Hilde Bax en Gert van Driel 17 Werkboek bewegingsonderwijs voor de BAVO in beeld; turnen vanuit BAVO perspectief

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hilde Bax en Gert van Driel 17 Werkboek bewegingsonderwijs voor de BAVO in beeld; turnen vanuit BAVO perspectief"

Transcriptie

1 Hilde Bax en Gert van Driel 17 Werkboek bewegingsonderwijs voor de BAVO in beeld; turnen vanuit BAVO perspectief Alweer 10 jaar geleden verscheen het Werkboek Bewegingsonderwijs voor het Voortgezet Onderwijs. Met de op handen zijnde invoering van de BAVO acht de Werkgroep Bewegingsonderwijs de tijd rijp voor een nieuw werkboek. Met een schrijverscollectief werken we de kerndoelen uit voor turnen, bewegen & muziek, atletiek, spel en zelfverdediging in samenhangende bewegingsonderwijsleersituaties. Middels een drietal voorpublicaties stellen we u graag op de hoogte van de globale opzet en inhoud van het Werkboek Bewegingsonderwijs voor de BAVO. Inleiding Uitgangspunt voor de auteurs is het schrijven van een praktijkgericht boek voor het vak bewegingsonderwijs. Er wordt stelling genomen tegen de veelgehoorde opvatting dat in de BAVO naast lessen waarin het motorische onderwezen wordt, aparte lessen gepland moeten worden waarin cognitieve en sociale doelen op een expliciete wijze gethematiseerd worden. In elke bewegingsactiviteit komen deze drie aspecten op een onlosmakelijke manier voor. Bij het deelnemen leren leerlingen zaken, die vanuit elk van de drie benaderingswijzen geduid kunnen worden. Bij het lesgeven zullen de drie invalshoeken aan de orde komen, zij het niet altijd even nadrukkelijk. Het boek beoogt een breed en gevarieerd onderwijsaanbod mogelijk te maken. Het bevat belangrijke bouwstenen om een schoolgebonden vakwerkplan voor de BAVO te ontwikkelen. De relatie tussen bewegingssituaties en kerndoelen die vertaald zijn in eindtermen, wordt bij ieder activiteitsgebied aangegeven. De activiteitsgebieden, die in de kerndoelen genoemd worden, vormen de hoofdordening van het boek. Ieder activiteitsgebied begint met een algemene inleiding waarin aandacht besteed wordt aan de plaats van het gebied in het onderwijs en in de maatschappij. Vervolgens wordt het activiteitsgebied onderverdeeld in enkele betekenisgebieden. Ook de betekenisgebieden worden ingeleid. Daarin worden specifieke zaken, die kenmerkend zijn voor een betekenisgebied, vermeld. In het boek wordt geen advies gegeven voor de verdeling van lesuren over de leerjaren. Wel brengen we in ieder betekenisgebied een onderscheid aan tussen aanvangs- en vervolgactiviteiten. De aanvangsactiviteiten zijn bedoeld voor het eerste en/of tweede leerjaar en de vervolgactiviteiten voor de laatste fase van de basisvorming. Turnen vanuit BAVO-perspectief Plaats van het gebied Turnactiviteiten behoren tot de oudste van het repertoire binnen het bewegingsonderwijs. Veelal worden deze activiteiten nog onderwezen zoals dit reeds jarenlang de gewoonte is in de tradities van ons vak. Sterk bepaald vanuit een vast aantal toestellen en met een grote nadruk op welomschreven vormvoorschriften met betrekking tot de uitvoeringswijze. Op deze wijze beoefend sluiten turnactiviteiten maar matig aan bij de ervaringswereld van de huidige jeugd. En zo zien wij dat het aandeel van het turnen in het totale aanbod op vele scholen sterk is verminderd. Zeker op veel scholen voor voortgezet onderwijs. Met de komst van de basisvorming hopen wij dat op vele scholen een herbezinning plaats zal vinden op de inhouden en werkwijzen binnen het turnonderwijs. Wij menen dat de ervaringen die leerlingen op doen bij het deelnemen aan goed gekozen turnactiviteiten nog steeds van groot belang kunnen zijn voor hun ontwikkeling. Enkele uitgangspunten Bij het geven van turnonderwijs laten wij ons leiden door een aantal uitgangspunten die reeds meerdere malen zijn beschreven. Wij vatten deze punten hier kort samen. 1. Op grond van een analyse van bestaande turnactiviteiten kunnen deze worden ingedeeld in drie betekenisgebieden: het springen, het zwaaien en het balanceren. Elk van deze gebieden kan gezien worden als een verzameling activiteiten met een overeenkomstige structuur met betrekking tot het verplaatsen. In het bewegingsonderwijs willen wij de leerlingen inleiden in elk van deze gebieden.

2 18 2. Een gemeenschappelijk kenmerk van turnactiviteiten is het loskomen van de begane grond met behulp van toestellen of apparaten. Zo wordt bij het springen door het afzetten vanaf al dan niet verende vlakken de begane grond verlaten, bij het zwaaien gebeurt dit door hangen aan of steunen op zwaaitoestellen en bij het balanceren door het verblijven op begrensde vlakken op of boven de grond. Turnactiviteiten worden complexer wanneer tijdens het loszijn richtingsveranderingen worden gemaakt m.n. draaien voor- en/of achterover. 3. Voor ieder betekenisgebied formuleren wij een bewegingsprobleem, dat als een eerste leidraad moet fungeren bij het geven van onderwijs in het desbetreffende gebied. Voor de'drie gebieden binnen het turnen zijn dit de volgende bewegingsproblemen: springen het loskomen door afzetten vanaf iets met betrekking tot het loskomen of zweven; zwaaien het loskomen door hangen aan of steunen op iets met betrekking tot het losblijven komen en/of het losblijven; balanceren het loskomen door gaan of staan op iets of iemand met betrekking tot het uit evenwicht raken. Activiteiten die binnen het onderwijs worden aangeboden, dienen zo gekozen en begeleid te worden, dat het bewegingsprobleem van het betreffende gebied voor de.leerlingen oproepbaar en uitbouwbaar is.

3 4. Waar de specifieke wijze van loskomen van de grond enerzijds de aantrekkelijkheid van turnactiviteiten voor de leerlingen bepaalt, ligt hier ook een eerste op te lossen probleem. De begane grond verlaten impliceert ook weer op die grond terug te moeten keren. Het deelnemen aan turnactiviteiten betekent voor leerlingen steeds opnieuw het nemen van een zeker risico. De wijze waarop dit risico wordt ervaren en invloed heeft op het deelnemen hangt voor een belangrijk deel af van de bekendheid met de activiteiten. In het algemeen vinden wij dat turnacitviteiten in het onderwijs zo gekozen moeten worden dat ze voor leerlingen behoorlijk spannend en uitdagend zijn. Aan de andere kant moet het risico niet zodanig gaan overheersen dat de leerlingen erdoor worden overspoeld. 5. Leren turnen is geen strikt individuele aangelegenheid, maar leren turnen doe je in groepsverband. Dit betekent, mede gelet op het feit dat er apparaten nodig zijn om te kunnen springen, zwaaien en balanceren, dat het oefenen in turnactiviteiten na elkaar plaatsvindt. Zo zijn er leerlingen die het 'kunstje' doen en er zijn er die op hun beurt wachten en al dan niet toekijken. Wanneer wij er tevens van uitgaan dat in veel turnactiviteiten sprake is van een zeker risico dat begrensd kan worden door hulpverlenen, dan komen wij tot de volgende functies: doeners, wachters en helpers. Binnen veel turnactiviteiten zullen leerlingen deze drie functies moeten vervullen en dient er door de lesgever aandacht aan geschonken te worden. Het zijn deelactiviteiten binnen het turnen die niet onafhankelijk van elkaar geleerd kunnen worden. Eindtermen turnen in de SAVO Bij het ontwikkelen van een deelwerkplan voor het vakonderdeel turnen willen wij rekening houden met de zojuist geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast zullen wij ons moeten richten op de landelijk vastgestelde kerndoelen voor dit vakonderdeel. Willen wij recht doen aan beide genoemde richtingaanwijzers, dan zullen er voor het turnen programma's ontwikkeld moeten worden die gericht zijn op het halen van de volgende eindtermen. 19 Eindtermen 1. Het kunnen verrichten van taken die het met elkaar beoefenen van turnactiviteiten mogelijk maken. 2. Vanaf verschillende vlakken kunnen afzetten en tijdens het zweven meerdere richtingsveranderingen kunnen realiseren. 3. Aan verschillende toestellen op meerdere manieren in zwaai kunnen komen, in zwaai kunnen blijven en uit de zwaai kunnen komen. 4. Op verschillende begrensde grondvlakken op en boven de grond in evenwicht kunnen komen en blijven. Specificaties a. Kan na aanwijzingen turnactiviteiten inrichten en aanpassen. b. Kan hulpverlenen d.m.v. het aanleggen van verschillende grepen. c. Kan aan de hand van eenvoudige criteria het deelnemen van medeleerlingen beoordelen. a. Kan m.b.v. een minitramp een rechtstandige sprong maken en tevens een variatie hierop b.v. inhurken, spreidhoeken of kruisspringen. b. Kan m.b.v. minitramp en springplank met tenminste twee van de volgende sprongen een steunvlak passeren: hurksprong, spreidsprong of wendsprong. c. Kan m.b.v. een minitramp enlof een verhoogd vlak tenminste één van de volgende sprongen maken: (tip)salto, handstand overslag of arabier. a. Kan in de zwaai komen aan touwen en trapezestok door inlopen of door te vertrekken vanaf een verhoogd vlak. b. Kan schommelen in zit en in stand op meerdere schommels. c. Kan zwaaien in strekhang aan de ringen. d. Kan bij het zwaaien twee verschillende draaien voor- of achterover realiseren aan trapezestok enlof ringen. a. Kan gaan en staan op vastliggende en beweegbare vlakken boven de grond. b. Kan zich verplaatsen op tenminste één van de volgende losse voorwerpen: balanceerbal of éénwiel er. c. Kan als onder- of bovenpersoon functioneren bij acrobatische trucs. d. Kan vluchtig in handstand komen en weer terugkomen op de voeten.

4 20 Elke vaksectie lichamelijke opvoeding zou zich moeten richten op het opstellen van een vakwerkplan waarmee de voorgeschreven kerndoelen gerealiseerd kunnen worden. Wij menen dat dit mogelijk is door de hierboven geformuleerde eindtermen en hun specificaties na te streven. Bij de behandeling van de afzonderlijke betekenisgebieden willen wij ideeën en mogelijkheden geven om een dergelijk vakwerkplan op te stellen. De specificatie 4c verwijst naar het deelgebied van de acrogym c.q. parterre-acrobatiek c.q. wederkerige ondersteuningsoefeningen. Acitviteiten die behoren tot dit deelgebied behoren, wat ons betreft, te worden onderwezen onder het opzicht van het bewegingsprobleem van het betekenisgebied balanceren. Het betekenisgebied springen Aanvangsactiviteiten Bij de huidige gang van zaken op veel scholen voor basisonderwijs mag verwacht worden dat de meeste leerlingen die instromen in de basisvorming al weleens gesprongen zullen hebben met de minitramp. Desondanks zullen de niveauverschillen tussen de leerlingen met betrekking tot het springen groot zijn. Gezien de centrale plaats die het minitrampspringen, wat ons betreft, inneemt in het springonderwijs, is het belangrijk zoveel mogelijk leerlingen de kans te bieden een behoorlijk aanvangsniveau te verwerven. Om met name de mindere springers deze kans te bieden en anderzijds de betere springers zich niet te laten vervelen is het verstandig om in het begin meerdere springactiviteiten met rechtstandig springen aan te bieden. Binnen deze activiteiten kunnen leerlingen tevens leren om elkaars springen te ondersteunen en te beveiligen. Bij deze eenvoudige activiteiten gaat het daarbij nog niet om ingewikkelde grepen. Wel speelt heel nadrukkelijk de acceptatie van het hulpverlenen, als noodzaak bij het leren springen, een belangrijke rol. Vervolgactiviteiten Wanneer een groep leerlingen voldoende bekend is met het rechtstandig springen, dan kan het springen verder worden uitgebouwd met het maken van richtingsveranderingen tijdens het loszijn. Voor het maken van de meeste van deze richtingsveranderingen is een afzetlandingsvlak voor de handen nodig; uitzondering zijn de salto's. Wij maken hierbij een onderscheid naar een aantal eenvoudiger richtingsveranderingen: spreidsprong, wendsprong en rollen op een verhoogd vlak, en meer complexe richtingsveranderingen: salto's voorover, handstandoverslagen en salto's achterover. Het verschil in complexiteit tussen deze beide groepen activiteiten manifesteert zich voor de leerlingen vooral in het feit, dat bij deze laatste activiteiten de grond een korte tijd niet meer zichtbaar is, terwijl er wel rekening gehouden moet worden met een komende landing. Leerlingen zijn over het algemeen pas toe aan deze laatste groep van springactiviteiten, wan nee zij een behoorlijk niveau van springen hebben gekregen binnen de eerstgenoemde groep. Als voorbeeld volgt hier de beschrijving van het springen van de handstandoverslag. Ook de handstandoverslag is een meer ingewikkelde richtingsverandering, die zeker in het begin veel aandacht en energie (ook letterlijk) van de lesgever vraagt. Voordat met klassen aan deze activiteit begonnen kan worden, is het wenselijk dat de leerlingen enige bekendheid hebben met het staan op de handen. Daarbij hoeft niet gedacht te worden aan een perfecte handstand. Wij behandelen hier twee activiteiten met het springen van de overslag : vanaf een verhoogd vlak en met behulp van een minitramp over een kast. De eerste activiteit is voor de meeste leerlingen eenvoudiger dan de tweede. Met name het tot handstand komen vanuit afzetten vanaf een minitramp is in het begin lastiger, dan vanuit een klein aanloopje op een verhoogd vlak. Toch is het niet nodig de tweede overslag vanuit de minitramp altijd vooraf te laten gaan door de handstandoverslag vanaf het verhoogd vlak, het kan wel. Dat wij toch beiden opnemen als zelfstandige activiteit heeft meer te maken met de mogelijkheid van een vaksectie om voor één van beiden te kiezen. Bijvoorbeeld vanwege de beschikbare tijd of het niveau van springen van een betreffende leerlingen populatie. De handstandoverslag vanaf een verhoogd vlak Het aanbieden Arrangement Per springsituatie is voor deze activiteit nodig: drie banken, een kast of paard, een tweede kast of wandrek, een lange mat en een landingsmsat. Met behulp van de banken en de steunbalkken wordt een landingsmat gelegd ; over het vlak en de landingsmat wordt de lange mat uitgerold. De hoogte van het vlak moet zodanig zijn dat dit bij een leerling van gemiddelde lengte, die op de landingsmat staat, tot aan de navel reikt. Per situatie kunnen 10 tot 12leerlingen springen. Op de landingsmat, achter het vlak staan twee helpers; op het vlak staat een helper.

5 Leervoorste/ De springer loopt rustig aan over het verhoogde vlak, plaatst de handen op het einde van het vlak en gooit een handstand op. Vanuit de handstand laat hij/zij zich doortillen door de helpers tot stand op de landingsmat. Na het landen wordt achter bij de wachtende leerlingen aangesloten. De helper op het vlak begeleidt, indien nodig, de springer door de handstand heen, door het aanleggen van een klemgreep om het bovenbeen van de springer. De helpers op de landingsmat tillen de springer vanuit de handstand rond tot stand op de landingsmat. Hierbij wordt de dichtsbij de springer zijnde hand onder de schouder gelegd en de andere hand steunt de springer onder de onderrug (overgang rug en zitvlak). Hiervan wordt een voorbeeld gegeven. 21 Het begeleiden Bij het aanbieden van deze activiteit gaan wij ervan uit dat de leerlingen bekend zijn met het opgooien tot handstand. Leerlingen die hier nog veel moeite mee hebben moeten dit eerst, in een eenvoudiger situatie, oefenen. De helper op het vlak kan alleen die leerlingen helpen, die de handstand bijna halen. Ondanks het feit dat leerlingen bekend zijn met het tot handstand komen zullen velen in het begin vroegtijdig in elkaar kruipen, waardoor het overslaan niet lukt. Het is belangrijk deze leerlingen er op te wijzen, dat zij lang moeten blijven en zich moeten laten rondtillen tot op de landingsmat. Goed hulpverlenen is hierbij van groot belang. Door gedoseerd steun te geven bij de onderrug voelt de springer hoe de overslag gemaakt kan worden. In het begin is het daarom verstandig om als lesgever samen met één van de leerlingen te helpen. Wanneer het rondtillen van de handstandoverslag goed lukt, dan kan het tempo van springen worden opgevoerd. De leerlingen mogen nu iets snelle,r gaan aanlopen en ook het opzwaaien tot handstand mag wat feller. Het veranderen - Leerlingen die in een behoorlijk tempo komen aanlopen en de benen fel opzwaaien, kunnen nu ook beter op een andere manier worden gevangen. In plaats van de eerder beschreven wijze van helpen kan een draai-klemgreep om de bovenarmen worden aangelegd. Door de springer te begeleiden tot na het landen kan met behulp van deze greep ook het doorschieten na het landen beter worden beveiligd. - Met leerlingen bij wie het goed lukt zou de overslag nu gesprongen kunnen worden op de lange mat, dus niet meer vanaf een verhoogd vlak. Wij achten deze overgang zo groot, dat dit in de BAVO niet veel zal voorkomen. - Een vervolg met het springen van de handstandoverslag met behulp van de minitramp ligt dan meer voor de hand. De handstandoverslag met behulp van de minitramp Het aanbieden Arrangement Per springsituatie is voor deze activiteit nodig: een minitramp, een kast en een landingsmat. De kast wordt in de breedte geplaatst aan het eind van een niet te lange aan loop. Voor de kast wordt, met een kleine tussenruimte, de minitramp neergezet. De kast moet zo hoog zijn, dat deze bij een leerling die in de minitramp staat tot heuphoogte komt. Achter de kast wordt de landingsmat neergelegd. Per situatie kunnen 10 tot 12 leerlingen springen. Tussen de kast en de minitramp staat een helper; achter de kast op de landingsmat staan twee helpers. Leervoorste/ De springer loopt rustig aan, springt in de minitramp en probeert in handstand op de kast te springen. Vanuit de handstand laat hij/zij zich doortillen door de helpers achter de kast tot stand op de landingsmat. Na het landen wordt achter bij de wachtende leerlingen aangesloten. De helper tussen de minitramp en de kast geeft leerlingen die niet helemaal in de handstand komen een zet onder buik en bovenbenen en vangt eventueel terugvallende leerlingen op. De helpers achter de kast tillen de springer vanuit de handstand rond tot stand op de landingsmat. Hierbij wordt de dichtst-bij-de-springer-zijnde hand onder de schouder gelegd en de andere hand steunt de springer onder de onderrug (overgang rug en zitvlak). Hiervan wordt een voorbeeld gegeven.

6 22 Het begeleiden Het veranderen Hoewel leerlingen bekend zijn met de handstand zullen velen in het begin vroegtijdig in elkaar kruipen, waardoor geen werkelijke overslag gemaakt kan worden. Deze leerlingen hebben zoveel aandacht voor het over de kast komen en weer veilig landen, dat zij zo snel mogelijk de landingsmat weer willen zien. Het vertrouwen ontbreekt nog om voldoende aandacht te schenken aan een behoorlijke handstand. Na één of twee beurten moet dit punt daarom meestal nogmaals onder de aandacht worden gebracht: 'eerst in handstand springen en daarna word je rondgetild'. Individueel kunnen leerlingen er ook op gewezen worden om langer naar de handen te kijken en zich lang te maken. De helpers achter de kast kunnen hierbij een belangrijke functie vervullen. Door gedoceerd de onderrug van de springer tegen te houden geven zij het gevoel, dat eerst de handstand gemaakt moet worden voordat het overslaan begint. Gezien de precisie die hierbij gewenst is, is het aan te bevelen als lesgever dit zelf te doen samen met een leerling. Ook het doortillen vraagt de nodige zorg. Door het lage tempo van aanlopen en het onvoldoende benutten van de afzetmogelijkheden van de handen is het niet goed mogelijk om zelfstandig tot een goede voetenlanding te komen. Dit betekent, dat de springers zich moeten durven overgeven aan de helpers voor dit tweede deel van de overslag. Sommige leerlingen proberen dit probleem zelf op te lossen door na het tot handstand komen actief hun benen door te zwaaien en als het ware hun voeten onder zich te trekken. Hierbij dreigt vroegtijdig het steunen op de handen beëindigd te worden; met als resultaat een landing met hun rug op de achterrand van de kast. Deze leerlingen moeten er nogmaals op gewezen worden, dat het tweede deel van de overslag voorlopig gebeurt door rondgetild worden. Wanneer het springen en helpen op deze manier lukt, dan kan het tempo van springen worden opgevoerd. De leerlingen mogen nu iets sneller gaan aanlopen. - De eerste veranderingsmogelijkheid is het onder de aandacht brengen van de mogelijkheid om hoger aan te zweven bij het tot handstand komen op de kast. Hiertoe zal het aanloopvlak moeten worden verlengd en zullen de leerlingen sneller moeten gaan aanlopen. Ook zal de minitramp wat verder van de kast af gezet moeten worden. Dit laatste heeft bij de meeste leerlingen, ook zonder verdere aanwijzigingen, al vaak tot gevolg, dat er sneller aangelopen en hoger aangezweefd wordt. Wanneer nog niet alle leerlingen in een springgroep toe zijn aan deze verandering, dan is het gewenst om leerlingen die daar wel aan toe zijn bij elkaar te zetten en deze als eerste of als laatste te laten springen. De leerlingen kunnen dan zelf steeds de minitramp verzetten. Het is belangrijk om erop te letten, dat iedereen daarbij wel steeds bij eenzelfde afstand springt. Ook het helpen moet bij deze verandering worden aangepast. Doordat de leerlingen nu met een hoger tempo over de kast zullen gaan springen, moet het naar voren doorschieten na het landen beter worden beveiligd. Tegelijkertijd is de steu.n in de onderrug nu niet meer nodig. Er kan nu geholpen worden door het aanleggen van een draai-klemgreep om de bovenarmen ; bij het landen moeten de helpers dan wel meestappen met de springers. Een volgende mogelijke consequentie van het benadrukken van het aanzweven kan zijn, dat een aantal leerlingen dit zo 'goed ' gaat doen, dat zij nog maar ternauwernood kunnen steunen op de kast. In eerste instantie kan voor hen de minitramp nog wat verder weg worden gezet, waardoor een vlakker a?nzweven zal ontstaan. Uiteindelijk zal voor de betere springers de kast moeten worden verhoogd. In deze fase van het springen zal steeds gezocht moeten worden naar een optimale hoogte van het afzetvlak voor de handen in combinatie met een optimale afstand tussen de minitramp en dit vlak. Het mag daarbij niet zo zijn, dat het halen van afstand en/of hoogte blijvend gaat domineren in het springen. - Wanneer een voldoende aantal leerlingen de handstandoverslag springt bij een behoorlijke afstand tussen de minitramp en de kast en tevens met een ruime boog aanzweeft, dan is het mogelijk om met hen de overslag over een breder vlak te gaan springen. Een dergelijk vlak kan bestaan uit een maxi-dek, dat los geleverd kan worden bij twee opbouwkasten, of uit een echte springtafel. Wanneer geen van beiden aanwezig is, dan kan eventueel zelf een vlak worden gebouwd van twee kasten, met daarop enkele kleine matten. Nadeel van een dergelijk vlak is, dat het veelal te zacht is, waardoor het afzetten met de handen niet goed mogelijk is. De hoogte van het vlak moet nu weer wat lager zijn, dan de laatst gesprongen hoogte met het smalle vlak. In het begin zullen de leerlingen in hun springen sterk de nadruk leggen op het halen over het verbrede vlak. Ook bij het helpen zal hiermee rekening moeten worden gehouden. Met name leerlingen die hun handen niet over de helft van het vlak plaatsen, kunnen alleen goed geholpen worden door weer een hand onder de onderrug te plaatsen en ze over de achterrand van het vlak te tillen. Bij leerlingen die toe zijn aan deze verandering zal het halen na enige springbeurten weer snel minder nadruk krijgen. Zij kunnen zich nu weer rich-

7 ten op een optimale verdeling van aanlopen t.o.v. afzetten t.o.v. aanzweven naar de handstand. - Tenslotte is het mogelijk om nadruk te gaan leggen op de verdeling van het aanzweven naar de handstand t.o.v. het afzweven naar de landing. Bij deze verandering zullen leerlingen moeten leren de afzetmogelijkheden van de handen goed te benutten. Bij de meeste leerlingen in de BAVO zal het zover niet komen. Het betekenisgebied balanceren Algemeen Bij balanceren gaat het om een verzameling activiteiten waarbij 'het loskomen door gaan of staan op iets of iemand met betrekking tot het uit evenwicht raken' fungeert als leidraad bij het kiezen van onderwijssituaties. Het bewegingsprobleem kan gerealiseerd worden met behulp van vaste, beweegbare en losse voorwerpen. Daarnaast is het mogelijk om met twee of meerdere personen samen te balanceren. Dit noemt men parterre acrobatiek. Omdat de acrobatiek tot op heden -ten onrechte- een geringe plaats inneemt in het onderwijs, richten we onze aandacht hierop in dit artikel. Bij het introduceren van leerlingen in relatief onbekende activiteiten, zoals acrobatische trucs, is het van belang na te gaan of het balanceren door hen gerealiseerd kan worden. Om succesvol acrobatische trucs te maken is het nodig dat: leerlingen kunnen en willen samenwerken; - leerlingen zich veilig voelen ; - leerlingen elkaar willen aanraken; - leerlingen een truc boeiend en spannend vinden. Niet zoals bij andere turnactiviteiten spelen in de acrobatiek de functieverdeling en het risico een belangrijke rol. Het aangaan van een zeker risico is voor leerlingen aantrekkelijk zolang het risico niet als gevaarlijk beleefd wordt. Enkele handvatten om voor leerlingen een aanvaardbaar risico te creëren zijn: Een veilig arrangement. Zowel matten als hulpverleners dragen ertoe bij dat leerlingen minder bang zijn om te vallen. Leerlingen laten werken met medeleerlingen die ze aardig vinden. Ze moeten ervan overtuigd zijn dat hun medeleerlingen even voorzichtig als zijzelf zijn bij het opbouwen en afbouwen van een truc. Rekening houden met het gewicht en de lengte van de leerlingen bij het formeren van groepen. Veelleerlingen vinden het leuk om zowel de functie van onderpersoon als die van bovenpersoon uit te voeren. Van iedere truc één of meerdere voorbeelden geven. Als leerlingen zien of ervaren dat een truc in één of twee keer lukt met de leerkracht, dan moet dat te leren zijn. Ook de functieverdeling verdient aandacht in de acrobatiek. Het is de bedoeling dat leerlingen leren met een groep eenvoudige acrobatische trucs te maken, waarbinnen zij zowel kunnen fungeren als onderpersoon, als bovenpersoon, als hulpverlener, als tussenpersoon en als toeschouwer. Door de diverse functies uit te voeren krijgen ze meer zicht op het bewegingsverloop bij het tot stand komen van en het in balans houden van een truc. Ze leren dat zij als onderpersoon de bovenpersoon moeten leiden door bijvoorbeeld het moment van beginnen met een kneepje of 'ja' aan te geven. Als bovenpersoon leren ze de onderpersoon te volgen en zich licht te maken. Door beide 'doe' functies te ervaren voelen de leerlingen de kritische momenten van een truc 'aan den lijve' en leren ze beter hulp te verlenen en aanwijzingen te geven. Ze leren door deze wijze van werken dat een truc samen lukt, bijna lukt of nog niet lukt. Aanvangsactiviteiten Bij de aanvangsactiviteiten gaan we ervan uit dat onze leerlingen afkomstig zijn van verschillende basisscholen. De meesten van hen hebben nog niet eerder acrobatiek gehad. Ze zijn bij ons in de les al wel met turnactiviteiten in aanraking gekomen en hebben daarbij geleerd dat het normaal is om elkaar te helpen en geholpen te worden. Wij hebben gemerkt dat de leerlingen van de klas zorgvuldig met elkaar kunnen en willen omgaan en werken. Verder zijn ze gewend om tijdens onze lessen schoenen te dragen. Bij veel trucs is het dragen van zaalschoenen echter hinderlijk, dus moeten ze uit. Meestal gaan de schoenen vanzelf uit, zodra de eerste opstaptruc geïntroduceerd wordt. 23

8 24 Belangrijke aandachtspunten voor de lesgever bij aanvangsactiviteiten zijn: - kunnen de leerlingen zich licht maken tijdens het op- en afstappen in een truc en plaatsen ze hun steunpunten op de juiste plek? kunnen de leerlingen min of meer stabiele balanceervlakken vormen en houden tijdens het uitvoeren van een truc? kunnen de leerlingen elkaar ondersteunen en willen ze geassisteerd worden bij het uitvoeren van acrobatische trucs? kunnen de leerlingen in een kleine groep min of meer zelfstandig enige tijd met een truc aan de gang blijven? De aanvangactiviteiten kunnen met de hele klas of een gedeelte daarvan geoefend worden. Bij de beschrijving van 'opstappen, staan, gaan en afstappen van een paard ' beperken we ons tot een groep leerlingen dat samen aan de gang is met de truc. Omdat bij veel trucs het arrangement hetzelfde is, namelijk één of enkele matten en een groep van vier leerlingen, is het prima mogelijk om binnen een les verschillende trucs te laten doen. Het komt vaak voor dat een truc bij het ene groepje goed lukt en bij een andere groep na een paar keer oefenen nog nauwelijks, terwijl dat bij een volgende truc net anders uitpakt. Door trucs te herhalen in volgende lessen gaan ze beter lukken, ze zijn opeens makkelijker en lichter voor de leerlingen. Juist het ontspannen hangen aan, staan en gaan op elkaar maakt een acrobatische truc leuk om te doen. Hoewel iedere truc die lukt te beschouwen is als een zelfstandige balanceeractiviteit zijn de uitbouwmogelijkheden oneindig. Het variëren van de truc in hoogte, het uivoeren van een truc door twee respectievelijk meerdere personen, het opbouwen van de truc op uiteenlopende manieren en het tegelijkertijd uitvoeren van dezelfde truc door verschillende paren, zijn daarvan slechts enkele voorbeelden. Als leerlingen tijdens het uitvoeren van een truc zelf variaties gaan verzinnen dan reiken zij als het ware de uitbouwmogelijkheden aan. Voor een groep leerlingen die het paard in allerlei variëteiten wil uitvoeren, is het bouwen van een piramide bijvoorbeeld een geschikte vervolgtruc. Opstappen, staan, gaan en afstappen van een paard Het aanbieden Arrangement Een gedeelte van de lange mat of twee kleine matten die niet verschuiven over de vloer en ten opzichte van elkaar. Hierbij kan een groep van vier leerlingen gaan werken die twee aan twee ongeveer gelijk zijn in gewicht. Leervoorstel 1 Eén van de vier leerlingen wordt de onderpersoon en gaat staan als paard, dat wil zeggen op handen en knieën met een rechte rug. Als de onderpersoon gereed staat met de armen recht onder de schouders en de bovenbenen recht onde r de heupen dan geeft deze door 'ja' aan, dat de bovenpersoon kan opstappen. De bovenpersoon plaatst een voet op de heupen van het paard en legt beide handen op de schouders van de hulpverleners die opgesteld staan aan de voor- en achterz ijde van het paard. De bovenpersoon zet zich, aan de schouders van de hulpverleners en met het andere been, omhoog af, zodat het opstapbeen snel gestrekt kan worden. Vervolgens wordt het afzetbeen voorzichtig op de schouder geplaatst. Als de bovenpersoon staat worden de hulpverleners losgelaten en blijft hij in balans staan op de onderpersoon. Als de onderpersoon door 'ja' aangeeft dat de bovenpersoon moet afstappen dan wordt eerst de voet van de schouder afgehaald en pas wanneer deze op de grond is geplaatst wordt de andere voet van de heupen gehaald. De bovenpersoon kan bij het afstappen opnieuw gebruik maken van de schouders van de hulpverleners. Daarna wisselen van tweet{ll of rol in de truc. Leervoorstel 2 '\ Twee leerlingen gaan naast elkaar op de mat als paard staan. Eén van hen geeft aan wanneer de boven persoon mag opstappen. De boven persoon staat aan de achterzijde tussen beide paarden in. De bovenpersoon plaatst eerst een voet op de heupen van de 'sterkste leerling en stapt na een stevige afzet omhoog, terwijl het opstapbeen doorgestrekt wordt, door op de heupen van de andere leerling. De bovenpersoon kan hierbij de schouder van de hulpverlener gebruiken maar hij kan ook de opzwaai van de eigen armen benutten om meer lift te krijgen. Als de bovenpersoon staat op de twee paarden wacht hij op een sein van één van de twee en stapt daarna weer af. Hierna wisselen de leerlingen van functie in de truc.

9 25 Het begeleiden Het veranderen Aanvankelijk is het vlot opstappen, hetgeen lichter is voor de onderpersoon, door de bovenpersoon problematisch. Door gebruik te maken van de schouders van de hulpverleners kan de bovenpersoon zijn opstapbeen makkelijker strekken en heeft hij meer rust om de tweede voet voorzichtig op de schouder te plaatsen. De leerlingen moeten ervan doordrongen zijn dat zij niet gaan staan op de onder- of bovenrug en dat zij niet van het paard afspringen. Anderzijds is de houding van het paard belangrijk, zowel een holle als een bolle rug moet voorkomen worden en het is belangrijk dat de armen en de benen in een rechte lijn staan met de schouders en de heupen. Door gebruik te maken van twee paarden en een boven persoon is de belasting minder en kan de opstapper leren het opstrekken te ondersteunen met een armzwaai. - Als het opstappen op twee paarden lukt zonder schoudersteun dan kunnen de leerlingen dit ook proberen op een paard. - Als het in balans staan op een respectievelijk twee paarden lukt dan kanlkunnen het paardlde paarden zich voorwaarts gaan verplaatsen. De bovenpersoon probeert daarbij zijn balans te bewaren. - Als leerlingen kunnen opstappen op een paard dan kunnen zij proberen met zijn tweeën tegelijkertijd twee paarden te bestijgen. Piramide bouwen Het aanbieden Arrangement De helft van de lange mat of drie kleine matten die niet verschuiven over de vloer en ten opzichte van elkaar. Een groep van acht leerlingen. Vier daarvan zijn geschikt voor de functie van onderpersoon. Leervoorstel Drie onderpersonen gaan naast elkaar op de mat zitten als paard. De middelste onderpersoon geeft het sein dat twee tussenpersonen als paard kunnen plaatsnemen op de onderpersonen. De tussenpersonen plaatsen hun onderbenen het eerst op de heupen van de buitenste onderpesonen en daarna het andere onderbeen op de middelste onderpersoon. Vervolgens plaatsen ze hun handen op de schouders van de onderpersonen. De vierde onderpersoon gaat dwars achter de anderen als paard zitten. De bovenpersoon stapt op dit paard en plaatst het been dat op de schouders staat als eerste met het onderbeen op de heupen van één van de tussenpersonen. Daarna wordt het tweede onderbeen op de andere tussenpersoon geplaatst en tenslotte worden de handen op de schouders van de beide tussenpersonen neergezet. De hulpverlener ondersteunt de bovenpersoon bij het opstappen aan de bovenarm aan de zijde van het opstapbeen, dat in tweede instantie het afzetbeen wordt. Voor het afbouwen van de piramide wordt het sein opnieuw gegeven door de middelste onderpersoon. Het afbouwen moet net zoals het opbouwen voorzichtig en wel in omgekeerde volgorde gebeuren. Het begeleiden Het veranderen Het maken van een piramide spreekt tot de verbeelding van de leerlingen, maar omdat het opbouwen in het begin enige tijd vergt is het zwaar voor de onderpersonen. De eerste keren is het raadzaam dat de leerkracht de functies verdeelt en de taak van hulpverlener op zich neemt. Ook in deze truc is het belangrijk dat de paarden hun rug rechthouden en dat het gewicht van de tussenpersonen en de bovenpersoon rust op de heupen en de schouders van de onderpersonen respectievelijk tussenpersonen. Zowel bij het opbouwen als bij het afbouwen van de piramide is het belangrijk dat de leerlingen voorzichtig maar wel resoluut opstappen en afstappen. - Als deze piramide met zes personen niet lukt, dan kan een piramide met zes personen gemaakt worden waarbij de onder- en tussenpersonen als paard zitten. - Als de piramide lukt, dan kan de bovenpersoon proberen op te stappen zonder gebruik te maken van een achterpaard. - Als de piramide lukt, dan kan de bovenpersoon gaan staan op de tussenpersonen. Vervolgactiviteiten Om met de vervol gactiviteiten aan de slag te gaan veronderstellen we dat de leerlingen een kopstand, een handstanden de aanvangsactiviteiten daarvoor voldoende beheersen. Voorts gaan we ervan uit dat de leerlingen geleerd hebben relatief zelfstandig en verantwoord in een groep te kunnen werken. Ze zijn in staat om risico's in te schatten en hebben voldoende vaardigheid in hulpverlenen om de trucs te beveiligen.

10 26 Bij de vervolgactiviteiten gebruiken we verschillende uitbouwrichtingen. Voorbeelden van verschuivingen zijn: de handen fungeren als steunpunten ; de truc is hoog boven de grond; de boven- en onderpersoon bevinden zich aan weerszijden van het loodvlak; de truc wordt gemaakt door een onder-, een tussen- en een bovenpersoon; de trucs worden opgebouwd uit twee of meerdere basistrucs. De vervolgactiviteiten kunnen net zoals de aanvangsactiviteiten met de hele klas of een gedeelte daarvan geoefend worden. Bij de vervolgtrucs is vaker dan bij de aanvangstrucs de lesgever als hulpverlener en vakman nodig. Daar het arrangement veelal gelijk is, is het prima mogelijk dat leerlingen binnen dezelfde les zelfstandig met andere trucs bezig zijn. Natuurlijk is het ook mogelijk om hen in andersoortige bewegingssituaties onder eigen leiding te laten werken. Als een truc met twee of grotere groepen leerlingen lukt dan geeft het vertonen daarvan aan elkaar een extra dimensie. In onze lessen acrobatiek moeten we daarvoor ruimte creëren.

11 27 Bolk Het aanbieden Het begeleiden Het veranderen Arrangement Een gedeelte van de lange mat of twee kleine matten die niet verschuiven over de vloer en ten opzicht van elkaar. Een groep van vier leerlingen die twee aan twee niet teveel verschillen in lengte en gewicht. Leervoorstel De bovenpersoon legt de onderpersoon neer op de mat. De onderpersoon ligt op zijn rug en heeft zijn knieën gebogen en zijn voeten rusten plat op de mat iets uit elkaar. Hij heeft zijn armen gestrekt, om de schouders van de bovenpersoon te ontvangen. De bovenpersoon plaatst zijn voeten tegen de billen van de onderpersoon, plaatst zijn handen op de knieën en legtzijn schouders in de handen van de onderpersoon. Op het kneepje van de onderpersoon zet de bovenpersoon af en brengt zijn heupen omhoog terwijl de knieën gebogen blijven. De onderpersoon houdt daarbij de armen gestrekt en kan door het minder of meer duwen tegen de schouders van de bovenpersoon helpen dat deze zijn gewicht kan verdelen over de vier steunpunten. Als de bolk in balans staat, de onder- en bovenpersoon kunnen elkaar dan aankijken, kan de bovenpersoon zijn benen voorzichting uitstrekken. Het is belangrijk dat de boven persoon recht omhoog uitstrekt en niet hol of bol gaat staan want dan is de balans voor de onderpersoon niet of bijna niet te bewaren. Zowel bij het in de bolk komen als bij het uitstrekken van de bovenpersoon ondersteunen, sturen, de hulpverleners hem bij de heupen. Zij zitten daarvoor aan weerszijden van de onderpersoon. Voor het teruggaan uit de bolk geeft de onderpersoon opnieuw een kneepje. De bovenpersoon trekt daarop zijn benen in en kantelt vervolgens terug. Tenslotte tilt de bovenpersoon de onderpersoon op. Voor deze truc is het nodig dat de leerlingen zich redelijk kunnen oriënteren als ze op hun handen staan. Zowel de taak van de hulpverleners, de onder- en bovenpersoon moet aandacht krijgen in de voorbeelden die vooraf gegeven worden, omdat de truc in het begin vaak niet of moeilijk in balans komt. Voor de onderpersoon is het belangrijk dat hij zijn armen blijft strekken, deze iets voor zich houdt en dat zijn vingers en duimen naar dezelfde kant wijzen bij het omvatten van de schouders van de bovenpersoon. Voor de bovenpersoon is het belangrijk dat hij zjin gewicht volledig gegeven heeft aan de onderpersoon en dat dit goed verdeeld is over de handen en de schouders voordat de onderpersoon het kneepje geeft om af te zetten voor de bolk. Hoewel het afzetten met twee benen voor de bovenpersoon moeilijker is dan met één been is het wel veiliger omdat de kans dat de bolk doorslaat dan kleiner is. Het indraaien, afzetten, van de bovenpersoon kunnen de hulpverleners ondersteunen bij de heupen. Zowel door manuele hulp als door het geven van aanwijzingen kunnen de hulpverleners de balans naar voren en naar achteren sturen. Daarnaast hebben ze tot taak het naar links en rechts uit balans raken te beveiligen. Pas als de bolk goed lukt, makkelijk in balans blijft, met ingetrokken benen, mag de bovenpersoon proberen zijn benen te strekken. -Als de bolk niet lu kt met twee leerlingen van gelijk gewicht, dan kan de bolk eerst geoefend worden met een lichtere bovenpersoon. - Als het de leerlingen lukt om vanuit een gebogen bolk een gestrekte bolk te maken, dan kunnen ze proberen om direct een gestrekte bolk te maken. Met een eenbenige afzet is dit eenvoudiger dan met een tweebenige afzet. - Als het lukt om rechtstreeks in een gestrekte bolk te komen, dan kunnen de leerlingen proberen om van daaruit een pijl of een spagaat te trekken. Het vervolg Het Werkboek Bewegingsonderwijs voor de BAVO, waarvan dit artikel een voorpublicatie is, verschijnt in januari Artikelen over twee andere activiteitsgebieden vanuit BAVO perspectief kunt u verwachten in oktober en december Correspondentieadressen: Hilde Bax Marcantilaan NL Amsterdam Gert van Driel Bendij ksweg RP Heino

Zelfregulering bij bewegingsonderwijs in het po

Zelfregulering bij bewegingsonderwijs in het po Zelfregulering bij bewegingsonderwijs in het po Zelfregulering houdt in: zelfstandig handelen en daarvoor verantwoordelijkheid nemen in de context van een bepaalde situatie/omgeving, rekening houdend met

Nadere informatie

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Springen met de minitrampoline Leg de dikke mat achter de trampoline. Indien de kinderen (en de leerkracht) er ervaring mee hebben, kan het springen van de hurkwendsprong

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Springen. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Springen. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - SPRINGEN 36 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Springen De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur

Nadere informatie

7 Hulpverlenen met de draaigreep

7 Hulpverlenen met de draaigreep 7 Hulpverlenen met de draaigreep 7.1 Hulpverlenen bij het rollen voorover Hoe: raaigreep op het achterhoofd en bovenbeen oel: evorderen van de rotatie en het beschermen van het hoofd en de nek Let op:

Nadere informatie

Leerlijn Springen. Milou Boonen, sportconsulent gemeente Venlo Nick Fleuren, sportconsulent gemeente Horst aan de Maas

Leerlijn Springen. Milou Boonen, sportconsulent gemeente Venlo Nick Fleuren, sportconsulent gemeente Horst aan de Maas Leerlijn Springen Door: Milou Boonen, sportconsulent gemeente Venlo Nick Fleuren, sportconsulent gemeente Horst aan de Maas Studiedag bewegingsonderwijs 30 oktober 2013 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Vrije

Nadere informatie

SPRINGEN spreidsprong (1)

SPRINGEN spreidsprong (1) SPRINGEN spreidsprong (1) 1 Ophurken en afspreiden met hulp: aanloop + afstoot met 2 voeten handen op de kast plaatsen bekken hoog heffen benen buigen en voeten op de kast plaatsen (hurkzit) handen plaatsen

Nadere informatie

Hieronder de onverkorte beschrijving van dit gebied met de praktijkvoorbeelden.

Hieronder de onverkorte beschrijving van dit gebied met de praktijkvoorbeelden. 16 Hindernis nemen Bij het L.P.C.(Landelijk Pedagogisch Centrum) is het invoeringsprogramma 'Bewegingsonderwijs voor 4-8 jarigen' verschenen. Het is een uitwerking van het 'Werkboek Bewegingsonderwijs

Nadere informatie

Procare 11: 1. Rotory torso staand mobiliserend

Procare 11: 1. Rotory torso staand mobiliserend Procare 11: 1. Rotory torso staand mobiliserend Zet je voeten op heup breedte uit elkaar en strek de armen horizontal. Draai met de romp zo ver mogelijk naar links en vervolgens naar rechts. Met je hoofd

Nadere informatie

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Schommelen vanaf een verhoging Planken op de trapezoïde! Als er voldoende matten zijn: 2 matten op de grond en 2 rechtop tegen de trapezoïde. I.v.m. terugzwaaien

Nadere informatie

Posities van de voeten

Posities van de voeten Posities van de voeten 1 e positie: De hielen aan elkaar, de voeten naar buiten gedraaid, gelijk aan de schouderlijn. De voeten staan met de hele voetzolen op de grond. 2 e positie: De voeten naar buiten

Nadere informatie

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Reglement Minitrampoline (groepsspringen) Reglement Minitrampoline (groepsspringen) 2017-2018 Algemene bepalingen: Er wordt alleen gesprongen in de categorie schoolteam. In deze categorie mogen dus leerlingen uit alle leerjaren deelnemen. Leerlingen

Nadere informatie

Hernia met een radiculair syndroom in de lage rug Adviezen & oefeningen. Afdeling Fysiotherapie IJsselland Ziekenhuis

Hernia met een radiculair syndroom in de lage rug Adviezen & oefeningen. Afdeling Fysiotherapie IJsselland Ziekenhuis Hernia met een radiculair syndroom in de lage rug Adviezen & oefeningen Afdeling Fysiotherapie IJsselland Ziekenhuis Inleiding U bent patiënt op de afdeling neurologie van het IJsselland Ziekenhuis. Er

Nadere informatie

Bekkenkanteling: maak afwisselend een bolle- en holle rug, waarbij romp en hoofd stil blijven liggen op de onderlaag.

Bekkenkanteling: maak afwisselend een bolle- en holle rug, waarbij romp en hoofd stil blijven liggen op de onderlaag. www.gezondbewegen.nl Rugoefeningen Algemene adviezen: Creëer een vaste plaats en een vast tijdstip en voer de oefeningen twee keer per dag uit Realiseer u, indien de klachten verminderd of verdwenen zijn,

Nadere informatie

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Reglement Minitrampoline (groepsspringen) Reglement Minitrampoline (groepsspringen) 2016-2017 Algemene bepalingen: Er wordt alleen gesprongen in de categorie schoolteam. In deze categorie mogen dus leerlingen uit alle leerjaren deelnemen. Leerlingen

Nadere informatie

(Vanuit voorhup) overslag met bewegingshulp van verhoging (blok) - Overstrekte/gespannen lichaamshouding in de afzweeffase

(Vanuit voorhup) overslag met bewegingshulp van verhoging (blok) - Overstrekte/gespannen lichaamshouding in de afzweeffase Overslag Score Moment 9: Handstand tegen de muur oplopen - Armen gestrekt en op schouderbreedte - Oplopen tot boven heuphoogte - Gecontroleerd teruglopen tot hurkzit Vluchtige handstand - Gestrekte armen

Nadere informatie

Rijtechniek Springen. Fases van de sprong en verlichte zit

Rijtechniek Springen. Fases van de sprong en verlichte zit Rijtechniek Springen p Fases van de sprong en verlichte zit Doelstelling van de les De student kan de verschillende fases van de sprong benoemen en herkennen. De student kan aangeven hoe de houding van

Nadere informatie

Minitrampoline Reglement: Groepsspringen

Minitrampoline Reglement: Groepsspringen Minitrampoline Reglement: Groepsspringen Categorie: Er wordt alleen gesprongen in de categorie schoolteam. In deze categorie mogen dus leerlingen uit alle leerjaren deelnemen. Leerlingen mogen zowel deelnemen

Nadere informatie

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant.

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant. BUIKSPIEREN Klap beide knieën naar één kant. Beweeg de kin naar de borst en kom met de romp een klein stukje recht omhoog. Houd 4 tellen vast en ga langzaam weer terug. Bij nekklachten, nek ondersteunen

Nadere informatie

Om en om uitstappen. Achterste knie naar de grond duwen. Borst open en trots. Buikspieren aanspannen. Kracht zetten vanuit je voorste hak.

Om en om uitstappen. Achterste knie naar de grond duwen. Borst open en trots. Buikspieren aanspannen. Kracht zetten vanuit je voorste hak. 1. plank Let op de houding van de rug. Buikspieren en bilspieren aanspannen. Handen onder de schouders en de ellebogen uit het slot. Makkelijker maken: vanaf de knieën Moeilijker maken: voeten op een verhoging

Nadere informatie

6 Hulpverlenen met de steungreep

6 Hulpverlenen met de steungreep 6 Hulpverlenen met de steungreep 1 Ga met twee hulpverleners dicht bij elkaar aan het begin van het landingsvlak klaarstaan. Neuzen naar elkaar toe. 2 Ga stevig klaarstaan: voeten op schouderbreedte en

Nadere informatie

Fitnessbal training. Kern training / Core stability

Fitnessbal training. Kern training / Core stability Fitnessbal training Kern training / Core stability De spieren van je buik, billen en onderrug vormen de 'kern'. Deze zone is verantwoordelijk voor alle acties waarbij je draait, reikt en buigt en is het

Nadere informatie

PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren

PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren PECTUS REVALIDATIE Het doel van de pectus revalidatie (training borst- en rugspieren) is het versterken van de spieren van de borst en de rug en hiermee het verbeteren van je lichaamshouding. De volgende

Nadere informatie

LES 9. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, klimmen, mikken DOELSTELLINGEN:

LES 9. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, klimmen, mikken DOELSTELLINGEN: LES 9. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Beoordelen Trampolinespringen. O De leerling heeft geen goede sprong in de trampoline ( 1 been voor de trampoline, 2 benen in de trampoline) en geen balans

Nadere informatie

Werkstuk LO Gym 5,5. Werkstuk door een scholier 1417 woorden 15 februari keer beoordeeld. Gym Werkstuk. Voorwoord

Werkstuk LO Gym 5,5. Werkstuk door een scholier 1417 woorden 15 februari keer beoordeeld. Gym Werkstuk. Voorwoord Werkstuk LO Gym Werkstuk door een scholier 1417 woorden 15 februari 2006 5,5 126 keer beoordeeld Vak LO Gym Werkstuk Voorwoord Elke dinsdag heeft klas 3A een blokuur gym. Dit zijn de twee uurtjes waar

Nadere informatie

Uitwerking VOORBEELD vrije oefening Meso Teamgym

Uitwerking VOORBEELD vrije oefening Meso Teamgym 1 e deel: tempo telling erg traag (vergelijkbaar met een dodenmars), tellen tot 4 2 e deel: tempo snel (snelle mars), tellen tot 8 Na pieptoon opmaat van circa 3 tellen, tel 1 van maat 1 begint met pianospel

Nadere informatie

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken Lesonderdeel: Vak 1: Mikken Vak 2: Klimmen en rollen Vak 3: Touwtje/hoepel Springen Springen over zelf rondgedraaid touw Gooien, klimmen Bewegingsthema: Springen Klimmen Mikken Groep: 7 8 Lesweek 6 Les

Nadere informatie

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Recreatie

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Recreatie Oefenstof Kaag en Braassem cup 2019 Recreatie BRUG NIVEAU 1 REKSTOK/KLEINE ONGELIJKE BRUG Opsteunen voorover duikelen Achterover duikelen onder de rekstok, komen tot stand met gestrekte armen aan de rekstok

Nadere informatie

Instap ( ) Pupil 1 (2008) Handstand overslag tot ruglig plankoline verhoogd vlak 90 cm

Instap ( ) Pupil 1 (2008) Handstand overslag tot ruglig plankoline verhoogd vlak 90 cm Sprong Handstand overslag tot ruglig plankoline verhoogd vlak 90 cm Instap (2009-2010) Pupil 1 (2008) Handstand overslag tot ruglig plankoline verhoogd vlak 90 cm Brug - overstrekte holle kurbethouding

Nadere informatie

Lage Rugpijn, Aspecifieke Lage Rugpijn, Lumbago, Spit,

Lage Rugpijn, Aspecifieke Lage Rugpijn, Lumbago, Spit, Lage Rugpijn, Aspecifieke Lage Rugpijn, Lumbago, Spit, Wat is lage rugpijn? Lage rugpijn zit onderin de rug. Soms straalt de pijn uit naar de billen of naar een of beide bovenbenen. De pijn kan plotseling

Nadere informatie

4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden): E-groep D-groep C-groep B-groep A - groep Masters

4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden): E-groep D-groep C-groep B-groep A - groep Masters Als er achter de sprong/oefening een cijfer tussen haakjes staat, dan is er voor deze sprong/oefening een uitleg beschikbaar. 4-7-1 4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden):

Nadere informatie

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest 2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof Oefeningen voor een gezond lichaam en geest De Soldaat Dit is de eerste van de vier warming up oefeningen waarbij het doel is de hartslag te verhogen

Nadere informatie

Aanpassingen in het bewegingsonderwijs voor kinderen met overgewicht

Aanpassingen in het bewegingsonderwijs voor kinderen met overgewicht Aanpassingen in het bewegingsonderwijs voor kinderen met overgewicht Touwzwaaien/schommelen Touwverhuizen Steunspringen Duikelen rekstok/ringen Koprollen Klimmen Spellen Inleiding Eén op de vier Venlose

Nadere informatie

Lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs

Lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs Lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs BEWEGINGSONDERWIJS Karakteristiek Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen van de kleuters. Het

Nadere informatie

Graag breng ik u op de hoogte van de (on)vermogens van Elise op het gebeid van spel en bewegen.

Graag breng ik u op de hoogte van de (on)vermogens van Elise op het gebeid van spel en bewegen. Gegevens afzender Plaats, datum Geachte docent LO, Elise... is een leerling van de... school. Elise een. (omschrijving van karakter: vrolijk, (weinig) energiek, afwachtend, initiatiefrijk, creatief, angstig,

Nadere informatie

Mobiliserende oefeningen voor thuis

Mobiliserende oefeningen voor thuis Mobiliserende oefeningen voor thuis Oefeningen om het lichaam zo soepel mogelijk te houden Oefeningen Cervicale wervelkolom HCWK 1) Extensie: Ga rechtop zitten op een stoel en plaats de middelvingers van

Nadere informatie

Instructies: Instructies:

Instructies: Instructies: 1. Ga op je buik op een gymnastiek mat liggen. Leg je onderarmen naar voren(boven je lichaam), de voeten op de topjes van de tenen. Span nu je buikspieren aan. 2. Til je lichaam omhoog, tot de zogenaamde

Nadere informatie

NTS niveau 17. Balk Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand

NTS niveau 17. Balk Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand NTS niveau 17 Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand vanuit schredestand gaan op platte voeten tot het midden van de balk met armen wijd. hurken en weer komen tot schredestand.

Nadere informatie

Instructie. Roeien. Sturen. Omslaan-avond. Theorie-avond

Instructie. Roeien. Sturen. Omslaan-avond. Theorie-avond Instructie Laat de leerling een extra set droge roei- dan wel burgerkleding en schoenen bij zich hebben. Laat de bril afzetten of vastmaken met een touwtje. Het traject van de opleiding tot het Sc 2 niveau

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Balanceren. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Balanceren. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - BALANCEREN 12 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Balanceren De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende

Nadere informatie

Balans en Springen Thema Januari

Balans en Springen Thema Januari Balans en Springen Thema Januari Kracht en balans helpen je samen om te ontspannen en te communiceren met je paard. Of je nu dressuur rijdt, western of springt. Tijdens een eerder thema hebben we al stukje

Nadere informatie

LES 37. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, springen, mikken. DOELSTELLINGEN:

LES 37. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, springen, mikken. DOELSTELLINGEN: LES 37. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Wandrek klimmen - De leerling klimt vlot in het wandrek naar boven en omlaag. Hurksprong: - De leerling zet af met 2 voeten op de plank en landt op zijn

Nadere informatie

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken Lesonderdeel: Vak 1: Mikken Vak 2: Klimmen en rollen Vak 3: Touwtje/hoepel Springen Springen over zelf rondgedraaid touw Gooien, klimmen Bewegingsthema: Springen Klimmen Mikken Groep: 5 6 Lesweek 6 Les

Nadere informatie

Oefeningen met de fitnessbal

Oefeningen met de fitnessbal Oefeningen met de fitnessbal Praktische trainingstips Zorg dat u voldoende ruimte om u heen hebt. Zorg dat uw voeten stevig op de grond staan en niet kunnen wegglijden. Leg een stroef matje eronder of

Nadere informatie

Schoolzwemmen. Leerlijnoefeningen Ondiep Diep Benodigdheden Aandachtspunten. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens gaan staan.

Schoolzwemmen. Leerlijnoefeningen Ondiep Diep Benodigdheden Aandachtspunten. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens gaan staan. Leerlijn Balanceren Klimmen op een drijvende mat. Vervolgens gaan staan op de drijvende mat. Dan eraf springen. Houd indien nodig één hand van de kinderen vast. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens

Nadere informatie

1 Vanaf een verhoging voor de balk opstappen tot schredestand op de balk

1 Vanaf een verhoging voor de balk opstappen tot schredestand op de balk Balk RW 6 1 Vanaf een verhoging voor de balk opstappen tot schredestand op de balk 2 Lopen tot het midden van de balk 3 Inhurken, met 2 handen de balk aanraken en komen tot stand 4 Streksprong 5 Tot het

Nadere informatie

8 Hulpverlenen met de samengestelde greep

8 Hulpverlenen met de samengestelde greep 8 Hulpverlenen met de samengestelde greep 8.1 Hulpverlenen bij de overslag Hoe: Samengestelde greep op de rug en het bovenbeen met overpakken naar de steungreep op de romp oel: het bevorderen van de rotatie

Nadere informatie

LES 5 Sportlessen. Kern: Drie winteroefeningen LES 1 - ONDERBOUW. Afsluiting: Reactiespel. Inleiding (10 minuten)

LES 5 Sportlessen. Kern: Drie winteroefeningen LES 1 - ONDERBOUW. Afsluiting: Reactiespel. Inleiding (10 minuten) LES 1 - ONDERBOUW LES 5 Sportlessen Drie winteroefeningen Inleiding: Bobslee Kern: Drie winteroefeningen Afsluiting: Reactiespel 10 minuten 25 minuten 10 minuten Inleiding (10 minuten) Bobslee Twee leerlingen

Nadere informatie

(VEEL AANDACHT VOOR DE CONTROLE VAN DE ADEMHALING DOCH DIT WORDT NIET IN DETAIL BESCHREVEN..)

(VEEL AANDACHT VOOR DE CONTROLE VAN DE ADEMHALING DOCH DIT WORDT NIET IN DETAIL BESCHREVEN..) SEVA-Yoga Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 4 (B4R2) (VEEL AANDACHT VOOR DE CONTROLE VAN DE ADEMHALING DOCH DIT WORDT NIET IN DETAIL BESCHREVEN..) Oefening 1 - Gewoon rechtop staan

Nadere informatie

Oefeningen zwangerschap

Oefeningen zwangerschap 1. Squat Deze oefening is bedoeld om uw bovenbenen en rug te versterken. Ga rechtop staan met uw voeten op heupbreedte. Duw vervolgens uw billen naar achteren en buig de knieën alsof u gaat zitten. Uw

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF = opsprong = afsprong November 01 EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie. Thema: Tinnen

Nadere informatie

Dynamische stretching

Dynamische stretching Dynamische stretching We hebben een aantal dynamische stretchoefeningen op een rijtje gezet: 1. voorkant bovenbenen: hakken-billen 2. hamstrings: knieheffen 3. heupen, liezen en schouders: zijsluitpas

Nadere informatie

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren.

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren. LES 32. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Beoordelen Koprol O De leerling komt niet zelfstandig rond op een dun turnmatje. V De leerling maakt zelfstandig een koprol op het dunne turnmatje. G De

Nadere informatie

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER 020-512 45 42

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER 020-512 45 42 Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie Het Slotervaartziekenhuis, een opmerkelijk en ambitieus ziekenhuis in Amsterdam. In een informele en vertrouwde omgeving werken wij aan innovatieve medische

Nadere informatie

VERDIEPINGSSTOF LEEREENHEID 5

VERDIEPINGSSTOF LEEREENHEID 5 VERDIEPINGSSTOF LEEREENHEID 5 1.1 Verdiepingsstof - Veiliger bewegingsonderwijs op de basisschool Onveilige omgeving + onveilig gedrag = meer kans op ongelukken. In het bewegingsonderwijs worden ongelukken

Nadere informatie

Opspringen tot steun, 1 been overheffen tot rijzit (basis) of Ophurken, kwart draai in hurkzit, komen tot rijzit (+0,30) spreidhoeksteun

Opspringen tot steun, 1 been overheffen tot rijzit (basis) of Ophurken, kwart draai in hurkzit, komen tot rijzit (+0,30) spreidhoeksteun Instap d3 balk Opspringen tot steun, 1 been overheffen tot rijzit (basis) of Ophurken, kwart draai in hurkzit, komen tot rijzit (+0,30) spreidhoeksteun Zitten op de balk; benen zijn gespreid en boven de

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF = opsprong = afsprong November 01 EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie. Thema: Tinnen

Nadere informatie

RUGOEFENINGEN MOBILISEREND

RUGOEFENINGEN MOBILISEREND RUGOEFENINGEN MOBILISEREND Knieën zijwaarts Been uitstrekken - Beweeg de knieën tegelijk naar links en vervolgens naar rechts. Variatie: strek het bovenste been in uiterste positie over het andere been

Nadere informatie

SCOREFORMULIER SCOREFORMULIER. Oef. Score 1 Score 2 Letter Oplossing

SCOREFORMULIER SCOREFORMULIER. Oef. Score 1 Score 2 Letter Oplossing SCOREFORMULIER Oef. Score 1 Score 2 Letter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Oplossing SCOREFORMULIER Oef. Score 1 Score 2 Letter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Oplossing OEFENING 1 OPDRUKKEN IN DE RINGEN

Nadere informatie

Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint:

Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint: Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint: Rek/Strek oefeningen mogen nooit pijn veroorzaken. Mocht u pijn krijgen stop dan onmiddellijk met de oefening. Het is belangrijk om de rek niet

Nadere informatie

BASISOPSTELLING 1 OPSTELLING MET KLIMRAMEN AAN DE LANGE KANT BASISOPSTELLING 1

BASISOPSTELLING 1 OPSTELLING MET KLIMRAMEN AAN DE LANGE KANT BASISOPSTELLING 1 BASISOPSTELLING Vak Schommelen Vak 2 Hurksprong Vak 3 Hokbal OPSTELLING MET KLIMRAMEN AAN DE LANGE KANT BASISOPSTELLING BO nieuwcorrirma+p.indd 2/5/08 0:54:00 AM BASISOPSTELLING GROEP 3 T/M 8 3 VAKKEN

Nadere informatie

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde Oefenprogramma revalidatie rechterzijde Dit oefenprogramma ontvangt u van uw revalidatiearts. Oefen dit programma bij voorkeur 2x per dag. Oefeningen moet u pijnvrij kunnen doen, en adem door! In de oefengids

Nadere informatie

Oefenenprogramma na een HNP (hernia)operatie of een kanaalstenoseoperatie

Oefenenprogramma na een HNP (hernia)operatie of een kanaalstenoseoperatie Oefenenprogramma na een HNP (hernia)operatie of een kanaalstenoseoperatie Inleiding U wordt binnenkort geopereerd aan een hernia en/of stenose in de rug. Rondom deze operatie krijgt u fysiotherapie. In

Nadere informatie

LES 28. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Tikspelen

LES 28. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Tikspelen LES 28. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Beoordelen Hurksprong: O De leerling steunt niet op de armen en loopt op de plank. V De leerling springt met 2 voeten op de plank en landt op de knieën

Nadere informatie

SPRONG Meisjes / Jongens

SPRONG Meisjes / Jongens Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU SPRONG Meisjes / Jongens Oefeningen 4, 5 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN SPRONG D-niveau (meisjes/jongens): Algemeen: - De D-sprongen worden uitgevoerd over plinten in de breedte

Nadere informatie

Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 1, 2, 3

Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 1, 2, 3 Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 1, 2, 3 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN HERENBRUG E-niveau: Algemeen: - De oefening wordt uitgevoerd op een herenbrug van min. 1,50 m hoogte (mag aangepast

Nadere informatie

Zomerfit Pagina 1 van 5

Zomerfit Pagina 1 van 5 Zomerfit Pagina 1 van 5 1. Brug in ruglig met calf raises Neem plaats in ruglig met de kniëen gebogen, waarbij de voeten plat op de mat staan. Til het bekken op tot een brugpositie en ga op de tenen staan.

Nadere informatie

14.5. Impressie / Plattegrond

14.5. Impressie / Plattegrond Alle groepen Materiaal: - 7 hoepels - Bank - 2 kasten - 5 5cm matten - 2 losse grote touwen - 2 springtouwen - Ringen - Wandrek - 20 pionnen - Korf - 2 meterstokken Impressie / Plattegrond Opdracht - De

Nadere informatie

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal werkblad Basisopstelling opstelling in 3 vakken klimramen aan de korte kant Vak 1 Glijden en klimmen Vak Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal 3 Groot -3 klimramen 6 banken 6 matten 1

Nadere informatie

Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen

Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen Les 1: vier zomersporten Inleiding: Warming-up Kern: Vier zomersporten Afsluiting: Olympische ringen werpen 5 minuten 30 minuten Olympische waarden: Tijdens de

Nadere informatie

SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT 4. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig 4.

SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT 4. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig 4. SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig.50

Nadere informatie

Super Strakke Bovenarmen- Bonus

Super Strakke Bovenarmen- Bonus Super Strakke Bovenarmen- Bonus Wij begrijpen dat je niet altijd zin of tijd hebt om naar de sportschool te gaan. Gelukkig kun je nog steeds strakke bovenarmen krijgen zonder gewichten te gebruiken of

Nadere informatie

Oefeningen voor beenspieren

Oefeningen voor beenspieren Oefeningen voor beenspieren Borstpass op één been Gooi de bal heen en weer. Staan op je rechtervoet betekent gooien met de linkerarm en andersom. Vang de bal met beide handen en gooi hem terug met één

Nadere informatie

kijkwijzers. De voortgezet onderwijs leefstijl cursus voor in de gymles!

kijkwijzers. De voortgezet onderwijs leefstijl cursus voor in de gymles! Schouders Ga met je linkervoet goed stevig op de dynaband staan en houd met je rechterhand de dynaband vast. Strek je arm naar de rechterzijkant uit tot boven je schouder en kijk je rechterhand na. Breng

Nadere informatie

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5 Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN HERENBRUG D-niveau: Algemeen: - Zie richtlijnen herenbrug niveau E! Keuze oefening, samenstelling en inhoud: -

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF CHOREOGRAFIELIJNEN = opsprong = afsprong November 015 EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie.

Nadere informatie

Maak je klaar voor de lange ontspanning. Pak wat je nodig hebt om comfortabel te liggen.

Maak je klaar voor de lange ontspanning. Pak wat je nodig hebt om comfortabel te liggen. Yoga januari 2018 Aarde in beweging brengen Ga stevig op de aarde staan met je voeten iets wijder dan heupbreedte. Sluit je ogen. Adem uit aandacht is in de voeten. Verplaats je gewicht van je ene naar

Nadere informatie

Minitrampoline. Oefenstof individuele springwedstrijd

Minitrampoline. Oefenstof individuele springwedstrijd Minitrampoline Leeftijd Geboortejaar 2008 en 2007 Geboortejaar 2006 en 2005 Geboortejaar 2004 en 2003 Geboortejaar 2002 en eerder F Streksprong Hurksprong Spreidsprong Skatesprong Hurksprong Spreidsprong

Nadere informatie

Borst BORSTSPIEROEFENINGEN VOOR BEGINNERS

Borst BORSTSPIEROEFENINGEN VOOR BEGINNERS Borst BORSTSPIEROEFENINGEN VOOR BEGINNERS BIDDEN NAAR HET OOSTEN Dit lijkt op de oefening die iedereen wel kent: opdrukken. Echter is deze versie makkelijker. Je rust met je knieën op de grond in plaats

Nadere informatie

Jongens 6 en 7 jaar - GYM

Jongens 6 en 7 jaar - GYM Jongens 6 en 7 jaar - GYM SPRONG valmat (Reutherplank) - Korte aanloop gevolgd door streksprong tot stand. Uitgangswaarde 9 Inhurken en rol voorover tot stand. - Komen tot vouwhang en terug tot stand.

Nadere informatie

Begeleid aanbod: Sherborne

Begeleid aanbod: Sherborne Dinsdag 7 mei 2013 Begeleid aanbod: Sherborne Beginsituatie: Tijdens vorige observatiedag hebben de kleuters gesherborned met de leerlingen van het vijfde leerjaar. Ik zag E. onder benen van T. kruipen

Nadere informatie

Gymlessen (kleuterbouw/onderbouw) Winterspelen

Gymlessen (kleuterbouw/onderbouw) Winterspelen Gymlessen (kleuterbouw/onderbouw) Winterspelen Les 1: Drie winteroefeningen Inleiding: Bobslee Kern: Drie winteroefeningen Afsluiting: Reactiespel 2 Olympische waarden: Bij de Olympische Spelen is de strijd

Nadere informatie

SPRONG Meisjes / Jongens

SPRONG Meisjes / Jongens Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU SPRONG Meisjes / Jongens Oefeningen 1, 2, 3 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN SPRONG E-niveau (meisjes/jongens): Algemeen: - De E-sprongen worden uitgevoerd over plinten in de breedte

Nadere informatie

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde Oefenprogramma revalidatie linkerzijde Dit oefenprogramma ontvangt u van uw revalidatiearts. Oefen dit programma bij voorkeur 2x per dag. Oefeningen moet u pijnvrij kunnen doen, en adem door! In de oefengids

Nadere informatie

Borstcrawl keerpunt: - De benadering - De rol - Voeten plaatsen / afzet - Handbeweging

Borstcrawl keerpunt: - De benadering - De rol - Voeten plaatsen / afzet - Handbeweging Borstcrawl keerpunt: - De benadering - De rol - Voeten plaatsen / afzet - Handbeweging De benadering Bij de benadering is het belangrijk dat er met zoveel mogelijk snelheid het keerpunt ingegaan wordt.

Nadere informatie

Zowel turnsters als turners kunnen kiezen uit de 11 bovenstaande toestellen Turnsters en turners moeten een keuze maken van 4 van de 11 toestellen.

Zowel turnsters als turners kunnen kiezen uit de 11 bovenstaande toestellen Turnsters en turners moeten een keuze maken van 4 van de 11 toestellen. BEPALINGEN VOOR DE VAARDIGHEIDSPROEVEN. De 1 e graad is bedoeld voor de beginnende turnster en turners, terwijl de moeilijkheidsgraad geleidelijk oploopt tot de 8 e graad. Graad 1 & 2 mogen worden overgeslagen.

Nadere informatie

Programma Core Stability met accent op Side Bridge

Programma Core Stability met accent op Side Bridge Programma Core Stability met accent op Side Bridge 1. Algemene richtlijnen De oefeningen mogen niet pijnlijk zijn. Het aantal herhalingen en oefeningen wordt progressief opgebouwd. Ademhaling dient correct

Nadere informatie

Bijlage. Activiteitenboek. Regionale Technische Commissie Turnen Dames Midden Nederland

Bijlage. Activiteitenboek. Regionale Technische Commissie Turnen Dames Midden Nederland Bijlage Activiteitenboek Regionale Technische Commissie Turnen Dames Midden Nederland Groepsspringwedstrijden D - E recreatie Seizoen 2017-2018 Inhoudsopgave Groepsspringwedstrijden D - E recreatie regio

Nadere informatie

SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT 4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT 4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig.0

Nadere informatie

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Verkeerde lichaamshoudingen veroorzaken klachten. Eén van de meest voorkomende verkeerde houdingen, wordt veroorzaakt door een naar vorend hangend hoofd,

Nadere informatie

NTS niveau 17 (jongens)

NTS niveau 17 (jongens) NTS niveau 17 (jongens) Met gelijke liggers neerspringen tot stand tussen de liggers Opzet naar achteren trekken en duwen afspringen tot stand Met reutherplank en landingsmat streksprong tot stand gevolgd

Nadere informatie

NTS niveau 17. Sprong Met reutherplank en landingsmat streksprong tot stand gevolgd door inhurken en rol voorover tot stand

NTS niveau 17. Sprong Met reutherplank en landingsmat streksprong tot stand gevolgd door inhurken en rol voorover tot stand NTS niveau 17 Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand vanuit schredestand gaan op platte voeten tot het midden van de balk met armen wijd. hurken en weer komen tot schredestand.

Nadere informatie

trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol, bolle houding aanhouden neerspringen tot stand en streksprong ½ draai

trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol, bolle houding aanhouden neerspringen tot stand en streksprong ½ draai D4 Pré-Instap en Instap Brug trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol, bolle houding aanhouden neerspringen tot stand en streksprong ½ draai opspringen tot steun, mag met plank (+ borstwaartsom)

Nadere informatie

Cambridge Health Plan Benelux BV

Cambridge Health Plan Benelux BV Wanneer doet u deze oefeningen? Doe deze minstens 3 keer per week en al vrij snel voelt u verandering in uw lichaam. Ook krijgt u meer zelfvertrouwen. Naast deze oefeningen zorgt een dagelijkse wandeling

Nadere informatie

Algemene instructies oefeningen

Algemene instructies oefeningen Algemene instructies oefeningen o Lees eerst de disclaimer voordat u deze oefeningen begint. o Indien u pijnklachten vraag dan eerst uw arts of therapeut om advies o Zorg er voor dat de spieren niet koud

Nadere informatie

Stenose- en/of herniaoperatie Oefeningen voor herstel

Stenose- en/of herniaoperatie Oefeningen voor herstel Stenose- en/of herniaoperatie Oefeningen voor herstel H15.016-01 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Vóór de operatie... 2 Thuis oefenen... 2 Lees deze adviezen vast goed door... 2 De dag van de operatie... 3

Nadere informatie

Fit-o-meter initiatielessen Sportdienst Brecht Kim Van Hofstraeten - Jef Van Dyck

Fit-o-meter initiatielessen Sportdienst Brecht Kim Van Hofstraeten - Jef Van Dyck initiatielessen 2011 Sportdienst Brecht Kim Van Hofstraeten - Jef Van Dyck Algemene uitleg: Als je voor de eerste keer gaat sporten moet je er altijd opletten dat je je niet overbelast. Dus doe het in

Nadere informatie

Nederlandse Studenten Turn Bond

Nederlandse Studenten Turn Bond Nederlandse Studenten Turn Bond Dames Reglement 2014 Versie: 2.0 Inhoudsopgave Inleiding 3 - D-score 3 - E-score 4 - Voorbeeld bepalen score 4 Algemene bepalingen 5 Supplementen per niveau 7 - Dames 1

Nadere informatie

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis Het is belangrijk om de oefeningen die u in het ziekenhuis hebt gedaan thuis dagelijks voort te zetten. Dit om de gewrichten en spieren in een goede conditie te houden. Probeer op een vast tijdstip te

Nadere informatie

6b. Naar knieënstand. 6c. Naar zijwaartse zit en lig. Steun op uw handen en ga rustig op uw zij liggen Sta via oefening 7 veilig op vanaf de grond

6b. Naar knieënstand. 6c. Naar zijwaartse zit en lig. Steun op uw handen en ga rustig op uw zij liggen Sta via oefening 7 veilig op vanaf de grond 6b. Naar knieënstand 6c. Naar zijwaartse zit en lig Kom in schuttershouding (zie voorgaande oefening) Ga naar knieënstand Kom vervolgens via schuttershouding tot stand (zie voorgaande oefening) Ga via

Nadere informatie

TOELICHTING NIVEAU 8 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

TOELICHTING NIVEAU 8 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF TOELICHTING NIVEAU 8 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Inclusief intro bestaat dit muziekstuk uit 17 maten en een intro. In dit muziekstuk heeft niet iedere maat 8 tellen. Het muziekstuk is in een -kwarts-maat

Nadere informatie