VERSLAG DER ZITTING VAN DE GEMEENTERAAD VAN DEERLIJK GEHOUDEN TEN GEMEENTEHUIZE OP DRIE DECEMBER TWEEDUIZEND EN NEGEN

Transcriptie

1 VERSLAG DER ZITTING VAN DE GEMEENTERAAD VAN DEERLIJK GEHOUDEN TEN GEMEENTEHUIZE OP DRIE DECEMBER TWEEDUIZEND EN NEGEN Waren aanwezig : Claude CROES, burgemeester voorzitter gemeenteraad; Ann ACCOU, Jo TIJTGAT, Carl DE DONDER, Louis HAERINCK en Eddy BENOIT, schepenen; Frans DERUYTERE, Robert VANHEERWEGHE, Patrick VANROBAYS, Wim VERMEULEN, Marc BYTTEBIER, Frans KEMSEKE, Christine VAN WONTERGHEM-VANNESTE, Sabine DEKNUDT-MICHIELS, Regine VANWYNSBERGHE-ROORYCK, Toon CALLEWAERT, Ingrid DEROUBAIX, Luk SCHELFHOUT, Tony COURTENS, Valerie VANNESTE, raadsleden; Trees LONGUEVILLE, gemeentesecretaris. Raadslid Pieter VERHELST is voor deze zitting verontschuldigd G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad De raad was conform artikel 20 van het Gemeentedecreet samengeroepen door de voorzitter van de gemeenteraad voor de afhandeling van volgende agenda: 1. Cultuurbeleidsplan goedkeuring 2. Adviesraad Economie Deerlijk - oprichting - statuten - goedkeuring 3. Ophalen restafval - intercommunale IMOG - uitbreiden beheersoverdracht 4. Vrijwillige brandweer grondreglement wijziging en actualisering 5. Bijzondere gemeenteraadscommissie ter evaluatie van de decretale graden - inrichting en samenstelling 6. Verkoop diverse afvalzakken retributiereglementen - aanpassing 7. Gratis bedelen restafvalzakken toelagereglement aanpassing 8. Aankoop kipwagen met containersysteem ingevolge hoogdringendheid - gunning 9. Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening betreffende overwelven van baangrachten - aanpassing - beslissing deputatie - kantmelding - mededeling 10. Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening betreffende overwelven van baangrachten - intrekking 11. Samenwerkingsovereenkomst tussen de politiezone Gavers en de stad Harelbeke en de gemeente Deerlijk - dienstjaar Rapportering financieel beheerder 3 de kwartaal 2009

2 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad Leiedal - waarborg voor financiering lening - goedkeuring 14. Intercommunale PSILON - crematoriumbeheer Zuid-West-Vlaanderen - buitengewone algemene vergadering van 8 december bijkomend agendapunt a) mandaat b) aanduiden vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegenwoordiger 15. Intercommunale Maatschappij voor Openbare Gezondheid in het Zuid-West-Vlaanderen (IMOG) - buitengewone algemene vergadering van 15 december 2009 a) mandaat b) aanduiden vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegenwoordiger 16. West-Vlaamse Intercommunale Vliegveld Wevelgem-Bissegem (W.I.V.) - buitengewone algemene vergadering van 16 december 2009 a) mandaat b) aanduiden vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegenwoordiger 17. Financieringsintercommunale voor Gemeenten van Gaselwest (FIGGA) buitengewone algemene vergadering van 16 december 2009 a) mandaat b) aanduiden vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegenwoordiger 18. Gaselwest - buitengewone algemene vergadering van 16 december mandaat - vaststelling 19. Vragen gesteld door raadsleden De voorzitter opent de zitting om 20 uur Bij het begin van de zitting feliciteert sp.a-spirit raadslid Deruytere namens zijn fractie de burgemeester, tevens voorzitter van de gemeenteraad, met de goede resultaten behaald in een enquête door een bepaalde krant. Hij voegt er aan toe nu ook te weten wie er feitelijk het gezicht van de Deerlijkse oppositie is en stelt zeer verheugd te zijn dat dit iemand van een democratisch verkozen partij is. VLAAMS BELANG raadslid Courtens vraagt raadslid Deruytere wat hij begrijpt onder democratische partij. sp.a-spirit raadslid Deruytere antwoordt onder een democratische partij datgene te verstaan dat we gewoonlijk in de kranten lezen, meer bepaald dat een bepaalde partij de naam heeft dat ze niet democratisch verkozen is. Voor meer uitleg, verwijst hij naar de reporters. De voorzitter bedankt voor de felicitaties. Hij stelt het resultaat te relativeren, maar het eerste moment niettemin te hebben genoten van het behaalde resultaat. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om alle collega s en medewerkers te bedanken, aangezien het behaalde resultaat het resultaat is van een ganse ploeg. Daarop volgt de afhandeling van de agenda. 1. Cultuurbeleidsplan goedkeuring GEMBEL raadslid Byttebier bedankt in de eerste plaats de vrijwilligers die aan het cultuurbeleidsplan gewerkt hebben, aangezien het opstellen ervan een heel karwei moet geweest zijn. Hij vindt het een zeer goed plan en hoopt dat er snel beweging in komt. Hij is evenwel van mening dat Sint-Lodewijk en de bibliotheek weinig in het plan aan bod komen. Hij stelt tijdens de laatste vergadering over het cultuurbeleidsplan van de bibliothecaris te

3 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 377 hebben vernomen dat veel inwoners van Sint-Lodewijk naar de bibliotheek van Zwevegem gaan en vraagt zich af of dit te wijten is aan het feit dat er in Sint-Lodewijk geen uitleenpost meer is. Hij voegt er aan toe dat binnenkort ook de bibliotheekbus van Zwevegem tot aan de grens met Sint-Lodewijk zal rijden zodat hij vreest dat dan nog minder mensen van Sint- Lodewijk zich tot de Deerlijkse bib zullen wenden. Hij is bijgevolg van mening dat daaraan zal moeten gewerkt worden, maar stelt dit in het plan nergens terug te vinden. Er werden weliswaar met betrekking tot Sint-Lodewijk inspanningen geleverd en misschien dient dit eens herbekeken te worden. Hij zal de uitvoering van het plan goed opvolgen, maar stelt dat het plan in drie jaar tijd niet volledig kan uitgevoerd worden en dat dit ook niet de bedoeling is, aangezien de middelen daartoe niet voorhanden zijn. Hij is niettemin van oordeel dat bepaalde zaken binnen het jaar moeten kunnen gerealiseerd worden zoals bv. het betrekken van kansarmen wat ondermeer samen met het OCMW kan uitgewerkt worden. Hij is van mening dat dit belangrijk is naar de toekomst toe. Schepen van cultuur Haerinck repliceert dat met betrekking tot de bibliotheek reeds een bibliotheekbeleidsplan bestond en geeft mee dat het diensthoofd vrije tijd en de bibliothecaris bekeken hebben welke punten uit het bibliotheekbeleidsplan ook in het cultuurbeleidsplan dienden opgenomen te worden. Hij vervolgt dat het cultuurbeleidsplan en het bibliotheekbeleidsplan eigenlijk tegelijkertijd moeten opgemaakt worden en met elkaar verweven moeten zijn en stelt dat dit na 2013 ook zo zal gebeuren. VLAAMS BELANG raadslid Schelfhout is eveneens van mening dat het opmaken van het cultuurbeleidsplan veel werk met zich heeft mee gebracht. Hij stelt evenwel dat de gegevens die in het plan staan, correct dienen weergegeven te worden, aangezien het document uiteindelijk aan de hogere overheid wordt overgemaakt. Hij verwijst naar pagina 10 van het cultuurbeleidsplan waar te lezen staat dat om de geboorte- en sterfdatum van twee van de Deerlijkse Groten, fabeldichter en kostschoolhouder Pieter Jan Renier en priesterdichter Hugo Verriest, te vieren, ten gepaste tijde een werkgroep wordt opgericht en dat de herdenking van de derde Deerlijkse Grote, René De Clercq, behartigd wordt door het René De Clercqgenootschap. Nochtans staat Ic Dien daarvoor in hoofdzaak in, in samenwerking met het René De Clercqgenootschap. Hij vraagt vervolgens op welke basis bepaald werd dat 55,6 procent van de Deerlijkse bevolking lid is van een vereniging, wat behoorlijk veel lijkt. Hij vraagt zich af of dit het lidmaatschap in enkel Deerlijkse verenigingen betreft dan wel verenigingen in het algemeen. Hierna stelt hij minder gelukkig te zijn met het feit dat op pagina 12 vermeld staat dat het Deerlijkse erfgoed vrij gediversifieerd is, maar geen echte kleppers bevat, wat zijn inziens getuigt van weinig zelfrespect en kennis. Hij is van oordeel dat het Deerlijkse erfgoed, in vergelijking met dat van de omringende gemeenten, bij het betere is, maar deze vermelding dit naar beneden haalt. Hij vraagt bijgevolg of het mogelijk is een andere formulering te vinden, wat hem zou plezieren en beter zou overkomen bij de hogere overheid, gezien het toch de bedoeling is zichzelf te verkopen. Aansluitend verwijst pagina 20 naar de inventarisatie van het gemeentelijke patrimonium wat hem verheugt. Hij geeft aan dat men in 2007 een prachtig boek Inventaris van het bouwkundig erfgoed heeft gekregen, waarbij het de bedoeling was op basis ervan een lijst op te stellen van gebouwen en gevels die een culturele en erfgoedwaarde hebben voor de gemeente en vraagt naar de stand van zaken in deze. Hij vervolgt dat het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging stipuleert dat de gemeenten een lijst dienen op te maken van graven met lokaal historisch belang die als kleine onroerende erfgoedelementen kunnen beschouwd worden en vraagt naar de stand van zaken wat betreft de Deerlijkse begraafplaatsen. Hij stelt hieromtrent nog niets te hebben vernomen, terwijl men daar in andere gemeenten wel mee bezig is. Vervolgens verwijst hij naar pagina 22 van het cultuurbeleidsplan waarop een onderzoek naar de nood en haalbaarheid van de inplanting van culturele infrastructuur in Sint-Lodewijk als operationele doelstelling is opgenomen. Hij stelt de noodzaak van dergelijke infrastructuur en de vraag vanuit het verenigingsleven van Sint-Lodewijk hieromtrent zeker niet te betwisten, maar hij is van mening dat men moet stoppen met de mensen iets voor te liegen. Hij stelt dat zo lang de politieke wil daartoe ontbreekt, er in Sint-Lodewijk geen culturele infrastructuur zal komen en deze vermelding

4 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 378 bijgevolg enkel een zoethoudertje is, een zoveelste studie om op te bergen. Hij besluit dat zijn partij zich in deze, zoals bij alle andere beleidsplannen, zal onthouden. Schepen van cultuur Haerinck stelt dat de 55,6 procent werd bepaald op basis van de resultaten van de bevraging van een 300-tal mensen. Wat Sint-Lodewijk betreft, geeft hij mee dat de regiegroep die het cultuurbeleidsplan heeft opgemaakt, gezien de gevoeligheid van het onderwerp, bewust geen politieke keuze heeft gemaakt, maar enkel een onderzoek aanbeveelt, waaruit dan een voorstel kan volgen. Hij stelt dat het uiteindelijk aan het gemeentebestuur is om te beslissen wat er in de toekomst zal gebeuren. Hij merkt op dat zowel bij de mensen die werden bevraagd als bij de bevoorrechte getuigen, een deel voorstander was van een eigen locatie in Sint Lodewijk en een ander deel antwoordde naar het centrum van Deerlijk te gaan. Met betrekking tot de opmerking over de begraafplaatsen, repliceert de voorzitter dat aan de Heemkring de opdracht werd gegeven om, als de concessie van een graf vervalt, dit te bekijken en de graven die van belang zijn, ofwel omwille van architectuur, ofwel om een andere reden, bijvoorbeeld omdat het de grafzerk van een persoon met een belangrijke betekenis in de (lokale) geschiedenis betreft, op te lijsten en deze lijst over te maken aan het college van burgemeester en schepenen, dat dan over het vervolg zal beslissen. VLAAMS BELANG raadslid Schelfhout merkt op dat dit enkel de vervallen concessies betreft en dat andere graven mogelijks staan te verkommeren terwijl het decreet de verplichting oplegt voor alle graven. De voorzitter repliceert dat men maar met één ding tegelijk kan van start gaan en de oudste graven best als eerste worden aangepakt. Schepen van cultuur Haerinck bedankt ten slotte de mensen van de regiegroep die het cultuurbeleidsplan hebben opgemaakt en er op vrijwillige basis veel tijd en werk hebben ingestoken en feliciteert hen. Hij stelt dat er soms zware discussies zijn geweest, maar dat uiteindelijk iedere keer de neuzen in dezelfde richting raakten. DE RAAD, in openbare zitting vergaderd Gelet op het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2002 en zijn latere wijzigingen ter uitvoering van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid; Gelet op het ministerieel besluit van 13 februari 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 29 mei 2002 houdende de vastlegging van de structuur van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan, een beleidsplan van een bibliotheek en een beleidsplan van een cultuurcentrum; Overwegende dat het in eerste alinea vermeld decreet bestaat uit een verplicht luik en een facultatief luik; Overwegende dat het verplichte luik een aantal voorwaarden stelt aan het gemeentelijk cultuurbeleid waaraan elke gemeente dient te voldoen met name beschikken over een erkende cultuurraad, beschikken over een erkende openbare bibliotheek en deelnemen aan het streekgericht bibliotheekbeleid; Overwegende dat de gemeente voldoet aan de in het verplichte luik van het decreet van 13 juli 2001 vermelde voorwaarden; Overwegende dat het facultatieve luik voorziet in een financiële tegemoetkoming van de gemeente op voorwaarde dat deze beschikt over voldoende culturele infrastructuur, een

5 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 379 cultuurbeleidscoördinator in dienst heeft, het bewijs kan leveren dat de socio-culturele verenigingen en instellingen voldoende, hetzij financieel hetzij in natura, ondersteund worden en een cultuurbeleidsplan opmaakt; Overwegende dat, indien deze vier voorwaarden vervuld zijn, de gemeente per jaar een financiële tegemoetkoming kan bekomen van ,00 EUR voor de uitvoering van het cultuurbeleidsplan en 1,00 EUR per inwoner voor gemeenschapsvormende initiatieven; Overwegende dat uit het schrijven van 11 april 2008 van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen afdeling Lokaal Cultuurbeleid blijkt dat Deerlijk voldoet aan de door het decreet gestelde normen inzake infrastructuur; Overwegende dat de gemeente een cultuurbeleidscoördinator in dienst heeft, er gemeentelijke subsidiereglementen zijn waarbij de socio-culturele verenigingen en instellingen, hetzij financieel hetzij in natura, ondersteund worden en deze tegemoetkomingen voldoen aan de decretaal gestelde eisen; Overwegende dat de gemeente bijgevolg reeds voldoet aan drie van de vier door het decreet gestelde voorwaarden en dat enkel de opmaak van het cultuurbeleidsplan nog dient gerealiseerd te worden om in aanmerking te komen voor de in alinea 8 vernoemde financiële tegemoetkoming; Overwegende dat het college van burgemeester in zitting van 19 maart 2008 beslist heeft om over te gaan tot de opstart van de procedure tot het opmaken van een cultuurbeleidsplan; Overwegende dat een stuurgroep ad hoc werd opgericht teneinde in te staan voor de procesbegeleiding en de opmaak van het cultuurbeleidsplan onder begeleiding van de cultuurbeleidscoördinator; Gelet op voorliggend cultuurbeleidsplan , opgemaakt door een stuurgroep ad hoc conform het ministerieel besluit van 13 februari 2007 betreffende de structuur van het cultuurbeleidsplan, en gunstig geadviseerd door de cultuurraad in zitting van 9 november 2009, door de raad van bestuur van het gemeenschapscentrum in zitting van 10 november 2009 en door de bibliotheekcommissie in zitting van 23 november 2009; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen in zitting van 4 november 2009 om het voorliggend cultuurbeleidsplan goed te keuren; Overwegende dat het cultuurbeleidsplan uiterlijk op 31 december 2009 bij het agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor jeugd en volwassenen dient toe te komen; Gelet op artikel 43, 2, 10 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en zijn latere aanpassingen dat stipuleert dat de gemeenteraad exclusief bevoegd is voor voorliggende materie gezien het decreet van 13 juli 2001 en zijn latere wijzigingen de bevoegdheid tot het goedkeuren van een cultuurbeleidsplan aan de gemeenteraad opdraagt; BESLUIT: met 18 ja-stemmen (CD&V, GEMBEL, sp.a-spirit) en 2 onthoudingen (VLAAMS BELANG) Art.1. - Het cultuurbeleidsplan wordt goedgekeurd. Art.2. - Het cultuurbeleidsplan wordt overgemaakt aan de Vlaamse overheid - Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen - Lokaal Cultuurbeleid - t.a.v. Katia De Vos Arenbergstraat 9 (4 de verdieping) 1000 Brussel, die het uiterlijk tegen 31 december 2009 dient te ontvangen.

6 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad Adviesraad Economie Deerlijk (AED) - oprichting - statuten - goedkeuring sp.a-spirit raadslid Vanheerweghe stelt het oprichten van een dergelijke raad voor te staan maar vraagt hoe het mogelijk is dat de vakbonden er niet bij betrokken worden, al was het maar met één vertegenwoordiger. Schepen van lokale economie Haerinck repliceert dat dit werd onderzocht, aangezien het raadslid dit tijdens de gemeenteraadszitting van 9 juli 2009 reeds had opgemerkt, maar dat van alle gemeenten van West-Vlaanderen, enkel Wervik op die manier werkt. Hij voegt er aan toe dat, wanneer er agendapunten zijn waarbij de aanwezigheid van de vakbonden wenselijk is, zij altijd als deskundigen kunnen uitgenodigd worden. sp.a-spirit raadslid Vanheerweghe stelt dat men dan slechts eenmalig aanwezig is, wat hem bekommert. Vervolgens vraagt hij of de vakbonden bij het begin uitgenodigd geweest zijn. Schepen van lokale economie Haerinck antwoordt ontkennend. Hij voegt er aan toe dat bij het uitnodigen van de vakbonden onmiddellijk twee of drie personen dienen uitgenodigd te worden, niettegenstaande slechts in hoofdzaak één sector, meer bepaald de ondernemers, met de vakbonden in aanraking kunnen komen. sp.a-spirit raadslid Vanheerweghe is van mening dat de vakbonden situaties vanuit een ander oogpunt bekijken, wat net interessant kan zijn. VLAAMS BELANG raadslid Schelfhout verwijst naar de gemeenteraadszitting van 9 juli 2009, tijdens dewelke zijn partij zich bij de goedkeuring van het beleidsplan lokale economie bewust heeft onthouden. Vervolgens verwijst hij naar een vergadering met ondernemers in het kader van de begeleiding van de dienst lokale economie van de gemeente door de VVSG op 26 oktober 2009, waarvan hij de indruk kreeg op een vergadering van Unizo te zitten waarbij bovendien vier van de tien aanwezigen gemeenteraadsleden waren. Gelet op de vraagstelling, bestempelt hij deze vergadering als een schijnvertoning. Hij merkt op dat één van de belangrijkste vragen het aanpassen van de openingsuren van het gemeentehuis betrof. Hij stelt dan ook voor om deze eerder door GEMBEL raadslid Vermeulen aangekaarte problematiek te heragenderen want thans zal deze de stem van Unizo zeker hebben terwijl er een jaar geleden geen reactie uit deze hoek kwam. Hij vervolgt dat ook vragen werden gesteld over een beter parkeerbeleid, maar stelt dat ook dit reeds eerder aan bod is gekomen en weggeveegd werd. Hij geeft mee dat, als ook de adviesraad een schijnvertoning wordt en enkel is samengesteld uit afgeleiden van het bestuur, het voor hem niet hoeft en zijn partij zich bijgevolg bij de stemming zal onthouden. Schepen van lokale economie Haerinck vraagt of de partij bijgevolg niet zal aanwezig zijn op de vergaderingen van de AED. VLAAMS BELANG raadslid Schelfhout repliceert dat men daarover nog dient te beraadslagen. DE RAAD, in openbare zitting vergaderd Overwegende dat in het algemeen beleidsplan onder het item Werken ondermeer het optimaliseren van de bedrijfsvriendelijkheid van het bestuur als operationele doelstelling is ingeschreven; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen, in dat kader, in zitting van 6 februari 2008 besliste tot het opstarten van de procedure tot het opmaken van een beleidsplan lokale economie en het oprichten van een werkgroep ad hoc om het proces van opmaak van een dergelijk beleidsplan te begeleiden;

7 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 381 Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen in zitting van 26 maart 2008 besliste de opdracht tot het opmaken van een beleidsplan lokale economie te gunnen aan WES; Overwegende dat in gemeenteraadszitting van 9 juli 2009 het beleidsplan lokale economie werd goedgekeurd; Overwegende dat in het beleidsplan lokale economie als algemene visie is opgenomen dat Deerlijk een aangename en aantrekkelijke gemeente wil zijn die tevens via haar slagkrachtig en competitief ondernemerschap een belangrijke economische functie vervult binnen de regio; Overwegende dat, om deze visie op langere termijn te realiseren, verscheidene doelstellingen en actiegerichte maatregelen tezelfdertijd moeten worden nagestreefd en uitgevoerd; Overwegende dat één van die doelstellingen inhoudt dat Deerlijk een gericht beleid dient te voeren dat de lokale economie ondersteunt en dat dit beleid duidelijk gecommuniceerd dient te worden; Overwegende dat één van de maatregelen om deze doelstelling te realiseren er in bestaat inspraak voor en overleg met ondernemers, handelaars en landbouwers te voorzien; Overwegende dat het samenstellen van een gemeentelijke adviesraad lokale economie, waarin alle economische sectoren uit de gemeente via één of meerdere afgevaardigden vertegenwoordigd zijn, hierbij een eerste concrete actie vormt; Gelet op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 18 november 2009; Gelet op artikel 43, 2, 14 van het Gemeentedecreet dat stipuleert dat het inrichten van adviesorganen en overlegstructuren tot de uitsluitende bevoegdheid van de gemeenteraad behoort; Gelet op voorliggend ontwerp van statuten ter oprichting van een adviesraad economie; BESLUIT: met 18 ja-stemmen (CD&V, GEMBEL, sp.a-spirit) en 2 onthoudingen (VLAAMS BELANG) Onderstaande statuten ter oprichting van de gemeentelijke Adviesraad Economie Deerlijk worden goedgekeurd: HOOFDSTUK 1 - DOELSTELLING STATUTEN ADVIESRAAD ECONOMIE DEERLIJK Art.1. - De Adviesraad Economie Deerlijk, verder AED genoemd, is een overleg- en adviesorgaan, opgericht om de Deerlijkse economische sectoren nauw bij het economisch beleid van de gemeente te betrekken en hun inbreng erin te verhogen. De AED heeft tot doel: - overleg en vlotte communicatie tot stand brengen tussen het gemeentebestuur en vertegenwoordigers van de verschillende economische sectoren en tussen de vertegenwoordigers van de verschillende economische sectoren onderling

8 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad advies verlenen over alles wat rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking heeft op de lokale economie van de gemeente, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van andere adviesraden opgericht bij hogere wetgeving of gemeenteraadsbesluit - behartigen van de belangen van de lokale economie in al haar aspecten - promoten van de lokale economie in de gemeente - ontwikkelen van initiatieven die de lokale economie bevorderen - versterken van de lokale economie. Bovenstaande opsomming van doelstellingen is niet limitatief. HOOFDSTUK 2 - ZETEL Art.2. - De zetel van de AED is gevestigd in het gemeentehuis van Deerlijk, Harelbekestraat 27, 8540 Deerlijk. HOOFDSTUK 3 - SAMENSTELLING Art.3. - De AED is samengesteld uit stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden, waarbij minstens een derde van de leden van hetzelfde geslacht is, conform artikel 200, 2 van het Gemeentedecreet. Stemgerechtigde leden zijn: - 1 vertegenwoordiger van de sociale economie - 2 vertegenwoordigers van de landbouw - 2 vertegenwoordigers van de vrije beroepsuitoefenaars - 3 vertegenwoordigers van de ondernemers - 3 vertegenwoordigers van de handelaars. Niet-stemgerechtigde leden zijn: - de schepen bevoegd voor lokale economie - de schepen bevoegd voor milieu - de schepen bevoegd voor ruimtelijke ordening - vertegenwoordigers van elke politieke partij die vertegenwoordigd is in de gemeenteraad, waarvan het aantal wordt bepaald volgens het LISO-systeem - de ambtenaar bevoegd voor lokale economie. Art.4. - De stemgerechtigde leden moeten aan volgende voorwaarden voldoen: - de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben - gedomicilieerd zijn in Deerlijk of er beroepshalve werkzaam zijn. HOOFDSTUK 4 - VERTEGENWOORDIGING Art.5. - Elke sector en elke in de gemeenteraad vertegenwoordigde politieke partij beslist over de aanduiding van zijn vertegenwoordigers en deelt deze beslissing schriftelijk mee aan het gemeentebestuur. HOOFDSTUK 5 - MANDAAT Art.6. - Het mandaat van de stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden van de AED geldt voor een periode die samenvalt met een volledige gemeentelijke legislatuur. Bij de opstart van de AED geldt het mandaat van de stemgerechtigde en nietstemgerechtigde leden tot het einde van de lopende legislatuur. Uiterlijk zes maanden na de installatie van een nieuwe gemeenteraad dient de samenstelling van de AED hernieuwd te worden. Alle leden van de AED blijven in functie tot de installatie van de nieuwe AED.

9 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 383 Art.7. - Het mandaat van de stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden van de AED is onbezoldigd. Art.8. - Het mandaat van de stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden is hernieuwbaar. Art.9. - Aan het mandaat van een stemgerechtigd en niet-stemgerechtigd lid van de AED komt een einde door: - het niet meer gedomicilieerd of beroepshalve werkzaam zijn in Deerlijk - het vrijwillig aanbieden van het ontslag - drie opeenvolgende niet-gemotiveerde afwezigheden op de vergadering van de AED - het intrekken van het mandaat door de sector of de in de gemeenteraad zetelende politieke partij die de vertegenwoordiger aanduidt. HOOFDSTUK 6 - WERKING Art De AED kiest onder haar stemgerechtigde leden een voorzitter en een ondervoorzitter. De voorzitter en de ondervoorzitter behoren tot een verschillende economische sector. De voorzitter leidt de vergaderingen. Bij diens afwezigheid wordt die taak overgenomen door de ondervoorzitter. Art Het secretariaat van de AED wordt waargenomen door de gemeentelijke ambtenaar lokale economie. Art De voorzitter van de AED roept de AED minstens twee keer per jaar samen. De AED kan ook samenkomen op verzoek van een derde van zijn stemgerechtigde leden en op verzoek van het college van burgemeester en schepenen. Art De uitnodiging voor de AED gebeurt schriftelijk en minstens 10 dagen voor de dag van de vergadering. De uitnodiging vermeldt dag, uur en plaats van de vergadering evenals de dagorde. Elk stemgerechtigd lid van de AED kan punten aan de agenda toevoegen mits schriftelijke mededeling ervan aan de voorzitter, uiterlijk 14 dagen voor de dag van de vergadering. Punten die niet geagendeerd zijn, kunnen staande de vergadering ter bespreking worden gebracht, mits instemming van de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden. Art De vergaderingen van de AED zijn niet openbaar. HOOFDSTUK 7 - WERKGROEPEN Art Binnen de AED kunnen onder de stemgerechtigde leden te allen tijde werkgroepen ad hoc worden opgericht, die afzonderlijk vergaderen. Elke werkgroep ad hoc duidt een voorzitter aan. Deze werkgroepen ad hoc rapporteren hun werkzaamheden aan de AED. HOOFDSTUK 8 - DESKUNDIGEN Art De AED kan te allen tijde een of meerdere deskundigen uitnodigen op haar vergadering. Deze zijn niet-stemgerechtigd. HOOFDSTUK 9 - BESLISSINGEN

10 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 384 Art Om rechtsgeldig te kunnen vergaderen, dient minstens de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig te zijn. Indien het vereiste aantal niet aanwezig is, kan de daaropvolgende vergadering over dezelfde agenda geldig vergaderen, ongeacht het aantal aanwezige stemgerechtigde leden. Art De adviezen en beslissingen van de AED worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden. Bij gelijkheid van stemmen vermeldt het advies de verschillende standpunten die overwogen worden. HOOFDSTUK 10 - ADVISERING Art De door de AED verstrekte adviezen zijn niet-bindend voor het college van burgemeester en schepenen. Elke beslissing van het college van burgemeester en schepenen die van het advies van de AED afwijkt, dient ten opzichte van de AED gemotiveerd worden. HOOFDSTUK 11 - ONDERSTEUNING Art De gemeente biedt gratis infrastructuur aan voor de vergaderingen van de AED en voorziet jaarlijks een krediet op haar budget voor de werking van de AED. HOOFDSTUK 12 - WIJZIGING STATUTEN Art De gemeenteraad kan te allen tijde de statuten van de AED wijzigen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de AED. Dit verzoek tot statutenwijziging door de AED dient te worden goedgekeurd door minstens twee derde van de stemgerechtigde leden. Minstens twee derde van de stemgerechtigde leden dient daarbij aanwezig te zijn. HOOFDSTUK 13 - HUISHOUDELIJK REGLEMENT Art De AED regelt zijn concrete manier van werken verder in een huishoudelijk reglement Ophalen restafval - intercommunale IMOG - uitbreiden beheersoverdracht sp.a-spirit raadslid Deruytere vraagt of het niet beter is om rechtstreeks een contract met een ophaler af te sluiten in plaats van dit via IMOG te laten lopen. De voorzitter repliceert dat de gemeente op vandaag een rechtstreeks contract met een ophaler heeft en de ophaling nu bijgevolg niet via IMOG verloopt, maar dat men dit wil veranderen. Schepen van leefmilieu en groen De Donder voegt er aan toe dat het afval thans wel naar IMOG wordt gebracht, maar het niet door IMOG wordt opgehaald. sp.a-spirit raadslid Vanheerweghe vraagt of er klachten zijn over de huidige ophaaldienst. De voorzitter antwoordt ontkennend en stelt dat het voorliggende voorstel enkel is ingegeven omwille van het financiële aspect. VLAAMS BELANG raadslid Courtens vraagt welke garantie het gemeentebestuur heeft dat het nieuwe contract goedkoper zal zijn. Hij merkt op dat, indien IMOG een contract onderhandelt dat duurder is, het gemeentebestuur hoe dan ook verplicht is daar op in te tekenen.

11 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 385 De voorzitter repliceert dat het gemeentebestuur daaromtrent geen garantie heeft maar dat een nieuw contract goedkoper zou moeten zijn als men dit vergelijkt met hetgeen IMOG heeft onderhandeld voor andere gemeenten. GEMBEL raadslid Byttebier vraagt of dit punt iets van doen heeft met de eenheidsprijs voor alle gemeenten. Hij vraagt vervolgens voor welke termijn het contract zal worden afgesloten en of, in geval van mistevredenheid over de dienst, het contract kan herbekeken of beëindigd worden. Wat betreft de eenheidsprijs voor alle gemeenten, antwoordt de voorzitter ontkennend. Hij stelt dat voorliggend punt enkel het ophalen van restafval betreft. Hij voegt er aan toe dat het huidige contract jaarlijks verlengd wordt. Schepen van leefmilieu en groen De Donder is van mening dat dit niet zal mislukken maar stelt dat in het lastenboek bepalingen zullen ingeschreven worden waardoor het contract kan herbekeken worden. Hij vervolgt dat er bij de prijszetting rekening zal gehouden worden met de afstand van Deerlijk tot IMOG en dat, gelet op deze geringe afstand waardoor de transportkosten dalen, een goede prijs per afhaalpunt zal gehaald worden. De voorzitter besluit dat dit punt weloverwogen op de agenda werd geplaatst, aangezien men er, na het maken van een vergelijking, van overtuigd is dat deze wijze van werken goedkoper zou moeten zijn. DE RAAD, in openbare zitting vergaderd Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 1 september 1967 tot toetreding tot de Intercommunale Maatschappij voor Openbare Gezondheid in het gewest Kortrijk (IMOG); Overwegende dat de Raad van Bestuur van IMOG met zijn beslissing van 19 november 2002 de statuten actualiseerde en aanpaste aan de toenmalige wetgeving; Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 13 februari 2003 tot goedkeuring van de statutenwijziging van IMOG en de gecoördineerde tekst van deze statuten; Gelet op artikel 3.7 van de goedgekeurde gecoördineerde statuten waarin bepaald wordt dat de beheersoverdracht op vraag van de deelnemende gemeenten kan uitgebreid worden met onder meer de ophaling van huisvuil en daaraan gelijkgesteld afval, op het grondgebied van de deelnemende gemeenten; Overwegende dat, door het uitbreiden van deze beheersoverdracht, op IMOG een beroep kan gedaan worden voor het organiseren van de gunningsprocedure voor de ophaling huisaan-huis van restafval, conform de wetgeving op de overheidsopdrachten; Overwegende dat IMOG voor verschillende gemeenten van de IMOGregio de huisvuilophaling organiseert via opdrachten aan private bedrijven; Overwegende dat het huidig contract voor de ophaling huis-aan-huis van restafval reeds geruime tijd loopt en het bijgevolg getuigt van behoorlijk bestuur om geregeld de markt te bevragen waardoor mogelijks een lagere prijs dan de huidige kan bedongen worden voor de ophaling huis-aan-huis van het restafval; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen in zitting van 28 oktober 2009 voorstelt om de beheersoverdracht aan IMOG, in uitvoering van artikel 3.7 van haar gecoördineerde statuten, uit te breiden met de ophaling huis-aan-huis van restafval en daaraan gelijkgesteld afval, op het grondgebied van Deerlijk;

12 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 386 Gelet op artikel 42, 2 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 dat stipuleert dat de gemeenteraad over de volheid van bevoegdheid beschikt ten aanzien van aangelegenheden van gemeentelijk belang; BESLUIT eenparig: Art.1. De beheersoverdracht aan IMOG uit te breiden met de opdracht tot de ophaling huisaan-huis van restafval en daaraan gelijkgesteld afval, op het grondgebied van de gemeente. Art.2. IMOG de opdracht te geven over te gaan tot het opstarten van de gunningsprocedure voor de ophaling huis-aan-huis van restafval, conform de wetgeving op de overheidsopdrachten. Art.3. Een afschrift van deze beslissing over te maken aan de intercommunale IMOG, Kortrijksesteenweg 264 te 8530 Harelbeke Vrijwillige brandweer grondreglement wijziging en actualisering VLAAMS BELANG raadslid Courtens merkt ten eerste op dat een aantal zaken in het vernieuwde grondreglement geschreven zijn op het lijf van een aantal personen binnen de brandweer. Hij stelt hier evenwel niet dieper op in te gaan omdat daartoe besloten zitting vereist is. Vervolgens geeft hij aan dat het personeelskader van de brandweer wordt uitgebreid met één adjudant, waarbij vermeld staat dat dit slechts een geringe meerkost met zich zal meebrengen. Hij is van mening dat deze redenering niet correct is, aangezien dit duidelijk een uitbreiding van het personeelskader met één voltijds equivalent betekent, wat een serieuze meerkost met zich meebrengt. Hij vervolgt dat het personeelskader ook wordt uitgebreid met 10 vrijwillige ambulanciers - niet brandweermannen - die enkel opdrachten van de ambulancedienst 100 zullen vervullen, waarbij eveneens wordt gesteld dat dit praktisch geen meerkost met zich zal meebrengen om reden dat het aantal oproepen van de ambulancedienst 100 hierdoor niet zal stijgen, maar de vergoedingen voor de oproepen gewoon verspreid zullen worden over meerdere personen. Ook met deze redenering gaat hij niet akkoord, aangezien voor die mensen onder meer ook een verzekering moet afgesloten worden, kledij en eventueel opleiding moet voorzien worden en dit veel geld kost. Hij stelt dat het personeelskader uiteindelijk van 54 op 66 personen wordt gebracht wat iets meer dan een geringe meerkost met zich zal brengen. Daarna verwijst hij naar de aanwervingsvoorwaarden voor ambulanciers - niet brandweermannen - die onder meer stellen dat zij de kazerne binnen de 5 minuten na een oproep moeten kunnen bereiken. Hij stelt dit wat vreemd te vinden, aangezien iemands woonplaats niet garant staat voor het snel bereiken van de kazerne. Zo kan oponthoud in het verkeer voor problemen zorgen. Hij vraagt hoe dit aspect bij de aanwerving zal beoordeeld kunnen worden. Vervolgens verwijst hij naar het tweede lid van artikel 3 dat stipuleert dat de leden van de brandweerdienst als zodanig niet mogen ingezet worden voor andere taken dan die welke voor die dienst zijn. Hij citeert vervolgens artikel 7 dat stelt dat het beroepspersoneel de hoedanigheid van gemeentepersoneel heeft en het vrijwilligerspersoneel niet en vraagt of dit betekent dat de conciërge geen gemeentepersoneelslid is. Aansluitend merkt hij op dat een lid van de brandweer ook personeelslid van de gemeente is, die er halftijds technische en administratieve taken voor de brandweer uitvoert en vraagt waarom die persoon niet in het personeelskader is opgenomen. Vervolgens stelt hij dat het grondreglement bepaalt dat elke kandidatuur rechtstreeks en schriftelijk per aangetekende brief moet gericht worden aan de heer burgemeester. Hij merkt op dat dit in de praktijk niet steeds op die manier gebeurt en is bijgevolg van mening dat deze bepaling een beetje overbodig is. Wat de bevorderingen betreft, is hij tevreden dat daarbij nu eindelijk in eerste instantie rekening zal gehouden worden met iemands kwalificaties en behaalde brevetten en niet met zijn anciënniteit of zijn

13 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 387 familiebanden bij de brandweer. Hij vervolgt dat thans in het grondreglement is opgenomen dat iedere wachtdienst in de kazerne aan 100 procent van het uurloon zal vergoed worden, terwijl hij stelt te weten dat de vergoeding tot op heden 50 procent van het uurloon bedroeg, wat een stijging met 50 procent betekent. Hij geeft mee geen probleem te hebben met deze stijging, indien goed beargumenteerd, maar stelt wel een probleem te hebben met het feit dat 100 procent van het uurloon verschilt naargelang het een uurloon van bijvoorbeeld de luitenant dan wel van een gewone brandweerman betreft. Hij is van mening dat het doen van een wachtdienst in de kazerne geen specifieke competenties vereist die een verschil in loon rechtvaardigen, maar dat deze bepaling wel een serieuze meerkost met zich kan meebrengen. Vervolgens stelt hij dat de vergoeding voor ambulanciers voor een interventie 125 of 150 procent van het uurloon betreft en dat voor iedere uitruk bij nacht tussen uur en 6.00 uur een uitrukprestatie van 400 procent van het uurloon wordt betaald en vraagt of dit vroeger ook zo was. De voorzitter repliceert ten eerste dat de toekomst zal uitwijzen of de meerkosten al dan niet gering zullen zijn doch hij stelt ervan overtuigd te zijn dat de wijzigingen, bekeken op de totaliteit van het korps, geen grote meerkost met zich zullen meebrengen. Hierbij merkt hij op dat een kader wordt gecreëerd voor 10 ambulanciers niet brandweermannen - maar dit kader daarom nog niet is ingevuld. Vervolgens stelt hij dat, voor de ambulanciers, de aanwervingsvoorwaarde het bereiken van de kazerne binnen de 5 minuten bewust gekozen werd en dat dit zal bepaald worden aan de hand van daartoe opgestelde simulaties. Hij geeft mee dat de conciërge tot het gemeentepersoneel behoort en vervolgt dat er voor werd gekozen om kandidaturen via aangetekend schrijven te laten gebeuren en er dan ook op gelet zal worden dat dit vanaf heden zo gebeurt. Wat de bevorderingen betreft, stelt hij dat dit eveneens een bewuste keuze is. Hij gaat er vervolgens mee akkoord dat de wachtdiensten een meerkost kunnen opleveren, maar hij geeft mee dat deze meestal niet door officieren worden gedaan en voegt er aan toe dat het zaak is om er over te waken hoe dit precies zal worden ingevuld. Hij stelt dat de uitrukprestatie voor ambulanciers van 400 procent van het uurloon reeds bestond, maar dat deze nog niet in het grondreglement was opgenomen. Ten slotte haalt hij met betrekking tot de opmerking over artikel 3 en artikel 5 aan dat bepaalt dat de brandweerlieden door de burgemeester kunnen opgeroepen worden voor dienstnoodwendigheden, waarbij hij stelt dat deze in eerste instantie door hemzelf dienen geïnterpreteerd te worden. VLAAMS BELANG raadslid Schelfhout vraagt of het vernieuwde grondreglement hetzelfde is als dat van Harelbeke of Waregem, gezien in het kader van de brandweerhervorming in de toekomst misschien met deze korpsen zal samengewerkt worden. De voorzitter antwoordt dat tot op heden alle gemeenten autonoom hun grondreglement bepalen, waarbij elke gemeente zijn eigen accenten legt, maar dat wel werd vergeleken met voornoemde gemeenten. Hij voegt er aan toe dat eens de brandweerhervorming een feit zal zijn, er één grondreglement voor de volledige zone zal zijn. Hij vervolgt dat men zich dan kan afvragen waarom dit punt op de vooravond van de brandweerhervorming nog op de agenda wordt gebracht, maar stelt dat daarvoor een aantal redenen zijn. Ten eerste geeft hij aan dat de brandweerhervorming enig uitstel kent. Vervolgens stelt hij dat het scheppen van een kader, niet in het minst voor de dienst 100, een prioriteit voor onze gemeente vormde. Ten slotte merkt hij op dat een aantal zaken verouderd waren of niet in het reglement waren opgenomen, terwijl hij van mening is dat het belangrijk is om met een goedgekeurd en actueel document te kunnen werken. VLAAMS BELANG raadslid Schelfhout verwijst naar de provinciegouverneur die heeft gezegd dat gemeenten, in het kader van de brandweerhervorming, vrijwillig met elkaar kunnen samenwerken. Hij drukt het vermoeden uit dat Deerlijk reeds veel met Harelbeke samenwerkt en vraagt of het nu niet al het moment was om samen één grondreglement op te stellen. De voorzitter repliceert dat het de bedoeling is om vanaf 2010 nog nauwer met Harelbeke samen te werken. DE RAAD,

14 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 388 in openbare zitting vergaderd Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 13 juli 2000 houdende de hervaststelling van het grondreglement van de gemeentelijke vrijwillige brandweer; Overwegende dat sindsdien het grondreglement niet meer is aangepast aan de nieuwe regelgeving ter zake; Overwegende dat het opportuun is om het personeelskader van de gemeentelijke vrijwillige brandweer uit te breiden met 1 adjudant omwille van volgende redenen: - de ministeriële omzendbrief van 1 februari 2008 ter aanvulling van de omzendbrief van 9 augustus 2007 betreffende de organisatie van de hulpverlening volgens het principe van de snelste adequate hulp; - de overschakeling naar het ASTRID-systeem en de ermee gepaard gaande nieuwe procedures; - het multidisciplinaire karakter van het nood- en interventieplan; - de veelheid aan taken voor de hogere graden binnen de vrijwillige brandweer; Overwegende dat de uitbreiding van het personeelskader van de gemeentelijke vrijwillige brandweer met 1 adjudant slechts een geringe meerkost met zich zal meebrengen omwille van het feit dat de in artikel 41.7 van het grondreglement gestipuleerde diplomatoeslag (de leden-vrijwilligers van de dienst die, buiten het brevet vereist voor het bekleden van hun graad, houder zijn van een bijkomend brevet uitgereikt in het kader van het door de staat ingericht of erkend onderwijs inzake brandweer, krijgen een jaarlijkse premie per bijkomend brevet, gelijk aan 5 % van het totaal der vergoedingen die hen uitbetaald worden tijdens het jaar) zal wegvallen bij bevordering van een onderofficier tot adjudant; Overwegende dat de uitbreiding van het personeelskader van de gemeentelijke vrijwillige brandweer met 1 adjudant voorzien is in het budget 2009, op artikel 351/111-08; Overwegende dat personen vaak bereid zijn om ambulancier te worden bij de dienst 100, maar dit niet wensen te cumuleren met de taak van brandweerman; Overwegende dat er voorgesteld wordt, om reden dat de permanentie van de dienst 100 in de toekomst ook gewaarborgd zou kunnen blijven, het personeelskader uit te breiden met 10 vrijwillige ambulanciers - niet brandweermannen die enkel opdrachten van de ambulancedienst 100 zullen vervullen en de desbetreffende aanwervingsvoorwaarden voor deze personen werden opgenomen in het grondreglement; Overwegende dat er voorgesteld wordt ze te vergoeden volgens de referentieweddeschaal PB 2 gelijk aan de referentieweddeschaal voor de graad van brandweerman en dit praktisch geen meerkost met zich meebrengt om reden dat het aantal oproepen van de ambulancedienst 100 hierdoor niet zal stijgen, maar de vergoedingen voor de oproepen gewoon verspreid zullen worden over meerdere personen; Overwegende dat er voorgesteld wordt om in de mogelijkheid te voorzien dat het algemeen totaal van het personeel van de brandweerdienst, mits goedkeuring van de burgemeester, tijdelijk kan overschreden worden om kandidaten aspiranten toe te laten de nodige opleidingen en stages te volgen om reden dat er hierdoor op voorhand reeds kan geanticipeerd worden op voorziene toekomstige vacantverklaringen in de graad van brandweerman; Overwegende dat de woonplaatsverplichting voor brandweermannen wettelijk gezien verplicht is;

15 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 389 Overwegende dat het voorkomt dat woonachtig zijn in de gemeente overeenstemt met binnen een straal van 5 kilometer rond de kazerne wonen en het niet logisch is dat iemand die niet woonachtig is in de gemeente, maar in dezelfde tijdspanne de kazerne kan bereiken niet in aanmerking zou kunnen worden genomen om aangeworven te worden als brandweerman; Overwegende dat er aldus voorgesteld wordt om de woonplaatsverplichting als aanwervingsvoorwaarde voor de graad van brandweerman te verruimen; Overwegende dat de woonplaatsverplichting niet geldt voor de vrijwillige ambulanciers - niet brandweermannen; Overwegende dat de vrijwillige ambulanciers - niet brandweermannen evenwel de kazerne binnen de 5 minuten na een oproep moeten kunnen bereiken en dit bijgevolg zo gestipuleerd werd in hun aanwervingsvoorwaarden; Overwegende dat er voorgesteld wordt om een aanwervingsreserve te voorzien, waarvan de geldigheidsduur twee jaar bedraagt, voor de kandidaten die geschikt bevonden zijn ingevolge geneeskundig onderzoek en geslaagd zijn voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid, maar die niet tot de stage worden toegelaten; Overwegende dat er voorgesteld wordt de bevorderingsvoorwaarden grondig aan te passen om reden dat het logisch en billijk is dat er bij bevordering voorrang wordt gegeven aan de brevetten die de leden-vrijwilligers van de gemeentelijke brandweer bezitten wat duidt op inzet, leergierigheid en motivatie eerder dan aan de graad die de leden-vrijwilligers bekleden; Overwegende dat het verplicht is om voor ieder uur oefening, opleiding gevolgd in een erkend opleidingscentrum en wachtdienst in de kazerne een vergoeding van 100% van één uurloon toe te kennen conform artikel 41 van bijlage 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten en latere wijzigingen en het eerste lid van artikel 16 van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten; Overwegende dat in zitting van het college van burgemeester en schepenen van 14 november 2007 beslist werd om vanaf 2008 het maximum wekelijks fictief contingent prestatie-uren bestuursvergoeding op te trekken van 10 naar 15 uur per week om reden dat bepaalde prestaties zoals vergaderingen en besprekingen frequenter plaatsvinden alsook de verantwoordelijkheid van de officieren met uitzondering van de officier-geneesheer groter is geworden en dit nu geformaliseerd werd in onderstaand voorstel van grondreglement; Overwegende dat er voorgesteld wordt omwille van de volledigheid om de reeds gehanteerde specifieke bepalingen inzake het vergoeden van het vrijwillig brandweerpersoneel in het kader van opdrachten van de ambulancedienst 100 op te nemen in onderstaand voorstel van grondreglement; Overwegende dat het aangewezen is om de gelegenheid te baat te nemen om het reglement waarvan sprake in de eerste alinea te actualiseren, een aantal verduidelijkingen aan te brengen en te coördineren o.m. betreffende de uitdrukking van bedragen in EUR in plaats van in BEF en de correcte referentieweddenschalen; Overwegende dat in het kader van de leesbaarheid en de hanteerbaarheid van het grondreglement het opportuun is om niet enkel de aanpassingen en aanvullingen op het grondreglement, goedgekeurd in zitting van 13 juli 2000, ter goedkeuring voor te leggen doch

16 G Gemeenteraad van 3 december 2009 blad 390 het integrale grondreglement waarbij deze aanpassingen en aanvullingen geïntegreerd worden; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen van 2 juli 2008 en 10 juni 2009; Gelet op de bespreking van het aangepaste reglement tijdens de inspectie van de brandweer van 25 juni 2009, het respectievelijk verslag van deze bespreking en de opmerkingen en beslissingen hierover in het college van burgemeester en schepenen van 2 september 2009; Overwegende dat alle opmerkingen van de inspectie werden verwerkt in het voorliggende grondreglement; Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en schepenen van 21 oktober 2009; Gelet op de Grondwet; Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming; Gelet op het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand (met bijlage 1 en 2); Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten en latere wijzigingen; Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1999 en zijn latere wijzigingen houdende vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede de benoembaarheidsen bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten gevolgd te worden; Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming; Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten; Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid artikel 145 dat stipuleert dat de gemeenteraad de personeelsformatie en de voorwaarden inzake werving en bevordering, de bezoldigingsregeling en de weddenschalen bepaalt voor wat betreft het personeel van de brandweer; Gelet op artikel 43, 2, 10 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en zijn latere aanpassingen waardoor huidige materie behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de gemeenteraad; BESLUIT eenparig: Art. 1. Het bestaande grondreglement van de gemeentelijke vrijwillige brandweer van Deerlijk wordt opgeheven en vervangen door het nieuw grondreglement van de gemeentelijke vrijwillige brandweer van Deerlijk opgenomen onder artikel 2 van dit besluit. Art. 2. GRONDREGLEMENT BRANDWEER