Concept rapport domein Cultuur: leefstijl en mentaliteit

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Concept rapport domein Cultuur: leefstijl en mentaliteit"

Transcriptie

1 Concept rapport domein Cultuur: leefstijl en mentaliteit Deel Metatrends Nationaal Archief Onderzoeksteam Maatschappijbrede Trendanalyse December 2011 Versie: Klankbordgroep, gereed voor eerste lezing (nog niet voorgelegd aan experts)

2 Inhoudsopgave Inleiding domein Cultuur: Leefstijl en Mentaliteit...2 Metatrend 1 - Individualisering...6 Metatrend 2 - Emancipatie en participatie...10 Metatrend 3 - Genderisering...15 Metatrend 4 - Technologisering en informatisering...20 Metatrend 5 - Streven naar duurzaamheid...25 Metatrend 6 - Verzakelijking...29 Metatrend 7 - Toenemende dynamiek binnen en interactiviteit tussen institutionele verbanden en structuren...32 Trend 8 Welvaartsgroei...39 Metatrend 9 - Mondialisering...44 Metatrend 10 Europeanisering...48 Metatrend 11 Secularisatie...52 Metatrend 12 Multiculturalisering...56 Metatrend 13 Medialisering...61 Colofon...65 Inleiding domein Cultuur: Leefstijl en Mentaliteit Dit deelrapport bevat de metatrends. Zeven metatrends zijn reeds besproken tijdens de klankbordgroepbijeenkomst van 16 juni De opmerkingen van de leden van de klankbordgroep zijn nog niet verwerkt. Volledigheidshalve zijn de op 16 juni besproken trends wel opgenomen in het deelrapport. Zij worden in het overzicht op p. 5 in het grijs weergegeven. Met uitzondering van de metatrends Welvaartsgroei en Genderisering zijn de metatrends niet voorgelegd aan experts. De oorspronkelijke domeinindeling van de Maatschappijbrede trendanalyse behelsde veertien domeinen, uiteenlopend van Wonen tot Economie en van Veiligheid tot Politiek en 2

3 bestuur. Hoewel binnen deze domeinen een groot aantal relevante maatschappelijke trends aan de orde komt, is de domeinindeling ogenschijnlijk geïnspireerd op bestaande beleidsterreinen. Hoewel beleidsaspecten van groot belang binnen een maatschappijbrede trendanalyse, lijkt het desondanks relevant de menselijke maat niet uit het oog te verliezen. De samenleving kent immers vele actoren. Grof geschetst bestaat het maatschappelijke speelveld uit de staat, de markt en de burger, al dan niet georganiseerd in civil society. Een maatschappijbrede trendanalyse zou, zo is de gedachte, aan relevantie winnen als ook aandacht zou worden besteed aan het individu, diens leefstijl en mentaliteit en de relatie tussen individu en maatschappij. Veel maatschappelijke veranderingen zijn tenslotte een gevolg van de keuzes die vele individuen maken, terwijl die keuzes op hun beurt worden beïnvloed door uiteenlopende maatschappelijke ontwikkelingen. Om de analyse van maatschappelijke trends in genoemde zin mogelijk te maken is daarom besloten aan de bestaande domeinen een domein toe te voegen, te weten Cultuur: leefstijl en mentaliteit. Dit domein bestaat uit (een analyse van) maatschappelijke trends op het gebied van cultuur in de breedste zin van het woord, zowel voor zover het de concrete (dagelijkse) levensinvulling betreft als ten aanzien van de mentaliteit. Hieraan zijn toegevoegd de onderwerpen die onderdeel uitmaakten van het oorspronkelijke domein Vrije tijd en een aantal aspecten uit het oorspronkelijke domein Mens, gezin en bevolking. Het domein Vrije tijd behelst kunst, erfgoed, vrije tijd, media en sport en geeft inzicht in de (individuele) voorkeuren in vrijetijdsbesteding en hoe deze door de tijd veranderen. Het domein Mens, gezin en bevolking is eerder hernoemd en uitgewerkt onder de noemer domein Welzijn. Aspecten die onderdeel uitmaakten van het oorspronkelijke domein die niet bij Welzijn aan de orde zijn gekomen, zoals geboorte, overlijden, religie, migratie 1 en integratie, zijn onderdeel van de analyse in het kader van Cultuur: leefstijl en mentaliteit. Het domein Cultuur: leefstijl en mentaliteit is, als men uitgaat van de breedste opvatting van deze begrippen, een groot en complex domein. De breedte van het domein dwingt tot een duidelijke en werkbare afbakening van het onderzoek. Een eerste inventarisatie van de afbakening en categorisering van andere (onderzoeks-)instellingen op het gebied van Cultuur: Leefstijl en Mentaliteit, zoals het Meertens Instituut, het Openlucht Museum in Arnhem, UNSECO en de Leeszaal van Nederland van de Koninklijke Bibliotheek, heeft geen concrete, werkbare afbakening opgeleverd. Het domeinteam Cultuur: Leefstijl en Mentaliteit (DT-CLM) werkt daarom vooralsnog met een eigen indeling en categorisering van het domein. Cultuur behelst, volgens de opvattingen van het domeinteam, grofweg de vormgeving van het menselijke bestaan in materiële en/of concrete en mentale zin; beide elementen zullen in de analyse aan de orde komen. De Nederlandse cultuur wordt in het kader van de maatschappijbrede trendanalyse onderzocht aan de hand van twee pijlers: de leefstijl en de mentaliteit van de gemiddelde Nederlander. Voor beide pijlers worden trends en hotspots in kaart gebracht die wijzen op ontwikkelingen in de leefstijl en mentaliteit van de gemiddelde Nederlander, en de variaties die daarop bestaan van andere (grote) groepen Nederlanders. 2 Hoewel leefstijl en mentaliteit nooit volledig van elkaar te onderscheiden zijn, wordt ook uit pragmatisch oogpunt een onderscheid gemaakt. Onder leefstijl wordt verstaan de wijze waarop de Nederlander zijn of haar leven inricht. Leefstijl gaat over de individuele inrichting van het dagelijkse bestaan, en kan zowel een materiële als mentale component hebben. 3 Mentaliteit bestaat in dit verband uit de voorstellingen die een groep zich maakt van de wereld en van de maatschappij waarin zij leeft, het betreft een breed gedragen wereldbeeld dat onder andere via de media tot uiting komt. De groepsmentaliteit van de Nederlander - en de mogelijke (substantiële) variaties daarop is de andere pijler waarop het onderzoek voor het domein Cultuur: leefstijl en mentaliteit wordt gebaseerd. Leefstijl De inrichting van het dagelijks leven van de gemiddelde Nederlander is onderzocht aan de hand van het levensritme. Het leven van de mens is onder te verdelen in een aantal ritmen: het dagelijkse ritme, het jaarritme en de levensloop 1 Een aantal trends en hotspots die verband houden met migratie zijn in eerdere domeinen als Gezondheid, Veiligheid en Recht aan de orde geweest. 2 Het begrip de gemiddelde Nederlander wordt gebruikt in navolging van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat in onder andere zijn tijdbestedingsonderzoeken de tijdbesteding van de gemiddelde Nederlander in kaart brengt. 3 Aspecten van leefstijl die relateren aan arbeid en onderwijs worden besproken in respectievelijk het domein Werk en inkomen en Onderwijs en wetenschap. 3

4 Het dagelijks leven in meest concrete zin hangt samen met een dagelijkse ritme van waken en slapen, zorgen, werken, ontspannen. Hiernaar is veel onderzoek gedaan door het Sociaal Cultureel Planbureau dat sinds 1975 om de vijf jaar tijdbestedingsonderzoeken (TBO s) uitvoert. Deze TBO s zijn een goed startpunt om door de tijd heen de ontwikkelingen in de dagelijkse leefstijl van de gemiddelde Nederlander in kaart te brengen. Categorieën die in het onderzoek aan de orde komen zijn onder meer: kinderen opvoeden, huishoudelijke taken, geestelijk leven, formele en informele contacten, mediagebruik, uitgaan, sport, persoonlijke verzorging en seksualiteit. De TBO s geven kortom een goede indicatie van de veranderingen in het dagelijkse ritme en de dagelijkse leefstijl van de Nederlander in de periode 1976 tot Doordat hierbij ook de vrijetijdsbesteding aan de orde komt, maken zij ook onderdeel uit van het onderzoek naar die subdomeinen die onderdeel uitmaakten van het oorspronkelijke domein Vrije tijd, te weten sport, kunst, erfgoed en media. Deze thema s worden vanzelfsprekend niet alleen besproken in termen de individuele vrijetijdsbesteding, maar ook in termen van de maatschappelijke betekenis ervan. Ook wordt aandacht besteed aan beleidsmatige aspecten rond kunst, erfgoed, media en sport. Het jaarritme hangt samen met het verloop van een jaar en de ijkpunten daarin. Deze ijkpunten bestaan onder andere uit de seizoenen, de kalenderfeesten en christelijke feestdagen. Ontwikkelingen en trends in de viering van jaarlijkse hoogtepunten - van de kermis tot christelijke dan wel multiculturele feestdagen - is een goede indicatie van hoe de leefstijl van het individu en van hoe de samenleving zich ontwikkelt. In verband met christelijke feestdagen kan gedacht worden aan bijvoorbeeld Kerstmis, Pasen, Pinksteren en Hemelvaart. Het belang en de beleving van de christelijke feestdagen is mede als gevolg van secularisatie veranderd. Daarnaast hebben (deels) nieuwe, (commerciële) feesten zich aangediend als Valentijnsdag, en Halloween, maar is bijvoorbeeld ook sprake van de introductie van nieuwe, multiculturele feestdagen als het islamitische offerfeest en het Chinese Nieuwjaar. Gedurende de levensloop bestaan verschillende (overgangs-)momenten die gevierd worden. Het vieren van deze rites de passage is een antropologisch gegeven. Welke overgangen gevierd worden en de manier waarop zij gevierd worden is afhankelijk van de maatschappelijke context. Kortom, rond geboorte, huwelijk, dood en andere rites de passage zijn allerlei ontwikkelingen en trends te beschrijven die samenhangen met de leefstijl en mentaliteit van mensen. Veel hiervan hangt samen met ontwikkelingen die mede van demografisch belang zijn. Bij geboorte zullen ontwikkelingen in geboortecijfers aan de orde komen en demografische fenomenen als het bewuste kinderloosheid. Het teruglopende aantal gedoopte kinderen kan een indicatie zijn van secularisatie. Rond het huwelijk worden bijvoorbeeld fenomenen als gehuwd of ongehuwd samenwonen, omgang met seksualiteit, het eenpersoonshuishouden, en het toenemend aantal echtscheidingen beschreven. Ook vergrijzing en juvenilisering kunnen in het kader van het onderzoek naar de levensloop aan de orde komen. Mentaliteit De mentaliteit is het minst concrete onderdeel van cultuur en daarmee ook het moeilijkst te vangen. Voor zover bekend zijn er geen concrete categorieën die als basis voor onderzoek kunnen dienen. Interviews kunnen nuttig zijn om een veranderende mentaliteit in kaart te brengen, maar zijn sterk afhankelijk van de geïnterviewden, waardoor afbakening en weging van de genoemde trends moeilijk is. Hetzelfde geldt voor literatuur over de Nederlandse, dan wel Westerse, samenleving in de periode Hierin komen de meeste uiteenlopende kenschetsen aan de orde: van Nederland gidsland tot de risicosamenleving, en van de verhuftering van de samenleving tot de Erlebnisgesellschaft. Een allesomvattende karakterisering bestaat vanzelfsprekend niet en als de mentaliteit in de samenleving al een optelsom zou zijn van deze uiteenlopende karakteriseringen, dan is wederom de vraag hoe deze karakteriseringen te wegen en in te kaderen. Daarom is gekozen voor een aanpak die een directe resultante is van de maatschappijbrede trendanalyse zelf. In de eerste van fase van onderzoek heeft het onderzoeksteam ooit een quick scan gemaakt van de verschillende bronnen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Hieruit kwam naar voren dat, ondanks de door het SCP gehanteerde domeinindeling, een aantal trends te onderscheiden waren die op meerdere domeinen van belang waren, ofwel maatschappijbrede relevantie hadden. Dit type trend is vervolgens metatrend gaan heten en als volgt gedefinieerd: een metatrend is een ontwikkeling die zich maatschappijbreed manifesteert, en die op meerdere maatschappelijke domeinen te herkennen is in het handelen van verschillende actoren en in het ontwikkelen van beleid. Gedurende het vervolgonderzoek ten behoeve van de maatschappijbrede trendanalyse bleken deze metatrends ook daadwerkelijk metatrends te zijn; zij speelden een rol van betekenis op 4

5 vrijwel alle domeinen die door het onderzoeksteam onderzocht werden. De metatrends speelden vervolgens ook een rol in de analyse per domein. De vele, uiteenlopende trends die op basis van het bronnenonderzoek per domein in kaart konden worden gebracht, werden geclusterd onder de verschillende metatrends om zo tot een betekenisvolle analyse van trends te kunnen komen. Dezelfde metatrends vormen nu de inkadering van het onderzoek naar leefstijl- en mentaliteitsveranderingen in Nederland in de periode De aanname is dat trends die zich maatschappijbreed manifesteren als vanzelf ook een gevolg zijn van, dan wel consequenties hebben voor het dagelijks leven van het individu en voor het wereldbeeld en het denken over de samenleving. Uitgangspunt is dus dat de metatrends, die als eigenschap hebben dat zij zich maatschappijbreed manifesteren, ook consequenties zullen hebben voor de leefstijl van het individu en de voorstellingen die een groep zich maakt van de wereld en van de maatschappij waarin zij leeft, ofwel de mentaliteit. In het domein Cultuur: leefstijl en mentaliteit worden daarom, naast de beschrijvingen van trends op de eerder genoemde subdomeinen, uitgebreide trendbeschrijvingen van de metatrends gepresenteerd. Hierbij komt, waar relevant, de eerder door het onderzoeksteam uitgewerkte definitie aan de orde. De beschrijving bestaat vervolgens uit concrete, cijfermatige gegevens met betrekking tot de leefstijl van het individu en de metatrend. (Bijvoorbeeld het in de tijd toenemende aantal onkerkelijken in het kader van de metatrend secularisatie.) Hiernaast komt ook de betekenis en impact van de metatrend voor zowel individu als de samenleving aan de orde. Per metatrend wordt dus een trendbeschrijving gemaakt die de effecten op de leefstijl en de mentaliteit in kaart brengt. Op deze manier krijgen de metatrends een invulling in termen van de maatschappelijke betekenis van deze metatrends in culturele en mentale zin. De volgende metatrends worden in dit kader beschreven: - Individualisering - Emancipatie en participatie - Genderisering - Technologisering en informatisering - Streven naar duurzaamheid - Verzakelijking - Herschikking institutionele verbanden - Welvaartsgroei - Mondialisering - Europeanisering - Secularisatie - Multiculturalisering - Medialisering 5

6 Metatrend 1 - Individualisering Verkorte titel Individualisering Metatrends - Mondialisering - Europeanisering - Welvaartsgroei - Genderisering - Secularisatie - Multiculturalisering - Emancipatie en participatie - Verzakelijking Relatie met - alle domeinen Datering Voor 1945 tot na 2005 Beschrijving Individualisering is het proces van een groeiende autonomie van het individu ten opzichte van zijn directe omgeving. De afhankelijkheid van het individu wordt, in zowel economische als normatieve zin, verlegd van zijn sociale omgeving naar verder weg gelegen/andere verbanden zodat een directe, persoonlijke en volledige afhankelijkheid plaats maakt voor anonieme en partiële afhankelijkheid. De vrijheid van keuze met betrekking tot inrichting van het eigen leven neemt toe. Individualisering is een lange-termijn veranderingsproces, dat in de westerse samenleving in de vroegmoderne tijd op gang kwam. [Palmer, Colton en Kramer, 2006: ] De individuele identiteit won steeds meer aan belang ten opzichte van het behoren tot collectieve verbanden. De waardigheid van het individu, het verlangen naar autonomie en zelfontplooiing, en het recht op een eigen privéleven kwamen centraal te staan. [Peters, 1993: 4] De vrijwording en emancipatie van het individu uit traditionele collectieve verbanden, het groeiend zelfbewustzijn, de nadruk op persoonlijke zelfverwerkelijking en de toenemende eigen keuzevrijheid behoren tot de kernelementen van individualisering. [Peters, 1993: 5,7] Tot in de jaren zestig was de Nederlandse samenleving op basis van wereldbeschouwelijke grondslag ingedeeld in vier zuilen: de protestants-christelijke, de rooms-katholieke, de socialistische en de algemene/liberale. De zuil waarin men geboren werd en waartoe men automatisch behoorde, bepaalde in sterke mate hoe het leven van het individu, van de geboorte tot de dood, ingericht werd: naar welke kerk of school men ging, welke krant men las, welke partij men stemde, bij welke (vrijwilligers) organisatie of vakbond men aangesloten was, met wie men trouwde, wanneer en hoeveel kinderen men kreeg en zelfs bij welke bakker men zijn brood haalde. [Wielenga, 2009:14 en ; Kennedy, 1995: 11 en 13-14] In de tweede helft van de twintigste eeuw raakte het proces van individualisering in een stroomversnelling. [Peters, 1993: 5] Door de culturele omwenteling, die in de jaren zestig in West- Europa en de VS plaatsgevonden heeft, de gestage welvaartsgroei, afname van klassenverschillen, voortschrijdende secularisatie en de toenemende mobiliteit nam de dwingende rol van de traditionele instituties zoals de kerk, politieke partijen en vakbonden, die in Nederland specifiek met de levensbeschouwelijke zuilen verbonden waren, af. [Breedveld en Van den Broek, 2003: 6] Sindsdien wordt de Nederlandse samenleving gekenmerkt door de-institutionalisering ofwel verzwakking van de binding aan traditionele instituties. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 16; Peters, 1993: 3] Daarnaast is ook sprake van toegenomen variatie van individuele levenslopen ofwel overgang van standaardlevensloop naar een keuzebiografie. [Liefbroer en Dykstra, 2000: 1] Het kerklidmaatschap en kerkbezoek in Nederland vertonen sinds het einde van de negentiende eeuw een dalende lijn. Nederland is, sinds de jaren zestig, de koploper in secularisatie en ontkerkelijking in Europa. Het aandeel van het Nederlanders dat zich buitenkerkelijk noemt, steeg van 24 procent in 1958 tot 64 procent in Het aandeel Nederlanders dat zich rooms-katholiek noemt nam af van 42 6

7 procent in 1958 tot zeventien procent in 2004, het aandeel van de Nederlands Hervormden van 23 tot zes procent en dat van de Gereformeerden van acht tot vier procent. Alleen het lidmaatschap van andere christelijke kerkgenootschappen (waaronder de Evangelische en de Pinkstergemeenten) en de aanhang van de islam nam in dezelfde periode toe. Onder kerkleden nam het 'geregeld kerkbezoek' af van 67 procent in 1970 tot 38 procent in [Becker, 2006; website SCP] Op het gebied van lidmaatschap van politieke partijen is vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw een sterk neerwaartse trend waarneembaar. Begin jaren nul was nog geen drie procent van de bevolking lid van een politieke partij in tegenstelling tot circa vijftien procent in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog. Men is bovendien minder loyaal in zijn politieke keuzes: vooral sinds medio de jaren negentig vallen grote electorale verschuivingen tussen partijen op. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 40-41] In de jaren zeventig stemde ruim 60 procent Nederlanders consequent op dezelfde partij. In 1998 daalde dit percentage naar 33 en in 2002 naar 29 procent. Relatief veel kiezers wisselen tegenwoordig van politieke partij. De meesten doen dat echter binnen een politiek blok en blijven dan een aantal verkiezingen op de nieuwe partij stemmen. Ook het aantal Nederlanders, dat lid is van een vakbond, is teruggelopen. In de periode lag het aantal vakbondleden op ruim 35 procent, in 2004 was minder dan een kwart van de werknemers lid van een vakbond. [website CBS] Het terugtreden van traditionele instituties zoals politieke partijen, kerken en vakbonden betekent niet dat er geen gemeenschapsbanden meer bestaan, integendeel. Men bindt zich nog steeds graag aan collectieven. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 16] Zo nam tussen de jaren tachtig van de twintigste eeuw en de eerste helft van de jaren nul deelname aan belangenorganisaties in termen van lidmaatschappen en donateurschappen toe met circa negen miljoen. Tot de belangrijkste groeiers op dit gebied behoorden (ideële) organisaties op het vlak van milieu, internationale solidariteit, morele vraagstukken zoals abortus en euthanasie, en patiënten- en ouderenorganisaties. [Stichting Synthesis, 2003: 10] De band tussen het individu en collectieve organisaties veranderde wel: hij is vluchtiger, minder direct en diepgaand geworden, maar kreeg tegelijkertijd grotere reikwijdte. Men gaat steeds vaker voor tijdelijke en inwisselbare verbanden die voor een steeds kleiner deel van het alledaagse leven van individuen van invloed zijn. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 16, 44, 54 en 103] Verbindingen met lichte gemeenschappen, zoals een wandelclub, internetforum of een buurtfeestcomité [Duyvendak en Hurenkamp, 2004], zijn vaker gebaseerd op eigen keuze dan die met traditionele instituties. Typerend voor de collectieven waar de Nederlanders tegenwoordig steeds vaker deel van uit maken, is het feit dat men ze relatief eenvoudig kan betreden, maar ook naar eigen inzicht verlaten. [website De Helling] Dit geldt niet alleen voor de formele verenigingen en organisaties maar ook voor de informele verbanden, losse sociale netwerken en clubs. Op het moment dat organisatie of onderwerp voor het individu niet meer van belang is, wordt de verbinding verbroken. [Stichting Synthesis, 2003: 10] Door de toegenomen eigen keuzevrijheid en de verminderde sociale druk op het naleven van traditionele normen liepen de levenslopen van mensen in de tweede helft van de twintigste eeuw minder parallel en synchroon dan voorheen. Met betrekking tot belangrijke gebeurtenissen in het leven zoals onderwijs volgen, uit huis gaan, arbeidsmarkt betreden (en verlaten), een relatie beginnen (en ontbinden) en kinderen krijgen, vertonen mensen pluriformer gedrag. De gebeurtenissen verlopen niet meer voor (bijna) iedereen in dezelfde volgorde en worden minder aan een vaste leeftijd gekoppeld. Zo kan men bijvoorbeeld leren/studeren nog voor men gaat werken, maar ook tijdens en zelfs na het arbeidsproces. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 58] De maatschappelijk geaccepteerde samenlevingsvormen vertonen sinds de tweede helft van de twintigste eeuw een grotere diversiteit dan voorheen. Tussen 1960 en 1995 steeg het aandeel van de alleenstaanden op het totaal van alle huishoudens van 12 naar 31 procent, tussen 1975 en 2005 van 19,4 naar 34,5 procent. [SCP, 1998: 77; website statline] Zo leefden er in 1975 ruim alleenstaanden in Nederland, in 2005 liep dit aantal op tot circa [website statline] In de loop van de jaren tachtig nam het fenomeen van ongehuwd samenwonen sterk toe. Zo had eind jaren zeventig en begin jaren tachtig een kwart van de vrouwen op 27-jarige leeftijd ooit ongehuwd samengewoond, tien jaar later was dat maar liefst de helft. [SCP, 1998: 78] Hoewel het huwelijk nog steeds de meest voorkomende relatievorm van partners in een gezin is, komt het steeds vaker pas tot stand na een (aantal) ongehuwde samenwoningrelatie(s). Bovendien is het sinds 2001 juridisch mogelijk om in het huwelijk te treden met een persoon van gelijk geslacht. Anders dan in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog wordt het huwelijk vaker pas gesloten na de komst van kind(eren) en geregeld blijft het ook dan achterwege. Deze ontwikkeling, gekoppeld aan een grotere maatschappelijke tolerantie ten aanzien van naleving van traditionele normen en waarden, droeg ertoe bij dat meer kinderen buiten het huwelijk worden geboren. In 1975 lag het aantal kinderen dat niet in een huwelijk zijn geboren op circa twee procent, twintig jaar later al op 7

8 zeventien procent. [SCP, 1998: 81] De beslissing om kinderen te nemen in een vaste relatie werd sinds de jaren zeventig steeds minder als vanzelfsprekend gezien. [website NIDI] Het krijgen van kinderen wordt steeds langer uitgesteld, wat in veel gevallen tot (gewenst of ongewenst) afstel leidt. Het percentage huishoudens met kinderen daalde tussen 1960 en 1995 dan ook van 55 procent van alle huishoudens naar 37 procent. [SCP, 1998: 76-77] De meeste huwelijken eindigen door het overlijden van een van de partners. Sinds de jaren zestig worden echter steeds meer huwelijken ontbonden door scheiding. In de jaren zestig was dat minder dan vijftien procent van alle huwelijken, in het jaar 2000 liep dit aantal op tot circa 37 procent. [SCP, 1998: 79; website NIDI] In de periode bleef het aantal ontbonden huwelijken ver achter bij het aantal gesloten huwelijken in 1982 werden voor het eerst meer huwelijken ontbonden dan gesloten. Sindsdien houden beide aantallen elkaar min of meer in evenwicht. [website NIDI] De toegenomen keuzevrijheid in het inrichten van het eigen leven had grote gevolgen voor de levensloop van vrouwen. Tot ver in de jaren zestig sloten het gezinsleven en arbeidsparticipatie van vrouwen elkaar nagenoeg uit. Daarna gingen vrouwen steeds vaker partnerschap/ouderschap met het verrichten van het werk buitenshuis combineren. In de jaren zeventig stopte driekwart van de vrouwen die actief op de arbeidsmarkt waren, na het krijgen van het eerste kind met hun baan. In de jaren negentig werkte circa zeventig procent van de vrouwen door. Wel werd het aantal arbeidsuren per week bij het krijgen van kinderen vaak aanzienlijk naar beneden geschroefd. Hoogopgeleide vrouwen met kinderen blijven over het algemeen vaker werken dan laagopgeleide vrouwen, of doen, na enige tijd uit het arbeidsproces te zijn geweest, vaker hun herintrede op de arbeidsmarkt. [Liefbroer en Dykstra, 2000: 205; Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 65-69; SCP, 1998: 3] De peergroups, dat wil zeggen (informele) groepen mensen van een vergelijkbare leeftijd en/of met een vergelijkbare status, belang of belangstelling [website encyclo], blijven van grote invloed op het keuzegedrag van het individu. Het proces van individualisering houdt in dat de samenleving steeds meer waarde toekent aan het recht van het individu op zelfontplooiing en dat de vrijheid van mensen om eigen keuzes te maken groter wordt. Collectief koestert men dus individualistische waarden. [website De Helling] Zo werd sinds de tweede helft van de jaren zeventig in de Nederlandse samenleving een toename van economisch conservatisme geconstateerd in combinatie met een afname van cultureel conservatisme. Economisch conservatisme betekent dat men zich verzet tegen sociaaleconomische gelijkheid en nivellering, en de nadruk legt op individuele vrijheid en belang. Cultureel conservatisme staat daartegenover voor afwijzing van vrijheid en conformering aan traditionele waarden en normen. [Peters, 1993: 2, 9] De toegenomen persoonlijke autonomie en de nadruk die de samenleving legt op het recht van het individu om zijn leven naar eigen inzicht vorm te geven, vonden onder andere hun neerslag in de liberale wetgeving met betrekking tot abortus, euthanasie, prostitutie en homohuwelijk. De groeiende autonomie van het individu op sommige terreinen gaat gepaard met de inperking van individuele vrijheden op andere terreinen in de vorm van de (door de overheid) opgestelde nieuwe regels en wetten. Zo werd naast het recht op onderwijs ook de leerplicht ingevoerd en de toegenomen zeggenschap van de werknemers over hun werk gekoppeld aan een stijgend aantal voorschriften op het gebied van bedrijfscultuur, integriteit en discriminatie. Andere voorbeelden van beperkende regels zijn het rookverbod, verplichte verzekeringen, bouwvergunningen of veiligheids- en milieuvoorschriften. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 35] Daarnaast wordt het gedrag van het individu sterk beïnvloed door de commercie/reclame die het fenomeen individualisering als marketingmiddel inzetten. Door de uniciteit van een product of dienst te benadrukken, proberen bedrijven individuen (vaak met succes) ervan te overtuigen massaal hun klant te worden. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 35-36; Van Oosterhout, 2005] De toegenomen keuzevrijheid met betrekking tot het inrichten van eigen leven impliceert dus niet dat men ook andere keuzes zou maken. Volgens talrijke onderzoeken leiden individuele keuzes tot (relatief voorspelbare) collectieve uitkomsten, of het nu gaat over het merk auto dat men rijdt, de school waar men de kinderen naartoe stuurt, sport die men (in groepsverband of individueel) beoefent, het huis waarin men woont of de kleding die men draagt. [website De Helling; Duyvendak en Hurenkamp, 2004] Groepen zijn nog steeds sturend voor het (keuze)gedrag van het individu. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 34 en 108; Boutellier, 2004: 26; Breedveld en Van den Broek, 2003: 147] Actoren - Kerkgenootschappen - Vakbonden - Verenigingen 8

9 - Politieke partijen - NGO s - Vrijwilligersorganisaties - Media - Bedrijven - Banken - Verzekeraars - De overheid Bronnen en literatuur Becker, J. en J. de Hart, Godsdienstige veranderingen in Nederland. Verschuivingen in de binding met de kerken en de christelijke traditie (SCP, Den Haag 2006): Boutellier, H., P. de Beer en C. van Praag, Bindingsloos of bandeloos. Normen, waarden en individualisering (SCP, Den Haag 2004). Breedveld, K. en Andries van den Broek, De meerkeuzemaatschappij. Facetten van de temporale organisatie van verplichtingen en voorzieningen (SCP, Den Haag 2003). Donk, van de, W.B.H.J, A.P. Jonkers, G.J. Kronjee en R.J.J.M. Plum (red.), Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie (Amsterdam 2006): Duyvendak J.W. en M. Hurenkamp, Thema: Vrijheid in gemeenschap in De Helling (2005) 1, (geraadpleegd op 13 mei 2011). Duyvendak, J.W. en M. Hurenkamp, Kiezen voor de kudden. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid (Amsterdam 2004). Felling, A.J.A., Het proces van individualisering in Nederland: een kwarteeuw sociaalculturele ontwikkeling (Nijmegen 2004). (geraadpleegd op 17 mei 2011). (geraadpleegd op 13 mei 2011). (geraadpleegd op 31 mei 2011). (geraadpleegd op 16 mei 2011). gen_in_nederland/persbericht_godsdienstige_veranderingen_in_nederland (geraadpleegd op 13 mei 2011). Hurenkamp, M., Lichte gemeenschappen. Wat we voor elkaar doen maar niet geteld wordt, Volkskrant, Kennedy, J.C., Nieuw Babylon in aanbouw : Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995). Liefbroer, A. C. en P.A. Dykstra, Levenslopen in verandering. Een studie naar ontwikkelingen in de levenslopen van Nederlanders geboren tussen 1900 en 1970 (WRR, Den Haag 2000). Manting, D. en A. C. Liefbroer (red.), Gezinnen in beweging. Consequenties voor vaders, moeders en kinderen (NIDI, Den Haag 1999) Palmer, R.R., J. Colton en L.S. Kramer, A History of the Modern World (London 2006): Peters, J., Individualisering en secularisering in Nederland in de jaren tachtig. Sociologie als contemporaine geschiedschrijving (Nijmegen 1993). s.n., Geen Ik zonder Wij. Over individualisering en sociale verbanden, Stichting Synthesis (Den Haag 2003). SCP-Rapport jaar sociale verandering (Rijswijk 1998). Van Oosterhout, B., 16 miljoen kuddedieren, (geraadpleegd op 31 mei 2011). Wielenga, F., Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2009):

10 Metatrend 2 - Emancipatie en participatie Verkorte titel Emancipatie en participatie Metatrends - Mondialisering - Europeanisering - Welvaartsgroei - Multiculturalisering - Secularisatie - Individualisering - Medialisering - Technologisering en informatisering - Verzakelijking - Genderisering Relatie met - Alle domeinen - Trend: Afname van maatschappelijke ongelijkheid van vrouwen - Trend: Toenemende acceptatie van homoseksualiteit - Trend: Emancipatie binnen het jeugdrecht - Trend: Emancipatie binnen het huwelijks- en erfrecht - Trend: Verbetering van toegang van burger tot de rechtsbijstand - Trend: Internationalisering van het recht - Trend: Europeanisering van recht en beleid - Trend: Liberalisering van de abortuswet - Trend: Legalisering van prostitutie - Trend: Groeiende maar gedifferentieerde arbeidsparticipatie - Trend: Toenemende aandacht voor gelijke behandeling en discriminatie op de arbeidsmarkt - Trend: Integratiebeleid - Trend: Flexibilisering van de arbeidsmarkt: van lifetime employment naar tijdelijke dienstverbanden en zelfstandig ondernemerschap - Trend: Verandering in denken over maatschappelijke betekenis van onderwijs - Trend: Spectaculaire groei van deelname aan het (niet verplichte) onderwijs: middelbaar beroepsonderwijs, HBO en universiteit - Trend: Vermindering van sociale ongelijkheid van onderwijskansen door het verbeteren van toegang tot en doorstroming in het onderwijs - Trend: Opkomst van medezeggenschap in het onderwijs - Toenemende tijdsdruk en veranderende invulling van vrije tijd - Hotspot: Anti-homo geweld tijdens de manifestatie Roze Zaterdag op 22 juni Hotspot: Aids in Nederland Datering Na 1945 tot na 2005 Beschrijving Het proces waarin mensen en groepen mensen kansen scheppen, krijgen en daar gebruik van maken om te participeren in zoveel mogelijk levensdomeinen en aan de democratische besluitvorming. Hiermee zijn drie elementen onlosmakelijk verbonden: toegankelijkheid, participatie en emancipatie. Toegankelijkheid betekent het opheffen van (juridische of fysieke) barrières, het scheppen van voorwaarden en het creëren van voorzieningen. Participatie betekent op zijn beurt dat er actief gebruik gemaakt wordt van deze voorzieningen. Emancipatie wordt opgevat als het proces waarbij bepaalde groepen vanuit een achtergestelde positie in de samenleving naar een volwaardige plaats opklimmen en een geïntegreerd onderdeel van de maatschappelijke orde worden. Als achtergestelde oftewel kwetsbare groepen worden in de tweede helft van de twintigste en begin van de 21 ste eeuw doorgaans vrouwen, allochtonen, homoseksuelen, ouderen en mensen met een beperking aangeduid. [o.a. Movisie, 2010: 14] Emancipatie en participatie zijn op verschillende terreinen werkzaam. Emancipatie en participatie in het politieke domein betekenen toegang tot en deelname aan politieke processen en besluitvorming, bijvoorbeeld door de verwerving en het gebruik maken van passief en actief kiesrecht. Economisch gezien betekenen deze termen actieve inzet op de arbeidsmarkt en deelneming aan de welvaartsgroei. 10

11 Op het maatschappelijk-cultureel vlak impliceren ze toegang tot instellingen en activiteiten. Zo nam in de tweede helft van de twintigste eeuw, dankzij een verbeterde toegang tot het onderwijs en ruimere doorstroommogelijkheden, de deelname aan (voornamelijk voortgezet en hoger) onderwijs spectaculair toe en steeg het opleidingsniveau van de Nederlanders explosief. Ook toename van mondigheid gepaard met groeiende inspraak maken deel uit van het proces van emancipatie en participatie. Terwijl emancipatie betrekking heeft op achtergestelde maatschappelijke groepen, betreft participatie zowel de kwetsbare als de weerbare en draagkrachtige burgers. [o.a. Movisie, 2010: 14] Het proces van emancipatie en participatie in Nederland werd na de Tweede Wereldoorlog met name gestimuleerd door het proces van democratisering en ontzuiling die eind jaren zestig in Nederland versneld op gang kwamen, door de actieve inzet van de vrouwenbeweging en door internationale ontwikkelingen in de regelgeving ten aanzien van gelijke behandeling met name op de arbeidsmarkt. Zo verplichtte richtlijn 75/117/EEG uit 1975 Nederland als lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap tot het invoeren van wetgeving met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Het kabinet-den Uyl zette eind 1975 de eerste stappen in deze richting met de invoering van de Wet gelijk loon voor mannen en vrouwen (WGL) die in 1980 opgenomen werd in de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Wgbm/v). Naast verschillende (E)EG-richtlijnen was (en is) het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) met een algemeen discriminatieverbod van grote betekenis. Dit gold ook voor het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) van de Verenigde Naties (VN) [SCP 1998: 214] en het VN- Vrouwenverdrag uit 1979 dat Nederland in 1980 ondertekende en in 1991 ratificeerde. [website Arachne] In de jaren zeventig, de beginperiode van het emancipatiebeleid, streefde de overheid, onder sterke druk van de Nederlandse vrouwenbeweging, naar het teweegbrengen van een mentaliteitsverandering en van bewustwording in de samenleving evenals het wegnemen van juridische belemmeringen en het scheppen van voorwaarden die een gelijke positie van vrouwen en mannen in de maatschappij mogelijk maakten. [website Vrouwenverdrag in de Nederlandse rechtsorde] De doelstellingen van het beleid waren vooral het doorbreken van rolbeperkingen van vrouwen en mannen, het inhalen van achterstanden, bij vrouwen in wetgeving, onderwijsniveau en maatschappelijke participatie; bij mannen in participatie in de persoonlijke levenssfeer. [nota Emancipatie, proces van Verandering en Groei, TK ] Sinds de jaren tachtig versmalde de focus van het emancipatiebeleid en kwam het accent steeds meer te liggen op het verbeteren van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en op hun economische zelfstandigheid. [o.a. SCP/CBS 2004: 9, De Hoog 2003] In 1982 werd het emancipatiebeleid dan ook van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk overgeheveld naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. [Galen-Steenstra, 2001: 23-24] Tegelijkertijd kwam er ook meer aandacht voor vrouwen uit minderheidsgroepen. [website Vrouwenverdrag in de Nederlandse rechtsorde] Een aantal doelstellingen van het emancipatiebeleid werd ook (gedeeltelijk) gerealiseerd. Ten aanzien van onderwijsparticipatie hebben vrouwen sinds de jaren zeventig een inhaalslag gemaakt. Was het opleidingsniveau van vrouwen in 1970 nog lager dan dat van mannen, halverwege de jaren negentig hadden ze een voorsprong opgebouwd. [SCP 1998: ]. Ze gingen ook meer werken, maar vooral in deeltijd. Werkten in 1971 ca. dertig procent van de vrouwen, was dit percentage in 2009 verdubbeld. Het opleidingsniveau van moeders met thuiswonende kinderen was en is doorgaans de bepalende factor bij de arbeidsdeelname. De hoogste arbeidsdeelname, die rond tachtig procent lag, hadden in de jaren nul moeders met een academische opleiding. De laagste arbeidsparticipatie was te vinden bij moeders met alleen basisonderwijs nog geen twintig procent. [CBS] Vrouwen vervulden steeds vaker leidinggevende functies maar van de belangrijke maatschappelijke topfuncties werd eind van de jaren nul nog geen tien procent bekleed door vrouwen. [CBS 2010: 14; Emancipatiemonitor 2006: ] Ondanks dat de arbeidsparticipatie van vrouwen toegenomen is en het aantal uren dat vrouwen besteden aan betaalde arbeid sinds 1975 verdubbelde [Galle 2005: 24], maakte de zorgtaakparticipatie van mannen geen evenredige groei door. Er was dan ook sprake van een gemankeerde emancipatie. Eind jaren negentig raakte de vaart uit het emancipatieproces. [Breedveld en Van den Broek 2003: 17] Vanaf 2002 stagneerde ook de arbeidsparticipatie van vrouwen en er ontbrak de maatschappelijke druk en politieke wil om de vrouwenemancipatie hoog op de agenda te houden. [o.a. Oldersma 2009] De oorspronkelijke strijd van de vrouwenbeweging voor gelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen heeft wetgeving gegenereerd die een sneeuwbaleffect had op de positie van andere (kwetsbare of achtergestelde) groepen in de Nederlandse maatschappij zoals allochtonen, homoseksuelen, jongeren/ouderen en gehandicapten of chronisch zieken. De basis daarvoor werd gelegd door bij herziening van de Grondwet in 1983 het artikel 1 in te voegen dat discriminatie 11

12 wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook verbiedt. In 1994 werden verschillende wetten met betrekking tot gelijkheidswetgeving in een nieuwe Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) gebundeld. Deze wet kan gezien worden als een uitwerking van artikel 1 van de Grondwet. In 2003 werden naar aanleiding van een Europese richtlijn de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) en de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (Wgbl) ingevoerd. Ze beschermen de burgers voor discriminatie op de arbeidsmarkt op basis van gezondheidstoestand en leeftijd, maar ook op grond van bijvoorbeeld het werken in deeltijd wat in de Nederlandse situatie in veel gevallen indirecte discriminatie van vrouwen zou impliceren. De talrijke aanpassingen van gezags-, huwelijks-, scheidings- en naamrecht droegen aan de toename van de gelijkheid binnen gezinsrelaties bij. Er werd juridische gelijkheid bewerkstelligd tussen man en vrouw maar ook bijvoorbeeld tussen kinderen binnen of buiten een huwelijk en tussen verschillende samenlevingsvormen. Met de Wet Openstelling huwelijk werd in 2001 het burgerlijk huwelijk tussen twee personen van gelijk geslacht mogelijk gemaakt. Dit werd gezien als symbolisch sluitstuk van de homo-emancipatie in Nederland. Ook op het terrein van de politiek traden grote veranderingen op. De politieke participatie ontwikkelde zich van emancipatoire massaorganisaties in de jaren zestig en zeventig zoals politieke partijen en vakbonden via belangen- en actiegroepen in de jaren zeventig en tachtig, naar het individueel deelnemen aan door de overheden geïnitieerde participatieprojecten in de jaren tachtig en negentig. [Van Gunsteren, 1994: 10-13; Hartman, 2008: 14] De ontzuiling gepaard met antiautoritair denken dat in het bijzonder kenmerkend was voor de jaren zestig stimuleerden maatschappelijke kritiek op de werking van het Nederlands politiek systeem. De verruiming van de democratie d.w.z. meer inspraak voor meer mensen binnen meer instellingen bleken een breed gedragen gedachtegoed te zijn in de Nederlandse samenleving. Dit vertaalde zich echter niet in een actieve deelname van de burgers aan de politiek in de traditionele zin, integendeel. [Daalder, 1995: , ; Dijstelbloem e.a. (red.), 2010: 213; Dekker e.a., 2005: 80] Met de afschaffing van de opkomstplicht in 1970 daalde met name onder de laag opgeleiden de opkomst voor de verkiezingen. Dit ondanks de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van 21 tot 18 jaar in Alleen de opkomst voor de Tweede Kamerverkiezingen bleef in vergelijking met andere landen altijd bijzonder hoog en bedroeg bijvoorbeeld in 2006 ruim tachtig procent. [website Kiesraad] Ook op het gebied van lidmaatschap van politieke partijen trad vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw een sterke daling op. Begin jaren nul was nog geen drie procent van de bevolking lid van een politieke partij in tegenstelling tot circa vijftien procent in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 40-41] Het aantal Nederlanders, dat lid is van een vakbond, is eveneens teruggelopen. In de periode lag het aantal vakbondleden op ruim 35 procent, in 2004 was minder dan een kwart van de werknemers lid van een vakbond. [website CBS] De burger maakte een steeds vaker de overstap naar minder formele verbanden of organisaties die zijn belangen vertegenwoordigen. [Duyvendak en Hurenkamp, 2004: 16, 44, 54 en 103] Om de mondigheid van de burger te vergroten deden in de jaren zeventig en tachtig politieke partijen, vakbewegingen en de grote vrouwenorganisaties veel aan politieke educatie. [Hartman, 2008: 6] Tevens werd de inspraak van de burger geïnstitutionaliseerd door de opname van maatschappelijke bewegingen in de politieke orde en hun vertegenwoordigers in besluitvormende colleges. Er kwamen medezeggenschaps- en gebruikersraden, hoorzittingen en formele inspraakmomenten in beslissingsprocedures. Bovendien kon de burger sinds 1976 gebruik maken van de Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbeslissingen (Arob) die een beroep mogelijk maakte tegen beslissingen van overheden. Voor de beïnvloeding van beleid en beleidsvorming werden de burger een brede scala aan instrumenten ter beschikking gesteld, zoals referendum, lobby, enquête, peiling, juridische procedure, handtekeningenactie of demonstratie. Om het democratisch gehalte van het openbaar bestuur te vergroten werd in 1978 de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB, 1978) van kracht die in 1980 aangevuld werd met het Besluit Openbaarheid van Bestuur (BOB) die een betere toegankelijkheid en transparantie moeten waarborgen. Er vond een overgang plaats van government naar governance die nieuwe kanalen opende voor burgerinspraak. Voor een maatschappelijk draagvlak was vereist dat het beleid in samenspraak met de burger tot stand kwam. [Bovens en Wille, 2011: 22-23] Ook bij de waterschappen werd democratisering doorgevoerd. Sinds 1995 werden de leden van de waterschapen rechtstreeks gekozen. Om de betrokkenheid van de burger bij bestuurlijke besluitneming inzichtelijker te maken, werden in 2002 de Wet dualisering gemeentebestuur en een jaar later de Wet dualisering provinciebestuur ingevoerd. [o.a. website wikipedia dualisme gemeente; website wikipedia dualisme provincie] Alle inspanningen ten spijt voelden de burgers zich op hun beurt nauwelijks geroepen om actief deel te nemen aan rijks-, provincie- of gemeentebeleid. [Hartman, 2008: 10-12; Verhoeven e.a., 2010: ] De nieuwe inspraakmogelijkheden werden dan ook 12

13 vooral benut door relatief kleine groepen hoogopgeleiden met specifieke belangen. [Van der Lans, 2005: 16; Verhoeven e.a. (red.), 2010: 177, 190; Daalder, 1995: , 264, ; Hartman, 2008: 6-7; Bovens en Wille, 2011: 48] Sinds de laatste decennium van de twintigste eeuw werd een groeiende kloof tussen politiek en de samenleving waarneembaar. Ondanks dat de Nederlanders nog steeds vertrouwen hadden in het democratisch stelsel, groeide hun wantrouwen jegens gevestigde politiek en politici gestaag en was in de jaren nul met name onder laag opgeleiden bewoners van de homogene, sociaal hechte arbeidersen middenstandswijken hoger dan ooit. [Bovens en Wille, 2011: 103] De legitimiteitscrisis werd door velen verklaard door politieke ondervertegenwoording van lager opgeleiden lagen van de bevolking in de sinds de jaren zeventig steeds sterker door hoger opgeleiden gedomineerd vergaand geprofessionaliseerd politiek bedrijf. Deze ontwikkeling van het Nederlandse politieke stelsel tot wat men diplomademocratie noemt, vond zijn neerslag in een dalende belangstelling voor klassieke politieke participatie enerzijds en in de groeiende populariteit van populistische bewegingen anderzijds. [Bovens en Wille, 2011: 9,-10, 88; Van Reybrouck, 2009] Afgelopen decennia is er met name van overheidswege verschuiving opgetreden van emancipatie en gelijkstelling van verschillende maatschappelijke groepen naar het bevorderen van actieve deelname en bijdrage van alle burgers aan de samenleving. Deze ontwikkeling had te maken met de overgang van een verzorgingstaat naar een participatiemaatschappij waarin de burgers zelf verantwoordelijkheid nemen en daarop aangesproken (kunnen) worden. [o.a. Movisie, 2010: 14] Het bevorderen van actieve deelname aan de maatschappij door de overheid gold sinds de jaren tachtig vooral voor de arbeidsmarkt en sinds eind jaren negentig voor de (culturele) integratie van etnische minderheden, met name van degenen met niet-westerse en/of islamitische achtergrond. Actoren: - Ministerie van Justitie - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) - Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - Transgendervereniging Nederland - E-Quality, Het kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit - Aletta, Instituut voor vrouwengeschiedenis - Politieke partijen - Vakbonden - Emancipatieraad - Tweede Kamer - Waterschappen - Overheden - Kabinet-Den Uyl en alle kabinetten daarna - Kiesraad Bronnen en literatuur: Bovens, M. en A. Wille, Diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie (Amsterdam 2011). Breedveld, K. en A. van den Broek, De meerkeuzemaatschappij. Facetten van de temporele organisatie van verplichtingen en voorzieningen (SCP Den Haag 2003). Centraal Bureau voor de Statistiek, AC8A-A9C70BAF206B/0/emancipatiemonitor2010.pdf (geraadpleegd op 16 juni 2011) emancipatiemonitor. Daalder, H., Van oude en nieuwe regenten. Politiek in Nederland. (Amsterdam 1995). Dekker, P., J. de Hart, De goede burger. Tien beschouwingen over een morele categorie. (Den Haag 2005). Dijstelbloem, H., P. den Hoed, J.W. Holtslag, S. Schouten (red.), Het gezicht van de publieke zaak. Openbaar bestuur onder ogen (Amsterdam 2010). Duyvendak, J.W. en M. Hurenkamp, Kiezen voor de kudden. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid (Amsterdam 2004). Galle, M. e.a., Duizend dingen op een dag. Een tijdsbeeld uitgedrukt in ruimte (Ruimtelijk Planbureau, Den Haag 2005) geraadpleegd op 28 juli Gunsteren, H. van, R. Andeweg, Het grote ongenoegen. Over de kloof tussen burgers en politiek. (Haarlem, 1994). Hartman, Burgerschap en patronen van politieke participatie in Jaarboek KennisSamenleving (2008). 13

14 (Het Vrouwenverdrag in de Nederlandse rechtsorde). Hoog, K. de, Nederland kent slechts damesemancipatie, Trouw van 14 mei 2003 op (geraadpleegd op 28 juli 2011). (Arachne, Het VN- Vrouwenverdrag). (geraadpleegd op 13 mei 2011). (geraadpleegd op 28 juli 2011). gehandicapten en_ouderen organisaties_in_nederland (geraadpleegd op 28 juli 2011). Publicaties/Publicaties_Brochures-verkiezingen_en_kiesrecht.pdf (geraadpleegd op 28 juli 2011). Mossink, M. en T. Nederland, Beeldvorming in beleid. Een analyse van vrouwelijkheid en mannelijkheid in beleidsstukken van de rijksoverheid (VUGA/Vrije Universiteit, Den Haag/Amsterdam 1993). Oldersma, J., De politieke wil en het Nederlandse emancipatiebeleid. Een gesprek met Joke Swiebel, Tijdschrift voor Genderstudies 3(2009): 47-54, geraadpleegd op 25 juli Portegijs, W., A. Boelens en L. Olsthoorn, Emancipatiemonitor 2004 (SCP/CBS, Den Haag 2004). Praag, P. van, Tien jaar emancipatiebeleid, Beleid & Maatschappij 1-2, (1985): Reybrouck, D. van, Pleidooi voor populisme (Amsterdam, Antwerpen 2009). s.n., 'Kloof tussen politiek en samenleving onacceptabel', Trouw van 18 februari s.n., Participatie ontward. Vormen van participatie uitgelicht (Movisie/VWS 2010). s.n., Sociaal en Cultureel Rapport jaar sociale verandering (Rijswijk 1998). Valkenburg, B., Participatie in sociale bewegingen. Een bijdrage aan de theorievorming over participatie, emancipatie en sociale bewegingen (Utrecht 1995). Verhoeven, M. Ham (red.), Brave burgers gezocht. De grenzen van de activerende overheid. (Amsterdam 2010). 14

15 Metatrend 3 - Genderisering Verkorte titel Genderisering Metatrends - Mondialisering - Europeanisering - Welvaartsgroei - Multiculturalisering - Secularisatie - Individualisering - Medialisering - Technologisering en informatisering - Verzakelijking - Emancipatie en participatie Relatie met - Alle domeinen - Trend: Afname van maatschappelijke ongelijkheid van vrouwen - Trend: Toenemende acceptatie van homoseksualiteit - Trend: Emancipatie binnen het jeugdrecht - Trend: Emancipatie binnen het huwelijks- en erfrecht - Trend: Liberalisering van de abortuswet - Trend: Legalisering van prostitutie - Trend: Het in toenemende mate toepassen van genetische, medische of farmacologische kennis voor verbetering van het uiterlijk en de prestaties van het lichaam - Trend: Toenemende aandacht voor (vermeend) seksueel kindermisbruik - Trend: Toename van vraag, aanbod en acceptatie van kinderopvang als arbeidsinstrument - Hotspot: Anti-homo geweld tijdens de manifestatie Roze Zaterdag op 22 juni Hotspot: Aids in Nederland Datering Na 1945 tot na 2005 Beschrijving Genderisering is het proces van bewustwording van het belang van sekse, in het bijzonder het maken van onderscheid tussen vrouwen en mannen, als ordeningsprincipe op persoonlijk, maatschappelijk en politiek niveau. Genderisering betreft zowel discussies over gendergelijkheid (gelijkstelling en gelijke behandeling van mannen en vrouwen) als genderverschil (rekening houden met en ruimte scheppen voor persoonlijke en maatschappelijke diversiteit aan sekse-identiteiten), in toenemende mate ook in het bewustzijn van de interferentie met andere maatschappelijke categoriseringen, zoals etniciteit, leeftijd, seksuele voorkeur en sociaal milieu. Het begrip gender werd geïntroduceerd in de jaren vijftig door Amerikaanse ontwikkelingspsychologen John Money en Robert Stoller en gedefinieerd als sociaal geconstrueerd geslacht in tegenstelling tot het biologisch gegeven sekse. [website rosadoc; website enote] Het begrip werd gehanteerd om sociale betekenissen van sekseverschil en de culturele beeldvorming van mannelijkheid en vrouwelijkheid te kunnen beschrijven. [Schaapman, 1995: 20-21; Scott, 1999: xi, Scott, 1986: 1056; Outshoorn, 1989: 6] De maatschappelijke ongelijkheid van vrouwen en mannen werd niet meer geduid als simpelweg het gevolg van biologische eigenschappen van individuele personen, maar als het resultaat van historisch-cultureel gegroeide rollenpatronen. [Maerten, website RoSa] Gender wordt gezien als een maatschappij ordenende factor en vaak gekoppeld aan onderlinge machtsverdeling, hiërarchie en verdeling van rechten en plichten binnen de maatschappij [Schaapman, 1995: 21 en 52, 53; Outshoorn, 1989: 17 en 22] De relatie tussen gender en macht komt in de samenleving op verschillende niveaus tot uitdrukking. Ten eerste worden aan de termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid bepaalde betekenissen toegeschreven in taal, opvattingen, normen, waarden en gewoontes. Ten tweede is gender waarneembaar op uiteenlopende maatschappelijke deelterreinen zoals de arbeidsmarkt, de politiek, het onderwijs of de zorg. Specifieker kan gender worden afgelezen aan de manier waarop deze domeinen georganiseerd zijn en de wijze waarop ze mannen en vrouwen de toegang bieden tot hun instituties. Gender heeft 15

16 consequenties voor de identiteit, de omgang met en beleving van het eigen lichaam en het gedrag van concrete personen. [Schaapman, 1995: 53] Gender werd door tweede feministische golf vanaf de jaren zestig op de agenda gezet. De aandacht van de feministische beweging verschoof van het verkrijgen van basisrechten in de politiek (het kiesrecht), op de arbeidsmarkt (het recht op betaald werk) en in het onderwijs (het recht op onderwijs) naar het wettelijk vastleggen van gelijkheid van man en vrouw en het bewerkstelligen van gendergelijkheid door institutionele veranderingen en mentaliteitsveranderingen. Een van de impulsen voor de tweede feministische golf was het in 1949 door Simone de Beauvoir gepubliceerde boek Le deuxième sexe waarin de Franse filosofe beschreef hoe vrouwen door de samenleving tot ondergeschikte sekse en, als gevolg daarvan, tweederangs burgers gemaakt werden. [o.a. Ribberink: 35, Van der Tuin en Buikema, 2007: 15-17] Een Nederlands equivalent was het artikel van Joke Kool- Smit uit 1967 Het onbehagen bij de vrouw. Hierin kaartte Kool-Smit de maatschappelijke achterstand van vrouwen ten opzichte van mannen aan en in het bijzonder hun afhankelijke positie in het huwelijk. De gehoorzaamheidsplicht en de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen werd in Nederland in 1956 afgeschaft, de bepaling dat de man het hoofd van de echtvereniging was, bleef bijvoorbeeld nog tot 1970 gelden. [Ribberink: 32-33] De gehuwde status verbonden met moederschap stond actieve participatie van de vrouw in de samenleving in de vorm van professionele carrière doorgaans in de weg. De samenleving verwachtte dat vrouwen na het trouwen of, op zijn laatst, na het krijgen van kinderen met hun werk buitenshuis stopten. De meeste vrouwen accepteerden dit als een gewone gang van zaken of legden zich, onder maatschappelijke druk, hierbij neer. Kool-Smit pleitte voor herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid over mannen en vrouwen zodat het voor beide seksen mogelijk zou zijn het huwelijk en de zorg voor kinderen te combineren met een volwaardige werkkring. [Kool-Smit 1967, website Digitale Bibliotheek voor Nederlandse Letteren (dbnl)] Sinds de jaren zeventig won emancipatie van de vrouw aan maatschappelijk draagvlak, het bevorderen daarvan werd dan ook gezien als een belangrijke overheidstaak. Economische zelfstandigheid van vrouwen werd door de overheid gezien als basis voor hun maatschappelijke emancipatie. [interview Mossink] In de jaren tachtig en negentig werd discriminerende wetgeving o.a. op het gebied van arbeids- en familierecht gecorrigeerd, in 1994 werd discriminatie op basis van geslacht per wet verboden. Vanaf de jaren tachtig werd het accent in het emancipatiebeleid verlegd naar het doorbreken van ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen en de verandering van de stereotype beeldvorming van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Er kwam meer aandacht voor het ouderschap, bijvoorbeeld de plichten maar ook rechten van de man als vader, de plaats van het kind in de samenleving en meer tolerantie voor fenomenen als homoseksualiteit of transgender. [Schaapman, 1995: 66] In de jaren negentig en nul ging het niet meer uitsluitend om gelijkstelling maar steeds meer om het vinden van een juiste balans tussen gelijke behandeling en respect voor verschillen of zelfs bevordering van diversiteit. Dit vond zijn neerslag onder andere in de discussie over zwangerschapsverlof voor vrouwelijke parlementsleden en in het positieve actiebeleid ten aanzien van (verschillende) minderheden. [interview Aerts] Dit laatste werd versterkt door het opkomend besef dat maatschappelijke categoriseringen zoals gender, etniciteit, leeftijd, seksuele voorkeur en sociale klasse niet los van elkaar staan maar elkaar beïnvloeden. Ze kunnen de maatschappelijke ongelijkheid versterken of juist verzwakken en behoeven derhalve een gecoördineerde aanpak. Zo neemt een laag opgeleide allochtone vrouw met een moslim achtergrond een andere positie in de Nederlandse samenleving in dan een blanke, heteroseksuele man uit een hogere klasse. [Verloo, 2009: 6 en 10; website E-Quality] Het groeiende genderbewustzijn werd versterkt door de omslag in omgang met seksualiteit die zich in West-Europa en de VS eind jaren zestig voltrok. Omdat er in een zeer korte tijd, binnen een decennium, op dit gebied zeer veel veranderde, werd deze ontwikkeling aangeduid met de term seksuele revolutie. Deze omslag werd in de eerste plaats veroorzaakt door nagenoeg autonome medisch-technische factoren, namelijk de komst van doeltreffende geboorteregelingmogelijkheden zoals de pil, het spiraaltje en de sterilisatie. [Schnabel, 1995: ] De pil werd in Nederland in 1962 geïntroduceerd en in 1971 opgenomen in het ziekenfondspakket. Binnen enkele jaren nam het gebruik explosief toe, in 1977 waren er al meer dan een miljoen vrouwen aan de pil. Vrouwen kregen zo controle over hun leven, konden zich ook op seksueel gebied ontplooien zonder bang te zijn voor ongewenste zwangerschap en konden zich wijden aan studie en werk. [o.a. interview Schnabel] Door de opkomst van anticonceptiva stond seksualiteit (ook binnen het huwelijk) niet langer in het teken van de voortplanting, maar de nadruk kwam te liggen op individuele lustbeleving. [Tubex, 2002; Schnabel, 1995: 274] Daarnaast ontstond er eind jaren zestig een meer liberale visie ten opzichte van seksualiteitsbeleving die voortvloeide uit een veranderende maatschappelijke context. Deze liberalisering paste in een trend 16

17 naar individualisering en secularisatie. [Schnabel, 1995: 274 en 279] Seks en voortplanting werden niet meer als een onderwerp van kerkelijke bemoeienis gezien of, dankzij de stijgende welvaart, als een economische noodzaak, maar werden een privézaak van het individu. De voorwaarde voor maatschappelijke acceptatie van (afwijkende vormen van) seksueel gedrag was de gelijkheid en wederzijdse toestemming van betrokkenen. Het taboe dat op seks rustte, werd doorbroken. Er kon openlijk over worden gesproken, hetgeen ook steeds explicieter en onverbloemder gebeurde. [Schnabel, 1995: 274] In het praten over seks kwam onder andere vrouwengenot aan bod maar ook de schaduwzijde van seks in de vorm van seksueel misbruik. In de jaren zeventig was, in tegenstelling tot de latere decennia, seks van volwassenen met kinderen bespreekbaar. [interview Schnabel] In die periode zette men zich er in seksueel progressieve kringen voor in om de rechten van pedofielen als een seksuele minderheid te erkennen en pedofilie als strafbaar feit af te schaffen. [Couwenberg, 2005: 34] Gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke inzichten over de schadelijkheid van seks met volwassenen voor het kind, sloeg de relatief tolerante houding ten aanzien van dergelijke relaties in de maatschappij in de jaren negentig om. [interview Schnabel; Couwenberg, 2005: 34-35] Het gebruik of misbruik van status, macht, overwicht of geweld werd ten aanzien van seks en relaties steeds meer afgekeurd en werd ook de seksuele relatie tussen een meerder- en een minderjarige als steeds minder acceptabel gezien. [Schnabel, 1995: 275] In tegenstelling tot wat men vreesde, was de AIDSepidemie, die in de jaren tachtig uitbrak, een extra reden om juist openlijk te zijn over seks en (homo)seksuele contacten. [interview Schnabel] Enerzijds betekende de seksuele revolutie en de brede maatschappelijke acceptatie van seks bevrijding van het individu, anderzijds openden ze de weg naar commercialisering van seksualiteit. Het eind-jaren-zestig-idee dat seks mág veranderde gaandeweg in de dwingende gedachte dat seks móet. Er ontstond een uitgebreide seksmarkt en een gespecialiseerde seksindustrie die iedereen in zijn of haar behoeften kan voorzien. Seks is alomtegenwoordig en, onder andere dankzij de komst van internet, in al zijn (extreme) uitingen en facetten voor elk individu nagenoeg altijd en overal gemakkelijk toegankelijk. [Couwenberg, 2005: 39] Seks is niet alleen zelf een commerciëel artikel geworden, maar wordt ook ingezet om de verkoop van andere artikelen te bevorderen naar het motto sex sells. [o.a. Schnabel, 1995: 278] De hedendaagse populaire cultuur bedient zich graag van expliciete seks of verwijzingen ernaar, de commercie en de popmuziek, bijvoorbeeld hiphop, verspreiden met regelmaat seksueel getinte boodschappen. Het man-vrouw-beeld dat gepresenteerd wordt is doorgaans zeer conservatief. Terwijl de man kracht en macht uitstraalt, wordt de vrouw in videoclips, films, reclames en winkeletalages als onderdanig, gewillig en beschikbaar gepresenteerd. [interview Visser; Hilkens, 2008: 11 en 38] Een sterke nadruk wordt gelegd op de in verband met seks gebrachte uiterlijke kenmerken. Ze worden vaak geaccentueerd door middel van chirurgische ingrepen verricht op het werkelijke lichaam (zoals het plaatsen van siliconen borsten, allerlei vormen van tatoeages en piercings of het doorvoeren van andere, vaak onomkeerbare, lichaamsverandering) of door de digitale bewerking van het beeld. Het menselijk lichaam krijgt zo het karakter van een seksuele totem. [Schnabel, 1995: 276] Deze ontwikkeling staat in een bredere context van een veranderende culturele waarneming en beleving van het lichaam die sinds de jaren zestig gaande is en te maken heeft met wetenschappelijk-technische innovaties en het idee van manipuleerbaarheid van het menselijk lichaam door medicijnen en (plastisch-) chirurgische ingrepen. [Doering-Manteuffel en Raphael, 2010: ] De spanning tussen de individuele en de maatschappelijke definiëring en waarneming van het lichaam heeft vaak negatieve gevolgen voor de perceptie van het eigen lichaam en de leefstijl van het individu. Het idee dat het menselijk lichaam maakbaar is, gekoppeld aan een door de media verspreid onbereikbaar en onrealistisch vrouwen- en mannenbeeld (abnormaal slank of ultragespierd), leiden (vooral bij meisjes en vrouwen maar ook steeds meer mannen) tot frustraties, fitnessobsessie, eetstoornissen als anorexia en boulimia nervosa of verslaving aan schoonheidsoperaties. [o.a. website twiggies] Het in de populaire cultuur verbreide beeld van de man als dominante macho en het door de feministische beweging aangevochten beeld van de vrouw als een zich schikkend lustobject lijken in de jaren nul, in tegenstelling tot drie decennia eerder, weinig kritische maatschappelijke discussie uit te lokken. [interview Visser; interview Aerts; Couwenberg, 2005: 40] Actoren - Ministerie van Justitie - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) - Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - Nederlandse Vereniging Voor Seksuele Hervorming (NVSH) - Transgendervereniging Nederland - Centra voor Jeugd en Gezin (CJG's) 17

18 - E-Quality, Het kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit - Vadercentrum ADAM - Aletta, Instituut voor vrouwengeschiedenis - Edward Brongersma - PvdA - Rudy Kousbroek - TMF - MTV - The Box - Andere (commerciële) omroepen - Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa (SABN) Expert(s) - Prof. dr. Anthonya Visser - Prof. dr. Mieke Aerts Bronnen en literatuur Bosch, M. (red.), Denken over sekse in cultuur en wetenschap (Amsterdam 1996). Buikema, R. en I. van der Tuin (red.), Gender in media, kunst en cultuur (Bussum 2007). Butler, J. P., Genderturbulentie (Amsterdam 2000). Couwenberg, S.W. (red.), Seksuele revolutie ter discussie. Van Phil Bloom tot Sex and the City. Civis Mundi jaarboek 2005 (Budel 2005). Doering-Manteuffel, A. en L. Raphael, Nach dem Boom. Perspektiven auf die Zeitgeschichte seit 1970 (Göttingen 2010). Hilkens, M., McSex. De pornoficatie van onze samenleving (Amsterdam, Antwerpen 2008) /schnabel_96_afscheidvandeseksualiteit.pdf (geraadpleegd op 20 juni 2011). (geraadpleegd op 23 juni 2011). (geraadpleegd op 26 mei 2011). (geraadpleegd op 23 juni 2011). spectives_spring2004crenshawpsp.authcheckdam.pdf (geraadpleegd op 19 juli 2011). (geraadpleegd op 17 juni 2011). (geraadpleegd op 17 juni 2011). (geraadpleegd op 17 juni 2011). (geraadpleegd op 26 mei 2011). (geraadpleegd op 20 juni 2011). (geraadpleegd op 20 juni 2011). egolf (geraadpleegd op 10 juni 2011). (geraadpleegd op 26 mei 2011). (geraadpleegd op 20 juni 2011). Kool-Smit, J.E., Het onbehagen bij de vrouw, De Gids, Digitale Bibliotheek voor Nederlandse Letteren (dbnl) (geraadpleegd op 14 juni 2011). Maerten, M., Heulen met de vijand: mannen en de vrouwenbeweging, (geraadpleegd op 10 juni 2011). Outshoorn, J.V., Een irriterend onderwerp. Verschuivende conceptualiseringen van het sekseverschil. Oratie (Leiden 1989). Outshoorn, J.V., Vrouwenbewegingen in internationaal perspectief (Leiden 2009). Ribberink, A., Politiek Veelstromenland. Feminisme (Stichting Burgerschapskunde 1987) op (geraadpleegd op 10 juni 2011). s.n., The Role of Men and Boys in Achieving Gender Equality (United Nations 2008). s.n., Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid. Meerjarennota emancipatiebeleid (Den Haag 2011) op (geraadpleegd op 17 juni 2011). 18

19 Schaapman, M., T. Nederland, P. Schreurs en H. van de Velde, Ongezien onderscheid. Een analyse van de verborgen machtswerking van de sekse (Leiden 1995). Schnabel, P., Forum. 25 jaar na Afscheid van de seksualiteit. Hoe het anders ging en hoe anders het ging, Tijdschrift voor Seksuologie 20(1995): Scott, J.W., Gender: A Useful Category of Historical Analysis, The American Historical Review 91(1986)5, pp Scott, J.W., Gender and the Politics of History (New York 1999). Timm, A.F. en J.A. Sanborn, Gender, Sex and the Shaping of Modern Europe. A History from the French Revolution to the Present Day (Oxford, New York 2007). Tubex, H., De juridische en strafrechtelijke bemoeienis met plegers van seksueel geweld / misbruik: een overzicht van de Belgische en Nederlandse situatie, Tijdschrift voor Seksuologie, 26(2002): Verloo, M., Intersectionaliteit en interferentie. Hoe politiek en beleid ongelijkheid behouden, bestrijden en veranderen. (Oratie, Nijmegen 2009). Visser, A., Einleitung. In: Körper und Intertextualität. Strategien des kulturellen Gedächtnisses in der Gegenwartsliteratur (Wien, Köln, Weimar 2011). 19

20 Metatrend 4 - Technologisering en informatisering Verkorte titel Technologisering en informatisering Metatrends - Verzakelijking - Medialisering - Mondialisering - Herschikking van institutionele verbanden en structuren - Welvaartsgroei Relatie met Domeinen: - Werk, inkomen, bestedingen - Economie - Gezondheid - Onderwijs en wetenschap - Vrije tijd - Veiligheid - Verkeer en vervoer - Natuur en milieu Trends: - Opkomst van de ICT-sector/opkomst en ondergang van de nieuwe economie - Veranderingen in de aanpak en richting van Research & Development: van een sturende naar een conditionerende overheid - R&D in de landbouw: de ontvlechting van de samenwerking tussen de overheid en de agrarische sector - Modernisering van de rechterlijke macht - Technologisering en informatisering van criminaliteit, terrorisme, en de bestrijding ervan Hotspots: - DNA/Genenkaart - De internetzeepbel ( ) Datering Vanaf 1975 na 2005 Beschrijving Onder technologisering en informatisering wordt verstaan het snel toenemende belang en de snel toenemende invloed van technologie op de samenleving door het ontwikkelen en toepassen van producten en processen die een grote mate van bruikbaarheid combineren met een hoge mate van technische complexiteit. Hiertoe behoort het proces van steeds bredere toepassing van elektronische gegevensverwerkende apparatuur en de technische en maatschappelijke uitwerking daarvan, waarbij de aard van en de toegang tot de informatievoorziening en het beheersen van de informatiestromen een grote verandering ondergaan. Het toenemend belang van techniek geldt voor de hele periode vanaf de industriële revolutie. De eerste helft van de twintigste eeuw had in het teken gestaan van het proces van elektrificering van productieprocessen, het huishouden en de openbare ruimte. De ontwikkeling van de verbrandingsmotor had geleid tot massamotorisering en de opkomst van de luchtvaart. De zogenoemde communicatierevolutie had de telegraaf, de telefoon, radio en televisie gebracht. In de chemische en farmaceutische industrie werden onder meer nieuwe kunststoffen, kleurstoffen, medicijnen, wasmiddelen en kunstmest ontwikkeld. Deze technologische ontwikkelingen hadden grote gevolgen voor het wonen, werken, de vrijetijdsbesteding en de consumptie. [Schot e.a., 1998: 23-25] Dit moderniseringsproces, waarin de mens dankzij de techniek steeds meer invloed kon uitoefenen op zijn leven en omgeving, droeg bij aan het geloof in de maakbaarheid van de samenleving. [Schot e.a., 1998: 19] 20

Rapport Metatrends: Fundamentele ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving 1976-2005. Project Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005

Rapport Metatrends: Fundamentele ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving 1976-2005. Project Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 Rapport Metatrends: Fundamentele ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving 1976-2005 Project Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 Colofon Project Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 Nationaal

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Nog steeds liever samen

Nog steeds liever samen Nog steeds liever samen Steeds meer alleenstaanden 20 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder alleenstaand Momenteel zijn er 486 duizend eenoudergezinnen 16 Trouwen niet uit de gratie Ongeveer drie

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Samenwoonrelaties stabieler

Samenwoonrelaties stabieler Anouschka van der Meulen en Arie de Graaf Op 1 januari 25 telde Nederland bijna 75 duizend paren die niet-gehuwd samenwonen. Ten opzichte van 1995 is dit aantal met bijna 45 procent toegenomen. Van de

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Paraprofessionele functies Voor allochtone vrouwen zonder formele kwalificaties worden komende jaren paraprofessionele functies gecreëerd. Deze

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4.1 Het prestige van de kerken De kerken zijn niet meer de gezaghebbende instanties van vroeger. Dat is niet alleen zo in Nederland. Zelfs in uitgesproken godsdienstige

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf Artikelen Een terugblik op het ouderlijk gezin Arie de Graaf Driekwart van de kinderen die in de jaren zeventig zijn geboren, is opgegroeid bij twee ouders. Een op de zeven heeft een scheiding van de ouders

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Actieve ouderen: feiten, mogelijkheden en belemmeringen

Actieve ouderen: feiten, mogelijkheden en belemmeringen Actieve ouderen: feiten, mogelijkheden en belemmeringen Symposium: Senioren in actie!? 11 oktober 2012 Prof. dr. M.J.M. Kardol Leerstoelhouder Active Ageing Vrije Universiteit Brussel 1. Waarom is het

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad?

Van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad? Van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad? Naar een agenda voor de participatiesamenleving Prof.dr. Kim Putters Amsterdam, 23-01-2014 1 Opzet 1. De sociale staat van Nederland: van economische naar sociale

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald

Nadere informatie

Ontwikkelingen van gezinsdiversiteit in Nederland. KNAW-seminar Wie is de familie doorsnee? 10 september Ruben van Gaalen

Ontwikkelingen van gezinsdiversiteit in Nederland. KNAW-seminar Wie is de familie doorsnee? 10 september Ruben van Gaalen Ontwikkelingen van gezinsdiversiteit in Nederland KNAW-seminar Wie is de familie doorsnee? 10 september 2015 Ruben van Gaalen Vooraf (1) Wat is een gezin? Definitie Rijksoverheid (1996) Elk leefverband

Nadere informatie

Tijd van burgers en stoommachines 1800 1900. 8.6 Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Tijd van burgers en stoommachines 1800 1900. 8.6 Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd? Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd? Kenmerkende aspecten: * Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces. * De opkomst van

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Martijn Souren Ongeveer 7 procent van de werknemers met een verleent zelf mantelzorg. Ze maken daar slechts in beperkte mate gebruik van aanvullende

Nadere informatie

Diversiteit binnen de loonverdeling

Diversiteit binnen de loonverdeling Diversiteit binnen de loonverdeling Osman Baydar en Karin Hagoort Doordat meer vrouwen en niet-westerse werken, wordt de arbeidsmarkt diverser. In de loonverdeling is deze diversiteit vooral terug te zien

Nadere informatie

Marriages and births in the Netherlands/nl

Marriages and births in the Netherlands/nl Marriages and births in the Netherlands/nl Statistics Explained Waarom nog trouwen? Burgerlijke staat en geboortes in Nederland Tekst: Lydia Geijtenbeek - Centraal Bureau voor de Statistiek. Gegevens geëxtraheerd

Nadere informatie

Inclusief beleid. Een samenleving voor iedereen Wmo, Inclusief beleid, MLN 1

Inclusief beleid. Een samenleving voor iedereen Wmo, Inclusief beleid, MLN 1 Inclusief beleid Een samenleving voor iedereen 20-9-2010 Wmo, Inclusief beleid, MLN 1 Inclusief beleid Beleid waarbij in alle fasen van de beleidscyclus rekening wordt gehouden met verschillen tussen mensen

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar Ontwikkeling van de WW in de periode 21 24 Ton Ferber Tussen eind 21 en eind 24 is het aantal WW-uitkeringen bijna verdubbeld. Vooral het aantal uitkeringen aan mannen jonger dan 45 is sterk gestegen.

Nadere informatie

22 VN STANDAARD REGELS

22 VN STANDAARD REGELS Agenda 22 VN STANDAARD REGELS (VN-Verdrag) De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aanvaarde in december 1993 internationale regels voor mensen met functiebeperkingen. Deze 22 VN Standaard Regels

Nadere informatie

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa 1 maximumscore 4 Het verrichten van flexibele arbeid kan een voorbeeld zijn van positieverwerving als de eigen keuze van de jongeren uitgaat naar flexibele arbeid in

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE . > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat

Nadere informatie

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030 Kwetsbaar alleen De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030 Kwetsbaar alleen De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030 Cretien van Campen m.m.v. Maaike

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Voorwoord 9. Inleiding 11

Voorwoord 9. Inleiding 11 inhoud Voorwoord 9 Inleiding 11 deel 1 theorie en geschiedenis 15 1. Een omstreden begrip 1.1 Inleiding 17 1.2 Het probleem van de definitie 18 1.3 Kenmerken van de representatieve democratie 20 1.4 Dilemma

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober A D V I E S Nr. 1.654 ------------------------------ Zitting van vrijdag 10 oktober 2008 ----------------------------------------------- IPA 2007-2008 - Non-discriminatie - Positieve acties x x x 2.278/1-1

Nadere informatie

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Krimp in Fryslân. Inwonertal Krimp in Fryslân Bevolkingsdaling, lokaal en regionaal, is een vraagstuk van nu én de komende jaren. Hoewel pas over enkele decennia de bevolking van Fryslân als geheel niet meer zal groeien, is in sommige

Nadere informatie

Scholing als splijtzwam in de politiek

Scholing als splijtzwam in de politiek Scholing als splijtzwam in de politiek De kloof tussen hoog en lager opgeleiden Dr. Pieter van Wijnen In de media, de politiek en de wetenschap wordt gesproken van een groeiende kloof in Nederland tussen

Nadere informatie

Informatiekaart VN-verdrag Handicap voor gemeenten

Informatiekaart VN-verdrag Handicap voor gemeenten Informatiekaart VN-verdrag Handicap voor gemeenten 1. Inleiding Deze informatiekaart geeft informatie over de betekenis van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (verder: het Verdrag)

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II Opgave 1 Armoede en werk 1 Het proefschrift bespreekt de effecten van het door twee achtereenvolgende kabinetten-kok gevoerde werkgelegenheidsbeleid. / De titel van het proefschrift heeft betrekking op

Nadere informatie

Diversiteit in Provinciale Staten

Diversiteit in Provinciale Staten Diversiteit in Provinciale Staten In aanloop naar de verkiezingen van 2 maart inventariseerde E-Quality, hét kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit, de kandidatenlijsten (zie werkwijze) van

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2017-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2017-I Opgave 1 Solidariteit in het pensioenstelsel Bij deze opgave horen tabel 1, tekst 1, figuur 1 en figuur 2. Inleiding Vanaf het moment van pensionering heeft iedereen recht op een AOW-uitkering (Algemene

Nadere informatie

Kerk-staat verhoudingen in verandering. James Kennedy Amsterdam, 29 november 2017

Kerk-staat verhoudingen in verandering. James Kennedy Amsterdam, 29 november 2017 Kerk-staat verhoudingen in verandering James Kennedy Amsterdam, 29 november 2017 Notitie Scheiding Kerk en Staat Gemeente Amsterdam (2008) Vier beginselen die relatie overheid en religie bepalen: 1. Scheiding

Nadere informatie

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe  Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012 Vergrijzing in Fryslân fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe In Fryslân wonen op 1 januari 2011 647.282 inwoners. De Friese bevolking groeit nog jaarlijks. Sinds 2000 is het aantal inwoners toegenomen

Nadere informatie

Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed

Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed dem s Jaargang 8 Mei ISSN 69-47 Een uitgave van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut Bulletin over Bevolking en Samenleving inhoud Trouwen en scheiden in tijden van voor- en tegenspoed

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

De mensen van de Vierdaagse. Hidde Bekhuis en Koen Breedveld

De mensen van de Vierdaagse. Hidde Bekhuis en Koen Breedveld De mensen van de Vierdaagse Hidde Bekhuis en Koen Breedveld Inleiding / achtergrond Met jaarlijks tegen de één miljoen bezoekers behoort De Vierdaagse van Nijmegen jaar in jaar uit tot de allergrootste

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) De verschillende betekenissen van ongehuwd samenwonen in Europa: Een studie naar verschillen tussen samenwoners in hun opvattingen, plannen en gedrag. In de

Nadere informatie

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk G. Dekker Aan het kerkelijk gemengde huwelijk wordt vanuit de sociale wetenschappen niet zo bijzonder veel aandacht geschonken. De belangstelling

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

Mannen en vrouwen in Nederland

Mannen en vrouwen in Nederland en vrouwen in Nederland Elma Wobma Ondanks de voortdurend veranderende samenstelling van de Nederlandse bevolking en huishoudens zijn vrouwen in de hoogste leeftijdsgroepen nog steeds fors oververtegenwoordigd.

Nadere informatie

Scholen in de Randstad sterk gekleurd

Scholen in de Randstad sterk gekleurd Scholen in de Randstad sterk gekleurd Marijke Hartgers Autochtone en niet-westers allochtone leerlingen zijn niet gelijk over de Nederlandse schoolvestigingen verdeeld. Dat komt vooral doordat niet-westerse

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Van Waarde(n) HUB 28 november 2015, Miranda Meijerman

Van Waarde(n) HUB 28 november 2015, Miranda Meijerman Van Waarde(n) Al voor de oprichting van het Humanistisch Verbond in 1946 bestond er buitenkerkelijke uitvaartbegeleiding. vandaag staan we stil bij de HUB die nu 10 jaar als zelfstandige stichting functioneert.

Nadere informatie

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-27 7 februari 2002 9.30 uur Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig De reeks van jaren met een gunstige arbeidsmarkt is in 2001 voortgezet. De groei van de

Nadere informatie

12. Een breder perspectief

12. Een breder perspectief 12. Een breder perspectief Aart Liefbroer en Pearl Dykstra Veranderende trends In de voorgaande hoofdstukken zijn vooral de naoorlogse ontwikkelingen rond relatie- en gezinsvorming aan de orde geweest.

Nadere informatie

Positieve trends in (gezonde) levensverwachting

Positieve trends in (gezonde) levensverwachting Positieve trends in (gezonde) levensverwachting 13 stijgt nog steeds in 28 78,3 jaar voor mannen en 82,3 jaar voor vrouwen Stijging levensverwachting vooral door daling sterfte op hogere leeftijden Recente

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Jonge Turken en Marokkanen over gezin en taakverdeling

Jonge Turken en Marokkanen over gezin en taakverdeling Marjolijn Distelbrink 1) en Suzanne Loozen 2) Jonge Turkse en Marokkaanse vrouwen blijken moderne opvattingen te hebben over de combinatie van werk en de zorg voor jonge, niet schoolgaande, kinderen. Zij

Nadere informatie

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980 Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980 Noot van de editor De beginselprogramma's zijn gescand, en zover nodig gecorrigeerd. Hierdoor is het mogelijk dat de tekst niet meer

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Pensioenleeftijd niet vaak 65

Pensioenleeftijd niet vaak 65 Pensioenleeftijd niet vaak 65 Jan-Willem Bruggink In de periode 21-23 stopten jaarlijks ongeveer 6 duizend mensen met werken om met pensioen te gaan. In bijna zeven van de tien gevallen waren dit mannen.

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst? Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst? Bij deze opgave horen tekst 1 en 2 en de tabellen 1 tot en met 3 uit het bronnenboekje. Inleiding In Nederland zijn ruim 4 miljoen mensen actief in het vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren Partij van de Arbeid (PvdA) Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Christen-democratisch Appèl (CDA) Democraten

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Algemene vorming op het einde van de derde graad secundair onderwijs Voor de sociale

Nadere informatie

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND Onderwijsraad TRNDR-resultaten Hilversum, 20 februari 2019 1 TRNDR-RESULTATEN (14-12-2018 T/M 15-02-2019) 2 1. TOP 10 TRENDS Onderwijsraad - TRNDR resultaten 3 TOP 10 TRENDS

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht De dagelijkse dichtheid van het bestaan Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht Iedereen aan het werk Meer mensen - M. 80% - V. 55% Meer jaren - 61/62 jr.

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2017 SWD(2017) 479 final WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af

Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af Hoe gaan Nederlanders met hun tijd om? vraagt het Sociaal en Cultureel Planbureau zich af in het laatste rapport over het vijfjaarlijkse Tijdsbestedingsonderzoek.

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010

Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010 Bijlage bij hoofdstuk 15 van het Sociaal en Cultureel Rapport 2010 In deze bijlage wordt achtereenvolgens kort ingegaan op de verrichte analyses en de gebruikte bestanden en worden enige aanvullende resultaten

Nadere informatie

Demografische evoluties in Vlaamse gezinnen vanaf 1970

Demografische evoluties in Vlaamse gezinnen vanaf 1970 Demografische evoluties in Vlaamse gezinnen vanaf 197 Edith Lodewijckx Departement Kanselarij en Bestuur, Studiedienst Vlaamse Regering 1 Vijftig jaar evolutie van huishoudens in Vlaanderen: 197-22. Edith

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 855 Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2016-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2016-I Aanwijzing voor de kandidaat Als in een vraag staat dat je een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan gebruik je in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept die nodig

Nadere informatie

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving?

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving? Antwoorden door een scholier 1490 woorden 7 april 2006 4,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving? In 1948

Nadere informatie