Spraakperceptie in de ouderwordende bevolking met een gehoorbeperking

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Spraakperceptie in de ouderwordende bevolking met een gehoorbeperking"

Transcriptie

1 Spraakperceptie in de ouderwordende bevolking met een gehoorbeperking Suzanne van Duijn Rottumeroog ZR Hoofddorp Tel: Studentnummer: Vrije Universiteit Faculteit der Letteren Opleiding Taalwetenschap en Engelse taalkunde Begeleider: Prof. dr. M. Coene Tweede lezer: dr. M.J.A. Lamers Juni 2014

2 Ik verklaar hierbij dat deze scriptie een oorspronkelijk werkstuk is, dat uitsluitend door mij vervaardigd is. Als ik informatie en ideeën aan andere bronnen heb ontleend, heb ik hiervan expliciet melding gemaakt in de tekst en de noten. Hoofddorp, 1 juni

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Spraakperceptie Wat is spraakperceptie? De spraakketen Het model van spraakverstaan Spraakperceptie in stilte Spraakperceptie in ruis Talige complexiteit Wat verstaan we onder talige complexiteit? Wat is relatie tussen talige complexiteit en gehoorverlies? Leeftijd en gehoor Is er een effect van leeftijd op spraakverstaan? Wat is het effect van leeftijd en gehoorverlies op spraakverstaan bij complexe zinnen? Conclusie Discussie Bibliografie

4 1 Inleiding In Nederland krijgen we steeds meer te maken met gehoorproblemen bij ouderen. Dit komt niet zozeer omdat er meer ouderen slechthorend worden, maar juist omdat er steeds meer ouderen bij komen. Hierbij komt kijken dat het is algemeen bekend is dat gehoorverlies toeneemt met leeftijd. Hoe ouder iemand wordt, hoe slechter het gehoor wordt. In het dagelijks leven is het hebben van een gehoorprobleem niet bepaald prettig. Mensen met een gehoorprobleem kunnen op zich goed horen in stille ruimtes, al ligt dit er natuurlijk aan hoe erg het gehoorverlies is, echter wanneer men gezellig een praatje wil maken in een drukke winkelstraat is het verstaan van de ander vrijwel onmogelijk. Het wel of niet kunnen horen wat een ander zegt is niet het enige probleem bij ouderen die minder goed kunnen horen. Een ander belangrijk punt is namelijk het begrijpen van wat de ander zegt. Om het verschil tussen horen en begrip uit te leggen kan men denken aan het luisteren naar een vreemde taal, bijvoorbeeld Chinees. Een goed horend persoon hoort de Chinese klanken, maar begrijpt er niets van als diegene de taal niet geleerd heeft. In plaats van een andere taal kan men ook denken aan het begrip van bepaalde grammaticale structuren. De ene grammaticale structuur is makkelijker te begrijpen dan de andere. Voordat men iets kan zeggen over het begrip van gesproken grammaticale constructen bij slechthorende ouderen, is het handig om eerst te weten wat goedhorende ouderen begrijpen van complexere grammaticale constructies en of er een verschil is tussen spraakperceptie tussen de jongere en oudere generatie goed- en slechthorenden. Deze scriptie wil vooral deze vraag beantwoorden: Wat voor invloed heeft complex taalgebruik op de spraakperceptie bij de ouderwordende bevolking met een gehoorverlies? De deelvragen, die helpen om de probleemstelling te beantwoorden, zijn als volgt: Wat is spraakperceptie? Wat is verschil het tussen spraakperceptie in stilte en spraakperceptie in ruis? Wat verstaan we onder talige complexiteit? Wat voor invloed heeft gehoorverlies op talige complexiteit? Wat voor invloed heeft leeftijd op talige complexiteit? Om antwoord te geven om de probleemstelling wordt er een literatuuronderzoek gedaan. Er wordt gekeken naar het verschil tussen ouderen en jongeren en naar het verschil tussen het wel of niet hebben van een goed gehoor. Ten eerste maken we onderscheid tussen ouderen en jongeren. Met jongere mensen bedoelen we (jong)volwassenen tot en met 40 jaar en oudere mensen zijn volwassenen 4

5 vanaf 60 jaar. Tevens maken we onderscheid tussen het hebben van een goed gehoor en een slecht gehoor. Er is besloten om de grens van 25 decibel (db) verlies aan te houden. Als we het hebben over iemand met een normaal of goed gehoor, dan bedoelen we dat deze mensen een gehoorverlies van maximaal 25dB mogen hebben. We hebben het over mensen met een slecht gehoor wanneer ze een gehoorverlies van 26dB of hoger hebben. Deze scriptie zit als volgt in elkaar: Als eerst wordt er in hoofdstuk 2 gekeken naar wat spraakperceptie precies is en hoe spraakperceptie in elkaar zit en bespreken we onderzoeken naar spraakverstaan in ruis. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 3 uitgelegd wat er bedoeld wordt met complex taalgebruik en wat het verschil is tussen simpel en complex taalgebruik. Tenslotte wordt er in hoofdstuk 4 uitgelegd wat het effect van leeftijd en gehoor is bij spraakperceptie. Er wordt een conclusie getrokken in hoofdstuk 5, waar geprobeerd wordt een duidelijk antwoord te geven op de hoofdvraag. De scriptie wordt afgesloten met een aantal discussiepunten en een uitwerking voor een mogelijk vervolgonderzoek in hoofdstuk 6. 5

6 2 Spraakperceptie In dit hoofdstuk gaan we kijken naar spraakperceptie en spraakproductie als onderdeel van de spraakketen, het proces van spraakverstaan en vervolgens worden er onderzoeken beschreven die te maken hebben met spraakperceptie in stilte en in ruis. 2.1 Wat is spraakperceptie? Om te beginnen wordt een definitie van spraakperceptie gegeven. Spraakperceptie is, volgens Mihalicek & Wilson (2011), het proces van het ontvangen en interpreteren van een boodschap. In andere woorden, spraakperceptie is het begrijpen van gesproken taal. Spraakperceptie maakt deel uit van de zogeheten spraakketen, die bestaat uit spraakproductie en spraakperceptie. Onder spraakproductie verstaan we het proces van het verzenden van een bericht (Mihalicek & Wilson, 2011) De spraakketen Een van de manieren om met elkaar te communiceren is om met elkaar spreken. Om op deze manier te kunnen communiceren zijn er twee personen nodig: een spreker en een hoorder. De spreker wil een boodschap overbrengen en produceert spraak en de hoorder wil de boodschap begrijpen. Om dit proces goed te beschrijven gaan we kijken naar de spraakketen van Rietveld & van Heuven (2009). Zoals we in figuur 1 zien, bestaat de Figuur 1: Spraakketen (Rietveld & Heuven, 2009) spraakketen uit zeven fases, namelijk bedoelen, formuleren, spreken, spraakgeluid, horen, verstaan en begrijpen. De eerste drie fases, bedoelen, formuleren, spreken, gaan over spraakproductie en wordt gedaan door de spreker. De fase spraakgeluid is de spraak zelf. De laatste drie fases, horen, verstaan en begrijpen, gaan over spraakperceptie en wordt gedaan in het hoofd van de hoorder. Om dit proces beter uit te leggen wordt er een voorbeeld gegeven over hoe men normaal gesproken met elkaar communiceert: Een spreker heeft een boodschap in zijn hoofd (fase 1), bijvoorbeeld het willen zeggen dat hij of zij gaat eten. In de tweede fase wordt de boodschap in zijn of haar hoofd gevormd tot een correcte zin, namelijk ik ga eten. Vervolgens wilt de spreker de zin uitspreken (fase 3). Als de spreker spreekt ontstaat er spraakgeluid, oftewel een trilling in de lucht, en komt terecht in de oren van de hoorder (fase 4). In de vijfde fase hoort de hoorder de stem van de spreker, maar de hoorder verstaat de klanken niet en begrijpt ook de woorden nog niet. Het 6

7 verstaan van de klanken, ik ga eten gebeurt in de zesde fase. Het is belangrijk om te weten dat de hoorder in deze fase wel de woorden verstaat, maar dat hij of zij er nog geen betekenis aan kan geven. Het geven van een betekenis aan de woorden gebeurt namelijk in de laatste fase. De hoorder begrijpt nu de woorden en dus ook boodschap dat de spreker gaat eten Het model van spraakverstaan Zoals we net gelezen hebben is verstaan onderdeel van spraakperceptie, we noemen dit ook wel spraakverstaan. Spraakverstaan is alleen het verstaan van spraak, het horen van klanken, woorden en zinnen, van gesproken taal en niet begrip. Om dieper in te gaan op spraakperceptie kijken we naar het model van spraakverstaan van Smits en Festen (2011). Zij hebben een model ontwikkeld waarin drie fases van spraakverstaan worden weergegeven. De drie fases in dit model zijn input signaal, perifeer auditief systeem en top-down verwerking. Deze fases komen overeen met vier fases van spraakperceptie uit de spraakketen van Rietveld & van Heuven (2009). Het input signaal komt overeen met fase 4, spraakgeluid, uit de spraakketen en bestaat uit alleen signalen of uit signalen met ruis. Signalen kunnen allerlei soorten spraak zijn, zoals woorden en zinnen. Onder ruis wordt verstaan lawaai, echo s, etc. Het perifeer auditief systeem komt overeen met zowel fase 5, horen, als fase 6, verstaan, van de spraakketen. Het haalt als het ware spraakinformatie uit het input signaal. Onder spraakinformatie verstaan we de signalen oftewel spraak. Vaak wordt niet alle informatie uit het input signaal gehaald, bijvoorbeeld omdat de ruis overheerst. Hoeveel informatie men er wel uit kan halen hangt af van bepaalde factoren, zoals leeftijd, gehoorverlies, of men een hoortoestel of cochleair implantaat gebruikt, etc. Zo heeft iemand met een gehoorverlies meer moeite om spraak en ruis uit elkaar te halen, dan iemand zonder een gehoorverlies (Uslar, 2011). Top-down verwerking, gaat over de verwerking van spraakinformatie naar spraakbegrip, oftewel hoeveel van de spraakinformatie uiteindelijk begrepen wordt en komt overeen met zowel fase 6, verstaan, als fase 7, begrijpen, uit de spraakketen. Of men daadwerkelijk alle informatie echt verstaat hangt af van onder andere taalvaardigheid, woordenschatkennis, gebruik van context, kennis van de wereld, inhoud testmateriaal, cognitie, etc. 7

8 2.2 Spraakperceptie in stilte Aangezien er in een rustige omgeving vaak geen of weinig ruis is, is spraakverstaan bij slechthorenden in deze situaties, in tegenstelling tot een rumoerige omgeving, vaak goed mogelijk. In deze paragraaf wordt er gekeken naar twee factoren die spraakverstaan in stilte beïnvloeden, namelijk spreeksnelheid en gehoorverlies. Ook wordt er gekeken naar de combinatie tussen deze twee factoren. Fallon et al. (2006) onderzoeken spraakperceptie bij jongeren en ouderen en richten zich vooral op spreeksnelheid en syntactische complexiteit. De spreeksnelheden die in dit onderzoek onderzocht worden is 124, 155 en 207 woorden per minuut (wpm). Een snelheid van 205 wpm is te vergelijken met een nieuwslezer die zijn script goed voorbereid heeft (Wingfield et al., 2006). Er worden twee taken afgenomen. De ene taak doelt op spraakverstaan, de andere taak doelt op zowel spraakverstaan als spraakbegrip. Bij de taak van spraakverstaan krijgen de participanten zinnen te horen in verschillende snelheden en deze zinnen moeten nagezegd worden. Uit de resultaten blijkt er een significant verschil gevonden is tussen de snelheid waarmee de zinnen zijn uitgesproken en het nazeggen van deze zinnen. In andere woorden, het correct nazeggen van zinnen die een spreektempo van 124 wpm hebben gaat beter dan wanneer de participanten zinnen met een spreektempo van 207 wpm moeten nazeggen. Bij de taak waar zowel spraakverstaan als spraakbegrip wordt getest, wordt gekeken of de participanten begrijpen wat de zin inhoudt. De participanten krijgen een zin te horen, waarna ze een vraag over die zin krijgen, die ze met goed of fout moeten beantwoorden. Bij deze taak worden geen significante verschillen gevonden tussen de verschillende spraaksnelheden. Andere resultaten bij de laatste taak van Fallon et al. (2006) zijn gevonden in het onderzoek van Wingfield et al. (2003). Ook in dit onderzoek worden spraakperceptie, snelheid en complexiteit bij jongeren en ouderen onderzocht. De participanten krijgen ook hier een zin te horen, waarna ze moeten vertellen of het de man is die de actie van de zin doet, of juist de vrouw. Bij Fallon et al. (2006) hebben we gevonden dat er tot en met 207 wpm geen significant verschil is in spraakperceptie. Wingfield et al. (2003) hebben nog snellere spraaksnelheden onderzocht, namelijk 258, 321, 410 en 595 wpm. Tot en met een spreeksnelheid van 321 wpm is er geen significant verschil in spraakperceptie, maar bij de laatste twee snelheden, 410 en 595 wpm, wordt significant slechter gescoord op spraakbegrip. De snelheid van spraak heeft dus zowel invloed op het verstaan van spraak als op het begrip van de zinnen. Wingfield et al. (2006) onderzoeken spraakperceptie van zinnen bij jongeren en ouderen die zowel een goed gehoor hebben als een minder goed gehoor. Er wordt vooral gekeken naar de verschillende 8

9 spraaksnelheden en de complexiteit van de zinnen. De spraaksnelheden die in dit onderzoek getest worden zijn 205, 258, 321 en 410 wpm. Bij de resultaten van dit onderzoek is een significant verschil gevonden tussen de mensen met een normaal gehoor en mensen met een gehoorverlies. Dit verschil is echter niet te vinden bij een spreektempo van 205 wpm, aangezien de mensen met en zonder een gehoorverlies namelijk vrijwel dezelfde score hebben. Wel is er een significant verschil wanneer het spreektempo verdubbeld wordt. Bij een spreektempo van 410 wpm scoren slechthorenden significant slechter dan de mensen met een goed gehoor. Ondanks dat de slechthorenden minder goed scoren dan de normaal horende mensen op het snelste niveau, moet er wel bij vermeld worden dat er een zeer hoge spraakverstaanbaarheid is van 85%. De reden waarom slechthorenden slechter horen wanneer het spreektempo omhoog gaat, zou volgens Wingfield et al. (2003) te maken kunnen hebben met de grotere rol die gehoorverlies gaat spelen als het spreektempo verhoogd wordt. 2.3 Spraakperceptie in ruis Spraakperceptie bij slechthorenden in een stille ruimte is dus goed mogelijk, tenzij het spreektempo te hoog ligt (Wingfield et al., 2003; 2006), echter zodra er achtergrondgeluiden bijkomen, zoals een gesprek voeren met iemand in een druk en rumoerig restaurant, dan kan het verstaan erg lastig worden of soms zelfs onmogelijk. Een situatie in een drukke ruimte met veel geluid wordt ook wel het cocktail party effect (Cherry, 1953) genoemd. Het moeilijke hiervan is het filteren van alle geluiden en het concentreren op één stem in deze drukke ruimte. In deze paragraaf wordt er gekeken naar drie factoren die spraakverstaan in ruis beïnvloeden, namelijk talige complexiteit, cognitie en gehoorverlies. Uslar et al. (2011) doen onderzoek naar spraakverstaan in ruis. De drie groepen mensen die in dit onderzoek worden vergeleken zijn goedhorende jongeren en ouderen en ouderen met een gehoorverlies. De participanten krijgen zinnen te horen in ruis en deze moeten ze nazeggen. Uit de resultaten blijkt dat mensen met een gehoorverlies significant slechter op spraakperceptie in ruis scoren dan de mensen met een normaal gehoor. Niet alleen gehoorverlies kan er voor zorgen dat mensen in een rumoerige ruimte elkaar niet goed kunnen verstaan, maar ook talige complexiteit (Uslar et al., 2011), wat in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan bod komt, en verschillen in cognitieve verwerking die gerelateerd zijn aan leeftijd, werkgeheugen en het eerder genoemde concentratie (George et al., 2006) kunnen verklaren waarom verstaanbaarheid moeilijker wordt in deze situaties. Er zijn twee verschillende soorten ruis: stationaire ruis en fluctuerende ruis. Stationaire ruis is een eentonig en aanhoudend geluid zoals een vliegtuig. Fluctuerende ruis heeft intervallen, periodes van 9

10 ruis en periodes van stilte, zoals een helikopter. Vervolgens kunnen we ook nog kijken waar de ruis vandaan komt. Bij diotisch komen de spraak en ruis uit dezelfde richting. Bij dichotisch komt de ruis uit een andere richting dan spraak. Bijvoorbeeld dat de spreker voor je staat en dat de ruis van achteren komt. Goverts et al. (2009) heeft onderzoek gedaan naar spraakperceptie in stationaire en fluctuerende ruis en naar waar de ruis vandaan komt, diotisch of dichotisch, bij goed- en slechthorenden. Uit hun onderzoek blijkt dat de normaalhorenden het in elke conditie significant beter scoort dan de slechthorenden. Uit dit onderzoek blijkt ook dat men meer hoort bij fluctuerende ruis dan bij stationaire ruis en dat men meer verstaat wanneer ruis en spraak uit verschillende richtingen komen. Spraakperceptie heeft dus niet alleen te maken met wel of niet goed horen, maar ook in wat voor situatie iemand hoort. Een slechthorende hoort namelijk beter in een stille omgeving dan in een rumoerige omgeving (Uslar et al., 2011), maar ook het soort ruis en uit welke richting de ruis komt heeft op spraakperceptie. Bij fluctuerende ruis hoort men meer dan bij stationaire ruis en wanneer ruis en spraak uit een andere richting komen hoort men ook meer dan wanneer spraak en ruis uit dezelfde richting komen. Tevens worden er een aantal andere verklaringen gegeven voor slechte spraakperceptie, bijvoorbeeld talige complexiteit (Uslar et al., 2011), wat in het volgende hoofdstuk aan bod komt. 10

11 3 Talige complexiteit In dit hoofdstuk wordt er uitgelegd wat men verstaat onder talige complexiteit, wat syntactisch gezien een eenvoudige zin is en wat syntactisch gezien een complexe zin is en vervolgens wordt er gekeken naar de relatie van talige complexiteit en gehoorverlies. 3.1 Wat verstaan we onder talige complexiteit? Zinnen kunnen lang zijn of kort zijn, syntactisch gezien eenvoudig of juist complex. Lange zinnen zijn niet altijd complex en korte zinnen zijn zeker niet altijd eenvoudig om te begrijpen. Zinnen die syntactisch eenvoudig zijn, zijn makkelijker te begrijpen dan zinnen die syntactisch gezien complexe zinnen, ongeacht de lengte van de zin. In deze paragraaf volgt een uitwerking van de syntactische complexiteit van drie type zinnen (Fallon et al., 2006), oplopend van simpel naar complex: active conjoined, subject relatief en object relatief. Een voorbeeld van deze zinnen volgt hieronder, gevolgd door de uitleg waarom deze zinnen simpel of complex zijn. 1. The author insulted the critic and hired a lawyer. 2. The author that insulted the critic hired a lawyer. 3. The author that the critic insulted hired a lawyer. Zinnen 4, 5 en 6 laten zien hoe deze zin op een taalwetenschappelijke manier beschreven wordt. De eerste zin (1) is een voorbeeld van de active conjoined zin, oftewel een samengestelde zin in bedrijvende vorm. Fallon et al. (2006) geven aan dat deze zin het makkelijkst is, aangezien dit twee zinnen zijn die verbonden zijn door een voegwoord, in dit geval en. De auteur doet beide acties, namelijk het beledigen van de criticus en het huren van een advocaat. Hieronder (4) wordt de zin op een taalwetenschappelijke manier beschreven. De IP is de zin die uit een NP en een VP bestaat. De NP is de naamwoordengroep. De VP is de werkwoordengroep. 4. [IP [NP the author][vp [V insulted [NP the critic]] [C and] [V hired [NP a lawyer]]]] De tweede zin (2), de subject relatief zin, zit iets complexer in elkaar. De auteur doet nog steeds beide acties, beledigen en inhuren, maar de zin in opgesplitst in een hoofdzin en een bijzin. De hoofdzin ( the author hired a laywer ) wordt hier onderbroken door de bijvoeglijke bijzin ( that insulted the critic ). Ook al wordt de hoofdzin onderbroken door de bijzin, het is nog wel duidelijk dat de auteur het subject is. In zin 5 is de zin op een taalwetenschappelijke manier beschreven. De t 1 verwijst naar de author. De CP duidt het begin van de bijzin aan. 11

12 5. [IP [NP The author 1 [CP that [IP [NP t 1 [VP insulted the critic]]]]] [VP hired a lawyer]] De laatste en moeilijkste zin (3) is de object relatief zin. In deze zin wordt niet alleen de hoofdzin onderbroken door de bijvoeglijke bijzin, maar de auteur is nu zowel het subject ( the author hired a laywer ) van de zin als het object ( the author that the critic insulted ). 6. [IP [NP The author 1 [CP that [IP [NP the critic] [I [Infl] [VP [V insulted] [NP t 1 ]]]]] [VP hired a lawyer]] Uit dit onderzoek van Fallon et al. (2006) blijkt inderdaad ook dat de object relatief zin significant moeilijker is te begrijpen is dan zowel de active conjoined zin als de subject relatief zin. De active conjoined en de subject relatief zin zijn volgens de uitkomsten van dit onderzoek gelijk aan elkaar in complexiteit. Het is dus niet zo dat de subject relatief zin moeilijker is dan de active conjoined zin. Er is geen effect gevonden tussen de complexiteit van de zinnen en de snelheid waarop ze aangeboden werden. Aan de andere kant wijst het onderzoek van Wingfield et al. (2003) juist wel op een effect tussen complexiteit en snelheid. Dit komt waarschijnlijk doordat de maximale snelheid van Fallon et al. (2006), maar 207 wpm is, en omdat de spreeksnelheid bij Wingfield et al. (2003) pas begint met 205 wpm en eindigt met 595 wpm. De verwerking van een object relatief zin is moeilijker en heeft meer tijd nodig dan de twee makkelijkere zinnen (Ferreira, Henderson, et al., 1996; Cooke et al., 2001). Dit komt doordat de auteur in de object relatief zin twee thematische rollen heeft, hij is namelijk zowel het object van de zin als het object, niet in de standaard woordvolgorde staat. Hierdoor is er meer aandacht vereist van het werkgeheugen om de zin goed te begrijpen (Gibson, 1998; Warren & Gibson, 2002). Een ander belangrijk punt is dat, om deze de twee thematische rollen goed te kunnen begrijpen, men het subject langer in gedachte vast moet houden (Cooke et al., 2001). Als resultaat wordt er gezegd dat er dus meer perceptiefouten gemaakt worden bij het luisteren naar een object relatief zin (Wingfield et al., 2003). 3.2 Wat is relatie tussen talige complexiteit en gehoorverlies? In hoofdstuk 2.2 is aangegeven dat slechthorenden in stille luistersituaties best goed spraak kunnen verstaan, mits er te snel gesproken wordt (Wingfield et al., 2003; Fallon et al., 2006; Wingfield et al., 2006), maar het verstaan van iemand in een rumoerige situatie is vele malen lastiger (Goverts et al., 2009; Uslar et al., 2011). Nu is de vraag of spraakperceptie hetzelfde blijft of juist verslechterd wordt als de zinnen complexer worden. 12

13 Bij Wingfield et al. (2006) wordt er, zoals ook bij Fallon et al. (2006), gekeken naar de relatie tussen de subject en object relatief zin. Het verschil met Fallon et al. (2006) is wel dat er niet naar gehoorverlies gekeken wordt en dat er negen woorden in een zin gebruikt worden, terwijl Wingfield et al. juist wel naar gehoorverlies kijken en maar zes woordzinnen gebruikt. De zes woordzinnen zijn gekozen omdat langere zinnen meer van het werkgeheugen kunnen eisen (Caplan and Waters, 1999) en Fallon et al. (2006) willen zich juist concentreren op de complexiteit van object relatief en subject relatief zinnen en willen het werkgeheugen zo weinig mogelijk belasten. Zoals in het vorige hoofdstuk al aangegeven is, is er bij een rustig spreektempo van 205 wpm geen significant verschil te zien tussen goed- en slechthorenden, maar zodra het spreektempo verhoogd wordt naar 410 wpm is het duidelijk te zien dat slechthorenden het significant slechter doen dan de goedhorenden. Het gaat hier over de subject relatief zin. Als we naar de uitkomsten kijken van de object relatief zin dan blijkt dat er een significant verschil is tussen de goed en slechthorenden. In andere woorden, slechthorenden zijn slechter in het verstaan van complexe zinnen dan de mensen met een normaal gehoor. Er is ook een interactie gevonden tussen gehoor en snelheid, dat wil zeggen dat men meer verstaat bij 205 wpm dan bij een snelheid van 410 wpm. Als laatste heeft ook de snelheid van spraak een grotere impact op de mensen met een gehoorprobleem dan op de mensen met een goed gehoor. In andere woorden, het verschil in spraakverstaan tussen 205 wpm en 410 wpm was groter bij de mensen met een slecht gehoor. Na de uitkomsten van dit onderzoek zeggen Wingfield et al. dat wanneer de taak vermoeilijkt wordt, in dit geval van simpele naar complexe zinnen, gehoorverlies een grote rol kan spelen of de taak succesvol uitgevoerd wordt. In het onderzoek van Uslar (2011) wordt er gekeken naar de relatie van een simpele zin en twee verschillende complexe zinnen in ruis bij jongeren en ouderen met een goed gehoor en slechthorende ouderen tijdens het nazeggen van deze zinnen. De simpele zin heeft de normale woordvolgorde, namelijk het subject vooraan, en het werkwoord heeft maar een mogelijk argumentenstructuur, namelijk transitief of intransitief ( Unser Dokter besucht Vater täglich ). De eerste complexe zin die wordt beschreven noemen we complex werkwoord, aangezien bij deze zin, in tegenstelling van de simpele zin meerdere argumentenstructuren mogelijk zijn, het werkwoord kan zowel transitief als intransitief, oftewel ambitransitief, zijn ( Unsere Eltern tanzen Wiener Walzer ). De tweede complexe zin, complex subject, houdt in dat de zin niet met het subject begint. In het voorbeeld Am blauen Himmel ziehen die Wolken, staat het subject dan ook achteraan. Bij de complex subject zinnen is er gebruikt gemaakt van werkwoorden die zowel een argumentenstructuur hebben als werkwoorden die meerdere argumentenstructuren hebben. De reden waarom ze niet alleen voor werkwoorden met een 13

14 mogelijke argumentenstructuur hebben gekozen is omdat het volgens Uslar et al. (2011) onmogelijk is om 20 zinnen te maken met de complex subject zin met een werkwoord die maar een argumentenstructuur heeft. Dit geeft volgens Uslar et al (2001) ook gelijk aan dat de complex subject een moeilijkere syntactische complexiteit heeft dan de complex werkwoord zin, wat een effect kan hebben op verstaanbaarheid. Uit de resultaten blijkt dat de participanten met een slecht gehoor significant slechter scoren op alle drie de syntactische complexiteiten dan de mensen met een goed gehoor. Bij de mensen met een minder goed gehoor is er geen significant verschil gevonden tussen de simpele zinsconstructie en de twee complexe zinsconstructies, maar bij de jongere mensen met een goed gehoor is er juist wel een significant verschil gevonden bij de simpele en complexe zinnen, namelijk dat de simpele zinnen vaker correct herhaald zijn. Op basis van het onderzoek van Wingfield et al. (2006) zouden we kunnen zeggen dat de slechthorende mensen in stilte slechter horen dan normaal horende mensen naar mate een zin syntactisch complexer wordt. Dit kunnen we niet helemaal zeggen wanneer er gekeken wordt naar spraakverstaan in ruis (Uslar et al. (2011). De slechthorenden scoren inderdaad slechter dan de goedhorenden, maar het verschil in syntactische complexiteit maakt bij de slechthorende vrij weinig uit. 14

15 4 Leeftijd en gehoor In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar het mogelijke effect van leeftijd en gehoorverlies op het spraakverstaan van talig complexe zinnen. 4.1 Is er een effect van leeftijd op spraakverstaan? In deze paragraaf wordt er gekeken naar de verschillen tussen jongeren en ouderen tijdens het verstaan van syntactisch complexe zinnen. Hiervoor gaan we kijken specifiek kijken naar Wingfield (2003) en Fallon et al. (2006). Beide onderzoeken gaan over talige complexiteit, spreeksnelheid en antwoordtijd bij jongeren en ouderen. Wingfield et al. (2003) onderzoekt of er een relatie is tussen antwoordtijd, spreeksnelheid en talige complexiteit bij spraakverstaan bij jongeren en ouderen. De ouderen in dit onderzoek hebben een gemiddelde leeftijd van 72.2 jaar en de jongeren zijn gemiddeld 19.3 jaar oud. Aan beide groepen worden zinnen aangeboden die verschillen in complexiteit en spreeksnelheid. De spreeksnelheden die worden aangeboden zijn 205, 258, 321, 410 en 595 wpm. De complexe zinnen bestaan uit subject relatief en object relatief zinnen. Het eerste wat opvalt aan de resultaten is dat ouderen over het algemeen slechter gescoord hebben dan de jongeren. Zo is er bijvoorbeeld een significant verschil gevonden tussen de beide groepen wat betreft de spreeksnelheid: bij oudere luisteraars gaat het spraakverstaan significant achteruit wanneer de spreeksnelheid omhoog gaat, maar dit effect wordt niet terug gevonden bij de jongeren. Ook als er gekeken wordt naar hoe lang het duurt voordat er antwoord gegeven wordt op de vraag dan zien we dat leeftijd een rol speelt. Zo duurt het bij ouderen langer voordat ze antwoord geven dan bij jongeren. Als we vervolgens gaan kijken naar relatie tussen antwoordtijd en de complexiteit van zinnen dan zien we ook hier dat ouderen significant langer wachten met antwoorden naarmate de complexiteit van de zin toeneemt. Zowel ouderen als jongeren moeten langer nadenken bij complexe zinnen en zeker als de zinnen toenemen in snelheid, maar ouderen doen er significant langer over dan jongeren. Nu we alle significante verschillen uit de studie van Wingfield et al (2003) gevonden hebben, wordt er gekeken naar de onderwerpen die niet significant van elkaar verschillen. Als eerste is er geen verschil gevonden tussen leeftijd en complexiteit. Het maakt dus niets uit of iemand jong of oud is, ze begrijpen de subject en object relatief zinnen allebei even goed. Er is eveneens geen verschil gevonden tussen leeftijd, complexiteit van de zin en spreeksnelheid. Als laatste, als we weer de antwoordtijd erbij nemen, 15

16 zien we dat er ook geen significant verschil is gevonden tussen de categorieën antwoordsnelheid, leeftijd en spreeksnelheid. Zoals in het vorige hoofdstuk al uitvoerig vermeld is, gaan Fallon et al. (2006) dieper in op het effect van talige complexiteit en spreeksnelheid op spraakverstaan, zowel wat de kwaliteit als de snelheid ervan betreft. In het vorige hoofdstuk is er evenwel nog niet ingegaan op een mogelijk effect van leeftijd. Dit komt in de volgende paragrafen aan bod. In de betreffende studie is de gemiddelde leeftijd van de jongeren 19.4 jaar en die van de ouderen 75 jaar. Fallon et al. (2006) hebben zowel het spraakverstaan, het herhalen van zinnen, als het zinsbegrip getest. Als eerst worden de uitkomsten van het herhalen van de zinnen besproken. Wat belangrijk is om te weten voordat we de groepen met elkaar gaan vergelijken is dat de scores van het nazeggen erg hoog liggen, namelijk tussen de 93% en 99.4% voor alle condities die getest zijn. Dat wil zeggen dat minimaal 93% van de zinnen die nagezegd werden correct herhaald zijn. Toch komt er uit de resultaten naar voren dat ouderen meer fouten maken tijdens het herhalen van zinnen dan jongeren. Hierna is gekeken naar leeftijd in combinatie met snelheid en naar leeftijd in combinatie met complexiteit. Het blijkt dat er wel een significant verschil gevonden in snelheid en dit verschil is voor ouderen groter dan voor jongeren. Dit wil zeggen dat hoe sneller de zin wordt uitgesproken, hoe slechter de ouderen scoren ten opzichte van de jongeren. Er is geen verschil gevonden tussen leeftijd en talige complexiteit; ouderen en jongeren hebben beide dezelfde score bij verschillende mate van talige complexiteit. Er is eveneens geen verschil gevonden tussen leeftijd, talige complexiteit en snelheid. Hiermee wordt bedoeld dat leeftijd geen rol speelt wanneer zowel de snelheid omhoog gaat en de zinnen complexer worden. Het tweede gedeelte van het onderzoek van Fallon et al. (2006) gaat over begrip. Hier is er alleen een interactie gevonden tussen leeftijd en zinsbegrip. Namelijk hoe ouder de luisteraar is, hoe minder zinnen hij/zij begrijpt. Er zijn verder geen interacties gevonden tussen leeftijd en snelheid, die juist bij Wingfield et al. (2003) wel gevonden zijn. De reden hiervoor zou kunnen zijn is dat de snelste spreeksnelheid die bij Wingfield et al. gemeten is een snelheid van 510 wpm heeft, terwijl bij de snelste spreeksnelheid bij dit onderzoek maar 207 wpm is. 205 wpm is in het onderzoek van Wingfield et al. (2003) de normale spreeksnelheid en wanneer we naar die uitkomsten kijken, dan zien we ook bij Wingfield et al. (2003) weinig verschil in leeftijd. Net als bij Wingfield et al. (2003) is er ook bij dit experiment gekeken naar de tijd die een participant nodig heeft om de taak uit te voeren. Zo blijkt dat ook Fallon et al. (2006) een effect heeft gevonden tussen de hoeveelheid tijd iemand nodig heeft om een vraag te beantwoorden. Ouderen zijn significant langzamer in het beantwoorden van vragen dan jongeren, maar in tegenstelling 16

17 tot Wingfield et al. (2003) wordt er geen effect gevonden tussen antwoordtijd, complexiteit en leeftijd. Of te wel, het maakt niet uit of iemand jong of oud is, ze moeten beide even lang nadenken bij het beantwoorden van complexe zinnen. Kortom, de vraag of leeftijd nou wel of niet een bepalende factor is in het spraakverstaan van complex taalgebruik is lastig om te beantwoorden. Als we puur kijken naar de leeftijd van de participanten en naar complexiteit van begripsvragen, dan stellen Wingfield et al. (2003) en Fallon et al. (2006) dat er geen verschil is tussen jongeren en ouderen met betrekking tot talige complexiteit. Ook als we snelheid erbij betrekken dan hebben we kunnen lezen in deze onderzoeken dat er geen significant effect gevonden wordt. Er wordt ook gekeken naar hoe lang de jongeren en ouderen er over doen om complexe zinnen te beantwoorden. Volgens Wingfield et al. (2003) denken zowel ouderen als jongeren langer over de zinnen na voordat ze antwoord geven bij complexere zinnen, maar ouderen zijn hier significant langer mee bezig. Aan de andere kant ontdekt Fallon et al. (2006) juist het tegenovergestelde. Dus, dat jongeren en ouderen even lang nadenken voordat ze antwoord geven. Wanneer er bij Wingfield et al. (2003) naast antwoordtijd en talige complexiteit ook nog naar snelheid gekeken wordt, is er een significant effect te vinden bij ouderen, terwijl er bij jongeren helemaal geen effect gevonden wordt. 4.2 Wat is het effect van leeftijd en gehoorverlies op spraakverstaan bij complexe zinnen? In deze paragraaf wordt er gekeken naar de verschillen tussen jongeren en ouderen met en zonder gehoorverlies tijdens het verstaan van syntactisch complexe zinnen. Hiervoor gaan we kijken specifiek kijken naar Uslar et al. (2011) en Wingfield et al. (2006). Het eerste onderzoek (Uslar et al., 2011) gaat over talige complexiteit in ruis. Het tweede onderzoek (Wingfield et al., 2006) gaat over talige complexiteit en spreeksnelheid bij goed- en slechthorende jongeren en ouderen. Zoals in het vorige hoofdstuk al gezegd wordt kijken Uslar et al. (2011) naar complexe zinnen in ruis. Voor hun onderzoek hebben ze drie groepen participanten gebruikt: jongeren en ouderen met een goed gehoor en slechthorende ouderen. De groep jongeren heeft een gemiddelde leeftijd van 26 jaar, de groep ouderen met een goed gehoor heeft een gemiddelde leeftijd van 45 jaar en de slechthorende ouderen zijn gemiddeld 49 jaar. De twee groepen goed horend mogen maximaal een gehoorverlies van 20dB hebben en de groep slechthorend mag maximaal een gehoorverlies van 80dB hebben. De slechthorende ouderen scoren op alle drie de verschillende talige complexiteiten slechter dan de goed 17

18 horende jongeren en ouderen. In dit onderzoek wordt gekeken naar de SNR, of te wel het signaal ruis verhouding. Dit is het punt waarop 50% van de spraak verstaan wordt. Bij de simpele zinsconstructie hebben de slechthorenden een SNR score van Dit betekent dat de ruis 1.1dB harder is dan spraak en dat men op dit punt 50% van de spraak kan verstaan. De ouderen met een goed gehoor hebben hier een score van -6.8 en de goed horende jongeren hebben hier een score van -7.5 en is ook significant beter dan de goed horende ouderen. Ouderen met een slecht gehoor scoren ook significant slechter bij het complexe werkwoord ten opzichte van de ouderen en jongeren met een goed gehoor, namelijk -1.4 voor de slechthorenden en -6.7 voor de beide groepen met een goed gehoor. Hetzelfde resultaat vinden we bij de complex subject, namelijk -1.5 voor de ouderen met een slecht gehoor, -6.4 voor de goedhorende ouderen en -6.1 voor de jongeren met een normaal gehoor. Kortom, zowel bij de simpele constructie als bij de twee complexe constructie scoren de goedhorende participanten significant beter dan de slechthorenden. Alleen bij de simpele constructie is er een verschil te vinden tussen de twee goedhorende groepen, namelijk dat de jongeren beter horen dan de ouderen, maar dit verschil is niet terug te vinden bij de complexe zinnen. In de vorige hoofdstukken zijn er al delen van het onderzoek van Wingfield et al. (2006) besproken, maar er is daar nog niet gekeken naar wat leeftijd te maken heeft met spraakperceptie en talige complexiteit. In het hoofdstuk over spraakperceptie hebben we vooral gekeken naar de snelheid van spraak en in het hoofdstuk over complexiteit hebben we vooral gekeken naar de complexiteit van de zinnen en wat gehoorverlies er mee te maken heeft. In dit hoofdstuk gaan we leeftijd erbij betrekken. 4 groepen participanten zijn getest: goed- en slechthorende jongeren en ouderen. De jongeren met een normaal gehoor hebben een gemiddelde leeftijd van 27.2 jaar en de jongeren met een slecht gehoor zijn gemiddeld 26.2 jaar. De ouderen met een goed gehoor hebben een gemiddelde leeftijd van 74.1 en de slechthorende ouderen zijn gemiddeld 74.7 jaar oud. Hier geldt dat de goed horenden niet slechter mogen horen van 25dB en dat ouderen een gehoorverlies van mild-moderate hebben. Mild-moderate wil zeggen een verlies van 26 db tot en met 55 (Clark, 1981). Als we eerst naar de uitslagen van de subject relatief zin kijken dan zien we dat er vrijwel geen verschil is tussen de alle vier de groepen bij spraaksnelheden van 205 en 258 wpm. Alle groepen scoren tussen de 95% en 98%. Dat wil zeggen dat 95% tot 98% van de spraak verstaan wordt. Pas als de spreeksnelheid verhoogd wordt naar 321 wpm is er een significant verschil te vinden tussen de groepen. De groep slechthorende ouderen scoort nu significant minder goed met 92% spraakverstaan dan de andere drie groepen. Beide goed horende groepen hebben een score van ongeveer 97% en de slechthorende jongeren scoren ongeveer 95%. Logischerwijs is er dus ook bij 410 wpm een significant verschil gevonden. Beide groepen goedhorenden, 18

19 ongeveer 96% voor de jongeren en 95% voor de ouderen, scoren significant beter dan beide groepen slechthorenden, waar jongeren een score hebben van 88% en ouderen 85%. De ouderen, zowel slechthorend als goed horend, scoren iets slechter dan de jongeren, maar dit verschil is niet significant. Wanneer we vervolgens naar de uitslagen kijken van de complexere object relatief zinnen, zien we dat er al een enorm verschil is bij de spreeksnelheid van 205 wpm. Bij 205 wpm begrijpen de jongeren en goedhorende ouderen ongeveer tussen de 93% en 95% van de zinnen, terwijl dit bij de slechthorende ouderen ongeveer 83% is. Bij 321 wpm zien we duidelijk dat de goedhorende jongeren beter verstaan dan de andere drie groepen. Deze groep heeft namelijk nog steeds een score van ongeveer 95%. Hierna komen de groepen goedhorende ouderen en slechthorende jongeren, die beide ongeveer een score hebben van 89% en als laatste met ongeveer 72% spraakverstaan komen de slechthorende ouderen. Bij de snelste snelheid die in dit onderzoek getest is, namelijk 410 wpm, zijn verschillen alle groepen significant van elkaar. De jongeren met een goed gehoor scoren het beste met een snelheid van ongeveer 88%, gevolgd door de slechthorende jongeren met een score van 82%. De goedhorende ouderen hebben vervolgens een score van rond de 75% en als laatste begrijpen de slechthorende ouderen slechts 50% van de zinnen. Zoals ook al in hoofdstuk 3 vermeld is, worden er meer perceptiefouten gemaakt bij het luisteren naar een object relatief zin ten opzichte van de subject relatief zin (Wingfield et al., 2003). Deze uitslag komt voor een gedeelte terug komen in het onderzoek van Wingfield et al. (2006). Waar op 205 wpm weinig verschil is tussen de groepen normaalhorend en slechthorende jongeren, scoren vooral de slechthorende ouderen een stuk slechter op de object relatief zin en vergelijking met hun resultaten op de subject relatief zin. Kortom, volgens het onderzoek van Wingfield et al. (2006) is er bij een simpele zinsconstructie op een normale snelheid van 205 wpm vrijwel geen verschil tussen normaalhorende en slechthorende ouderen, maar zodra de spreeksnelheid verhoogd wordt, scoren slechthorende ouderen slechter dan de goedhorende ouderen. De slechthorenden begrijpen dus minder van de gesproken taal. Bij een complexere zinsconstructie is er zelfs op de normale snelheid al een significant verschil te vinden tussen de twee groepen en dit verschil wordt zelfs groter wanneer de spreeksnelheid verhoogd wordt. Slechthorende ouderen zijn dus slechter in het begrijpen van spraak dan de goedhorende ouderen. 19

20 5 Conclusie In deze scriptie is er gekeken naar wat de invloed van complex taalgebruik is op de spraakperceptie bij de ouderwordende bevolking met een gehoorverlies. Er is hierbij niet alleen gekeken naar de oudere bevolking met een gehoorbeperking, maar ook naar ouderen die goed horen en naar de jongere bevolking met en zonder een gehoor probleem. Allereerst is er tussen jongeren en ouderen met een goed gehoor geen verschil gevonden met betrekking tot talige complexiteit bij het nazeggen van zinnen (Fallon et al., 2006). Ook wanneer er naar de begripsvragen gekeken wordt beweren zowel Wingfield et al. (2003) en Fallon et al. (2006) dat er geen een verschil is tussen jongeren en ouderen met betrekking tot talige complexiteit, namelijk het maakt niet uit hoe oud luisteraar is, de subject relatief zinnen en de object relatief zinnen worden door beide groepen even goed begrepen. Het is wel zo dat beide groepen meer fouten maakten bij de object relatief zinnen, dan bij de subject relatief zinnen. Er is wel een verschil gevonden met betrekking tot talige complexiteit bij begripsvragen tussen slechthorende jongeren en slechthorende ouderen. Het blijkt dat er geen verschil in spraakperceptie is wanneer de het een subject relatief zin is, maar er is wel een verschil gevonden in spraakperceptie bij de object relatief zin, namelijk dat de slechthorende jongeren de complexere object relatief zinnen beter begrijpen dan de ouderen met een gehoorprobleem (Wingfield et al., 2006). Als laatst is er ook gekeken naar spraakperceptie bij goedhorende ouderen en ouderen met een slecht gehoor met betrekking tot talige complexiteit. Ook hier blijkt dat er een verschil gevonden is bij begripsvragen tussen de twee groepen wanneer er gekeken wordt naar de complexe object relatief zin. De slechthorende ouderen begrijpen minder van de complexe gesproken taal dan de ouderen die een goed gehoor hebben (Wingfield et al., 2006). Ook zijn er bij de simpelere subject relatief zinnen wel verschillen gevonden tussen de goed- en slechthorende ouderen, maar deze worden pas gevonden vanaf een spreeksnelheid van 321 wpm. Als er puur gekeken wordt naar de complexiteit van zinnen en ouderen met een gehoorverlies, dan blijkt dat deze ouderen op zich goed begrijpen wat er gezegd wordt wanneer de gesproken taal simpel is, zoals een subject relatief zin, en de snelheid niet sneller dan 321 wpm (Wingfield et al., 2006). Ouderen met een gehoorverlies begrijpen wel minder wanneer de taal complexer wordt, bijvoorbeeld bij object relatief zinnen. Dat ze de complexe zinnen minder goed begrijpen, betekent niet dat ze deze zinnen helemaal niet begrijpen. Zoals eerder vermeld begrijpen slechthorende ouderen op 205 wpm ongeveer 20

21 96% van de subject relatief zinnen en 83% van de complexe object relatief zinnen (Wingfield et al., 2006). Dit betekent dat de ouderen met een gehoorbeperking, weliswaar in stilte, toch een redelijk veel spraak kunnen horen, verstaan en begrijpen, ook wanneer het taalgebruik complex is. 6 Discussie In de discussie ruimte worden er een paar punten besproken, namelijk de spreeksnelheid, leeftijd van ouderen, verschillende taken en als laatste een suggestie voor eventueel vervolgonderzoek. De spreeksnelheden die gemeten werden in de onderzoeken van Fallon et al. (2006) en Wingfield et al. (2003; 2006) wijken van elkaar af. Fallon et al. onderzoeken de snelheden 124, 155 en 207 wpm en de onderzoeken van Wingfield et al. gebruiken de snelheden 205, 258, 321, 410 en bij Wingfield et al. (2003) wordt 595 wpm er aan toegevoegd. Ik had op basis van de spreeksnelheid in de conclusie kunnen concluderen dat slechthorende ouderen veel slechter scoren op de object relatief zin dan op de subject relatief zin. Vooral wanneer er gekeken wordt naar snelheid, aangezien hoe sneller een zin aangeboden wordt hoe slechter de score, maar dit heb ik niet gedaan juist vanwege de spraaksnelheden die getest zijn. We weten nu wel dat 205 wpm een voorgelezen script is door een goed presentator die goed voorbereid is, maar de vraag is hoe vaak komen slechthorende ouderen in het dagelijks leven mensen tegen die sneller praten dan een presentator op het journaal? Aangezien ik denk dat de spreeksnelheden veel hoger dan 205 wpm niet of nauwelijks voorkomen ik het dagelijks leven van een oudere, heb ik in de conclusie alleen de bevindingen van 205 wpm beschreven. Het volgende discussiepunt dat ik wil bespreken is de leeftijd van ouderen in verschillende onderzoeken. Verschillende onderzoeken hebben andere definities van het woord en oudere. Bij het onderzoek van Uslar et al. (2011) worden mensen vanaf 41 jaar al aangeduid als ouderen, terwijl bij de rest van de onderzoeken die in deze scriptie aan bod zijn gekomen, het gemiddelde rond de 72 jaar ligt. Er is wel in beide onderzoeken naar voren gekomen dat hoe ouder de persoon is hoe slechter men zinnen na kan zeggen, maar er moet wel bij vermeld worden dat de taak bij Uslar et al. (2011) al lastiger is, aangezien deze test ook in ruis afgenomen is en de andere besproken testen zijn allemaal in stilte afgenomen. Ook zijn de ouderen uit het onderzoek van Uslar et al. (2011) jonger dan de andere oudere participanten, vond ik het toch wel belangrijk om de uitkomsten van dit onderzoek te beschrijven, aangezien spraak in ruis veel meer op het dagelijks leven lijkt dan spraak in stilte. 21

22 Het volgende punt dat ik wil bespreken is het gebruik van de twee verschillende taken die participanten moesten maken, namelijk de nazegtaak en de begripstaak. Toen ik begon met deze scriptie en begon met lezen en samenvatten van de artikelen dacht ik eerst dat de nazegtaak, het nazeggen van zinnen, bedoeld was om puur fase 5 en 6 van de spraakketen te meten, oftewel het horen en verstaan van woorden en dat de begripstaak zowel fase 5, 6 en 7, dus horen, verstaan en begrijpen, maten. Maar ik denk dat ook een nazegtaak wel iets te maken heeft met begrip. Bij een begripstaak wordt er echt gevraagd en gecontroleerd of je het woord of de zin echt begrijpt, maar ik denk dat je een toch een beetje begrip moet hebben van een woord tijdens een nazegtaak. Het lijkt mij namelijk lastig om een woord te moeten herhalen dat je niet begrijpt of zelfs nog nooit gehoord hebt. Ik vind dus niet dat men kan zeggen dat een nazegtaak geheel vrij is van begrip van het woord. Als laatst, lijkt het mij erg interessant om, als het er al niet is, het onderzoek van Wingfield et al. (2006) over te doen met als extra conditie dat ruis toegevoegd wordt. Dus het testen van begripsvragen bij simpele en complexe zinnen in ruis en in verschillende snelheden bij ouderen, met een gemiddelde leeftijd van 70, en jongeren met en zonder een gehoorverlies. Persoonlijk vind ik het namelijk toch wel belangrijk om ruis mee te nemen als het gaat om spraakperceptie, aangezien het feit dat, zoals al eerder vermeld is, er in het dagelijks leven meer situaties zijn waar lawaai is dan waar er absolute stilte heerst. Ook zouden dan de verschillende soorten ruis meegenomen kunnen worden, dus de fluctuerende en stationaire ruis en eventueel ook nog de een oor conditie en de twee oren condities, diotisch en dichotisch, maar misschien wordt het onderzoek dan wel te uitgebreid als we alle condities meenemen van Wingfield et al. (2006) en dan ook nog deze toevoegen. 22

23 7 Bibliografie Caplan, D., & Waters, G. S. (1999). Verbal working memory and sentence comprehension. Behavioral and Brain Sciences, 22, Cherry, E. C. (1953). Some experiments on the recognition of speech, with one and two ears. Journal of the Acoustical Society of America, 25, Cooke, A., Zurif, E. B., DeVita, C., Alsop, D., Koenig, P., Detre, J., et al. (2001). Neural basis for sentence comprehension: Grammatical and short-term memory components. Human Brain Mapping, 15, Clark, J. G. (1981). Uses and abuses of hearing loss classification. Asha, 23, Fallon, M., Peelle, J. E., & Wingfield, A. (2006). Spoken sentence processing in young and older adults modulated by task demands: evidence from self-paced listening. The Journals of Gerontology Series B: Psychological Sciences and Social Sciences, 61(1), P10-P17. Ferreira, F., Henderson, J. M., Anes, M. D., Weeks, P. A., & McFarlane, D. K. (1996). Effects of lexical frequency and syntactic complexity in spoken-language comprehension: Evidence from the auditory moving-window technique. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 22, George E.L.J., Festen J.M. & Houtgast T. (2006). Factors affecting masking release for speech in modulated noise for normal-hearing and hearing-impaired listeners. Journal of the Acoustical Society of America, 120, Gibson, E. (1998). Linguistic complexity: Locality of syntactic dependencies. Cognition, 68, Goverts, S. T., Festen, J. M., & Houtgast, T. (2009). Speech understanding in everyday life: the role of masking release, binaural unmasking, and linguistic proficiency. Paper presented at the ISAAR. Mihalicek, V., & Wilson, C. (2011). Language files (11th ed). Columbus: The Ohio State University Press. Rietveld, A. C. M. & Heuven, V. J. van (2009). Algemene fonetiek. Bussum: Coutinho. Smits, C., & Festen, J. M. (2011). The interpretation of speech reception threshold data in normalhearing and hearing-impaired listeners: Steady-state noise. The Journal of the Acoustical Society of America, 130(5),

24 Uslar, V., Ruigendijk, E., Hamann, C., Brand, T., & Kollmeier, B. (2011). How does linguistic complexity influence intelligibility in a German audiometric sentence intelligibility test?. International journal of audiology, 50(9), Warren, T., & Gibson, E. (2002). The influence of referential processing on sentence complexity. Cognition, 85, Wingfield, A., McCoy, S. L., Peelle, J. E., Tun, P. A., & Cox, L. C. (2006). Effects of adult aging and hearing loss on comprehension of rapid speech varying in syntactic complexity. Journal of the American Academy of Audiology,17(7) Wingfield, A., Peelle, J. E., & Grossman, M. (2003). Speech rate and syntactic complexity as multiplicative factors in speech comprehension by young and older adults. Aging, Neuropsychology, and Cognition, 10(4),

Het effect van het perifeer gehoorverlies op spraakverstaan: éénzijdig slechthorenden

Het effect van het perifeer gehoorverlies op spraakverstaan: éénzijdig slechthorenden Het effect van het perifeer gehoorverlies op spraakverstaan: éénzijdig slechthorenden T.J.M. Bost, N.J. Versfeld, S.T. Goverts NVA 25 september 2015 1 Inleiding Slechthorendheid heeft invloed op: Kwaliteit

Nadere informatie

In het dagelijks leven kan het behoorlijk lastig zijn om goed te verstaan wat gezegd wordt. Dat komt onder meer doordat er vaak externe stoorzenders

In het dagelijks leven kan het behoorlijk lastig zijn om goed te verstaan wat gezegd wordt. Dat komt onder meer doordat er vaak externe stoorzenders Samenvatting Het verstaan van spraak in fluctuerend achtergrondlawaai en in galm In het dagelijks leven kan het behoorlijk lastig zijn om goed te verstaan wat gezegd wordt. Dat komt onder meer doordat

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Luisterinspanning. Niek Versfeld klinisch fysicus-audioloog KNO/Audiologie VUmc, Amsterdam. Siméa commissie schoolaudiologie

Luisterinspanning. Niek Versfeld klinisch fysicus-audioloog KNO/Audiologie VUmc, Amsterdam. Siméa commissie schoolaudiologie Luisterinspanning Niek Versfeld klinisch fysicus-audioloog KNO/Audiologie VUmc, Amsterdam Siméa commissie schoolaudiologie Blur 64px 32px 16px 8px 4px 2px 1px Blur 64px 32px 16px 8px 4px 2px 1px Blur 64px

Nadere informatie

De pdin The pediatric digits-in-noise test. Cas Smits VU medisch centrum, Amsterdam

De pdin The pediatric digits-in-noise test. Cas Smits VU medisch centrum, Amsterdam De pdin The pediatric digits-in-noise test Cas Smits VU medisch centrum, Amsterdam Dank Inhoud Spraakverstaan in ruis DIN test pdin Casuistieken/Voorbeelden Spraakverstaan in ruis Aanvulling op toon- en

Nadere informatie

De invloed van ruisonderdrukking op luisterinspanning

De invloed van ruisonderdrukking op luisterinspanning De invloed van ruisonderdrukking op luisterinspanning NVA vergadering 27 september 2013 Maj van den Tillaart-Haverkate 1,2 Inge Brons 1 Wouter A. Dreschler 1 Rolph Houben 1 1 Klinische en Experimentele

Nadere informatie

De pdin The pediatric digits-in-noise tes. I. Saadane, S.T. Goverts, J.M. Festen, C. Smits VU medisch centrum, Amsterdam

De pdin The pediatric digits-in-noise tes. I. Saadane, S.T. Goverts, J.M. Festen, C. Smits VU medisch centrum, Amsterdam De pdin The pediatric digits-in-noise tes I. Saadane, S.T. Goverts, J.M. Festen, C. Smits VU medisch centrum, Amsterdam NVA wintervergadering, 27 januari 2012 Inhoud Spraakverstaan in ruis DIN-test (digits-in-noise

Nadere informatie

Hoe verhoudt de psychosociale gezondheid van volwassenen met een CI zich tot die van volwassenen met en zonder gehoorverlies? Resultaten van de NL-SH

Hoe verhoudt de psychosociale gezondheid van volwassenen met een CI zich tot die van volwassenen met en zonder gehoorverlies? Resultaten van de NL-SH Hoe verhoudt de psychosociale gezondheid van volwassenen met een CI zich tot die van volwassenen met en zonder gehoorverlies? Resultaten van de NL-SH Jizzo Bosdriesz Mariska Stam Cas Smits Sophia Kramer

Nadere informatie

voor uitdagende luistersituaties

voor uitdagende luistersituaties Roger TM voor uitdagende luistersituaties De brug naar beter verstaan Dankzij de moderne hoortoesteltechnologie wordt het steeds eenvoudiger om het spraakverstaan te verbeteren. 31% van de hoortoesteldragers

Nadere informatie

Auditieve verwerkingsproblemen

Auditieve verwerkingsproblemen Auditieve verwerkingsproblemen definitie, diagnostiek, (be)handelen Jessica van Herel de Frel Logopedist / spraak taalpatholoog Koninklijke Auris Groep, AC Rotterdam j.v.herel@auris.nl 19 april 2012 Inhoud

Nadere informatie

CENTRAAL AUDITIEVE EN COGNITIEVE VERWERKING IN OUDERE VOLWASSENEN: LEEFTIJD EN WERKGEHEUGEN

CENTRAAL AUDITIEVE EN COGNITIEVE VERWERKING IN OUDERE VOLWASSENEN: LEEFTIJD EN WERKGEHEUGEN CENTRAAL AUDITIEVE EN COGNITIEVE VERWERKING IN OUDERE VOLWASSENEN: LEEFTIJD EN WERKGEHEUGEN K. Vermeire L. Schenus S. Auwers M. De Sloovere 1 NVA Wintervergadering, 31 januari 2014, Utrecht, NL INTRODUCTIE

Nadere informatie

Zorgwekkende symptomen

Zorgwekkende symptomen Herstel uw gehoor U bent niet alleen Heeft u moeite met horen? U bent niet alleen. Maar als uw gehoor achteruit gaat, kunt u zich wel alleen voelen. Gehoorverlies maakt communicatie moeizamer en legt

Nadere informatie

Invloed van taalvaardigheid op spraakverstaan in rumoer

Invloed van taalvaardigheid op spraakverstaan in rumoer Invloed van taalvaardigheid op spraakverstaan in rumoer E. Huysmans (VUmc, Amsterdam) N. Stolk (UvA Taalwetenschap, Amsterdam) S.T. Goverts (VUmc, Amsterdam) Visuele variant van de SRT: Text Reception

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date:

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19983 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in

Nadere informatie

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN? Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1 Inleiding Dit is informatie over de Toets Gesproken Nederlands (of TGN) 1. De TGN maakt deel uit van het inburgeringsexamen buitenland. Moet u de TGN

Nadere informatie

Het meten van luisterinspanning met cijfers in ruis

Het meten van luisterinspanning met cijfers in ruis Het meten van luisterinspanning met cijfers in ruis NvA-wintervergadering 27 januari 2012 Maaike van Doorn R. Houben, W.A. Dreschler Achtergrond Klinische praktijk Hoortoestelaanpassing Informatie van

Nadere informatie

Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels

Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels Judith Rispens J.E.Rispens@uva.nl Margreet van Koert, Patrick Snellings, Nihayra Leona, Maurits van der Molen, & Jurgen Tijms Inhoud ORWELL-project

Nadere informatie

Hoor beter, voel je goed

Hoor beter, voel je goed Hoor beter, voel je goed 2 isense uw draadloze luistersysteem Hartelijk dank dat u onze isense-brochure leest. We willen u graag informatie geven over de isense-producten en de mogelijkheden die het isense-systeem

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Agrammatische Broca-afasie wordt meestal veroorzaakt door een hersenbeschadiging in (de omgeving) van het gebied van Broca (Brodmann s areas 44 en 45). Hierdoor krijgt de patiënt

Nadere informatie

Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen: de primaire voordelen

Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen: de primaire voordelen Dubbelzijdige cochleaire implantatie bij kinderen: de primaire voordelen M. Sparreboom (onderzoeker), A.F.M. Snik (audioloog) & E.A.M. Mylanus (KNO - arts) Het eenzijdig implanteren van een cochleair implantaat

Nadere informatie

Meten van spraakverstaan bij volwassenen met een cochleair implantaat in stilte en in lawaai

Meten van spraakverstaan bij volwassenen met een cochleair implantaat in stilte en in lawaai Meten van spraakverstaan bij volwassenen met een cochleair implantaat in stilte en in lawaai Universitair Audiologisch Centrum KNO en EMGO+ instituut VU medisch centrum Amsterdam Marre Kaandorp Theo Goverts

Nadere informatie

Ontwikkeling van een breedbandige cijfer-in-ruis test voor klinisch gebruik

Ontwikkeling van een breedbandige cijfer-in-ruis test voor klinisch gebruik Ontwikkeling van een breedbandige cijfer-in-ruis test voor klinisch gebruik Cas Smits Theo Goverts, Joost Festen, Hans van Beek, Lotte Knight, Elina Ooms Inhoud Achtergrond en reden van ontwikkeling Ontwikkeling

Nadere informatie

Gespreksrichtlijnen tussen goeden slechthorenden

Gespreksrichtlijnen tussen goeden slechthorenden Gespreksrichtlijnen tussen goeden slechthorenden Communiceren doe je met zijn tweeën Deze folder is bedoeld voor de goedhorenden die in hun omgeving iemand kennen die slechthorend is, en voor slechthorenden

Nadere informatie

Matrix een "nieuwe" test voor spraak in ruis metingen

Matrix een nieuwe test voor spraak in ruis metingen Matrix een "nieuwe" test voor spraak in ruis metingen NVA-vergadering 29 september 2006 Jan Koopman Erasmus MC Rotterdam Academisch Medisch Centrum Katholieke Universiteit Leuven Het meten van spraakverstaan

Nadere informatie

"Een goede oude dag, zo doen wij dat..."

Een goede oude dag, zo doen wij dat... Slechter zien en slechter horen; kijk en luister naar de cliënt een goede oude dag, zo doen wij dat Conny van den Brand, logopediste Sara Clappers, gedragsdeskundige Inhoud Voorstellen Visus: - Visuele

Nadere informatie

Nederlandstalige samenvatting

Nederlandstalige samenvatting Nederlandstalige samenvatting In moderne hoortoestellen gebruikt men geavanceerde signaalbewerking om het inkomende geluid te bewerken en te versterken. Het hoortoestel is meer dan een eenvoudige geluidversterker:

Nadere informatie

Onderzoek Communicatie: Assessment en interventie van perceptieve en productieve functiestoornissen bij volwassenen met een verstandelijke beperking

Onderzoek Communicatie: Assessment en interventie van perceptieve en productieve functiestoornissen bij volwassenen met een verstandelijke beperking Onderzoek Communicatie: Assessment en interventie van perceptieve en productieve functiestoornissen bij volwassenen met een verstandelijke beperking Prof. Dr. Ir. Ad Snik, Klinisch Fysicus en Audioloog,

Nadere informatie

Maarten heeft een fors perceptief gehoorverlies. Sanne heeft auditieve verwerkingsproblemen.

Maarten heeft een fors perceptief gehoorverlies. Sanne heeft auditieve verwerkingsproblemen. Les 1 Wat heb ik eigenlijk? Maarten heeft een fors perceptief gehoorverlies. Sanne heeft auditieve verwerkingsproblemen. Weet jij wat dat betekent? Zodra je begint met een nieuwe opleiding in het mbo zul

Nadere informatie

Participatie ondanks slechthorendheid

Participatie ondanks slechthorendheid Participatie ondanks slechthorendheid Focus van het audiologisch onderzoek Joost Festen, afdeling KNO/Audiologie Participatie aan de hand van twee voorbeelden: Een doofgeboren kind dat kan spelen met kinderen

Nadere informatie

Waar kunt u nu aan merken dat uw kind niet goed hoort of moeite heeft met luisteren?

Waar kunt u nu aan merken dat uw kind niet goed hoort of moeite heeft met luisteren? Horen en Luisteren Horen en luisteren Horen en luisteren zijn niet hetzelfde. Horen heeft te maken met de geluiden die het oor binnenkomen; luisteren heeft te maken met wat je met die geluiden doet. Om

Nadere informatie

Dingen zien die er niet zijn bij psychotische stoornissen. Even voorstellen.. Inhoudsopgave. Introductie. Doel onderzoek.

Dingen zien die er niet zijn bij psychotische stoornissen. Even voorstellen.. Inhoudsopgave. Introductie. Doel onderzoek. Dingen zien die er niet zijn bij psychotische stoornissen Even voorstellen.. Marouska van Ommen Promotie-onderzoek tijdens studie Geneeskunde Onderzoek bij afdelingen Neurologie en Psychiatrie, UMC Groningen

Nadere informatie

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde Luisteren - kwalitatieve niveaucriteria en zinsbouw tempo en articulatie Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben Teksten hebben o.a. betrekking op zeer betrekking op betrekking op betrekking

Nadere informatie

Spraakverstaanbaarheid binnen het onderwijs. - inzetbaarheid bij geroezemoes -

Spraakverstaanbaarheid binnen het onderwijs. - inzetbaarheid bij geroezemoes - Spraakverstaanbaarheid binnen het onderwijs - inzetbaarheid bij geroezemoes - Erik Kateman, Arbo Unie, Expertisecentrum Geluid & Arbeid Bas Sorgdrager, Expertisecentrum Gehoor & Arbeid NCvB, AMC NVvA Symposium

Nadere informatie

Toepassing spraak-in-ruis screeningtest voor lawaaislechthorendheid in arbeidsgeneeskunde

Toepassing spraak-in-ruis screeningtest voor lawaaislechthorendheid in arbeidsgeneeskunde Toepassing spraak-in-ruis screeningtest voor lawaaislechthorendheid in arbeidsgeneeskunde Monique Leensen Wouter Dreschler Presentatie NVA-wintervergadering 27-01-2012 Onderzoek i.o.v. Arbouw 1 Achtergrond

Nadere informatie

Geluidsniveau s in/om klaslokalen

Geluidsniveau s in/om klaslokalen Geluidsniveau s in/om klaslokalen Nascholingsbijeenkomst 11 maart 2005 Jeroen Sol Audiologisch Centrum Amersfoort Prof J J Groen Stichting Gebruikte publicaties Bridget Shield, Julie Dockrell (2003) External

Nadere informatie

Goed horen met FM. Een gids voor praktische toepassingen. Life is on. www.phonak.nl

Goed horen met FM. Een gids voor praktische toepassingen. Life is on. www.phonak.nl Goed horen met FM Een gids voor praktische toepassingen Life is on We laten ons inspireren door de wensen van iedereen die vertrouwt op onze kennis, ideeën en zorg. Door op een creatieve manier de grenzen

Nadere informatie

Samenvatting. J. Nachtegaal, S.E. Kramer, J.M. Festen (Amsterdam)

Samenvatting. J. Nachtegaal, S.E. Kramer, J.M. Festen (Amsterdam) Samenvatting Associatie tussen gehoorverlies en psychosociale gezondheid bij 18 tot 70 jarigen: eerste resultaten van de Nationale Longitudinale Studie naar Horen (NL-SH). J. Nachtegaal, S.E. Kramer, J.M.

Nadere informatie

NVA najaarsvergadering De bijdrage van tekst uit een automatische spraakherkenner aan het verstaan van spraak in ruis

NVA najaarsvergadering De bijdrage van tekst uit een automatische spraakherkenner aan het verstaan van spraak in ruis NVA najaarsvergadering 2006 De bijdrage van tekst uit een automatische spraakherkenner aan het verstaan van spraak in ruis Adriana Zekveld, Sophia Kramer, Judith Kessens (TNO), Marcel Vlaming, Joost Festen,

Nadere informatie

Audiometrie bij USHER2A patiënten

Audiometrie bij USHER2A patiënten Audiometrie bij USHER2A patiënten J. Leijendeckers, R. Pennings, A. Bosman KNO / Audiologisch Centrum UMC St. Radboud, Nijmegen j.leijendeckers@kno.umcn.nl Achtergrond Onderzoek door R. Pennings naar gehoor

Nadere informatie

HOORTRAINING HOREN TUSSEN DE OREN. Train het centrale hoorvermogen voor betere luistervaardigheid in alledaagse omstandigheden.

HOORTRAINING HOREN TUSSEN DE OREN. Train het centrale hoorvermogen voor betere luistervaardigheid in alledaagse omstandigheden. HOORTRAINING HOREN TUSSEN DE OREN Train het centrale hoorvermogen voor betere luistervaardigheid in alledaagse omstandigheden Rob Drullman 18 & 20 mei 2019 AuDidakt Audicienscongres 1 Inhoud Waarom hoortraining?

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Meten van spraak-in-ruis bij jonge kinderen

Meten van spraak-in-ruis bij jonge kinderen DIN-test: Meten van spraak-in-ruis bij jonge kinderen Rob Drullman Audiologische centra gebruiken voor het meten van spraakverstaan in ruis bij kinderen verschillende typen tests. Op het VUmc is de afgelopen

Nadere informatie

Verbeter de prestaties van uw hoortoestellen. draadloze accessoires

Verbeter de prestaties van uw hoortoestellen. draadloze accessoires Verbeter de prestaties van uw hoortoestellen draadloze accessoires De moderne technologie voor hoortoestellen maakt het horen en verstaan in bijna alle situaties tot een prettige ervaring. Maar aan de

Nadere informatie

University of Groningen. Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke

University of Groningen. Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke University of Groningen Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

Telegraaf-project. Het OAE-gram, een gevoeliger test voor gehoorscreening?

Telegraaf-project. Het OAE-gram, een gevoeliger test voor gehoorscreening? Telegraaf-project Het OAE-gram, een gevoeliger test voor gehoorscreening? Beschrijving van aan lawaai blootgestelde populatie middels diverse (screenings)methoden De Telegraaf, ArboNed, Hearing Coach,

Nadere informatie

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling 0 1;6 2 2;6 3 3,6 4 4;6 1. Praat in één-woordzinnen ( bal? betekent bijvoorbeeld: ik wil de bal hebben). 2. Kent de betekenis van ongeveer 70 3. Kan woorden

Nadere informatie

RAPPORTAGE OORCHECK HOORTEST 2016

RAPPORTAGE OORCHECK HOORTEST 2016 RAPPORTAGE OORCHECK HOORTEST 2016 Publicatiedatum: 26 april 2017 Auteurs: Danae Zweet (MSc), Lisanne de Regt (MSc) OVERZICHT BELANGRIJKSTE RESULTATEN WAT Voor dit onderzoek van de Nationale Hoorstichting

Nadere informatie

Informatie voor ouders van kinderen

Informatie voor ouders van kinderen Informatie voor ouders van kinderen De perceptie van stemkenmerken in kinderen en volwassenen (PICKA) Spraakverwerking in kinderen met een CI De afdeling KNO van het Universitair Medisch Centrum Groningen

Nadere informatie

Wat als je minder begint te horen? INFORMATIE VOOR PATIËNTEN

Wat als je minder begint te horen? INFORMATIE VOOR PATIËNTEN Wat als je minder begint te horen? INFORMATIE VOOR PATIËNTEN 2 INHOUDSTAFEL 1. Een woordje uitleg over horen 5 2. Wie heeft een hoorapparaat nodig? 6 3. Wat als je een hoorapparaat nodig hebt? 7 4. De

Nadere informatie

Clinical Evidence van een nieuwe strategie.

Clinical Evidence van een nieuwe strategie. Vrijdag, 30 september 2016 Directionaliteit zoals we die kennen behoort vanaf heden tot het verleden? Clinical Evidence van een nieuwe strategie. Taco Drok Training en Educatie Oticon De akoestische wereld

Nadere informatie

A. Coördinatie / nevenschikking = HOOFDZIN + HOOFDZIN Een hoofdzin heeft dezelfde grammaticale constructie als de simpele zin!

A. Coördinatie / nevenschikking = HOOFDZIN + HOOFDZIN Een hoofdzin heeft dezelfde grammaticale constructie als de simpele zin! A. Coördinatie / nevenschikking = HOOFDZIN + HOOFDZIN Een hoofdzin heeft dezelfde grammaticale constructie als de simpele zin! 7 CONJUNCTIES * EN * MAAR *WANT *OF (betekenis: koffie of thee) * DUS * NOCH

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING SAMENVATTING Introductie Dit proefschrift geeft het theoretische en experimentele werk weer rondom de auditieve en cognitieve mechanismen van het top-down herstel van gedegradeerde spraak. In het dagelijks

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Evaluatie van de hoortoestelaanpassing

Evaluatie van de hoortoestelaanpassing Evaluatie van de hoortoestelaanpassing Niek Versfeld klinisch fysicus audioloog Universitair Audiologisch Centrum VUmc Amsterdam Casus: korte anamnese Vrouw 68 jaar, reuma Rechts matig hoge-tonenverlies

Nadere informatie

De impact van gehoorverlies op familieleden. Onderzoek in opdracht van Specsavers Manuel Kaal december 2018

De impact van gehoorverlies op familieleden. Onderzoek in opdracht van Specsavers Manuel Kaal december 2018 De impact van gehoorverlies op familieleden Onderzoek in opdracht van Specsavers Manuel Kaal december 2018 1 Bepalen van de doelgroep Doelgroepbepaling (1) In dit onderzoek zijn we op zoek gegaan naar

Nadere informatie

Gehooronderzoek. Audiologisch Centrum. Afdeling KNO

Gehooronderzoek. Audiologisch Centrum. Afdeling KNO Gehooronderzoek Audiologisch Centrum Afdeling KNO Een Audiologisch Centrum is gespecialiseerd in onderzoek en advies voor mensen met gehoorproblemen. U komt bij het Audiologisch Centrum omdat een huisarts

Nadere informatie

Capaciteitentest HBO. Denkvermogen en denkstijl

Capaciteitentest HBO. Denkvermogen en denkstijl Denkvermogen en denkstijl Naam: Ruben Smit Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. De uitslag... 4 3. Bijlage: Het lezen van de uitslag... 5 Pagina 2 van 7 1. Inleiding Op 5 april 2016 heeft Ruben Smit een

Nadere informatie

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie

Nadere informatie

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND 0 tot 4 jaar ZEG HET MAAR Het leren praten van uw kind gaat vaak bijna vanzelf. Soms gaat het leren praten niet zo vlot. Eén op de vijf kinderen op de basisschool start

Nadere informatie

Horen, Verstaan en Begrijpen met een CI

Horen, Verstaan en Begrijpen met een CI Horen, Verstaan en Begrijpen met een CI Guido Cattani (Bsc. Audioloog, M. SEN, UMC Utrecht, afdeling KNO) gcattani@umcutrecht.nl Trudi de Koning (Klinisch linguïst UMC Utrecht) Opbouw presentatie Inleiding

Nadere informatie

INDICATIESTELLING HOORTOESTEL OF CI; HET BELANG VAN DE COGNITIEVE ONTWIKKELING

INDICATIESTELLING HOORTOESTEL OF CI; HET BELANG VAN DE COGNITIEVE ONTWIKKELING INDICATIESTELLING HOORTOESTEL OF CI; HET BELANG VAN DE COGNITIEVE ONTWIKKELING Merle Boerrigter, MSc Dr. Anneke Vermeulen Prof. Henri Marres Prof. Emmanuel Mylanus Dr. Margreet Langereis Radboudumc Hearing&Implants

Nadere informatie

Roger TM. voor thuis en sociale activiteiten. De brug naar beter verstaan

Roger TM. voor thuis en sociale activiteiten. De brug naar beter verstaan Roger TM voor thuis en sociale activiteiten De brug naar beter verstaan Geniet meer van belangrijke momenten Met moderne hoortoesteltechnologie kunt u vrienden en dierbaren horen als ze in de buurt zijn.

Nadere informatie

Cochleaire implantatie bij volwassenen informatie voor werkgevers

Cochleaire implantatie bij volwassenen informatie voor werkgevers Cochleaire implantatie bij volwassenen informatie voor werkgevers Eén van uw werknemers/collega s is ernstig slechthorend. Op dit moment wordt door het CI-team VUmc beoordeeld of hij/zij baat zou kunnen

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Luisteren en samenvatten

Luisteren en samenvatten Luisteren en samenvatten Goede communicatie, het voeren van een goed gesprek valt of staat met luisteren. Vaak denk je: Dat doe ik van nature. Maar schijn bedriegt: luisteren is meer dan horen. Vaak luister

Nadere informatie

Ouderdomsslechthorendheid

Ouderdomsslechthorendheid Ouderdomsslechthorendheid Ze voelt zich aan de kant gezet Mevrouw X, een 82 jarige vrouw kijkt er naar uit om een bezoek te brengen aan haar grote familie. Maar, ze voelt zich vaak buitengesloten tijdens

Nadere informatie

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam:

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam: Rapportage De volgende tests zijn afgenomen: Test Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-M) Status Voltooid Vertrouwelijk Naam Datum onderzoek 12 mei 2014 Emailadres Inleiding Motivatie & Leerstijlen

Nadere informatie

Frequentie specifieke ABR

Frequentie specifieke ABR Frequentie specifieke ABR Krista Willeboer UMC Utrecht Estimation of the pure-tone audiogram by the auditory brainstem response: a review David R. Stapells & Peggy Oates Audiology & Neuro-otology 1997;

Nadere informatie

Spreken Wat is een dysartrie?

Spreken Wat is een dysartrie? Dysartrie 2 Dysartrie is de algemene term voor een motorische spraakstoornis als gevolg van neurologische problematiek. Deze folder is bedoeld voor patiënten met een dysartrie en hun omgeving. Er staat

Nadere informatie

Hoe kinderen referentiële uitdrukkingen in verhalen met een topic shift produceren en interpreteren.

Hoe kinderen referentiële uitdrukkingen in verhalen met een topic shift produceren en interpreteren. Hoe kinderen referentiële uitdrukkingen in verhalen met een topic shift produceren en interpreteren. Rekening houden met het perspectief van de ander. Ellis Wubs Rijksuniversiteit Groningen Rekening houden

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

HearCom: klinische services en publieke Internet services. Johannes Lyzenga en Marcel Vlaming VU Medisch Centrum, Amsterdam

HearCom: klinische services en publieke Internet services. Johannes Lyzenga en Marcel Vlaming VU Medisch Centrum, Amsterdam HearCom: klinische services en publieke Internet services Johannes Lyzenga en Marcel Vlaming VU Medisch Centrum, Amsterdam HearCom resultaten 1 1. Screeningstesten voor algemeen gebruik: - gehoortesten

Nadere informatie

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Overzicht. Algemene voorbereiding

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Overzicht. Algemene voorbereiding Dit verhaal Een Goede Lezing Waar moet ik op letten als ik een lezing geef? Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? Hans L. Bodlaender 2 Overzicht Voorbereiding van een lezing Algemene voorbereiding

Nadere informatie

Libra R&A locatie AC Tilburg/Breda. Slechthorend en in gesprek? Tips voor alle betrokkenen

Libra R&A locatie AC Tilburg/Breda. Slechthorend en in gesprek? Tips voor alle betrokkenen Libra R&A locatie AC Tilburg/Breda Slechthorend en in gesprek? Tips voor alle betrokkenen Deze folder is bedoeld voor mensen die met elkaar in gesprek willen gaan en waarbij één van de gesprekspartners

Nadere informatie

Gebruik. Geniet. Vergeet.

Gebruik. Geniet. Vergeet. Gebruik. Geniet. Vergeet. Communiceer, neem deel, wees uzelf Een wandeling door het park, hoor de bladeren ritselen in de wind. Een gesprek voeren in een gezelschap, neem deel en wees uzelf zonder moeite.

Nadere informatie

Samenvatting De belangrijkste onderzoeksvraag waarop het werk in dit proefschrift een antwoord probeert te vinden, is welke typen taalkundige informatie het nuttigst zijn voor de lexicale desambiguatie

Nadere informatie

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties Ronde 3 Joost Hillewaere Eekhoutcentrum Contact: joost.hillewaere@kuleuven-kulak.be Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties 1. Inleiding Waarom leren kinderen taal op school? Taal heeft

Nadere informatie

Kinderen en horen. Algemene informatie over het gehoor van kinderen en gehoorverlies

Kinderen en horen. Algemene informatie over het gehoor van kinderen en gehoorverlies Kinderen en horen 7 Algemene informatie over het gehoor van kinderen en gehoorverlies Deze brochure is de zevende in een reeks Widex-publicaties over het gehoor en aanverwante onderwerpen. Het belang van

Nadere informatie

Kinderen horen beter met FM

Kinderen horen beter met FM Kinderen horen beter met FM Een praktische gids voor ouders en begeleiders Life is on We laten ons inspireren door de wensen van iedereen die vertrouwt op onze kennis, ideeën en zorg. Door op een creatieve

Nadere informatie

VCV-test. validatie en de relatie met spectrale en temporele resolutie. Jeroen Sol Thamar van Esch Wouter Dreschler

VCV-test. validatie en de relatie met spectrale en temporele resolutie. Jeroen Sol Thamar van Esch Wouter Dreschler VCV-test validatie en de relatie met spectrale en temporele resolutie Jeroen Sol Thamar van Esch Wouter Dreschler Waarom een Vowel-Consonant-Vowel test? Slechthorenden hebben meer moeite met het verstaan

Nadere informatie

Spraakverstaan met CI resultaten en verruimde indicatiecriteria

Spraakverstaan met CI resultaten en verruimde indicatiecriteria Spraakverstaan met CI resultaten en verruimde indicatiecriteria Peter-Paul Boermans Jeroen Briare Janette van Dijhuizen Johan Frijns Centrum voor Audiologie en Hoorimplantaten Leids Universitair Medisch

Nadere informatie

Help uw kind bij het leren van taal. Een handleiding voor ouders en verzorgers

Help uw kind bij het leren van taal. Een handleiding voor ouders en verzorgers Help uw kind bij het leren van taal Een handleiding voor ouders en verzorgers De hoortoestellen van uw kind versterken alle omgevingsgeluiden Het doel van hoortoestellen bij een kind is dat het gegarandeerd

Nadere informatie

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Voorbereiding. Overzicht. Waar moet ik op letten als ik een lezing geef Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt?

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Voorbereiding. Overzicht. Waar moet ik op letten als ik een lezing geef Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? Dit verhaal Een Goede Lezing Waar moet ik op letten als ik een lezing geef Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? Hans L. Bodlaender 2 Overzicht Voorbereiding van een lezing Opbouw Vormgeving Geven

Nadere informatie

Hoe oefen je grammatica? Liesbeth Schenk Sonja van Boxtel TUDelft, ITAV Nederlands voor buitenlanders

Hoe oefen je grammatica? Liesbeth Schenk Sonja van Boxtel TUDelft, ITAV Nederlands voor buitenlanders Hoe oefen je grammatica? Liesbeth Schenk Sonja van Boxtel TUDelft, ITAV Nederlands voor buitenlanders 1 Programma Aanleiding + Twee typen leerders Theorie: Expliciet vs. impliciet Focus on Form: hoe? Processing

Nadere informatie

Lange-termijn effecten van congenitaal gehoorverlies op taalvaardigheid

Lange-termijn effecten van congenitaal gehoorverlies op taalvaardigheid Lange-termijn effecten van congenitaal gehoorverlies op taalvaardigheid Elke Huysmans NVA-vergadering 30-09-2016 Taalontwikkeling bij matige tot ernstige congenitale slechthorendheid (CSH) Belang van vroege

Nadere informatie

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo Preambule Voor alle domeinen van Engels geldt dat het gaat om toepassingen van kennis en vaardigheden op thema s die alledaags en vertrouwd zijn. Hieronder worden

Nadere informatie

ROUTE ROOD 1. Van klagen naar kracht

ROUTE ROOD 1. Van klagen naar kracht ROUTE ROOD 1 STAP 1 Wat zijn de energievreters en -gevers? Inventariseren wat energie geeft of vreet in het werk. voor elkaar nemen. Een groep collega s, liefst een voltallig team. Post-its, stiften. Je

Nadere informatie

lichaam is gestopt met groeien? De groei zou gemiddeld 0,2 millimeter per jaar bedragen. Dit komt neer

lichaam is gestopt met groeien? De groei zou gemiddeld 0,2 millimeter per jaar bedragen. Dit komt neer Wist je dat... onze oren blijven groeien, ook nadat de rest van ons lichaam is gestopt met groeien? De groei zou gemiddeld 0,2 millimeter per jaar bedragen. Dit komt neer op een centimeter in vijftig jaar.

Nadere informatie

Gesprekjes voeren Waar sta ik nu?

Gesprekjes voeren Waar sta ik nu? Gesprekjes voeren gesprekspartner gebruikt veelvoorkomende woorden en hele korte zinnetjes; spreekt heel langzaam en pauzeert vaak spreekt woorden en korte zinnetjes duidelijk uit; herhaalt zinnetjes en

Nadere informatie

Een Goede Lezing. Hans L. Bodlaender

Een Goede Lezing. Hans L. Bodlaender Een Goede Lezing Hans L. Bodlaender Dit verhaal Waar moet ik op letten als ik een lezing geef? Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? 2 Overzicht Voorbereiding van een lezing Algemene voorbereiding

Nadere informatie

De Spraak-in-Ruis-test. Screening naar gehoorschade door lawaai in de centra voor leerlingenbegeleiding

De Spraak-in-Ruis-test. Screening naar gehoorschade door lawaai in de centra voor leerlingenbegeleiding De Spraak-in-Ruis-test Screening naar gehoorschade door lawaai in de centra voor leerlingenbegeleiding Start met een persoonlijke ervaring http://www.testjegehoor.be/ De SPIN-test voor gehoorscreening

Nadere informatie

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid

Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid 170185/1536 April 2017 Checklist: Lees- en spellingproblemen en meertaligheid In te vullen door: school (leerkracht/ib er) in overleg met ouders, eventueel met iemand die als tolk kan fungeren. Als er

Nadere informatie

Horen met één oor. Informatie voor ouders, leerkrachten en volwassenen. Afdeling KNO

Horen met één oor. Informatie voor ouders, leerkrachten en volwassenen. Afdeling KNO Horen met één oor Informatie voor ouders, leerkrachten en volwassenen Afdeling KNO Horen met één oor Informatie voor ouders, leerkrachten en volwassenen Als iemand met één oor slecht of helemaal niet hoort

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/42365

Nadere informatie

Boekverslag door J woorden 27 oktober keer beoordeeld. Nederlands

Boekverslag door J woorden 27 oktober keer beoordeeld. Nederlands Boekverslag door J. 1971 woorden 27 oktober 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Nederlands Inleiding Er zijn ontzettend veel verschillende problemen die mensen kunnen hebben op de wereld. Ieder huisje heeft z

Nadere informatie

Indicatie cluster 2 bij kinderen met een CI. Rens Leeuw CI-team Nijmegen Sint-Michielsgestel Viataal

Indicatie cluster 2 bij kinderen met een CI. Rens Leeuw CI-team Nijmegen Sint-Michielsgestel Viataal Indicatie cluster 2 bij kinderen met een CI Rens Leeuw CI-team Nijmegen Sint-Michielsgestel Viataal Inhoud - Historie van regelgeving en huidige regelgeving - Enige resultaten van kinderen met CI - Overeenkomsten

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie