Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Eindrapport

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen 2009-2013 Eindrapport"

Transcriptie

1 In samenwerking met Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Eindrapport A&W-rapport 1983 PUCCIMAR-rapport 11 in opdracht van

2

3 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Eindrapport A&W-rapport 1983 PUCCIMAR-rapport 11 R. Bakker W. Bijkerk P. Esselink Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.

4 Foto Voorplaat Het onderzoeksgebied in de Bildtpollen, oktober 2013, foto: Ronald Bakker (A&W) R. Bakker, W. Bijkerk & P. Esselink 2014 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Eindrapport. A&W rapport 1983, PUCCIMAR-rapport 11 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden / PUCCIMAR Ecologisch onderzoek & Advies, Vries Opdrachtgever It Fryske Gea Postbus ZN Beetsterzwaag Telefoon Uitvoerders Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Postbus ZR Feanwâlden Telefoon Fax info@altwym.nl PUCCIMAR Ecologisch Onderzoek & Advies Boermarke HD Vries Telefoon p.esselink@inter.nl.net Projectnummer Projectleider Status 1460bil W. Bijkerk Eindrapport Autorisatie Paraaf Datum Goedgekeurd M. Brongers 13 mei 2014

5 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Inhoud Samenvatting 1 Inleiding 1 2 Gebiedsbeschrijving en werkwijze Gebiedsbeschrijving en beheer Maaiveldhoogteprofielen Diepteverandering van opslibbingsplaten Kreekprofielen Vegetatie 10 3 Bespreking resultaten Maaiveldhoogteprofielen Opslibbing op basis van diepteveranderingen van de opslibbingsplaten Kreekprofielen Vegetatie 23 4 Vegetatieveranderingen Inleiding Vegetatie als geheel Indicatorgroepen 30 5 Conclusies 41 Verantwoording 43 Literatuur 45 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Maaiveldhoogteprofielen Kreekprofielen Permanente kwadraten

6 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen

7 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Samenvatting Binnen Noard-Fryslân Bûtendyks zijn buitendijkse zomerpolders aanwezig die It Fryske Gea graag om wil vormen tot een grootschalig kweldergebied. Nadat het eerste verkwelderingsproject in het Noarderleech succesvol was verlopen, is een nieuw verkwelderingsproject aangevangen in de Bildtpollen, een gebied ten oosten van Zwarte Haan en ten noorden van Nieuwebildtzijl. In het 45 ha grote gebied is in 2009 een kreek gegraven, waardoor zeewater ongestoord het gebied in kan stromen. De eerste vijf jaar na de inrichting is jaarlijks een toegesneden set aan stuurvariabelen gemonitord: maaiveldhoogteprofiel en kreekprofiel (gemonitord d.m.v. hoogtemetingen), opslibbing (gemonitord d.m.v. opslibbingsplaten) en vegetatie (gemonitord d.m.v. de opname van permanente kwadraten, pq's). Maaiveldhoogteprofiel, opslibbing en vegetatie zijn onderzocht op zes noord-zuid lopende transecten. Het beheer in het onderzoeksgebied bestond tussen 2010 en 2013 uit extensieve paardenbeweiding in het oostelijk deel en meer intensieve runderbeweiding in het westelijk deel. Het oostelijk deel is in 2012 en 2013 grotendeels gemaaid. Maaiveldhoogte De hoogte van het maaiveld in de Bildtpollen is het laagst nabij de zeedijk en loopt op richting zee. Een eenduidige toename van maaiveldhoogte als gevolg van opslibbing is niet gemeten. Andere factoren als uitdroging, klink en compactie door vertrapping bepalen mede de maaiveldhoogte. De nauwkeurigheid van de apparatuur en meetfouten door variatie in vegetatiehoogte spelen daar door heen. Opslibbing In de Bildtpollen is gemiddeld een opslibbing van 1,2 mm per jaar gemeten. De meeste opslibbing vond plaats in de lager gelegen delen tegen de zeedijk aan, en dus niet in de hoger gelegen delen nabij de kreek. Vergeleken met kwelders die dichterbij zee liggen op dezelfde hoogte boven NAP, is er in de Bildtpollen relatief weinig sediment afgezet. Kreekprofiel De kreek is tussen 2010 en 2013 verregaand dichtgeslibd, waardoor deze bij gemiddeld hoog water voor een groot deel niet meer met water wordt gevuld. Het resultaat is uitdroging en klink van de hierin aanwezige sliblaag. Vegetatie Na de inrichtingsmaatregelen in 2009 is de variatie in de vegetatiesamenstelling toegenomen. Kweldersoorten zijn in alle pq's toegenomen sinds 2009, maar er zijn grote jaarlijkse fluctuaties als gevolg van variatie in hoogwaterstanden tussen de voorafgaande stormjaren. De hoogste bedekkingen van pionier- en lage kweldersoorten zijn gevonden tussen 0 en 50 en tussen 100 en 200 meter vanaf de kreek. De zone van meter van de kreek ligt tegen de dijksloot, waar het maaiveld lager is en overstroming vanuit de dijksloot optreedt. In alle pq's is een toename van Kweek geconstateerd als gevolg van meer extensieve begrazing ten opzichte van de periode vóór Kweek neemt het meeste toe in het extensief door paarden begraasde oostelijke deel van het onderzoeksgebied. Soorten van wisselvochtige graslanden (vooral Engels raaigras en Fioringras) domineren de vegetatie in de Bildtpollen nog steeds, maar hun bedekking loopt langzaam terug, vooral ten gunste van Kweek en plaatselijk, en in mindere mate, ten gunste van kweldersoorten.

8 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen

9 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Inleiding In Noord Fryslân liggen buitendijks zomerpolders die voornamelijk als weidegrond dienst doen. In potentie kunnen deze zomerpolders gebruikt worden om tot een herstel en vergroting van het bestaande kwelderareaal te komen. Om van het grote buitendijkse gebied Noard-Fryslân Bûtendyks een grootschalig kweldergebied te maken, bestaat het voornemen om de bestaande zomerpolders tot kwelders om te vormen. Omdat er weinig ervaring was met deze vorm van natuurontwikkeling én om inzicht te verkrijgen in het verkwelderingsproces, heeft It Fryske Gea in één van haar zomerpolders in het Noarderleech, onderdeel van Noard-Fryslân Bûtendyks (figuur 1-1), vanaf 2001 een proefverkweldering uitgevoerd ter grootte van 123 ha. Deze proefverkweldering werd in werking gezet door het op drie plekken doorgraven van de zomerkade. De veranderingen in zowel abiotische factoren als in de vegetatie en vogelbevolking in deze proefverkweldering zijn in de periode intensief gevolgd door middel van een uitgebreid monitoringsonderzoek. Gedetailleerde metingen zijn verricht aan de verzilting, maaiveldhoogte, het doorstroomprofiel van de nieuw aangelegde kreken, vegetatie, broedvogels en ganzen en effecten van beweiding (van Duin et al. 2007; Esselink & Chang 2010, Esselink et al. 2014). Deze proefverkweldering is dusdanig succesvol verlopen, dat is besloten tot een nieuw verkwelderingsproject, ditmaal in de Bildtpollen. Dit gebied, gelegen ten oosten van Zwarte Haan en ten noorden van Nieuwebildtzijl, vormt het meest westelijke deel van Noard-Fryslân Bûtendyks (figuur 1-1). Doel van het onderzoek It Fryske Gea heeft 45 ha zomerpolder in de Bildtpollen laten omvormen tot een dynamische en extensief beheerde halfnatuurlijke kwelder. De inrichtingswerkzaamheden, die zijn uitgevoerd in 2009, bestonden uit het maken van een doorbraak in de zomerkade in de noordoosthoek van het gebied en het graven van een kreek in de bestaande zomerpolder (figuur 1-2 t/m 1-4). Verder is het gebied geschikt gemaakt voor extensieve beweiding (ProCensus 2007). It Fryske Gea wil de voortgang van de verkweldering kunnen volgen en evalueren. In dit kader is het nodig om de belangrijkste stuurvariabelen van het verkwelderingsproces in de eerste vijf jaar na de inrichtingsmaatregelen te meten. Aan de hand van de uitgebreide gegevens van de proefverkweldering van het nabijgelegen Noarderleech (van Duin et al. 2007; Esselink & Chang 2010) is vrij goed te voorspellen hoe de kwelderontwikkeling in de Bildtpollen globaal zal verlopen. Daarom is geen intensief onderzoeksprogramma noodzakelijk om de verkweldering in de Bildtpollen te kunnen volgen, maar kan worden volstaan met monitoring van een toegesneden set aan stuurvariabelen. In overleg met It Fryske Gea is besloten om maaiveldhoogteprofiel, kreekprofiel en vegetatie te monitoren. Met de hoogteprofielen kan de maaiveldhoogteverandering in de zomerpolder gemeten worden. Ophoging van het maaiveld door opslibbing kan over een relatief korte periode van enkele jaren worden gevolgd door Sedimentatie-Erosie-Balk (SEB-) metingen of metingen aan de diepte van opslibbingsplaten (Esselink & Chang 2010). Bij toepassing van ondiep ingegraven opslibbingsplaten worden de resultaten minder beïnvloed door inklink- of rijpingsprocessen in de diepere ondergrond. Kreekprofielen kunnen de ontwikkeling van het dwarsprofiel van de nieuw gegraven kreek in beeld brengen. Vegetatieonderzoek wordt gebruikt om het voorkomen van zilte soorten vast te stellen.

10 2 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen De monitoringsresultaten van 2009 t/m 2012 zijn beschreven in beknopte voortgangsrapportages (Bakker 2011, Bakker & Esselink 2011, 2012). Dit rapport vormt de eindrapportage van het uitgevoerde monitoringsonderzoek over de periode , waarbij de volgende variabelen onderzocht zijn: a) de vegetatie middels permanente kwadraten, b) de maaiveldhoogte en de kreekprofielen, c) de opslibbing op basis van de diepte van ingegraven opslibbingsplaten (uitgevoerd door Bureau PUCCIMAR). In dit rapport bespreken we de meetresultaten van 2013, in vergelijking met die uit de voorgaande meetjaren, en analyseren we de trends in de vegetatieontwikkeling in relatie tot het graven van de kreek, de maaiveldhoogte en opslibbing en het veranderde beheer.

11 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Overzicht van het deel van de Friese kust dat behoort tot Noard-Fryslân Bûtendyks. Het onderzoeksgebied in de Bildtpollen is in rood aangegeven.

12 4 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Luchtfoto van de Bildtpollen en omgeving, met de grens van het onderzoeksgebied, de nieuw gegraven kreek en de zes transecten die zijn gebruikt voor maaiveldhoogteprofielen en pq-onderzoek.

13 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur De nieuw gegraven kreek in de Bildtpollen in 2009 (linksboven), 2010 (rechtsboven), 2011 (linksmidden), 2012 (rechtsmidden) en 2013 (onder).

14 6 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Uitzicht vanaf de zeedijk op de Bildtpollen in 2009 (linksboven), 2010 (rechtsboven), 2011 (linksmidden), 2012 (rechtsmidden) en 2013 (onder).

15 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Gebiedsbeschrijving en werkwijze 2.1 Gebiedsbeschrijving en beheer De in 2009 uitgedijkte zomerpolder, hierna aangeduid met Bildtpollenverkweldering, vormt een relatief smal en langgerekt gebied van in totaal 1700 m lang, ingeklemd tussen de deltadijk en voorliggende kwelders (figuur 1-2). Deze polder werd als één van de laatste zomerpolders van Noard-Fryslân Bûtendyks (NFB) in 1955 ingepolderd (Vroom 2013). De afstand tussen de zeedijk en de kwelderrand bedraagt meter. In de noordoosthoek van de uitgedijkte polder is in 2009 de doorgraving van de zomerkade gerealiseerd. De in- en uitstroomopening vormt de verbinding tussen een nieuw gegraven kreek in de voormalige zomerpolder en een zgn. hoofduitwatering die de afwatering van de dijksloot verzorgt. De nieuwe kreek heeft een lengte van iets meer dan 500 m en loopt min of meer parallel aan de zeedijk. De van oost naar west lopende zomerkade op de grens met de kwelders is tijdens de inrichtingswerkzaamheden geëgaliseerd en is als hogere rug nog in het terrein te herkennen. In de voormalige zomerpolder liep het maaiveld van oost naar west en van zuid naar noord op. De laagste delen liggen tegen de zeedijk. In het westelijk deel van het gebied was de gemiddelde hoogte ca. 15 cm hoger dan in het oosten. Met een gemiddelde hoogte over het hele gebied van 1,7 m +NAP, had de Bildtpollenverkweldering ongeveer dezelfde maaiveldhoogte als het hooggelegen westelijk deel van de Proefverkweldering in het Noarderleech (van Duin et al. 2007). Door de ligging van een hoge kwelderrug meer zeewaarts, vormt de Bildtpollenverkweldering een min of meer komvormige laagte aan de voet van de zeedijk (Algemeen Hoogtebestand Nederland). Vóór het begin van het onderzoek in 2009 werd het onderzoeksgebied intensief beweid met 50 tot 70 paarden, waarbij het gebied in twee delen was verdeeld. Als de paarden één deel kort hadden afgegraasd, werden zij in het andere deel gelaten. In 2009 vond geen beweiding in het onderzoeksgebied plaats. Tussen 2010 en 2013 was het onderzoeksgebied onderdeel van twee beheercompartimenten. Het oostelijke deel van het onderzoeksgebied (26 ha), werd in de onderzoeksjaren beweid met paarden. In 2010 ging het daarbij om ongeveer 60 pony s; in 2011, 2012 en 2013 om respectievelijk 12, 34 en 65 paarden. In het westelijke deel van het onderzoeksgebied (19 ha), was sprake van een vrij hoge bezetting met rundvee (in 2010 en 2011 met dieren, in 2012 met 104 dieren, in 2013 met 152 dieren). Om weidevogels te ontzien, wordt het vee pas laat toegelaten in het gebied en is tijdens het zo ingekorte weideseizoen met 5-7 dieren per ha sprake van drukbegrazing. In 2012 en 2013 is voorafgaande aan het weideseizoen door de pachter een deel van het gebied gemaaid ter bestrijding van distels en om hooi te verkrijgen. In 2013 is een groter deel gemaaid dan in Overstromingsfrequentie De hoogste delen van de Bildtpollenverkweldering liggen op 2,0 m +NAP of hoger. Deze hoge waarden hangen samen met menselijk ingrijpen, als het afschuiven van een zomerkade langs de noordrand van het gebied. Wanneer deze door grondwerk beïnvloede plekken buiten beschouwing worden gelaten, mag op basis van de maaiveldhoogte langs de slenk worden aangenomen dat de Bildtpollenverkweldering overstroomt bij een waterstand van 1,9 m +NAP of hoger (zie figuur 2-1). Deze hoogte komt overeen met de hoogste delen van de iets

16 8 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen oostelijker gelegen Proefverkweldering Noarderleech (van Duin et al. 2007; Esselink et al. 2014). Noard-Fryslân Bûtendyks ligt in het kombergingsgebied van het Borndiep, het zeegat tussen Terschelling en Ameland. Omdat het meetstation Holwerd van Rijkswaterstaat lange tijd niet heeft gefunctioneerd, is er geen aaneengesloten reeks hoogwaterstanden van een nabijgelegen meetstation. NFB ligt ongeveer halverwege Harlingen en Lauwersoog. Ondanks de afstand van ongeveer 60 km, zijn de verschillen in getijfase en hoogwaterstanden tussen deze twee stations relatief gering (Esselink & Chang 2010). Hierdoor is het mogelijk de gemiddelde hoogwaterstanden van deze twee stations te gebruiken als benadering voor de hoogwaterstanden in NFB. Op basis het jaargemiddelde hoogwater (GHW) in Harlingen en Lauwersoog, bedroeg het GHW in NFB 1,0 m +NAP (periode ; zie ook Esselink et al. 2014). Uitgaande van de hierboven genoemde drempelwaarde van 1,9 m +NAP, is de Bildtpollenverkweldering in de eerste vier jaar na uitpoldering (september 2009 augustus 2013) 29 maal geheel met zeewater overstroomd, of gemiddeld 7,3 keer per jaar (tabel 2-1). Tabel 2-1 geeft per stormjaar (periode 1 sept t/m 31 aug) een specificatie van de opgetreden hogere waterstanden. Deze periode is gebruikt omdat het aantal overstromingen van belang is voor de opslibbing en hoogteontwikkeling (Esselink & Chang 2010), en de hoogteontwikkeling steeds in de nazomer is gemonitord. In vergelijking met het aantal overstromingen in de eerste tien jaar van de Proefverkweldering, is het aantal overstromingen in de Bildtpollenverkweldering relatief gering geweest. Alleen in het stormjaar 2011/12 was sprake van een bovengemiddelde stormactiviteit. sept aug 2013 frequentie (tijen/jaar) Hoogwaterstanden waarbij de Bildtpollenverkweldering overstroomt hoogwaterstand (m +NAP) Figuur 2-1. De gemiddelde frequentie van de hoogwaterstanden in Noard-Fryslân Bûtendyks (tijen per jaar) in de eerste vier jaar na uitpoldering van de Bildtpollenverkweldering (september 2009 augustus 2013). Om visuele redenen is op de verticale as voor een logaritmische schaalverdeling gekozen. Het gemiddelde aantal hoogwaters per jaar bedroeg 706 (de hoogte van alle staafjes bij elkaar opgeteld). Tabel 2-1 geeft een specificatie van de opgetreden hogere hoogwaterstanden ( 1,9 m +NAP) per stormjaar. De figuur is gebaseerd op de gemiddelde hoogwaterstand per getij in Harlingen en Lauwersoog.

17 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Tabel 2-1 De frequentie van hoogwaterstanden 1.90 m +NAP in Noard-Fryslân Bûtendyks per stormjaar (periode 1 sept t/m 31 aug) in de eerste vier jaar na uitpoldering van de Bildtpollenverkweldering plus een vergelijking met het optreden van deze waterstanden gedurende de eerste tien jaar van de Proefverkweldering (Esselink et al. 2014). De tabel geeft een specificatie van de rechterstaart van de frequentieverdeling in figuur 2-1. De onderste regel geeft per stormjaar de som van alle waterstanden boven het niveau van 1.90 m +NAP uitgedrukt in hoogte van de waterkolom boven dit referentiepeil. Hoogwater Frequentie per stormjaar (m +NAP) Bildtpollen Proefverkw. 2009/ / / / Totaal Cumulatieve waterstand (m) Maaiveldhoogteprofielen Hoogtemetingen zijn in de Bildtpollen uitgevoerd op lijnen van zes transecten die ook gebruikt zijn voor het leggen van permanente kwadraten (pq s) (zie 2.5). Deze transecten zijn weergegeven in figuur 1-2. Per transect is één meetpunt per 25 m opgenomen. De hoogtemetingen zijn uitgevoerd door Meetbureau G2 uit Roden, met een Leica TPS1200. Hiermee is het mogelijk om tot op millimeterniveau hoogtes in te meten. De opgegeven onnauwkeurigheid in de metingen van de Leica TPS1200 bedraagt echter 5 mm. Dit betekent dus dat de nauwkeurigheid van het hoogteverschil tussen twee metingen 10 mm bedraagt. De metingen zijn jaarlijks in het najaar uitgevoerd. 2.3 Diepteverandering van opslibbingsplaten Naar aanleiding van ervaringen bij de Proefverkweldering Noarderleech (van Duin et al. 2007; Esselink & Chang 2010), is ervoor gekozen om in de Bildtpollen opslibbing te monitoren met behulp van ondiep ingegraven opslibbingsplaten. Ook in het Waddenfondsproject Biodiversiteit en Natuurbeheer van Vastelandkwelders dat sinds 2009 op de kwelders van Noard-Fryslân Bûtendyks plaatsvindt, wordt deze methode toegepast (Nolte 2014). De gebruikte markeer- of opslibbingsplaten waren van perspex, 30 cm x 30 cm groot en 6 mm dik. Met het oog op eventuele ontwatering van de bodemlaag boven de ingegraven plaat is in het midden van de platen een gat (Ø 8 mm) aangebracht. In de Bildtpollen zijn in totaal 18 platen ingegraven verdeeld over zes transecten (drie per transect). Hierbij zijn min of meer de hierboven genoemde transecten aangehouden; alleen liggen de transecten met de platen steeds ca. 10 m westelijker (figuur 2-2). De platen zijn ingegraven op een begindiepte van

18 10 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen ongeveer 8 cm onder maaiveld op 5,0 m afstand van een 0,3 m hoog markeringspaaltje. Tijdens het ingraven is er naar gestreefd om de zode zoveel mogelijk intact te laten en deze na het aanbrengen van de plaat in zijn oorspronkelijke positie terug te plaatsen. Met behulp van een waterpas is erop toegezien om de platen zoveel mogelijk horizontaal te plaatsen. Twee hoekpunten van de platen zijn met RVS-pennen gemarkeerd, zodat de platen met een metaaldetector steeds eenvoudig waren terug te vinden. De platen zijn rond 1 juli 2010 ingegraven. De eerste meting werd uitgevoerd op 6 oktober 2010; waarna jaarlijks in de nazomer een vervolgmeting is uitgevoerd. Het meten van de diepte van een plaat gebeurde door deze negen maal met kruiskopschroevendraaier loodrecht van boven aan te prikken om vervolgens de lengte van het in de bodem verdwenen deel van de schroevendraaier langs een liniaal tot op één millimeter nauwkeurig te meten. Het aanprikken van een plaat werd in een vast rasterpatroon uitgevoerd zodat bij opeenvolgende meetrondes, de plaatdiepte steeds op ongeveer dezelfde plekken van de plaat gemeten werd. De ontwikkeling van de plaatdiepte wordt vergeleken met die van opslibbingsplaten die in 2009 in de Bildtpollen en het Noarderleech meer zeewaarts zijn ingegraven in de proefvakken van het door het Waddenfonds gefinancierde onderzoeksproject Biodiversiteit en Natuurbeheer van Vastelandkwelders (de Vlas et al. 2013; Nolte 2014). Eén opslibbingsplaat (meetpunt N op transect 6; figuur 2-2) kwam in de jaren na het ingraven precies onder een nieuw gevormd looppad van het vee te liggen. In de analyse van de gegevens is deze plaat buiten beschouwing gelaten. 2.4 Kreekprofielen Van groot belang voor het slagen van het project is de ontwikkeling van de nieuwe kreek. Belangrijke vraag daarbij is hoe snel opslibbing plaatsvindt. Om dat vast te stellen worden jaarlijks kreekprofielen ingemeten, dit zijn dwarsdoorsneden waarbij elke 50 centimeter een meting wordt gedaan; het betreft doorgaans 15 tot 20 hoogtemetingen per kreekprofiel. Het inmeten van kreekprofielen kan plaatsvinden door middel van normale hoogtemetingen, maar hiervoor is het noodzakelijk dat de kreek te voet overgestoken kan worden. Bij toenemende opslibbing is dit echter niet meer mogelijk. Daarom is voor dit project een nieuwe methode ontwikkeld, waarbij de in 2.2 genoemde hoogtemeter zonder prisma is gebruikt. Op deze manier kon de hoogte vanaf de kant gemeten worden aan de hand van de reflectie van het slib. Er zijn in totaal vijf kreekprofielen ingemeten: drie in de nieuw gegraven kreek en twee in de sloot die zeewater aanvoert naar de kreek. Deze kreekprofielen zijn in mei 2010 voor het eerst opgenomen. Een kaart met de locaties van de kreekprofielen is weergegeven in figuur 3-3. De metingen worden jaarlijks in het najaar herhaald. 2.5 Vegetatie De Noordfriese kwelders worden elke zes jaar integraal gekarteerd in het kader van het VEGWAD-onderzoeksprogramma van de Data-ICT-Dienst (DID) van Rijkswaterstaat. In 2009 heeft deze kartering voor het laatst plaatsgevonden (Reitsma et al. 2010). Deze kartering geeft een gedetailleerd beeld van de vegetatie vóór de verkweldering. De kartering is goed bruikbaar

19 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur 2-2- De ligging van de ingegraven opslibbingsplaten en de transecten van de hoogteprofielen en het vegetatieonderzoek. N=noord, M=midden, Z=zuid.

20 12 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Ligging van de transecten en de permanente kwadraten (pq's) voor vegetatieonderzoek in de Bildtpollen. als overzicht van de ruimtelijke verspreiding van vegetatietypen in het onderzoeksgebied (zie Bakker 2011). De volgende kartering vindt plaats in Door deze twee karteringen met elkaar te vergelijken, kunnen de effecten van de verkweldering op de vegetatiepatronen in beeld gebracht worden. Deze vergelijking valt buiten dit project.

21 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Om twee redenen is ervoor voor gekozen om ook in de tussenliggende tijd informatie over de vegetatie te verzamelen. Ten eerste kan door op beperkte schaal en op slim gekozen plaatsen vegetatiekundige gegevens te verzamelen, worden gevolgd of de ontwikkeling volgens verwachting verloopt, ook in de tijd tussen de twee DID-karteringen in. Verder kan ook een uitspraak worden gedaan over de ontwikkeling van individuele plantensoorten, die tijdens de kartering van de DID niet worden meegenomen. In het onderzoeksgebied zijn daarom zes transecten uitgezet die min of meer noord-zuid lopen en globaal gezien dwars op de lengterichting van de nieuw gegraven geul liggen (figuur 2-3). De oostelijke transecten 1 t/m 4 liggen in de met paarden beweide beheerseenheid; de westelijke transecten 5 en 6 in de met rundvee beweide eenheid. Verspreid over elk transect liggen zeven tot tien permanente kwadraten (pq s); in totaal zijn 50 pq s uitgezet. De pq s hebben een verschillende afstand tot de kreek en hebben een verschillende uitgangssituatie met betrekking tot de hoogteligging. De pq s zijn 3x3 m groot en zijn opgenomen met de decimale schaal van Londo. De vegetatiegegevens zijn ingevoerd en opgeslagen in het programma TURBOVEG. Naar verwachting geeft deze set pq s een goed beeld van hoe de vegetatie zich ontwikkelt en hoe soorten en soortengroepen zich gedragen, bijvoorbeeld of er een toename is van zilte soorten (doelsoorten) en een afname van zoete soorten. De pq s zijn in het veld op twee hoekpunten gemarkeerd met markeerspoelen. De locatie van de markeerspoelen is met GPS ingemeten. Met behulp van GPS en een speciale detector kunnen de pq s gemakkelijk worden teruggevonden. De pq s zijn jaarlijks in de nazomer opnieuw opgenomen. Voor de analyse is aan de meeste plantensoorten in de pq's een zoutgetal toegekend, dat de zouttolerantie van de soort weergeeft. Deze zoutgetallen zijn overgenomen uit van Duin et al. (2007). Een zoutgetal van 2 duidt op een zouttolerantie van 13 g Cl - per l (= zout), een zoutgetal van 1 op een zouttolerantie tussen 6 en 13 g Cl - per l (= brak), een zoutgetal van 0 op een zouttolerantie van minder dan 6 g Cl - per l (= zoet). Op grond van dit zoutgetal, de SALTtypologie van kwelders (Kers 2011) en de vegetatietypologie beschreven in De Vegetatie van Nederland (Schaminée et al. 1996, 1998; Stortelder et al. 1999) zijn de gevonden soorten in een aantal ecologische groepen ingedeeld: kwelderplanten van de pionierzone en de lage kwelder: deze hebben alle een zoutgetal van 2. Dit zijn zouttolerante soorten die van nature in de pionierzone en op lage kwelders voorkomen; kwelderplanten van de middelhoge en de hoge kwelder: deze hebben meestal een zoutgetal van 2. Dit zijn zouttolerante soorten die van nature op middelhoge en hoge kwelders voorkomen. Sommige soorten, zoals Rood zwenkgras en Spiesmelde, komen ook algemeen voor in niet-zoute biotopen; tredplanten: soorten die in pioniersituaties voorkomen (open grond) en die goed tegen betreding kunnen. Sommige soorten, zoals Varkensgras en Reukeloze kamille, hebben een vrij hoge zouttolerantie; planten van wisselvochtige graslanden: soorten van vochtige graslanden die goed tegen sterk wisselende waterstanden kunnen; sommige soorten in deze groep, zoals Fioringras en Zilverschoon, hebben een vrij hoge zouttolerantie; planten van Kamgrasweiden: soorten van niet te zure, matig voedselrijke, beweide graslanden;

22 14 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen ruigteplanten: hoog opschietende kruidachtige soorten die tot dominantie kunnen komen door een sterke strooiselophoping ten gevolge van het wegvallen van maai- of beweidingsbeheer; overige planten: soorten die niet in één van de andere groepen zijn in te delen.

23 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Bespreking resultaten 3.1 Maaiveldhoogteprofielen Tussen 2009 en 2012 zijn op de zes transecten waar ook de pq s zijn opgenomen (figuur 1-2), metingen van de maaiveldhoogte verricht. Op elk transect werd om de 25 meter een meting gedaan. Deze metingen werden in september en oktober 2013 herhaald. De resultaten zijn te zien in figuur 3-1 en bijlage 1. Hier volgt een korte bespreking van de resultaten. Transect 1 heeft een lengte van 325 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,4 tot 2,2 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in ,69 m, in ,72 m, in ,73 m, in ,74 m en in ,70 m. In het meest noordelijke deel van dit transect, ten noorden van de kreek (afstand meer dan 250 m), is de maaiveldhoogte tussen 2009 en 2010 fors toegenomen (10 tot 30 cm). Dit is het gevolg van opgebrachte grond afkomstig uit de gegraven kreek. De metingen van 2013 laten een ander beeld zien dan de metingen van de voorgaande jaren: nabij de kreek (meetpunten op een afstand van 225 en 250 m van het nulpunt), maar ook in de rest van het transect, is de maaiveldhoogte afgenomen. Transect 2 heeft een lengte van 300 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,5 tot 2,0 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in ,66 m, in ,67 m, in ,71 m, in ,68 m en in ,65 m. Het meetpunt net ten noorden van de kreek (op 225 m) geeft in 2010 een bijna 10 cm hogere waarde ten opzichte van Ook hier is sprake van opgebrachte grond. Bij alle meetpunten is de maaiveldhoogte in 2013 duidelijk lager dan in Transect 3 heeft een lengte van 300 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,7 via 1,5 tot 1,9 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in ,73 m, in ,76 m, in ,77 m, in ,75 m en in ,74 m. Enkele meetpunten ten noorden van de kreek (afstand 200 m en 300 m) geven tussen 2010 en 2013 waarden die 2 tot 20 cm hoger liggen dan in Dit moet veroorzaakt zijn door opgebrachte grond uit de kreek. De punten in de buurt van de kreek (afstand tussen de 175 en 300 m) lieten tussen 2009 en 2011 steeds stijgende maaiveldhoogtes zien; tussen 2011 en 2013 daalden de maaiveldhoogtes van deze punten juist weer. De punten verder van de kreek (afstanden tussen de 0 en 150 m) behielden tussen 2009 en 2013 min of meer dezelfde maaiveldhoogte. Transect 4 heeft een lengte van 200 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,6 tot 1,9 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in ,69 m, in ,70 m, in ,71 m, in ,72 m en in ,70 m. Punten op het hele transect hebben een lagere maaiveldhoogte dan in De verschillen zijn het grootst in het noordelijk deel ( m). Globaal lijkt de maaiveldhoogte in het noordelijk deel toe te zijn genomen tussen 2011 en 2012, en weer iets te zijn afgenomen tussen 2012 en Mogelijk zijn deze verschillen niet volledig gerelateerd aan werkelijke veranderingen in maaiveldhoogte maar worden de metingen (mede) beïnvloed door veranderingen in vegetatiehoogte. Tussen 2011 en 2012 is deze toegenomen door verruiging, en in 2013 is er op dit transect voor het eerst gemaaid, waardoor de vegetatiehoogte veel lager werd (zie 3.4 en figuur 3-8). De metalen plaat die wordt gebruikt bij de hoogtemetingen, wordt op de vegetatie op de grond gelegd; als er meer vegetatie aanwezig is, wordt er wellicht ook een wat hogere maaiveldhoogte gemeten.

24 16 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Ligging van de maaiveldhoogtetransecten en resultaten van de hoogtemetingen tussen 2009 en 2013 in de Bildtpollen.

25 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Transect 5 heeft een lengte van 175 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,8 via 1,6 tot 1,9 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in ,78 m, in ,77 m, in ,75 m, in ,76 m en in ,76 m. Ten opzichte van 2011 en 2012 is de maaiveldhoogte weinig veranderd. Transect 6 heeft een lengte van 100 m. In de richting van de zee loopt de maaiveldhoogte op van 1,4 tot 2,2 m boven NAP. De gemiddelde hoogte boven NAP was in ,74 m, in ,76 m, in ,74 m, in ,76 m en in ,74 m. De maaiveldhoogte in 2013 was duidelijk lager dan die in 2012, maar ongeveer hetzelfde als in 2009 en De gemiddelde maaiveldhoogtes van de transecten liggen tussen 1,68 en 1,76 m boven NAP. Dit is 70 tot 80 centimeter boven gemiddeld hoog water (lokaal gemiddeld hoog water ligt op ongeveer 1 meter boven NAP; van Duin et al. 2007). Binnen alle transecten neemt de hoogte in de richting van de zee toe, naar de kwelderwal die net ten noorden van het onderzoeksgebied ligt. In 2013 lijken de mogelijke gevolgen van opslibbing door overstroming met zeewater (net als in 2012) minder duidelijk meetbaar dan in 2011: in 2011 nam rondom de nieuw gegraven kreek (het noordelijk deel van transecten 1, 2 en 3) de maaiveldhoogte op bijna alle locaties toe; in 2012 en 2013 is op dezelfde locaties veelal een afname van de maaiveldhoogte zichtbaar. Deels is dit in overeenstemming met de gemeten afname van bodemhoogte bij de opslibbingsplaten over de jaren (zie paragraaf 3.2), maar is daar niet volledig door te verklaren. Mogelijk leidt de verandering in vegetatiehoogte tot een meetfout in de maaiveldhoogtemetingen. Samenvattend kunnen de volgende conclusies worden getrokken: De verschillende inrichtingswerkzaamheden zijn van invloed geweest op de veranderingen in maaiveldhoogte tussen 2009 en 2010; In de resterende periode van 2010 t/m 2013 kan op basis van de hoogtemetingen geen toename van de maaiveldhoogte worden aangetoond. 3.2 Opslibbing op basis van diepteveranderingen van de opslibbingsplaten Opslibbing Bildtpollenverkweldering Opslibbing is het netto resultaat van sedimentatie aan de ene kant en inklink of compactie van het afgezette materiaal aan de andere kant. Dit betekent dat de factoren die op deze twee processen van invloed zijn, ook van invloed zijn op de opslibbing. Invloed stormactiviteit Over een periode van drie jaar is met de opslibbingsplaten een opslibbing gemeten van in totaal 3.5 mm of 1.2 mm/jaar (tabel 3-1). Deze opslibbing is in belangrijke mate gerealiseerd in 2011/12; het stormjaar met een relatief hoge stormactiviteit en een bovengemiddeld aantal overstromingen (tabel 2-1). Gerekend over de hele waarnemingsperiode waren de stormactiviteit en het aantal overstromingen vrij laag. Een langere waarneemperiode met gemiddeld een hoger aantal overstromingen per jaar zou zonder twijfel in een hogere opslibbing hebben geresulteerd.

26 18 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Tabel 3-1. De gemiddelde diepte van de opslibbingsplaten per transect tijdens de eerste meting in 2010 en de gemiddelde opslibbing op basis van de veranderende plaatdiepte in de periode Negatieve waarden geven aan dat de diepte van de platen is afgenomen, bijvoorbeeld als gevolg van compactie. N = het aantal meetpunten. Transect Plaatdiepte 2010 Opslibbing (mm/jr) N (mm) 2010/ / / / Gemiddeld Invloed gegraven kreek, beheer en hoogte maaiveld Op de transecten lijkt de opslibbing van oost naar west af te nemen (tabel 3-1). Verschillende factoren kunnen van invloed zijn geweest op deze oost-west gradiënt, namelijk: (1) een vertrappings- of beweidingsgradiënt, (2) een toenemende afstand tot de sedimentbron of aanvoerroute van het sediment en (3) een toename in de hoogte van het maaiveld. Door het beperkte aantal meetpunten kan het relatieve belang van deze drie factoren niet worden vastgesteld. In de oostelijke beheereenheid met transecten 1 t/m 4 vond beweiding met paarden in een lage dichtheid plaats, terwijl op de transecten 5 en 6 sprake was van runderbeweiding in een veel hogere dichtheid (zie 2.1). Op de laatstgenoemde transecten zal door vertrapping de bodem dan ook meer aangedrukt of gecompacteerd worden, waardoor verwacht mag worden dat ook de gemeten opslibbing op deze twee transecten lager zal zijn dan op vier oostelijke transecten. Dit bleek inderdaad het geval, namelijk -0.5 mm/jaar op de vijf punten van transecten 5 en 6 versus 1.9 mm/jaar op transecten 1 t/m 4 (zie ook tabel 3-1). Ook de andere twee genoemde factoren (grotere afstand tot de kreek als aanvoerroute van sediment en een hogere ligging) kunnen echter een bijdrage hebben geleverd aan de lagere opslibbing in het westelijke deel. De kreek lijkt van maar weinig invloed te zijn geweest op de opslibbing in de Bildtpollenverkweldering. Op de transecten 1 t/m 3 die alledrie loodrecht op de kreek stonden, werd dichtbij de kreek gemiddeld de laagste opslibbing gemeten en werden hogere waarden op de andere meetpunten gevonden (tabel 3-2). Dit betekent dat er, in tegenstelling tot de situatie in de Proefverkweldering (Esselink et al. 2014), geen sprake was van vorming of versterking van een oeverwal langs de kreek. De verklaring hiervoor moet worden gezocht in de hoge kreekranden en het geringe aantal keren dat bij een volledige vulling van de kreek het water vanuit de kreek het gebied kon instromen. Een tweede mogelijkheid is dat vóórdat water over de kreekrand het gebied kon instromen, de vloed via een andere route het gebied al onder water had gezet. Die andere route kan de dijksloot zijn geweest. Een aanwijzing hiervoor is hogere opslibbing op de zuidelijke meetpunten van de drie transecten (tabel 3-2). Deze zuidelijke meetpunten hadden ook een wat lager maaiveld, waardoor ze vaker konden

27 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen overstromen en er ook vaker en meer sediment kon worden afgezet. Gemiddeld over het hele gebied liet de opslibbing een statistisch significante negatieve relatie zien met maaiveldhoogte (figuur 3-1). Tabel 3-2. De gemiddelde opslibbing op de drie oostelijk transecten in de periode in relatie tot de afstand van de in 2009 gegraven kreek. Op elk transect lagen drie meetpunten: N (noord) M (midden) en Z (zuid; Figuur 2-2). Voor transect 3 zijn de meetpunten N en M omgewisseld, omdat meetpunt M op veel kortere afstand van de kreek lag dan het meetpunt N. Transect Opslibbing (mm/jr) Afstand tot gegraven kreek Gemiddeld klein (N) midden (M) groot (Z) per transect Gemiddeld transect 1-4 (paard) transect 5-6 (rund) 4.0 opslibbing (mm/jr) r 2 = 0.24 P < hoogte (m +NAP) Figuur Relatie tussen de gemiddelde opslibbing in de periode en de maaiveldhoogte in de Bildtpollenverkweldering. Voor de twee deelgebieden afzonderlijk is er ook een negatief verband, maar deze zijn afzonderlijk niet significant door het beperkte aantal punten Vergelijking opslibbing in de Bildtpollenverkweldering met aangrenzende kweldergebieden Over dezelfde periode gemeten, was de opslibbing in de Bildtpollenverkweldering veel lager dan op de meer zeewaarts gelegen kwelder (figuur 3-2). Bij een maaiveldhoogte van 1.6 m +NAP was de opslibbing 60% lager dan op kwelder; bij een hoogte van 1.8 m +NAP was de opslibbing in de verkweldering nihil tegenover bijna 4 mm/jaar op de kwelder. Dit resultaat komt overeen met ander kwelderonderzoek waar een negatieve relatie is gevonden tussen opslibbing en afstand tot de kwelderrand of het voorliggende wad (bijv. Esselink et al. 1998; Schröder et al. 2002). De verklaring voor deze relatie is dat bij een volledige overstroming van de kwelder de hoogste sedimentatie plaatsvindt vlakbij de kwelderrand. Door een afnemende

28 20 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen hydrodynamiek (turbulentie en stroomsnelheden) en sedimentconcentratie in het water neemt de sedimentatie in landwaartse richting af. Bij brede kwelders kan dit patroon tot grote verschillen in hoogteontwikkeling leiden met uiteindelijk een omgekeerd hoogteprofiel (hoge delen richting kwelderrand en lage delen landwaarts; Esselink et al. 2009). Een bijkomende factor is de aanwezigheid van een hoge kwelderrug tussen de Bildtpollenverkweldering en de zeewaarts gelegen proefvakken met de kweldermeetpunten. Alleen bij zeer hoge waterstanden kan zeewater óver de kwelder de Bildtpollenverkweldering bereiken. Bij lagere hoogwaters verloopt de uitwisseling tussen de Waddenzee en de Bildtpollenverkweldering voornamelijk via de (aangelegde) uitwateringen of kreken. Het zeewater dat via deze route de verkweldering bereikt zal door afgenomen stroomsnelheden een deel van zijn sediment dan al onderweg verloren hebben ** kwelder Bildtpollenverkweldering opslibbing (mm/jr) ** hoogte (m, +NAP) Figuur Vergelijking tussen de opslibbing (gemiddelde ± standaardfout) in de Bildtpollenverkweldering en op de meer zeewaarts gelegen kwelder bij eenzelfde maaiveldhoogte tussen 1.5m 1.9m + NAP over een periode van 3 jaar ( ). De kweldergegevens zijn afkomstig uit de proefvakken van de beweidingsproef op de kwelder van de Bildtpollen en het Noarderleech met uitzondering van de vakken met rotatiebeheer (de Vlas et al. 2013; Nolte 2014). Alle metingen zijn op basis van dieptemetingen van sedimentatieplaten. Per hoogteklasse is het verschil getoetst met een Student t-toets. N = 62 voor de kwelder en N =17 voor de verkweldering. ** = P< Verwachting De Bildtpollenverkweldering lag op het moment van uitpoldering met een gemiddelde maaiveldhoogte van 1.7 m +NAP relatief hoog in het getijdenvenster en ten opzichte van GHW. Ter plaatse betekent deze hoogte een overstromingsfrequentie van slechts ongeveer 25 keer per jaar, d.w.z. een overstromingsfrequentie kenmerkend voor de hoge kwelder. Ten opzichte van een zeewaarts gelegen hoge kwelderrug was wel sprake van een omkering van het hoogteprofiel. Door de beperkte zeeinvloed en lage opslibbing wordt niet verwacht dat de verkweldering deze achterstand in hoogte zal compenseren.

29 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Kreekprofielen In mei 2010 zijn op vijf locaties kreekprofielen opgenomen: drie in de nieuw gegraven kreek (profielen 1 tot en met 3) en twee in de sloot die zeewater aanvoert naar de kreek (profielen 4 en 5). Bij elk profiel werd om de 50 cm een hoogtemeting gedaan. Deze kreekprofielen zijn in september 2013 opnieuw opgenomen. Alle meetresultaten staan in figuur 3-3 en bijlage 2. Hier volgt een korte bespreking van de resultaten. Bij kreekprofiel 1, aan het einde van de nieuw gegraven kreek, waar de stroomsnelheid vrijwel nul is, is tussen 2010 en 2012 circa 10 cm slib per jaar afgezet. In 2013 is, mogelijk door klink of uitdroging, de hoogte van de meeste meetpunten 5 tot 10 cm lager dan in Bij kreekprofiel 2 en 3, verderop aan de nieuw gegraven kreek gelegen, is in het stormseizoen cm slib afgezet en in het stormseizoen cm. Ook bij deze profielen is de hoogte in 2013 veelal lager dan die in Dit is vooral het geval in het midden van de kreek. Er is een duidelijk verschil te zien tussen kreekprofielen van de nieuw gegraven kreek (kreekprofiel 1-3) en die van de toevoersloot (kreekprofiel 4-5): in 2010 had de nieuw gegraven kreek een nog vrijwel vlakke bodem, terwijl de toevoersloot meer een V-profiel vertoonde. In waren deze verschillen groter geworden ten opzichte van : op het diepste punt van de toevoersloot was er slib verdwenen, terwijl er aan de randen nog wel slib werd afgezet. In waren er verschillende trends zichtbaar in kreekprofielen 4 en 5: in kreekprofiel 4, dichtbij het begin van de nieuw gegraven kreek, was de gemeten hoogte in 2013 duidelijk lager dan in 2012; in kreekprofiel 5, meer richting zee gelegen, was de gemeten hoogte in 2013 als enige van de vijf kreekprofielen hoger dan in In is het onderzoeksgebied veel minder vaak door zeewater overstroomd dan in het jaar ervoor (zie tabel 2-1), waardoor er in de nieuw gegraven kreek en het zuidelijke deel van de toevoersloot, die relatief hoog liggen (bodem tussen 0,8 en 1,4 m boven NAP), uitdroging en klink hebben plaatsgevonden, resulterend in lagere hoogtes in kreekprofielen 1 t/m 4. In het noordelijke, relatief laaggelegen deel (bodem circa 0,6 m boven NAP) van de toevoersloot is de stroomsnelheid van het water ter hoogte van kreekprofiel 5 door de lagere waterstanden afgenomen, resulterend in toegenomen afzetting van slib. Sinds de aanleg van de kreek in september 2009, is deze fors dichtgeslibd. Helaas is de oorspronkelijke hoogte van de kreekbodem niet uit de bestektekeningen af te leiden. Wel is tijdens het opmeten van de kreekprofielen in mei 2010 op één locatie de dikte van de sliblaag bepaald in het centrum van de kreek: ter hoogte van kreekprofiel 1 bedroeg deze 62 cm. Als referentie is ook de dikte van de sliblaag in de toevoersloot gemeten: deze bedroeg ter hoogte van kreekprofiel 4 80 cm (meded. P. Esselink). Bij lokaal gemiddeld hoog water (circa 1 m boven NAP) komt de kreekbodem vrijwel niet meer onder water te staan: bij profielen 1 en 2 is de bodemhoogte al meer dan 1,10 m boven NAP. Op deze hoogte kan een kweldervegetatie de kreekbodem koloniseren (zie ook figuur 1-3), waardoor van de kreek uiteindelijk niet meer zal overblijven dan een smalle begroeide depressie.

30 22 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Ligging van de kreekprofielen en resultaten van de kreekprofielmetingen tussen 2010 en 2013 in de Bildtpollen.

31 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Vegetatie Hieronder worden de gegevens van de pq s per transect kort besproken. De gegevens zijn terug te vinden in bijlage 3, de locaties van de pq s staan in figuur 2-3. Transect 1 (figuur 3-4 en 3-5). Alle opnamen, behalve opname 1-9, worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden; Engels raaigras neemt flink af. Na een afname van kweldersoorten in 2011 en een toename in 2012 is in 2013 weer een afname van kweldersoorten geconstateerd. Dit is duidelijk te zien in opnamen 1-8 en 1-9, waar vooral Klein schorrenkruid is afgenomen. In alle opnamen (1-9 uitgezonderd) is Kweek wederom fors toegenomen. De Rode-lijstsoort Rode ogentroost, die al enkele jaren werd aangetroffen in opname 1-8, is in 2013 toegenomen in aantal en bedekking. Verder werd voor het eerst de zeldzame Rode-lijstsoort Zeegerst aangetroffen, eveneens in opname 1-8. Naast het Deltagebied en Texel vormt het gebied van Noard-Fryslân Bûtendyks een zwaartepunt in de verspreiding van deze soort (Jager & Weeda 2000). Transect 2 (figuur 3-6). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden, vooral Fioringras en Engels raaigras. Het aandeel van kweldersoorten is in de opnamen ten noorden van de kreek tot en met 2012 duidelijk toegenomen, maar vertoonde in 2013 weer een afname. Opvallend zijn de hoge, maar in 2013 duidelijk afgenomen bedekkingen van Zeekweek, een soort van hoge kwelders, in opnamen ten noorden van de kreek. Kweek is vooral veel aanwezig in de enigszins verruigde wisselvochtige graslanden met weinig zoutinvloed (opname 2-5 t/m 2-9), waar zij inmiddels 40-50% van de vegetatie uitmaakt. De afname van Zeekweek ten noorden van de kreek in 2013 is waarschijnlijk veroorzaakt doordat dit gebied in 2013 voor het eerst gemaaid is. Transect 3 (figuur 3-7). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden, maar Engels raaigras neemt af. Ook kweldersoorten zijn in 2013 in alle opnamen duidelijk afgenomen t.o.v. de periode Soorten die in de loop van de meetreeks zijn toegenomen, zijn Fioringras en Zilverschoon. Zeekweek komt op dit transect veel minder voor dan op transect 2. Verder zet de toename van Kweek ook in 2013 door. In opname 3-1 is voor het tweede jaar op rij Zilte rus gezien. In de pq's 3-1 en 3-3 is Rode ogentroost waargenomen. Transect 4 (figuur 3-8). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden; Engels raaigras en Fioringras bedekken veel minder dan in de voorgaande jaren. Kweldersoorten waren op dit transect al zeldzaam, maar zijn in 2013 verder afgenomen. Kweek is op dit transect in 2013 toegenomen. In 2012 werden er zeer hoge bedekkingen van Reukeloze kamille waargenomen. Deze soort is in 2013 in het geheel niet meer gevonden, waarschijnlijk omdat dit transect in 2013 voor het eerst gemaaid is. Transect 5. Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden, voornamelijk Engels raaigras, Fioringras en Witte klaver. Vooral in de zuidelijke opnamen is in 2012 veel minder Engels raaigras waargenomen dan in vorige jaren. In alle jaren kwamen vrijwel geen kweldersoorten voor. Kweek is op dit transect minder aanwezig dan op de transecten 1 t/m 4, en neemt ook minder toe. Transect 6 (figuur 3-9). Alle opnamen worden gedomineerd door soorten van wisselvochtige graslanden. De bedekking van Engels raaigras is in 2013 niet veel verder afgenomen ten opzichte van Kweldersoorten komen zeer weinig voor. Kweek is in 2013 weinig of niet toegenomen.

32 24 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Opname 1-3 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder). Figuur Opname 1-9 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).

33 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Opname 2-5 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder). Figuur Opname 3-7 in 2009 (linksboven), 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).

34 26 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Figuur Opn. 4-5 in 2009 (linksboven), opn. 4-6 in 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder). Figuur Opn. 6-4 in 2009 (linksboven), opn. 6-5 in 2011 (rechtsboven), 2012 (linksonder) en 2013 (rechtsonder).

35 Monitoring effecten van verkweldering in de Bildtpollen Vegetatieveranderingen Inleiding De pq's op de transecten zijn vijf jaar achtereen opgenomen, zodat een mooie tijdreeks van de vegetatieontwikkeling voorhanden is. Daarnaast zijn abiotische factoren (maaiveldhoogte, afstand tot de kreek, kreekprofiel) en beheeraspecten gevolgd. Op grond hiervan beschrijven we de vegetatieontwikkelingen met als centrale vragen: Heeft de ontpoldering en het graven van de kreek geleid tot de ontwikkeling van kweldervegetaties in de Bildtpollen? Zijn de ontwikkelingen overal in het terrein vergelijkbaar, of is er een verschil tussen de hogere en lagere delen, tussen dichter bij de kreek en hier verder vanaf gelegen pq's, tussen door paarden en door runderen begraasde delen. Hiervoor kijken we eerst naar de vegetatie als geheel, zoals beschreven aan de hand van de jaarlijkse opnamen van de pq's. Daarna zoomen we in op de ontwikkelingen binnen enkele indicatieve groepen plantensoorten. 4.2 Vegetatie als geheel Vegetatietypen Uit de opnametabellen blijkt dat vrijwel alle pq's bij aanvang van de monitoring (2009) te typeren waren als overgangen tussen vochtige Engels raaigrasgemeenschappen en overstromingsgraslanden (Zilverschoon-verbond), soms met een overgang naar Kamgrasgemeenschappen. Slechts bij pq 1-9, gelegen op het laagste deel van transect 1, was er bij aanvang al sprake van een lage kweldergemeenschap met een inslag van voedselrijke graslandsoorten. In grote lijnen is hierin gedurende de monitoringsperiode weinig veranderd. Hoewel de soortensamenstelling en de onderlinge bedekkingsverhoudingen wel veranderden, zijn de plantengemeenschappen vrijwel gelijk gebleven. Nog steeds is pq 1-9 de enige opname die als kweldergemeenschap is te typeren. Analyse van veranderingen in de vegetatie op basis van indirecte gradiëntanalyse Op basis van de gehele opnameset van alle monitoringsjaren is een indirecte gradiëntanalyse uitgevoerd. Hierbij is gekozen voor een Correspondentie Analyse. De gradiëntlengte is met maximaal 2,8 kleiner dan 3 SD, en een detrended versie van de Correspondentie Analyse is daarom niet noodzakelijk. Op de bedekkingswaarden van de plantensoorten is een Hellingertransformatie toegepast, om lagere bedekkingswaarden in de ordinatie relatief meer gewicht toe te kennen dan ze zonder transformatie zouden hebben (Legendre & Gallagher 2001). De Correspondentie Analyse is uitgevoerd met de module VEGAN (Oksanen et al. 2013) binnen het statistische pakket R. Een eerste visuele interpretatie laat zien dat de ordinatie, binnen de eerste assen, in sterke mate wordt bepaald door twee pq s, namelijk 1-8 en 1-9, die een grote component aan

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders

Nadere informatie

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni

Nadere informatie

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Zheng Bing Wang, Wim Eysink, Johan Krol, 9 december 2011, Ameland Onderzochte aspecten Noordzeekust Friesche Zeegat en De Hon Waddenzee

Nadere informatie

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Morfologie kwelders en. platen Balgzand Morfologie kwelders en platen Balgzand Autonome ontwikkeling Hoogwatervluchtplaatsen Werkdocument RIKZ/AB - 99.607x ir. B.B. van Marion December 1999 Samenvatting In het kader van het project GRADIËNTEN

Nadere informatie

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 in opdracht van Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 N. Beemster Foto Voorplaat Het optimale

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Grondradar onderzoek op Schiermonnikoog (oktober 2006).

Grondradar onderzoek op Schiermonnikoog (oktober 2006). Grondradar onderzoek op Schiermonnikoog (oktober 2006). Van 16 t/m 18 oktober 2006 is door Medusa Explorations bv uit Groningen in opdracht van Rijkswaterstaat een bodemonderzoek uitgevoerd in de duinen

Nadere informatie

Stroomdalgraslanden in Nederland

Stroomdalgraslanden in Nederland Stroomdalgraslanden in Nederland Ontwikkeling en beheer in de Vreugderijkerwaard Veldwerkplaats rivierenlandschap Vreugderijkerwaard, 16 mei 2008 Inleiders: Karlè Sýkora (Wageningen Universiteit, Leerstoelgroep

Nadere informatie

Monitoring bodemdaling Ameland. Grote rapportage 2011

Monitoring bodemdaling Ameland. Grote rapportage 2011 Monitoring bodemdaling Ameland Grote rapportage 2011 Voorspellingen Geomorfologie, Wad, Kwelders en Duinen Geschiedenis vanaf 1986 Luchtfoto van centrum bodemdalingsgebied Prognoses Bodemdaling Prediction

Nadere informatie

Proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks. Evaluatie kwelderherstel 2000-2005

Proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks. Evaluatie kwelderherstel 2000-2005 Proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks Evaluatie kwelderherstel 2-25 Proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks Evaluatie kwelderherstel 2-25 W.E. van Duin P. Esselink 2 D. Bos 3 R. Klaver 3 G. Verweij

Nadere informatie

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN Samenvatting INTRODUCTIE Een groot deel van het landoppervlak op aarde is bedekt met graslanden en deze worden doorgaans door zowel inheemse diersoorten als door vee begraasd. Dit leidt vaak tot een zeer

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vegetatie en opslibbing in de Peazemerlannen en het referentiegebied west- Groningen: Jaarrapport 2014

IMARES Wageningen UR. Vegetatie en opslibbing in de Peazemerlannen en het referentiegebied west- Groningen: Jaarrapport 2014 Vegetatie en opslibbing in de Peazemerlannen en het referentiegebied west- Groningen: Jaarrapport 214 W.E. van Duin & C. Sonneveld Rapport C34/15 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources

Nadere informatie

Verjonging van eilandstaarten. Alma de Groot, Albert Oost, Evert Jan Lammerts, Willem van Duin, Roos Veeneklaas, Bregje van Wesenbeeck

Verjonging van eilandstaarten. Alma de Groot, Albert Oost, Evert Jan Lammerts, Willem van Duin, Roos Veeneklaas, Bregje van Wesenbeeck Verjonging van eilandstaarten Alma de Groot, Albert Oost, Evert Jan Lammerts, Willem van Duin, Roos Veeneklaas, Bregje van Wesenbeeck Aanleiding Probleem: Ecologische veroudering, m.n. vergrassing van

Nadere informatie

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens. Tussentijdse rapportage periode september 2003-augustus 2005

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens. Tussentijdse rapportage periode september 2003-augustus 2005 Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens Tussentijdse rapportage periode september 2003-augustus 2005 Johan Krol Oktober 2005 Inhoudsopgave. Conclusies 3 Inleiding

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A ONDERWERP Inventarisatie DBH Abdissenbosch DATUM 4 september 2018 PROJECTNUMMER C05057.000164 ONZE REFERENTIE 079968180 A VAN Folkert Volbeda AAN Bodemzorg Limburg KOPIE AAN Frank Gierman en Piet Oudejans

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof Memo De tor s Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum Van Reinier Schrijvershof Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 7483 Aantal pagina's 10 E-mail reinier.schrijvershof@deltares.nl Onderwerp Verplaatsing

Nadere informatie

Registratie van boringen.

Registratie van boringen. Werkgroep Z-coördinaat. Registratie van boringen. Door: werkgroep Z-coördinaat Datum: 20 oktober 2016. Versie: 1.1. blad : 1 (9) 1 Inleiding. In dit document wordt beschreven hoe de loop van, als bijvoorbeeld,

Nadere informatie

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha Kavelpaspoort Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk Pilot Natuurlijk Ondernemen 2,952 ha Geografie en ligging Het gebied van Son en Breugel ligt in het stroomgebied van De Dommel. Tussen de

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, maart 2010

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, maart 2010 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 23-25 maart 2010 - Wim Giesen, Kris Giesen, Paul Giesen & Wouter Suykerbuyk, 29 maart 2010 23-25 maart 2010 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op

Nadere informatie

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Nadere informatie

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg Notitie Contactpersoon Johannes Weemstra Datum 21 november 2012 Kenmerk N003-1210450WEJ-rrt-V01-NL Geohydrologische situatie Burg. Slompweg 1 Inleiding In opdracht van de gemeente Steenwijkerland heeft

Nadere informatie

Vegetatie en opslibbing in de Peazemerlannen en het referentiegebied west-groningen: Jaarrapportage 2011

Vegetatie en opslibbing in de Peazemerlannen en het referentiegebied west-groningen: Jaarrapportage 2011 Vegetatie en opslibbing in de Peazemerlannen en het referentiegebied west-groningen: Jaarrapportage 2011 W.E. van Duin, K.S. Dijkema & P.-W. van Leeuwen Rapportnummer: C010/12 Publicatiedatum: januari

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, november 2012

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, november 2012 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 24-30 november 2012 - Wim Giesen 1 & Kris Giesen 2, 1 december 2012 Eind november 2012 zijn korte monitoringsbezoeken geweest naar alle 10 mitigatielocaties

Nadere informatie

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater Rapportage van onderzoek In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

NOTA VAN ANTWOORD. Ontwerp-projectplan Gemaal Vijfhuizen / Hallumer Ryt; aanvulling t.p.v. buitendijks gebied

NOTA VAN ANTWOORD. Ontwerp-projectplan Gemaal Vijfhuizen / Hallumer Ryt; aanvulling t.p.v. buitendijks gebied NOTA VAN ANTWOORD Ontwerp-projectplan Gemaal Vijfhuizen / Hallumer Ryt; aanvulling t.p.v. buitendijks gebied 1. Inleiding Op grond van de inspraakverordening Wetterskip Fryslân, heeft het ontwerp-projectplan

Nadere informatie

Programma 2: Kwelders en Parelsnoer

Programma 2: Kwelders en Parelsnoer Programma 2: Kwelders en Parelsnoer Kwelders vormen een onmisbare schakel tussen de zoute Waddenzee en het zoete binnenland. Er groeien zeldzame zoutminnende planten, en tal van wadvogels strijken er neer

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude)

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) 1 Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) Opdrachtgever Stedin, Rotterdam Referentie Heijden, E. van der 2015. Natuurcompensatieplan aanleg

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009 - Wim Giesen, Kris Giesen, Wouter Suykerbuyk, 19 september 2009 31 augustus 2 september 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties

Nadere informatie

10 jaar kwelderherstel. in Noard-Fryslân Bûtendyks

10 jaar kwelderherstel. in Noard-Fryslân Bûtendyks 1 jaar kwelderherstel in Noard-Fryslân Bûtendyks Inhoudsopgave Proefverkweldering een groot succes... 4 Tien jaar onderzoek... 6 Van zoet naar zout... 7 Historie: kwelders in het nauw... 8 Kwelders = Klimaatproof...

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009. Wouter Suykerbuyk en Laura Govers

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009. Wouter Suykerbuyk en Laura Govers Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009 Wouter Suykerbuyk en Laura Govers Op 3 t/m 6 augustus 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatie- en een aantal natuurlijke zeegraslocaties.

Nadere informatie

Tussenverslag wadsedimentatiemetingen Ameland, Engelsmanplaat, Paesens en Schiermonnikoog. jaar 2009. Johan Krol

Tussenverslag wadsedimentatiemetingen Ameland, Engelsmanplaat, Paesens en Schiermonnikoog. jaar 2009. Johan Krol Tussenverslag wadsedimentatiemetingen Ameland, Engelsmanplaat, Paesens en Schiermonnikoog jaar 9 Johan Krol Nes, januari 1 Inhoudopgave. 1. Methode pag. Onderzoeksgebieden pag 7.1 Oost-Ameland pag 7. West-Ameland

Nadere informatie

Inhoud van deze presentatie

Inhoud van deze presentatie 1 Inhoud van deze presentatie 1. Onderzoekskader en methoden 2. Invloed van de sedimentologie op strandprocessen 3. Sediment analyses van het inter-getijden gebied 4. Geologische opbouw van het strand

Nadere informatie

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens. Tussentijdse rapportage periode september 2003-december 2006

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens. Tussentijdse rapportage periode september 2003-december 2006 Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens Tussentijdse rapportage periode september 2003-december 2006 Johan Krol Januari 2007 Inhoudsopgave. Voorlopige trends 3 Inleiding

Nadere informatie

Bijlage 1.6 Kwelders. J. de Vlas, RIKZ, juni 2004

Bijlage 1.6 Kwelders. J. de Vlas, RIKZ, juni 2004 Bijlage 1.6 Kwelders........................................................................................ J. de Vlas, RIKZ, juni 2004 Zowel de omvang van de kwelders in het Nederlandse waddengebied

Nadere informatie

Kwelder. Woordenboekspel. Spel. VO onderbouw

Kwelder. Woordenboekspel. Spel. VO onderbouw Spel Doel: Materialen: Leerlingen kennen na afloop de betekenis van de volgende termen: getijdebeweging, kwelder, springvloed, brak water, slenk, halofyten, schor, opslibbing. Per groepje van 4 leerlingen:

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 26-28 augustus 2008 - Wim Giesen, 30 augustus 2008 25-28 augustus 2008 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en ecovarianten

De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en ecovarianten De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en ecovarianten bij Ellewoutsdijk Tussenrapportage: de ontwikkeling in 2008 Definitief M.J. de Kluijver en T.J. Vanagt Grontmij AquaSense

Nadere informatie

Monitoringonderzoek proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks

Monitoringonderzoek proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks Monitoringonderzoek proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks Tussenrapportage 24 RijksUniversiteit Groningen Monitoringonderzoek proefverkweldering Noard-Fryslân Bûtendyks Tussenrapportage 24 W. van

Nadere informatie

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.

Gemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397. Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek

Nadere informatie

Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003

Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003 Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003 Een bouwput tussen de Pr. Hendrikkade en de Tramstraat doorsneed het voormalige

Nadere informatie

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015.

Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Provincie Noord-Brabant Rapportage van de luchtkwaliteit gemeten in De Peel van 2008 tot en met 2015. Rapport no. 4257342, 8 maart 2016 Projectverantwoordelijke: J. van Loon Provincie Noord-Brabant Cluster

Nadere informatie

3e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen"

3e Monitoringsrapportage projecten Slimmer omgaan met zand op Schouwen en Herstel duindynamiek Kop van Schouwen Onderwerp 3 e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen" Van Projectgroep Kop van Schouwen Datum 15 november 2017 Status Ter besluitvorming

Nadere informatie

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Definitief Bouwfonds Ontwikkeling Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 6 april 2009 Verantwoording Titel : Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Subtitel : Projectnummer : 275039 Referentienummer

Nadere informatie

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015 Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015 Datum laag water Lauwersoog Naam Locatie/hulpmiddel Locatie(detail) Begeleiders 19-4-2015 18:06 Heffezand Wad/Schip Op het wad tussen Simonszand en de kust 2-5-2015

Nadere informatie

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)88335 7160

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)88335 7160 Memo Aan Port of Rotterdam, T.a.v. de heer P. Zivojnovic, Postbus 6622, 3002 AP ROTTERDAM Datum Van Johan Valstar, Annemieke Marsman Aantal pagina's 5 Doorkiesnummer +31(0)88335 7160 E-mail johan.valstar

Nadere informatie

Grondwaterstanden juni 2016

Grondwaterstanden juni 2016 Grondwaterstanden juni 2016 Kennisvraag: In beeld brengen van de grondwatersituatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: op vrijwel alle meetlocaties waar analyse mogelijk was komt de maximale waterstand

Nadere informatie

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Inleiding Dit document is opgesteld als vervolg en update van de analyse van de waterhuishouding, opgesteld in januari 2008. Toen is geconstateerd dat de

Nadere informatie

Jaap de Vlas Voorzitter Begeleidingscommissie Monitoring Bodemdaling Ameland. Monitoring effecten Bodemdaling

Jaap de Vlas Voorzitter Begeleidingscommissie Monitoring Bodemdaling Ameland. Monitoring effecten Bodemdaling Jaap de Vlas Voorzitter Begeleidingscommissie Monitoring Bodemdaling Ameland Monitoring effecten Bodemdaling 1986-2017 1962 gas gevonden 1972 NAM concessie 1973 actie Nameland 1986 begin gaswinning Wadbul

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2013

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2013 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 15-19 april 2013 - Wim Giesen 1 & Kris Giesen 2, 30 april 2013 Halverwege april 2013 zijn korte monitoringsbezoeken geweest naar alle 10 mitigatielocaties Viane

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

Waterbodemsanering Biesbosch

Waterbodemsanering Biesbosch Waterbodemsanering Biesbosch Ligging van beverburchten en beverholen winter 2008/2009 Ir. V. Dijkstra Datum: 17 maart 2009 Rapport: 2009.06 van Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van: Rijkswaterstaat Zuid-Holland

Nadere informatie

Bodems in een veranderend(natuur) landschap

Bodems in een veranderend(natuur) landschap Bodems in een veranderend(natuur) landschap door de ogenvan eengeograaf Erik Meijles Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen& Kenniscentrum Landschap e.w.meijles@rug.nl Foto: Koopman

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde EXCURSIEPUNT DE SCHELDEVALLEI Hoogte = Ter hoogte van het voormalige jachtpaviljoen, De Notelaar, gelegen aan de Schelde te Hingene (fig. 1 en 2), treffen we een vrij groot slikke- en schorregebied aan,

Nadere informatie

Wadsedimentatiemetingen Ameland, Engelsmanplaat, Paesens en Schiermonnikoog 2007-2013. Johan Krol

Wadsedimentatiemetingen Ameland, Engelsmanplaat, Paesens en Schiermonnikoog 2007-2013. Johan Krol Wadsedimentatiemetingen Ameland, Engelsmanplaat, Paesens en Schiermonnikoog 2007-2013 Johan Krol Nes, maart 2014 Inhoudopgave. Samenvatting pag 3 1. Methode pag 4 2. Onderzoeksgebieden pag 7 2.1 Oost-Ameland

Nadere informatie

Begrazing voor biodiversiteit

Begrazing voor biodiversiteit Begrazing voor biodiversiteit In terrestrische ecosystemen Chris Smit Community and Conservation Ecology University of Groningen 1 2 Begrazing in NL Hoofddoel Vergroten heterogeniteit en biodiversiteit

Nadere informatie

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd. partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus

Nadere informatie

De Staart in kaart. 4 jaar bosontwikkeling op voormalige akkers

De Staart in kaart. 4 jaar bosontwikkeling op voormalige akkers De Staart in kaart 4 jaar bosontwikkeling op voormalige akkers Esther Linnartz Juli 2008 Inleiding De Staart is een natuurgebied van 24 hectare aan noordoost kant van Oud-Beijerland en ligt aan de oevers

Nadere informatie

Toelichting op de resultaten toetsing criterium sedimentatie/erosie plaathoogtes

Toelichting op de resultaten toetsing criterium sedimentatie/erosie plaathoogtes Werkgroep Flexibel Storten Rijkswaterstaat Zee en Delta Poelendaelesingel 18 4335 JA Middelburg Postadres: Postbus 556 3000 AN Rotterdam T (0118) 62 20 00 F 0118-62 2464 Contactpersoon ir. M. Schrijver

Nadere informatie

NADERE UITWERKING MONITORING LANDBOUW Januari 08

NADERE UITWERKING MONITORING LANDBOUW Januari 08 NADERE UITWERKING MONITORING LANDBOUW Januari 08 In samenwerking met de werkgroep Landbouw is in voorjaar 2006 het monitoringsplan opgesteld: "Monitoring grondwaterstanden in landbouw percelen, DLG, 1

Nadere informatie

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Deel 2: monitoring 2007, situatie na 1 jaar Bart Peters Augustus 2007 Peters, B., 2007. Proefproject Vrij Eroderende

Nadere informatie

Aan: Vereniging BOS/D. Spoorsingel 2, 2613 BD Delft. Delft, 26 november Geacht bestuur BOS/D,

Aan: Vereniging BOS/D. Spoorsingel 2, 2613 BD Delft.   Delft, 26 november Geacht bestuur BOS/D, Aan: Vereniging BOS/D Spoorsingel 2, 2613 BD Delft e-mail: info@bosd.nl Delft, 26 november 2017 Geacht bestuur BOS/D, Zowel als medebewoner van het Spoorzonegebied en op basis van mijn expertise als hoogleraar

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Aan : Provincie Noord-Holland Van : Joost Rink en Tom van den Broek Datum : 9 januari 2015

Nadere informatie

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden 0 SOB Research, 26 juni 2014 1 1. Archeologisch onderzoek 1.1 Inleiding

Nadere informatie

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research)

Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Memo Aan Saskia Huijs (Rijkswaterstaat Zee en Delta) Datum Kenmerk Doorkiesnummer Van +31(0)88335 7945 Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research) Aantal pagina's 9 E-mail kees.denheijer

Nadere informatie

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Januari 2014 Contacten Josje Fens, Fens@waddenvereniging.nl, t. 0517 493 663 Luca van Duren, Luca.vanDuren@deltares.nl, t. 088 3358

Nadere informatie

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen. 122 De boringen zijn uitgezet in enkele losse punten en een tweetal raaien langs de oostelijke en noordelijke

Nadere informatie

Aantal gevonden legsels in 2008

Aantal gevonden legsels in 2008 10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:

Nadere informatie

BODEMDALING KWELDERS AMELAND : OPSLIBBING, KLIFEROSIE, VEGETATIE EN BEWEIDING

BODEMDALING KWELDERS AMELAND : OPSLIBBING, KLIFEROSIE, VEGETATIE EN BEWEIDING BODEMDALING KWELDERS AMELAND 1986-21: OPSLIBBING, KLIFEROSIE, VEGETATIE EN BEWEIDING Kees Dijkema - IMARES Texel Elske Koppenaal University Groningen Han van Dobben ALTERRA Wageningen Pieter Slim ALTERRA

Nadere informatie

Memo. 1 Inleiding. Figuur 1: Abstracte weergave mengproces. Aan Ruud Termaat. Kenmerk GEO Datum 30 mei 2011.

Memo. 1 Inleiding. Figuur 1: Abstracte weergave mengproces. Aan Ruud Termaat. Kenmerk GEO Datum 30 mei 2011. Memo Aan Ruud Termaat Datum 30 mei 2011 Van Dianne den Hamer Erik Vastenbrug Kenmerk Doorkiesnummer +31 (0)88 33 57 272 Aantal pagina's 7 E-mail dianne.denhamer @deltares.nl Onderwerp Programma van Eisen

Nadere informatie

Aantal 2014 Opp. Luchtfoto 2014

Aantal 2014 Opp. Luchtfoto 2014 Noordvoort - Monitoring ontwikkeling geomorfologie Verandering overstuivingszones 2014-2015 Ter verbetering van de dynamiek in de zeereep tussen Zandvoort en Noordwijk zijn een aantal stuifkuilen aangelegd.

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 27-30 april 2009 - Wim Giesen, Paul Giesen & Kris Giesen, 4 mei 2009 27-30 april 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009 - Wim Giesen, Kris Giesen & Wouter Suykerbuyk, 7 juli 2009 29 juni-3 juli 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen

Nadere informatie

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam Notitie Projectleider drs. A.J. (Arjan) Varkevisser Adviseur drs I.A. (Inger) de Groot Datum 19 november 2013 Kenmerk N001-1217942AJA-vvv-V01-NL Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt

Nadere informatie

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Notitie / Memo Aan: Nora Koppert en Henk Kolkman Van: Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Kopie: Carola Hesp Ons kenmerk: WATBE9859N001D0.1 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V.

Nadere informatie

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad onder Ameland-Oost

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad onder Ameland-Oost Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad onder Ameland-Oost Marcel Kersten Tussentijdse rapportage tot en met maart 2003 1 Inhoudsopgave Conclusies 3 Aanbevelingen 4 1. Inleiding

Nadere informatie

Natuurbeheer op de Wadden. Henk de Vries 10 september 2012

Natuurbeheer op de Wadden. Henk de Vries 10 september 2012 Natuurbeheer op de Wadden Henk de Vries 10 september 2012 Waddenzee groot natuurgebied Menselijke invloed Zee defensie Dijken en zandige kust Visserij, schelpdiervisserij Toerisme en recreatie Gas winning

Nadere informatie

Veranderingen in duinvegetatie met Ameland als voorbeeld. Han van Dobben en Pieter Slim

Veranderingen in duinvegetatie met Ameland als voorbeeld. Han van Dobben en Pieter Slim Veranderingen in duinvegetatie met Ameland als voorbeeld Han van Dobben en Pieter Slim Veranderingen in de duinen sinds ~1900 Menselijke invloed sterk vergroot, vooral door vastlegging Doel: vergroten

Nadere informatie

INMETEN VAN BOORPUNTEN EN WATERPASSEN

INMETEN VAN BOORPUNTEN EN WATERPASSEN 5 10 Protocol 2013 15 INMETEN VAN BOORPUNTEN EN WATERPASSEN 20 25 30 35 40 45 Versie 2.0, 27-9-2001 Pagina 1 van 8 50 Inhoud 1 PLAATS VAN DIT PROTOCOL IN HET KWALITEITSZORGSYSTEEM...2 1.1 VKB protocollen

Nadere informatie

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Opdrachtgever Referentie Waterschap Rivierenland Meijer, K. 2014. Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 7-14 juni 2013

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 7-14 juni 2013 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 7-14 juni 2013 - Wim Giesen 1 & Paul Giesen 2, 18 juni 2013 In de tweede week van juni 2013 zijn korte monitoringsbezoeken uitgevoerd naar alle 10 mitigatielocaties

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting.

Nadere informatie

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree)

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Gegevens opdrachtgever: Kellerberg Bosgoed B.V. Helenaveenseweg 45 5985 NL Grashoek 0493-536068 Contactpersoon: De heer

Nadere informatie

4.2 Deelgebied 2: Ballumerduinen. 4.2.1 Verzwaring

4.2 Deelgebied 2: Ballumerduinen. 4.2.1 Verzwaring 4.2 Deelgebied 2: Ballumerduinen Ten noorden van Ballum, ter hoogte van paal 8 ligt deelgebied 2. In 1989 is het duin verzwaard met zand uit de naastliggende vallei. Over het hoogste deel van de verzwaringen

Nadere informatie

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal Inleiding In opdracht van Cultureel Erfgoed Noord-Holland heeft op 1 december 2010 een kort onderzoek plaatsgevonden naar de opbouw en datering van de lage voetmuur van de korenmolen De Nachtegaal, gelegen

Nadere informatie

De natuurlijke kwelder als referentie voor onze half-natuurlijke kwelders. Peter Esselink

De natuurlijke kwelder als referentie voor onze half-natuurlijke kwelders. Peter Esselink De natuurlijke kwelder als referentie voor onze half-natuurlijke kwelders Peter Esselink workshop vastelandkwelders 28 okt 2015 Stap 1 Terminologie De natuurlijke kwelder als referentie voor onze half-natuurlijke

Nadere informatie

2.2.1 Noordelijke kust

2.2.1 Noordelijke kust In opdracht van Rijkswaterstaat RIZA is onderzoek gedaan naar de ergst denkbare overstroming voor verschillende regio s. Dit onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau HKV in juli en augustus 2007. Hierbij

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam MEMO Onderwerp Geohydrologisch vooronderzoek Amsterdam, WTC 5C, 2 oktober 2013 Van mw. M. Duineveld MSc. Afdeling IBZ Aan ZuidasDok Projectnummer D03011.000284. Opgesteld door mw. M. Duineveld MSc. Ons

Nadere informatie

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven   KvK Utrecht T A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05

Nadere informatie

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee MOSSELWAD (2009 2014) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee EUCC, The Coastal Union Wageningen IMARES Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-CEME) Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek

Nadere informatie

MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM

MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM Briefrapport betreffende MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM Opdrachtnummer: 1109-0036-001 Veurse Achterweg 10, Postbus 63, 2260 AB, Leidschendam, Tel: 070-3111333.,

Nadere informatie

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.

Nadere informatie