de volgende informatie: Mogelijke definities van crisissituaties. Inzicht in de omstandigheden waarin een crisissituatie zich zou kunnen voordoen. Analyse van de dekkingsgraad waarbij herstel niet meer mogelijk is zonder te korten. Een overzicht van mogelijke crisismaatregelen voor SBZ. Het financiële effect van mogelijke crisismaatregelen. De effecten op de verschillende belanghebbenden van crisismaatregelen. De wettelijke eisen waar SBZ minimaal aan moet voldoen. Een overzicht van de formele besluitvormingsprocessen bij het nemen van crisismaatregelen. Voorts is door het bestuur de conclusie getrokken dat het verstandig is om ook aandacht te besteden aan crisissituaties die niet worden ondervangen door dit financieel crisisplan. In dit kader is een reglement crisiscommissie opgesteld. Stap 2: Selectie In de tweede stap heeft het bestuur van SBZ een selectie gemaakt uit alle mogelijke crisismaatregelen die volgden uit de eerste stap. Het bestuur heeft in de selectie rekening gehouden met de financiële effectiviteit, evenwichtige belangenafweging en realistische inzet van de crisismaatregelen. Stap 3: Prioritering Het doorlopen van stap 1 en 2 heeft ondermeer geleid tot een lijst van maatregelen die denkbaar en haalbaar zijn om in te zetten. Vervolgens heeft het bestuur benoemd onder welke voorwaarde een bepaalde maatregel wordt in gezet. Dit betekent dat vast komt te staan bij welke grenswaarden het bestuur een maatregel neemt. Het ligt voor de hand om inzet van maatregelen af te laten hangen van ontwikkelingen in de dekkingsgraad van het fonds. Andere criteria zijn uiteraard ook denkbaar. Men kan bijvoorbeeld anticiperen op verwachte ontwikkelingen in de dekkingsgraad. Tevens kan het bestuur kiezen om indien het crisisplan een herstelplan aanvult maatregelen te relateren aan achterstand op het herstelpad. Stap 4: Afronding Na het doorlopen van stap 1 tot en met 3 heeft het bestuur van SBZ het daadwerkelijke plan geformuleerd. Het bestuur beoogt met het plan inhoud te geven aan de te hanteren ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen consultatie- informatie- en besluitvormingsprocessen. Het bestuur neemt het financieel crisisplan op in een bijlage van de ABTN van het fonds. Het crisisplan bevat beleidsvoornemens van het bestuur. Deze voornemens kunnen betrekking hebben op versobering van de pensioenregeling, korting van aanspraken en pensioenrechten, toeslagen en toeslagbeleid en wijziging van het premiebeleid. Consequentie daarvan is dat niet alleen het bestuur van SBZ over dit plan moet beslissen, maar ook andere organen van het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds heeft adviesrecht ten aanzien van het crisisplan. Maatregelen zoals wijziging van het premiebeleid en versobering van de pensioenregeling zal het bestuur met de sociale partners bespreken in samenhang met de andere crisismaatregelen. 1.3 Het benoemen van de belangenafweging Het bestuur van SBZ benadrukt dat evenwichtige belangenafweging bij de te nemen crisismaatregelen voorop staat. Hieraan geeft het bestuur invulling door de lasten van de crisismaatregelen zo evenwichtig mogelijk te verdelen over deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Daarnaast houdt het bestuur rekening in de verdeling van de lasten tussen jongeren en ouderen én hoge en lage inkomens. ABTN SBZ pagina 68 94

69 1.4 Jaarlijkse controle Ieder jaar zal het bestuur het financieel crisisplan toetsen en eventueel aanpassen aan de hand van de dan geldende situatie. Toetsing zal tegelijkertijd plaatsvinden met de jaarlijkse actualisatie van de ABTN. 2 : Uitgangspunten Dit hoofdstuk geeft de uitgangspunten weer van de berekeningen zoals gepresenteerd in de volgende hoofdstukken. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de financiële positie van SBZ, de kritische dekkingsgraad en de definitie van een crisis. 2.1 Aannames Uitgangspunten voor bepaling van de effectiviteit van een maatregel is de financiële positie eind De actuele dekkingsgraad was toen 107,5%. In de prognoses is gerekend met de rentetermijnstructuur (RTS) zoals DNB primo 2016 heeft gepubliceerd en met de daaruit afgeleide forwardcurves. Voor het rendement hanteert het bestuur de rendementscurve die gebaseerd is op de maximale parameters zoals door de Commissie parameters is gepubliceerd en de RTS primo De grondslagen voor de technische voorziening zijn zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de ABTN. Dit geldt ook voor het gevoerde beleid voor premiestelling, beleggingen en toeslagen. De effectiviteit van de maatregelen geeft uiteraard slechts een indicatie. Elke crisis staat op zich en de effectiviteit en herstelkracht van maatregelen is afhankelijk van de omstandigheden waarin het fonds zich bevindt op het moment van de crisissituatie. 2.2 Herstelplan Op dit moment verkeert het fonds in een tekortsituatie. Daarom is met ingang van 1 oktober 2015 een herstelplan van kracht. Dit herstelplan bevat het dekkingsgraadsjabloon zoals opgenomen in de onderstaande tabel. Tabel 02.1 Dekkingsgraadsjabloon Jaar DG primo Premie Uitkering Indexering/ korting Rentetermijnstructuur Overrendement Overig DG ultimo Beleids DG ultimo M1 M2 M3 M4 M5 M6 % Delta %-punt Delta %-punt Delta %-punt Delta %-punt Delta %-punt Delta %-punt % % > ,5% -0,2% 0,3% 0,0% -8,1% -1,0% 0,5% 108,0% 113,0% > 108,0% -0,1% 0,0% -0,1% 0,0% 0,9% -0,1% 108,6% 111,3% ,6% -0,4% 0,2% -0,1% 0,0% 3,6% -0,1% 111,8% 110,2% ,8% -0,5% 0,3% 0,0% 0,0% 3,5% 0,0% 115,1% 113,5% ,1% -0,5% 0,4% -0,5% 0,0% 3,5% -0,1% 117,9% 116,5% ,9% -0,5% 0,4% -1,1% 0,0% 3,4% 0,0% 120,1% 119,0% ,1% -0,6% 0,5% -1,4% 0,0% 3,3% 0,0% 121,9% 121,0% ,9% -0,6% 0,6% -1,7% 0,0% 3,2% -0,1% 123,3% 122,6% ,3% -0,6% 0,6% -2,0% 0,0% 3,2% 0,0% 124,5% 123,9% ,5% -0,6% 0,7% -2,1% 0,0% 3,1% -0,1% 125,5% 125,0% ,5% -0,6% 0,7% -2,3% 0,0% 3,0% -0,1% 126,2% 125,9% ,2% -0,6% 0,8% -2,4% 0,0% 2,9% -0,1% 126,8% 126,5% ,8% -0,6% 0,8% -2,5% 0,0% 2,9% 0,0% 127,4% 127,1% Uit het sjabloon blijkt dat het fonds voldoende herstelkracht heeft. In bovenstaande tabel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: M1: Vanaf 2015 wordt de feitelijke premie gebaseerd op de systematiek van verwacht rendement. De feitelijke premie ligt tot en met het jaar 2021 lager dan de actuarieel benodigde premie en daarna hoger dan de actuarieel benodigde premie. Het negatieve effect op de dekkingsgraad is het gevolg van de hoogte van de primo dekkingsgraden (een hogere dekkingsgraad leidt eerder tot een negatief effect). ABTN SBZ pagina 69 94

70 M2: Effect uitkeringen is positief als de dekkingsgraad boven de 100% ligt. Als de dekkingsgraad onder de 100% ligt is het effect negatief. M3: Toeslagverlening vindt plaats volgens de methode van toekomstbestendige toeslagverlening. Dit betekent dat toeslagverlening mogelijk is bij een dekkingsgraad hoger dan 110%. Bij een dekkingsgraad tussen de 110% en de bovengrens behorende bij toekomstbestendige toeslagverlening vindt toeslagverlening naar rato plaats. Bij een dekkingsgraad boven de bovengrens vindt volledige toeslagverlening plaats. M4: De toekomstige rentetermijnstructuur is gebaseerd op de forward-curve. Hierdoor is het effect onder M4 voor alle jaren per definitie 0. Het effect in de eerste drie kwartalen van 2015 (eerste regel in tabel) wordt onder meer veroorzaakt door overgang van de 3-maands gemiddelde RTS naar de ongemiddelde RTS primo 2015 en de wijziging van de UFR vanaf medio juli M5: Het veronderstelde jaarlijkse rendement is hoger dan de korte rente. Hieruit resulteert een overrendement van 3% en 4% in de eerste jaren. Aangezien de 1-jaarsrente door de forward-curve jaarlijks stijgt, neemt M5 in de tijd af. M6: Dit betreft kruiseffecten en is voor alle jaren klein. In onderstaande grafiek staat de verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad grafisch weergegeven. Grafiek 02.1 Herstelplan 130,0% Beleidsdekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad 125,0% 120,0% 115,0% 110,0% 105,0% 100,0% Definitie crisis De doelstelling van SBZ is verlenen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers en hun nabestaanden. Als het kan waardevast. Rekening houdend met de verplichtingen kiest het bestuur het beleggingsbeleid dat dienstig is aan de doelstelling. Belangrijke input hierbij is de ALM studie. ABTN SBZ pagina 70 94

71 Gezonde economische situatie In geval van een gezonde economische situatie zal de dekkingsgraad hoger zijn dan het vereiste vermogen. Als dit niet het geval is, is er veelal voldoende potentieel aanwezig om de dekkingsgraad boven het vereist vermogen te doen uitstijgen. In deze situatie vindt het bestuur dat er geen sprake is van een crisis. Als de dekkingsgraad zich neerwaarts ontwikkelt, maar nog ruim boven het vereiste vermogen is, dan ziet het bestuur geen aanleiding voor dijkverzwaring. Het bestuur van SBZ gaat voor de bepaling van het beleid uit van de financiële situatie op basis van markt(rente)waardering. De meeste crisissituaties zijn echter gerelateerd aan risico s dat wet- of regelgeving tot maatregelen moet leiden of dat hersteltermijnen niet meer worden gehaald. Daarom hanteert SBZ in dit plan de beleidsdekkingsgraad om een crisissituatie te definiëren. Uitzondering hierop is dat ook een scherpe daling van de marktrente dekkingsgraad binnen een korte tijd tot een crisissituatie leidt. Dit leidt immers ook tot een reëel economisch risico dat om maatregelen kan vragen. Financiële crisis Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties: a. De (spot-)ufr dekkingsgraad of de marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4- weekbasis met meer dan 10%. b. De marge tussen de beleidsdekkingsgraad en het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%. c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen. d. Herstel binnen de termijn van het herstelplan is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen. e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen. f. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen. g. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist vermogen te blijven. Voor een indicatie van de kans op terechtkomen in een crisissituatie (dat wil zeggen dat de beleidsdekkingsgraad zakt tot onder de kritische dekkingsgraad) én een indicatie van de kans op korten en de hoogte van de korting verwijzen we naar de meest recente ALM-studie en haalbaarheidstoets. Het risicokader als opgenomen in hoofdstuk 3.9 van de ABTN en hoofdstuk 2.5 van de Verklaring Beleggingsbeginselen helpt (het bestuur van) het fonds bij de herkenning en vaststelling van crisissituaties en kan richting geven aan (de discussie over) de te nemen maatregelen in het kader van dit financieel crisisplan. 3 : Inventarisatie crisismaatregelen Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie die het bestuur van SBZ heeft gemaakt van alle mogelijke maatregelen. 3.1 Juridisch kader Het algemeen juridisch uitgangspunt van het fonds is dat sociale partners invulling geven aan de inhoud van de pensioenregelingen. Binnen de bestaande pensioenregelingen is het fonds als uitvoerder bevoegd de pensioenregelingen uit te voeren en maatregelen te nemen die in de huidige pensioenreglementen zijn opgenomen. Het bestuur stelt het toeslagen- premie- en beleggingsbeleid vast dat passend is bij de pensioenregelingen. Indien blijkt dat het vastgestelde premiebeleid niet langer financieel haalbaar is, kunnen sociale partners ervoor kiezen om de pensioenregeling te versoberen. ABTN SBZ pagina 71 94

72 3.2 Beleggingsbeleid aanpassen In geval van een financiële crisis kan het bestuur het beleggingsbeleid aanpassen. De oorzaken en gevolgen van een crisis op de beleggingen kunnen op voorhand zeer divers zijn. Daarom volstaat het bestuur in deze paragraaf met een omschrijving van de te volgen procedures in geval van de onder 2.4 beschreven financiële crisissituaties a, b, c en e: a. De (spot-)ufr of marktwaarde dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan 10%. b. De marge tussen de beleidsdekkingsgraad en het vereist eigen vermogen krimpt tot minder dan 10%. c. De dekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen. e. De dekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen. De crisissituatie d is in beginsel geen aanleiding om het beleggingsbeleid aan te passen. Huidig beleggingsbeleid en portefeuillesamenstelling SBZ voert een beleggingsbeleid waarbij een gediversifieerde portefeuille wordt aangehouden. Belangrijke input voor het beleggingsbeleid is de ALM-studie. Bij de samenstelling van de portefeuille wordt naast de uitkomsten van de ALM-studie ook rekening gehouden met de door het bestuur vastgestelde Investment Beliefs. Onderdeel van het beleid is dat strategisch gebruikt wordt gemaakt van valuta-afdekking (circa 70% van de beleggingen in vreemde valuta) en renteafdekking. De portefeuille kent een rendementsportefeuille en een matchingportefeuille. Daarnaast is een dynamische strategie actief. In de verklaring beleggingsbeginselen is nader uitgewerkt wat wordt verstaan onder de dynamische strategie. In de dynamische strategie kan de renteafdekking variëren van 50% tot 70% op basis van marktrente of economisch risico, waarbij de afdekking (normaliter) niet meer bedraagt dan 100% op basis van de Ultimate Forward Rate (UFR) zoals deze geldt in het toezichtskader van DNB. De renteafdekking wordt grotendeels met renteswaps gerealiseerd. De waarde van deze portefeuille mag niet meer bedragen dan 5% (plus of min) van het beginvermogen in enig boekjaar. De strategische valuta-afdekking en de swapportefeuille zijn volledig van onderpand voorzien. De evenwichtssituatie is de situatie waarbij de feitelijke dekkingsgraad gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad. Als randvoorwaarde van het beleggingsbeleid en de portefeuillesamenstelling geldt dat in de evenwichtssituatie de 1-jaars kans op onderdekking niet groter mag zijn dan 2,5%. Organisatie Het bestuur heeft voor de beleidsvoorbereiding en uitvoering van het vermogensbeheer een beleggingscommissie ingesteld. Voor de uitvoering van het vermogensbeheer heeft het bestuur gekozen voor een fiduciair model met de volgende dienstverleners: BNP Paribas Investment Partners voor strategisch advies en het risicomanagement alsmede uitvoering van de dynamische strategie. Russell Investments als manager der managers. Northern Trust (NT) als custodian en onafhankelijke dataleverancier voor administratie, compliance-monitoring en performancemeting. Robeco als engagement manager. Om de beleggingscommissie en het bestuur te ondersteunen heeft het bestuur aan pensioenuitvoerder Syntrus Achmea de monitoring van het vermogensbeheer opgedragen. ABTN SBZ pagina 72 94

73 Vergadercyclus De beleggingscommissie vergadert standaard zes maal per jaar. Het betreft vier reguliere kwartaalvergaderingen, waarin alle voorkomende zaken betreffende de beleggingsportefeuille worden besproken en twee extra vergaderingen in november en januari. In november wordt uitvoerig stilgestaan bij de uitkomsten van de ALM-studie en de voorbereiding van het beleggingsplan voor het daarop volgende boekjaar. In januari wordt het beleggingsplan besproken. De vergaderingen worden zo gepland, dat kort daarna het bestuur tot de benodigde besluitvorming kan overgaan. Periodiciteit beschikbare gegevens De beleggingsadministratie wordt door NT op kwartaalbasis aan SBZ geleverd. De performance wordt maandelijks door NT berekend en de fiduciair managers rapporteren maandelijks aan SBZ. Op kwartaalbasis worden uitgebreide rapportages verzorgd door BNP Paribas, Russell en Robeco. De kwartaalrapportages worden aan de beleggingscommissie beschikbaar gesteld en in samengevatte vorm aan het bestuur. De dekkingsgraad wordt maandelijks berekend, op basis van cijfers die niet ge-audit zijn. Crisismaatregelen beleggingsbeleid Als zich een van de hieronder benoemde crises zich voordoet, treedt het reglement crisiscommissie in werking. Dat betekent dat bij waarneming van een van deze crises door de beleggingscommissie, door de voorzitter van de beleggingscommissie contact wordt opgenomen met de leden van de crisiscommissie. Door de crisiscommissie wordt het voltallig bestuur op de hoogte gesteld van het feit dat het reglement crisiscommissie in werking is getreden op grond van crisissituatie I (een situatie als vastgelegd in het financieel crisisplan van het fonds zoals opgenomen in de geldende Actuariële en Bedrijfstechnische nota van het fonds). Omdat het crises betreft die mogelijke maatregelen samenhangend met het beleggingsbeleid tot gevolg hebben, wordt de beleggingscommissie gevraagd adviezen te formuleren voor het gehele bestuur. De volgende procedures worden gevolgd als een bepaalde crisis zich voordoet: a. De UFR-dekkingsgraad of marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan 10% óf; b. De marge ten opzichte van het vereist eigen vermogen krimpt tot minder dan 10%. Tussen de beleggingscommissie en Syntrus Achmea wordt besproken of acties buiten het bestaande beleid aan de orde zijn. Indien dat naar de opvatting van de beleggingscommissie het geval is, dan legt de beleggingscommissie dit namens de crisiscommissie voor aan het gehele bestuur. Om de commissie hierbij behulpzaam te zijn, worden aan de hand van de meest recente gevoeligheidsmatrices van de dekkingsgraad en inschatting van de ontwikkeling van de rente en markten voorstellen voor aanpassing van het beleid geformuleerd. De fiduciair managers en Syntrus Achmea zijn hierbij behulpzaam. c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen. Als de dekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad raakt, dan geeft dit op grond van het reglement crisiscommissie aanleiding voor een gezamenlijke vergadering van het bestuur binnen drie weken na ontstaan van deze situatie. Deze vergadering kan schriftelijk, telefonisch of fysiek plaatsvinden In de aanloop naar deze extra vergadering zullen in samenwerking tussen de beleggingscommissie, de fiduciair managers en Syntrus Achmea nadere voorstellen worden geformuleerd. Deze voorstellen zullen gegeven de marktomstandigheden van dat moment zien op de bescherming van de onderkant, ofwel het verminderen van risico s. Deze voorstellen kunnen betrekking hebben op: De allocatie naar beleggingscategorieën, een verdere verlaging van de allocatie naar aandelen ten gunste van vastrentende producten. Verhoging van de renteafdekking. Het aanbrengen van bescherming op de aandelenportefeuille (kopen van putopties op global equity). Verruilen van euro-beleggingen voor niet-euro-beleggingen en omgekeerd. ABTN SBZ pagina 73 94

74 Vergroting van het aandeel cash. Tijdelijk (verder) verlagen van de valutahedge en omgekeerd. Verlaging van de waarde (ongerealiseerd resultaat) van openstaande posities op IRS. Verlaging van de allocatie naar illiquide beleggingen. De keuze van debiteuren et cetera. Indien nodig kan de crisiscommissie het bestuur eerder adviseren en vragen om besluitvorming conform het reglement crisiscommissie. e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen. Als de dekkingsgraad de minimaal vereiste dekkingsgraad nadert, dan dient ook het beleggingsrisico vergaand afgebouwd te zijn, waarbij uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat beleggingsrisico niet kan worden uitgesloten. Overigens zal hierbij ook de herstelkracht van het fonds in ogenschouw worden genomen. Voor het overige geldt het bepaalde onder c. Juridisch kader De beslissingsbevoegdheid inzake het beleggingsbeleid ligt bij het bestuur. Groepen die door deze maatregel worden geraakt Werkgevers. Deelnemers. Pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers. Effectiviteit maatregel op financiële positie Afhankelijk van maatregel 3.3 Lagere toeslagverlening Het bestuur streeft er naar om de opgebouwde pensioenrechten van alle deelnemers jaarlijks aan te passen aan de hand van de afgeleide CPI-index voor alle huishoudens. Het pensioenfonds verleent alleen een toeslag indien de beleidsdekkingsgraad per 1 januari van het boekjaar van het pensioenfonds zich boven de 110% bevindt. De eventueel toe te kennen toeslag wordt aan de hand van indexatieregels onder het FTK bepaald. Hiervoor wordt echter niet gereserveerd en er wordt voor deze toeslagen geen premie in rekening gebracht. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. In een haalbaarheidstoets zal bezien worden elke toeslagambitie in een slecht weer scenario naar verwachting waargemaakt kan worden. De hoogte van de toeslagen aan deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers vergt een jaarlijks bestuursbesluit. In geval van een crisis kan het toeslaginstrument worden benut. Het achterwege laten van toeslagverlening heeft in potentie een groot positief effect op de ontwikkeling van de financiële positie. Door de restrictie van het toeslagbestendig indexeren is dit echter alleen van toepassing als de financiële positie gezond is te noemen. Bij een dekkingsgraad onder 110% vindt immers geen toeslagverlening plaats. Het besluit tot het niet verlenen van een toeslag raakt de deelnemers in hun koopkracht. Juridisch kader De beslissingsbevoegdheid inzake toeslagverlening ligt bij het bestuur. ABTN SBZ pagina 74 94

75 Groepen die door deze maatregel worden geraakt Deelnemers Pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers. Effectiviteit maatregel op financiële positie Laag indien er sprake is van een relatief slechte financiële positie. Hoog indien er sprake is van een gezonde financiële positie. De volgende tabel geeft nog inzicht in de koopkracht bij verschillende inflatiepercentages na 15 jaar. Tabel 03.1 Koopkracht na 15 jaar Inflatie per jaar 0% 1% 2% 3% Met jaarlijkse indexatie AOW na 15 jaar (gehuwden) Gemiddeld pensioen na 15 jaar Totaal pensioeninkomen Zonder jaarlijkse indexatie AOW na 15 jaar (gehuwden) Gemiddeld pensioen na 15 jaar Totaal pensioeninkomen Resterende koopkracht na 15 jaar 100% 92% 85% 79% Uitgaande van een ouderdomspensioenuitkering van ,- en een volledige AOW uitkering voor gehuwden, kan voor verschillende aannames van de inflatie het totale inkomen na pensionering worden afgelezen in de tabel. Eerst met een jaarlijkse indexatie volgens de prijsinflatie door SBZ, daarna zonder. Bij een inflatie van 2% per jaar zal een gemiddelde pensioengerechtigde 85% van zijn koopkracht behouden als SBZ 15 jaar lang niet kan indexeren. 3.4 Premiebeleid aanpassen De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van actuariële grondslagen. De rekenrente is een curve welke bepaald is op basis van het verwacht rendement - met afslag in verband met de voorwaardelijke toeslagverlening - en er wordt gebruik gemaakt van fondsspecifieke sterftekansen. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van de relevante loonsom, afhankelijk van het salaris en de mate van aanvulling. De premie voor de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid bedraagt 4,0% over de actuariële premies. Het premiebeleid is er op gericht om kostendekkend te zijn en te blijven. Er vindt demping van de premie plaats door uit te gaan van het verwacht rendement over een periode van 5 jaar. Jaarlijks wordt in oktober de kostendekkendheid van de premie getoetst. De premie is zo vastgesteld dat daarmee de pensioenafspraken van cao-partijen en met individuele werkgevers kunnen worden nagekomen. Als een wijziging van het vastgestelde premiebeleid noodzakelijk is, treedt SBZ in overleg met sociale partners. Juridisch kader Het bestuur dient de premie voor de pensioenregeling van SBZ vast te stellen. Echter de afspraken weergegeven in de uitvoeringsovereenkomsten met de individuele werkgevers bevatten niet de mogelijkheid om een wijziging van de premiemethodiek af te dwingen bij sociale partners en/of de individuele werkgevers. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor het aanpassen van de premiemethodiek. ABTN SBZ pagina 75 94

76 Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt Werkgevers. Deelnemers. Effectiviteit maatregel op herstel Gemiddeld (zie tabel). Tabel 03.2 Aanpassing premiebeleid Premieverhoging in %-punten 1% 2% 3% 4% 5% DG effect na 1 jaar 0,1% 0,2% 0,3% 0,4% 0,4% DG effect na 3 jaar 0,3% 0,5% 0,7% 1,0% 1,2% DG effect na 5 jaar 0,4% 0,7% 1,1% 1,4% 1,7% Als de premie wordt verhoogd met 3%-punt, dan is de dekkingsgraad na drie jaar 0,7%-punt hoger. Het premie-instrument is de enige maatregel waarbij ook werkgevers aan het herstel van het fonds bijdragen (in de vorm van een aanpassing van het premiebeleid). De premie moet wettelijk gezien kostendekkend zijn. Gegeven een evenwichtige belangenbehartiging moet de premie daarnaast bijdragen aan herstel in geval van een dekkingstekort. Het bestuur maakt hier onderscheid in een dekkingsgraad-beschermende maatregel (waarbij de premiedekkingsgraad niet lager mag zijn dan de dekkingsgraad) en een dekkingsgraad-herstellende maatregel. 3.5 Versoberen van de regeling De regeling kan worden versoberd tijdens een crisisperiode. SBZ onderscheidt de volgende mogelijkheden: Verlaging opbouwpercentage. Verlaging pensioengrondslag door verhoging franchise. Verlaging pensioengrondslag door maximering pensioengevend salaris. Nabestaandenpensioen op risicobasis. Verhoging van de pensioenleeftijd. Let op: als de regeling versobert, zal de feitelijke premie in beginsel lager worden vastgesteld. De feitelijke premie is namelijk gelijk aan de actuariële premie met de door het bestuur vastgestelde grondslagen. Er kan hierdoor uiteraard wel ruimte ontstaan om bijvoorbeeld de herstelopslag hoger vast te stellen. Hierdoor kan de financiële positie verbeteren. Bij de maatregel van het versoberen van de regeling zal dus ook altijd een besluit moeten worden genomen voor het aanpassen van het premiebeleid. Juridisch kader De beslissingsbevoegdheid voor het aanpassen van de pensioenregeling ligt bij sociale partners. Deze paragraaf beschrijft de mogelijkheden om de regeling te versoberen. Verlaging opbouwpercentage Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt in ,875% van de pensioengrondslag. Het partnerpensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 70% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. Voor ieder kind bedraagt het wezenpensioen voor elk deelnemersjaar 14% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de standaard pensioendatum geldt dit voor elk deelnemersjaar dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de standaard pensioendatum deelnemer had kunnen blijven en de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was. ABTN SBZ pagina 76 94

77 Groepen die door deze maatregel worden geraakt Deelnemers (relatief, gezien vooral de hogere inkomens aangezien zij na pensionering een groter deel tweede pijler pensioen hebben naast hun AOW uitkering). Effectiviteit maatregel op herstel Gemiddeld (zie onderstaande tabel). Tabel 03.4 Verlaging opbouwpercentage bij een gelijkblijvende premie Verlaging van opbouwpercentage (1,875%) 1,775% 1,675% 1,575% 1,475% DG effect na 1 jaar 0,2% 0,3% 0,5% 0,7% DG effect na 3 jaar 0,5% 1,0% 1,5% 1,9% DG effect na 5 jaar 0,7% 1,5% 2,2% 3,0% Verlaging pensioengrondslag door verhoging franchise SBZ kent een franchise van ,- (per 1 januari 2017) in de regeling. Verhoging van de franchise zou de pensioengrondslag kunnen verlagen waardoor er minder pensioen wordt opgebouwd. Invoering van een hogere franchise treft de deelnemers met lagere inkomens harder dan de deelnemers met hogere inkomens. Verhoging van de franchise leidt tot lagere opbouw en daardoor tot een lagere feitelijke premie. De premiebesparing bedraagt ongeveer 3,6% bij verhoging van de franchise met 1.000,- Groepen die door deze maatregel worden geraakt Deelnemers. Verhoging van de franchise beïnvloedt de solidariteit tussen hoge en lage inkomens. De lagere inkomens worden meer getroffen dan de hogere inkomens. Dit is te zien in de voorbeelden in de volgende tabel. Tabel 03.5 Verandering solidariteit door verhogen franchise Inkomen ,875% opbouw per jaar in euro's Huidige franchise Verhoging franchise met Verhoging franchise met Relatieve verlaging opbouw Huidige franchise % 0% 0% 0% 0% Verhoging franchise met % -6% -4% -3% -2% Verhoging franchise met % -13% -8% -6% -4% Als de franchise wordt verhoogd met bouwt een deelnemer met een laag salaris van % minder pensioen op. Daarentegen zal een deelnemer met een relatief hoog salaris van slechts 2% minder opbouwen. Effectiviteit maatregel op herstel Gemiddeld. Als er wordt uitgegaan van een in euro s gelijkblijvende premie, dan is het indirecte effect van verhogen van de franchise in de volgende tabel af te lezen. Ook staat in de tabel de premiebesparing die gerealiseerd zou zijn door verhoging van de franchise. ABTN SBZ pagina 77 94

78 Tabel 03.6 Verhoging franchise bij gelijkblijvende premie Verhogen van franchise ( ) DG effect na 1 jaar 0,1% 0,2% DG effect na 3 jaar 0,3% 0,5% DG effect na 5 jaar 0,4% 0,8% Verlaging pensioengrondslag door verlaging maximum pensioengevend salaris SBZ kent in 2017 een maximum pensioengevend salaris van Verlaging van het maximum pensioengevend salaris treft enkel de deelnemers met een pensioengevend salaris hoger dan het maximum. Groepen die door deze maatregel worden geraakt Deelnemers met een pensioengrondslag groter dan het maximum. Invoering van een maximum beïnvloedt de solidariteit tussen hoge en lage inkomens. Alleen deelnemers met een inkomen dat hoger is dan het maximum worden getroffen. Dit is te zien in de voorbeelden in de volgende tabel. Tabel 03.7 Verandering solidariteit door invoering van een maximum salaris Inkomen ,875% opbouw per jaar in euro's Huidig maximum op Maximum op Maximum op Relatieve verlaging opbouw Huidig maximum op % 0% 0% 0% 0% Maximum op % 0% 0% 0% -22% Maximum op % 0% 0% -28% -43% Als er een maximum salaris wordt ingevoerd van ,- dan heeft een deelnemer met een salaris van ,- per jaar 22% minder pensioenopbouw. Effectiviteit maatregel op herstel Laag Nabestaandenpensioen op risicobasis SBZ kent een nabestaandenpensioen dat wordt gefinancierd op kapitaalbasis. Dit betekent dat er gespaard wordt voor nabestaandenpensioen en dat ook gewezen deelnemers en pensioengerechtigden nog recht hebben op het opgebouwde nabestaandenpensioen. Op pensioneringsdatum bestaat het recht om het opgebouwde nabestaandenpensioen om te ruilen in ouderdomspensioen (en omgekeerd). Financiering van het nabestaandenpensioen op risicobasis zou een versobering van de regeling betekenen. Alleen actieve deelnemers hebben dan nog recht op een verzekerd nabestaandenpensioen. Als ze de sector verlaten of met ouderdomspensioen gaan, is er geen sprake van opgebouwde rechten. Een nabestaandenpensioen op risicobasis leidt tot een lagere feitelijke premie. De premiebesparing bedraagt circa 3,5%. Groepen die door deze maatregel worden geraakt Deelnemers. Effectiviteit maatregel op herstel Laag. ABTN SBZ pagina 78 94

79 Tabel 03.8 Effect van nabestaandenpensioen op risicobasis NP op risicobasis DG effect na 1 jaar 0,4% DG effect na 3 jaar 1,2% DG effect na 5 jaar 1,8% Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd De ouderdomspensioenleeftijd is op dit moment 67 jaar. Door de hogere levensverwachtingen en de betaalbaarheid van de AOW is in de belastingwetgeving al sprake van een automatische aanpassing van de AOW leeftijd. Als de opgebouwde aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog opschuiven. Het heeft op korte termijn een gering effect op de financiële positie. De premiebesparing van 1 jaar langer werken bedraagt naar schatting 5%. Juridisch kader De beslissingsbevoegdheid inzake de verhoging van de ouderdomsleeftijd ligt bij sociale partners op grond van: Pensioenreglement SBZ 2014: Artikel 1, lid 35. Groepen die door deze maatregel worden geraakt Deelnemers. Effectiviteit maatregel op herstel Gemiddeld. De effectiviteit kan vergroot worden als de verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde rechten. Er is dan eigenlijk sprake van het korten van rechten. Gewezen deelnemers worden dan ook geraakt door deze maatregel. 3.6 Uitkeringen en aanspraken korten Een pensioenfonds kan de uitkeringen en aanspraken uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn uit een situatie van dekkingstekort te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen. Het korten van de uitkeringen en aanspraken is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingezet worden om het benodigde herstel te bereiken. Het is mogelijk om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Onderscheid kan gemaakt worden naar pensioensoorten en belanghebbenden. Het is belangrijk om een goede belangenafweging te maken. Hierin moeten de al genomen maatregelen en hun effect op herstel worden meegenomen. Opgemerkt wordt dat bij differentiatie van de kortingspercentages de groepen een verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening nemen. De verdeling van de technische voorziening naar (oud-)deelnemers was per eind december 2015 gelijk aan: Deelnemers 35%. Gewezen deelnemers 37%. Pensioengerechtigden 28%. Voor een indicatie van de kans op korten en de hoogte van de korting om tijdig uit een dekkingstekort te geraken verwijst het bestuur naar de meest recente ALM-studie en haalbaarheidstoets. Juridisch kader De beslissingsbevoegdheid inzake het korten van uitkeringen en aanspraken ligt bij het bestuur. ABTN SBZ pagina 79 94

80 Groepen die door deze maatregel kunnen worden geraakt Deelnemers. Gewezen deelnemers. Pensioengerechtigden. Effectiviteit maatregel op herstel Hoog. 3.7 Samenvatting De volgende tabel geeft een overzicht van de mogelijke maatregelen. De laatste kolom geeft per maatregel aan waar de beslissingsbevoegdheid ligt. Tabel 03.9 Samenvatting Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële positie Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van aanpassing Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde financiële positie gepensioneerden hoog bij gezonde financiële positie Beslissingsbevoegdheid bestuur bestuur Premiebeleid werkgevers gemiddeld Bestuur/sociale partners deelnemers Versoberen regeling 1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners 2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners 3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners 4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners 5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners Korten van uitkeringen en aanspraken deelnemers gewezen deelnemers gepensioneerden 4 : Selectie Dit hoofdstuk geeft de door het bestuur van SBZ gemaakte keuze weer uit de mogelijke maatregelen die in de vorige stap zijn geïnventariseerd. 4.1 Beleggingsbeleid Het bestuur zal in een crisissituatie het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. 4.2 Lagere toeslagverlening Conform het nftk dient het toeslagbeleid toekomstbestendig te zijn. Dit betekent dat toeslagverlening mogelijk is vanaf beleidsdekkingsgraad 110%. Het bestuur heeft er voor gekozen om het toeslaginstrument in te zetten in crisissituaties. Het effect van deze maatregel is hoog en kan ingezet worden zonder toestemming van sociale partners. Gewezen deelnemers ABTN SBZ pagina 80 94

81 kunnen in de toekomst een lagere pensioenuitkering verwachten. Des te jonger deze gewezen deelnemers zijn, des te meer tijd ze hebben om hier op te anticiperen. Pensioengerechtigden verliezen direct koopkracht. 4.3 Wijziging premiebeleid Het bestuur stelt het premiebeleid vast volgens de richtlijnen in de ABTN. Het bestuur moet er altijd voor zorgen dat de premie kostendekkend is. Daarnaast kan het bestuur in een situatie van dekkingstekort kiezen voor een premie die bijdraagt aan herstel tot het minimaal vereist vermogen. In dat geval is toestemming van sociale partners noodzakelijk. In een crisissituatie kan het bestuur in overleg met sociale partners de herstelopslag verhogen. De werkgevers en deelnemers dragen dan ook bij aan herstel door het verhogen van de inkomsten. 4.4 Versobering regeling In een crisissituatie zal het bestuur sociale partners adviseren om de regeling tijdelijk te versoberen om zo meer ruimte te creëren voor een hogere herstelopslag op de premie. Het bestuur zal de sociale partners adviseren om dit te doen door het opbouwpercentage tijdelijk te verlagen. Hierdoor dragen de deelnemers bij aan herstel uit de crisissituatie. Het bestuur zal sociale partners adviseren om geen gebruik te maken van de verlaging van de pensioengrondslag door verhoging van de franchise of door verlaging van het maximum pensioengevend salaris, omdat dit de onderlinge solidariteit tussen hoge en lage inkomens beïnvloedt. Het bestuur zal sociale partners daarnaast ook adviseren om de pensioenleeftijd niet tijdelijk te verhogen als hier geen aanleiding toe is in de wet- en regelgeving. De complexiteit van doorvoering in de administratie en communicatie van de gevolgen van een tijdelijke verhoging van de pensioenleeftijd is naar mening van het bestuur te groot. Dit zal onder meer leiden tot hogere uitvoeringskosten. Om dezelfde reden zal het bestuur ook niet aan sociale partners adviseren om het nabestaandenpensioen op risicobasis te verzekeren. Bovendien is de effectiviteit van deze maatregel laag. 4.5 Korten uitkeringen en aanspraken Het bestuur heeft besloten dat het korten van uitkeringen en aanspraken als uiterste noodmaatregel wordt ingezet. Alvorens tot deze crisismaatregel wordt besloten zal het bestuur de hiervoor genoemde maatregelen zoveel mogelijk willen inzetten. In geval van korting van uitkeringen en aanspraken zal het bestuur bij de hoogte hiervan rekening houden met de belangen van de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en deelnemers. Hierbij zal het bestuur ook de bijdrage in ogenschouw nemen die deelnemers al hebben geleverd in de hoogte van de premie of de versobering van de regeling en die de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden al hebben geleverd in de vorm van koopkrachtverlies door gemiste toeslagen. De volgende tabel geeft een overzicht van de maatregelen na selectie. ABTN SBZ pagina 81 94

82 Tabel 04.1 Maatregelen na selectie Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële positie Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van aanpassing Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde financiële positie gepensioneerden hoog bij gezonde financiële positie Beslissingsbevoegdheid bestuur bestuur Premiebeleid werkgevers gemiddeld Bestuur/sociale partners deelnemers Versoberen regeling 1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners 2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners 3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners 4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners 5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners Korten van uitkeringen en aanspraken deelnemers gewezen deelnemers gepensioneerden 5 : Prioritering Het bestuur van SBZ beschrijft in dit hoofdstuk de prioritering is van de geselecteerde maatregelen. Tevens laat het per maatregel het effect op het herstelplan zien en het effect van het gehele pakket aan maatregelen. Het bestuur streeft naar een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden. Bij de prioritering heeft het bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd in het kader van deze evenwichtige belangenbehartiging: Alle vier groepen belanghebbenden (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers) dragen bij aan het herstel. De lasten worden zo veel mogelijk gelijk verdeeld over de jongeren en ouderen binnen het fonds. Het bestuur beseft daarbij dat de inschatting van de bijdragen van de vier groepen (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers) lastig te maken is. Op totaalniveau is dit uiteraard wel te bepalen, op individueel niveau én in tijdsvolgorde is dit niet altijd goed mogelijk. Desondanks hanteert het bestuur wel het uitgangspunt dat alle vier groepen belanghebbenden bijdragen aan het herstel. Wijze van rekening houden met evenwichtige belangenbehartiging Alle deelnemers krijgen te maken met het effect van een verslechtering van de financiële positie doordat toeslagverlening achterwege blijft. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Gepensioneerden merken dit vanwege de ingegane uitkering welke niet geïndexeerd wordt als eerste. Uitgaande van evenwichtige belangenafweging moeten werkgevers en actieve deelnemers zorg dragen voor een kostendekkende premie en kan gekozen worden voor een premie die bijdraagt aan herstel bij dekkingstekort. Een hogere premie in de vorm van een herstelopslag is daadwerkelijk een bijdrage van werkgevers en actieve deelnemers. Dit beïnvloedt de koopkracht voor actieve deelnemers negatief en zorgt voor een stijging van de loonkosten voor de werkgevers. Versobering van de regeling raakt alleen actieve deelnemers. Dit beïnvloedt hun pensioenuitkering in de toekomst. Versobering om de premie kostendekkend te maken of te voldoen aan de eis tot bijdragen aan herstel ABTN SBZ pagina 82 94

83 is een noodzakelijke maatregel. Een versobering om herstel te bespoedigen wordt gezien als een extra bijdrage van de actieve deelnemers. Als het nodig is om te korten, zal het bestuur alle bovenstaande inspanningen meenemen om tot een zo eerlijk mogelijke verdeling van de korting van aanspraken en uitkeringen te komen tussen de verschillende belanghebbenden. Hieronder worden de scenario s geschetst waarin het fonds in crisissituatie verkeert. 5.1 De UFR of marktrente dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan 10%. Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. 5.2 De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10% Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. 5.3 De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Daarnaast zal het bestuur een herstelplan opstellen. 5.4 Herstel binnen de gestelde termijn is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Indien de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend. Het bestuur zal een wijziging van het premiebeleid voorstellen aan sociale partners en vragen om de regeling tijdelijk te versoberen. Als herstel dan nog niet gehaald kan worden, zal het bestuur besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 11 jaar (11 jaar in 2016, 10 jaar in de jaren daarna). Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig korten. De doorgevoerde korting is in beginsel alleen voor het eerste jaar onvoorwaardelijk. Voor de jaren daarna is de ontwikkeling van de financiële positie van belang. 5.5 De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Indien de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend. 5.6 De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend. 5.7 a. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist vermogen te blijven. Het bestuur zal het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend. Het bestuur zal een wijziging van het premiebeleid voorstellen aan sociale en vragen om de regeling tijdelijk te versoberen. Het bestuur zal sociale partners adviseren om het opbouwpercentage tijdelijk te verlagen. Als de beleidsdekkingsgraad na vijf jaar als nog niet boven de minimaal vereiste dekkingsgraad uit komt, zal ABTN SBZ pagina 83 94

84 het bestuur besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen tot het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 11 jaar (11 jaar in 2016, 10 jaar in de jaren daarna) en is onvoorwaardelijk. Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig korten. 6 : Afronding Dit hoofdstuk geeft antwoord op de negen vragen en is feitelijk Het financieel crisisplan. 6.1 Wanneer is er sprake van een crisis? Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties: a. De marktwaarde - of UFR dekkingsgraad daalt op weekbasis met meer dan 5% of op 4-weekbasis met meer dan 10%. b. De marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%. c. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het vereist vermogen. d. Herstel binnen de gestelde termijn is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen. e. De beleidsdekkingsgraad nadert het minimaal vereist vermogen. f. De beleidsdekkingsgraad raakt onder het niveau van het minimaal vereist vermogen. g. De beleidsdekkingsgraad dreigt vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist vermogen te blijven. 6.2 Bij welke dekkingsgraad kan SBZ er zonder korten niet meer uitkomen? De volgende tabel geeft de kritische dekkingsgraden bij verschillende standen van de lange rente en het overrendement. Tabel 06.1 Kritische dekkingsgraad (maatstaf vereiste dekkingsgraad) Verwachte rente 1% 2% 3% 4% 5% Verwacht overrendement 1% 111,9% 106,9% 101,4% 95,2% 88,5% 2% 101,1% 96,5% 91,5% 85,9% 79,7% 3% 91,1% 87,1% 82,6% 77,6% 71,9% 4% 82,4% 78,7% 74,7% 70,1% 64,9% 5% 74,4% 71,2% 67,6% 63,4% 58,6% De volgende tabel alle mogelijke crisismaatregelen weer. In beginsel zullen de maatregelen tijdelijk worden ingezet. ABTN SBZ pagina 84 94

85 Tabel 06.2 Beschikbare maatregelen Maatregel Belangengroepen Effectiviteit op financiële positie Beleggingsbeleid aanpassen allen afhankelijk van aanpassing Lagere indexatie gewezen deelnemers laag bij ongezonde financiële positie gepensioneerden hoog bij gezonde financiële positie Beslissingsbevoegdheid bestuur bestuur Premiebeleid werkgevers gemiddeld Bestuur/sociale partners deelnemers Versoberen regeling 1. verlagen opbouwpercentage deelnemers gemiddeld sociale partners 2. verhogen franchise deelnemers gemiddeld sociale partners 3. verlagen maximum pensioengrondslag deelnemers gemiddeld sociale partners 4. nabestaandenpensioen op risicobasis deelnemers laag sociale partners 5. verhogen pensioenleeftijd deelnemers gemiddeld sociale partners Korten van uitkeringen en aanspraken deelnemers gewezen deelnemers gepensioneerden 6.4 Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen? Het aanpassen van het beleggingsbeleid is zeer goed mogelijk. Dit geldt ook voor het verlagen van de toeslagen voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Dit is immers staand beleid en volledig de bevoegdheid van het bestuur. Aanpassing van het premiebeleid is afhankelijk van de omstandigheden in de branche en het draagvlak voor aanpassing van het premiebeleid bij de sociale partners en de individuele werkgevers. De uitvoeringsovereenkomsten met de werkgevers bevatten niet de mogelijkheid om een (eenmalige) extra premiestorting te vragen. Dit geldt eveneens voor het versoberen van de regelingen door middel van verlaging van het opbouwpercentage. Het bestuur acht versobering van de regeling door middel van verhogen van de franchise, het verlagen van het maximum van de pensioengrondslag, het wijzigen van het nabestaandenpensioen op spaarbasis naar risicobasis, of het verhogen van de pensioenleeftijd op tijdelijke basis niet realistisch, gezien veranderingen in de solidariteit of de complexe gevolgen voor administratie en communicatie. Het bestuur heeft tot slot de bevoegdheid om de uitkeringen en aanspraken te korten, en acht dit een realistische noodmaatregel. 6.5 Wat is het financiële effect van de maatregelen? Een indicatie van de effecten staat in de tabel met een overzicht van de beschikbare maatregelen. Voor een nadere indicatie wordt verwezen naar de uitkomsten in hoofdstuk 3. Alle maatregelen en financiële effecten zullen door het bestuur worden afgewogen in de brede maatschappelijk context op het moment van de crisis. Het bestuur heeft besloten tot de volgende prioritering: a. Als de marktwaarde - of UFR dekkingsgraad op weekbasis met meer dan 5% daalt of op 4-weekbasis met meer dan 10%, dan zal het bestuur het beleggingsbeleid aan passen als hier aanleiding toe is. b. Als de marge ten opzichte van het vereist vermogen krimpt tot minder dan 10%, dan zal het bestuur het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. ABTN SBZ pagina 85 94

86 c. Als de UFR dekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen raakt, zal het bestuur het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. Indien de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend. Daarnaast zal het bestuur een herstelplan opstellen. d. Als herstel binnen de gestelde termijn niet meer mogelijk is zonder aanvullende maatregelen, zal het bestuur: Het bestuur zal een wijziging van het premiebeleid voorstellen aan sociale en vragen om de regeling tijdelijk te versoberen. Het bestuur zal eerst adviseren om de onvoorwaardelijke toeslag tijdelijk te verlagen. Indien dit niet voldoende is, zal het bestuur de sociale partners adviseren om het opbouwpercentage tijdelijk te verlagen. Besluiten tot korten van de opgebouwde aanspraken en uitkeringen indien herstel als nog niet gehaald kan worden. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 11 jaar (11 jaar in 2016, 10 jaar in de jaren daarna). Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten (afhankelijk van de bijdrage die de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan), maar zal in beginsel alle belanghebbenden evenredig korten. De doorgevoerde korting is in beginsel alleen voor het eerste jaar onvoorwaardelijk. Voor de jaren daarna is de ontwikkeling van de financiële positie van belang. e. Als de beleidsdekkingsgraad het minimaal vereist vermogen nadert, zal het bestuur het beleggingsbeleid verder aanpassen als hier aanleiding toe is. Omdat de dekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen meer verleend. f. Als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist vermogen raakt, zal het bestuur: Het beleggingsbeleid aanpassen als daar aanleiding toe is. g. Als herstel tot het niveau van het minimaal vereist vermogen niet binnen vijf jaar mogelijk is zonder aanvullende maatregelen of korten, zal het bestuur: Het bestuur zal een wijziging van het premiebeleid voorstellen aan sociale en vragen om de regeling tijdelijk te versoberen. Na vijf jaar besluiten tot korten van de aanspraken en uitkeringen, indien herstel met voorgaande maatregelen niet gehaald is. Deze korting kan uitgesmeerd worden over maximaal 11 jaar (11 jaar in 2016, 10 jaar in de jaren daarna) en is onvoorwaardelijk. Het bestuur kan besluiten gedifferentieerd te korten. Dit besluit is afhankelijk van de bijdrage die de verschillende belanghebbenden al hebben gedaan. De tabel met kritische dekkingsgraden is afhankelijk van de maatregelen die het bestuur kan nemen. 6.6 Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging? Het bestuur streeft naar een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden. Bij de prioritering heeft het bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd in het kader van deze evenwichtige belangenbehartiging: Alle vier groepen belanghebbenden (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers) dragen bij aan het herstel. De lasten worden zo veel mogelijk gelijk verdeeld over de jongeren en ouderen binnen het fonds. Het bestuur beseft daarbij dat de inschatting van de bijdragen van de vier groepen (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers) lastig te maken is. Op totaalniveau is dit uiteraard wel te bepalen, op individueel niveau én in tijdsvolgorde is dit niet altijd goed mogelijk. Desondanks hanteert het bestuur wel het uitgangspunt dat alle vier groepen belanghebbenden bijdragen aan het herstel. Onderstaand zijn de belangrijkste overwegingen gegeven. Alle deelnemers krijgen te maken met het effect van een verslechtering van de financiële positie doordat toeslagverlening achterwege blijft. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Gepensioneerden merken dit vanwege de ingegane uitkering welke niet geïndexeerd wordt als eerste. ABTN SBZ pagina 86 94

87 Aanvullend wordt een bijdrage aan werkgevers en deelnemers gevraagd door de premie te verhogen. Dit beïnvloedt de koopkracht voor deelnemers negatief en zorgt voor een stijging van de loonkosten voor de werkgevers. Voor deze bijdrage is voorafgaande instemming van sociale partners en de individuele werkgevers noodzakelijk. Daarna zullen de deelnemers bijdragen in de vorm van versobering van de regeling in de vorm van een lagere pensioenopbouw of een lagere onvoorwaardelijke indexering. Dit beïnvloedt hun pensioenuitkering in de toekomst. Als het nodig is om te korten, zal het bestuur alle bovenstaande inspanningen meenemen om tot een zo eerlijk mogelijke verdeling van de korting van aanspraken en uitkeringen te komen tussen de verschillende belanghebbenden. Daarnaast zal het bestuur hierbij in overweging nemen hoe de tekorten zijn ontstaan. 6.7 Hoe en wanneer wordt met de belanghebbende gecommuniceerd in een crisissituatie? Communicatie in proces bestuurlijk totstandkoming Het bestuur heeft de voormalige deelnemersraad om advies gevraagd vóór vaststelling van de ABTN per 1 januari 2012 en vóór vaststelling van het financieel crisisplan. De voormalige deelnemersraad heeft het bestuur hierover positief geadviseerd. Na vaststelling van de ABTN en het financieel crisisplan, is het financieel crisisplan opgenomen als bijlage 3 van de ABTN. DNB wordt geïnformeerd over de ABTN 2016, inclusief financieel crisisplan, door deze toe te sturen. Jaarlijks wordt de geactualiseerde ABTN achteraf besproken met het verantwoordingsorgaan. Communicatie over bestaan en inhoud financieel crisisplan Over de inhoud van dit financieel crisisplan is op verschillende wijzen gecommuniceerd richting verschillende partijen: De meest recente ABTN is beschikbaar via de website. Het financieel crisisplan maakt hier onderdeel van uit (bijlage 3). Op de website zal een tekst worden opgenomen met een vereenvoudigde versie van het financieel crisisplan. Hierin komen vragen aan bod als wat is een financieel crisisplan, wat is het verschil met een herstelplan, wanneer is sprake van een crisis, welke maatregelen kan een pensioenfonds nemen en hoe zien die eruit, hoe komt de keuze voor een maatregel tot stand en welke volgorde geldt daarbij en hoe blijf ik op de hoogte tijdens een crisis. De inhoud van het financieel crisisplan heeft het bestuur schriftelijk gedeeld met sociale partners (juni 2015). Communicatie in geval van een crisissituatie Ten aanzien van communicatie in een crisissituatie geldt het volgende: Indien communicatie in geval van een crisissituatie gewenst/noodzakelijk is, valt dit onder de reguliere communicatieactiviteiten zoals opgenomen in het communicatiejaarplan. De dekkingsgraad publiceert SBZ maandelijks op de website. Indien opportuun, wordt in deze maandelijkse berichtgeving aandacht besteed aan genomen of te nemen crisismaatregelen. Deze informatie is beschikbaar voor iedere bezoeker van de website en daarmee voor iedere betrokkene en geïnteresseerde. Het bestuur kan in een crisissituatie diverse maatregelen treffen. Als hiervoor wordt gekozen wordt over deze maatregelen als volgt gecommuniceerd: Aanpassing van het beleggingsbeleid communiceert het bestuur in beginsel via de website (maandelijks bericht dekkingsgraad) en zo mogelijk schriftelijk (via de pensioenkrant). Deze informatie is beschikbaar voor iedere bezoeker van de website en daarmee voor iedere betrokkene en geïnteresseerde. Over aanpassingen van het beleggingsbeleid door het bestuur wordt verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Als sprake is van een wijziging van het premiebeleid of versobering van de regeling, zal het bestuur actief en schriftelijk de deelnemers en werkgevers vooraf informeren. Dergelijke aanpassingen door het bestuur worden (vooraf) afgestemd met sociale partners en de individuele werkgevers. Instemming van deze partijen is noodzakelijk. ABTN SBZ pagina 87 94

88 In geval van communicatie rondom het korten van aanspraken en uitkeringen zal het bestuur actief en schriftelijk de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers vooraf informeren, waarbij de wettelijke eisen in acht worden genomen. In geval van een besluit tot korten van aanspraken en uitkeringen door het bestuur wordt verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. Met betrekking tot de toeslagenstaffel (indexatie) voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers wordt al regulier (schriftelijk richting betrokkenen) gecommuniceerd volgens de voorschriften en via de website. Inzake toeslagverlening wordt verantwoording afgelegd aan het verantwoordingsorgaan. 6.8 Hoe werkt het besluitvormingsproces? Als er een crisissituatie ontstaat, treedt het reglement crisiscommissie in werking. De commissie informeert binnen 24 uur na inwerkingtreding van dit reglement het bestuur en de voorzitter van het verantwoordingsorgaan dat het reglement in werking is getreden. De crisiscommissie legt standaard na iedere vergadering verantwoording af aan het bestuur. De notulen van de vergadering worden binnen een week beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De adviezen- en actielijst van iedere vergadering wordt binnen 24 uur na de vergadering schriftelijk beschikbaar gesteld aan het bestuur en de voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De commissie adviseert het bestuur over de mogelijk op korte termijn te nemen (nood)maatregelen als beschreven in dit plan. Het bestuur dient, nadat zij de door de commissie is geadviseerd, uiterlijk binnen 24 uur te besluiten bij volstrekte meerderheid of zij het advies van de commissie opvolgt. Door het bestuur wordt bepaald op welke wijze op advies van de commissie genomen besluiten worden doorgeleid naar het verantwoordingsorgaan ter advisering, conform hetgeen is vastgelegd in de statuten en het reglement van het verantwoordingsorgaan. Voor verdere details verwijzen wij u graag naar het reglement crisiscommissie. 6.9 Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het financieel crisisplan vormgegeven? Jaarlijks zal het bestuur het financieel crisisplan als bijlage bij de ABTN evalueren en zo nodig aanpassen. ABTN SBZ pagina 88 94

89 Bijlage 5 Uitbestedingsbeleid ABTN SBZ pagina 89 94

90 ABTN SBZ pagina 90 94

Actuariële en bedrijfstechnische nota 2018 SBZ Pensioen

Actuariële en bedrijfstechnische nota 2018 SBZ Pensioen Actuariële en bedrijfstechnische nota 2018 SBZ Pensioen SBZ Pensioen is een handelsnaam van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars kvk 41178751 INHOUD 1) Inleiding 3 2) Pensioenregeling 4

Nadere informatie

Actuariële en bedrijfstechnische nota 2019 SBZ Pensioen

Actuariële en bedrijfstechnische nota 2019 SBZ Pensioen Actuariële en bedrijfstechnische nota 2019 SBZ Pensioen INHOUD 1) Inleiding 3 2) Pensioenregelingen 4 3) Financiële opzet 9 4) Vermogen 27 5) Beleggingsbeleid 30 6) De organisatie van SBZ Pensioen 40 7)

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE 1 INHOUDSOPGAVE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN Inhoudsopgave BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN... 3 ARTIKEL 1. AANSPRAKEN... 3 ARTIKEL 2. VARIABEL PENSIOENGEVEND

Nadere informatie

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Dit financieel crisisplan is geschreven in het kader van artikel 145 van de Pensioenwet. Het crisisplan maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste en integere

Nadere informatie

10. Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets

10. Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets 10. Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets Conform de Pensioenwet dient het bestuur van een pensioenfonds de doelstellingen en beleidsuitgangspunten (waaronder de risicohouding) van het pensioenfonds

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds van de Grolsche Bierbrouwerij, statutair gevestigd te Enschede, hierna te noemen: "het Fonds"

Stichting Pensioenfonds van de Grolsche Bierbrouwerij, statutair gevestigd te Enschede, hierna te noemen: het Fonds Uitvoeringsovereenkomst 2018 Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V., statutair gevestigd te Enschede, hierna te noemen: "de Werkgever" en Stichting Pensioenfonds van de Grolsche Bierbrouwerij, statutair

Nadere informatie

Financieel crisisplan

Financieel crisisplan Financieel crisisplan Inleiding In Artikel 145 van de Pensioenwet wordt voorgeschreven dat de ABTN een financieel crisisplan moet bevatten. Artikel 29b van het besluit FTK geeft hier een nadere uitwerking

Nadere informatie

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016 Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016 Er zijn drie DEPF pensioenreglementen: 67, 65 en VP. - Onder het 67-reglement zijn een basisregeling en een overgangsregeling opgenomen. - Voor het 65-reglement

Nadere informatie

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn: Crisisplan ABTN Bijlage 4 Inleiding In hoofdstuk 9 van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) - Het weerstandsvermogen van het pensioenfonds, sturingsmiddelen en beleidskader - zijn de risico

Nadere informatie

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015 Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015 Er zijn drie DEPF pensioenreglementen: 67, 65 en VP. - Onder het 67-reglement zijn een basisregeling en een overgangsregeling opgenomen. - Voor het 65-reglement

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN Februari 2011 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1.

Nadere informatie

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Premiebeleid 1. Definities Kostendekkende Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Gedempte Premie gebaseerd op gemiddelde rente curves, waardoor de invloed van

Nadere informatie

Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets

Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets Conform de Pensioenwet dient het bestuur van een pensioenfonds de doelstellingen en beleidsuitgangspunten (waaronder de risicohouding) van het pensioenfonds

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland. Uitvoeringsreglement als bedoeld in artikel 11f van de Pensioenwet ambtenaren BES

Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland. Uitvoeringsreglement als bedoeld in artikel 11f van de Pensioenwet ambtenaren BES Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland Uitvoeringsreglement als bedoeld in artikel 11f van de Pensioenwet ambtenaren BES Juni 2017 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen... 3 Artikel 1 Algemene

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE 1 INHOUDSOPGAVE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN... 3 ARTIKEL 1. AANSPRAKEN... 3 ARTIKEL 2. VARIABEL PENSIOENGEVEND SALARIS...

Nadere informatie

Startbrief SBZ 1. Inhoud van de basispensioenregeling.

Startbrief SBZ 1. Inhoud van de basispensioenregeling. Startbrief SBZ Inhoudsopgave: 1. Inhoud van de basispensioenregeling. 2. Flexibele elementen pensioenregeling. 3. De toeslagverlening. 4. Opvragen van informatie. 5. Het functioneren van de pensioenuitvoerder.

Nadere informatie

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Premie Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Premie Hoofdstukindeling Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Premie - 2018 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding 2. Beschrijving financiële crisissituaties 3. Kritische

Nadere informatie

Haalbaarheidstoets 2018

Haalbaarheidstoets 2018 Haalbaarheidstoets 2018 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw Caroline Bosch 7 juni 2018 Copyright 2018 Sprenkels & Verschuren. Geen enkele reproductie van het document of een deel van het document

Nadere informatie

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Dit financieel crisisplan is geschreven in het kader van artikel 145 van de Pensioenwet. Het crisisplan maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste en integere

Nadere informatie

HERSTELPLAN 31 maart 2009

HERSTELPLAN 31 maart 2009 HERSTELPLAN 31 maart 2009 Naam pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Akzo Nobel Nummer fonds: 07781 Dekkingsgraad per 31 december 2008: 95,6% Status financiële positie (reservetekort, dekkingstekort):

Nadere informatie

UITVOERINGSOVEREENKOMST

UITVOERINGSOVEREENKOMST UITVOERINGSOVEREENKOMST Honeywell B.V., statutair gevestigd te Amsterdam statutair gevestigd te s-hertogenbosch ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door P. Jonkhout, hierna te noemen: de werkgever;

Nadere informatie

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring Bavaria Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring Bavaria Hoofdstukindeling Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring Bavaria - 2018 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding 2. Beschrijving financiële crisissituaties

Nadere informatie

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen Voor de werknemers in dienst van Tronox Pigments (Holland) B.V. te Rotterdam-Botlek Looptijd 1 januari 2015 t/m 31 december 2019 Tronox Pigments (Holland)

Nadere informatie

Financieel crisisplan Stichting Achmea Algemeen Pensioenfonds Collectiviteitskring Bavaria 2017 Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan Stichting Achmea Algemeen Pensioenfonds Collectiviteitskring Bavaria 2017 Hoofdstukindeling Financieel crisisplan Stichting Achmea Algemeen Pensioenfonds Collectiviteitskring Bavaria 2017 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan van Stichting Achmea Algemeen Pensioenfonds (Centraal Beheer

Nadere informatie

Uitvoeringsovereenkomst

Uitvoeringsovereenkomst Uitvoeringsovereenkomst Stichting Pensioenfonds Ardagh Nederland, gevestigd te Dongen, hierna te noemen het fonds en de dochterondernemingen van Ardagh Group Netherlands B.V., gevestigd te Dongen, te weten:

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma pensioenregeling A, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland,

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van 27339. Stichting Pensioenfonds

Nadere informatie

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV Versie 1.0 17 juni 2015 Auteur: Corné van Bokhoven Status: vastgesteld door bestuur Inleiding Nadat Stichting Pensioenfonds DHV in 2008 in dekkingstekort kwam heeft

Nadere informatie

Overige. Wijziging rente. Rendement. Toeslagen. Uitkeringen. Premies

Overige. Wijziging rente. Rendement. Toeslagen. Uitkeringen. Premies Memo Aan : Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en de Meubileringsbedrijven Van : Remco Dijkstra Datum : 08 maart 2019 Betreft : Herstelplan 2019 Kenmerk : SV-2019-0379

Nadere informatie

BIJLAGE 7: Financieel crisisplan Stichting Jan Huysman Wz. Fonds

BIJLAGE 7: Financieel crisisplan Stichting Jan Huysman Wz. Fonds BIJLAGE 7: Financieel crisisplan Stichting Jan Huysman Wz. Fonds Inleiding In hoofdstuk 9 van deze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) (Het weerstandsvermogen van het fonds, inzet van sturingsmiddelen)

Nadere informatie

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG PPF APG Herstelplan versie: juni 2015 Herstelplan PPF APG 2015 juni 2015 1. Inleiding In dit herstelplan 2015 voor PPF APG leest u eerst welke uitgangspunten

Nadere informatie

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan van Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding

Nadere informatie

Samenvatting DEPF reglementen

Samenvatting DEPF reglementen Samenvatting DEPF reglementen Er zijn drie DEPF pensioenreglementen: 67, 65 en VP. - Onder het 67-reglement zijn een basisregeling en een overgangsregeling opgenomen. - Voor het 65-reglement geldt dat

Nadere informatie

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016 WELKOM Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016 Agenda Opening Nieuws vanuit het bestuur Hoe staat het fonds ervoor? Pensioen: wat is er gewijzigd en wat betekent dat?

Nadere informatie

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van: Financieel Crisisplan 1. Elementen crisisplan In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van: vereist eigen vermogen (ultimo 2011

Nadere informatie

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Koopkracht Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Koopkracht Hoofdstukindeling Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Koopkracht - 2018 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding 2. Beschrijving financiële crisissituaties 3.

Nadere informatie

Procedure toetsing premie, bijlage 3 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Procedure toetsing premie, bijlage 3 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Feitelijke premie In de uitvoeringsovereenkomst tussen de vennootschap en het pensioenfonds wordt bepaald dat de vennootschap jaarlijks een vaste premie ter beschikking stelt. Deze premie wordt vastgesteld

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Financieel crisisplan 2015 1 Inhoudsopgave 1.1 Inleiding en onderdelen financieel crisisplan... 3 1.1.1 Inleiding... 3 1.1.2 Relatie financieel crisisplan met de doelstelling

Nadere informatie

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds TrueBlue

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds TrueBlue Stichting Bedrijfstakpensioenfonds TrueBlue Uitvoeringsreglement Dit uitvoeringsreglement is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds TrueBlue administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.

Nadere informatie

Financieel crisisplan CB APF Kring Premie 2017 Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan CB APF Kring Premie 2017 Hoofdstukindeling Financieel crisisplan CB APF Kring Premie 2017 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan van CB APF bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding 2. Beschrijving financiële crisissituaties 3. Kritische

Nadere informatie

Herstelplan ultimo 2016

Herstelplan ultimo 2016 Stichting Pensioenfonds NIBC Herstelplan ultimo 2016 16 juni 2017 - samenvatting (1) - Het Pensioenfonds NIBC (PF NIBC) verkeert sinds 30 juni 2015 in een tekort situatie en daarom dient jaarlijks het

Nadere informatie

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Aanvullend pensioenreglement Excedent middelloon Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon " STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG voor de werknemers geboren op of na 1 januari 1950 ORSIMA April 2018 1 Voorwoord

Nadere informatie

Financieel crisisplan CB APF Kring Stabiliteit 2017 Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan CB APF Kring Stabiliteit 2017 Hoofdstukindeling Financieel crisisplan CB APF Kring Stabiliteit 2017 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan van CB APF bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding 2. Beschrijving financiële crisissituaties 3. Kritische

Nadere informatie

Pensioenen... Herstelplan 2017

Pensioenen... Herstelplan 2017 Pensioenen.............................................. Herstelplan 2017 30 maart 2017 HERSTELPLAN Stichting Pensioenfonds Vopak (hierna: het pensioenfonds) verkeert sinds 1 januari 2016 in een situatie

Nadere informatie

Kemira Rotterdam B.V.

Kemira Rotterdam B.V. Kemira Rotterdam B.V. Collectieve arbeidsovereenkomst over pensioenen 2014-2018 Pagina 1 van 9 COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OVER PENSIOENEN Ondergetekenden: Kemira Rotterdam B.V. te Botlek-Rotterdam

Nadere informatie

Financieel crisisplan

Financieel crisisplan In werking : 1 oktober 2018 Inhoudsopgave 1. Beschrijving crisissituatie 3 2. Beleidsdekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen 4 3. Maatregelen die ter beschikking staan

Nadere informatie

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE 1 INHOUDSOPGAVE BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN...3 Artikel 1. DEELNEMERS...4 Artikel 2. AANSPRAKEN...4 Artikel 3. AANVRAAG EN TOEKENNING WAO-HIATEN-PENSIOEN...4

Nadere informatie

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015 Belanghebbendenvergadering 24 september 2015 Agenda 1. Opening 2. Actuele ontwikkelingen Ballast Nedam N.V. 3. Jaarverslag 2014 4. Nieuwe pensioenregelgeving en herstelplan 5. Toekomst pensioenfonds 6.

Nadere informatie

Bijlagen. Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. Versie 1 januari 2013 PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN

Bijlagen. Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. Versie 1 januari 2013 PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland Bijlagen PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12 E NOTA VAN WIJZIGING Versie 1 januari

Nadere informatie

Deelnemersbijeenkomsten. Grolsch Pensioenfonds

Deelnemersbijeenkomsten. Grolsch Pensioenfonds Deelnemersbijeenkomsten Grolsch Pensioenfonds 11 april 2016 Programma Welkom en Pensioen in het kort Eveline Paternotte Organisatie en kerncijfers Han Thoman 10 minuten Financiële positie en fondsbeleid

Nadere informatie

Herstelplan ultimo 2017

Herstelplan ultimo 2017 Stichting Pensioenfonds NIBC Herstelplan ultimo 2017 3 juli 2018 - samenvatting (1) - Het Pensioenfonds NIBC (PF NIBC) verkeert sinds 30 juni 2015 in een tekort situatie en daarom dient jaarlijks het Herstelplan

Nadere informatie

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2017 Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelname 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

1. Definities Zuivere Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

1. Definities Zuivere Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Premiebeleid 1. Definities Zuivere Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Gedempte premie Premie gebaseerd op gemiddelde rente curves, waardoor

Nadere informatie

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10 Staat/formulier K50 blad 2 Datum in herstel (ddmmjj) 324 2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 0 Onderbouwing gekozen hersteltermijn 3 Het bestuur heeft, na consultatie met de achterbannen (werkgever, werknemers

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING

PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland Bijlagen PENSIOENREGLEMENT UNISYS PENSIOENKAPITAALPLAN PENSIOENREGLEMENT UNISYS COMBI PENSIOEN UNISYS PENSIOENREGLEMENT, 12E NOTA VAN WIJZIGING Versie 1 januari

Nadere informatie

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Inhoud REGLEMENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING VOORZIENINGSFONDS GETRONICS Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 1

Nadere informatie

Toeslagverlening Uitgave mei 2015

Toeslagverlening Uitgave mei 2015 Toeslagverlening Uitgave mei 2015 Disclaimer De in deze brochure verstrekte informatie van Stichting Pensioenfonds Sabic, gevestigd te Sittard (het pensioenfonds ) is van algemene aard, uitsluitend indicatief

Nadere informatie

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Stabiliteit Hoofdstukindeling

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Stabiliteit Hoofdstukindeling Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Stabiliteit - 2018 Hoofdstukindeling Het financieel crisisplan bevat de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding 2. Beschrijving financiële crisissituaties 3.

Nadere informatie

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2016

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2016 Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2016 Inleiding Als, conform artikel 2 of artikel 6 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, vrijstelling kan worden verkregen,

Nadere informatie

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Herstelplan per 31 augustus 2011 Naam pensioenfonds: Bedrijfspensioenfonds Nummer fonds: 10565 Dekkingsgraad per 31-8-2011: Dekkingsgraad per ultimo augustus 2011 is 102,5%. Status financiële positie (reservetekort,

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement Bijlage B Overzicht maximum pensioengevend salaris, grenssalaris, franchise en maximum uitkeringsloon WIA: Datum Maximum pensioengevend salaris Grenssalaris Franchise Maximum uitkeringsloon WIA 1 januari

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming> STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Legenda Blauw = invullen

Nadere informatie

Uw persoonlijke gegevens De heer X. Deelnemer Geboren op: 2 januari 1972 Deelnemersnummer: Uw partner Y. Partner Geboren op: 5 februari 1975

Uw persoonlijke gegevens De heer X. Deelnemer Geboren op: 2 januari 1972 Deelnemersnummer: Uw partner Y. Partner Geboren op: 5 februari 1975 pagina 1 van 7 Uniform Pensioenoverzicht 2019 Stand per: 1 januari 2019 Uw persoonlijke gegevens De heer X. Deelnemer Geboren op: 2 januari 1972 Deelnemersnummer: 999999 Relatienummer: xyz123456 Uw partner

Nadere informatie

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Uitvoeringsreglement. Bladnummer 1 van 12

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Uitvoeringsreglement. Bladnummer 1 van 12 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie Uitvoeringsreglement Bladnummer 1 van 12 INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen...3 Artikel 1.1 Definities...3 Hoofdstuk

Nadere informatie

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) 31.12.14 1.2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) 31.12.14 1.2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10 Staat/formulier K0 blad 2 Datum in herstel (ddmmjj) 2 2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 0 Onderbouwing gekozen hersteltermijn Er is voor een termijn van 0 jaar gekozen omdat een relatief lange termijn

Nadere informatie

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2016 Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelneming 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V.

UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V. STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V. De ondergetekenden: Stichting Pensioenfonds Sagittarius, gevestigd te Bussum aan de Brediusweg 57A, hierna te noemen

Nadere informatie

Toeslagverlening. Versie

Toeslagverlening. Versie Toeslagverlening Versie 23-02-2017 Versie 23-02-2017 Toeslagverlening Waarom toeslagverlening? Toeslag is een manier om te zorgen dat de pensioenen hun koopkracht behouden. Toeslag wordt ook wel indexatie

Nadere informatie

UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V.

UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V. UITVOERINGSOVEREENKOMST MET REXEL NEDERLAND B.V. STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS 1 De ondergetekenden: Stichting Pensioenfonds Sagittarius, gevestigd te Bussum aan de Brediusweg 57A, hierna te noemen

Nadere informatie

Financieel crisisplan. Voorwoord. Inleiding. 1. Beschrijving financiële crisissituatie

Financieel crisisplan. Voorwoord. Inleiding. 1. Beschrijving financiële crisissituatie Financieel crisisplan November 2016 Voorwoord Voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 zijn met de werkgever afspraken gemaakt over een bijstortingsgarantie (en een terugstortingsverplichting

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland

Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland Uitvoeringsovereenkomst Partijen bij deze overeenkomst: De Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen:

Nadere informatie

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Postbus 194 3454 ZK DE MEERN Versie

Nadere informatie

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010 Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010 Agenda 1. Opening, mededelingen en ingekomen stukken 2. Pensioenregeling uitgevoerd door BNPF 3. Vergelijking andere pensioenfondsen 4. Herstelplan

Nadere informatie

Herstelplan 2016. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Herstelplan 2016. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG) Herstelplan 2016 Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG) Onderwerp: Herstelplan PPF APG 2016 Datum: 10 maart 2016 1. Inleiding Deze notitie geeft een overzicht van de uitgangspunten die gehanteerd

Nadere informatie

Aanvullend reglement

Aanvullend reglement Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) 2019 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Pensioenopbouw boven de Salarisgrens

Nadere informatie

Uitvoeringsovereenkomst

Uitvoeringsovereenkomst Uitvoeringsovereenkomst Stichting Pensioenfonds Ardagh Nederland, gevestigd te Dongen, hierna te noemen het fonds en de dochterondernemingen van Ardagh Group Netherlands B.V., gevestigd te Dongen, te weten:

Nadere informatie

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen.

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen. Aan Van Cc Het bestuur van Stichting Pensioenfonds ANWB AZL Actuariaat (Monique van Run en Valerie Heuvelmans) Dirk Meijwaard, fondsmanager Onderwerp Herstelplan 2019 Datum 7 maart 2019 Inleiding Omdat

Nadere informatie

Pensioenen... Crisisplan 2015

Pensioenen... Crisisplan 2015 Pensioenen.............................................. Crisisplan 2015 17 september 2015 INHOUD Inleiding... 1 Beschrijving van de financiële crisis... 1 Kritische dekkingsgraad... 2 Maatregelen die

Nadere informatie

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015 In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015 Inhoud Inleiding 3 1. Beschrijving crisissituatie 3 2. Beleidsdekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen

Nadere informatie

UITVOERINGSOVEREENKOMST. tussen Stichting IKEA Pensioenfonds en Inter IKEA Systems B.V. en Inter IKEA Services B.V.

UITVOERINGSOVEREENKOMST. tussen Stichting IKEA Pensioenfonds en Inter IKEA Systems B.V. en Inter IKEA Services B.V. UITVOERINGSOVEREENKOMST tussen Stichting IKEA Pensioenfonds en Inter IKEA Systems B.V. en Inter IKEA Services B.V. ter vastlegging van een uitkeringsovereenkomst Overwegende: 1) dat sociale partners per

Nadere informatie

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018 Pensioenbijeenkomst 22 maart 2018 Programma Welkom! Het fonds - mensen en cijfers* Financiële positie en beleid* Pensioenregeling en keuzes Actualiteiten 5 minuten 15 minuten 10 minuten 5 minuten Vragen?

Nadere informatie

Kemira Rotterdam B.V.

Kemira Rotterdam B.V. Kemira Rotterdam B.V. Collectieve arbeidsovereenkomst over pensioenen 2019-2023 Pagina 1 van 7 COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OVER PENSIOENEN Ondergetekenden: Kemira Rotterdam B.V. te Botlek-Rotterdam

Nadere informatie

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Actuariële en bedrijfstechnische nota Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars Postbus 194 3454 ZK DE MEERN Definitieve

Nadere informatie

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren: Vastgesteld door het bestuur op 16 mei 2012 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Beschrijving crisissituatie... 3 3. Dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen... 4 4. Maatregelen

Nadere informatie

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram 02 verkort in beeld 03 Ontwikkelingen 05 08 10 Pensioenen Beleggingen Organogram Aantal deelnemers dat pensioen opbouwt Aantal personen dat een ouderdomspensioen ontvangt Aantal deelnemers met slapende

Nadere informatie

12 maart Stichting Pensioenfonds Forbo T.a.v. het bestuur Postbus AA KROMMENIE. Betreft: herstelplan per 1 januari 2018

12 maart Stichting Pensioenfonds Forbo T.a.v. het bestuur Postbus AA KROMMENIE. Betreft: herstelplan per 1 januari 2018 Correspondentieadres: Postbus 75201, 1070 AE Amsterdam, Nederland T.a.v. het bestuur Postbus 13 1560 AA KROMMENIE Ref.:SvW/650078/A180177 Betreft: herstelplan per 1 januari 2018 Geachte leden van het bestuur,

Nadere informatie

Pensioenen... Herstelplan 2016

Pensioenen... Herstelplan 2016 Pensioenen.............................................. Herstelplan 2016 23 maart 2016 HERSTELPLAN Stichting Pensioenfonds Vopak (hierna: het pensioenfonds) verkeert op 1 januari 2016 in een situatie

Nadere informatie

Brochure. Toeslagverlening

Brochure. Toeslagverlening Brochure Toeslagverlening Toeslagverlening Waarom toeslagverlening? Toeslag is een manier om te zorgen dat de pensioenen hun koopkracht behouden. Toeslag wordt ook wel indexatie genoemd. Door pensioenen

Nadere informatie

Versie: Financieel Crisisplan Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Versie: Financieel Crisisplan Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot Versie: 2018-12-13 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Financiële crisis... 3 3. Kritische dekkingsgraad... 5 4. Beschikbare maatregelen, inzetbaarheid en effectiviteit... 5 5. Prioritering... 10 6. Evenwichtige

Nadere informatie

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015 Toeslagverlening Uitgave mei 2015 Disclaimer De in deze brochure verstrekte informatie van Stichting Pensioenfonds DSM Nederland, gevestigd te Heerlen (het pensioenfonds ) is van algemene aard, uitsluitend

Nadere informatie

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2017

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2017 Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2017 Inleiding Als, conform artikel 2 of artikel 6 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, vrijstelling kan worden verkregen,

Nadere informatie

Herstelplan PME 2015. Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015

Herstelplan PME 2015. Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015 Herstelplan PME 2015 Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015 1 PME Herstelplan 2015 dekkingraadsjabloon inclusief onderbouwing Dit document bevat het dekkingsgraadsjabloon dat deel uitmaakt

Nadere informatie

Supplement bij uitvoeringsovereenkomst d.d. 31 december 2012 hoofdlijnenakkoord tussen IBM Nederland B.V. en Stichting Pensioenfonds IBM Nederland

Supplement bij uitvoeringsovereenkomst d.d. 31 december 2012 hoofdlijnenakkoord tussen IBM Nederland B.V. en Stichting Pensioenfonds IBM Nederland De ondergetekenden: IBM Nederland B.V., statutair gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen IBM, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar Country General Manager, de heer H.J. van Dorenmalen; en

Nadere informatie

Dekkingsgraadsjabloon inclusief DC kapitaal Stichting Pensioenfonds TNO

Dekkingsgraadsjabloon inclusief DC kapitaal Stichting Pensioenfonds TNO Dekkingsgraadsjabloon inclusief DC kapitaal Stichting Pensioenfonds TNO Dit document bevat het dekkingsgraadsjabloon inclusief DC kapitaal voor Stichting Pensioenfonds TNO. De uitgangspunten die ten grondslag

Nadere informatie

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Beleggingen Het totaal rendement over het afgelopen boekjaar 2010 is uitgekomen op 15,6%. Als we naar de onderverdeling kijken zien we het

Nadere informatie

en Ardagh Metal Packaging Netherlands B.V.

en Ardagh Metal Packaging Netherlands B.V. Versie 2017 tussen en Ardagh Metal Packaging Netherlands B.V. Versie 2017 Zutphenseweg 51 Postbus 318 7400 AH Deventer Telefoon : 0570-682116 Fax : 0570-682019 Email : info@sptdv.nl Internet : www.sptdv.nl

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG GELDEND VANAF 1 JANUARI 2006 April 2015 OVERGANGSREGELING

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Xerox

Stichting Pensioenfonds Xerox Financieel crisisplan Stichting Pensioenfonds Xerox 1 juli 2015 Artikel 1 ~ Inleiding Het bestuur heeft besloten om een financieel crisisplan op te stellen. Dit is een beschrijving van maatregelen die

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015 PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN Juni 2015 ARTIKEL 1 Begripsbepalingen De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in

Nadere informatie

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Voorwoord De verplichte pensioenregeling

Nadere informatie