8 t/m 13 juni, 19 juni, en 16 t/m 18 juli, hadden ten doel gegevens

Transcriptie

1 - Doel Netingen nabij Den Helder De metingen nahij Den Helder in de periode van 20 t/m 28 maart 8 t/m 13 juni, 19 juni, en 16 t/m 18 juli, hadden ten doel gegevens te verzamelen i.v.m. plannen tot inpoldering van het Balgzand. Promamma. De metingen kunnen worden inpdeeld fn drie groepen, t.w. A. Stroomsnelheidsmetinacn in een boog ((2-D) over de Texelstroom, en verder in een drietal punten op de rand van het Balgmnd (bijlage 1). E. Dri verinetin en In het Marsdiep en de Texelstroorn langs de *,&er bij de Oost havendam (bi;jlage 1). C. Lodin,en in een gebied in de Texelstroorn, en een gebieäje in d i e p, (rood omlijnd in bijlage 1) ter aanvulling van recdn eerder uitgevoerde lodingen. a A. Stroomsnelheidometingen. Overzicht. DQ boog C-D (bxjlage 1) wordt bepaald door de hoek van 60 gr. gemeten tusoen lichttoren Huisduinen en Cchilbolu-nol. Het gedeelte van de boog waarop is gemeten omvat de middelpuntahoek van 92 gr. en werd vó6r de metingen gelood. Het profiel. ia met de verdeling van de meetpunten weergegeven in bijlage 2. Voor het hepalen van de lengte van het profiel (boog) werd eerst de stranl r berekend (3923 m), waarna kon worden bepaald dat 1 graad in het profiel overeenkomt met 6i,6 m, zodat do lengte van de boog 61,6 x 92 s m bedraagt. Wegens de grote lengte van het profiel werd de boog op twee achtereenvolgende dagen gemeten. Op 22 maart de punten 4 t/m 3, en op 23 mart de punten 10 t/m 15. De metingen duurden 124 uur. Een van de meetschepen bediende twee meetpunten. Het mestvaartuig in m.p. 14 heeft niet op die plaats gelegen ala aangeseven in het profiel op bijlage 2, maar m ten ooaten van die plaata, op een gemindelde diepte wan 16 m. Door de grote stroomsnelheden is het meetvaartuig bij het ankeren 150 m doorgegaan. Daar het opdraelen van het anker met de hand moest geschieden hetgeen een tijdrovend werk is, werd besloten het vaartuig daar te laten liggen. De stroomsnellieiursmetinben in de punten 1, 2 en 3 op de rand van het Balgznnd zijn tweemaal uitgevoerd. De meting werd herhaald aangezien de eerste keer de Ott-molen onjuist opgesteld wab gedurende een deel van de meettljd n,ï. dat deel na kentering, waarin de boot niet gezwaaid wa8 ala gevolg vag het rusten op de ondiepe bodem, De Ott hing toen op de gebruiclreli$t plaate dus benedenetrooma van het sahip in gestoorde stroom. Er werd van 1f.W. tot H.W. gemeten. Vanuit een van de Bchepen werd een hulppeilschaal waargenomen. -Meetmethode-

2 ~ Meetmathode. Deae komt overeen met die beschreven In de Eemenota Uitrerkisg. De resultaten van de atroommetingen. eijn Ondergebracht in Be bijlagen 3 t/m 6. De gemiddelde stroomanelheid werd gevonden uit een getekende snelheidavertilraal. De mat de Ott-lier gemeten diepte werd daqrrbij aangehouden. De middeling geschiedde op het oog. Van de metingen langs de boog C-D zijn op de bijlagen 3 (22 siaart en 4 (23 maart) getekend, de anelheidskrommen, de etroomrichtingen, de getijlijn van Den Helder en de windgagevena. De stroomrichtingen voor eb en vloed aijn voor beide dagen getekend t.o.v. verschillende nullijnen. Eet verachil bedraagt 180~. In onderstaande tabel eijn enkele gegevene omtrent getij en wind verzameld. datum 22mrt. 23mrt. meetpunten peilaohaal Den Helder amplitude windriohwindsnelh. H.W. L.W. H.N. eb vloed ' in eec. 4 t/m 9 +O,p5,01 +0,61 1'38 1,62 W 4 10 t/m 15 +0,41d,10 +0,48 1,Sl 1,58 O-N.O De- l

3 I -3- De gemiddelde richting in m.p. 15 (48 ) iets naar het noorden af, over de eb (225 Texelstroom gerioht. wijkt over de vloed in de richting naar de De drijvermetingen over de eb langa de lijn Ob geven volgens de stroombanen een gemiddelde stroomrichting van 232. De drijvers werden tueaen de meetpunten 12 en 13 ingeworpen. Qegiddeldeostroomriohting over de eb in de punten 12 en 13 resp. 229 en 244. Van de metingen in de punten 1, 2 en 3 (bijlage 11, zijn op de bijlagen 5 en 6 getekend, de gemiddelde enelheidskromen, de etroomrlohtingen, de getijkrommen ter plaatse en de windgegevene. De eerste meting vond plaata op 20 maart, de tweede (eontr8lemeting) op 19 juni. In onderstaande tabel sijn enkele gegevens omtrent getij en wind verzameld. De invloed van de vrij krachtige wind op 19 Juni komt vooral tot uiting in de stroomrichting over de eb van m.p. 1, welke van 340 naar $ &O, dus naar het noordoosten draait, in tegenetelling eet de meting op 20 maart waar de richting, hoewel in mindere mate, het tegengeitelde deed ( ). Ook decltroomrichtlngen ove; de eb geven hetzelfde beeld. Op 20 maartloopt de richting van 132 naar 180, terwijl op 19 juni de richting gemiddeld 135 bedroeg. Uitgevoerde drijvermetingen in 1961 in de oggeving van ditpunt gsvenvoor de eb een gemiddelde richting van 355 en over de vloed een gemiddelde richting van 160, welke richtingen dus meer overeenkomenmet de metingen op 20 maart. -De-

4 r- I De atroomriohtingen in m.p. 2 geven voor beide dagen, zowel over de eb als over de vloed, hoewel in veel mindere mate, hetzelfde beeld. De gemiddelde stroomrichtingen in. m.p. 3 geven, over de eb, voor belde dagen een verschil van 10 De rioh3ingen over de vloed geven geen noemenswaardige afwijking (gem Drijvermetingen uitgevoerd in ï961 natij de m.p. 2 en 3 geven over de eb een gemiddelde richting van 300 over de vloed 125. Verder valt nog op te merken dat de profielen van de stroomsnelheden op 19 juni over de vloed, in tegenetelling met de meting op 20 maart, epitee ttrppen vertonen, waarna de snelheden vrij ene1 tot 30 om teruglopen en verder langzaam tot de kentering afnemen. B. Drijverpietm. ûverzioht en meetmethode. Op 20, 27 en 28 maart werden enkele drijvermetingen uitgevoerd langs ie lijn A-B (bijlage i). De drijverbanen werden, zoals gewoonlijk, bepaald door van elke ingeworpen drijver enkele malen, met behulp van twee sextanten, Be positie te bepalen. De tijden tusfien de positiebepalingen werd opgenomen met een etopwatch. De drijvers bestonden uit boeitjes, waaronder koppelstokken, en hadden een lengte van Ij a. Verder werden op 16, i7 en 18 juli, eben vloeddrijvermetingen uitgevoerd nabij de OosChavendam. De meetmethode ie dezelfde ala boven beschreven. Als drijvers werden weer boeitjee gebruikt met koppelstokken. De lengte varieerde van 4 tot 5 m. ULtwerklng. De metingen langs - de lijn A-l3 zljn uitgewerkt op de bijlagen 7 t/m 11. Alle punten waarin de positie vun de drijver is bepaald gijn verbonden door een vloeiende kromme. De in dege kromme staande getallen geven de snelheid in cm/sec. over het betreffende traject. In de bijbehorende getijkromme (peilachaal Den Helder) is dat gedeelte van het getij aangegeven waarin is gedreven. De nummering komt overeen met de nummers van de drijverbanen. De drijvers werden tijdens de eb, aoale reede eerder genoeme, ingeworpen tussen de plaatsen van de meetpunten 12 en 13 op 23 magt van de boeg C-D, en gaven een gemiddeld% stroomrichting van 232, welke richting min of meer overeen komt met ge gemiddelderiobringen in de meetpunten 12 en 13 resp. 229' en 244. De drijverbanen over de vloed kwamen overeen met die van de drijvermetingen uitôevoerd In 1958 In het Marsdiep. De drijvermetingen bij de Oosthavendam aijn voor de vloed uitgewerkt op de bijlagen 12 en i3 en voor de eb op de bijlagen 14 en 15. Alle punten waarin de positie is bepaald zijn weer verbonden door een vloeiende kromme. De in deee kromme staande getallen geven de snelheid in m/sec. Zoale op de bijlagen 12 en 13 aan de hand van de drijverbanen ie te zien trekken de drijvers over de vloed niet de fialgoandgeulin.

5 De vloedetroom naar de Balgeandgeul ie dus vrij ew&. De eb- stroom is nam verhouding sterker, omdat het water van de droogten via deze geul naar het Marsdiep afatroomt. Dit komt ook tot uiting bij de in 1938 en 1961 uitgevoerde stroommetingen in raai I1 (lodingraai 30 van de Balgzandgeul), waarin het vloedvermogen per m'in het midden van de geul ($ 45 m uit de teen van de dijk) 2 1,6 maal minder ia dan het ebvermogen, terwijl het vloedvermogen per m'in het meetpunt 200 m uit de teen van de dijk 1,5 mael is dan het ebvermogen. De vloedvermogens per m'in de meetpunten van raai I (lodingraai 24), en 160 m uit de teen van de dijk zijn reep. 2,2-1,7 en l,j maal zo groot alo het ebvermogen. N.A.P-2,.... I M A L I WIN N.A.P- 5m- RAAI I= lodingr MARINE TERREIN RAAI E I = lodingr 30\/\ I BALGZAND VERMOGENS x ~ ~ / ~! C. Lodinira. Meetmethode. Het uebied werd m W OP boiren. In het gebied van de Texelatroom werd de boog bepaald door Lichttoren Hiladuinen en Sohilbolsnol, in het gebiedje in het Maradiep door watertoren Dep Helder en "Huis Horntje". Voor het herleiden van do geloden diepten, t.o.v. N.A.P. werd de peileohaal van Don Heläor aangehouden. U itw erkinq. De lodingen 8i.h wrwodct in een overzichtskaart, bevattende 10 dingen 1961 eü 1962-Texrlatroom en Malewin, reg. nr Vergeleken met lodingos van i959 vonden geen noemenswaardige veranderingen plnats.

6 LIJST VAN l331jbage;n Bijlage 1 I1 2 'I 3 II 4,I 5 I1 6 II 7,I a 9 1' 10 I' 11 Overzichtsmetingen nabij Den Kelder 1962 reg.nr. 63.0% Profiel met meetpunten Malzwin- Texelatroom 22 en 23 maart i ) Stroommetingen Malzwin Texelstroom 22 maurt ~ Stroommetingen Malzwin Texelstroom 23 maart 1962 Stroommetingen Balgzand 20 maart 1962 ~troommetingen Balgzand 19 J uni 1962 Druvermetingen Marsdiep 20 maart i962 Drijvermetingen Marsdiep 27 maart i962 Drijvermetingen Marsdiep 28 maart 1962 Drijvermetingen Marsdiep 28 maart i962 Drijvermetingen Marsdiep 28 maart i :

7

8

9

10

11

12

13

14 ~ NOTA u I O O O 9 P P TOE LICHTING De drijvermetinger zijn uitgevoerd met stokdrijvers. Lengte der drijvers 13 m. Windrichting' N.W. Windsnelheid. 12 mlsec Getij : Vloed. Snelheden en 108 waarschijnlijk over de grond N P en 8?,,,.,, 139 en 139 over de grond.? De ingenieur TEXELSTRCOM MARSDIEP I, 63.2 D RUVERMET I NG E N MARS D I EP 1 B<JLAGE 8 Getekend Gecontr. Gez. i 27 MAART 1962 : SCHAAL 1:25000 lm j RgKSWATERSTAAT STUDIEDIENST HOORN I A 2 /REG.No

15 ~ 158' ~~ 1537 u. I -.. d u o- O O d 9 O x 9 TOELICHT 1 N G De drijvermetingen zijn uitgevoerd met koppelstokdrijvers. Lengte der drijvers 11 rn Windrichting: W. wind daarna afnemende wind W.Z.W. Windsnelheid: Van 14.76~ tot 1703~ 12 tot 1Omfsec. daarna 3m/S= Getij: Eb.. L.W. IS.Ilu-0.88m Getekend Gecontr. Gez. I I@ I 28 MAART 1962 I SCHAAL - 1:25ooO 1 RLIKSWATERSTUT STUDIEDIENST HOORN I A 2 /REG NO

16

17 BLILAGE I 14.0Qu p s i n 2 F) PEILSCHAAL DEN HELDER I I I 15.23u O TOELICHTING De drijvermetingen zijn uitgevoerd met koppels?okdr!jvers Lengte der drijvers 13 rn Windrichting: W.wind daarna afnemende wind *'.Z.W. Windsnelheid: Van 14.16~ tot 17OCu Getij: Eb 12tci 1Cmisec'daarna 3 mlsec! rde ingenieur TEXELSTROCM MARSDIEP NOTA 63.2 DRWERMETINGEN MARSDIEP ~ Getekend Gecontr Gez. 28 MAART 1962 j 11 SCHAAL i:25coo 14.1 RLIKSWATERSTAAT STUDIEDIENST HOORN 1 A 2 /REG.NO L.W U-0.88ln i