Prosociaal gedrag bij broertjes en zusjes van kinderen met autismespectrumstoornis

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Prosociaal gedrag bij broertjes en zusjes van kinderen met autismespectrumstoornis"

Transcriptie

1 Academiejaar Eerstesemesterexamenperiode Prosociaal gedrag bij broertjes en zusjes van kinderen met autismespectrumstoornis Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Jolien Grymonprez Promotor: Prof. Dr. Herbert Roeyers Begeleider: Ellen Demurie

2 VOORWOORD De masterproef is het slot van vijf boeiende jaren. Ik kan dan ook tevreden terugblikken naar deze periode. Een interessant onderwerp voor mijn masterproef is dan ook een meerwaarde aan mijn studies. Autismespectrumstoornis heeft mij altijd al geboeid. Mijn keuze was dan ook snel gemaakt om het onderwerp van mijn masterproef in dit domein te zoeken. Via het onderzoek kreeg ik de kans om alles van dichtbij mee te maken en heeft het mijn interesse voor autismespectrumstoornis alleen maar aangewakkerd. Bij deze wil ik graag een aantal mensen bedanken. Als eerste wil ik mijn medestagiaires Sharon, Lieselot, Lisa, Inia en Tine bedanken. Tijdens mijn stageperiode waren ze een grote hulp, maar ook tijdens het schrijven van mijn masterproef stonden ze me met raad en daad bij. Eveneens Tiffany Vangheluwe wil ik bedanken voor het nalezen van mijn thesis. Daarnaast wil ik mijn begeleidster Ellen Demurie bedanken. Ik kon met al mijn vragen bij haar terecht. Bovendien maakte ze tijd voor mij vrij ook al liet haar agenda dit niet altijd toe. Zonder haar hulp was deze masterproef niet gelukt. Professor Roeyers wil ik eveneens bedanken om met een kritisch oog naar mijn masterproef te kijken. Als laatste ben ik ook mijn ouders zeer dankbaar. Zij waren een grote steun tijdens de momenten dat het goed ging, maar ook tijdens de zware beproevingen. Bedankt! Mei 2015, Jolien Grymonprez

3 ABSTRACT Uit bestaande literatuur blijkt dat kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) problemen ondervinden met prosociaal gedrag. Recent is onderzoek zich gaan focussen op siblings van kinderen met ASS (HR siblings). Deze studie gaat na of HR siblings problemen vertonen in prosociaal gedrag. Hierbij werd het helpgedrag van HR siblings vergeleken met typisch ontwikkelende kinderen (LR siblings). Daarnaast werd er nagegaan of prosociaal gedrag gelinkt kan worden aan de taalontwikkeling en/of het cognitief functioneren aangezien uit onderzoek blijkt dat begrip en cognitief functioneren belangrijke componenten zijn van prosociaal gedrag. Aan de hand van verschillende helptaken werd het prosociaal gedrag in kaart gebracht. Uit de resultaten blijkt dat HR siblings significant minder prosociaal gedrag stellen dan LR siblings. Indien HR siblings wel prosociaal gedrag stellen duurt het, in vergelijking met LR siblings, significant langer voor ze dit doen. Er blijkt geen link te zijn tussen taalontwikkeling op 14 maanden en prosociaal gedrag op 24 maanden. Kinderen die verder staan in taalontwikkeling gaan niet meer of sneller prosociaal gedrag stellen dan kinderen die een achterstand hebben. Er wordt eveneens geen link gevonden tussen het cognitief functioneren op 24 maanden en prosociaal gedrag op 24 maanden. Een sterker cognitief functioneren gaat tot slot niet gepaard met proportioneel meer prosociaal gedrag of het sneller stellen van prosociaal gedrag.

4 Inhoudstafel INLEIDING 1 Autismespectrumstoornis 1 Etiologie 2 Onderzoeksmethoden van autismespectrumstoornis 3 Vroege indicatoren van autismespectrumstoornis 5 Siblings 6 Breder autisme fenotype 7 Verklaringsmodellen autismespectrumstoornis 9 Sociale motivatie 9 Verstoringen in sociale motivatie bij autismespectrumstoornis 12 Sociale motivatie bij siblings 14 Probleemstelling 14 METHODE 16 Participanten 16 Procedure 17 Instrumenten 17 Mullen Scales of Early Learning 17 Communicative Development Inventory- Nederlandstalige versie 18 Helptaken 19 RESULTATEN 21 DISCUSSIE 28 Beperkingen en sterktes van het onderzoek 32 Klinische implicatie 33 Aanbevelingen voor verder onderzoek 33 CONCLUSIE 34 REFERENTIELIJST 35

5 INLEIDING Autismespectrumstoornis Autismespectrumstoornis (ASS) is een levenslange neurobiologische ontwikkelingsstoornis gekenmerkt door verstoringen op vlak van sociale interacties, communicatie en een gebrekkige omvang aan interesses en gedragingen (American Psychiatric Association (APA), 2000, 2013; Elsabbagh et al., 2012). In de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM 5), is de grootste verandering dat men niet meer spreekt over drie maar over twee domeinen. De criteria rond sociale interacties en communicatie worden gecombineerd tot beperkingen in de sociale communicatie en interacties (APA, 2013). Hieronder vallen problemen met het vormen en onderhouden van relaties, net als deficits in non-verbale communicatie tijdens sociale interacties. Het criterium rond restrictieve interesses en gedragingen werd behouden (APA, 2013). Hieronder wordt repetitief gedrag of spraak en het overmatig vasthouden aan routines gezien. Bovendien laat men de onderverdeling uit de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fourth Edition, Text Revision (DSM-IV-TR; APA, 2000) vallen. De verschillende pervasieve ontwikkelingsstoornissen in de DSM- IV-TR worden nu onder één noemer geplaatst namelijk, ASS (APA, 2013). Vertragingen in expressieve taal zijn uit de DSM 5 criteria verdwenen omdat deze niet specifiek zijn voor individuen met ASS (Bishop & Norbury, 2002). Men schat dat de stoornis ongeveer 61.9 op kinderen treft (Elsabbagh et al., 2012). De aandoening komt vaker voor bij jongens, er worden ratio s van 4-6:1 gevonden (Anello et al., 2009; Fombonne, 2003). Er is een grote variabiliteit in de symptomatologie en de ernst van de symptomen. Daarbij komt ook dat het intellectueel functioneren bij individuen met ASS enorm varieert (Dawson, Webb, & McPartland, 2005). Hierdoor is het mogelijk voor bepaalde individuen om een onafhankelijk bestaan te leiden terwijl bij anderen de diagnose een te zware impact heeft en intervenieert met hun levenskwaliteit (Farley et al., 2009). Er zijn twee mogelijke ontwikkelingspatronen waarin ASS zich kan voor doen (Ozonoff et al., 2010). Bij het ene traject zijn de eerste karakteristieken van ASS zichtbaar binnen het eerste levensjaar, zoals verminderd reageren op eigen naam of afwijkende joint attention (Clifford & Dissanayake, 2008; Werner, Dawson, Osterling, & Dinno, 2000). Hier spreekt men van early onset autisme. Dit ontwikkelingspatroon volstrekt zich bij de meerderheid van de kinderen met ASS (Ozonoff et al., 2010). Bij het andere ontwikkelingstraject is er sprake van 1

6 een normale ontwikkeling voor een jaar of langer waarna een regressie plaatsvindt en verlies optreedt in communicatieve en sociale vaardigheden die kinderen voorheen verworven hadden (Ozonoff et al., 2010). Deze regressie doet zich voornamelijk voor tussen de leeftijd van één en twee jaar (Ozonoff, Williams, & Landa, 2005). Een opvallend gegeven is dat men na de leeftijd van twee jaar geen significante verschillen meer waarneemt tussen de twee ontwikkelingstrajecten (Landa, Holman, & Garrett-Mayer, 2007). Etiologie De exacte oorzaak van ASS is in de meeste gevallen nog onbekend (Zachor, Ben- Shachar, & Ben-Itzchak, 2013). Tweelingenstudies hebben ervoor gezorgd dat men op zoek is gegaan naar een genetische component als de verklaring van ASS (Miles, 2011). Een mogelijke piste is het zoeken naar single gen-aandoeningen zoals het fragiel X syndroom, maar deze verklaren enkel vijf tot zeven procent van ASS gevallen (Zachor et al., 2013). Onderzoek suggereert dat er een diversiteit is aan genetische mechanismen die ervoor zorgen dat ASS zich mogelijks kan ontwikkelen (Weiss, 2009). Een belangrijke oorzaak kan men leggen bij chromosomale mutaties. Deze werden teruggevonden bij tien procent van de kinderen met ASS (Sebat et al., 2007). Schaaf en Zoghbi (2011) zagen zelfs dat bij twintig procent van alle mensen met ASS, de stoornis verklaard kon worden aan de hand van chromosomale afwijkingen. Bij deze mutaties gaat er genetisch materiaal verloren (microdeletie) of komt er extra bij en dit wordt niet teruggevonden in het genoom van de ouders (microduplicatie) (Sebat et al., 2007). Tegenwoordig ziet men de etiologie meer als een samenhang van zowel genetische als omgevingsfactoren (Zachor et al., 2013). In verschillende onderzoeken heeft men al meerdere factoren gevonden die de kans op ASS significant verhogen bij ongeboren kinderen (Newschaffer et al., 2012). De voornaamste risicofactor is geslacht. Bij jongens komt de aandoening vier tot zesmaal meer voor dan bij meisjes (Anello et al., 2009; Zachar et al., 2013). De leeftijd van de ouders speelt ook een belangrijke rol, vooral die van de biologische vader (Durkin et al., 2008; Fombonne, 2003; Zachor et al., 2013). De geslachtsratio daalt tot 1.2:1 wanneer de vader ouder is dan 45 jaar (Anello et al., 2009). Dit is te wijten aan het risico op genetische defecten dat stijgt met de leeftijd van de vader (Lauritsen, Pederson, & Mortensen, 2005). Het interval tussen twee bevallingen blijkt ook een impact te hebben. Zo bleek een interval van minder dan een jaar gerelateerd te zijn aan een significante stijging van de kans op ASS in vergelijking met intervallen van meer dan drie jaar (Cheslack-Postave, Liu, & Bearman, 2011). Geboorterang 2

7 zou ook als risicofactor kunnen worden gezien. Bij het derde kind is er al een hoger risico op het ontwikkelen van ASS (Lord, Mulloy, Wendelboe, & Schopler, 1991). Een andere risicofactor is geboortegewicht. Deze factor is eveneens genderafhankelijk. Baby s die bij de geboorte een lager gewicht hadden dan 2500gr lopen een groter risico op ASS, dit effect zien we meer terugkomen bij meisjes (Schendel & Bhasin, 2008). Prematuur geboren kinderen zijn ook een risicogroep voor het ontwikkelen van ASS (Kolevzon, Gros, & Reichenberg, 2007). Daarnaast zijn er ook nog omgevingsfactoren die een verhoogd risico op het ontwikkelen van ASS met zich kunnen meebrengen. Zo kunnen complicaties bij de geboorte zoals zuurstoftekort leiden tot een verhoogde kans op ASS (Bolton et al., 1997; Gardener, Spiegelman, & Buka, 2011). Andere omgevingsfactoren die een risicofactor vormen tijdens de zwangerschap zijn bijvoorbeeld een virale infectie bij de moeder of blootstelling aan neurotoxische stoffen zoals kwik (Lewandowski, Bartell, Yager, & Levin, 2009; Palmer, Blanchard, Stein, Mandell, & Miller, 2006). Algemeen kan gesteld worden dat de zwangerschap een kwetsbare periode is voor omgevingsinvloeden die het risico op ASS verhogen (Newschaffer et al., 2012). Neurologisch wordt in de vroege kindertijd een vergroting van het hersenvolume waargenomen die vijf tot twaalf procent kan verschillen van een typisch ontwikkelend kind (Brynska, 2012; Courchesne et al., 2007). Naarmate de kindertijd vordert, vertraagt deze te grote groei van de hersenen en in sommige gevallen zien we zelfs een terugval (Courchesne et al., 2007). Daarnaast is er ook bewijs voor abnormale hoeveelheid grijze of witte materie bij individuen met ASS (Ulay & Ertugrul, 2009). De amygdala is in sommige gevallen vergroot bij mensen met ASS. Die vergroting zou afhankelijk zijn van geslacht, leeftijd en de ernst van de diagnose ASS (Sivapalan & Aitchison, 2014). Een vergrote rechter amygdala zou geassocieerd worden met een verhoogde ernst van sociale en communicatieve problemen (Munson et al., 2006). Onderzoeksmethoden van autismespectrumstoornis Een vroege diagnose van ASS is van belang want deze voorspelt een betere prognose in de ontwikkeling (Rogers, 1996). Zo is uit onderzoek gebleken dat we een betere progressie zien bij kinderen met ASS die een interventie tussen drie en vier jaar kregen dan kinderen die na de leeftijd van vijf jaar behandeld werden (Harris & Handleman, 2000). Het vroeg diagnosticeren van ASS bij jonge kinderen is echter niet evident (Charman & Baird, 2002). ASS 3

8 is vaak ten vroegste te diagnosticeren rond de leeftijd van drie jaar (Filipek et al., 1999; Landa et al., 2007; Yirmiya & Ozonoff, 2007). Desondanks is men via onderzoeken tot verschillende indicatoren gekomen die voor de leeftijd van drie zichtbaar zijn (Gamliel, Yirmiya, & Sigman, 2007). Aan de hand van retrospectieve en prospectieve studies krijgt men een algemeen beeld van de kenmerken van ASS bij jonge kinderen. Bij retrospectief onderzoek gebruikt men voornamelijk homevideo s, ouderrapportages en gestructureerde interviews (Watson et al., 2007; Zwaigenbaum, Bryson, & Garon, 2013). In homevideo studies bestudeert men video s gefilmd gedurende het eerste en tweede levensjaar voor de diagnose ASS bij het kind werd gesteld (Landa, Gross, Stuart, & Faherty, 2013). Bij homevideo s hebben onderzoekers geen controle over de leeftijd van de kinderen en ontbreekt de mogelijkheid om de context en de gedragsmetingen te manipuleren (Landa et al., 2007; Maestro et al., 2005). Bovendien kunnen omgevingsfactoren het gedrag van het kind beïnvloeden (Osterling, Dawson, & Munson, 2002). Een pluspunt van deze video s is dat ze een gedetailleerd beeld geven van gedragingen in een natuurlijke setting (Simmons et al., 2009). Aan de hand van ouderrapportages krijgt men waardevolle informatie over ouderlijke bezorgdheden rond of het voorkomen van manifestaties van bepaalde ASS gerelateerde gedragingen zoals repetitieve handelingen (Watson et al., 2007). Bij het gebruik van ouderrapportage is er echter gevaar voor bias van de ouders. Mogelijks kunnen ouders zich niet veel meer herinneren van het eerste levensjaar van hun kind. Daarnaast kunnen ouders overgevoelig zijn voor ontwikkelingsverschillen of net niet (Yirmiya et al., 2007). Het gebruik van prospectieve studies zorgt ervoor dat alle kinderen op dezelfde leeftijd onderzocht worden en dat ze dezelfde metingen ondergaan (Gamliel et al., 2007). Hierbij worden kinderen met een hoog risico op ASS op een jonge leeftijd gevolgd tot in de vroege kindertijd. Dit zijn jongere broertjes of zusjes van kinderen die de diagnose ASS hebben. Laag risico kinderen ofwel de jongere broers en zussen van kinderen die een normale ontwikkeling doorlopen, vormen dan de controlegroep (Ozonoff et al., 2011). Aan de hand van de data die verzameld worden, kan er kennis worden opgedaan over de vroege indicatoren voor ASS. Onderzoekers kunnen deze indicatoren identificeren door kinderen die later voldoen aan de criteria van ASS te vergelijken met kinderen waar dit niet het geval is (Constantino, Zhang, Frazier, Abbacchi, & Law, 2010). Daarnaast is het ook mogelijk om het ontstaan van ASS in kaart te brengen en voorkomt men zo bias bij het oproepen van herinneringen bij ouders (Landa et al., 2013; Szatmari et al., 2007). Deze onderzoeken bieden ook de mogelijkheid om specifieke hypotheses te testen aan de hand van experimentele 4

9 methodes (Ozonoff et al., 2010). Beide soorten studies hebben een belangrijke bijdrage geleverd tot het verschaffen van inzicht in de vroege indicatoren die mogelijks wijzen op een risico op het ontwikkelen van ASS. Vroege indicatoren van autismespectrumstoornis Aangezien het onderzoek dat we in deze masterproef zullen bespreken zich focust op kinderen jonger dan drie jaar zullen we kort de meest prominente indicatoren van ASS op jonge leeftijd behandelen. Op de leeftijd van één jaar zien we bij kinderen die later ASS ontwikkelen een tekort aan reageren en oriënteren op de eigen naam. Ze gaan eveneens minder zoeken naar aandacht bij anderen tijdens sociale interacties (Werner et al., 2000). Verder gaan kinderen die later de diagnose van ASS krijgen, minder glimlachen in sociale situaties en vlakkere gezichtsexpressies vertonen (Adrien et al., 1993). Op de leeftijd van twee à drie jaar worden er al problemen waargenomen in sociaal oriënteren, oogcontact, imitatie, reageren op emoties van andere mensen en gezichtsherkenning (Dawson et al., 2004; Sigman, Kasari, Kwon, & Yirmiya, 1992). Op de leeftijd van twee jaar gaan kinderen met ASS zich vaker sociaal terugtrekken en isoleren van de sociale omgeving door bijvoorbeeld mensen te negeren (Charman & Baird, 2002; Frith, 1989). Ze hebben namelijk een voorkeur om alleen te zijn. Daarnaast vertonen ze ook een aversie voor aanrakingen (Baranek, 1999). Vele van de moeilijkheden die waargenomen worden op sociaal gebied hebben betrekking op het vermogen om informatie afkomstig van gezichten te volgen en te verwerken (Dawson et al., 2005). Op gebied van communicatie wordt er bij een aantal kinderen met ASS een ernstige vertraging vastgesteld in zowel expressief als receptief taalgebruik rond de leeftijd van twee jaar (Barbaro & Dissanayake, 2012). Typisch ontwikkelende kinderen ontwikkelen al taalbegrip rond 9maanden. Na een aantal maanden ontwikkelen ze eveneens taalproductie (Fenson et al., 1994). Bij jonge kinderen met ASS blijkt dit ontwikkelingstraject vertraagd (Luyster, Lopez, & Lord, 2007). Vertraging in taalontwikkeling heeft een bijkomend negatief effect op de vaardigheid om zich te plaatsen in andermans perspectief (Farrant, Fletcher, & Maybery, 2006). In een studie van Wetherby et al. (2004) vond men dat het woordgebruik en de vocalisaties bij kinderen van twee jaar met ASS uitstel vertoont. Ook blijkt uit ditzelfde onderzoek dat kinderen met ASS minder gebruik maken van medeklinkers en intonatie. Er wordt ook een ontwikkelingsvertraging waargenomen in non-verbale vaardigheden (Landa et 5

10 al., 2013). Kinderen met ASS tussen twee en drie jaar communiceren minder in gestructureerde interacties en wanneer ze communiceerden werd dit meer als hulpmiddel gebruikt om iets te verkrijgen (Stone, McMahon, Yoder, & Walden, 2007; Stone, Ousley, Yoder, Hogan, & Heburn, 1997). Woods en Wetherby (2003) vonden in hun onderzoek dat kinderen met ASS communicatie niet alleen gebruikten om iets te bekomen maar ook als protest. Een laatste opvallend kenmerk bij kinderen met ASS is dat ze vaak een significant tekort vertonen in symbolisch of doen-alsof spel op de leeftijd van achttien maanden (Charman, 1998; Wetherby, Prizant, & Hutchinson, 1998). Repetitief gedrag heeft een latere aanvang dan verstoringen op gebied van sociale interacties en communicatie (Stone et al., 1999). Uit het onderzoek van Osterling et al. (2002) kwam men tot de conclusie dat dit repetitief gedrag bij kinderen jonger dan drie jaar waarschijnlijk meer een kenmerk is van vertraagde ontwikkeling dan van ASS. Toch vindt men dat kinderen met ASS rond twee jaar meer repetitieve gedragingen vertonen (Wetherby et al., 2004). Ook blijkt uit onderzoek dat de meerderheid van éénjarige kinderen met kenmerken van ASS een zeker atypisch gebruik vertonen van tenminste één voorwerp zoals ronddraaien (Ozonoff et al., 2008). Daarnaast vertonen kinderen met ASS een afwijkend visueel exploratiepatroon en atypisch sensorisch gericht gedrag op twaalf maanden (Zwaigenbaum et al., 2005). Het merendeel van de kinderen die gediagnosticeerd zijn met ASS vertonen op driejarige leeftijd ook complexe motorische maniërismen, zoals het fladderen met de handen (Lord, 1995; Richler, Bishop, Kleinke, & Lord, 2007). Het onderzoek dat in deze masterproef besproken zal worden, is een deel van een longitudinaal prospectieve studie bij jonge broers en zussen van kinderen met ASS. De kinderen nemen op verschillende momenten deel aan testen en ouders worden gevraagd om bepaalde vragenlijsten in te vullen. Sibling studies Jongere broers en zussen van een kind dat de diagnose ASS heeft gekregen, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van zowel ASS als ASS gerelateerde gedragingen (Messinger et al., 2013). We spreken dan ook van hoog-risico (HR) siblings. HR Siblings hebben 18.7 procent kans om ook gediagnosticeerd te worden met ASS (Ozonoff et al., 2011). Bij een identieke tweeling ligt dit percentage nog hoger. Als één van de twee de diagnose heeft, vindt men een concordantie van 60 procent en hoger (Sebat et al., 2007; Veenstra-Vanderweele & 6

11 Cook, 2003). Wanneer in één gezin meerdere kinderen gediagnosticeerd zijn met ASS, verhoogt dit het risico dat jongere kinderen ook deze diagnose zullen krijgen in vergelijking met een simplex gezin, waarbij maar één kind de diagnose kreeg (32.2 procent tegenover 13.5 procent bij simplex gezin) (Ozonoff et al., 2010; Ozonoff et al., 2011). Mannelijke siblings hebben een hogere kans op het ontwikkelen van ASS dan vrouwelijke siblings (Ozonoff et al., 2010). Bij de broers zien we een kans van 25.9 procent tegenover een kans van 9.6 procent bij de zussen (Ozonoff et al., 2011). Breder autisme fenotype Naast de diagnose ASS, hebben siblings van kinderen met ASS een hogere kans om mildere of gelijkaardige moeilijkheden te ontwikkelen die kenmerkend zijn voor ASS, maar niet voldoende voor een diagnose, ook wel gekend als het breder autisme fenotype (BAP)(Gamliel, Yirmiya, Jaffe, Manor, & Sigman, 2009). Binnen dit BAP ziet men problemen of moeilijkheden in het sensorisch integreren, emotieregulatie en communicatie (Cassel et al., 2007). Aan de hand van prospectieve studies kan men de ontwikkeling van hoog risico siblings vergelijken met laag risico siblings (Gamliel et al., 2007). Net zoals bij kinderen met ASS wordt er ook een grote heterogeniteit waargenomen in de karakteristieken van HR siblings (Stone et al., 2007). In verschillende studies vindt men al vroeg in de ontwikkeling moeilijkheden op gebied van cognitie, taalontwikkeling en sociale betrokkenheid (Yirmiya & Ozonoff, 2007). Zo blijkt ernstige vertraging in cognitief functioneren geassocieerd te zijn met een latere ASS diagnose (Bryson et al., 2007). Anderzijds is er onderzoek waarbij er geen verschil wordt waargenomen in cognitief functioneren tussen hoge risico en lage risico siblings (Pilowsky, Yirmiya, Gross-Tsur, & Shalev, 2007). Daarnaast gebruiken HR siblings op gebied van taal minder gebaren in vergelijking met laag risico siblings (Cassel et al., 2007; Goldberg et al., 2005). Volgens Mitchell et al. (2006) zou dit een belangrijke marker zijn voor vroege detectie van ASS aangezien deze vroeger in de ontwikkeling zichtbaar is dan taalachterstanden. Net zoals kinderen met ASS blijken HR siblings ook een vertraging te ondervinden in taalontwikkeling (Elsabbagh & Johnson, 2010). Op gebied van taal vertonen hoog risico siblings op de leeftijd van twaalf maanden een verminderd taalbegrip en moeilijkheden in andere communicatieve vaardigheden in vergelijking met laag risico siblings (Landa et al., 2007). Daarnaast maken hoog risico siblings minder gebruik van zinnen in vergelijking met laag risico siblings (Zwaigenbaum et al., 2005). Er werden evenzeer verschillen waargenomen 7

12 tussen multiplex- en simplex gezinnen. Aan de hand van gedragsobservaties en interviews kwam men tot de conclusie dat siblings uit multiplex gezinnen meer moeilijkheden vertonen met sociale motivatie, verbale en non-verbale communicatievaardigheden tegenover siblings uit simplex gezinnen (Gerdts, Bernier, Dawson, & Estes, 2013). Kinderen uit een simplex gezin ondervinden ook moeilijkheden op deze vlakken, maar dit is minder sterk uitgesproken in vergelijking met siblings uit een multiplex gezin. Er kan dus gesteld worden dat kinderen uit multiplex gezinnen meer gaan functioneren naar het voorbeeld van hun oudere broers of zussen met ASS dan kinderen uit een simplex gezin (Gerdts et al., 2013). Op sociaal gebied kwamen Stone en collega s (2007) tot de conclusie dat siblings van kinderen met ASS significant minder goed scoorden op gebied van het sociaalcommunicatieve en op cognitieve vaardigheden in vergelijking met siblings van typisch ontwikkelende kinderen. Uit het onderzoek van Cassel et al. (2007) bleken HR siblings op de leeftijd van zes maanden significant minder te glimlachen. Op 12 maanden zien we dat siblings van kinderen met ASS ook minder positieve emoties vertonen in vergelijking met siblings van typisch ontwikkelende kinderen (Zwaigenbaum et al., 2005). In dezelfde prospectieve studie vond men net als Cassel et al. (2007) dat HR siblings die later de diagnose ASS kregen op de leeftijd van twaalf maanden deficits vertonen in sociaal glimlachen in vergelijking met siblings van typisch ontwikkelende kinderen. Ook op sociaal vlak werden verschillen waargenomen tussen multiplex en simplex families (Gerdts et al., 2013). Bij siblings uit een multiplex gezin werd er minder frequent sociaal geglimlacht dan bij siblings uit een simplex gezin. Dezelfde tendens werd ook gevonden voor gezichtsexpressie, oogcontact en vocale intonatie. Op gebied van interesses en handelingen vonden Yirmiya et al. (2006) dat siblings van kinderen met ASS significant minder geneigd waren om speelgoed af te geven aan een onderzoeker en minder wezen naar het speelgoed waar ze naar verlangden. Dit wordt al duidelijk op 14 maanden waarbij siblings met een verhoogd risico op ASS minder gebruik maken van gebaren om iets te verkrijgen. Goldberg en collega s (2005) kwamen tot dezelfde conclusie maar vonden daarbij ook dat de siblings van kinderen met ASS minder naar een voorwerp of hulp vroegen. Bij siblings uit multiplex gezinnen worden meer restrictieve gedragingen en interesses waargenomen in vergelijking met siblings uit simplex gezinnen (Gerdts et al., 2013). 8

13 Verklaringsmodellen autismespectrumstoornis Men probeert de symptomen van ASS via verschillende theorieën te begrijpen zoals bijvoorbeeld aan de hand van de theory of mind hypothese. Theory of mind is de vaardigheid om mentale toestanden aan zichzelf en aan anderen toe te kennen (Baron-Cohen, Leslie, & Frith, 1985). Deze vaardigheid schiet tekort bij mensen met ASS (Premack & Woodruff, 1978). Een andere theorie die naar voor is gekomen is de centrale coherentie theorie (Frith, 1989). Deze theorie focust zich op de informatieverwerkingsstijl. Mensen met ASS focussen zich op details, waardoor het vormen van een globaal beeld van contexten moeilijk lukt bij hen (Frith, 1989). Een derde theorie die gehanteerd wordt om ASS te begrijpen is de theorie van executieve functies (EF). EF kan gedefinieerd worden als de mogelijkheid om flexibel gedrag te stellen om een nieuw doel te bereiken zoals bijvoorbeeld inhibitie (Ozonoff, Pennington, & Rogers, 1991). Mensen met ASS beschikken slechts beperkt over deze vaardigheden (Hughes, Russel, & Robbins, 1994). Een vierde theorie die naar voorkomt in het verklaren van ASS symptomen is de sociale motivatie hypothese (Chevallier, Kohls, Troiani, Brodkin, & Schultz, 2012). Men ziet een verstoring in sociale motivatie als een primair kenmerk bij ASS (Chevallier, Kohls et al., 2012). In deze masterproef zullen we ASS bespreken vanuit de sociale motivatie theorie. Sociale motivatie Het mechanisme van sociale motivatie heeft invloed op het sturen van ons gedrag (Chevallier, Kohls et al., 2012). Sociale motivatie bestaat uit een reeks van psychologische disposities en biologische mechanismen. Hierdoor hebben mensen een voorkeur voor sociale stimuli, zijn ze op zoek naar plezier in interacties en vinden ze het belangrijk sociale banden te onderhouden (Chevallier, Kohls et al., 2012). Vanaf de geboorte blijken kinderen een opmerkelijke sensitiviteit te vertonen voor sociale stimuli (Rochat & Striano, 1999). Ze hebben een voorkeur voor gezichten, want dit trekt veel sneller en langer onze aandacht dan voorwerpen. Hierdoor kunnen mensen een onderscheid maken tussen verschillende individuen en kunnen we informatie vergaren over de ander zijn emoties, intenties of motivaties (Salva, Farroni, Regolin, Vallortigara, & Johnson, 2011). Een ander sociaal signaal dat de aandacht trekt is de richting van de blik bij de ander (Senju & Johnson, 2009). Nog binnen het eerste levensjaar merken kinderen kleine 9

14 afwijkingen in de oogrichting op bij de ander tijdens interactie (Symons, Hains, & Muir, 1998). Niet alleen prefereren mensen het sociale, ze vinden het ook belonend. Mensen gaan sociale interacties aan wegens de intrinsieke bekrachtigende waarde die ze eruit ervaren (Chevallier, Kohls et al., 2012). Zo is er duidelijk bewijs dat kleuters samenwerking met andere kleuters verkiezen boven individueel werken (Rekers, Haun, & Tomasello, 2011). Een derde aspect van sociale motivatie is het verlangen tot het aangaan van blijvende contacten met anderen over een bepaalde tijd (Chevallier, Kohls et al., 2012). Het onderhouden van die relaties gebeurt aan de hand van strategieën. Zo gaan mensen veeleer trachten competent en aangenaam over te komen dan onbekwaam en onaardig (Leary & Allen, 2010). Vaak gebeuren deze gedragingen buiten het bewustzijn, zo gaan individuen onbewust de non-verbale handelingen van anderen imiteren (Lakin, Jefferis, Cheng, & Chartrand, 2003). Daarnaast zijn mensen zo begaan met hun reputatie dat dit ervoor zorgt dat ze zich op een bepaalde manier gaan gedragen in sociale situaties (Izuma, Matsumoto, Camerer, & Adolphs, 2011). Mensen proberen ook de gedachten die anderen over hen hebben te manipuleren aan de hand van zelfpresentatie zoals bescheidenheid, zich verontschuldigen of zelfspot en door de ander te prijzen aan de hand van vleierij (Chevallier, Molesworth, & Happé, 2012; Leary & Kowalski, 1990). Deze gedragingen lokken positieve attitudes uit bij anderen en bijgevolg verbetert dit iemands reputatie (Chevallier, Molesworth et al., 2012). Bij kinderen van twee tot drie jaar zien we zelfverheffing als strategie terugkomen (Stipek, Recchia, McClintic, & Lewis, 1992). Op die leeftijd gaan kinderen meer hun successen meedelen aan anderen dan de dingen waarin ze gefaald hebben en gaan ze zichzelf in het algemeen positiever belichten wanneer ze de conflicten met hun siblings beschrijven (Ross, Smith, Spielmacher, & Recchia, 2004; Stipek et al., 1992). Vleierij is een sterke manier om bestaande relaties te onderhouden en te versterken (Fu & Gee, 2007). De mens is in het algemeen gemotiveerd om sociale interacties aan te gaan en gaat zichzelf als aangename partner presenteren in deze interacties. Wanneer dit niet het geval is, dreigt men geïsoleerd te geraken en de mogelijkheid om coöperatief te werken met anderen te verliezen (Pradel, Euler, & Fetchenhauer, 2009). Een ander belangrijk aspect van sociale motivatie is prosociaal gedrag. Dit is niet volledig onder te brengen onder één van de voorgaande punten. Prosociaal gedrag kan omschreven worden als het helpen van anderen zonder dat ze daar specifiek om gevraagd hebben en zonder daarvoor geprezen of beloond te worden (Warneken & Tomasello, 2006; 10

15 Svetlova, Nichols, & Brownell, 2010). Twee belangrijke concepten bij prosociaal gedrag zijn cognitie en motivatie. Individuen die willen helpen moeten begrijpen wat het doel is van de ander die hulpbehoevend is en over de motivatie beschikken om een ander te hulp te schieten (Warneken & Tomasello, 2007). Na de leeftijd van één jaar ontwikkelen kinderen de capaciteit om te begrijpen wat iemand anders zijn doelen en intenties zijn. Op diezelfde leeftijd ontwikkelen ze ook de vaardigheden en de motivatie om doelen en intenties met anderen te delen (Liebal, Colombi, Rogers, Warneken, & Tomasello, 2008). Jonge kinderen zien wanneer iemand hulp nodig heeft (Tomasello, Carpenter, Call, Behne, & Moll, 2005). Prosociaal gedrag is voor het eerst zichtbaar rond twaalf maanden. Op die leeftijd geven kinderen al wijzend de richting aan waar volwassenen een voorwerp kunnen vinden (Liszkowski, Carpenter, Striano, & Tomasello, 2006). Op maanden gaan kinderen spontaan een volwassene helpen als die bijvoorbeeld iets laat vallen of problemen heeft om iets te openen en dit zonder aanmoediging (Warneken & Tomasello, 2006; Warneken, Hare, Melis, Hanus, & Tomasello, 2007). Dit zijn eenvoudige taken waarbij het probleem duidelijk is voor het kind en het ook weet welke behandeling hij hiervoor moet uitvoeren (Warneken & Tomasello, 2006). De kinderen stellen dit helpend gedrag enkel in situaties waar het duidelijk was dat de onderzoeker hulp nodig had. In situaties waar de onderzoeker geen hulp nodig had, ofwel de controle condities, voerden ze geen helpgedrag uit (Warneken & Tomasello, 2007). Wanneer aan kinderen een speeltje als beloning wordt aangeboden om te helpen, zijn ze niet sterker geneigd te helpen dan kinderen waarbij men geen materiële beloning geeft (Warneken et al., 2007). In een later onderzoek bleek zelfs dat kinderen die materieel beloond werden, minder geneigd waren om nog helpend gedrag uit te voeren in de toekomst (Warneken & Tomasello, 2008). Vanaf achttien maanden tonen kinderen sympathie en reageren ze al op een affectieve en prosociale manier op mensen in nood, dit door hen te helpen, te troosten en te delen (Zahn-Waxler & Radke-Yarrow, 1990; Vaish, Carpenter, & Tomasello, 2009). Op 21 maanden geven kinderen er ook de voorkeur aan om aardige mensen te helpen boven gemene (Dunfield & Kuhlmeier, 2010). Kinderen gaan meer prosociaal gedrag vertonen naar volwassenen die schade hebben geleden (Liebal, Vaish, Haun, & Tomasello, 2014). Sterker nog, kinderen zijn gemotiveerd om mensen te helpen, zelfs als dit kosten teweegbrengt voor hen (Warneken, 2013). Algemeen gaan kinderen meer altruïstisch gedrag vertonen bij het ouder worden, ongeacht socio-economische omgeving of culturele achtergrond (Benenson, Pascoe, & 11

16 Radmore, 2007). De sterkste stijging in dit gedrag is rond de leeftijd van twee jaar (Warneken, 2013). Verstoringen in sociale motivatie bij autismespectrumstoornis Voor de verschillende aspecten van sociale motivatie is er evidentie dat deze weldegelijk verstoord zijn bij mensen met ASS (Chevallier, Kohls et al., 2012). Ten eerste zien we moeilijkheden in sociaal oriënteren. Een verstoord sociaal oriënteren kan omschreven worden als het falen om zich spontaan te richten naar een sociale stimulus in de omgeving (Dawson, Meltzoff, Osterling, & Rinaldi, 1998). Een verstoord sociaal oriënteren is één van de belangrijkste kenmerkende criteria van ASS waarbij verminderd oogcontact, het niet of beperkt reageren op het horen van de eigen naam en sociale aloofness als de voornaamste voorbeelden kunnen gezien worden (Osterling et al., 2002). Kinderen met ASS spenderen minder tijd in het kijken naar mensen, maar kijken dan wel weer voor een langere duur naar objecten (Swettenham et al., 1998). Ook wanneer een volwassene tegen een kind met ASS spreekt, kijkt het kind minder frequent dan een typisch ontwikkelend kind naar het gezicht van die volwassene (Magrelli et al., 2013). Kinderen met ASS falen in het verschuiven van hun aandacht naar nieuwe objecten wanneer deze sociaal van aard zijn (Leekam, Lopez, & Moore, 2000). Uit een ander onderzoek is gebleken dat kinderen met ASS meer naar de achtergrond kijken dan gezichten in foto s van sociale aard (Riby & Hancock, 2008). Dit werd ook gevonden bij auditieve stimuli. Kinderen met ASS oriënteren zich minder naar sociale stimuli zoals handgeklap in vergelijking met controlekinderen (Dawson et al., 1998). Bovendien ontbreekt bij kinderen met ASS de voorkeur voor sociale geluiden op niet-sociale controle geluiden (Kuhl, Coffey-Corina, Padden, & Dawson, 2005). Zo laten resultaten zien dat individuen met ASS het moeilijk hebben met het verwerken van complexe auditieve informatie, dit is veel duidelijker bij gesproken dan niet-gesproken stimuli (Cardy, Flagg, Roberts, & Roberts, 2005). Ze vertonen ook aandachtstekorten bij spraakklanken, terwijl deze afwezig zijn bij niet-gesproken geluiden (Gervais et al., 2004). Dit ziet men terugkomen in het feit dat kinderen met ASS zich trager oriënteren in de richting vanwaar de spraak komt. Dit kan mogelijks verklaard worden door de moeilijkheden die deze kinderen ervaren bij het verwerken van sociale klanken (Cardy et al., 2005). Ten tweede blijkt dat kinderen met ASS minder responsief reageren op sociale beloningen zoals complimenten. Er werden over het algemeen snellere reactietijden 12

17 waargenomen in taken die beloond werden met geld in vergelijking met een sociale beloning (Demurie, Roeyers, Baeyens, & Sonuga-Barke, 2011). Er wordt ook geen prestatieverbetering waargenomen bij kinderen met ASS wanneer een competitiegevoel werd ingelast, terwijl er wel een algemene verbetering werd gezien in de prestatie van typisch ontwikkelende kinderen wanneer ze het gevoel hadden vergeleken te worden met peers (Geurts, Luman, & van Meel, 2008). Ten derde worden er minder strategieën waargenomen bij individuen met ASS voor het onderhouden van sociale relaties (Chevallier, Kohls et al., 2012). Zo gaan ze minder sociale gebaren hanteren, zoals het gedag zwaaien, of gaan ze tijdens een interactie minder frequent een sociale glimlach laten zien of sociale emoties, zoals verlegenheid (Hobson, Chidambi, Lee, & Meyer, 2006; Hobson & Lee, 1998; Hudenko, Stone, & Bachorowski, 2009). Wanneer er toch wordt geglimlacht, heeft dit meer te maken met de positieve innerlijke toestand van het kind dan om sociale redenen (Hudenko et al., 2009). Kinderen met ASS zijn minder goed in staat om hun emoties te verdoezelen om een ander te misleiden (Barbaro & Dissanayake, 2007). Als het op eigen meningen aankomt zijn individuen met ASS daar eerlijker in en maken ze dit soms op een nogal botte manier bekend aan de ander (Chevallier, Molesworth et al., 2012). Uit onderzoek blijkt dat kinderen met ASS moeilijkheden ondervinden met het gebruik van vleierij. Dit kan mogelijks verklaard worden doordat ze minder kunnen meeleven met de emoties van iemand anders of door het feit dat bij mensen met ASS het vermogen om de mening van anderen in rekening te brengen, ontbreekt (Chevallier, Molesworth et al., 2012; Izuma et al., 2011). Als laatste is er evidentie dat gebrekkig prosociaal gedrag een kenmerk is van ASS (Russell, Kelly, Ford, & Steer, 2012). Men kwam tot deze conclusie door ouders van kinderen van ASS tussen drie en vier jaar te bevragen. Desondanks zijn kinderen met ASS in staat om anderen te helpen wanneer nodig. Om prosociaal gedrag te kunnen stellen, moeten kinderen kunnen begrijpen wat het doel is van de ander en moeten ze gemotiveerd zijn om te helpen (Liebal et al., 2008). Kinderen met ASS zijn weldegelijk instaat om in te zien wat de intenties zijn van anderen (Carpenter, Pennington, & Rogers, 2001). Jonge kinderen tussen twee en vijf jaar met ASS beschikken over de vaardigheden en motivatie om mensen te helpen, althans in eenvoudige situaties zoals de situatie waarin de proefleider onvoldoende ver kan reiken om een voorwerp op te rapen (Liebal et al., 2008). Sigman en Ruskin (1999) observeerden wel moeilijkheden bij kinderen met ASS bij het uitvoeren van taken waarbij ze iemand anders 13

18 moeten helpen. Volgens hen zou dit te maken hebben met de moeilijkheidsgraad van de doelen waar, bij hogere complexiteit, problemen opduiken. Daarnaast zijn kinderen met ASS minder goed in staat om coöperatief te werken. Zo vertonen ze minder gedragingen naar de partner toe en beperkte communicatiepogingen zoals het maken van oogcontact met de ander (Liebal et al., 2008). Kinderen met ASS zijn echter in staat tot meer inzicht in de gedeelde doelen en intenties wanneer ze steun krijgen van hun omgeving (Liebal et al., 2008). Sociale motivatie bij siblings ASS wordt al verschillende decennia onderzocht (Chevallier, Kohls et al., 2012). Op basis van deze onderzoeken concludeerde men dat mensen met ASS problemen ervaren op sociaal vlak (Dawson et al., 2004; Landa et al., 2007). Meerdere theorieën zijn al naar voor gekomen om ASS te verklaren. Meer recent is men de sociale moeilijkheden van personen van ASS gaan bekijken vanuit de sociale motivatie theorie (Chevallier, Kohls et al., 2012). Deze theorie focust zich vooral op het sociaal oriënteren, onderhouden van sociale relaties en het ervaren van de intrinsieke waarde van die relaties. Kinderen met ASS ervaren moeilijkheden op al deze onderdelen (Chevallier, Molesworth et al., 2012; Dawson et al., 2004; Liebal et al., 2008). De laatste jaren is men meer onderzoek gaan uitvoeren bij siblings van kinderen met ASS. Siblings lopen niet alleen een groter risico op het ontwikkelen van ASS maar ook op ASS gerelateerde gedragingen (Messinger et al., 2013). Ook siblings van kinderen met ASS ervaren moeilijkheden op sociaal vlak (Yirmiya et al., 2007). Bij siblings van kinderen met ASS heeft men nog maar weinig tot geen onderzoek gedaan rond sociale motivatie. Gerdts et al. (2013) zijn één van de eerste die data hebben rond sociale motivatie bij siblings. Dit deden ze aan hand van een semi-gestructureerd interview. In dit onderzoek vond men een lagere sociale motivatie bij siblings van kinderen met ASS, dit was het sterkst uitgesproken bij kinderen uit een multiplex gezin (Gerdts et al., 2013). Aan de hand van het onderzoek dat binnen deze masterproef wordt besproken, hopen we meer kennis te verkrijgen rond sociale motivatie bij siblings. Probleemstelling In deze masterproef trachten we een antwoord te geven op verschillende onderzoeksvragen en zo een bijdrage te leveren aan onderzoek bij siblings van kinderen met ASS rond sociale motivatie. Wij trachten aan de hand van een longitudinale prospectieve 14

19 studie inzicht te verwerven in prosociaal gedrag bij siblings van kinderen met ASS op de leeftijden van 24 maanden. Meer specifiek wordt het helpgedrag van HR siblings vergeleken met een controlegroep van kinderen met een laag risico op ASS (LR siblings). Een eerste onderzoeksvraag in deze masterproef is of siblings van kinderen met ASS verschillen vertonen in helpgedrag in vergelijking met siblings van typisch ontwikkelende kinderen. We verwachten onder andere dat siblings van kinderen met ASS moeilijkheden zullen vertonen of minder vlot prosociaal gedrag zullen stellen. In voorgaande onderzoeken is er al enige evidentie voor deze stelling (Russell et al., 2012; Sigman et al., 1999). We verwachten dus dat hoog risico kinderen minder helpend gedrag zullen stellen in vergelijking met laag risico kinderen. Bijkomend zullen we onderzoeken of de HR siblings die helpgedrag stellen of ze er gemiddeld langer over doen dan LR siblings. Een tweede onderzoeksvraag is of HR siblings die hoger scoren op taalvaardigheid beter zullen presteren op gebied van prosociaal gedrag. Uit het onderzoek van Gerdts et al. (2013) blijkt namelijk dat HR siblings moeilijkheden ondervinden in zowel sociale motivatie als in verbale en non-verbale communicatieve vaardigheden. Bij siblings van kinderen met ASS worden vertragingen in taalontwikkeling geobserveerd (Elsabbagh & Johnson, 2010). Op 12 maanden ondervinden ze problemen in taalbegrip en andere communicatieve vaardigheden (Landa et al., 2007). Uit onderzoek blijkt dat kinderen die minder ver staan in hun taalontwikkeling problemen ondervinden in theory of mind. Ze ondervinden problemen om situaties te bekijken vanuit het perspectief van een ander (Farrant et al., 2006). Doordat kinderen die problemen ondervinden in taalontwikkeling zich niet zo goed kunnen plaatsen in het perspectief van een ander, zien ze mogelijks niet in dat iemand hulp nodig heeft. We zullen dus kijken of HR siblings die hoog scoren op taalvaardigheid meer helpgedrag zullen stellen dan HR siblings die laag scoren. ASS wordt gekenmerkt door de grote variabiliteit in zijn symptomatologie en dit is ook het geval bij siblings van kinderen met ASS (Dawson et al., 2005; Stone et al., 2007). Er is dus ook een variabiliteit in taal en communicatie en in dit onderzoek willen we kijken of dit een belangrijke variabele is die eventueel een impact kan hebben op prosociaalgedrag. Een derde onderzoeksvraag is of siblings van kinderen met ASS die hoger scoren op cognitieve vaardigheden beter zullen presteren op gebied van prosociaal gedrag. Een belangrijk concept bij prosociaal gedrag is onder andere cognitie (Warneken & Tomasello, 2007). Onder kinderen met ASS wordt er een grote variabiliteit waargenomen op vlak van 15

20 cognitief functioneren (Dawson et al., 2005). Kinderen met ASS zijn echter in staat om prosociaal gedrag te stellen als ze inzicht hebben in de doelen van wat de ander wil bereiken (Liebal et al., 2008). Uit onderzoek bleek dat siblings van kinderen met ASS tijdens de ontwikkeling moeilijkheden ervaren in cognitieve vaardigheden (Yirmiya et al., 2007). Gezien deze moeilijkheden die HR siblings ondervinden en het belang van cognitie in prosociaal gedrag verwachten we dat HR siblings die laag scoren op cognitie minder helpgedrag zullen stellen dan HR siblings die cognitief sterker zijn. Meer algemeen gaan we onderzoeken of helpgedrag beïnvloed wordt door het cognitief functioneren. METHODE Participanten Binnen deze studie werden twee onderzoeksgroepen opgenomen. De eerste groep bestond uit hoog risico siblings. Dit hield in dat deze kinderen een oudere broer of zus hebben bij wie de diagnose ASS al werd gesteld. De rekrutering van de hoog risicogroep gebeurde via revalidatiecentra, thuisbegeleidingsdiensten en Centra voor Ontwikkelingsstoornissen. De gezinnen die in aanmerking kwamen voor deelname aan het onderzoek werden via een brief op de hoogte gebracht en uitgenodigd voor het onderzoek. Indien de gezinnen interesse toonden, konden zij contact op nemen met de onderzoekers met de vraag om deel te nemen. De controlegroep bestaande uit laag risico siblings werden gerekruteerd via Kind & Gezin Oost-Vlaanderen of persoonlijke contacten. De laag risicogroep bestond uit twee cohortes. Voor de eerste cohorte werden brieven verzonden naar gezinnen met kinderen die geboren zijn in de maand december van het jaar De tweede groep bestond uit kinderen geboren in de maand maart van het jaar In deze masterproef bespreken we een steekproef van 39 kinderen waarvan dertien hoog risico siblings (4 jongens en 9 meisjes) en 26 laag risico siblings (16 jongens en 10 meisjes). Er werd specifiek gekeken naar het helpgedrag van siblings die ongeveer 24 maanden oud zijn. De gemiddelde leeftijd tijdens het onderzoek was bij de HR siblings maanden (SD= 0.70) en maanden (SD= 0.67) bij LR siblings. De kalenderleeftijd van beide groep verschilde significant (F(1,35)= 0.007). 16

21 Procedure Alle ouders kregen een brochure met uitgebreide informatie rond de werking en het doel van het onderzoek. Indien de ouders interesse hadden in deelname werd een eerste bezoekmoment vastgelegd, deze vond plaats wanneer het kindje ongeveer vijf maanden was. Daarna kwam het gezin terug naar de universiteit als hun kind 10 maanden oud was. Hierop volgden nog een aantal contactmomenten rond 14 maanden, 2 en 3 jaar. Tijdens deze afspraken werden er verschillende testen afgenomen en vonden er observaties plaats. Het hele gebeuren werd gefilmd om later het gedrag van het kind te coderen. Na elk bezoek kregen ouders een vragenbundel mee naar huis die ze dan konden terug opsturen naar de universiteit. Het onderzoek dat hier besproken wordt, maakt deel uit van deze longitudinale studie. In ons onderzoek focussen we op twee specifieke bezoekmomenten namelijk 14 en 24 maanden. Dit zijn cruciale momenten voor het meten van helpgedrag aangezien kinderen op veertien maanden helpgedrag beginnen te stellen en dit helpgedrag toeneemt vanaf twee jaar (Warneken, 2013; Warneken & Tomasello, 2007). Bij elk bezoek aan de universiteit werd gevraagd aan de ouders om een informed consent in te vullen. Op elke leeftijd kreeg het kind een beloning voor zijn deelname. Er werd eveneens een beknopt verslag geschreven rond het verloop van het onderzoek. Dit verslag kregen de ouders opgestuurd. Instrumenten Mullen Scales of Early Learning Om zicht te krijgen op het cognitief functioneren van de kinderen, werd er gebruik gemaakt van de Mullen Scales of Early Learning (MSEL; Mullen, 1995). Deze ontwikkelingstest kan afgenomen worden bij jonge kinderen van 1 tot 68 maanden. Deze test bestaat uit vijf schalen namelijk grove motoriek, visuele perceptie, fijne motoriek, taalbegrip en taalproductie. De schaal grove motoriek kan worden afgenomen tot 33 maanden. Deze schaal geeft de bewegingservaring weer van het kind. De vier cognitieve schalen worden tot 68 maanden afgenomen. Daarnaast is er ook nog de algemene ontwikkelingsindex (M= 100, SD= 15) met bijhorende percentielscores. De opgetelde factor g is afgeleid van de T-scores op de vier cognitieve schalen. Op basis van de behaalde scores op de schalen kan men zwaktes of stoornissen herkennen zoals bijvoorbeeld een taalproductie stoornis (Mullen, 1995). De Cronbachs alfa van de MSEL bedraagt.95. Algemeen blijkt er geen significant verschil te zijn 17

22 in de ontwikkelingsindex van HR siblings en LR siblings (zie Tabel 1). Eveneens per schaal blijkt er geen significant verschil te zijn tussen de groepen (zie Tabel 1). Tabel 1. Gemiddelde scores op de MSEL voor HR siblings en LR siblings. HR Siblings * LR Siblings* F(1,29) P (N= 11) (N=20) Ontwikkelingsindex M= M= (SD= 24.17) (SD= 8.32) Percentiel grove M= M= motoriek (SD= 30.34) (SD= 28.06) Percentiel visuele M= M= perceptie (SD= 30.85) (SD= 24.60) Percentiel fijne M= M= motoriek (SD= 37.71) (SD= 20.36) Percentiel M= M= taalbegrip (SD= 41.38) (SD= 26.39) Percentiel taalproductie M= (SD= 32.29) M= (SD=21.69) * De gegevens van de MSEL waren niet voor alle siblings beschikbaar. Communicatieve Development Inventory Nederlandstalige versie Er werd gebruik gemaakt van de verkorte versie van de Nederlandstalige Communicatieve Development Inventory (N-CDI). Dit is een oudervragenlijst die de taalontwikkeling nagaat bij kinderen. De korte vormen evalueren enkel woordenschatbegrip en woordenschatproductie. Er is een vragenlijst (N-CDI 1) voor kinderen van acht tot 16 maanden die 103 woorden bevat waarbij de ouder moet aanduiden of het kind het woord begrijp of zegt. Dit is de verkorte versie van de N-CDI/ Woorden en Gebaren. Via de ruwe score wordt een percentiel score berekend en bijhorende taalleeftijd. Validiteitsonderzoek toont een erg sterke correlatie tussen de korte en de volledige vragenlijsten. Er zijn afzonderlijke percentieltabellen volgens geslacht en de onderdelen woordenschatproductie of woordenschatbegrip. De waarden van de interne consistentie liggen zeer hoog voor zowel woordenschatbegrip (>.98) als voor woordenschatproductie (>.97) (Zink & Lejaegere, 2002). 18

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

HELPGEDRAG BIJ JONGE BROERTJES EN ZUSJES VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

HELPGEDRAG BIJ JONGE BROERTJES EN ZUSJES VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS HELPGEDRAG BIJ JONGE BROERTJES EN ZUSJES VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS Paepe Emma Studentennummer: 01204536 Promotor: Prof. dr. Ellen Demurie Masterproef voorgelegd voor het behalen van

Nadere informatie

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Eerste examenperiode SOCIAAL-COMMUNICATIEVE ONTWIKKELING BIJ ZUSJES EN BROERTJES VAN KINDEREN MET AUTISME Masterproef

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

Petra Warreyn, 2 april

Petra Warreyn, 2 april Moeder-kind interactie bij jongere broertjes en zusjes van kinderen met een autismespectrumstoornis: Implicaties voor diagnostiek en interventie 2 Inleiding: Etiologie ASS Gen x omgevingsinteractie: vaak

Nadere informatie

Als baby was hij al anders. Vroege signalen van een autismespectrumstoornis in kaart brengen via home video s

Als baby was hij al anders. Vroege signalen van een autismespectrumstoornis in kaart brengen via home video s UNIVESITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2010 2011 1 e examenperiode Als baby was hij al anders. Vroege signalen van een autismespectrumstoornis in kaart brengen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Informantenrapportage over 4- tot 18-jarigen Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING SRS-2 2/7 Inleiding

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

Moeder-kind interactie bij jongere broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis: Invloed op het huidig en toekomstig functioneren

Moeder-kind interactie bij jongere broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis: Invloed op het huidig en toekomstig functioneren Academiejaar 2015 2016 Tweedesemesterexamenperiode Moeder-kind interactie bij jongere broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis: Invloed op het huidig en toekomstig functioneren Masterproef

Nadere informatie

Autisme en de gevolgen Els Ronsse / MDR

Autisme en de gevolgen Els Ronsse /   MDR Autisme en de gevolgen Els Ronsse / www.psysense.be MDR Voorkomen? Voor het hele spectrum komen een aantal studies onafhankelijk van elkaar uit op 60 tot 70 op 10.000 of 1 op ongeveer 150 personen. Af

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nederlandstalige NonSpeech test (NNST) 4 november 2011 Review: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op

Nadere informatie

Het opvolgen van broertjes en zusjes van kinderen met een autismespectrumstoornis: achtergrond, voorlopige resultaten en oproep tot medewerking 2

Het opvolgen van broertjes en zusjes van kinderen met een autismespectrumstoornis: achtergrond, voorlopige resultaten en oproep tot medewerking 2 Petra Warreyn, Inge Schietecatte, Mieke Dereu, Lieselot Ruysschaert, Sara Van der Paelt en Herbert Roeyers 1 Het opvolgen van broertjes en zusjes van kinderen met een autismespectrumstoornis: achtergrond,

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

EEN PROSPECTIEF-LONGITUDINAAL ONDERZOEK NAAR ONTWIKKELINGSREGRESSIE BIJ JONGERE BROERS EN ZUSSEN VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

EEN PROSPECTIEF-LONGITUDINAAL ONDERZOEK NAAR ONTWIKKELINGSREGRESSIE BIJ JONGERE BROERS EN ZUSSEN VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS EEN PROSPECTIEF-LONGITUDINAAL ONDERZOEK NAAR ONTWIKKELINGSREGRESSIE BIJ JONGERE BROERS EN ZUSSEN VAN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS Sandrien Van den Eede Studentennummer: 01203034 Promotor: Prof.

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom Nathalie Vanderbruggen Psychoneurologisch functioneren in KS ( Verri et al. 2010) Cognitief functioneren: Psychopathologische kwetsbaarheid:

Nadere informatie

De ontwikkeling van perspectiefneming bij jonge broers en zussen van. kinderen met een autismespectrumstoornis.

De ontwikkeling van perspectiefneming bij jonge broers en zussen van. kinderen met een autismespectrumstoornis. Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode De ontwikkeling van perspectiefneming bij jonge broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis. Masterproef II neergelegd tot het behalen

Nadere informatie

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars Autismespectrumstoornissen BEGRIP ALS STRUIKELBLOK: Taal bij kinderen met autisme en een verstandelijke beperking FENOTYPE KANNERCYCLUS 1 december 212 COGNITIE BIOLOGIE O M G E V I N G GENOTYPE Autisme

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers Autismespectrumstoornis SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND 19-10-2016 Mandy Bekkers (mandybekkers@hotmail.com) Waarschuwing vooraf! 2 Geschiedenis Autos (Grieks: zelf) 1937-1940: Term autisme 1943 &

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Algemeen. Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren. Leen De Schuymer

Algemeen. Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren. Leen De Schuymer Prematuur geboren kinderen: Sociaalcommunicatieve ontwikkeling in de eerste levensjaren Leen De Schuymer Algemeen Deze resultatenbundel is gebaseerd op het doctoraatsonderzoek van Leen De Schuymer. Dit

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSREGRESSIE BIJ KINDEREN MET EEN VERHOOGD RISICO OP EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: EEN PROSPECTIEF-LONGITUDINAAL ONDERZOEK

ONTWIKKELINGSREGRESSIE BIJ KINDEREN MET EEN VERHOOGD RISICO OP EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: EEN PROSPECTIEF-LONGITUDINAAL ONDERZOEK Academiejaar 2015-2016 Tweedesemesterexamenperiode ONTWIKKELINGSREGRESSIE BIJ KINDEREN MET EEN VERHOOGD RISICO OP EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: EEN PROSPECTIEF-LONGITUDINAAL ONDERZOEK Masterproef II neergelegd

Nadere informatie

Broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis op kleuterleeftijd: symptomatologie en ruimer functioneren.

Broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis op kleuterleeftijd: symptomatologie en ruimer functioneren. Academiejaar 2013 2014 Eerstesemesterexamenperiode Broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis op kleuterleeftijd: symptomatologie en ruimer functioneren. Masterproef neergelegd tot het

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vriendin INLEIDING SRS-A 2/6 Inleiding De SRS-A

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen HGR-CSS Brussel, 20 juni 2014 Vroegtijdige interventie bij kinderen

Nadere informatie

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM 7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen

Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen De autismespectrumstoornissen - Kwalitatieve stoornissen in de sociale interactie - Kwalitatieve stoornissen in de communicatie - Kwalitatieve stoornissen in het verbeeldingsvermogen

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis en ADHD

Autismespectrumstoornis en ADHD Autismespectrumstoornis en ADHD Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Autisme Centraal, Gent, 29 november 2013 toevallige buren? broer en zus? verre familie? Autismespectrumstoornis

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Rutger Jan van der Gaag & Iris Oosterling, gz-psycholoog 2006 Karakter pagina 1 Inhoud Autisme Vroege herkenning van autisme DIANE-project,

Nadere informatie

Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel)

Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel) Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel) Presentatie ORD Carla Geveke: c.h.geveke@pl.hanze.nl Lectoraat Curious Minds Hanzehogeschool

Nadere informatie

Kiezen voor kinderen: waarom nu?

Kiezen voor kinderen: waarom nu? Kiezen voor kinderen: waarom nu? Ontwikkeling en pilootstudie van een vragenlijst over de stap naar ouderschap Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

Nadere informatie

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Screening in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen Mieke Dereu Mieke Meirsschaut Inge Schietecatte Griet Pattyn

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Autisme, wat weten we?

Autisme, wat weten we? Autisme, wat weten we? Matt van der Reijden, kinder- en jeugdpsychiater & geneesheer directeur Dr Leo Kannerhuis, Oosterbeek 1 autisme agenda autisme autisme en het brein: wat weten we? een beeld van autisme:

Nadere informatie

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN Sara Van der Paelt Onderzoeksgroep ontwikkelingsstoornissen Universiteit Gent

Nadere informatie

Autisme bij het sterke geslacht. dr. Els M.A. Blijd-Hoogewys Klinisch Psycholoog / Psychotherapeut Manager Behandelzaken INTER-PSY

Autisme bij het sterke geslacht. dr. Els M.A. Blijd-Hoogewys Klinisch Psycholoog / Psychotherapeut Manager Behandelzaken INTER-PSY Autisme bij het sterke geslacht dr. Els M.A. Blijd-Hoogewys Klinisch Psycholoog / Psychotherapeut Manager Behandelzaken INTER-PSY Overzicht presentatie Wat is ASS? ASS bij vrouwen Diagnostiek bij vrouwen

Nadere informatie

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis Programma Even voorstellen Wat is autisme? Vroege signalen bij autismespectrumstoornissen De eerste stap richting onderzoek

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift gaat over de oorzaken van het vóórkomen van symptomen van autisme spectrum stoornissen (ASD) bij kinderen met een aandachtstekort stoornis

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Taalontwikkeling bij preverbale kinderen met autisme: Een transactioneel model.

Taalontwikkeling bij preverbale kinderen met autisme: Een transactioneel model. Taalontwikkeling bij preverbale kinderen met autisme: Een transactioneel model. Ingrid Singer SAMENVATTING: In dit literatuuroverzicht wordt onderzocht hoe de preverbale taalontwikkeling verloopt bij kinderen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

SOCIALE PRIKKELNAVIGATIE BIJ ASS. Dr. Marcia Goddard Project Manager YoungCapital

SOCIALE PRIKKELNAVIGATIE BIJ ASS. Dr. Marcia Goddard Project Manager YoungCapital SOCIALE PRIKKELNAVIGATIE BIJ ASS Dr. Marcia Goddard Project Manager R&D @ YoungCapital ONS SOCIALE BREIN ONS SOCIALE BREIN ONS SOCIALE BREIN DE AMANDELKERNEN Essentieel voor sociale prikkelverwerking

Nadere informatie

Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap

Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap Prof. dr. Bea Maes, Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek, K.U.Leuven 1. Centrale rol van taal en communicatie

Nadere informatie

Autisme spectrum conditie

Autisme spectrum conditie (potentiële) belangenverstrengeling Geen Autisme spectrum conditie Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Triversum W. Veenboer Kinder- en jeugdpsychiater Dag van eerste lijn Januari

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweede examenperiode

Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Tweede examenperiode Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2011-2012 Tweede examenperiode SOCIAALCOMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN MET (KENMERKEN VAN) EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2013-2014 Eerste examenperiode Een longitudinale studie bij jonge broertjes en zusjes van kinderen met een autismespectrumstoornis: Het

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Erik van Zon ID 256-250 Datum 11.12.2015. Informantenrapportage over 3-jarigen

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Erik van Zon ID 256-250 Datum 11.12.2015. Informantenrapportage over 3-jarigen SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 256-250 Datum 11.12.2015 Informantenrapportage over 3-jarigen Informant: Elise de Bruin Moeder SRS-2 Profielformulier 2 / 6 PROFIELFORMULIER

Nadere informatie

Dutch Summary (Samenvatting) Heroverweging van kernproblemen in autisme: Diversiteit in empathie en sociaal gedrag

Dutch Summary (Samenvatting) Heroverweging van kernproblemen in autisme: Diversiteit in empathie en sociaal gedrag Heroverweging van kernproblemen in autisme: Diversiteit in empathie en sociaal gedrag Theoretische achtergrond In de jaren 40 beschreef de psychiater Leo Kanner het gedrag van een jongetje, Donald, dat

Nadere informatie

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door Welkom DGM en Autisme Presentatie door Esther van Efferen-Wiersma Inhoud DGM en autisme? Autisme: recente ontwikkelingen Van beperkingen naar (onderwijs)behoeften DGM en autisme! Vragen? DGM en Autisme?

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,

Nadere informatie

Bijlage 2 Competentieprofiel leerling

Bijlage 2 Competentieprofiel leerling Bijlage 2 Competentieprofiel leerling Naam leerling: Geboortedatum leerling: Kalenderleeftijd: Diagnose: School: Naam medewerker school: Functie medewerker school: Datum: Protocol overgang leerlingen met

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X

Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Ontwikkelingsrisico s bij het opgroeien met triple X Hanna Swaab Sophie van Rijn Suus van Rijn Hanna, Sophie en Suus werken op de afdeling orthopedagogiek van de universiteit Leiden en op het Ambulatorium.

Nadere informatie

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys Een reactie door Hilde M. Geurts Lezing Begeer, Keysar et al., 2010: Advanced ToM 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Autisme (n=34) Controle

Nadere informatie

De moeder-kind interactie bij jongere broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis

De moeder-kind interactie bij jongere broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode De moeder-kind interactie bij jongere broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door Welkom DGM en Autisme Presentatie door Esther van Efferen-Wiersma Inhoud Autisme: recente ontwikkelingen Van beperkingen naar (onderwijs)behoeften DGM en autisme Hulpmiddelen en materialen Vragen? Autisme?

Nadere informatie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie * Samenvatting Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese Een 3-jarige follow-up studie Samenvatting Tijdens de periode van groei en ontwikkeling tussen kindertijd en volwassenheid

Nadere informatie

DE ROL VAN GESLACHT BIJ DE SOCIALE INTERACTIES TUSSEN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS EN HUN JONGERE BROER OF ZUS

DE ROL VAN GESLACHT BIJ DE SOCIALE INTERACTIES TUSSEN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS EN HUN JONGERE BROER OF ZUS DE ROL VAN GESLACHT BIJ DE SOCIALE INTERACTIES TUSSEN KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS EN HUN JONGERE BROER OF ZUS Aantal woorden: 15.177 Charlotte De Smet Studentennummer: 01104241 Promotor: Prof.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 2. Autisme: Kwalitatieve verschillen op 3 gebieden: taalvaardigheden, sociale vaardigheden en beperkte/

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Moeder-kind interactie bij broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis

Moeder-kind interactie bij broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar: 2013-2014 Eerste examenperiode Moeder-kind interactie bij broers en zussen van kinderen met een autismespectrumstoornis Masterproef II

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

Autisme in de levensloop. Conclusies. Overzicht. Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis

Autisme in de levensloop. Conclusies. Overzicht. Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis in de levensloop Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis Conclusies 1. Het is! om in verschillende levensfases diagnostisch onderzoek te herhalen.. Het is! om comorbiditeit goed in

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:

Nadere informatie

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Diagnostiek 1. Screening 2. Individueel descriptieve diagnostiek 3. Begeleiding en Behandeling Autismespectrumstoornissen VROEGE ONTWIKKELING

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam HTS Report Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen INLEIDING 2/12 Inleiding Metingen / Personen Naam Leeftijd Geslacht Test Datum Tijdsduur Lijnstijl 42;0 m 18.07.2017 0.078 18.07.2017

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

1. Gedrag. Au3sme. UMCG Publiekslezing Au3sme. Els M.A. Blijd- Hoogewys. Overzicht presenta3e. Wat is au3sme? Drie probleemgebieden

1. Gedrag. Au3sme. UMCG Publiekslezing Au3sme. Els M.A. Blijd- Hoogewys. Overzicht presenta3e. Wat is au3sme? Drie probleemgebieden Au3sme dr. Behandelcoördinator Au3sme Team Noord Nederland Overzicht presenta3e Wat is au3sme? naar Morton & Frith, 1995 1. Gedrag 2. Biologie 3. Cogni3e 4. Diagnose 5. Behandeling genen, hersengebieden

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 en 2 bestaan uit de inleiding en de beschrijving van de onderzoeksdoelen.

Hoofdstuk 1 en 2 bestaan uit de inleiding en de beschrijving van de onderzoeksdoelen. Chapter 9 Nederlandse samenvatting 148 CHAPTER 9 De kans dat een kind kanker overleeft, is de laatste decennia sterk gegroeid. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was kinderkanker meestal fataal,

Nadere informatie

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Cecile Blansjaar: orthopedagoog/autisme specialist Gedragskundige Stichting de Waerden Mede oprichter De Sociale Bron Wat is Autisme? In Nederland

Nadere informatie

VROEGE ONTWIKKELING, VERLOOP EN PROGNOSE VAN REGRESSIE BIJ KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS

VROEGE ONTWIKKELING, VERLOOP EN PROGNOSE VAN REGRESSIE BIJ KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS VROEGE ONTWIKKELING, VERLOOP EN PROGNOSE VAN REGRESSIE BIJ KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS Aantal woorden: 28.424 Chloë Wauters Studentennummer: 01207678 Promotor: Prof. dr. Herbert Roeyers Begeleider:

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Nederlandse samenvatting

Hoofdstuk 8. Nederlandse samenvatting Hoofdstuk 8 Nederlandse samenvatting Inleiding Schizofrenie is een ernstige psychiatrische ziekte, met afwijkingen in denken, taal, waarneming, gedrag, emotie, motivatie en cognitie (verwerking van informatie).

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie