Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Algemene Raad Nr Samenstelling: Leden: Weisglas (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Voorhoeve (VVD), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), ondervoorzitter, De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Patijn (VVD), voorzitter, Van den Akker (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (Groen- Links), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Weekers (VVD), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Van Dok-van Weele (PvdA). Plv. leden: Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Örgü (VVD), Klein Molekamp (VVD), Remak (VVD), Ter Veer (D66), Van Bommel (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Graaf (D66), Valk (PvdA), Van der Knaap (CDA), Waalkens (PvdA), Verbugt (VVD), Balkenende (CDA), Mosterd (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Zijlstra (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Crone (PvdA), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Gortzak (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Apostolou (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Voorhoeve (VVD), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Van der Knaap (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Wilders (VVD). Plv. leden: Dijkstal (VVD), Bolkestein (VVD), De Graaf (D66), Van t Riet (D66), Rouvoet (RPF), Belinfante (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Patijn (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Zijlstra (PvdA), Eurlings (CDA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Harrewijn (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Remak (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Van den Akker (CDA), Leers (CDA), Vendrik (GroenLinks), Feenstra PvdA), Balemans (VVD). VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 17 mei 1999 De algemene commissie voor Europese Zaken 1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken 2 hebben op 22 april 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Benschop van Buitenlandse Zaken over: verslag van de Algemene Raad van 22 maart 1999 ( , nr. 288), voorzover niet reeds aan de orde geweest in het plenair debat van 30 maart jl. over de resultaten van de Europese Raad van Berlijn; agenda van de Algemene Raad van 26 en 27 april 1999 (EU-99 77/BUZA ). Van het overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Hoekema (D66) ging ervan uit dat de noodsituatie in Kosovo en de hulp aan de vluchtelingen in de regio uitgebreid aan de orde zullen komen in de Algemene Raad. Daarvoor is elders al uitvoerig met het kabinet gedebatteerd. Hij wees erop dat het in Berlijn gesloten interinstitutioneel akkoord (IIA) inzake de begrotingsdiscipline zal gaan knellen naarmate de uitgaven voor extern beleid en noodsituaties, bijvoorbeeld op de Balkan, toenemen. In dit verband vroeg hij naar de stand van zaken bij de onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Algemene Raad over de aan het parlement te bieden ruimte voor flexibiliteit voor verhoging van het bedrag voor intern beleid en administratieve uitgaven en over de als niet-verplicht te verklaren landbouwuitgaven. Het Europees Parlement heeft terecht bezwaar gemaakt tegen onderdelen van «Berlijn». Mede gelet op de situatie in Kosovo en de daardoor dreigende marginalisering van Rusland, onderstreepte de heer Hoekema het belang van het document over de gemeenschappelijke strategie ten opzichte van Rusland. Wat is de inzet van de regering op dit punt, waar zal het document over gaan en kan de Kamer er inzage in krijgen? Met betrekking tot de handelspolitieke spanningen tussen de EU en de VS hoopte de heer Hoekema dat het pleidooi van de Nederlandse regering voor aanpassing van de gemeenschappelijke marktverordening voor bananen door de EU zal worden overgenomen en dat de EU geen beroep tegen het WTO-besluit zal aantekenen. Op het punt van het hormonendossier vroeg hij of er nog mogelijkheden zijn om een verdere ernstige KST35228 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1999 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

2 botsing met de VS te vermijden. Is het wetenschappelijk bewijs voor gezondheidsrisico s nog tijdig te leveren? Tot slot vroeg de heer Hoekema waarom de agendapunten met betrekking tot China en het Midden-Oosten zijn geschrapt. De heer Koenders (PvdA) was het ermee eens dat het Europees Parlement in het kader van de onderhandelingen over het IIA een redelijke speelruimte voor flexibiliteit moet worden geboden en vroeg naar het standpunt van de staatssecretaris over de gewenste mate van flexibiliteit. Mede gelet op mogelijke tegenvallers op het punt van de landbouw en door de uitspraken van de WTO, vroeg ook de heer Koenders zich af hoe de onverwachte, maar zeer belangrijke uitgaven ten behoeve van de Balkan kunnen worden opgevangen binnen de kaders van het IIA. Mede omdat een land als Macedonië voor het IMF en de Wereldbank niet kredietwaardig is en omdat de in Londen gevestigde Oost-Europabank geen zachte leningen verstrekt, vroeg hij welke activiteiten de EU op korte en middellange termijn zal ondernemen ter ontwikkeling van het politiek, humanitair en economisch urgente stabiliteitspact voor de Balkan. Hij achtte het daarbij essentieel dat niet alleen aan Macedonië, maar ook aan Montenegro op alle mogelijke manieren steun wordt verleend. Vooruitlopend op de mogelijkheid van civiel bestuur in Kosovo, pleitte hij ervoor om daar nu al concrete plannen voor te maken. Omdat de heer Koenders de situatie in Rusland beschouwde als de tweede prioriteit op het punt van het externe economisch-politieke beleid, pleitte ook hij voor de spoedige totstandkoming van een gemeenschappelijke strategie ten opzichte van dat land. Met betrekking tot de handelspolitieke problemen met de VS vroeg de heer Koenders wanneer de regering een definitief standpunt zal innemen over het invoerverbod inzake hormoonvlees en wanneer de Kamer daarover geïnformeerd zal worden. Hij was van mening dat het voorzorgbeginsel, op basis waarvan het invoerverbod volgens de regering voortgezet kan worden, na 13 mei niet meer zal worden erkend vanwege het verstrijken van de periode waarin het wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van gezondheidsrisico s kan worden geleverd. Omdat hij de kans op een onderhandelingsresultaat niet erg groot inschatte, achtte hij het van belang dat de Nederlandse regering zich voorbereidt op de retaliatieaankondiging en de Kamer daarover inlicht. Tot slot vroeg de heer Koenders of de Nederlandse regering een kandidaat zal voordragen voor de functie van hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De heer Hessing (VVD) zou het betreuren als het punt van de bestedingsdwang via een schriftelijke procedure en dus zonder inspraak van de Kamer wordt of is afgedaan in het kader van het IIA, temeer omdat al meerdere malen is aangegeven dat de bestedingsdwang de werking van de structuurfondsen frustreert. De heer Hessing pleitte ervoor het Europees Parlement niet te veel ruimte voor flexibiliteit tussen begrotingscategorieën te bieden; omdat de middelen door de nationale overheden als doelallocaties worden geleverd en omdat het allocatieproces geen procedureel, maar een inhoudelijk proces dient te zijn, zouden juist de nationale overheden en de daarbij horende parlementen de ruimte moeten hebben voor eventueel noodzakelijke herallocaties. Bovendien zou een te grote speelruimte voor het Europees Parlement ten koste gaan van de mogelijkheden voor de Algemene Raad om bij onvoorziene grote uitgaven, zoals in verband met de situatie in Kosovo, belangrijke veranderingen aan te brengen. Met betrekking tot de Balkan vroeg de heer Hessing of de staatssecretaris in staat en bereid is om Rusland in het kader van de gemeenschappelijke strategie aan te spreken op zijn verantwoordelijkheden. Ook hij achtte het voor de Balkan van groot belang dat de EU op humanitair en politiek Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

3 terrein haar verantwoordelijkheid zal nemen; wat is bijvoorbeeld de opstelling ten opzichte van Griekenland en zal een door alle lidstaten gedragen olieboycot worden ingesteld? Op het punt van het vredesproces achtte hij het wenselijk dat de EU, samen met bijvoorbeeld de Wereldbank, reeds nadenkt over de instelling van een regionale ontwikkelingsbank en over een soort Marshallplan voor de wederopbouw van de regio. De heer Hessing was van mening dat de Europese Commissie de EU op het punt van het bananendossier veel schade heeft berokkend door haar halsstarrige opstelling en zich zou moeten neerleggen bij de uitspraak van de WTO. Daarnaast zou de EU, bijvoorbeeld via het Europese ontwikkelingsfonds, iets moeten doen voor de ACP-landen. Ten aanzien van het hormonendossier was ook de heer Hessing van mening dat na 13 mei geen beroep meer kan worden gedaan op het voorzorgprincipe. Hij pleitte ervoor om niet-protectionistisch te handelen en om objectief te beoordelen of een voortgezet beroep op het voorzorgprincipe gerechtvaardigd is. Hij vroeg waarom etikettering niet opportuun wordt geacht en wees er daarbij op dat de consumenten bij etikettering keuzevrijheid hebben; bovendien bevatten bepaalde Nederlandse voedingsstoffen veel meer hormonen en is wetenschappelijk bewezen dat met hormoonpreparaten bewerkt vlees niet schadelijk is voor de gezondheid. Gelet op de overeenstemming over het handelsakkoord met Zuid-Afrika, maar ook gelet op het bananendossier en de besluiten over de Nederlandse afdracht aan de EU, constateerde de heer Hessing dat het Nederlandse consistente en transparante beleid van de afgelopen tijd beloond wordt. De heer Hessing was verbaasd over het feit dat Frankrijk de «Euro 11» in strijd met de afspraken nog steeds probeert te formuleren als iets waar formele besluiten genomen kunnen worden. Mede met het oog op de naderende verkiezingen in Indonesië en het belang van daaropvolgende hervormingen, vroeg de heer Hessing een toelichting op de door de EU voorgenomen integrale benadering ten aanzien van dat land. Tot slot vroeg de heer Hessing of het juist is dat de reikwijdte van het onderzoek van de Europese Rekenkamer aan de hand van het financiële jaarverslag van de EU slechts 2% van de uitgaven betreft, dat er geen verklaring van betrouwbaarheid wordt afgegeven en dat de Europese Rekenkamer niet op doelmatigheid controleert. Moet de Algemene Raad niet aandringen op een versterking van de financiële discipline, bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring? De heer Van den Akker (CDA) was van mening dat het Europees Parlement terecht niet helemaal tevreden was met de resultaten van de bijzondere Europese Raad in Berlijn, omdat te weinig geld is vrijgemaakt voor het interne en externe beleid en voor administratieve uitgaven; dat betreft dus onder andere de noodhulp en de door de commissie van wijzen aanbevolen extra ambtenaren voor de Europese Commissie. Hij vroeg wat wordt verstaan onder de door de Nederlandse regering nagestreefde redelijke speelruimte voor het Europees Parlement en wat de meest waarschijnlijke uitkomst van de onderhandelingen over het IIA is. Moet er, als geen akkoord wordt bereikt, werkelijk worden teruggevallen op de duurdere variant van indexering van de begroting van het lopende jaar? De inzet van de regering ten aanzien van het document over de uitvoering van het Verdrag van Amsterdam vond de heer Van den Akker mager, omdat er op dat punt alleen wordt ingegaan op het belang van de prejudiciële procedures. Voor welke andere punten zal de regering ook aandacht vragen? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

4 Gelet op de coördinerende taak van de Algemene Raad, was de heer Van den Akker verbaasd over het feit dat de Algemene Raad geen aandacht besteedt aan de vorming van de nieuwe Europese Commissie. Ten aanzien van Birma steunde de heer Van den Akker, gelet op de verslechterende mensenrechtensituatie, de inzet van de regering voor handhaving van het gemeenschappelijke standpunt. De heer Van den Akker vroeg of er eindelijk goed nieuws te melden is over de voedselhulp aan Rusland. Met betrekking tot het hormonendossier hoopte de heer Van den Akker dat de EU van mening blijft dat opheffing of wijziging van het importverbod onmogelijk is totdat zij beschikt over de resultaten van de risicoanalyses. De heer Vendrik (GroenLinks) constateerde een groot verschil tussen het in het IIA voor het Europees Parlement gereserveerde bedrag voor administratieve uitgaven en de wensen van dat parlement; blijft dat bedrag, gelet op de gewenste goede relatie met het Europees Parlement, desondanks 200 mln. of wordt het verhoogd? Met betrekking tot de Balkan was de heer Vendrik verheugd over het feit dat de minister van Financiën en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking duidelijk hebben gemaakt dat er geld beschikbaar komt om heel snel plannen voor die regio te maken; hij vroeg of die houding ook in de Algemene Raad zal worden uitgedragen, mede omdat hij vreesde dat de in Berlijn genomen besluiten een ruimhartige Europese houding zullen blokkeren. De heer Vendrik vroeg of er al duidelijkheid is over de exacte omvang van de vermindering van de Nederlandse afdracht aan de EU. Met betrekking tot de uitvoering van het Verdrag van Amsterdam betreurde de heer Vendrik het dat de voorstellen van Duitsland voor de verbetering van het functioneren van de Europese instellingen nog niet bekend zijn gemaakt. Hij vroeg een mondelinge toelichting van de staatssecretaris op dit belangrijke punt. Gelet op de opstelling van Rusland ten aanzien van de situatie in Kosovo, vroeg de heer Vendrik of er nog iets over is van de gemeenschappelijke strategie ten opzichte van Rusland. De heer Vendrik vroeg speciale aandacht voor het verontrustende millenniumprobleem inzake de Oost-Europese kerncentrales, omdat de omvang van dat probleem nog steeds onzeker is; hij pleitte ervoor om dit onderwerp bij de top van Keulen aan de orde te stellen. De houding van de EU in het bananenconflict met de VS vond de heer Vendrik volkomen onjuist. Hij hoopte dat de Europese Commissie, gesteund door de Nederlandse regering, blijft vasthouden aan een importverbod voor vlees dat bewerkt is met hormoonpreparaten, omdat het primaat van de vrijhandel niet zover mag gaan dat nationale of Europese handelsbepalingen ten behoeve van de gezondheid, het milieu en de sociale eisen niet meer mogelijk zijn; dit onderwerp zou daarom in de volgende WTO-ronde moeten terugkomen. Het standpunt van de Nederlandse regering inzake Birma werd door de heer Vendrik krachtig gesteund. Het antwoord van de regering De staatssecretaris merkte op dat het vrij zuinige, in Berlijn afgesproken financieel kader geen belemmering zal vormen voor inspanningen van de EU met betrekking tot Kosovo en eventuele andere crisishaarden: als het financieel kader voor extern beleid ruimer was geweest, zou de ruimte voor alle uitgaven op dat punt juist zijn vastgelegd en zou er minder manoeuvreerruimte zijn om op bijzondere situaties in te spelen. Nu zullen in uitzonderlijke omstandigheden, zoals in Kosovo, de bestaande fondsen worden aangesproken en als zij niet toereikend zijn, zal besluitvorming Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

5 plaatsvinden over aanvullende middelen; het is overigens niet ongebruikelijk dat op grond van bestaande procedures en politieke bereidheid uitgaven worden gedaan waarmee wordt afgeweken van de financiële perspectieven of van de begroting. De staatssecretaris deelde mee dat de Algemene Raad vooruitgang heeft geboekt bij de onderhandelingen met het Europees Parlement over het IIA; het ziet ernaar uit dat overeenstemming zal worden bereikt over de vijf punten waar de onderhandelingen over gaan. Het akkoord zal in grote lijnen het volgende inhouden: 1. een flexibiliteitsreserve van 200 mln. euro per jaar en een spaarvariant voor maximaal twee jaar. 2. extra ruimte in de categorie «administratieve uitgaven», met name in verband met de pensioenproblematiek; het is nog onduidelijk of het bedrag voor deze categorie verhoogd wordt of dat in een voetnoot wordt ingegaan op betalingsverplichtingen. 3. verhoging van het bedrag voor het interne beleid met ongeveer 1,5 mld. euro voor een periode van zeven jaar; er wordt nog gesproken over de verdeling van dit bedrag over die zeven jaren. 4. een wijziging in de besluitvormingsmethodiek: op het punt van wijziging van de financiële perspectieven wordt het maximumbedrag waarover met gekwalificeerde meerderheid kan worden besloten, verhoogd van 0,01% naar 0,03% van het BNP; daarboven is unanimiteit vereist. 5. de classificatie van verplichte en niet-verplichte uitgaven: landbouwuitgaven in het kader van pretoetreding worden niet verplicht. Mede omdat het bedrag van de Nederlandse besparingen in 2002 na herberekening van de in Berlijn genomen besluiten 0,25 mld. hoger uitkomt dan de doelstelling van 1,3 mld., zal de financiële last van het akkoord naar de mening van de staatssecretaris goed te dragen zijn. De staatssecretaris deelde mee dat onderwerpen die geen besluitvorming vergden, van de agenda zijn afgevoerd omdat de Algemene Raad in verband met de NAVO-top in Washington pas om uur zal beginnen. Hij bevestigde dat in de Algemene Raad over Kosovo en de Balkan zal worden gesproken en dat ook de toekomst van Kosovo en de regio daarbij aan de orde zal komen. De veiligheid en de stabiliteit van de regio zijn daarbij zowel voor de korte termijn als voor de langere termijn prioriteiten, mede omdat Milosevic streeft naar het destabiliseren van de omgeving; ook de politieke en democratische ontwikkeling van de regio en de economische ontwikkeling van de regio en de wijde omgeving, inclusief Griekenland, Roemenië en Bulgarije, moeten aan de orde komen. De zorgwekkende situatie van Montenegro krijgt aandacht, maar dat gebied is tot nu toe alleen voor het Rode Kruis toegankelijk geweest; bij de olieboycot, die door de Algemene Raad zal worden afgesproken, en bij eventuele andere sancties zal geprobeerd worden om Montenegro te ontzien en waar mogelijk zal de regering van Montenegro worden gesteund; Nederland zal in de Algemene Raad overigens blijven aandringen op verdere sancties tegen de Federale Republiek Joegoslavië. De staatssecretaris wees erop dat er sprake is van een reeks van initiatieven ter bevordering van de stabiliteit op de Balkan. Binnen de EU wordt gewerkt aan het combineren van de initiatieven van het Duitse voorzitterschap, Griekenland en Groot-Brittannië; een volgende stap is de afstemming met initiatieven van de VS. Hij benadrukte dat bij de taakverdeling moet worden uitgegaan van wat ieder land of iedere organisatie het beste kan; ook Rusland dient bij het vinden van de oplossing en de verdere ontwikkeling van de regio te worden betrokken. Naast de NAVO en de EU kan ook de OVSE een rol spelen; op economisch en financieel terrein is een rol weggelegd voor het IMF, de Wereldbank en de Europese reconstructiebank. Het Duitse voorzitterschap is zeer actief bezig met de verdere uitwerking, die naar verwachting uiterlijk over enkele weken zal worden afgerond. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

6 Met betrekking tot de gemeenschappelijke strategie ten opzichte van Rusland deelde de staatssecretaris mee dat de eerste versie van het desbetreffende stuk niet aan de verwachtingen voldeed, terwijl die strategie door de Kosovocrisis nog belangrijker is geworden; daardoor wordt nu veel beter nagedacht over de positie van Rusland en de verhouding tussen de EU en Rusland. Het is de bedoeling dat het document op vrij korte termijn wordt afgerond en dat het op de top van Keulen aan de orde zal komen. Over de voedselhulp aan Rusland kon de staatssecretaris nog steeds geen goed nieuws melden. Ten aanzien van de handelspolitieke geschillen met de VS wees de staatssecretaris erop dat Nederland zich steeds kritisch heeft opgesteld ten aanzien van het door de uitspraken van de WTO-panels gewraakte EU-besluit op het punt van het bananendossier. Er zal geen beroep tegen de uitspraken aangetekend worden. Het EU-besluit moet zo snel mogelijk herzien worden, waarbij kan worden teruggegrepen op elementen die, bijvoorbeeld door Nederland, al eerder naar voren zijn gebracht. De staatssecretaris deelde mee dat de Europese Commissie op het punt van het hormonendossier drie opties aan de Algemene Raad heeft voorgelegd: voortzetting van het importverbod na 13 mei plus onderhandelingen met de VS over compensatiemaatregelen op handelsgebied, verlenging van het importverbod met een jaar in afwachting van de afronding van het wetenschappelijk onderzoek of etikettering ter voorbereiding van de opheffing van het importverbod. De Nederlandse regering gaf in eerste instantie de voorkeur aan verlenging van het importverbod met een jaar, maar die lijn werd alleen door België gesteund en is voor de VS de meest onwenselijke optie. Daarom zal de Nederlandse regering, in lijn met de andere landen die een importverbod willen, haar voorkeur voor de eerste optie uitspreken; intussen kan onderling best worden gepraat over de mogelijkheden en voorwaarden voor etikettering. De voorkeur voor handhaving van het importverbod is mede ingegeven door het feit dat de werking van de gebruikte hormoonpreparaten nog steeds niet helemaal duidelijk is; de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek zullen naar verwachting binnen een jaar beschikbaar zijn. Voor het geval dat de onderhandelingen met de VS niet tot overeenstemming leiden, achtte de staatssecretaris, gelet op de omvang van het probleem, het door de VS genoemde retaliatiebedrag net als in het bananendossier overigens veel te hoog. Hij zegde toe dat over de verdere gang van zaken overleg met de Kamer zal worden gevoerd. Over de nieuwe functie van hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid had de staatssecretaris geen nieuws te melden. Hij gaf te kennen dat Nederland in die functie geïnteresseerd is. Met betrekking tot Indonesië verwees de staatssecretaris naar het daarover reeds gevoerde algemeen overleg. De staatssecretaris bevestigde dat de Europese Rekenkamer slechts de rechtmatigheid en niet de doelmatigheid van uitgaven toetst. Het onderzoek van de Rekenkamer geeft echter wel een goed inzicht in wat er mis gaat, ook al wordt er geen betrouwbaarheidsverklaring afgelegd; wel achtte hij het raadzaam dat de nieuwe Europese Commissie ernaar streeft dat er binnen enkele jaren sprake is van een betrouwbaarheidsverklaring. Met betrekking tot de wijze van controleren door de Europese Rekenkamer wees de staatssecretaris op een op 1997 betrekking hebbende brief over de Algemene Rekenkamer, die de minister van Financiën mede namens de staatssecretaris aan de Kamer heeft gezonden. Met betrekking tot de uitvoering van het Verdrag van Amsterdam wees de staatssecretaris erop dat in dit stadium de technische aanpassingen van dat verdrag in de Algemene Raad aan de orde zijn. Zodra de voortgaande, bredere discussie over de Europese Commissie en de Algemene Raad tot conclusies leidt, zullen die in het overleg met de Kamer aan de orde komen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

7 Tot slot bevestigde de staatssecretaris dat de Oost-Europese kerncentrales op het punt van de millenniumproblematiek de grootste zorgen baren. De regering heeft besloten om naar aanleiding van de notitie van de Kernfysische dienst op een rij te zetten wat Nederland op dit punt al heeft gedaan en wat eventueel nog meer kan worden gedaan. Het primaat ligt overigens niet bij de EU, maar bij het International Atomic Energy Agency in Wenen, dat door Nederland financieel wordt gesteund bij de aanpak van deze problematiek. Het probleem is dus al concreet in behandeling; mede gelet daarop, heeft de top van Keulen een te weinig verplichtend karakter om dit punt daar aan de orde te stellen. De voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken, Patijn De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, De Boer De griffier van de algemene commissie voor Europese Zaken, Van Overbeeke Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr