A.B. 15/35 Organisatie artikel Inhoud Reactie SVHW Aanpassing GR Goeree- Overflakkee

Transcriptie

1 A.B. 15/35 Organisatie artikel Inhoud Reactie SVHW Aanpassing GR Goeree- Overflakkee nvt Bij het aanbieden van de GR aan de gemeenten gemotiveerd uitleggen waarom wordt voorgesteld een collegeregeling te maken. De huidige GR is een gecombineerde algemeen bestuur/raad en collegeregeling. Aangezien de raden en algemeen besturen geen bevoegdheden overdragen, kunnen zij ook niet deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling. Dit wordt met de voorgestelde gemeenschappelijke regeling hersteld. Het is dus niet zo dat een raadsregeling wordt vervangen door een collegeregeling. Praktisch gezien heeft deze aanpassing geen gevolgen. De invloed van de raden en algemeen besturen is nog steeds geborgd door de informatie- en verantwoordingsplichten die de betreffende organen van het SVHW jegens hen hebben (zie art. 9 GR SVHW). Bovendien moeten de raden en algemeen besturen aan de deelnemers (colleges en dagelijks besturen) voorafgaande toestemming verlenen (art. 1 lid 2 Wgr). Werkendam/ Woudrichem 4, tweede lid Dit tweede lid is nieuw. Het betekent (in combinatie met het vernieuwde lid 1) dat een deelnemer een nieuwe belasting door SVHW kan laten uitvoeren zonder dat een aanpassing van de GR door alle deelnemers nodig is. Betekent dus ook dat een dergelijke uitbreiding van het takenpakket niet meer aan het oordeel van de andere deelnemers onderworpen is. Dat is juist. Gelet op art. 10 lid 2 Wgr kan een regeling bepalingen inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de overgedragen bevoegdheden, maar kan niet worden bepaald dat het (Algemeen) bestuur van het openbaar lichaam kan besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden. Alleen de deelnemers zelf kunnen (met voorafgaande toestemming) besluiten tot uitbreiding van de bevoegdheden. Indien wenselijk, kan met inachtneming hiervoor voor de individuele overdracht van uitvoering van een belasting een procedure of bepaling in de GR SVHW worden opgenomen. 6, eerste lid Dit was voorheen 29. In de stukken wordt hierop geen toelichting gegeven, maar kennelijk ten gevolge van herindelingen. Dit is inderdaad het gevolg van een aantal herindelingen. 12, letter b Gelet op de definitie van beleidsregel in artikel 1:3 Awb is volgens mij niet het Dagelijks Bestuur, maar de Heffingsambtenaar bevoegd om beleidsregels vast te stellen. De bevoegdheid van orgaan om voor een hiërarchisch ondergeschikt orgaan beleidsregels vast te stellen die dat orgaan in acht moet nemen, is op enig moment door de jurisprudentie aanvaard. Deze werkwijze is thans gecodificeerd in art. 10:22 Awb. 12, letter g Voor mij is niet duidelijk of hiermee de gemeente haar bevoegdheid tot aanwijzing kwijtraakt..qua tekst lijkt het er op dat het DB van SVHW zelf mag gaan aanwijzen, maar niet dat daarmee de colleges van de deelnemers dat niet meer kunnen. Los daarvan nog de vraag of de gemeente het vanuit dienstverleningsoptiek wel wenselijk vindt dat burgers uit Werkendam hun zaak in een ander resort moeten bepleiten. De bevoegdheid om belastingambtenaren aan te wijzen berust bij het college. Op grond van art. 232 lid 4 Gemeentewet wordt die bevoegdheid door deelname aan de GR SVHW overgedragen aan het dagelijks bestuur van het SVHW. De overdracht van die aanwijzingsbevoegdheid heeft alleen maar betrekking op de aan het SVHW overgedragen belastingen, zo volgt uit art. 4 lid 1 GR SVHW. Na overdracht aan het dagelijks bestuur van het SVHW kan het college die aanwijzingsbevoegdheden zelf niet meer uitoefenen (art. 10:17 Awb). Voor de belastingen die een gemeente niet overdraagt en dus zelf uitvoert, is het betreffende college nog steeds bevoegd om belastingambtenaren aan te wijzen (op grond van art. 231 lid 2 Gemeentewet). De keuze om een heffingsambtenaar van het SVHW aan te wijzen op grond van art. 232 lid 4 Gemeentewet en niet meer voor elke afzonderlijke gemeente een heffingsambtenaar op grond van art. 231 lid 2 Gemeentewet, is ingegeven vanuit doelmatigheidsoverwegingen en behoud van de bestaande praktijk van procesvoering. Door deze aanwijzing door het DB van het SVHW, valt het SVHW juridisch gezien onder het ressort van de Rb. Rotterdam/Dordrecht. Dit is een codificatie van de bestaande praktijk. Op basis van een afspraak tussen het SVHW en de Rb. Rotterdam/Dordrecht, werden alle zaken al door de Rb. Rotterdam/Dordrecht behandeld. De burgers van Werkendam wenden zich dus reeds sinds de toetreding in 2013 tot de Rb. Rotterdam/Dordrecht. Dit heeft nimmer tot vragen of opmerkingen van burgers geleid. Indien deze aanpassing niet wordt doorgevoerd dan zal SVHW - gelet op de aanwijzing van het Gerechtshof in Den Haag - rechtsgang hebben in verschillende ressorten, hetgeen zal leiden tot verminderde efficiency en hogere (personele) kosten. A.B._15_35 GR Afhandeling reacties op GR v0.6.xlsx 1/6

2 18, lid 2 en 3 Deze tekst lijkt op gespannen voet te staan met lid 2. Ook daar is sprake van een ontwerp begroting en die moet voor 15 april aan de gemeente toegezonden worden. Overigens sporen de termijnen in lid 2 en 3 dan wel met de Wgr maar niet met de kaders zoals opgenomen in de nota Verbonden Partijen. Het tussen haakjes geplaatste woord ontwerp-begroting is geschrapt. Het gaat daar namelijk nog niet om de ontwerpbegroting, maar om de algemene financiële kaders (kadernota; zie art. 67a Wgr). In art. 18 lid 3 gaat het wel om de ontwerpbegroting (zie art. 68 Wgr). De aanbieding van de kadernota is recent in de Wgr opgenomen om de greep van de deelnemers op gemeenschappelijke regelingen te versterken. Dat is gedaan door voor te schrijven dat de GR een kadernota aan de deelnemers voorlegt. Dit is (net als bij de gemeente) het stuk met de beleidsmatige kaders voor het volgende jaar en dus geschikt om op te sturen. Na behandeling van die kadernota en inbreng van de deelnemers wordt de, eventueel aangepaste kadernota, financieel vertaald in de ontwerpbegroting. Werkendam inhoud Onder HOOFDSTUK VIII: Commissie toevoegen: Artikel 16, Ambtelijke commissie.11 Algemeen Onze reactie (ik heb er ten behoeve van de deelnemers een aantal verwijzingen naar wetsartikelen aan toegevoegd) is als volgt: A. De Gemeentewet geeft B&W de bevoegdheid om eigen personeel tot heffingsambtenaar aan te wijzen (artikel 231 en 232 Gemeentewet); B. Voorts maakt de Gemeentewet het mogelijk om ambtenaren van een GR aan te wijzen als die GR daarin voorziet en bepaalt wie er aangewezen mag worden (artikel 232 lid 4 Gemeentewet); C. Deze regeling bepaalt dus niet dat de attributiebevoegdheid van het college mag worden gedelegeerd (zie ook 10:15 AWB) maar breidt de kring van aan te wijzen ambtenaren uit D. De voorliggende GR bevat mijns inziens beide mogelijkheden te weten: - wijst impliciet de directeur van het SVHW aan als degene die bedoeld is als heffingsambtenaar en; - omdat de GR tevens een besluit is van B&W is de GR de aanwijzing zelf. Samenvattend: De regeling als zodanig leidt ertoe dat de directeur als heffingsambtenaar is aangewezen door het college maar is geen delegatie van de aanwijzingsbevoegdheid zelf. De onderstaande redenering is gebaseerd op de opvatting dat bij art. 232 lid 4 Gemeentewet geen sprake is van overdracht van een bevoegdheid (zie het overwogene onder C.). Die opvatting is niet juist. Bij art. 232 lid 4 Gemeentewet is nu juist wel sprake van overdracht (of delegatie) van een bevoegdheid, namelijk overdracht van de bevoegdheid om belastingambtenaren aan te wijzen. Het geeft voor deze overdracht de wettelijke grondslag. Zie Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, p , ten aanzien van het voor waterschappen vergelijkbare art. 124 Waterschapswet. Vergelijk ook HR 28 september 2012, nr. 10/04201, ECLI:NL:HR:2012:BW1956, BNB 2012/297. Dit type overdracht, waarbij een bestuursorgaan (het college) bevoegdheden van een ander bestuursorgaan (bv de heffingsambtenaar) overdraagt, heet alieno-delegatie. Dit type delegatie is bedoeld in art. 10:20 Awb. A.B._15_35 GR Afhandeling reacties op GR v0.6.xlsx 2/6

3 Artikel 10: 15 AWB: Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Artikel 232 lid 4 Gemeentewet: Indien voor de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen een gemeenschappelijke regeling is getroffen en bij die regeling een openbaar lichaam of een bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld kan bij of krachtens die regeling worden bepaald dat een daartoe aangewezen ambtenaar van dat openbaar lichaam of die bedrijfsvoeringsorganisatie wordt aangewezen als: a. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van gemeentelijke belastingen; b. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen; c. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel d, bedoelde ambtenaren van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen; d. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, bedoelde ambtenaar van de gemeente voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen. 4, 2e lid Colleges van de Deelnemers aanpassen in Colleges van Door wijziging van de definitie van Deelnemers is deze voorgestelde wijziging niet meer nodig. Burgemeester en Wethouders van de Deelnemers (in de gehele GR staat het voluit geschreven) 6, 6e lid deelnemer aanpassen in Deelnemer (hoofdletter D) 12, onder c Waarom staat heffingen er niet bij? Dus belastingen, heffingen en In lijn met de artikelen 3 en 4 Wgr is dit aangepast. rechten. 12 onder d oninbaar verklaren van de belasting en rechten aanpassen in belastingen en rechten (belastingen meervoud). En waarom staat heffingen er niet bij? Dus belastingen, heffingen en rechten. In lijn met de artikelen 3 en 4 Wgr is dit aangepast. 12, onder g Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur gaat ook behoren het aanwijzen van een of meer ambtenaren van het SVHW als inspecteur etc. Wat adviseert SVHW de gemeenten m.b.t. de huidige aanwijzingsbesluiten? Moeten deze dan formeel door het college ingetrokken worden? Het is het meest zuiver om die aanwijzingsbesluiten in te trekken vanaf de datum dat de nieuwe gemeenschappelijke regeling van kracht wordt of is. Wel is van belang dat een gemeente die zelf de belastingen heft waarvan de uitvoering niet aan het SVHW is overgedragen, een heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar etc. daarvoor aanwijst (voor zover dat nog niet reeds is gebeurd). 12 De bevoegdheid van het aanwijzen van de BAG-beheerder en WKPB-beheerder blijft wel bij het college. Is deze conclusie juist? Dat is juist. Indien de BAG uitvoering wordt overgedragen aan SVHW wordt er wel vanuit gegaan dat de Ambtenaar bij SVHW wordt aangewezen als BAG/WKPB beheerder. 18, 6e lid van in de zinsnede die ter zake bij gedeputeerde staten van Zuid-Holland van hun zienswijze naar voren kunnen brengen verwijderen 19 Er is niets opgenomen over het naar voren brengen van een zienswijze over de (concept) jaarrekening. De Wgr voorziet in art. 68 in het naar voren brengen van zienswijzen omtrent de ontwerpbegroting. De algemene financiële en beleidsmatige kaders (kadernota) en de (ontwerp- )begroting zijn de sturingsmiddelen voor de gemeente. De jaarrekening is in dat opzicht slechts een vastlegging van hetgeen is gebeurd. Dit is een aangelegenheid van de accountant waarop de gemeente geen invloed heeft, althans niet als sturingsmiddel. 24, 3e lid Komma tussenvoegen in Artikel 7, lid 5 31 De kop Goedkeuring is verouderd. Wijzigen in bijv.: Toezending A.B._15_35 GR Afhandeling reacties op GR v0.6.xlsx 3/6

4 32, 4e lid gemeenschappelijke regeling SVHW 2015 (hoofdletters) aanpassen in Gemeenschappelijke Regeling SVHW 2015 (conform de koptekst boven iedere pagina) óf in Gemeenschappelijke regeling SVHW 2015 (conform artikel 1, onder b) is aangepast. Zederik 1e alinea Tot de deelnemers behoort de Regionale Afvalstoffendienst Hoeksche Waard (dus niet de GR RAD als in de aanhef). Deze Afvalstoffendienst mag als openbaar lichaam deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling waarbij een ander openbaar lichaam wordt ingesteld, in dit geval dus het Samenwerkingsverband vastgoedinformatie, heffing en waardebepaling (dus niet de GR SVHW als in artikel 2) als die bevoegdheid in de Gemeenschappelijke regeling RAD is opgenomen, aldus artikel 93 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In de Gemeenschappelijke regeling RAD heb ik een dergelijke bevoegdheid echter niet gevonden. Is die bevoegdheid er dus wel en zo ja, waarop is de bevoegdheid tot deze deelname dan gebaseerd? 1e alinea Al aangenomen dat de deelname door het openbaar lichaam RAD geoorloofd is, rijst de vraag met welk doel dit gebeurt en welke bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de RAD in deze gemeenschappelijke regeling SVHW dan zijn betrokken? In de GR van de RAD zijn geen specifieke bevoegdheden voor het DB RAD opgenomen. Wordt hier eventueel - ten onrechte (zie artikel 5 GR RAD)- gedacht aan belastingen/heffingen ingevolge artikel Wet milieubeheer? Bij toetreding van de RAD is één en ander juridisch onderzocht en geconludeerd is dat Art. 93 Wgr inderdaad een grondslag biedt voor deelname in de GR SVHW. De gemeenschappelijk regeling RAD sluit dit in het kader van de uitvoering van haar taken niet uit. Eventuele noodzakelijke aanpassingen van GR RAD ligt echter op de weg van de RAD. Zie de vorige opmerkingen. 2e alinea Ingevolge artikel 61 lid 2 en 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is voor de wijziging van deze GR SVHW de instemming van de betrokken gemeenteraden en Algemeen besturen vereist. Is hierin voorzien? De toestemming zou in de overweging van de GR moeten worden weergegeven. Het is niet vereist om te melden in de (considerans of aanhef van de) tekst van de gemeenschappelijke regeling dat toestemming is verkregen. Besluiten waarmee de betreffende organen (voorafgaande) toestemming verlenen, worden voorbereid en in concept voorgelegd (zie de Notitie aanpassing GR SVHW, p. 1.). 3 Ik mis een heldere aanduiding ten aanzien van welke wetten De Wet WOZ wordt apart benoemd omdat het geen belastingwet is, en bij de uitvoering van die precies belasting- en heffingsbevoegdheden worden gedelegeerd. wet daarom geen sprake is van heffing en invordering van belastingen, heffingen of rechten. Ze In artikel 3 wordt uitsluitend de Wet waardering onroerende zaken heeft wel een nauw verband met belastingheffing, omdat de vastgestelde waarden dienen als genoemd en geen andere wetten. Vanwaar deze aparte heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen. In art. 4 lid 1 wordt verwezen naar de benoeming van de WOZ? bijlage bij de Regeling. In die bijlage zullen de belastingen worden opgenomen waarvoor het SVHW bevoegd wordt gemaakt om die op te leggen. Daarmee is de bevoegdheidsoverdracht voldoende nauwkeurig omschreven. Art. 63 Wgr is in dit geval niet van toepassing, omdat heffen daar wordt gebruikt in de zin van vaststelling van een belastingverordening door de gemeenteraad (zie art. 216 en 219 lid 1 Gemeentewet). Niet bedoeld is daar het uitvoeren van een vastgestelde belastingverordening door middel van het opleggen van aanslagen (bevoegdheid van de heffingsambtenaar). Aangezien de gemeenteraden hun (belasting)verordenende bevoegdheden niet overdragen aan het SVHW, is art. 63 Wgr niet van toepassing. 4 In artikel 4 wordt verwezen naar een bijlage bij de voorgelegde GR SVHW maar die zit er niet bij. Het blijft vooralsnog dus een te vage bevoegdheidsoverdracht en er moet in elk geval rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen waarin is bepaald dat niet de bevoegdheid tot het heffen van andere belastingen dan de rioolheffing, de rechten bedoeld in artikel 229 a en b van de Gemeentewet en de rechten krachtens bijzondere wetten kan worden overgedragen. De bijlage is bijgevoegd. Iedere deelnemer wordt verzocht deze te controleren naar de situatie per Overigens verbiedt art. 63 WGR niet de uitvoering van andere heffingen over te dragen, wel verbiedt het artikel de GR om eigen heffingen in te stellen (zoals een OZB). Een gemeente kan een GR wel de bevoegdheid overdragen een eigen rioolheffing of rechten (bijvoorbeeld leges) te heffen. Feitelijk is art. 63 WGR niet van toepassing in deze situatie. A.B._15_35 GR Afhandeling reacties op GR v0.6.xlsx 4/6

5 4 In artikel 4 wordt aangegeven dat de Deelnemers bevoegdheid overdragen, maar onder Deelnemers worden volgens de begripomschrijving verstaan de openbare lichamen, zijnde de gemeenten, waterschap en afvalstoffendienst. Is dit wel zuiver, want moet het niet gaan om de bestuursorganen, de colleges en het DB gaan die besluiten deze GR te treffen? Het dagelijks bestuur van het waterschap Hollandse Delta wordt in het provinciale reglement waarmee het is ingesteld, aangeduid als dijkgraaf en heemraden. De Waterschapswet spreekt van het dagelijks bestuur. In overeenstemming daarmee is de aanhef gewijzigd. Het is inderdaad zuiverder om onderscheid te maken tussen het daadwerkelijk deelnemende bestuursorgaan en de deelnemer als openbaar lichaam. Op plaatsen waar de deelnemende bestuursorganen worden bedoeld en waar dit onduidelijk zou kunnen zijn, is dit aangepast. 9 Eenzelfde soort begripsverwarring ontstaat in artikel 9 waar staat dat het vertegenwoordigend orgaan van de Deelnemer (dat zijn dan de raad en de AB s waterschap en Afvalstoffendienst) een lid van het AB heeft aangewezen, terwijl de aanwijzing volgens artikel 6 door de colleges en het DB geschiedt. Ook wordt er in diverse artikelen gesproken van het DB van de waterschap (artikel 6 lid 2 en artikel 12 lid a) terwijl in de aanhef staat het college van dijkgraaf en heemraden. Het verdient aanbeveling de bevoegde instanties steeds zuiver te (be)noemen. Zie vorige beantwoording. 5 2e lid In artikel 5 lid 2 worden als bestuursorganen genoemd de inspecteurs, ontvangers enz. Dit is niet gebruikelijk en mogelijk ook verwarrend want deze functionarissen zijn slechts bestuursorganen voor zover zij de hen toekomende bestuursbevoegdheid uitoefenen. Het blijven verder ook gewoon hiërarchisch ondergeschikte ambtenaren. Volgens mij kan dit lid dus beter worden geschrapt. De achtergrond van het expliciet noemen van deze fuctionarissen is dat de GR SVHW primair is gericht op belastingsamenwerking. Belastingbevoegdheden worden voor het grootste deel uitgeoefend door deze functionarissen, en in mindere mate door de dagelijks besturen en colleges voor zover het hun eigen specifieke belastingbevoegdheden betreft. De dagelijks besturen en colleges kunnen alleen hun eigen bevoegdheden in de gemeenschappelijke regeling inbrengen, en niet die van deze functionarissen. Voor samenwerking op belastinggebied voorzien art. 232 lid 4 Gemeentewet en art. 124 lid 5 Waterschapswet in de alieno-delegatie van de bevoegdheid tot aanwijzing van deze functionarissen aan (het dagelijks bestuur van) het openbaar lichaam. Blijkens die artikelen gaat het om een daartoe aangewezen ambtenaar van dat openbare lichaam. Art. 5 lid 2 stelt buiten twijfel dat de functionarissen ambtenaar zijn van dat openbare lichaam en daar dus onderdeel van uitmaken. 7 7e lid Gelet op artikel 24 van de GR SVHW lijkt het me logischer het bepaalde in artikel 7 lid 7 daarin op te nemen als uitzondering op de hoofdregel. Thans rijst de vraag naar de verhouding tussen beide bepalingen. 12 onder c In artikel 12 lid c wordt gesproken van een bevoegdheid tot het stellen van nadere regels door het DB SVHW. Wat wordt daaronder verstaan? Normaal wordt met nadere regels bedoeld algemeen verbindende voorschriften of in gemeentelijke termen verordeningen afkomstig van het college. Maar er is in elk geval geen verordenende bevoegdheid toegekend aan het DB SVHW aldus artikel 4 lid 3 van de GR SVHW. Beleidsregels of instructies kunnen echter evenmin bedoeld zijn gelet op onder meer het bepaalde in artikel 17a lid 2, 17b lid 3, 17c lid 2 en 17d lid 2 waarin steeds de nadere regels worden genoemd naast de beleidsregels. Dit lijkt dus niet juist. 17 3e lid In artikel 17 lid 3 wordt gesproken over een Organisatieverordening, hetgeen gelet op genoemd artikel 4 lid 3 dus evenmin juist voorkomt. 17a 3e lid In artikel 17b lid 3 GR SVHW wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Ontvanger de kwijtscheldingsregels van de betreffende raad in acht hoort te nemen. Vanwaar alleen de benoeming van deze regels? Behoeven andere toepasselijke belastingverordeningen niet in acht genomen te worden? Dit is aangepast. Op deze manier is ook duidelijk dat de bevoegdheid tot wijziging van de regeling zelf bij de Deelnemers ligt (die daarvoor ook weer toestemming nodig hebben), en niet bij het Algemeen bestuur. Het gaat hier om een aantal specifieke bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn toegekend aan de Minister, voor gemeentelijke belastingen toekomend aan het college (art. 231 lid 3 AWR), die deze overdragen aan het dagelijks bestuur van het SVHW. Het betreft het stellen van nadere regels voor het doen van aangifte, de voorlopige aanslagregeling en de invorderingsrente. Zie vorige beantwoording. Voor gemeenten is in art. 255 Gemeentewet de rol van de raad ten aanzien van het verlenen van kwijtschelding geregeld. De raden hebben hun bevoegdheden om regels te stellen over kwijtschelding niet overgedragen. De bevoegdheid tot het verlenen van kwijtschelding ligt bij de Ontvanger, en die bevoegdheid is wel overgedragen. Om buiten twijfel te stellen dat door het SVHW de kwijtscheldingsregels van de raden ook worden toegepast bij de belastingen die zijn overgedragen, is dit expliciet opgenomen. A.B._15_35 GR Afhandeling reacties op GR v0.6.xlsx 5/6

6 26 2e lid Ingevolge artikel 26 GR SVHW is uittreding binnen drie jaar niet mogelijk. Is deze termijn gelet op de samenvoegingsplannen met Vianen wenselijk? Mag binnen die termijn desgewenst al wel worden opgezegd? In art. 41 lid 3 en 4 van de Wet algemene regels herindeling is in een dergelijke situatie voorzien. 31 Ingevolge artikel 62a Wet gemeenschappelijke regelingen hoort de gemeente van vestiging van het openbaar lichaam de GR SVHW toe te zenden aan GS van de provincie zoals juist is bepaald is in artikel 31 van de GR SVHW maar het goedkeuringsvereiste van artikel 69 (oud) Wet gemeenschappelijke regelingen zoals ten onrechte in de betreffende kop boven artikel 31 is opgenomen is komen te vervallen. In artikel 62a van de Wet gemeenschappelijke regelingen is daarnaast wel ook aangegeven dat die gemeente van vestiging zorg draagt voor publicatie van deze GR SVHW in de Staatscourant. Dit is niet geregeld. Aandacht verdient hierbij ook het van toepassing verklaarde artikel 140 Gemeentewet. De Regeling moet inderdaad door de gemeente van vestiging (Cromstrijen) worden bekendgemaakt in de Staatscourant (art. 62a lid 2 Wgr). Hoewel die verplichting uiteraard ook geldt als ze niet is opgenomen in de tekst van de gemeenschappelijke regeling, is het consequenter en ook duidelijker om ze over te nemen uit de Wgr. Dit is aangepast. Nieuwkoop 9 kan redactie niet worden vereenvoudigd, moeilijk leesbaar Dit is aan de hand van de voorgaande opmerkingen van andere deelnemers getracht. 9, lid 3 check verwijzing: 4 Wob moet dit niet zijn 10 Wob, klopt, is aangepast 26, lid 7 graag uitleg lid 7. Hoe werkt dit financieel uit als bijv. een kleine en een grote deelnemer tegelijkertijd uittreden In het geval dat een kleine en een grote deelnemer tegelijk uittreden, dan wordt de Grootteklasse per Deelnemer bepaald door de som van de individuele relatieve deelnemersbijdragen van de uittredende Deelnemers. Stel er treden een deelnemer uit klasse 2 met een relatieve bijdrage van 1,3% en een deelnemer uit klasse 5 met een relatieve deelnemersbijdrage van 4,9% tegelijkertijd uit, dan komen ze beiden in klasse 6, aangezien de som van relatieve deelnemersbijdrage 6,2% bedraagt. 4, lid 1 bedoeld bevoegdheden die alle gemeenten overdragen, waarom niet benoemen in Gr., waarom bijlage Dat is nu juist de crux van deze opzet van de GR. In de Bijlage wordt opgenomen welke heffingen bijvoorbeeld Nieuwkoop overdraagt. Als je dit in de regeling zelf zou opnemen, dan kan de volgende situatie zich voordoen. Stel: gemeente X wil een BIZ invoeren. Daar moet de GR voor worden aangepast, want de overdracht van heffingen staat in de GR. Vereist dus een wijziging van de GR, waarmee alle colleges (dus ook dat van Nieuwkoop) moeten instemmen. Dit is heel omslachtig. Door de constructie van art. 4 kan nu het college van X zijn eigen deel van de bijlage aanpassen. Er kunnen dus eenvoudiger taken in de GR worden gebracht. 4, lid 2 Lid 2: bedoeld additionele bevoegdheden overdracht met bijlage.relatie met delegatiebesluit: overlegde delegatiebesluit zien als modelbesluit voor deelnemers? Iedere gemeente krijgt toegesneden delegatiebesluit toegezonden?in artikel 2 alleen verwezen naar lid 4, lid 2 dwz. de additionele overdracht. Geen verwijzing naar lid 1? Is dit niet aan de orde bij systematiek zoals nu wordt voorgesteld (niet benoemen in gr., werken met bijlage?). BAR 4, lid 2 Het Dagelijks bestuur neemt de bevoegdheden als bedoeld in de vorige volzin op in de bij deze Regeling behorende bijlage, zendt deze bijlage aan de Deelnemers, en draagt er zorg voor dat het bestuur van de gemeente Cromstrijen de bijlage zendt aan gedeputeerde staten van de provincies waarin de Deelnemers zijn gelegen. Ze vroegen zich hier af of dat juist is (rood cursief). In artikel 2 van het Delegatiebesluit wordt inderdaad alleen verwezen naar het tweede lid van art. 4, omdat het delegatiebesluit daaruit voorkomt. In het eerste lid staat DAT er bevoegdheden worden overgedragen, het tweede lid bepaalt HOE. Op grond van art. 62a WGR stuurt het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging van de GR de regeling aan GS. SVHW 3 onder e Voor een completer beeld van de te behartigen belangen is de BAG opgenomen, omdat dit een substantiële taak vormt. 17a, b, c en d Ter completering van het wettelijke kader waarbinnen SVHW opereert zijn de Experimentenwet BI-Zones en de Wet op de bedrijveninvesteringszones opgenomen. 25, lid 3 Om duidelijker aan te geven dat de indiensttreding geen automatisme is, is "eventueel" opgenomen. Is aangepast en in de bijlage wordt nader geduid voor welke deelnemers dit wordt uitgevoerd. ja ja A.B._15_35 GR Afhandeling reacties op GR v0.6.xlsx 6/6