PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN. Kennisgeving

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN. Kennisgeving"

Transcriptie

1 PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN Kennisgeving Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen Datum: 15 december 2016

2 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen' Provincie Oost-Vlaanderen Ward Deschildre en Silke Lemant Tractebel (Tractebel Engineering n.v.) Kortrijksesteenweg 1144a Sint-Denijs-Westrem T info@tractebel.engie.com Bieke Cloet Datum 15/12/2016 Versienummer 5 Projectnummer P

3 KWALITEIT DOCUMENTGESCHIEDENIS Versie Datum Opmerkingen 05 30/11/2016 Definitieve versie 04 14/11/2016 Ontwerpversie /09/2016 Ontwerpversie voor opdrachtgever DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID Auteur(s) Eveline Hoppers, Anne Devivier, Francis Vansina, Marc Jossa, Koen van Heysbroeck, Marc Jossa, Chris Neuteleers, Anne Temmerman, Nele Aerts, Bieke Cloet Datum 15/12/2016 Datum Documentscreener(s) Nele Aerts, Bieke Cloet 15/12/2016 BESTANDSINFORMATIE Bestandsnaam P Kennisgeving Plan-MER Ruien Laatst opgeslagen 15/12/2016

4 P Plan-Milieueffectrapport PRUP Site Ruien te Kluisbergen TEAM VAN ERKENDE MER-DESKUNDIGEN Ondergetekenden, team van erkende MER-deskundigen, verklaren hierbij de kennisgeving voor het genoemde milieueffectrapport (initiatiefnemer: Provincie Oost-Vlaanderen) te hebben opgemaakt. Nele Aerts heeft de taak van MER-coördinator opgenomen. Discipline Deskundige Nr Erkenningsbesluit Geldig tot Handtekening Bodem Grondwater Anne Devivier MB/MER/EDA/2016/00004 Onbepaalde duur Oppervlaktewater Francis Vansina MB/MER/EDA/118 Onbepaalde duur Geluid en trillingen Chris Neuteleers MB/MER/EDA/556/V3/C Onbepaalde duur Lucht Anne Temmerman MB/MER/EDA/814 Onbepaalde duur Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Nele Aerts MB/MER/EDA/681/V2 Onbepaalde duur Mens (mobiliteit) Marc Jossa MB/MER/EDA/146/V4 Onbepaalde duur Mens (sociaalorganisatorische aspecten) Bieke Cloet MB/MER/EDA-700/V1 Onbepaalde duur INITIATIEFNEMER Provincie Oost-Vlaanderen Directie Ruimte Dienst Ruimtelijke Planning Provinciaal Administratief Centrum Het Zuid Woodrow Wilsonplein Gent Contactpersoon : Ward Deschildre en Silke Lemant Opgemaakt te Antwerpen, 30 november 2016 TRACTEBEL ENGINERING N.V. MAATSCHAPPELIJKE ZETEL: Arianelaan Brussel - BELGIE BTW BE RPR BRUSSEL: ING Bankrekening IBAN: BE BIC/SWIFT: BBRUBEBB

5 INHOUD 1. Inleiding Waarom deze kennisgeving? Leeswijzer Hoe wordt de inspraak op de kennisgeving georganiseerd? 7 2. Algemene inlichtingen De initiatiefnemer Team van erkende MER-deskundigen Toetsing aan de m.e.r.-plicht Procedure milieueffectrapportage Algemeen Procedure in dit MER Doelstelling van het plan-mer en het PRUP Procedure voor opmaak PRUP Verdere besluitvorming Participatie Verantwoording van het plan Algemeen Potenties van het plangebied Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan Ruimtelijke situering Beschrijving van de bestaande toestand Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Planbeschrijving Doelstellingen site voormalige elektriciteitscentrale Electrabel Inrichtingsalternatieven Ingreep-effectanalyse Algemene afbakening van het studiegebied, de referentiesituatie en de geplande toestand Studiegebied Referentiesituatie en geplande toestand Gestuurde ontwikkelingen Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling Algemeen Discipline Bodem Discipline Water Discipline Mens - Mobiliteit Discipline Geluid en Trillingen 73 Tractebel 1 Inleiding 1

6 9.6 Discipline Lucht Discipline Fauna en Flora Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed & Archeologie Discipline Mens Ruimtelijke aspecten Gewestgrens- en grensoverschrijdende milieueffecten Literatuurlijst Bijlagen 111 Bijlage 1. Gebruikte afkortingen 112 Bijlage 2. Verklarende woordenlijst 114 Bijlage 3. Voorstel voor inhoudstafel van het plan-mer 128 ii P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

7 FIGUREN Figuur 3-1 Stroomschema plan-m.e.r.-procedure (generiek spoor) Figuur 3-2 Procedure voor de opmaak van een PRUP Figuur 5-1 Situering plangebied op de orthofoto (2015) Figuur 5-2 Situering plangebied op de topografische kaart Figuur 5-3 Gewenste ruimtelijke structuur (GRS) Figuur 5-4 Gewestplan Figuur 6-1 Inrichtingsconcept alternatief Figuur 6-2 Inrichtingsconcept alternatief Figuur 6-3 Inrichtingsconcept alternatief Figuur 6-4 Concept RUP alternatief Figuur 9-1 Geologisch profiel (29_1) Figuur 9-2 Legende geologisch profiel Figuur 9-3 Tertiair geologische kaart Figuur 9-4 Bodemkaart Figuur 9-5 Bodemgebruik (obv BWK) Figuur 9-6 Ligging van storten in het plangebied Figuur 9-7 Overzicht bodemonderzoeken en saneringsprojecten (OVAM) Figuur 9-8 Grondwaterbeschermingszones Figuur 9-9 Waterlopen Figuur 9-10 Overstromingsgevoelige gebieden Figuur 9-11 Oppervlaktewaterkwaliteit Figuur 9-12 Zoneringskaart Figuur 9-13 Bestaande wegenstructuur (Bron: gemeentelijk structuurplan) Figuur 9-14 Openbaar vervoersnetwerk (Bron: mobiliteitsplan) Figuur 9-15 Biologische waarderingskaart, versie Figuur 9-16 Habitatkaart Figuur 9-17 Verboden te wijzigen vegetaties Figuur 9-18 Speciale beschermingszones Figuur 9-19 VEN- en IVON-gebieden Figuur 9-20 Natuurreservaten Figuur 9-21 Landschapsatlas Figuur 9-22 Beschermde landschappen, monumenten, stads- en dorpsgezichten Figuur 9-23 Wetenschappelijke inventaris Figuur 9-24 Centrale Archeologische Inventaris Tractebel 1 Inleiding 3

8 TABELLEN Tabel 2-1: Overzicht van het team van erkende MER-deskundigen Tabel 5-1 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en relevantie voor het plan Tabel 7-1 Ingreep-effectenschema Tabel 9-1 Koppeling beoordeling effect met milderende maatregelen Tabel 9-2 Milderende maatregelen per discipline Tabel 9-3 Beoordelingscriteria voor de discipline Bodem uitvoeringsfase Tabel 9-4 Beoordelingscriteria voor de discipline Bodem uitvoeringsfase Tabel 9-5 Geklasseerde waterlopen ter hoogte van het plangebied Tabel 9-6 Beoordelingscriteria voor de discipline Water uitvoeringsfase Tabel 9-7 Beoordelingscriteria voor de discipline Water uitvoeringsfase Tabel 9-8 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens - Mobiliteit Tabel 9-9 Beoordelingskader m.b.t. effecten op luchtkwaliteit Tabel 9-10 Beoordelingscriteria voor de discipline Fauna en Flora uitvoeringsfase Tabel 9-11 Beoordelingscriteria voor de discipline Fauna en Flora uitvoeringsfase Tabel 9-12 Beoordelingscriteria voor de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Tabel 9-13 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens Ruimtelijke aspecten uitvoeringsfase Tabel 9-14 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens Ruimtelijke aspecten uitvoeringsfase iv P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

9 1. INLEIDING 1.1 Waarom deze kennisgeving? Voor u ligt de kennisgeving van het plan-milieueffectrapport (plan-mer) dat de provincie Oost-Vlaanderen laat opmaken voor het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) Site Ruien te Kluisbergen. In dit document vindt u een beschrijving van wat precies bestudeerd zal worden in het plan-mer, en van de manier waarop deze studie zal uitgevoerd worden. De provincie Oost-Vlaanderen wenst op het bedrijventerrein van Ruien samen met andere partners een duurzaam reconversieproject mogelijk te maken naar aanleiding van het stopzetten en de afbraak van de voormalige elektriciteitscentrale van Ruien. Daartoe zijn inrichtingsalternatieven uitgewerkt. In het plan-mer zullen de milieueffecten van deze alternatieven onderzocht worden. Via onder meer het milieueffectenonderzoek in de eerste fase van het plan-mer wenst de provincie voor 4 inrichtingsalternatieven, samengesteld uit verschillende onderdelen, de milieueffecten te onderzoeken. Op basis van ondermeer deze milieueffecten zal er een voorkeursalternatief gekozen worden dat juridisch verankerd zal worden in een RUP. Dat voorkeursalternatief kan één van de alternatieven zijn of een alternatief samengesteld uit verschillende onderdelen van de reeds onderzochte alternatieven. De milieueffecten van dit voorontwerp PRUP zullen nogmaals onderzocht worden in een tweede fase van het voorliggend plan-mer. Voorliggende kennisgeving is van toepassing op beide fasen van het plan-mer. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, namelijk het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het is een juridisch-administratieve procedure waarbij voordat een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd in overleg met de betrokken instanties. De achterliggende grondgedachte is dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te detecteren en bij te sturen. Milieueffectrapportage reikt de elementen aan om milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer over de uitvoering van het plan of het project een besluit wordt genomen. Een (plan-)mer is hierbij een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die uiteindelijk zal genomen worden door de bevoegde overheid over de goedkeuring van een plan onderworpen aan de m.e.r.-plicht, zal naast de milieueffecten immers ook rekening houden met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak. Het indienen van de kennisgeving is de eerste procedurele stap in de opmaak van een plan- MER volgens het Mer/VR-decreet van 18 december 2002, deels gewijzigd door het decreet van 22 april 2005 en het decreet van 27 april 2007 en in uitvoering gebracht door het besluit van 10 december In de kennisgeving wordt beschreven welk plan de initiatiefnemer voor ogen heeft, en hoe de gevolgen voor het milieu van het plan zullen worden bestudeerd. De kennisgeving geeft dus de blauwdruk aan van het eigenlijke milieueffectrapport, dat op basis van dit dossier en van richtlijnen van de bevoegde administratie (Dienst Mer) zal opgesteld worden. Op basis van deze kennisgeving krijgen het publiek, het maatschappelijk middenveld en alle betrokken instanties de mogelijkheid om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport, en in het bijzonder over de te bestuderen effecten en de manier waarop deze effecten zullen bestudeerd worden. Tractebel 1 Inleiding 5

10 Deze kennisgeving is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de gewenste inhoud van het plan-milieueffectrapport. Deze kennisgeving ligt 60 dagen ter inzage bij de gemeenten die gelegen zijn in of fysisch grenzen aan het plangebied (in casu gemeenten Kluisbergen en Avelgem). Ook bij de initiatiefnemer en de Dienst Mer ( ligt dit document ter inzage. Het plangebied bevindt zich op ca. 2 km van de gewestgrens met Wallonië. Er worden geen effecten verwacht op Waals grondgebied. Vanwege de ligging van het plangebied in een grensgemeente wordt de kennisgeving ook overgemaakt aan de bevoegde aangrenzende overheid. Daar er geen effecten verwacht worden in het Waals gewest (het studiegebied van de verschillende disciplines beperkt strekt zich niet uit over het Waals gewest) is er geen terinzagelegging nodig in de Waalse buurgemeentes. Eventuele opmerkingen over de inhoudsafbakening van het voorgenomen plan-mer kunnen via de gemeente of rechtstreeks aan de bevoegde Vlaamse administratie (Dienst Mer) worden bezorgd. Verdere informatie met betrekking tot de manier waarop de inspraak verloopt, vindt u onder paragraaf Leeswijzer Dit document omvat alle kennisgevinginformatie over het plan voor de ontwikkeling van de site Ruien te Kluisbergen. De kennisgeving omvat 11 hoofdstukken, inclusief dit inleidend hoofdstuk. Hieronder wordt kort de inhoud van deze hoofdstukken omschreven. Hoofdstuk 2 verschaft algemene inlichtingen met betrekking tot de initiatiefnemer van het plan en met betrekking tot het team van erkende MER-deskundigen die het onderzoek voor het plan-milieueffectrapport zullen uitvoeren en er wordt ingegaan op de specifieke redenen waarom voor dit plan een MER dient opgemaakt te worden In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk kader voor milieueffectrapportage toegelicht en wat er met het MER zal gebeuren na goedkeuring. Hoofdstuk 4 behandelt de probleemstelling die geleid heeft tot het plan. Hier wordt aangegeven waarom de uitvoering van het plan noodzakelijk is. In hoofdstuk 5 wordt het plan ruimtelijk en administratief gesitueerd en worden de van toepassing zijnde juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgelijst. In hoofdstuk 6 wordt het plan in detail beschreven. Hoofdstuk 7 maakt de ingreep-effectenanalyse. Hoofdstuk 8 bakent het studiegebied af, de referentiesituatie en de geplande toestand. Hoofdstuk 9 gaat in op de belangrijkste te verwachten milieueffecten en geeft aan per discipline hoe de effecten beoordeeld zullen worden. Voor elk van deze effecten wordt een aantal evaluatiecriteria gedefinieerd. Ook wordt de methode beschreven die zal gevolgd worden voor het bepalen van de milieu-impact, wordt aangegeven welke basisgegevens daarbij worden gebruikt en welke normen eventueel worden gebruikt om de resultaten van de impactbepaling aan te toetsen. 6 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

11 In hoofdstuk 10 wordt nagegaan of grensoverschrijdende effecten verwacht worden. Hoofdstuk 10 omvat een literatuurlijst. De bijlagen in hoofdstuk 12 bevatten onder andere een verklarende woordenlijst, lijst met afkortingen en stellen de inhoudstafel van het plan-mer voor. 1.3 Hoe wordt de inspraak op de kennisgeving georganiseerd? Doel van de terinzagelegging Alle betrokkenen worden door de terinzagelegging van de kennisgeving op de hoogte gebracht van het voorgenomen plan en worden uitgenodigd om hun visie te geven op de volledigheid van het geplande onderzoek naar de mogelijke effecten in het plan-mer. Het is de bedoeling dat er uit de inspraak zoveel mogelijk zinvolle en bruikbare ideeën komen om het onderzoek in de plan-m.e.r. te verbeteren en/of te vervolledigen. Het publiek, alsook het maatschappelijke middenveld en alle andere betrokken instanties krijgen de mogelijkheid om aanvullingen te geven over de nodige inhoud van het plan-mer en in het bijzonder over de noodzakelijk te onderzoeken effecten of maatregelen. Zoals beschreven bij hoofdstuk Participatie wordt deze kennisgeving en de wijze waarop nuttige reacties kunnen worden ingesproken ook toegelicht op een publiek infomoment Termijn en praktische informatie Deze kennisgeving ligt gedurende een periode van 60 dagen ter inzage bij de gemeentelijke administratie van Kluisbergen en Avelgem. Ook bij de initiatiefnemer en de Dienst Mer ( ligt de kennisgeving in deze periode ter inzage. De administratie bezorgt eveneens een afschrift van de kennisgevingsnota aan de bevoegde Waalse overheid. Eventuele opmerkingen over de inhoudsafbakening van het voorgenomen plan-mer kunnen via de gemeente of rechtstreeks aan de bevoegde Vlaamse administratie (Dienst Mer) worden bezorgd. Voor de inspraak kan gebruik gemaakt worden van een inspraakformulier op de website van de Dienst Mer ( Op dit formulier dient steeds de titel van het plan-mer, namelijk PRUP Site Ruien te Kluisbergen, duidelijk ingevuld te worden. Dit formulier kan vervolgens bij voorkeur per , maar kan ook per post of per fax, bezorgd worden aan het Vlaams Gewest, meer bepaald aan de voor milieueffectrapportage bevoegde administratie (Dienst Mer): Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Plan-MER PRUP Site Ruien te Kluisbergen Koning Albert II-laan 20 bus Brussel Tel.: 02/ Fax: 02/ Elektronische post: mer@vlaanderen.be Digitaal inspreken op de kennisgevingsnota is mogelijk via de website van de dienst Mer ( Inspraakreacties kunnen hier ingegeven worden in de Tractebel 1 Inleiding 7

12 invulvelden of er kan een document worden opgeladen. Op de website van de Dienst Mer is een folder beschikbaar met meer informatie over de inspraakprocedure en de manier waarop geldige opmerkingen kunnen worden ingediend. Deze folder kan ook aangevraagd worden via Bij de milieuambtenaar van uw gemeente kan u tevens meer informatie krijgen hieromtrent Wat zijn nuttige inspraakreacties? De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden tijdens de RUP-procedure en tijdens de latere vergunningsaanvraagprocedures. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar vormt ook een basis om ze te weerleggen. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het plan-mer. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER, maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, de milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis, Wat gebeurt er met de inspraakreacties? Binnen de 60 dagen na de aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college van burgemeester en schepenen de opmerkingen van de publieke inspraak en de eigen opmerkingen aan de bevoegde Vlaamse administratie (de Dienst Mer). De Dienst Mer bestudeert en verwerkt de reacties en bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot uitbreiding of beperking van het onderzoek. De richtlijnen voor het MER die 60 dagen 1 na de terinzagelegging door de Dienst Mer worden opgesteld, vormen het eigenlijke onderzoekskader waar de m.e.r.-deskundigen die het MER zullen opmaken mee zullen werken. De beslissing van de administratie met betrekking tot de inhoud van het plan-mer en de bijzondere richtlijnen zullen ter inzage worden gelegd bij de betrokken gemeente en zal ook raadpleegbaar zijn op de website 1 Voor het plan-mer wordt de grensoverschrijdende procedure gevolgd. 8 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

13 2. ALGEMENE INLICHTINGEN 2.1 De initiatiefnemer De initiatiefnemer is de organisatie of instantie die het plan heeft ontwikkeld. De initiatiefnemer wil met de procedure van de plan-milieueffectrapportage een beeld krijgen van de milieugevolgen van het PRUP Site Ruien te Kluisbergen om eventuele negatieve gevolgen op het milieu te vermijden of te milderen. Voor het betrokken plan in de gemeente Kluisbergen is de initiatiefnemer de provincie Oost- Vlaanderen: Provincie Oost-Vlaanderen Directie Ruimte Dienst Ruimtelijke Planning Provinciaal Administratief Centrum Het Zuid Woodrow Wilsonplein Gent Tel Contactpersoon bij de initiatiefnemer is voor proces: Ward Deschildre (tel. 09/ of ward.deschildre@oost-vlaanderen.be en voor planning: Silke Lemant (tel. 09/ of silke.lemant@oost-vlaanderen.be). Team van erkende MER-deskundigen Volgens het Vlaams decreet op de milieueffectrapportage moeten de onderzoeken die nodig zijn om een milieueffectrapport op te stellen, gecoördineerd worden door een erkende MER-coördinator. Aangezien er door de overheid nog geen erkende MER-coördinatoren zijn aangesteld, wordt de taak van MER-coördinator opgenomen door een erkend MER-deskundige. Deze MERcoördinator stelt een team van deskundige medewerkers aan, die deelonderzoeken uitvoeren volgens een aantal onderzoeksdisciplines. Voor het op te maken plan-mer wordt voor elke relevante onderzoeksdiscipline een erkend MER-deskundige opgegeven die het deelonderzoek zal uitvoeren of in ieder geval zal begeleiden en op zijn kwaliteit zal controleren. De MER-coördinator zal van de deelonderzoeken en de eindconclusies in samenspraak met de andere MER-deskundigen een coherent geheel maken. Het team van erkende MER-deskundigen dat zal ingezet worden voor de opmaak van het plan-mer voor het PRUP Site Ruien te Kluisbergen wordt in Tabel 2-1 voorgesteld. De taak van MER-coördinator wordt opgenomen door Nele Aerts. In het MER zullen de effecten van de ontwikkeling van de site Ruien te Kluisbergen onderzocht worden. Gezien de aard van het plan, worden de disciplines bodem, water, mens mobiliteit, geluid en trillingen, lucht, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, en mens sociaal-organisatorische aspecten beschouwd. De discipline klimaat wordt niet afzonderlijk in het plan-mer besproken omdat - ten gevolge van de geplande werken voor deze aspecten - geen effecten verwacht worden die niet in de andere disciplines behandeld worden. Gezien het plan klimaatneutraliteit als Tractebel doelstelling 2 Algemene inlichtingen 9

14 nastreeft, wordt in alle relevante disciplines extra aandacht besteed aan de impact op klimaat (adaptatie en mitigatie). De discipline mens-gezondheidsaspecten 2 wordt eveneens niet afzonderlijk besproken. Relevante effecten op planniveau inzake worden besproken in de disciplines lucht, geluid en trillingen en mens- ruimtelijke apsecten. De discipline licht, warmte en stralingen is niet relevant voor voorliggend MER. Tabel 2-1: Overzicht van het team van erkende MER-deskundigen Discipline Deskundige Nr Erkenningsbesluit Geldig tot Bodem Anne Devivier MB/MER/EDA/2016/00004 Onbepaalde duur Grondwater Oppervlaktewater Francis Vansina MB/MER/EDA/118 Onbepaalde duur Mens - mobiliteit Marc Jossa MB/MER/EDA/146/V4 Onbepaalde duur Geluid en trillingen Chris Neuteleers MB/MER/EDA/556/V3/C Onbepaalde duur Lucht Anne Temmerman MB/MER/EDA/814 Onbepaalde duur Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Nele Aerts MB/MER/EDA/681/V2 Onbepaalde duur Mens (sociaal-organisatorische aspecten) Bieke Cloet MB/MER/EDA-700/V1 Onbepaalde duur 2.3 Toetsing aan de m.e.r.-plicht Op 18 december 2002 is het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage goedgekeurd door de Vlaamse regering. Op 1 december 2007 trad het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma s van 12 oktober 2007 in werking. Samen met het decreet van 27 april 2007 regelt dit besluit de beoordeling van plannen en programma s. Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering over de categorieën van projecten waarvoor (al dan niet) een milieueffectrapport moet worden opgemaakt (project-m.e.r.- besluit), werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 10 december De categorieën van projecten waarvoor een MER moet worden opgesteld, zijn vermeld in bijlage I, II en III van dit besluit. Bijlage I projecten zijn hierbij steeds m.e.r.-plichtig. Bijlage IIprojecten zijn eveneens m.e.r.-plichtig maar de initiatiefnemer kan een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van m.e.r.-plicht indienen bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). Voor bijlage III projecten moet de m.e.r.-plicht geval per geval beoordeeld worden. Het PRUP Site Ruien te Kluisbergen heeft tot doel het bestaande bedrijventerrein Ruien te herontwikkelen. De omvang van de site is ca. 79 ha. Het plan vormt hierdoor het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in rubriek 10a van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of 2 Op basis van de resultaten van de disciplines Lucht en Geluid zal in het plan-mer beslist worden of op projectniveau de discipline mens-gezondheidsaspecten moet worden opgenomen. 10 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

15 meer. Het plan kan niet beschouwd worden als een kleine wijziging of een plan die het gebruik bepaald van een klein gebied op lokaal niveau en is bijgevolg m.e.r.-plichtig. Afhankelijk van het gekozen alternatief vormt het plan ook het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in rubriek 1d van bijlage II van het project-m.e.r.- besluit, Ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voor zover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt en voor zover artikel 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is. Daarnaast vormt het plan ook een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in rubriek 1d van bijlage III van het project-m.e.r.-besluit, indien rubriek 1d van bijlage II niet van toepassing is, eerste bebossing en ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik (projecten die niet in bijlage II zijn opgenomen) en rubriek 10e aanleg van wegen (projecten die niet onder bijlage I of II vallen). Tractebel 2 Algemene inlichtingen 11

16 3. PROCEDURE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE Het betrokken plan volgt de procedure zoals opgenomen in het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage (het MER/VR-decreet) dat op 18 december 2002 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. 3.1 Algemeen De procedure voor het opstellen van een plan-mer wordt gekenmerkt door vier fasen: Een kennisgevingsfase: tijdens deze fase wordt het kennisgevingsdossier opgesteld en ingediend bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). De fase wordt afgesloten met het al dan niet volledig verklaren van de kennisgeving; In de richtlijnenfase worden de inhoud en de bijzondere richtlijnen voor het plan- MER vastgesteld door de Dienst Mer; In de uitvoeringsfase wordt door het team van erkende deskundigen het eigenlijke plan-mer opgesteld; Tijdens de beoordelingsfase wordt het plan-mer inhoudelijk getoetst en goed- of afgekeurd door de Dienst Mer. Hoe de verschillende fasen en de erbij horende procedurestappen worden doorlopen in dit MER wordt hieronder en in Figuur 3-1 kort toegelicht. 3.2 Procedure in dit MER In voorliggend MER zal de uitvoeringsfase tweemaal doorlopen worden. Zoals hoger aangehaald zullen eerst de effecten onderzocht worden van de vier inrichtingsalternatieven die verderop in deze nota beschreven zijn. De resultaten van deze eerste onderzoeksfase worden voor beoordeling voorgelegd aan de dienst MER en verschillende adviesinstanties. De adviezen worden besproken op een eerste ontwerptekstbespreking. In een tweede uitvoeringsfase worden de milieueffecten van het voorkeursalternatief onderzocht. Deze worden eveneens voorgelegd aan de dienst MER en de diverse adviesinstanties, en besproken op een tweede ontwerpvergadering. Het MER zal na de verwerking van de opmerkingen tijdens deze tweede uitvoeringsfase worden ingediend ter goedkeuring aan de dienst MER. Kennisgevingsfase De initiatiefnemer (in casu de provincie Oost-Vlaanderen) controleert of de vergunningsplichtige activiteit moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage (toetsing aan het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van plannen onderworpen aan milieueffectrapportage van 10 december 2004). Als de voorgenomen activiteit MER-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen en laat een kennisgevingsdossier opstellen. Aan de hand van de kennisgeving brengt de initiatiefnemer de administratie op de hoogte van het voorgenomen plan en de geplande opmaak van een plan-mer. 12 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

17 In de kennisgeving zijn onder andere de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het plan beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook is het wenselijk dat de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven worden. Indien er grensoverschrijdende effecten verwacht worden, vermeldt de initiatiefnemer de nodige gegevens die de Dienst Mer toelaten na te gaan of de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten betrokken dienen te worden bij de procedure. Na het opstellen van het kennisgevingsdossier dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de Dienst Mer of de kennisgeving volledig is, en betekent deze beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving. Richtlijnenfase De Dienst Mer stuurt de volledig verklaarde kennisgeving onmiddellijk naar de aangewezen overheidsadministraties waaronder ook de bevoegde diensten van het Waals gewest, en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente (in casu de gemeenten Kluisbergen en Avelgem). De ter inzagelegging wordt aangekondigd via de websites van de betrokken overheidsinstanties (provincie, gemeentes en dienst MER) en via publicatie in een krant. De dienst MER, de initiatiefnemer, de provincie Oost-Vlaanderen en de colleges van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente legt deze kennisgeving onmiddellijk ter inzage van het publiek. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Door nuttige inspraakreacties van inwoners van de betrokken gemeenten kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in de Brochure inspraak bij plan-milieueffectrapportage die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze is te vinden op de webstek of bij de milieuambtenaar van de genoemde gemeenten. De folder kan ook aangevraagd worden via Binnen de 60 dagen na aanvang van de terinzagelegging, bezorgt het college de bij hen binnengekomen reacties over de inhoudsafbakening van het MER van inwoners en eigen opmerkingen aan de Dienst Mer. Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het milieueffectrapport. De Dienst Mer neemt een beslissing inzake de richtlijnen 20 dagen na het beëindigen van de terinzagelegging. De beslissing wordt onverwijld meegedeeld aan de initiatiefnemer en de geraadpleegde administraties en instanties. De richtlijnen worden gepubliceerd op de website van de Dienst Mer. Tractebel 3 Procedure milieueffectrapportage 13

18 Uitvoeringsfase 1 Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Dit gebeurt in overeenstemming met het m.e.r.- richtlijnenboek, de opgelegde inhoudsafbakening, de bijzondere richtlijnen en eventuele bijkomende schriftelijke richtlijnen. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-mer opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en de aangeschreven administraties en openbare besturen. In voorliggend MER wordt deze fase tweemaal doorlopen. Er wordt geopteerd om eerst alle milieueffecten van de reeds omschreven inrichtingsalternatieven en hun verschillende onderdelen te onderzoeken en te adviseren, zodat de initiatiefnemer samen met andere betrokken actoren een voorkeursalternatief kan bepalen op basis van ondermeer deze beoordeelde onderzoeksresultaten. De resultaten van de eerste onderzoeksfase vormen daarbij één van de overwegingsfactoren. Uitvoeringsfase 2 In de tweede uitvoeringsfase wordt het voorkeursalternatief onderzocht. Dit alternatief is een alternatief op planniveau, met bestemmingszone, die soms een andere aanpak vergt inzake effectenonderzoek en beoordeling dan de eerder onderzochte inrichtingsalternatieven, die gebaseerd zijn op concretere ontwerpvoorstellen. Een bestemmingszone laat immers meerdere inrichtingsmogelijkheden toe dan enkel het concrete inrichtingsvoorstel. Het voorkeursalternatief kan de planvertaling zijn van een van de reeds onderzochte alternatieven, maar ook een samenstelling van verschillende onderdelen van de onderzochte alternatieven. Het ontwerp MER wordt net als in de eerste uitvoeringsfase informeel besproken met de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en de aangeschreven administraties en openbare besturen. Eventuele opmerkingen worden verwerkt. Beoordelingsfase Na indiening van het MER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Daarna keurt de Dienst het MER goed of af en stellen ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 50 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de adviesinstanties en de betrokken gemeenten en provincies. Daarnaast publiceert zij de beslissing op haar website. Het ontwerp MER uit de eerste uitvoeringsfase dient als een beslissingsondersteunend document bij de verdere besluitvorming over het voorkeursalternatief. Het definitieve MER zal een ondersteunend document zijn bij de opmaak en goedkeuring van het voorontwerp PRUP (=voorkeursalternatief). 14 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

19 Figuur 3-1 Stroomschema plan-m.e.r.-procedure (generiek spoor) Tractebel 3 Procedure milieueffectrapportage 15

20 3.3 Doelstelling van het plan-mer en het PRUP Het plan-mer kadert in de opmaak van het PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'. Dit PRUP komt voort uit de wens om een ontwikkelingsperspectief voor de site Ruien te ontwikkelen naar aanleiding van het stil leggen en de afbraak van de elektriciteitscentrale van Ruien. De centrale bevond zich op een 79 ha groot terrein op het industrieterrein van Ruien. Het plan-mer heeft tot doel de effecten van de mogelijke ontwikkelingen van de site Ruien te Kluisbergen in beeld te brengen. Waar noodzakelijk, met name indien onaanvaardbare effecten worden verwacht, zullen milderende of compenserende maatregelen worden voorgesteld. Zoals hoger omschreven is het doel van de eerste uitvoeringsfase om de beleidskeuze inzake het voorkeursalternatief mee te onderbouwen. Samen met andere elementen zoals maatschappelijk draagvlak, financiële haalbaarheid, laten ze beleidsmakers toe een weloverwogen keuze te maken. Het doel van de tweede uitvoeringsfase is om de effecten in beeld te brengen van het plan, het PRUP, en waar nodig milderende maatregelen voor te stellen. Het plan-mer zal eveneens de elementen voor het uitvoeren van de watertoets bevatten. In het kader van het decreet betreffende het integraal waterbeheer dient een watertoets uitgevoerd te worden. Indien blijkt dat een schadelijk effect wordt verwacht op de waterhuishouding in het plangebied, moeten voorwaarden worden opgelegd om die effecten op het watersysteem te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren. Bij elke beslissing over een plan, programma of plan (vergunning) moet de bevoegde (vergunningverlenende) overheid nagaan of er schade kan ontstaan aan het watersysteem. Voor activiteiten die onderworpen zijn aan een milieueffectenrapportage dient de analyse en evaluatie hiervan, in het MER te gebeuren. De effectevaluatie binnen de disciplines gronden oppervlaktewater evenals fauna en flora (effecten op aquatisch leven) zoals voorzien in het MER, zullen de nodige input leveren voor de watertoets. Het plangebied is op een afstand van meer dan 1 km van de Speciale Beschermingszone Habitatrichtlijngebied BE Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen gelegen. Gezien het plan geen directe (habitatverlies) of indirecte effecten (via waterrelaties, emissies) op het functioneren van deze Speciale Beschermingszone zal hebben, kan er besloten worden dat er geen impact zal zijn. Een screening naar betekenisvolle aantasting van het Habitatrichtlijngebied (voortoets) of de opmaak van een passende beoordeling is dan ook niet vereist. Het plangebied grenst (weliswaar gescheiden door de Schelde) aan het VEN-gebied De West-Vlaamse Scheldevallei, ten westen van het plangebied. De overheid mag geen activiteiten, binnen of buiten het VEN toestaan als deze activiteit onvermijdbare én onherstelbare schade kan aanrichten aan de natuur van het VEN. In een verscherpte natuurtoets wordt nagegaan wat de effecten van het plan zijn voor het VEN-gebied en op welke wijze de effecten gemilderd of gecompenseerd moeten worden. De verscherpte natuurtoets zal binnen de effectbespreking van de discipline Fauna en Flora in het MER uitgewerkt worden. Het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 (B.S. 17/10/2013) verplicht de overheid om bij de besluitvorming zo veel mogelijk zorg in acht te nemen voor de erfgoedkenmerken van onroerende goederen, die zijn opgenomen in een aan een openbaar onderzoek onderworpen vastgestelde inventaris, en voor de erfgoedwaarden van een erfgoedlandschap. De zorgplicht omvat een uitdrukkelijke motiveringsverplichting, in die zin dat de overheid in elke beslissing moet aangeven hoe ze rekening heeft gehouden met de zorgplicht. Voor vastgestelde inventarisitems geldt deze verplichting voor elke beslissing over een eigen werk of activiteit met directe impact op het geïnventariseerde erfgoed (art. 16 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

21 4.1.9 Onroerenderfgoeddecreet). Voor erfgoedlandschappen geldt de verplichting voor elke beslissing over eigen werken, over het verlenen van een opdracht daarvoor of over een eigen plan of verordening die een erfgoedlandschap nadelig kunnen beïnvloeden (art Onroerenderfgoeddecreet). De overheid moet maatregelen nemen om schade aan de erfgoedwaarden te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken. Het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 (B.S. 27/10/2014) voorziet dat de motiveringsverplichting in beide gevallen vervalt als bij de beslissing reeds een beoordeling gebeurd is van de impact op de erfgoedkenmerken van een inventarisitem (artikel Onroerenderfgoedbesluit) of van de impact op de erfgoedwaarden (artikel Onroerenderfgoedbesluit) in het kader van een milieueffectrapport of een milieueffectbeoordeling. In de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie van het MER zal de beoordeling van de impact op de erfgoedkenmerken van het beschermde landschap op gepaste wijze meegenomen worden. Bij de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen dient conform het Onroerenderfgoeddecreet de initiatiefnemer na te gaan of een bekrachtigde archeologienota vereist is. In de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie van het MER zal worden nagegaan of de projecten die mogelijk gemaakt worden binnen het plan onder de verplichting van een voorafgaand archeologisch vooronderzoek kunnen vallen. 3.4 Procedure voor opmaak PRUP Algemeen Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP s) worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het structuurplan. RUP s scheppen de juridische mogelijkheden (onder andere inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie met betrekking tot de ordening van woongebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers- en vervoersinfrastructuur, groene ruimten, recreatie enz. RUP s kunnen worden opgemaakt op 3 niveaus (gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk). De geplande ontwikkeling van de site Ruien te Kluisbergen kan niet voor alle onderdelen gerealiseerd worden binnen de geldende voorwaarden van het gewestplan. Het gewestplan bestemt een groot deel van de zone als gebied voor zware industrie. Deze vorm van industrie is achterhaald en niet langer wenselijk op deze plaats. Er worden andere vormen van bedrijvigheid, en herbestemming naar andere functies, naar voor geschoven en onderzocht in de eerste uitvoeringsfase van dit MER. In een tweede fase zal concreet orden onderzocht wat het effect is van deze bestemmingswijzigingen die het voorkeursalternatief realiseerbaar maken. Afhankelijk van het voorkeursalternatief kunnen dit onder meer zones voor bedrijvigheid, openbaar nut, landbouw, natuur, (weg)infrastructuur, leidinginfrastructuur, wonen en recreatie zijn. Om deze bestemmingswijzigingen mogelijk te maken wordt dan de procedure voor de opmaak van een provinciaal RUP (PRUP), conform de bepalingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, opgestart. Een RUP bevat een grafische voorstelling van het plangebied en bevat de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming van dat gebied, de inrichting ervan en het beheer van dat gebied. In een RUP wordt in eerste instantie toegelicht welke Tractebel 3 Procedure milieueffectrapportage 17

22 randvoorwaarden en bepalingen betrekking hebben op het plangebied. De procedure voor opmaak van een RUP wordt weergegeven op onderstaande figuur. Figuur 3-2 Procedure voor de opmaak van een PRUP 18 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

23 3.4.2 Rol van het plan-mer binnen de procedure van het PRUP Het m.e.r.-proces dient te fungeren als effectenonderzoek op basis waarvan het plan (RUP) op een zo verantwoord mogelijke wijze gerealiseerd kan worden. Het MER focust hierbij op het onderzoek van de effecten op het milieu. Hierbij dient het milieu zeer ruim begrepen te worden en omvat dit: de bodem het water (grondwater en oppervlaktewater) de mens mobiliteitsaspecten het geluidsklimaat de luchtkwaliteit de fauna en flora het bouwkundig erfgoed, het landschap en de archeologie de mens - ruimtelijke aspecten Er wordt bijgevolg ruim gekeken naar de mogelijke effecten van het plan. Specifiek in dit MER wordt er in een eerste uitvoeringsfase onderzocht wat de effecten zijn van mogelijke planinvullingen (inrichtingsalternatieven genoemd). Bij het onderzoek van de effecten wordt gezocht naar een zo milieuvriendelijk mogelijke wijze (het meest milieuvriendelijke alternatief) om het plan uit te voeren. Waar mogelijk zullen milderende of compenserende maatregelen op planniveau voorgesteld worden. Het plan-mer maakt geen keuze maar geeft een objectief overzicht van de verschillende milieueffecten die door het plan kunnen optreden. Op die manier zal het plan-mer bruikbaar zijn als milieuafweging voor de keuze voor een voorkeursalternatief en voor het op te maken PRUP. Hierbij wordt gedurende het proces een belangrijke wisselwerking tussen het de keuze van het voorkeursalternatief en het ontwerpen van het PRUP en de effectevaluatie van het plan-mer voorzien. 3.5 Verdere besluitvorming Het plan-mer zal bijgevoegd worden aan het betreffende voorontwerp-prup. Dit kan door integratie in de toelichtingsnota of als een afzonderlijk document dat als bijlage aan het voorontwerp-prup wordt toegevoegd. Vervolgens wordt de verdere RUP-procedure doorlopen zoals hoger op hoofdlijnen geschetst in Figuur 3-2. Na definitieve vastlegging van het PRUP, kunnen concrete projectvoorstellen worden uitgewerkt. Voor de activiteiten die voorkomen in het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 betreffende de vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan project-milieueffectrapportage, zal in het kader van de verdere stedenbouwkundige vergunningsaanvraag voor de ontwikkeling van de site Ruien een project-mer opgemaakt worden, een gemotiveerd verzoek tot ontheffing ingediend worden of een project-m.e.r.- screening opgemaakt worden. Voor m.e.r.-plichtige projecten is in het kader van de vergunningsaanvragen eveneens nog een openbaar onderzoek voorzien. Indien een goedgekeurd project-mer of een ontheffing van de project-mer plicht bekomen wordt, kunnen de vergunningsaanvragen ingediend worden. Het goedgekeurd project-mer of de project-mer-ontheffingsbeslissing zullen dan deel uitmaken van de vergunningsaanvraag. Tractebel 3 Procedure milieueffectrapportage 19

24 3.6 Participatie Simultaan met het plan-mer wordt een participatieproces gevoerd. Dit proces maakt geen deel uit van het MER, maar zal wel samen met ondermeer de eerste uitvoeringsfase van het MER de beslissing inzake het voorkeurscenario voeden. Het participatieproces loopt parellel met het MER en in twee delen: a) Voor en nadelen aftoetsen met stakeholders van de 4 scenario s + daarop varianten, voorstellen enz. formuleren (binnen die scenario s wel) b) Informeren over het proces en de procedures van de Publieke Kennisgeving zodat stakeholders eventueel alternatieve scenario s (moeten wel passen binnen de 10 doelstellingen, zie hoofdstuk 6.1) kunnen voorstellen voor planmer De participatiestudie houdt in dat alle mogelijke ruimtegebruikers uit de nabije en ruimere omgeving actief betrokken worden. Deelnemers worden gestimuleerd en ondersteund in het genereren van ruimtelijke voorstellen van de site. Het is de bedoeling dat alle doelgroepen gebriefd worden over de planningsmethodologie, de stand van zaken en ruimtelijke context. Alle voorliggende scenario s die nu onderhavig zijn aan het plan-mer en de 10 ruimtelijke principes worden uitgebreid gecommuniceerd aan de hand van het bestaande ontwerpend onderzoek dat hiervoor voorhanden is. De communicatie dient aangepast te worden aan de diverse doelgroepen. Bovendien worden ze op de hoogte gebracht van de doelstellingen, methodiek en timing van het participatieproces. Meteen wordt duidelijk gebriefd dat participatie een adviserend onderdeel is en samen met de andere studies geïntegreerd wordt in een voorkeurstraject. Het moet van bij aanvang duidelijk zijn dat de beslissingen uit de participatie moeten passen binnen het vooropgestelde kader, enkel dan kunnen ze worden geïntegreerd in de studie. De participanten zullen snel in het proces geïnformeerd over het feit dat wenselijke alternatieve scenario s kunnen geïntegreerd worden in de plan-mer procedure mits ze tijdig (tijdens de publieke kennisgeving) voorgelegd worden in de plan-mer procedure. Duidelijke informatie (bv. wat is een plan-mer en hoe verloopt een publieke kennisgeving ) is hierbij cruciaal. Binnen dit overkoepelende participatietraject worden ook publieksmomenten georganiseerd. Hierbij worden niet enkel de ruimtegebruikers maar ook geïnteresseerden die niet direct gebruik maken van de site geïnformeerd. Een eerste publieksmoment wordt georganiseerd tijdens/voor de terinzagelegging van de kennisgeving in de plan-mer procedure en een tweede bij het openbaar onderzoek na de voorlopige vaststelling voor het RUP door de provincieraad. 20 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

25 4. VERANTWOORDING VAN HET PLAN 4.1 Algemeen De site van de voormalige elektriciteitscentrale te Ruien nam een belangrijke plaats in de gemeente Kluisbergen en haar omgeving in. Ruimtelijk, door de zichtbare aanwezigheid van koeltorens en hoogspanningsmasten in de vallei, maar ook sociaal en economisch, door de grote tewerkstelling en activiteit die ze genereerde in deze landelijke gemeente. De aanwezigheid van de centrale zorgde dan ook voor de selectie van de buitengebiedgemeente Kluisbergen als een specifiek economisch knooppunt in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. De aangrenzende percelen die in het gewestplan (Figuur 5-4) eveneens bestemd zijn voor milieubelastende industrie werden echter nooit als dusdanig ontwikkeld. Wel vonden er een beperkt aantal lokale en regionale bedrijven een plaats, en werd onderzoek gedaan om in de rand van het gebied de aanleg van een omleidingsweg naar Ruien mogelijk te maken, om de kern van Berchem te ontlasten. Met de verdere uitdoving en uiteindelijke stopzetting van de centrale kreeg de vraag naar een concrete ontwikkelingsvisie voor de site en haar omgeving een urgenter en concreter karakter. Er wordt aangenomen dat de belangrijkste huidige bestemming en zijn oppervlakte, met name grootschalige milieubelastende industrie, op deze locatie niet wenselijk en realiseerbaar is. Naast de gewestplanbestemming voor milieubelastende industrie is het gebied in het zuidoosten deels bestemd als agrarisch gebied, bufferzone en voor een klein deel als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. In overleg met de betrokkenen werden een aantal mogelijke inrichtingsalternatieven opgemaakt. Daarbij werden de belangrijkste de evidente ruimtelijke en milieurandvoorwaarden, zoals verontreinigde gronden, aanwezige ontsluitingsmodi, reeds geïntegreerd in de inrichtingsalternatieven. Om deze inrichtingsalternatieven in het gebied te kunnen realiseren is een bestemmingswijziging nodig. Afhankelijk van het alternatief is voor de herinrichting van het plangebied ook het opheffen van de agrarische zone en de bufferzone noodzakelijk. Een deel van het industrieterrein is bovendien niet ontwikkelbaar vanwege de aanwezigheid van verontreinigde grond. Hier wordt een natuurfunctie nagestreefd. 4.2 Potenties van het plangebied De planologische bestemming als bedrijventerrein Op het gewestplan is, zoals hoger gesteld, de site Herpelgem ingekleurd als industrieterrein voor milieubelastende activiteiten. In de betrachting van het RSV zoveel als mogelijk open ruimte te vrijwaren en tegelijk de nood aan bijkomende oppervlakte voor economische bedrijvigheid geheel in te vullen, lijkt het logisch de bestemming van de site Herpelgem als bedrijventerrein nieuw leven in te blazen. Indien de nood aan industrieterreinen aangetoond is, lijkt de vernietiging van bedrijfsoppervlakte of het via planologische ruil wegknippen ervan te mijden. Het aansnijden als bedrijventerrein van nieuwe greenfields stoelt immers op een steeds kleiner wordend maatschappelijk draagvlak. De mogelijkheid tot ontsluiting via de Bovenschelde Vlaanderen zet sinds een aantal jaar maximaal in op het gebruik van de waterwegen als transportmodus voor grondstoffen en goederen met als doel de dichtslibbende wegeninfrastructuur zoveel als mogelijk van dit vervoer te ontlasten, De ligging van de site langsheen de Bovenschelde, bevaarbaar voor grotere binnenschepen, is hierdoor uiteraard Tractebel 4 Verantwoording van het plan 21

26 een troef voor het behouden van de bedrijventerreinen op deze zone. De vaststelling dat ook bij de vroegere activiteiten de Bovenschelde veruit de belangrijkste vervoersdrager was kan deze stelling enkel versterken. De mogelijkheid tot ontsluiting via de N8 De ontsluiting van het gebied via de weg is momenteel niet optimaal. Er is de potentie om een nieuwe ontsluitingsweg te realiseren die rechtstreeks aantakt op de N8. Hierdoor ontstaat een vlotte verbinding met het hogere verkeersnetwerk en wordt de kern van Berchem ontlast. De relatieve grootte van het gebied Het vrijkomen van een aaneengesloten industriegebied van 79 hectare is voor de economische ontwikkeling van de streek een unieke kans. Naast de watergebondenheid ervan ontstaat er ook ruimte voor activiteiten waarvoor veel oppervlakte noodzakelijk is. De grootte van het gebied biedt ook potentie voor klimaatmitigatie en klimaatadaptieve maatregelen. De aanwezigheid van energiedragers Onmiddellijk aansluitend bij het terrein bevinden zich twee belangrijke energiedragers. Er is het hoogspanningsstation van Elia en de gasontspanningsinstallatie van Fluxys. Beide kunnen nuttig worden gebruikt, zowel voor de ter beschikkingsstelling van energie, als voor de afname van de op het terrein geproduceerde energie. Bij dit laatste kan in de eerste plaats worden gedacht aan het plaatsen van windturbines die de site minstens CO 2 -neutraal kunnen maken. Gelet op het vroegere gebruik van de site wordt er van uit gegaan dat ook voldoende telecommunicatiemogelijkheden voorhanden zijn. De toeristische mogelijkheden Door de ligging langsheen de Schelde kan het gebied ook voor een verdere toeristische ontwikkeling van de Vlaamse Ardennen een positieve inbreng hebben. De toeristische waarde kan nog worden verhoogd indien ook de reeds aanwezige ligplaatsen voor pleziervaartuigen aan de overkant van de Schelde kunnen worden betrokken. Vermits de site wordt omzoomd door twee goed uitgeruste fietspaden, één op de trekweg langs de rechteroever van de Bovenschelde, één op delen van de voormalige spoorlijn 85 tussen Oudenaarde en Kortrijk (fietspad tussen Oudenaarde en Ruien), kan ze ook een nieuwe ankerplek worden voor de uitbouw van de dagrecreatie in deze toeristisch potentieel waardevolle regio. De ecologische mogelijkheden De aanwezige rietvelden en bijbehorende vijvers en mogelijk ook het ijzeraardestort hebben een ecologische waarde. 22 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

27 5. RUIMTELIJKE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PLAN 5.1 Ruimtelijke situering Het plangebied is gelegen op de rechteroever van de Schelde in Ruien een deelgemeente van de gemeente Kluisbergen, Oost-Vlaanderen. Het bevindt zich in de Scheldevallei, tussen de woonkernen van Ruien en Berchem. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Schelde; in het oosten door de terreinen van een betonfabriek / betoncentrale en andere bebouwing langs de Brugstraat (N8), in het zuiden door de Molenstraat en de voormalige spoorlijn 85 (spoorweg van Oudenaarde naar Moeskroen) en in het westen door het terrein van Scaldis, een lijnzaadverwerkend bedrijf. Figuur 5-1 Situering plangebied op de orthofoto (2015) Tractebel 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan 23

28 Het gebied wordt ontsloten door de Molenstraat die in het oosten, ter hoogte van de woonkern van Berchem, aansluit op de N8. Op het jaagpad langs de Schelde bevindt zich een fietsverbinding. De voormalige spoorweg is eveneens omgevormd tot een vrijliggend fietspad tussen Oudenaarde en Ruien. Aan de overzijde van de Schelde bevindt zich de woonkernen van Kerkhove en Waarmaarde in de gemeente Avelgem, West-Vlaanderen. Het plangebied bevindt zich op ca. 2 km van de gewestgrens met Wallonië. De dichtstbijzijnde gemeente op Waals grondgebied zijn de deelgemeentes Orroir en Amougies in de gemeente Mont-de-l Enclus. Figuur 5-2 Situering plangebied op de topografische kaart 24 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

29 5.2 Beschrijving van de bestaande toestand De elektriciteitscentrale van Ruien wordt momenteel afgebroken. We gaan ervan uit dat het terrein bij de start van het effectenonderzoek braak zal liggen. Langs de Schelde bevinden zich ter hoogte van het plangebied over een deel van de oever laad- en loskades. Waterwegen en Zeekanaal NV, beheerder van de Schelde, heeft het voornemen de kaaimuren op korte termijn her aan te leggen. Op de Schelde is ter hoogte van het plangebied ook een sluis aanwezig (Sluis Kerkhove). Er zijn plannen om deze sluis te vernieuwen, maar er is op dit ogenblik nog geen concrete informatie beschikbaar over hoe dit zal gebeuren. Ten westen van de voormalige centrale bevindt zich een hoogspanningsstation van Elia (150 kv) van waaruit 2 draadstellen van 70 kv het plangebied doorkruisen en een woonstraat voorheen bestemd voor de werknemers van de centrale. De woningen aan de woonstaat zijn al geruime tijd onbewoond. In het plangebied bevindt zich ook een drukreduceerstation van Fluxys. De ondergrondse gasleiding loopt vanuit zuidwestelijke richting parallel met de Molenstraat en komt via de insteekweg toe op het drukreduceerstation van waaruit het verder parallel met de Dorpbeek loopt richting de brug over de Schelde (N8). Binnen het plangebied bevindt zich een vliegasstort (conform grondstoffenverklaring OVAM). De vliegas is afkomstig van de centrale en is spontaan begroeid met loofhoutopslag. Het gebruikscertificaat voor de vliegassen als vormgevende bouwstof is verlopen sinds 17 mei 2015 (OVAM, 2010). Ten oosten hiervan bevindt zich een ijzeraardestort, eveneens afkomstig van de centrale. Deze deponie is op een milieutechnisch verantwoorde wijze van het omringende milieu afgesloten en voorzien van een bodemlaag van ca. 1,5 m, waarop een pioniersvegetatie is ontstaan. Ten oosten en westen van deze stortplaatsen bevinden zich vijvers. 5.3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In Tabel 5-1 wordt een beknopt overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en hun relevantie voor voorliggend plan. Indien relevant, wordt verder ook verwezen naar de bijhorende figuren of paragrafen die de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden uitgebreider toelichten. In het MER zal de planrelevantie van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden verder toegelicht en meer uitgebreid besproken worden in de verschillende relevante hoofdstukken en milieudisciplines van het MER. Opmerkingen: Verwijzing naar een decreet of besluit houdt impliciet een verwijzing in naar eventuele latere wijzigingen hieraan. Verwijzing naar een decreet houdt impliciet en voor zover niet reeds vermeld een verwijzing in naar de onderliggende uitvoeringsbesluiten. Tractebel 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan 25

30 Tabel 5-1 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en relevantie voor het plan Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (en wijzigingsdecreten) Omvat bepalingen inzake de organisatie, planning, vergunningenbeleid en handhaving. Het voorziet onder meer in de opmaak van structuurplannen op drie niveaus (gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk) en legt de bevoegdheden van de genoemde beleidsniveaus vast. Ruimtelijke uitvoeringsplannen werken de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. De recentste wijzigingen betreffen een aangepast procedureverloop voor vergunningsaanvragen (omgevingsvergunning, van kracht vanaf 23/02/2017) en de mogelijkheid voor het volgen van geïntegreerde procedureverloop op planniveau. Zie verder in deze tabel onder "Gewestplan", "Ruimtelijke uitvoeringsplannen" en "Structuurplannen". Bij uitvoering van de plannen dienen stedenbouwkundige vergunningen te worden aangevraagd (voor bijvoorbeeld het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, bouwen,...). Verschillende disciplines Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) (23 september 1997, wettelijke basis in het decreet van 24 juli 1996, 12/12/2003 eerste herziening, 17/12/2010 tweede herziening) Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. De gemeente Kluisbergen is in het RSV aangeduid als specifiek economisch knooppunt. Het RSV legt de toekomstige visie op o.a. de ruimtelijk-economische structuur vast met o.a. richtinggevende en bindende bepalingen inzake bedrijventerreinen. Verschillende disciplines Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) Oost- Vlaanderen (goedgekeurd op 18/02/2004, 25/08/2009 eerste herziening, 18/06/2012 tweede herziening) Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie. Als doelstellingen voor de ruimtelijk-economische structuur stelt het PRS de volgende doelstellingen voor op: Bundelen van economische activiteiten met aandacht voor het buitengebied Voorzien in een kwantitatief en kwalitatief aanbod aan bedrijventerreinen Efficiënt en doordacht ruimtegebruik op bedrijventerreinen Verschillende disciplines Kluisbergen is aangeduid als specifieke economisch knooppunt Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Kluisbergen (goedgekeurd op 17/06/2010) Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Kluisbergen. In het GRS wordt aangegeven dat de ontsluiting van het plangebied onvoldoende is. Naast de verkeersoverlast op de kern van Berchem is er ook hinder door het ontbreken van een degelijke buffer tussen het regionaal bedrijventerrein en de kern. Het GRS stelt tot doel om de bestaande industrieterreinen zo efficiënt en zo kwalitatief mogelijk uit te bouwen. Een ontlasting van de kern van Berchem kan gebeuren door een rechtstreekse verbindingsweg te voorzien tussen de N8 en de Molenstraat rondom het woonweefsel. Verschillende disciplines Gewestplan Het gewestplan is een bij Koninklijk Besluit goedgekeurd plan. Het gewestplan legt de bestemming en het gebruik van het grondgebied vast. Deze gewestplannen kunnen gewijzigd worden door bijzondere Het plangebied heeft volgens het gewestplan nr. 11 Oudenaarde (KB 24/02/1977) (Figuur 5-4) de volgende bestemmingen: Verschillende disciplines 26 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

31 Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen. milieubelastende industrieën gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut bufferzones agrarische gebieden Bijzonder plan van aanleg (BPA) Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP) Vlarem I en II Bodemsaneringsdecreet en VLAREBO Bijzondere plannen van aanleg (BPA s) zijn gemeentelijke bestemmingsplannen die zijn opgemaakt ter verfijning van het gewestplan. Het decreet op de Ruimtelijke ordening (zie verder) bepaalt dat de bijzondere plannen van aanleg vervangen worden door gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP s), omdat deze steeds vertrekken vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan. De bestaande bijzondere plannen van aanleg blijven evenwel rechtsgeldig tot ze worden vervangen door een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Een RUP is één van de instrumenten om het ruimtelijk structuurplan uit te voeren. Een RUP legt de bestemming van een bepaald gebied vast (meestal een wijziging ten opzichte van het gewestplan). Net als de ruimtelijke structuurplannen worden ook de RUP s opgemaakt op de 3 beleidsniveaus: gemeentelijk, provinciaal en gewestelijk. Vlarem I behandelt de milieuvergunningsplicht en omvat een lijst van hinderlijke inrichtingen. In Vlarem II zijn de algemene en sectorale milieuvoorwaarden gekoppeld aan de vergunning tot exploitatie van een hinderlijke inrichting opgenomen. Voorziet in regelgeving omtrent bodemverontreiniging en sanering (identificatie risicoactiviteiten, register verontreinigde gronden, regeling nieuwe en historische bodemverontreiniging en grondoverdracht, bodemsaneringsnormen, normen voor hergebruik van bodem). De wijziging van de gewestplanbestemming is het onderwerp van voorliggend plan. Er zijn geen BPA s gelegen in het plangebied. Er zijn geen RUP s gelegen in het plangebied. De exploitatie van hinderlijke inrichtingen vergt een milieuvergunning. Voor een lijst van hinderlijke inrichtingen zie bijlage 1 van Vlarem I. Voor de exploitatie van nieuwe activiteiten of de uitbreiding van activiteiten binnen het onderzoeksgebied zal mogelijks een milieuvergunning dienen te worden aangevraagd. Specifieke voorwaarden inzake geluidshinder, luchtemissies, worden besproken bij de respectievelijke disciplines. De Vlaremvoorwaarden zijn van toepassing op bestaande en toekomstige ontwikkelingen binnen het onderzoeksgebied Volgens de digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering, toestand 09/09/2016) zijn er binnen het plangebied enkele bodemonderzoeken uitgevoerd en bodemsaneringsprojecten gestart (Figuur 9-7). De uitvoering van het plan brengt een beperkt grondverzet met zich mee. Hiervoor zal er een technisch verslag en een bodembeheerrapport dienen te worden opgesteld. Uitvoeren van onderzoek naar uitgegraven grond zit niet vervat in het MER. Verschillende disciplines Verschillende disciplines Bodem Water Geluid en trillingen Lucht Bodem Tractebel 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan 27

32 Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringklopen en afvalstoffen) Het VLAREMA bouwt verder op het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) uit 1997 en voert het Materialendecreet uit dat de basis is voor de overgang van een afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid. Normen voor hergebruik van afvalstoffen als bodem of nietvormgegeven bouwstof. Bodem Grondwaterdecreet (24 januari 1984) Vormt de basis voor zowel de kwalitatieve bescherming van het grondwater als voor het grondwatergebruik en voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningsgebieden. De procedure voor het aanvragen van een vergunning voor de onttrekking van of infiltratie naar het grondwater, evenals voor boringen naar grondwater, is geïntegreerd in VLAREM (rubrieken 52 tot en met 55). Specifieke voorwaarden voor hoger genoemde activiteiten zijn opgenomen in de hoofdstukken 5.52 tot en met 5.55 van VLAREM II. Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingszone type III (Figuur 9-8). Op ca. 200 m ten noorden bevindt zich een drinkwaterwinning. Potentiële invloed van het project op de grondwaterkwaliteit. In het kader van de werken nodig voor de aanleg van de infrastructuur en bouwvolumes is het mogelijk dat bemaling noodzakelijk is. Details bemaling en effecten: vooral op project-niveau, tijdens voorbereidend studiewerk architect of binnen de verdere besluitvorming /vergunningsaanvragen van belang. Volgens VLAREM I Bijlage 1, rubriek 53.2, geldt voor het onderzoeksgebied meldingsplicht voor bronbemaling. In het kader van de mogelijke activiteiten binnen de gebieden geldt dan ook een meldingsplicht. Water Decreet Integraal Waterbeleid (18 juli 2003) Sinds 22 december 2000 is de Europese kaderrichtlijn Water van kracht. De richtlijn vormt het raamwerk voor het integraal waterbeleid van de Unie én van de lidstaten, die de Europese regelgeving naar eigen wetgeving moeten omzetten. In Vlaanderen gebeurde de omzetting via het decreet betreffende het integraal waterbeleid. Streven naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Elk plan moet aan de watertoets onderworpen worden. Bij elke beslissing over een plan, programma of vergunning moet nagaan of een voorgenomen actie al dan niet een schadelijk effect heeft op het milieu, bekeken vanuit het watersysteem. Als de te vergunnen activiteiten of het goed te keuren plan of programma daarentegen wel een schadelijk effect kunnen veroorzaken, moet de overheid voorwaarden opleggen om dat schadelijk effect te voorkomen, te beperken, te herstellen of, wat infiltratie van hemelwater of vermindering van ruimte voor het watersysteem betreft, te compenseren. Zo het schadelijk effect betrekking heeft op de kwantiteit van het grondwater, kan slechts een vergunning worden toegestaan of een plan of programma worden goedgekeurd indien er een groot maatschappelijk belang mee gemoeid is. Indien het schadelijk effect niet voorkomen, beperkt, hersteld of gecompenseerd kan worden, moet de vergunning geweigerd worden. In het MER dienen de elementen aangereikt te worden die kunnen gebruikt worden voor deze watertoets. Op basis van de waterbeleidsnota van de Vlaamse Regering werd het concept vasthouden bergen afvoeren ingevoerd. Dit concept houdt in dat wateroverlast niet wordt afgewenteld naar de stroomafwaarts gelegen gebieden. Stedenbouwkundige Dit besluit omvat de minimale voorschriften voor de lozing van niet- In de discipline water wordt nagegaan welke maatregelen in het kader Water Water 28 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

33 Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline verordening inzake hemelwaterputten, infiltratieen buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Besluit goedgekeurd op 5 juli verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. van de verordening genomen dienen worden. Wet op de bevaarbare waterlopen Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden De Bovenschelde is een bevaarbare waterloop (Figuur 9-9). Water Wet op de onbevaarbare waterlopen Basiswet van 28 december 1967 en later aangevuld door het Decreet van 21 april 1983 houdende de ruiming van onbevaarbare waterlopen. Regelt het beheer van en werken aan de onbevaarbare waterlopen In het plangebied zijn enkele onbevaarbare waterlopen gelegen. Doorheen het plangebied stroomt de Dorpsbeek en de Molenbeek (beide geklasseerd tweede categorie), evenals enkele niet geklasseerde waterlopen (Figuur 9-9). Water Basiskwaliteitsnormen oppervlaktewater Legt de kwaliteitsdoelstellingen van de waterlopen vast De waterlopen binnen het plangebieden moeten voldoen aan de kwaliteitsdoelstellingen basiswaterkwaliteit. Water Besluit van 8 december 1998 en Besluit houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) van 1 juni 1995 (laatst gewijzigd op 7 januari 2005). Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai (22 juli 2005) Het omgevingslawaai en de hieruit voortkomende geluidshinder en schadelijke effecten dient men te vermijden, te voorkomen of te verminderen om een goede geluidskwaliteit te bewaren. Methodiek voor de evaluatie van hinder veroorzaakt door schadelijk of ongewenst geluid. Een toetsing zal gebeuren in het plan-mer. Geluid Differentiatie milieukwaliteitsnormen omgevingslawaai naar omgevingskenmerken dd. 19/09/2008, opgesteld door het dept. LNE van de Discussietekst ter beschikking gesteld met vermelding van te hanteren richtwaarden voor spoor- en wegverkeer (door de overheid gedifferentieerde referentiewaarden genoemd) In Vlarem II zijn momenteel nog geen criteria opgenomen omtrent toelaatbare geluidswaarden voor weg- en spoorverkeerslawaai in open lucht, nabij bewoonde gebouwen. In afwezigheid daarvan, maar om toch de geluidseffecten te kunnen beheersen, wordt gebruik gemaakt van criteria voor hoofdwegen, primaire wegen, secundaire en lokale wegen uit de discussietekst. Geluid Tractebel 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan 29

34 Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline Vlaamse Overheid NEC Richtlijn / Richtlijn 2001/81/EG inzake emissieplafonds Reductiedoelstellingen voor verzuring, eutrofiëring (vermesting) en vorming van ozon vast Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen veelal de NEC-richtlijn genoemd legt de lidstaten van de Europese Unie absolute emissieplafonds op voor de NOx, SO 2, VOS (vluchtige organische stoffen exclusief methaan) en NH 3, waaraan vanaf 2010 moet voldaan worden. Lucht Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa Luchtkwaliteitsnormen voor SO 2, NOx en NO2, PM10 en PM2.5, Pb, benzeen0 Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa legt de lidstaten bovendien luchtkwaliteitsnormen op voor SO 2, NOx en NO 2, PM 10 en PM 2.5, Pb, benzeen, CO (koolstofmonoxide) en O 3. De lidstaten dienen de feitelijke concentraties van deze vervuilende stoffen doorlopend te toetsen aan grenswaarden (SO2, NO2 en NOx, PM 10, PM 2.5, lood, CO, benzeen) en streefwaarden (PM 2.5 en O 3). Lucht Natuurdecreet (21 oktober 1997) en uitvoeringsbesluiten Regelt de bescherming, ontwikkeling, beheer en herstel van de natuur en de natuurlijke milieus. Van groot belang is de afbakening van de VEN- (Vlaams Ecologisch Netwerk) en IVON-gebieden (Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk). Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) is een selectie van waardevolle en gevoelige natuurgebieden in Vlaanderen. Het zijn gebieden waar natuurbehoud en natuurontwikkeling op de eerste plaats moeten komen om de Vlaamse natuur duurzaam in stand te kunnen houden. Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet, met onder meer het stand-still beginsel en de zorgplicht zijn van toepassing. Het plangebied grenst (weliswaar gescheiden door de Schelde) aan het VEN-gebied De West-Vlaamse Scheldevallei. Fauna en Flora Vogel-, Habitatrichtlijn- en Ramsargebieden Behandelt de afbakening van speciale beschermingszones (SBZ) inzake het behoud van de vogelstand, de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna en de waterrijke gebieden (wetlands). Het plangebied is niet gelegen in of nabij speciale beschermingszones (SBZ) of Ramsargebied. Fauna en Flora Vlaamse natuurreservaten / Erkende natuurreservaten Natuurreservaten zijn gebieden die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van natuur, aangewezen of erkend door de Vlaamse Regering. Het plangebied is niet gelegen in of nabij een natuurreservaat. Fauna en Flora Vegetatiebesluit Regelt onder meer de voorwaarden voor het wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen Indien het wijzigen van volgende kleine landschapselementen en vegetaties onvermijdelijk is, dienen de bepalingen van het vegetatiebesluit gevolgd te worden: holle wegen; graften; bronnen; historisch permanent grasland en poelen gelegen in groen-, park-, buffer-, en bosgebieden; vennen en heiden; moerassen en waterrijke gebieden; Fauna en Flora 30 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

35 Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline duinvegetaties. Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (15 mei 2009) Regelt de bescherming van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, ongewervelde dieren, planten, korstmossen en zwammen. Besluit moet een bijdrage leveren tot het stoppen van de achteruitgang van de biodiversiteit in Vlaanderen. De soorten die voorkomen in het plangebied en waarop het besluit van toepassing is, dienen beschermd te worden (zie discipline fauna en flora). Fauna en Flora Bosdecreet Decreet dat het verstandig en duurzaam gebruik en beheer van de Vlaamse bossen regelt. Zo bepaalt het onder andere de ontbossing en compensatieregeling. Het bos dat voorkomt in het plangebied en waarop het besluit van toepassing is, dient beschermd te worden (zie discipline fauna en flora). Fauna en Flora Onroerend-erfgoeddecreet (12 juli 2013) Het decreet regelt het onroerend-erfgoedbeleid van de Vlaamse overheid en vervangt de afzonderlijke decreten m.b.t monumenten, landschappen en archeologie. Op 16 mei 2014 werd het uitvoeringsbesluit goedgekeurd. Het trad in werking op 1 januari 2015, met uitzondering van een aantal artikelen o.m. m.b.t. handhaving en de opmaak van beheerplannen. Het plangebied overlapt niet met beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten. Evenmin zijn er beschermde monumenten gelegen in het plangebied. In en nabij het plangebied komen enkele gekende archeologische vindplaatsen voor (Figuur 9-24). Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie Zevende Milieuactieprogramma Goed leven binnen de grenzen van onze planeet Het Zevende Milieuactieprogramma vormt voor de periode de leidraad voor het milieubeleid in de EU. Het zevende Milieuactieprogramma van de EU vraagt om acties ter bescherming van de burgers tegen milieu gerelateerde druk en risico s voor de volksgezondheid en het welzijn. Ook het verbeteren van de duurzaamheid van steden werd opgenomen als doelstelling. Volgens het Pact 2020 moet Vlaanderen tegen 2020 de vergelijking met de Europese economische topregio s aankunnen voor wat betreft geluidshinder. Het aantal potentieel ernstig gehinderde door geluidsoverlast door verkeer moet met 15% dalen. Tenslotte dient Vlaanderen op diverse aspecten van de levenskwaliteit bij de beste landen van Europa te scoren. Dat moet onder meer blijken uit een hoge globale tevredenheid met de eigen leefsituatie. Verschillende disciplines Vlaams Milieubeleidsplan MINA plan 5 ( ) Het gewestelijk milieubeleidsplan wordt opgesteld met het oog op de bescherming en het beheer van het milieu. Geeft de doelstellingen, acties, doelgroepen en timing voor het milieubeleid weer. Het plan is opgebouwd vanuit 12 milieuthema s Het beleid rond Milieu en Gezondheid in Vlaanderen is een onderdeel van het Milieubeleidsplan. Relevante thema s voor het studiegebied zijn: lucht, biodiversiteit en lokale leefkwaliteit. Verschillende disciplines Provinciaal Milieubeleidsplan Oost-Vlaanderen Geeft in grote lijnen aan wat het provinciebestuur wil bereiken op het vlak van leefmilieu, hoe ze dat willen doen, wat daarbij belangrijk is en met welke middelen. Acties en aandachtspunten in het kader van het thema geluidshinder Acties en aandachtspunten in het kader van het thema luchtverontreiniging Acties en aandachtspunten verbonden met het thema ruimte voor water, o.m. duurzaam en gedifferentieerd waterlopenbeheer, duurzaam sedimentbeheer en duurzame waterbeheersingswerken en integraal waterbeleid Acties en aandachtspunten in het kader van het thema Natuur Verschillende disciplines Tractebel 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan 31

36 Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline Gemeentelijk Milieubeleidsplan Kluisbergen (13 juni 2005) Legt vast wat het gemeentebestuur voor een bepaalde periode wil bereiken op het vlak van leefmilieu, hoe ze dat wil doen, wat daarbij belangrijk is en met welke middelen. Binnen het onderzoek naar milieueffecten voor de verschillende disciplines zal rekening gehouden worden met de in het gemeentelijk milieubeleidsplan vooropgestelde principes en thema s. Verschillende disciplines Klimaatactieplan Naar een klimaatgezond Oost- Vlaanderen (2 september 2015 De provincie Oost-Vlaanderen wil tegen 2050 klimaatgezond zijn. Dit wil zeggen klimaatneutraal én klimaatbestendig. De vijf speerpunten van het actieplan zijn: Naar een zelfvoorzienende provincie op vlak van energie (ZVP) Naar een (klimaat)gezonde en aangename woonomgeving (KGW) Naar een klimaatbestendig landschap (KBL) Naar een slimme mobiliteit (SMO) Naar een toekomstgerichte economie Waar klimaat werkt (TEC) Verschillende disciplines Bekkenbestuur, bekkensecretariaat en de bekkenraad. Elk rivierbekken, in de eerste plaats aangeduid door de Vlaamse Regering, wordt aan een integrale bekkenplanning onderworpen die betrekking heeft op de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en het natuuren landschapsbehoud van de oppervlaktewateren. Deze bekkenplanning maakt deel uit van de gewestelijke algemene milieubeleidsplanning. Het plangebied is gelegen in het Boven-Scheldebekken. In het bekkenspecifiek deel Bovenscheldebekken van het stroomgebiedsbeheerplan voor de Schelde is een visie, een actie- en maatregelenprogramma uitgewerkt (vastgesteld door de Vlaamse Regering op 18 december 2015). Voor de Bovenschelde zijn ter hoogte van het plangebied volgende acties vermeld: actie 8A_C_484: Wegwerken van vismigratieknelpunten - Bovenscheldebekken - Kerkhove visnevengeul actie 6_I_069: Uitvoering van het Stuwprogramma Bovenschelde Water Waterbeleidsnota De waterbeleidsnota geeft de visie van de Vlaamse regering op integraal waterbeleid weer via vijf krachtlijnen. Deze nota vormde het uitgangspunt bij de opstelling van bekkenbeheersplannen en stroomgebiedbeheersplannen. Relevant met betrekking tot het grond- en oppervlaktewater in het studiegebied Water Mobiliteitsplan Vlaanderen: Naar een duurzame mobiliteit in Vlaanderen en beleidsvoornemens Bepaalt het Vlaamse mobiliteitsbeleid voor de komende jaren. Het plan tracht de bereikbaarheid van steden en dorpen te garanderen, iedereen gelijkwaardige toegang tot mobiliteit te geven, de verkeersveiligheid te vergroten, een leefbare mobiliteit te realiseren en de milieuvervuiling terug te dringen. Dit plan vormt een algemeen kader voor het mobiliteitsbeleid en duurzame mobiliteit in Vlaanderen. Hierbij worden doelstellingen en beleidsvoornemens inzake verkeersveiligheid geformuleerd. Mobiliteit Gemeentelijk mobiliteitsplan Kluisbergen Vormt het gemeentelijk mobiliteitsbeleid voor de komende jaren. De relevante acties / projecten uit het mobiliteitsplan zullen worden meegenomen in de discipline Mens Mobiliteit. Mobiliteit (definitief vastgesteld door de 32 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

37 Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie Discipline gemeenteraad op 27 november 2014) Vlaams (VKBP) Klimaatbeleidsplan Omvat maatregelen die een surplus aan emissiereductie betekenen ten opzichte van het huidige beleid en heeft betrekking op alle broeikasgassen uit het Kyotoprotocol Doelstellingen emissie Lucht Europees beleidspakket voor schone lucht (18 december 2013) Op 18 december 2013 stelde de Europese Commissie een beleidspakket voor schone lucht vast bestaande uit (1) een nieuw programma Schone lucht voor Europa met maatregelen om ervoor te zorgen dat de bestaande doelstellingen op korte termijn worden gehaald en met nieuwe doelstellingen inzake luchtkwaliteit voor de periode tot 2030; De opgenomen parameters zijn relevant voor voorliggend plan-mer. Lucht (2) een voorstel tot intrekking en vervanging van de huidige regeling inzake de jaarlijkse maximumwaarden voor nationale emissies van luchtverontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG. Dit voorstel bevat striktere nationale emissieplafonds voor SO2, NOx, NMVOC, NH3, PM2.5 en CH4; (3) een voorstel voor een nieuwe richtlijn voor de reductie van verontreiniging afkomstig van middelgrote stookinstallaties, zoals elektriciteitscentrales voor wijken of grote gebouwen, en kleine industriële installaties. Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid (NEHAP) Dit actieplan dient als beoordelingskader voor het denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieu en gezondheid In uitvoering van een verbintenis aangegaan op de derde Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in 1999 in Londen hebben de Belgische federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen samen een Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid opgemaakt. Dit actieplan dient als beoordelingskader voor het denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieugezondheid. Milieugezondheid omvat de aspecten van de menselijke gezondheid, inclusief de kwaliteit van het leven, dat door fysieke, biologische, sociale en psychosociale factoren van het milieu wordt bepaald. Om de 5 jaar dient overeenkomstig de internationale afspraken een nieuw NEHAP te worden opgesteld. Mens Tractebel 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan 33

38 Figuur 5-3 Gewenste ruimtelijke structuur (GRS) 34 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

39 Figuur 5-4 Gewestplan Tractebel 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan 35

40 6. PLANBESCHRIJVING 6.1 Doelstellingen site voormalige elektriciteitscentrale Electrabel De site van de voormalige elektriciteitscentrale van Ruien heeft een grote symbolische en historische waarde. De initiatiefnemer van dit plan (de provincie Oost-Vlaanderen), de POM Oost-Vlaanderen, de gemeente Kluisbergen, de belangrijkste eigenaars (NV Herpelgem en Martens Democom), departement Mobiliteit en Openbare Werken en Waterwegen en Zeekanaal werken samen om deze site om te vormen tot een nieuw economisch, duurzaam en kwalitatief project. Bij de ontwikkeling wordt getracht een maatschappelijke meerwaarde te creëren en gestreefd naar een ontwikkeling waarbij klimaatneutraliteit, alternatieve mobiliteit (bv. watertransport) en de samenhang met zowel de omgeving als het bedrijventerrein centraal staan. Onderstaande doelstellingen zijn van toepassing op de site van de voormalige elektriciteitscentrale, het gebied van 79 ha dat een nieuwe ontwikkeling dient te krijgen: 1) De site heeft intrinsiek 2 grote troeven: de omvang van de site (79 ha) en de nabijheid van de Schelde die een wenselijk alternatief biedt voor wegvervoer. De initiatiefnemer wil maximaal gebruik maken van die kwaliteiten. Gezien de ligging wil de initiatiefnemer maximaal inzetten op watergebonden bedrijvigheid/vervoer via het water. 2) Het gebied kan bereikt worden via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg die rechtstreeks aantakt op de N8. Deze weg mag niet de functie van een ringweg rond Berchem vervullen. 3) Er wordt maximaal ingezet op alternatieve vormen van mobiliteit om het autogebruik van en naar de site zo veel mogelijk te beperken. 4) Als de bestaande woningen een woonfunctie behouden dienen dit bedrijfswoningen te zijn. 5) De site wordt bekeken in samenhang met de rest van het bestaande bedrijventerrein en zelfs met de omgeving errond. 6) Het bedrijventerrein van Ruien beslaat 135 ha, waarvan 79 ha ingenomen wordt door de site van Ruien. Bij de ontwikkeling van de site van Ruien wordt ernaar gestreefd dat er 1 beheerder is die het terrein ontwikkelt en beheert. 7) De aanwezige infrastructuur, namelijk het transfostation en de gasleiding verhogen het potentieel om aan energieproductie te doen op de site. Daarbij kan het gaan om energievoorziening van het bedrijventerrein zelf of om op het net te plaatsen. 8) Wat betreft klimaatneutraliteit ligt het ambitieniveau heel hoog: het volledige gebied wordt CO 2 -neutraal, wat wil zeggen dat de activiteiten die dit gebied genereert niet negatief bijdraagt aan de klimaatsverandering. Daarnaast is het gebied ook adaptief aan veranderingen waar de site nu al mee kampt en waar de site in de toekomst nog meer mee zal geconfronteerd worden (zoals biodiversiteitsverlies, hittegolven, overstromingen, ). De initiatiefnemer vindt het belangrijk dat dit vertaald wordt in certificaten. 9) Gelet op de huidige planologische bestemming is een economische ontwikkeling gebaseerd op de grootte en de ligging van het gebied het meest aangewezen. Hierbij houdt de initiatiefnemer rekening met de aanwezige natuur, de landschappelijke context en de leefkwaliteit van de omliggende dorpen. 10) De hele ontwikkeling moet financieel haalbaar zijn, wat inhoudt dat de verkoop van de ter beschikking gestelde percelen aan marktwaarde voldoende moet zijn om alle 36 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

41 kosten (aankoop, sanering, aanleg ontsluitingsinfrastructuur en gemeenschappelijke delen, financiële en werkingskosten, niet limitatieve opsomming) te dekken. RUP s kunnen zoals hoger beschreven enkel opgemaakt worden door het Vlaams Gewest, de provincies of de gemeentes, afhankelijk van het onderwerk van het RUP en het bevoegdheidsniveau. Enkel de provincie Oost-Vlaanderen kan initiatiefnemer zijn van voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan, gezien het plan handelt over een specifiek economisch knooppunt, gaat over regionale bedrijventerreinen (zowel in het verleden als in de toekomst) en een groot gebied betreft met een strategische betekenis voor verschillende sectoren zoals natuur, milieu, economie, met een regionale impact. 6.2 Inrichtingsalternatieven Algemeen Om de kern van Berchem te ontlasten wordt een nieuwe omleidingsweg rond de kern van Berchem voorzien tussen de Molenstraat en de N8. Afhankelijk van het planalternatief kan de inplanting hiervan iets verschillen. Langs de Schelde wordt een continu fietspad voorzien. De niet ontwikkelbare zone ter hoogte van de ijzeraardestort waar natuurontwikkeling heeft plaatsgevonden zal beperkt toegankelijk worden gemaakt voor het publiek Alternatief 1: Ontwikkeling van één groot bedrijf in een aaneengesloten bos Binnen planalternatief 1 wordt een grootschalige ontwikkeling van één of meer geclusterde bedrijven ingepast in een landschappelijke omgeving. Centraal in het plan, op de verharde zone van de voormalige elektriciteitscentrale, wordt een aaneengesloten ontwikkelingszone van 20 hectare voorzien. Hiervoor worden twee varianten beschouwd, de ontwikkeling van: een grootschalig serre complex, dat omringd wordt door verschillende satellieten (zoals de lokale productie van warmte, opslag zaden & vloeistoffen, spin-off bedrijven, labo, onderzoek, kantoren) die in dienst staan van het serre complex, of; (een clustering van) eerstelijns watergebonden bedrijvigheid 3. De ontwikkelingszone sluit rechtstreeks aan op de Schelde en kan via de kade gebruik maken van de laad- en losinfrastructuur. In het zuiden wordt 1 centrale toegang tot de ontwikkelingszone voorzien die aansluit op de Molenstraat. 3 Het onderscheid tussen eerstelijns, tweedelijns en derdelijns watergebonden bedrijven (POM Vlaanderen): Eerstelijns watergebonden bedrijven bevinden zich langs de waterweg zelf en hebben er een overslaginstallatie (kaaimuur of steiger, al dan niet uitgerust met kranen of zuigers, pomp met pijpleiding, ). Het is een overslagbedrijf of een productiebedrijf dat grondstoffen of producten aanvoert en eventueel ook afvoert via de waterweg. Tweedelijns watergebonden bedrijven bevinden zich niet langs de waterweg zelf maar op een korte afstand daarvan en kunnen beroep doen op een overslaginstallatie aan de waterweg (kaaimuur, al dan niet uitgerust met kranen of zuigers, pomp met pijpleiding, ) en beschikken bij voorkeur over een intern transportsysteem vanuit het bedrijf naar de kaai (pijpleiding, transportband, aanvoerweg, ). Derdelijns watergebonden bedrijven zijn verder van de waterweg gelegen. Zij maken gebruik van een overslagterminal of distributieplatform aan het water. Gecombineerd vervoer van meerdere bedrijven in eenzelfde bedrijventerrein kan hiervoor stimulerend werken. Tractebel 6 Planbeschrijving 37

42 Er kan een directe link ontstaan met het bestaande transformatorstation van Elia 4 voor de afname van energie. Binnen het plangebied kan ook een biomassacentrale voorzien worden, waarbij biomassa gerecupereerd wordt uit het onderhoud van het ruimer landschap (bv. uit beheer houtkanten en bosbeheer). Ook synergiën met bedrijven zijn denkbaar waarbij restproducten van omringende olieslagerijen (bv. Scaldis) gerecupereerd worden voor de productie van energie. De omliggende ruimte rond de ontwikkelingszone zal bebost worden. Deze bebossing zorgt niet alleen voor een buffer naar het omringend landschap, maar kan ook ingezet worden voor waterbuffering en vormen van innoverende boslandbouw. Het bos kan voorzien in biomassa voor de lokale productie van energie, maar kan ook ingezet worden als zone voor boscompensatie van grootschalige projecten in de ruime omgeving. De bestaande vijvers kunnen ingezet worden voor waterrecuperatie. Figuur 6-1 Inrichtingsconcept alternatief Alternatief 2: Ontwikkeling van programmatische clusters in een parkachtige omgeving Binnen planalternatief 2 worden een aantal programmatische clusters ingepast in een landschappelijke omgeving. Hierbij wordt uitgegaan van de ontwikkeling van een 5-tal clusters rond verschillende thema s: een cluster rond grootschalige bedrijvigheid. In deze cluster worden een reeks grootschalige watergebonden bedrijven samen gebracht die gebruik maken van collectieve infrastructuren op maat van de bedrijven; zoals een gedeelde laad- en loskade, gemeenschappelijke kantoren en gemeenschappelijke parkeervoorzieningen. De lay-out van deze bedrijvencluster wordt afgestemd op deze gemeenschappelijke voorzieningen. 4 Dit transformatorstation is los van de ontwikkeling van de site Ruien operationeel. 38 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

43 een cluster voor de productie van energie. Rond het bestaande transformatorstation van Elia wordt ruimte gereserveerd voor voorzieningen voor de productie van energie (op grote schaal). een compact bedrijfsverzamelgebouw voor regionale bedrijvigheid. Een bedrijfsverzamelgebouw vormt een alternatief voor de uiteengelegde en ruimte verslindende klassieke modellen waar elk bedrijf een eigen kavel bezet. Bij de realisatie van een dergelijke structuur wordt actief onderzocht hoe deze bijzonder kan zijn en zich kan onderscheiden ten opzichte van andere bedrijventerreinen. Dit kan door bv. gebruik te maken van restwarmte van andere bedrijfsprocessen en deze in te zetten voor de verwarming van de gebouwen. een cluster rond toerisme. Deze cluster wordt gekoppeld aan de voormalige spoorlijn 85 en speelt in op de fietsinfrastructuur. Het bestaat uit een hotel waar groepen kunnen ontvangen worden en enkele kleinschalige recreatieve voorzieningen zoals een publieke parking. De cluster vormt een instappunt in het omringend landschap. de bestaande cluster rond betoncentrale Van Maercke. Hier wordt ruimte gereserveerd voor de uitbreiding van de bedrijvencluster rond Van Maercke. De ruimte tussen de verschillende clusters wordt ingericht als een parkachtige omgeving (park met paden/extensieve landschappelijke inrichting), met ruimte voor waterbuffering. Deze ruimte sluit aan op de bestaande groenstructuren. Binnen het plangebied kunnen de bestaande landbouwpercelen behouden blijven. De ontwikkeling van de clusters kan gefaseerd gebeuren, waardoor een flexibele invulling ontstaat. Wel zal per cluster moeten worden bepaald hoe omgegaan kan worden met de veranderende realiteit van vraag en aanbod. Figuur 6-2 Inrichtingsconcept alternatief 2 Tractebel 6 Planbeschrijving 39

44 6.2.4 Alternatief 3: Ontwikkeling van een gedeelde infrastructuur in een gemeenschappelijke ruimte Binnen planalternatief 3 wordt een gedeelde infrastructuur ontwikkeld in een duidelijk herkenbare gemeenschappelijke ruimte. De gedeelde infrastructuur vormt een centrale figuur in het plangebied. De figuur spant zich op tussen de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg waar het een duidelijk adres vormt aan de openbare weg en het bestaande transformatorstation van Elia. Dwars op deze figuur ontstaan twee verbindingen; één collectieve ruimte naar de kade aan de Schelde en één verbinding voor de zwakke weggebruiker die aansluiting zoekt naar de voormalige spoorlijn 85. Binnen deze centrale figuur is plaats voor gemeenschappelijke voorzieningen, zoals gedeelde parkeervoorzieningen, ruimte voor waterinfiltratie, een fietspad met bijhorende fietsenstallingen, ruimte voor windmolens en meer. Deze centrale ruimte bepaalt het gezicht van de site. Rond de centrale figuur worden drie verschillende type bedrijven ingepast: een type grootschalige bedrijven rond eerste en tweede lijn watergebonden activiteiten, tussen de centrale figuur en de Schelde, waarbij de bedrijven concessies verwerven om rechtstreeks activiteiten uit te voeren in relatie met de Schelde. De dwarse ontwikkeling in loten laat toe om de kavels uit te geven volgens een faseringsmodel en volgens de bestaande structuur van het terrein. De bestaande structuren (hallen, de kolenbak en de voormalige vijver) vormen onderleggers om kavelstructuren uit te zetten. Eén van de kavels wordt ingericht met een collectieve doorsteek waarrond kleinere bedrijven zich kunnen organiseren, de bedrijven in derde lijn kunnen ook gebruik maken van deze gedeelde infrastructuur om watergebonden activiteiten uit te voeren. een type bedrijven rond derde lijn watergebonden bedrijvigheid. Tussen de Molenstraat en de centrale figuur worden kleinere bedrijven voorzien met een beperkte footprint, het overgrote deel van de ruimte wordt niet bebouwd en vergroend, zo ontstaat een buffer naar het omringend landschap. De verharde ruimte van de bedrijven wordt gekoppeld aan de voorzijde, aan de kant van de centrale figuur. ruimte voor de productie van energie op grote schaal. Voorzieningen voor verschillende vormen van energieopwekking in combinatie met windturbines binnen de centrale figuur. 40 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

45 Figuur 6-3 Inrichtingsconcept alternatief Alternatief 4: Maximale economische ontwikkeling Voor planalternatief 4 is een ontwerp bestemmingsplan opgemaakt. Dit alternatief gaat uit van een maximale economische ontwikkeling van de site; enkel het ijzeraardestort wordt niet ontwikkeld voor economische doeleinden. De volgende bestemmingen worden voorzien (Figuur 6-4): Zone voor los- en laadfaciliteiten voor de watergebonden bedrijven. Deze zone bevindt zich langs de noordkant van het gebied en paalt aan de Schelde. Ze wordt uitgebouwd als overslagzone voor bediening van de watergebonden bedrijven. De bestaande los- en laadconstructies dienen, voor zover noodzakelijk, aangepast en kunnen worden uitgebreid. Zone voor watergebonden bedrijven. Deze zone bevindt zich langs de noordkant van het gebied en paalt aan de Schelde en aan de zone voor de laad- en losactiviteiten. Er kunnen watergebonden productie-, assemblage-, verwerkings-, en handlingsactiviteiten van alle aard terecht. De zone is onderverdeeld in twee delen op basis van de nood aan oppervlakte en de intensiteit van het gebruik van de Schelde als transportmodus. Hoe groter deze laatste indicator, hoe meer de bedrijven in het eerste deel zullen worden ondergebracht. De (zo beperkt als mogelijk) niet gebruikte terreindelen zijn aan te leggen met groenelementen. De afvoer naar de riolering of grachten moet vertraagd worden. De ontsluitingen op de weginfrastructuur kunnen naargelang de perceelsconfiguratie worden voorzien, aansluitend aan de hoofdontsluiting. Hoe wenselijk ook, door de verwachte grootte van de ter beschikking te stellen percelen is de mogelijkheid tot gemeenschappelijke voorzieningen wellicht beperkt. Toch dienen deze minstens overwogen, waarbij zowel de parkeerplaatsen als de waterhuishouding in het vizier komen. Zone voor ondersteunende activiteiten. Deze zone bevindt zich langs de zuidkant van het gebied. De er op te realiseren activiteiten zijn hetzij afgeleide watergebonden activiteiten (tweede en derdelijns) hetzij vervolgactiviteiten van de watergebonden bedrijven, hetzij ondersteunend en toeleverend. Er wordt, voor zover Tractebel 6 Planbeschrijving 41

46 de veiligheidsvoorschriften het toelaten, in toepassing van het algemeen principe van het zuinig ruimtegebruik, gekoppelde bebouwing opgelegd. Er dient absoluut gekozen voor het aanleggen van gemeenschappelijke voorzieningen (parkeergelegenheid, regenwaterbuffer, ). Zone voor openbaar nut. Deze zone omvat de bestaande vijver en gebouwen ter hoogte van het rond punt met de Avelgemstraat en kan de gemeenschappelijke functies voor de op de site gevestigde bedrijven opvangen. Ze kan ook een deels publieke functie hebben, waarbij recreatie niet wordt uitgesloten. Nieuwe ontsluitingsweg. Hoewel maximaal wordt ingezet op de aan- en afvoer van grondstoffen en producten langsheen de Schelde blijft een uitbreiding van het bestaande wegennet noodzakelijk. Opdat daarbij de bestaande woonstraten maximaal zouden gevrijwaard worden, is ervoor geopteerd de wegenis door te trekken in de site zodat geen verkeer vanuit de zone naar de Molenstraat moet worden afgeleid. Aldus zal deze ontsluiting aan de Scheldebrug rechtstreeks aansluiten op de N8 en de N36 zodat het (vracht)verkeer van en naar het gebied de dorpskern van Berchem kan ontwijken, net als het zware verkeer veroorzaakt door de in Ruien zelf gevestigde bedrijven. Groenbuffers. Ter bescherming van de woon- en leefkwaliteit van de omgeving worden langsheen de Avelgem- en de Molenstraat groenbuffers aangelegd. Deze kunnen niet door toegangswegen worden verbroken. Maar doch kunnen wel worden gebruikt voor het realiseren van zachte verbindingen. Groenzones. Deze omvatten het bestaande rietveld, het als buffer ingerichte ijzeraardestort en een zone voor natuurlijke vegetatie. Woonzone. Langs de Molenstraat wordt aansluitend bij een bestaand woonlint een beperkte woonmogelijkheid voorzien. Figuur 6-4 Concept RUP alternatief 4 42 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

47 6.2.6 Voorkeursalternatief Op basis van ondermeer de milieubeoordeling van de vier planalternatieven in het plan-mer zal een voorkeursalternatief worden geformuleerd dat vertaald zal worden in een voorontwerp PRUP. Dit zal samengesteld zijn uit de onderzochte planonderdelen van de hierboven beschreven planalternatieven. Het voorontwerp PRUP zal vervolgens eveneens worden beoordeeld op zijn milieueffecten in het plan-mer. Tractebel 6 Planbeschrijving 43

48 7. INGREEP-EFFECTANALYSE Uitgaande van de ingrepen en een eerste afbakening van de karakteristieken van het milieu in het studiegebied kunnen potentiële milieueffecten afgeleid worden. Het al dan niet effectief voorkomen en de mate en ernst waarmee de opgesomde effecten voorkomen zal verder in het MER worden bekeken. Er kunnen effecten verwacht worden op de bodem, het watersysteem, het lucht-, geluids- en lichtklimaat, de fauna en flora, het landschap, het bouwkundig en archeologisch erfgoed en de mens. De uitvoeringsfase is een tijdelijke ingreep die echter permanente effecten kan genereren. In het MER zullen deze permanente effecten en de effecten die differentiërend kunnen zijn ten aanzien van de afweging van de alternatieven onderzocht worden. Eens de inrichtingswerken voltooid zijn volgt een permanente periode van gebruik (werking industrieterrein). In Tabel 7-1 wordt het algemeen ingreep-effectenschema voor de inrichting en exploitatie weergegeven. Hierbij wordt getracht een overzicht te geven van alle ingrepen die mogelijk permanente effecten genereren. De effectieve toedracht van de effecten zal in het plan-mer geëvalueerd worden. Dit overzicht dient als leidraad voor de verschillende disciplines om de effecten concreet uit te werken en te evalueren op basis van discipline-eigen criteria. Tabel 7-1 Ingreep-effectenschema Deelingrepen Bodem Water Mens - Mobiliteit Geluid en trillingen Lucht Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Mens - Ruimte Inrichtingsfase Rooien van vegetatie X X X X Grondwerken X X Aanleg ontsluitingswegen, aanleg nutsleidingen Oprichting van gebouwen en verhardingen X X X X X X X X X X Exploitatiefase Functioneren van het bedrijventerrein X X X X X X 44 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

49 8. ALGEMENE AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED, DE REFERENTIESITUATIE EN DE GEPLANDE TOESTAND 8.1 Studiegebied Effecten ten gevolge van een plan manifesteren zich doorgaans in een groter gebied dan het plangebied. Dit wordt het studiegebied genoemd. De afbakening van het studiegebied wordt bepaald door het invloedsgebied waarbinnen effecten optreden. Dit kan per discipline en zelfs per effect verschillend zijn. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het plangebied met inbegrip van het invloedsgebied. Per discipline kan het studiegebied als volgt worden gedefinieerd: Bodem: naast het plangebied wordt het studiegebied bepaald door de invloedszone van eventuele bemalingswerken. Water: alle grond- oppervlaktewateren die rechtstreeks of onrechtstreeks door het plan worden beïnvloed, behoren tot het studiegebied. Geluid en trillingen: het studiegebied voor de discipline geluid wordt in de eerste plaats bepaald door het plangebied en de omliggende zone. De omliggende zone bepaalt de reikwijdte van het studiegebied en strekt zich minstens uit tot de geluidscontour die de punten verbindt met geluidsbelasting gelijk aan de richtwaarde van vigerende wetgeving en/of normering. Daarnaast behoort ook de invloedsfeer van het gewijzigde geluidsklimaat afkomstig van verkeer tot het studiegebied. Lucht: het studiegebied strekt zich minstens uit tot de reikwijdte van emissies gelijk aan de richtwaarde van vigerende wetgeving en/of normering. Fauna en flora: het studiegebied omvat alle gebieden met natuurlijke potenties die beïnvloed kunnen worden door het plan. Deze beïnvloeding beperkt zich niet tot de locaties van de ingrepen zelf. Vooral ten gevolge van de vastgestelde secundaire effecten op water, lucht en geluid zal het studiegebied zo nodig uitgebreid worden. De precieze afbakening van het effectgebied zal tijdens de opmaak van het MER nader vorm krijgen. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: De begrenzing omvat niet enkel de gebieden die rechtstreeks betrokken zijn met het plan, maar houdt tevens rekening met de visuele impact van het plan. De begrenzing omvat alle relevante landschappelijke waarden en lijnt het gebied af waarbinnen het plan een visuele impact kan uitoefenen. De afbakening zal verder worden verfijnd in functie van de kenmerken van het plan en de omgeving. Mens: het studiegebied omvat de menselijke populaties die enige invloed kunnen ondervinden van de voorgenomen activiteit, op korte of lange termijn. Dit impliceert dat het studiegebied minstens ruimtelijk is uitgebreid tot het grootste van alle studiegebieden besproken onder de andere disciplines in dit MER. Er worden geen effecten verwacht worden in het Waals gewest. Inzake bemaling (bodem, water en fauna en flora) beperkt de invloedsfeer zich tot het onmiddellijk aangrenzende omgeving. De geluidscontouren (geluid en trillingen) reiken eveneens niet tot aan de gewestgrenzen. Idem met betrekking tot de visueel impact. Er worden geen effecten verwacht inzake de invloed van het menselijk gebruik op het plangebied die reiken tot de gewestgrens. De ontsluiting is gericht op hogere wegennet dat zich in het noordoosten bevindt en het waterwegennet. Tractebel 8 Algemene afbakening van het studiegebied, de referentiesituatie en de geplande toestand 45

50 8.2 Referentiesituatie en geplande toestand Voor de beschrijving van de referentiesituatie wordt uitgegaan van de huidige toestand van het studiegebied (situatie 2016). Per discipline zullen de huidige milieukarakteristieken aangegeven worden, op basis van bestaande onderzoeken, literatuurgegevens en terreinverkenningen. De referentiesituatie zal worden aangevuld met een beschrijving van de gevolgen van al de genomen beslissingen waarvan wordt verwacht dat ze uitgevoerd zullen zijn vooraleer het voorgenomen plan afgerond is (2020, zie 8.3). Voor de beschrijving van de te verwachten milieueffecten (= geplande toestand) in het studiegebied zal steeds vergeleken worden met de toestand van het milieu in de referentiesituatie. 8.3 Gestuurde ontwikkelingen In deze paragraaf worden de al genomen beslissingen waarvan verwacht wordt dat ze uitgevoerd zullen zijn vooraleer het voorgenomen plan gerealiseerd wordt beschreven, zoals de ontwikkelingen ten gevolge van ruimtelijke beleidsplannen en regelgeving Optimalisatie hoofdwaterwegennetwerk Op dit ogenblik zijn er verschillende ingrepen gepland of in onderzoek door de waterwegbeheerder, Waterwegen en Zeekanaal. Deze ingrepen optimaliseren het transport over de Schelde ter hoogte van het plangebied. Op hoger niveau wordt de bevaarbaarheid en de verbindingen met het hoofdwaterwegennetwerk geoptimaliseerd, zoals de aanpassingen van de sluizen op de Bovenschelde en de verbreding van het kanaal Bossuit-Kortrijk. Deze hebben tot gevolg dat de site nog beter ontsloten zal worden voor transport over water. In de onmiddellijke omgeving van het plangebied is de vernieuwing van de sluis van Kerkhove gepland. De verouderde sluis zal, samen met andere oudere sluizen te Asper en Oudenaarde, vernieuwd worden. Er zijn nog geen bijkomende gegevens over deze ingreep gekend, maar er kan aangenomen worden dat deze voor een snellere en comfortabelere vaarbeweging lans de Schelde zullen zorgen. Dit zal eveneens de ontsluiting van het plangebied over het water ten goede komen. Als laatste worden er ter hoogte van het plangebied aanpassingen van de kades gepland, dit met het oog op het ontsluiten van het plangebied. Er zijn echter nog geen nadere gegevens gekend. 46 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

51 9. METHODOLOGIE BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE, EFFECTVOORSPELLING EN BEOORDELING 9.1 Algemeen De wijze waarop de milieueffectbeoordeling zal plaatsvinden op het niveau van de individuele disciplines, zal gebeuren conform de bepalingen van de MER-decreten van 18/12/2002, 22/04/2005 en 27/04/2007 en het uitvoeringsbesluit van 10/12/2004. Er wordt rekening gehouden met de richtlijnen(boeken) die de Dienst Mer ter beschikking stelt. Het plan-mer wordt, zoals hoger beschreven, in twee uitvoeringsfasen opgemaakt. In de eerste uitvoeringsfase worden de milieueffecten van 4 inrichtingsalternatieven onderzocht met als doel de keuze om tot een voorkeursalternatief te komen te ondersteunen. De effectbeoordeling zal zich in deze fase bijgevolg focussen op de effectgroepen die onderscheidend zijn voor de voorliggende alternatieven. Waar mogelijk worden de effecten per planonderdeel in beeld gebracht, zodat ook de effecten van de afzonderlijke onderdelen duidelijk zijn en kunnen bijdragen aan een duidelijke plankeuze. Dit eerste deel van de uitvoeringsfase MER zal als een ontwerp MER geadviseerd worden door de verschillende instanties. Daarna kan er op basis van het gedragen onderzoek een voorkeursalternatief gekozen worden. In de tweede fase van het plan-mer worden de effecten van het schetsontwerp PRUP dat het voorkeursalternatief juridisch realiseerbaar maakt onderzocht op het schaalniveau van het RUP. In deze fase worden effecten die het plan veroorzaakt tijdens de exploitatiefase onderzocht en beoordeeld ten opzichte van de referentiesituatie. Eventuele significante permanente effecten tijdens de aanlegfase (bvb door bemaling) zullen desgevallend eveneens worden aangegeven. Achtereenvolgens wordt hierna de aanpak beschreven voor de studie naar de effecten binnen de disciplines water, bodem, mobiliteit, geluid en trillingen, lucht, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en mens. Elk van deze aspecten wordt behandeld door een erkend MER-deskundige. De globale werkwijze voor elke discipline is als volgt: Afbakening studiegebied Beschrijving huidige situatie en referentiesituatie van het studiegebied Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten (geplande situatie) o Voor de eerste fase beoordeling inrichtingsalternatieven ten opzichte van elkaar o Voor de tweede fase beoordeling voorkeursalternatief ten opzichte van de referentiesituatie Aangeven van milderende maatregelen Opgave van leemten in de kennis, hoe ermee is omgegaan en eventuele gevolgen voor de verdere besluitvorming Oplijsting van de bestudeerde effecten die een invloed hebbe nop klimaataspecten, zowel inzake mitigatie (milderen van de effecten) als inzake adaptatie (aanpassen aan mogelijke toekomstige effecten) Ingrepen tijdens de voorbereidings- en aanlegfase (bijvoorbeeld graafwerken, bemaling, rooiwerkzaamheden) zijn in principe niet relevant op het planniveau, tenzij ze aanleiding Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 47

52 geven tot een permanent effect. Permanente effecten op het planniveau zijn terug te brengen tot effecten van ruimtebeslag. Om de uitkomst van de impactevaluatie te kunnen waarderen, zullen verschillende beoordelings- en significantiekaders toegepast worden. Enerzijds zullen de effecten relatief gewaardeerd worden ten opzichte van de referentiesituatie, anderzijds zullen ook absolute beoordelingskaders gehanteerd worden om de relevantie en significantie van de effecten te beoordelen. Voorbeelden van absolute beoordelingskaders zijn kwaliteitsdoelstellingen, streefwaarden, normen of afspraken. Beoordelingscriteria Voor elk van de weerhouden relevante effecten worden eenduidige beoordelingscriteria gedefinieerd. Criteria dienen als meetinstrumenten voor de mate waarin een bepaalde impact belangrijk is. Door vergelijking van de waarde van een criterium (of een set van criteria) kunnen uitspraken gedaan worden over hoe een bepaald alternatief scoort tegenover de andere alternatieven of tegenover vastgelegde doelstellingen (bv. normen, richtwaarden, beleidswensen, ). Referentiealternatief, referentiejaar en autonome ontwikkeling In een milieueffectrapport wordt het relatieve belang van de effecten van de verschillende alternatieven ingeschat door de situatie die ontstaat als de alternatieven worden uitgevoerd te vergelijken met de situatie die ontstaat als het plan niet wordt uitgevoerd. Het alternatief waarbij het plan niet wordt uitgevoerd wordt het referentiealternatief genoemd. Dit referentiealternatief vormt dus de vergelijkingsbasis voor de andere alternatieven. De beschrijving van de effecten van het plan moet echter gebeuren in de context van de omgevingssituatie die zich voordoet op het moment dat het plan is afgewerkt. Immers, zolang het plan niet is afgewerkt, komen ook niet alle effecten op het milieu tot uiting. Het jaar waarin de effecten worden verondersteld zich voor te doen en dat dus als basis van de vergelijking dient, wordt het referentiejaar genoemd. Om een correcte vergelijking mogelijk te maken, moet het referentiealternatief op een zelfde manier gedefinieerd worden als de andere alternatieven. De situatie die in het referentiealternatief beschreven wordt, is dus niet de huidige situatie, maar, net zoals voor de andere alternatieven, de situatie in het referentiejaar. In deze studie wordt voorgesteld te werken met 2020 als referentiejaar. Beoordelings- en significantiekaders Zoals gesteld worden de uitkomsten van de impactanalyse uitgedrukt in wijzigingen veroorzaakt in een aantal essentiële parameters of criteria; wijzigingen in deze criteria of indicatoren (i.e. de invulling van de criteria) worden verondersteld model te staan voor wijzigingen in het systeem (statusindicatoren, vb. aantal erfgoedwaarden die verdwijnen) of voor de mate van impact op het systeem (impactindicatoren, vb. gewijzigde waterkwaliteit). De waarde van de indicatoren wordt getoetst aan een beoordelings- en significantiekader. Een beoordelings- en significantiekader is nodig om de uitkomst van de impactevaluatie te kunnen waarderen. Zonder vergelijking is immers geen waardering mogelijk. Relatieve waarderingen zijn mogelijk met de bestaande situatie of met de referentiesituatie: Wat is, na verloop van tijd, het verschil tussen een situatie waarbij geen maatregelen zijn genomen en één waarbij de aan een bepaald alternatief verbonden ingrepen zijn 48 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

53 uitgevoerd? Het verschil tussen beiden kan toegeschreven worden aan de impact van de ingrepen. Naast relatieve waarderingen zijn ook absolute waarderingen mogelijk. Zij laten toe antwoord te geven op bv. de vraag of de toename of afname in de kwaliteit van een omgevingsparameter relevant is of niet, of hij ons op significante wijze dichter bij of verder af brengt van een gewenste situatie. Absolute waarderingen zijn ook nodig om de toetsing van de impact aan bepaalde wettelijk opgelegde (kwaliteits-)doelstellingen na te gaan. Om een vergelijking te maken tussen de alternatieven, volstaat het in principe te werken met een relatief beoordelingskader. Waar ze bestaan, zullen nochtans ook absolute beoordelingskaders gebruikt worden, ter illustratie van het belang van een bepaalde impact en ter toetsing aan wettelijke normen (bv. geluidsnormen). Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden voorgesteld voor ingrepen in het plangebied, die een blijvende negatieve impact op het milieu zullen veroorzaken. Toepassing van de milderende maatregelen zal de negatieve effecten vermijden, opheffen, verzachten of compenseren. Waar positieve effecten worden vastgesteld, wordt onderzocht op welke manier het positieve effect kan worden versterkt. Onderstaande tabel geeft de link aan tussen de beoordeling van het effect en de noodzaak tot het voorstellen van milderende maatregelen. Tabel 9-1 Koppeling beoordeling effect met milderende maatregelen Beoordeling effect Beperkt negatief (score -1) Negatief (score -2) Aanzienlijk negatief (score -3) Koppeling met milderende maatregelen Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend; als de milieukwaliteit in de referentiesituatie echter reeds slecht is kunnen milderende maatregelen toch nodig zijn om een bijkomende verslechtering te vermijden. Er dient gezocht te worden naar milderende maatregelen. Er dienen in elk geval milderende maatregelen voorgesteld te worden. Milderende maatregelen kunnen worden opgedeeld in vier categorieën: Vermijden van negatieve effecten: door locatiekeuze, planning, ontwerp, uitvoeringswijze; Reduceren van negatieve effecten: door andere, beter integrerende inplanting in het terrein, door aangepaste uitvoeringswijze; In sommige gevallen kunnen negatieve effecten niet vermeden of gereduceerd worden door het plan of de uitvoeringswijze aan te passen maar kan door toevoeging van verbeterende maatregelen het negatief effect gemilderd worden; Compensatie van negatieve effecten: positieve maatregelen die op een andere locatie dan het voorgenomen plan worden genomen ter compensatie van de geleden verliezen. Bijkomend wordt een onderscheid gemaakt tussen: Milderende maatregelen op planniveau (op te nemen in het RUP) Milderende maatregelen op projectniveau (op te nemen in de vergunningen) Milderende maatregelen te behandelen in andere instrumenten (o.a. flankerende maatregelen) Dit resulteert in een opsomming van milderende maatregelen, waarbij zal worden aangegeven hoe deze maatregelen geïntegreerd kunnen worden in het verdere proces. Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 49

54 Opdat voor alle betrokkenen voldoende duidelijk is welke milderende maatregelen ruimtelijk kunnen vertaald worden in een RUP en welke milderende maatregelen opgenomen dienen te worden in een vergunning, wordt er voorgesteld de maatregelen te synthetiseren per discipline zoals voorgesteld in onderstaande tabel. Bij de opmaak van deze synthese wordt gebruik gemaakt van de Handleiding milderende maatregelen binnen het MER, met het oog op een verduidelijking en betere doorwerking ervan (augustus 2012), die werd opgemaakt in opdracht van de Dienst Mer. Tabel 9-2 Milderende maatregelen per discipline Verankerbaarheid Timing Verantwoordelijke Effectgroep 1 Milderende maatregel a RUP Ontwerp Ontwerper RUP Milderende maatregel b Vergunning Aanleg Initiatiefnemer Milderende maatregel c - Aanleg Aannemer / initiatiefnemer Het plan-mer brengt dus de milieueffecten in beeld en geeft aan op welke punten het plan kan worden bijgesteld om de te verwachten negatieve milieueffecten te beperken en de positieve impact te bevorderen. In het verdere procesverloop (RUP, technisch ontwerp, stedenbouwkundige aanvraag, ) dienen deze milderende maatregelen geïntegreerd te worden. Leemten in de kennis en voorstellen tot monitoring Tijdens de opmaak van het MER kunnen een aantal leemten of onzekerheden opduiken, waarbij onderscheid kan gemaakt worden in leemten in gegevens (informatie), leemten in inzichten of voorspellingsmethodes. In het MER zal hier telkens een overzicht van gegeven worden en wordt ook ingegaan op de consequenties ervan voor de effectvoorspelling en de besluitvorming. Uit de leemten in kennis worden voorstellen naar monitoring geformuleerd. Klimaataspecten In een afzonderlijk hoofdstuk zal bij iedere discipline worden aangegeven welke van de onderzochte effecten een significante invloed hebben op klimaataspecten. Dit met betrekking tot klimaatwijzigingen en klimaatmitigatie (milderen van klimaateffecten), maar ook met betrekking tot klimaatadaptatie (aanpassen aan toekomstig verwachte effecten). 50 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

55 9.2 Discipline Bodem Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Bodem omvat de zone waar effectieve ingrepen op de bodem mogelijk zijn. Over het algemeen komt deze afbakening overeen met het volledige plangebied. Deze zone wordt eventueel nog uitgebreid met de zone waarbinnen eventuele verspreiding van polluenten via het grondwater en via de lucht mogelijk is. In eerste instantie wordt het studiegebied hier gelijkgesteld aan het plangebied uitgebreid met een buffer van 50 m. Gezien de kleiige aard van de bodem, zal de invloed van een mogelijke bemaling niet ver reiken. Er dient te worden opgemerkt dat de afbakening van het studiegebied een iteratief proces is. Op basis van de effectbespreking in de discipline Water kan het noodzakelijk zijn het studiegebied voor Bodem te verruimen. Inhoudelijke afbakening De doelstelling van de discipline Bodem kan als volgt omschreven worden; Het beschrijven en waarderen van alle mogelijke bodemgerelateerde milieueffecten die het plan teweeg kan brengen, met in de eerste fase de nadruk op deze die van onderscheidend belang zijn voor de verschillende alternatieven. In de eerste fase onderling vergelijken en evalueren van de verschillende alternatieven. Hierbij wordt een analyse gemaakt met het oog op: o Het rangschikken van de alternatieven naargelang hun impact op de discipline Bodem. o Het uitsluiten of milderen van de alternatieven. o Het stellen van (ruimtelijke) randvoorwaarden. In de tweede fase het evalueren van het voorkeursalternatief. Hierbij wordt een analyse gemaakt met het oog op het stellen van (ruimtelijke) randvoorwaarden Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De referentiesituatie wordt beschreven aan de hand van: Kaartmateriaal (Geologische kaart, Bodemkaart, Bodemgebruikskaart, Luchtfoto, Topografische kaarten, Digitaal hoogtemodel, ) Databank Ondergrond Vlaanderen (Boorverslagen, Sondeerverslagen, Geologische dwarsprofielen, Geologische Kaart, Waardevolle bodems, ) Bodemonderzoeken, beschikbare grondstofverklaringen, monitoringsrapporten Bestaande studies Terreinbezoek Op basis van deze informatie wordt een beschrijving gegeven van de geologie, de bodemtypologie, het bodemgebruik en de bodemkwaliteit Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Zonder uitvoering van het plan zal het huidig bodemgebruik in de periode voortgezet worden. Binnen de discipline Bodem worden de komende jaren geen grote Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 51

56 wijzigingen verwacht, zodat voor het plangebied de huidige toestand (2016) als referentiesituatie wordt beschouwd. Een verbetering van de bodemkwaliteit is wel mogelijk door de lopende bodemsaneringsprojecten. Geologie (Figuur 9-3) Het studiegebied is gelegen in de Scheldevallei en wordt gekenmerkt door een dik pakket quartaire zanden en kleien. De totale dikte van het quartaire pakket in het plangebied bedraagt ca. 15 tot 20 m (Bron: DOV). Onder de quartaire afzettingen, wordt het studiegebied gekenmerkt door een opeenvolging van tertiaire zanden en kleien, bovenop een afzetting uit het Laat Krijt met daaronder de sokkel. De formaties in het studiegebied kennen een subhorizontale gelaagdheid met een lichte afhelling naar het noord-noordoosten (Figuur 9-1). Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een getuigenheuvel, welke deel uitmaakt van de oost-west georiënteerde heuvelrug die de Vlaamse Ardennen typeert. Site Ruien Figuur 9-1 Geologisch profiel (29_1) Kwartaire afzetting Formatie van Diest (Boven Mioceen) Formatie van Maldegem (Midden Eoceen) Formatie van Lede (Midden Eoceen) Formatie van Gent (Onder Eoceen) Formatie van Tielt (Onder Eoceen) Figuur 9-2 Legende geologisch profiel Formatie van Kortrijk (Onder Eoceen) Lid van Aalbeke Lid van Moen Lid van Saint-Maur Lid van Mont-Héribu Formatie van Hannut (Boven Paleoceen) 52 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

57 Figuur 9-3 Tertiair geologische kaart Bodemkundige beschrijving Het plangebied is gelegen in de Scheldevallei en wordt daardoor van nature gekenmerkt door zware kleibodems. Op grotere afstand van de Schelde komen ook vochtige tot natte zandbodems voor. Gezien de site vandaag al grotendeels bebouwd of verhard is, zijn de Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 53

58 bodems grotendeels verstoord. In Figuur 9-4 wordt de bodemkaart ter hoogte van het plangebied weergegeven. Figuur 9-4 Bodemkaart Bodemgebruik In Figuur 9-5 wordt op basis van de biologische waarderingskaart (BWK) het bodemgebruik ter hoogte van het plangebied weergegeven. Het bodemgebruik in het plangebied wordt 54 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

59 deels gekenmerkt door industriële bebouwing en deels door natuurlijke vegetatie zoals moeras, ruigte, struikgewas en struwelen met enkele waterpartijen. Enkele percelen zijn in agrarisch gebruik als grasland en akkers. Dit is ook duidelijk zichtbaar op de luchtfoto waarvan de opname dateert van 2015 (Figuur 5-1). De omgeving wordt naast de Schelde gekenmerkt door de bebouwing van enkele woonkernen, agrarisch gebruik en lokaal industriële bebouwing. Figuur 9-5 Bodemgebruik (obv BWK) Bodemkwaliteit In het plangebied bevinden zich een vliegasstort en een ijzeraardestort: Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 55

60 Vliegasstort 5 : In deze zone is het vliegas afkomstig van de thermische centrale gestort. Voor dit vliegas zijn ten tijde van de werking van de centrale door OVAM grondstofverklaringen afgegeven. Uit deze verklaringen blijkt dat het aanwezige vliegas kan gebruikt worden als grondstof in vormgegeven bouwstoffen met een druksterkte van minstens 9N / mm² (cementklinkers, beton, betonproducten, wegfunderingen, asfalt). IJzeraardestort: hier werd de ijzeraarde, afkomstig van de centrale, gestort. Dit materiaal werd op een milieutechnisch verantwoorde manier van het omringende milieu afgesloten. Onder de ijzeraarde bevindt zich nog ander afval, afkomstig van de activiteiten in de centrale. Figuur 9-6 Ligging van storten in het plangebied 5 Het gebruikscertificaat voor de vliegassen als vormgevende bouwstof is verlopen sinds 17 mei 2015 (OVAM, 2010). Zie hoofdstuk P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

61 Op basis van de OVAM-databank zijn er in en nabij het plangebied verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd (Figuur 9-7, gebaseerd op de OVAM-databank situatie op 09/09/2016). In het plangebied wordt melding gemaakt van de volgende dossiers: dossier 977 (status BSP, OBO in 2014), dossier 8064 (status OBO in 1999), dossier (status BBO in 2011). Deze dossiers worden opgevraagd bij OVAM en worden besproken in het plan-mer. Figuur 9-7 Overzicht bodemonderzoeken en saneringsprojecten (OVAM) Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 57

62 9.2.4 Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Methodiek voor de beschrijving van de effecten uitvoeringsfase 1 Wijziging van het bodemgebruik: Dit effect is het gevolg van bebossing, ontbossing, verwijderen of aanbrengen van verharding, Het effect wordt beoordeeld aan de hand van de totale oppervlakte gewijzigde bodems. Wijziging van de bodemkwaliteit: In deze effectgroep wordt onderzocht wat het effect is van de verschillende inrichtingsalternatieven op de verontreinigingen die aanwezig zijn in het plangebied, in het bijzonder worden hiermee de stortplaatsen bedoeld. Een voorstel van de effectgroepen, criteria en meeteenheden wordt weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 9-3 Beoordelingscriteria voor de discipline Bodem uitvoeringsfase 1 Effect Criterium Methodiek Toetsingskader Wijziging van het bodemgebruik Oppervlakte gewijzigd bodemgebruik, rekening houdend met bodemgeschiktheid voor deze bodemgebruiksfuncties Overlay plangebied met bodemgebruikskaart en bodemgeschiktheid Aanwezigheid onverstoorde, natuurlijke of waardevolle bodems Impact op bodemkwaliteit Interferentie met verontreinigde locaties met risico op (verspreiding van) bodemverontreiniging. Kwalitatieve bespreking en situering op kaart Bodemkwaliteitsnormen (Vlarem, Vlarebo, EU richtlijnen, buurlanden) Methodiek voor de beschrijving van de effecten uitvoeringsfase 2 Het grondverzet: Op basis van de plangegevens wordt er een raming gemaakt van het grondverzet. Indien relevant wordt hierbij rekening gehouden met de herbruikbaarheid van het aanwezige vliegas, wat positief kan zijn voor de grondbalans. Het is echter mogelijk dat uit andere disciplines (vb Grondwater) zal blijken dat er geen ondergrondse constructies worden toegelaten in het PRUP. In dat geval wordt deze effectgroep niet in verder onderzocht. Wijziging bodemgebruik: dit effect is het gevolg van bebossing, ontbossing, verwijderen of aanbrengen van verharding, Het effect wordt beoordeeld aan de hand van de totale oppervlakte gewijzigde bodems. Deze effectgroep wordt in beide uitvoeringsfasen op dezelfde manier benaderd. Wijziging bodemkwaliteit: Een aandachtspunt in de tweede uitvoeringsfase is dat de risicoanalyse (en bijgevolg de gehanteerde beschermingsmaatregelen) afgestemd is op de bestemming van het gebied. Een wijziging van de bestemming zal dus mogelijk een invloed hebben op de toe te passen beschermingsmaatregelen ter hoogte van de storten of op de toe te passen bodemsaneringsnormen. Anderzijds wordt ook het risico op het ontstaan van nieuwe verontreinigingen besproken. Een voorstel van de effectgroepen, criteria en meeteenheden wordt weergegeven in onderstaande tabel. 58 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

63 Tabel 9-4 Beoordelingscriteria voor de discipline Bodem uitvoeringsfase 2 Effect Criterium Methodiek Toetsingskader Grondverzet Hoeveelheid aan te voeren /af te voeren grond. Mate waarin een evenwichtige grondbalans wordt bereikt. Mate waarin hergebruik mogelijk is. Opstellen grondbalans (aan- en afvoer grond) op basis van voorlopige gegevens Bodemkwaliteitsnormen en hergebruiksmogelijkheden, doelstellingen duurzaam materialenbeheer (Vlarema) Wijziging van het bodemgebruik Oppervlakte gewijzigd bodemgebruik, rekening houdend met bodemgeschiktheid voor deze bodemgebruiksfuncties Overlay plangebied met bodemgebruikskaart en bodemgeschiktheid Aanwezigheid onverstoorde, natuurlijke of waardevolle bodems Impact op bodemkwaliteit Interferentie met verontreinigde locaties met risico op (verspreiding van) bodemverontreiniging. Invloed van de bestemmingswijziging op de beschermingsmaatregelen in het plangebied Kwalitatieve bespreking en situering op kaart Kwalitatieve bespreking Bodemkwaliteitsnormen (Vlarem, Vlarebo, EU richtlijnen, buurlanden) Kans op accidentele situaties en het ontstaan van nieuwe verontreinigingen. Kwalitatieve bespreking Leemten in de kennis De studie van de bodemgesteldheid werd uitgevoerd op basis van de bodemkaarten van België. De waarnemingen en staalnamen voor het opmaken van deze bodemkaarten zijn uitgevoerd met een dichtheid van 1 tot 2 per hectare. Ondanks deze relatief grote dichtheid kunnen zich met betrekking tot bepaalde bodemkarakteristieken, toch onnauwkeurigheden ten gevolge van extrapolaties voordoen. De beschikbare gegevens van de bodemkwaliteit vertegenwoordigen slechts een momentopname en kunnen een beperkt beeld van de realiteit opleveren Klimaataspecten Vanuit de discipline bodem is enkel de wijziging van het bodemgebruik van een natuurlijk naar een meer kunstmatig (en verhard) gebruik relevant voor het klimaat. Het beperken van de verharde oppervlakte is van belang, vooral in kader van adaptatie. Het toenemen van de verharde oppervlakte wordt in verband gebracht met het zogenaamde hitte-eilandeffect, het fenomeen dat temperaturen in een stedelijk gebied hoger zijn dan in een landelijke omgeving. Eén van de oorzaken van dit effect, is het grotere aandeel aan verharde oppervlaktes in een stad. Dit zorgt ervoor dat zonlicht meer wordt geabsorbeerd door de donkere materialen (asfalt, beton, ) en dat er minder water verdampt zodat er minder afkoeling plaatsvindt. Anderzijds zullen verharde oppervlakten zorgen voor een versnelde waterafvoer en een verminderde infiltratie zodat problemen als wateroverlast en verdroging in de hand gewerkt worden. Een ontwerp (of alternatief) met een kleinere verharde oppervlakte kan daarom beschouwd worden als beter aangepast aan de verwachte klimaatwijzigingen. Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 59

64 9.3 Discipline Water Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Water omvat het plangebied, de oppervlaktewateren die een kwantitatieve of kwalitatieve invloed van het plan kunnen ondervinden en de zone waar wijzigingen van het grondwater te verwachten zijn. Analoog aan de discipline Bodem zal hier het studiegebied gelijk genomen worden aan het plangebied uitgebreid met een bufferzone van 50 m breed. Gezien de kleiige aard van de bodem, zal de invloed van een mogelijke bemaling niet ver reiken. Inhoudelijke afbakening De doelstelling van de discipline Water kan als volgt worden omschreven; Het beschrijven en waarderen van alle mogelijke watergerelateerde milieueffecten die het plan teweeg kan brengen, met in de eerste fase de nadruk op deze die van onderscheidend belang zijn voor de verschillende alternatieven. In de eerste fase onderling vergelijken en evalueren van verschillende alternatieven. Hierbij wordt een analyse gemaakt met het oog op: o Het rangschikken van de alternatieven naargelang hun impact op de discipline Water. o Het uitsluiten of milderen van de alternatieven. o Het stellen van (ruimtelijke) randvoorwaarden. In de tweede fase het evalueren van het voorkeursalternatief. Hierbij wordt een analyse gemaakt met het oog op het stellen van (ruimtelijke) randvoorwaarden Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De referentiesituatie wordt beschreven aan de hand van: Kaartmateriaal (Luchtfoto, Topografische kaarten, Vlaamse Hydrografische atlas, Digitaal hoogtemodel, Geologische kaart en lithologische kenmerken, kwetsbaarheidskaart grondwater, ) VMM-databank Databank grondwaterwinningen Verspreiding en typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in het Vlaamse gewest Bestaande studies zoals rioleringsplannen Terreinbezoek Op basis van deze informatie wordt een beschrijving gegeven van de hydrogeologie, de grondwaterkwaliteit, de hydrografie, en afwatering van het gebied en de oppervlaktewaterkwaliteit Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Zonder uitvoering van het plan zijn, naast de invulling van het Decreet Integraal Waterbeleid en Besluit van de Vlaamse Regering van 01/10/2004, in het plangebied geen overige ontwikkelingen voorzien die in de periode een effect op water zullen hebben. De huidige toestand (2016) wordt, buiten een verwachte lichte verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit, bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. Grondwater 60 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

65 Het plangebied wordt gekenmerkt door een afwisseling van doorlatende en scheidende lagen. Het quartaire pakket (15 tot 20 m dik) kan beschouwd worden als watervoerend. Aangezien de onderliggende formatie van Kortrijk slecht waterdoorlatend is en een dikte heeft van meer dan 20 m, is enkel de quartaire aquifer relevant voor dit plan. In het plangebied bevinden zich geen meetpunten van het grondwatermeetnet, evenmin zijn er andere gegevens gekend met betrekking tot de grondwaterstand. Gezien echter de ligging van het plangebied in de Scheldevallei, kan gesteld worden dat het grondwater zich zeer ondiep bevindt of zelfs op het niveau van het maaiveld. Het plangebied is grotendeels gelegen binnen een grondwaterbeschermingszone type III. Op ca. 200 m ten noorden is de drinkwaterwinning van Avelgem-Waarmaarde-Kerkhoven gelegen. Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 61

66 Figuur 9-8 Grondwaterbeschermingszones Oppervlaktewater Het plangebied behoort tot het stroomgebied van de Schelde, meer bepaald tot het deelbekken Scheldeheuvels van het Boven-Scheldebekken. Het plangebied is op de rechteroever van de Bovenschelde gelegen. Doorheen het plangebied stroomt de Dorpsbeek en de Molenbeek (beide geklasseerd tweede categorie), evenals enkele niet geklasseerde waterlopen. Tabel 9-5 geeft een overzicht van de aanwezig waterlopen ter hoogte van het plangebied. De waterlopen binnen het plangebied hebben alle een zwakke structuurkwaliteit. 62 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

67 Figuur 9-9 Tabel 9-5 Waterlopen Geklasseerde waterlopen ter hoogte van het plangebied Naam categorie Kwaliteitsdoelstelling Beheerder Bovenschelde Bevaarbaar Basiskwaliteit Waterwegen en Zeekanaal Dorpsbeek Geklasseerd, 2 e categorie Basiskwaliteit Provincie Oost-Vlaanderen Molenbeek Geklasseerd, 2 e categorie Basiskwaliteit Provincie Oost-Vlaanderen Naamloos Geklasseerd, 2 e categorie Basiskwaliteit Provincie Oost-Vlaanderen Niet geklasseerd Gemeente In Figuur 9-10 wordt de Watertoetskaart met de effectief en de mogelijk overstromingsgevoelige zones in het studiegebied weergegeven. Langs de Dorpsbeek en de Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 63

68 Molenbeek komen mogelijk en lokaal effectief overstromingsgevoelige gebieden voor. De effectief overstromingsgevoelige gebieden zijn ook recent overstroomd. Binnen het plangebied worden geen risicozones voor overstroming aangeduid. Figuur 9-10 Overstromingsgevoelige gebieden Het oppervlaktewatermeetnet van VMM geeft een beeld van de waterkwaliteit (Figuur 9-11). De waterkwaliteit van de Bovenschelde (meetpunt ) is matig (BBI) en matig verontreinigd (PIO). Oude meetgegevens (<2000) van het meetpunt op de Dorpsbeek (nr ) geven aan dat de waterkwaliteit slecht is (BBI) en (matig) verontreinigd (PIO). Het plangebied is grotendeels niet aangesloten op de riolering (Figuur 9-12). 64 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

69 Figuur 9-11 Oppervlaktewaterkwaliteit Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 65

70 Figuur 9-12 Zoneringskaart Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Methodiek voor de beschrijving van de effecten uitvoeringsfase 1 De mogelijke effecten op het grondwater zijn in de eerste uitvoeringsfase niet onderscheidend. In het alternatief 1 met het serrecomplex wordt er van uitgegaan dat hemelwateropvang en hergebruik de belangrijkste bron van watervoorziening zal zijn (geen grondwaterwinning). De effecten op grondwater zullen hier niet worden onderzocht. 66 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

71 Onderscheidende effecten voor het oppervlaktewatersysteem zijn de mogelijke impacten van afvalwater- en hemelwaterafvoer op de oppervlaktewaterkwantiteit en/of grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Aangezien de emissienormen (concentraties) voor alle vormen van activiteiten gelijklopend zullen zijn, wordt als mogelijk onderscheidend aanzien: De kwetsbaarheid van de watersystemen (bvb. waterkwaliteitsdoelstellingen van de waterlopen); De te verwachten vuilvrachten van de activiteiten per alternatief. Er wordt gebruik gemaakt van typische kengetallen terzake voor de geplande activiteiten (bvb. uit BBT-studies). Als resultaat van de effectbeoordeling in deze uitvoeringsfase 1, wordt een beoordeling uitgevoerd (bvb. voorkeursvolgorde) naar de alternatieven (of onderdelen van de alternatieven) die het best beantwoorden aan de doelstelling rekening houden met de leefmilieukwaliteit. Tabel 9-6 Beoordelingscriteria voor de discipline Water uitvoeringsfase 1 Effect Criterium Methodiek Toetsingskader Impact afvalwaterstromen/ hemelwaterstromen op oppervlaktewaterkwantiteit Wijziging debiet waterafvoerkarakteristieken, overstromingsgevoeligheid. Noodzaak tot bijzondere maatregelen van buffering/infiltratie. Mogelijkheden voor vrijwaring/verbetering van de waterhuishouding Kwantitatieve beschrijving (inschatting gewijzigde waterstromen, debieten waterstromen,... ) Kwalitatieve beschrijving Vergelijking met huidig hydraulisch gedrag van waterlopen Impact op grond- /oppervlaktewaterkwaliteit Interferentie met verontreinigde locaties met risico op (verspreiding van) bodemverontreiniging. Kwalitatieve bespreking en situering op kaart Waterkwaliteitsnormen en - doelstellingen Kwetsbaarheid van grond- en oppervlaktewater t.a.v. verontreinigingen Kans op accidentele situaties, tijdens de werkzaamheden. Kwalitatieve bespreking Fysicochemische waterkwaliteitsnormen Methodiek voor de beschrijving van de effecten uitvoeringsfase 2 De ingrepen die rechtstreeks of onrechtstreeks de waterhuishouding en de waterkwaliteit in het studiegebied beïnvloeden, worden besproken: Beoordeling van de eventueel te verwachten veranderingen in de kwantiteit van het grondwater (bemalingen, drainage, ) en de mogelijke impact op de nabijgelegen grondwatervergunningen. Mogelijk secundaire effecten van een bemaling (verdroging gevoelige vegetaties, zettingen, verplaatsen grondwaterverontreinigingen, ) worden besproken onder de respectievelijke disciplines. Grondwaterverontreiniging ten gevolge van calamiteiten of door het verplaatsen van verontreinigd grondwater via bemaling. De realisatie van het plan zal een wijziging met zich meebrengen in de oppervlaktewaterkwantiteit: de opvang, buffering en afvoer van neerslag op de (half)verharde oppervlakte. Er wordt in het plan-mer een schatting gemaakt van de te verwachten wijzigingen in de afstroming en een beoordeling van het effect hiervan op het ontvangende afwateringssysteem. Het plan wordt hierbij getoetst aan de stedenbouwkundige verordening voor hemelwater (hergebruik, infiltratie, buffering, vertraagde afvoer). Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 67

72 Beoordeling van de eventueel te verwachten veranderingen in de kwaliteit van het oppervlaktewater als gevolg van lozingen (o.a. van bemalingswater). Met betrekking tot de impact van de afvalwatervolumes zal de toename in volume en vuilvracht worden begroot en worden gerelateerd aan de zuiveringsgraad in het gebied en aan de restcapaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Als resultaat van de effectbeoordeling in deze uitvoeringsfase 1, worden voor het onderzochte voorkeursalternatief, randvoorwaarden ten aanzien van de inrichting van het plangebied gedefinieerd (vb. zonering, buffering, scheiding, uitsluiting, ).. Een voorstel van de effectgroepen, criteria en toetsingskader wordt weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 9-7 Beoordelingscriteria voor de discipline Water uitvoeringsfase 2 Effect Criterium Methodiek Toetsingskader Impact op de grondwaterkwantiteit Wijziging in stijghoogte, bemalingsstraal, bemalingsdebiet Berekening van de bemalingsstraal en het bemalingsdebiet aan de hand van de formules van Sichardt en Dupuit Grondwaterpeilen in functie van gebruiksfuncties Impact op de grondwaterkwaliteit Risico op verplaatsing van grondwaterverontreinigingen of nieuwe grondwaterverontreiniging door calamiteiten en bij graafwerken. Kwalitatieve beschrijving Grondwaterkwaliteitsnormen Functies en gebruik van grondwater Impact afvalwaterstromen/ hemelwaterstromen op oppervlaktewaterkwantiteit Wijziging debiet waterafvoerkarakteristieken, overstromingsgevoeligheid. Noodzaak tot bijzondere maatregelen van buffering/infiltratie. Mogelijkheden voor vrijwaring/verbetering van de waterhuishouding Kwantitatieve beschrijving (inschatting gewijzigde waterstromen, debieten waterstromen,... ) Kwalitatieve beschrijving Vergelijking met huidig gedrag van waterlopen Impact op waterkwaliteit Interferentie met verontreinigde locaties met risico op (verspreiding van) bodemverontreiniging. Kwalitatieve bespreking en situering op kaart Fysicochemische waterkwaliteitsnormen Kans op accidentele situaties, tijdens de werkzaamheden. Kwalitatieve bespreking Fysicochemische waterkwaliteitsnormen Leemten in de kennis De beschikbare gegevens van de grondwaterkwaliteit vertegenwoordigen slechts een momentopname en kunnen een beperkt beeld van de realiteit opleveren. De aannames i.v.m. de te verwachten emissies van de geplande activiteiten zijn op dit strategische planniveau niet precies gekend en zullen onder vorm van kengetallen of min/max-waarden worden ingeschat. Dit houdt steeds een bepaalde vorm van onzekerheid in, die echter zal worden geminimaliseerd door worst-case inschattingen en gebruik van best-beschikbare kennis terzake. 68 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

73 9.3.6 Klimaataspecten De klimaatwijzigingen veroorzaken vier dreigingen met betrekking tot de discipline water: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Voor de discipline water zijn vanuit het klimaat hier vooral de adaptieve maatregelen van belang. Het is efficiënt om klimaatadaptatiemaatregelen hier te laten mee koppelen met maatregelen rond waterbeheer. Voor de discipline water kan de wijziging van het bodemgebruik van een natuurlijk naar een meer kunstmatig (en verhard) gebruik en de wijziging van de topografie relevant zijn voor de waterberging van gebiedseigen regenwater en de lozingsmogelijkheden bij toekomstige hoogwaterscenario s. Er kan in principe ook geoordeeld worden dat het gebied potenties inhoudt voor de waterberging vanuit de omgeving, in zoverre hierbij de doelstellingen van het project nog kunnen worden gerealiseerd. De voorgenomen waterbeheermaatregelen worden beoordeeld rekening houdend met de bestaande en toekomstige kwetsbaarheid van het gebied voor wateroverlast. Relevante aspecten zijn : Regenwaterberging: benodigde bergingscapaciteit voor water t.b.v. extreme regenval; Water heeft ook een effect op de temperatuur, mede door: evaporatie (verdamping) en de werking als buffer welke langzaam warmte absorbeert en terug afgeeft aan de omgeving. 9.4 Discipline Mens - Mobiliteit Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening De geografische afbakening is gelinkt aan de zone waarin mobiliteitseffecten kunnen worden verwacht. Op macroschaal betreft het effecten gelinkt aan de routes tussen het plangebied en het netwerk van hoofd- en primaire wegen. In casu betreft het de routes van/naar de E17 (economisch netwerk Rijsel Kortrijk Waregem) en van/naar de N60 (as Oudenaarde Ronse E429). Potentiële effecten zullen zich echter vooral voordoen in de nabijheid van de ontsluiting van de site; daar waar het door de site gegenereerde verkeer nog geconcentreerd is. Deze zone wordt afgebakend door de aansluiting op de N8, de aansluiting van de N8 op de N36 en de N453 en door de doortocht van de N36 doorheen Kluisbergen (wegens vrachtverbod vooral van belang voor personenverkeer). Inhoudelijke afbakening In fase 1 van het plan-mer zal worden nagegaan of er significante verschillen zijn qua verkeersgeneratie en qua potentiële mobiliteitseffecten tussen de verschillende alternatieven. Hierbij zal de focus liggen op doorstroming/verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid/verkeersveiligheid. Tevens wordt in fase 1 nagegaan of de verschillende alternatieven een verschillend potentieel hebben t.a.v. de alternatieven voor het gemotoriseerde verkeer. Qua alternatieven wordt gefocust op het vervoer over het water (goederenvervoer) en het fietsnetwerk (zowel voor functionele verplaatsingen als voor recreatieve verplaatsingen). Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 69

74 In fase 2 van het plan-mer worden de potentiële effecten van het voorontwerp PRUP geïnventariseerd, waarbij, net als in fase 1, de focus ligt op de aspecten i) doorstroming/verkeersafwikkeling, ii) verkeersleefbaarheid/verkeersveiligheid en iii) potentiële alternatieven Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De beschrijving van de referentiesituatie spitst zich toe op de voorstelling van het bereikbaarheidsprofiel van de planlocatie. Naast de mogelijkheden voor transport over water is er ook het belang van het autoverkeer en vrachtverkeer. Er zal dan ook een beeld opgebouwd worden van het naar de site toeleidend wegennet en haar kenmerken (wegenstructuur, gebruik ervan en technische uitrusting). Ook het bereikbaarheidsprofiel van de andere modi wordt mee in beschouwing genomen. Zoals aangehaald is er ook het vervoer over het water en de bijhorende laad- en losinfrastructuur, het netwerk voor de fietser & voetgangers en het openbaar vervoer. Voor de kwantitatieve weergave van de referentiesituatie kan gebruik gemaakt worden van bestaande telgegevens en info afkomstig uit eerdere studies met betrekking tot de doortocht van Ruien en de onderbouwing van de noodzaak van de omleidingsweg. Er wordt in deze plan-mer niet voorzien om nieuwe terreinanalyses onder de vorm van verkeerstellingen uit te voeren Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Indien het plan niet gerealiseerd wordt, worden in de periode geen concrete overige ontwikkelingen verwacht in het plangebied. Het plangebied wordt ontsloten door de Molenstraat, een lokaal verbindende weg (Figuur 9-13). De N8 en N36 worden in het GRS Kluisbergen aangeduid als secundaire wegen type I. De Molenstraat fungeert als openbaar vervoersverbinding; buslijnen 65 en 68 passeren hier (Figuur 9-14). Daarnaast kan ook gebruik gemaakt worden van een belbus. In Kluisbergen zijn geen spoorverbindingen aanwezig. De laatste restanten van de spoorverbinding Leupegem (Oudenaarde) Kluisbergen - Avelgem Herseaux (grens met Frankrijk) werden opgebroken in Dit oude tracé wordt nu deels als fietsweg gebruikt. Langs de Molenstraat is een tweerichtingsfietspad aanwezig. 70 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

75 Figuur 9-13 Bestaande wegenstructuur (Bron: gemeentelijk structuurplan) Figuur 9-14 Openbaar vervoersnetwerk (Bron: mobiliteitsplan) Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling In functie van de bepaling van de verkeerseffecten dient in eerste instantie werk gemaakt van het mobiliteitsprofiel van de site in de geplande situatie. Dit profiel vertrekt van de voorziene activiteiten (samenspraak opdrachtgever). Op basis hiervan, en vertrekkend van enkele kencijfers rond verkeersgeneratie voor dergelijke type-activiteiten (eventueel met gebruik van empirische gegevens andere soortgelijke projecten), wordt de verkeersstromen bepaald, en dit voor alle modi. Op basis van uitgangspunten rond routevorming voor het nieuwe verkeer, wordt vervolgens het nieuwe verkeersbeeld ter hoogte van de site opgebouwd. Bij de beoordeling van zowel de referentiesituatie als de geplande situatie wordt gewerkt volgens de nieuwe richtlijnen die eind 2015 bij de Dienst Mer in voege zijn getreden. Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 71

76 Gezien het MER uit twee uitvoeringsfasen bestaat, wordt de methodiek van effectbepaling en -beoordeling afzonderlijk voorgesteld voor de beide fasen afzonderlijk. De tweede uitvoeringsfase, waarin de effecten op het voorontwerp PRUP beoordeeld worden, focust op effecten relevant op planniveau, hier wordt de reikwijdte en detailleringsgraad van het plan in rekening gebracht. De te beschouwen effectgroepen zijn echter voor de 2 uitvoeringsfasen gelijk. Er wordt gekeken naar de volgende aspecten: Effecten rond verkeersgeneratie: omvang van de verkeersstromen, Effecten op functioneren van verkeerssysteem: voor het wegennet (auto- en vrachtverkeer) komen aspecten als kwaliteit (wegenstructuur, doorstroming, correct gebruik van het netwerk), bereikbaarheid, robuustheid (incidentgevoeligheid) en verkeersveiligheid bij de beoordeling aan bod. Bij de kwantitatieve beoordeling wordt ook gebruik gemaakt van courante rekentools rond capaciteit en verkeersafwikkeling; bij de kwalitatieve beoordeling wordt vooral vanuit een expert judgement gewerkt. Voor de effecten op het functioneren van de systemen van andere modi (bv. over het water/fietsverkeer/voetganger/openbaar vervoer) wordt eerder gewerkt op een kwalitatieve wijze en dit zowel rond de kwaliteit van de netwerken, de bereikbaarheid, eventuele barrièrewerking, verkeersveiligheid en leefbaarheid, Een voorstel van de effectgroepen, criteria en toetsingskaders wordt weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 9-8 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens - Mobiliteit Effect Criterium Methodiek Toetsingskader Doorstroming gemotoriseerd verkeer Kans op file wordt significant. Kwantitatieve beoordeling van intensiteiten op wegvakken rekening houdend met de capaciteit van de weg. De wegcapaciteit Verkeersleefbaarheid (intern en extern) De verkeersleefbaarheid wordt voornamelijk beïnvloed door de verkeersgeneratie Kwantitatieve toetsing van de gewenste verkeersleefbaarheid in functie van de geraamde verkeersleefbaarheid. Het belang van de weg in de verkeersstructuur in combinatie met het belang van de weg voor de verblijfsfunctie. Relaties openbaar vervoer Gewenste lijnvoering en halteplanning openbaar vervoer Kwalitatieve beoordeling ten aanzien van het huidig ov-aanbod Het belang van een bepaalde buslijn. Relaties t.b.v. langzaam verkeer Gewenste functionaliteit en continuïteit van de verbindingen voor langzaam verkeer versus voorspelde functionaliteit en eventuele onderbreking van de relaties vanwege de ontwikkelingen. Kwalitatieve toetsing van de functionaliteit, continuïteit en fiets- en voetgangerscomfort op de belangrijkste relaties. De huidige intensiteiten van de zwakke weggebruiker en de potentiële intensiteiten. Benutting aanwezige infrastructuren Benutting van waterweg en laad- en losfaciliteiten, benutting van de transportinfrastructuur voor energie zoals hoogspanning Kwalitatieve toetsing van de effectieve benutting en potnetiele benutting Aanwezige infrastructuur en mogelijke benutting (geen volumeonderzoek). Voor de kwantificatie van de verkeersstromen zullen aannames gemaakt moeten worden, zowel naar intensiteiten, naar modi als naar routes. Zo is het onbekend welk aandeel over 72 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

77 het water zal vervoerd worden en welke route deze zullen volgen. In het MER zal als worst case benadering 100% transport over de weg aangenomen worden Leemten in de kennis De belangrijkste leemte in de kennis betreft de onduidelijkheid omtrent de toekomstige verkeersintensiteiten en stromen (op het water en op het land) en in het bijzonder die van de verre toekomst (na 2020) Klimaataspecten Verkeer dat door een krachtbron wordt aangedreven verbruikt, en dit ongeacht of het over de weg of over het water verloopt, energie. De meeste voer- en vaartuigen worden nog steeds aangedreven door fossiele brandstoffen, die belangrijke broeikasgassen genereren. Voor de voertuigen die elektrisch worden aangedreven is de concrete impact gelinkt aan de wijze van opwekking. Los van het gebruik en verbruik van een voertuig blijft het gegeven dat ook de productie van het voertuig een energievraag, en dus potentiële impact, heeft. De emissies worden in beeld gebracht bij de discipline lucht. 9.5 Discipline Geluid en Trillingen Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied heeft betrekking op de site Ruien en zijn omgeving. Aandachtgebieden t.a.v. de omgeving zijn nabije geluidsgevoelige gebieden, zoals woongebieden, natuur- en parkgebieden of kwetsbare functies zoals scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen,. Inhoudelijke afbakening De economische ontwikkeling van site Ruien te Kluisbergen wordt steeds in een bestaande geluidsomgeving opgenomen. Voorafgaandelijk is het van belang om na te gaan of de vooropgestelde inplanting aanleiding kan geven tot negatieve milieueffecten (geluidshinder/rustverstoring op mensen) in de omgeving van het industriegebied. Daarvoor wordt een inventarisatie uitgevoerd van het huidig geluidsklimaat ter beschrijving van de referentiesituatie. Vervolgens worden de geluidseffecten voorspeld voor de specifieke bedrijfsactiviteiten van de economische ontwikkeling van de site Ruien te Kluisbergen Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie In de omgeving van het industriegebied wordt het huidig omgevingsgeluid op het vlak van geluidshinder getoetst aan de gangbare leefbaarheidscriteria (: Vlarem II milieukwaliteitsnormen). De methodiek omvat een inventarisatie van het huidig omgevingsgeluid aan de hand van in-situ geluidsmetingen in enkele discrete meetpunten aan de nabij gelegen woongebieden tot het industriegebied: Kluisbergen Pelikaanwijk Kluisbergen Molenstraat Avelgem/Kerkhove Kapellestraat Avelgem/Waarmaarde Rijtstraat Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 73

78 EVALUATIEZONE WOONGEBIED GEWESTPLAN EVALUATIEZONE WOONGBIED 4 Avelgem/Waarmaarde - Rijtstraat 3 3 Avelgem/Kerkhove - Kapellestraat 4 1 Kluisbergen - Pelikaanwijk 2 2 Kuisbergen - Molenstraat 1 Om een representatieve weergave van de gemiddelde geluidsbelasting aan de nabij gelegen woongebieden tot het industriegebied te kunnen weergeven, wordt het omgevingsgeluid over meerdere dagen opgemeten. De beoordeling van de leefkwaliteit in het studiegebied gebeurt door een aftoetsing van de meetwaarde met de in de loop der jaren ontwikkelde Vlaamse leefbaarheidscriteria voor een akoestisch kwalitatief leefmilieu (: Vlarem II milieukwaliteitsnormen). Het toetsingsresultaat kan daarbij worden aangewend om de visie in een later afbakeningsproces voor een RUP bij te stellen Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Er zijn geen externe ontwikkelingen gekend die een significant effect gaan hebben op het plangebied. De huidige toestand (2015) wordt bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. Het plangebied wordt omgeven door geluidsgevoelige woon- en natuurgebieden. Het te verwachten geluidsniveau (omgevingsgeluid) in en rond het plangebied is afhankelijk van meerdere geluidsbronnen op korte en grotere afstanden tot het plangebied. In het MER zal het huidige geluidsklimaat op basis van geluidsmetingen en -modelering worden gesimuleerd Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Om de impact van de bedrijfsactiviteiten en de verkeersaantrekking (ontsluiting) op het huidig geluidsklimaat (= referentiesituatie) te bepalen, wordt geopteerd om de geografische inplanting van de 4 alternatieven uit het ontwerpend onderzoek te modelleren in een akoestisch rekenmodel. De bedoeling van het rekenmodel is een beeld te krijgen van de te verwachten geluidsbijdrage van de voorziene bedrijfsactiviteiten t.a.v. de geluidsgevoelige receptoren. 74 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

79 Specifieke bedrijfsactiviteiten die aanleiding kunnen geven tot een negatieve geluidsimpact worden bepaald. De negatieve geluidseffecten kunnen zowel afkomstig zijn van de verkeersaantrekking, als van de bedrijfsactiviteit(en). Voor de verkeersaantrekking worden de gegevens aangereikt via interdisciplinaire gegevensoverdracht van de verwachtingspatronen vanuit de discipline mens-verkeer. Voor de inrichting van de alternatieven worden de gegevens geput uit de beschreven modellen van het ontwerpend onderzoek. In uitvoeringsfase 1 worden de geluidsimpacten bestudeerd van de omschreven inrichtingsalternatieven volgens hun bedrijfsactiviteit. De alternatieven worden ten opzichte van mekaar beoordeeld volgens onderstaande beoordelingswijze. Het alternatief met de minst negatieve totaalscore vormt het voorkeursalternatief voor de discipline geluid. Onderlinge verschillen in de effectbeoordeling van de inrichtingsalternatieven worden aangegeven door de kwantitatieve verschillen in effectscores. In uitvoeringsfase 2 worden de geluidsimpacten van de bestemmingszones (invullingen van de bedrijfsactiviteiten) uit het voorkeursalternatief bestudeerd. Daartoe kunnen gedifferentieerde geluidsemissiewaarden per perceel aan bod komen. Zo nodig kunnen geluid remediërende maatregelen worden aangegeven of geluidemissiebeperkingen ten aanzien van bepaalde percelen worden geadviseerd. De beoordeling van de voorspellingsresultaten gebeurt op twee niveaus, enerzijds door een aftoetsing met de referentiesituatie (huidige toestand a.d.h.v. geluidsmetingen), anderzijds door een aftoetsing met de vigerende criteria voor vergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen (Vlarem II) met betrekking tot het onderdeel industrielawaai en met de gedifferentieerde referentiewaarden uit de discussienota van LNE (afdeling LHRMG) dd. 19/09/ met betrekking tot het onderdeel wegverkeerslawaai De toetsing met de referentiesituatie resulteert in een afbakening van hindergevoelige gebieden. De aftoetsing leidt tot de bepaling van de geluidsvoorwaarden teneinde (bijkomende) geluidshinder aan de geluidsgevoelige bestemmingsgebieden te vermijden. De ernst van de geluidsimpact door industrielawaai wordt getoetst aan de criteria voor vergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen (Vlarem II). Eventueel kunnen voorwaarden worden gesteld aangaande de toelaatbare geluidsemissie bij de invulling (vakindeling) van bepaalde bedrijven of kunnen geluidseffecten worden bepaald bij het opnemen van de geluidsoverdrachtsmaatregelen, zoals de inplanting van een berm/scherm. De ernst van de geluidsimpact door wegverkeerslawaai als gevolg van de verkeersaantrekking wordt getoetst aan de criteria voor een bestaande situatie op secundaire wegen. Het significantiekader dat wordt toegepast bij de effectbeoordeling van de bedrijfsactiviteiten is in overeenstemming met het kader voor Vlarem II ingedeelde inrichtingen, opgenomen in het MER-richtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen (pag. 20 doc. LNE v1 dd 28/02/2011). Een significantiekader voor wegverkeerslawaai is niet opgenomen in het MER-richtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen, de effectbeoordeling van de verkeersaantrekking (ontsluiting) beperkt zich tot het geluidseffect ten opzichte van de referentiesituatie. De effectbeoordeling en de vooropgestelde geluidsmaatregelen kunnen daarbij worden aangewend om de visie in een later afbakeningsproces voor een RUP bij te stellen. In het rekenmodel wordt het bedrijventerrein opgedeeld in clusters conform het model uit het ontwerpend onderzoek. Vermits er in deze fase van de studie nog geen kennis is van de individuele geluidsbronnen en hun geluidsemissies, wordt er gebruik gemaakt van een Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 75

80 kengetal voor een specifieke bedrijfscategorie (ref. ontwerpend onderzoek). Deze drukken een geluidsvermogen uit per m 2 bedrijventerrein. De geluidsemissie van een bedrijfsperceel wordt gesimuleerd als een uitstralend dakoppervlak. Bij de overdrachtsberekening, volgens ISO , wordt rekening gehouden met structuren (reflectie en afscherming) binnen het bedrijventerrein, de geluidsdemping door vegetatiestroken en de geluidafscherming door eventueel een aarden wal. Buiten het bedrijventerrein wordt de verwachte verkeersaantrekking op de ontsluitingswegen naar het bedrijventerrein gesimuleerd als een bronlijn met uurgemiddelde voertuigintensiteiten per beoordelingsperiode (dag avond nacht) Leemten in de kennis Met de Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai beoogt men op Europees niveau een gemeenschappelijke aanpak te bepalen om op basis van prioriteiten de schadelijke gevolgen, hinder inbegrepen, van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen of te verminderen. De EU-Richtlijn werd omgezet in het Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai d.d. 22/07/05 (BS 31/08/05). Ter uitvoering van de richtlijn 2002/49/EG dienen de lidstaten actieplannen op te maken met maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op prioritaire problemen die kunnen worden bepaald op grond van overschrijding van een relevante grenswaarde of andere door de lidstaten gekozen criteria. Dit is tot op heden nog niet gebeurd in Vlaanderen. Om toch de ernst van de effecten te kunnen beoordelen worden in het kader van het MER gebruik gemaakt van de richtwaarden voorgesteld voor verkeerslawaai op basis van de gedifferentieerde referentiewaarden voor wegverkeerslawaai, onderschreven in de consensustekst Milieukwaliteitsnormen Omgevingslawaai door afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid (dept. LNE), afdeling Algemeen Beleid (MOW), afdeling Wegen en Verkeer en de NMBS. Deze beoordelingscriteria worden in het geactualiseerd MER-richtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen geadviseerd als toetsingskader. 6 ISO Attenuation of sound during propagation outdoors Part 1 Calculation of the absorption sound by the atmosphere ISO Attenuation of sound during propagation outdoors Part 2 General method of calculation of 76 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

81 9.5.6 Klimaataspecten In de Vlarem II milieuwetgeving zijn normen gesteld om geluidshinder door industriële bedrijven als mogelijk te voorkomen of te beperken. Voor de vergunningsplichtige bedrijven die een te hoge geluidsbelasting veroorzaken, kan vanwege het industrielawaai sprake zijn van een saneringssituatie. Voor het oplossen van een saneringssituatie worden geluidsmaatregelen toegepast. Bij de bepaling van de geluidsmaatregelen ter beheersing van het lawaai (bijvoorbeeld geluidsisolatie van een industriële hal) is het interessant om te kijken of een gunstige combinatie van geluids- en klimaatmaatregel mogelijk is, en dus potentiële impact heeft. Dit is niet altijd het geval. Zo kunnen geluidsbermen of schermen ontworpen worden zodat ze ook bijdragen aan ventilatie op de site (bv windstromen kanaliseren die een afkoelend effect hebben). 9.6 Discipline Lucht Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Voor de discipline lucht wordt het studiegebied afgebakend tot het gebied waar de emissies een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht. In eerste benadering wordt het studiegebied afgebakend tot een gebied van 1 km rondom het plangebied. Dit kan nog worden bijgesteld in functie van de kennisopbouw tijdens de studie. Bijkomend worden de wegsegmenten van de belangrijkste ontsluitingswegen van en naar het plangebied mee opgenomen in het studiegebied Inhoudelijke afbakening Relevante parameters Verkeersemissies Voor wat betreft de effecten ten gevolge van verkeersactiviteiten zijn vooral stikstofdioxide (NO, NO 2 en NOx) en fijn stof (PM 10, PM 2,5 ) van belang. Elementair koolstof wint de laatste jaren eveneens aan belang. Stikstofoxiden (NOx) bestaan uit een mengsel van stikstofdioxide (NO 2 ) en stikstofmonoxide (NO). Bij verbrandingsprocessen op hoge temperaturen ontstaat in eerste instantie vooral NO. NO heeft een korte levensduur in de atmosfeer en is een kleur-, reuk- en smaakloos gas dat op zich weinig toxisch is. NO wordt door reacties met zuurstof en ozon omgezet tot NO2. NO 2 heeft een langere levensduur in de atmosfeer en is schadelijk voor mens en ecosystemen. Fijn stof is een mengsel van vloeibare of vaste deeltjes met uiteenlopende samenstellingen en afmetingen. PM 10 en PM 2,5 is de verzameling van stofdeeltjes met een diameter kleiner dan 10 respectievelijk 2,5 μm. Ultrafijn stof (UFP) is de verzamelnaam voor deeltjes met een a.d. kleiner dan 0,1 μm (PM 0,1 ). Elementair koolstof (EC) vormt een fractie van PM 10 en bestaat voornamelijk uit roetdeeltjes die ontstaan bij onvolledige verbranding van brandstoffen (diesel, hout, kolen, ). Gezien het niet beschikbaar zijn van zowel voldoende gegevens m.b.t. de achtergrondconcentraties als onderbouwde emissiefactoren kan de parameters EC echter niet kwantitatief beoordeeld worden. Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 77

82 Voor wat betreft de evaluatie van impact op het klimaat wordt gefocust op de parameter CO 2 en CO 2 -eq 7. Bedrijfsemissies Voor wat betreft de emissies van de bedrijfsactiviteiten kunnen de relevante parameters voor dit plan-mer niet als dusdanig worden vastgelegd, gezien het type bedrijvigheid tot nog toe ongekend is. Verwarmingsemissies De parameters die door gebouwenverwarming worden geëmitteerd komen ook in grote lijnen overeen met de geëmitteerde parameters door het verkeer (NOx en fijn stof). Relevante luchtkwaliteitsdoelstellingen Teneinde de kwaliteit van de omgevingslucht te evalueren voor elke relevante situatie, wordt deze getoetst aan de normen en richtwaarden inzake omgevingslucht die gelden voor de huidige situatie en die verwacht zijn te gelden in het jaar 2020 (referentiesituatie en geplande situatie). Verkeersemissies De Europese richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (2008/50/EG) vormt de belangrijkste wettelijke basis inzake luchtkwaliteit. Deze richtlijn 2008/50/EG legt grenswaarden en een alarmdrempel op voor NO 2. Er is eveneens een kritiek niveau voor NOx voor de bescherming van de vegetatie opgenomen. De Europese regelgeving is gebaseerd op de richtlijnen opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). De Europese jaargrenswaarde komt overeen met wat de WGO adviseert. In tegenstelling tot de Europese regelgeving definieert de WGO geen alarmdrempel en laat ze geen enkele overschrijding toe van het uurgemiddelde van 200 μg/m 3. 7 Naast CO 2 dragen ook andere broeikasgassen bij tot klimaatverandering: CH 4, N 2O, gefluoreerde gassen. De bijdrage kan worden uitgedrukt in CO 2-equivalenten. Indien dergelijke emissies relevant zijn, worden ze meegenomen in de berekeningen. 78 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

83 Richtlijn 2008/50/EG definieert grenswaarden voor PM 10 op basis van gezondheidsstudies, economische gevolgen en de technische haalbaarheid. De WGO-advieswaarden voor PM 10 zijn strenger dan de Europese grenswaarden. De richtlijn definieert tevens grens- en streefwaarden voor PM 2,5. Hierin staat ook de nationale streefwaarde inzake vermindering van de blootstelling tegen 2020 ten opzichte van Hiertoe wordt een gemiddelde blootstellingsindex (GBI) gedefinieerd: dit is de gemiddelde PM 2,5 -concentratie op stedelijke achtergrondmeetplaatsen over de laatste 3 jaar binnen een bepaalde lidstaat. Tegen 2020 moeten Vlaanderen en België 20% vermindering van de blootstelling nastreven ten opzichte van Dit betekent dat de GGBI2020 en de GBI2020 respectievelijk 15,7 μg/m 3 en 15,2 μg/m 3 mogen bedragen. De tabel toont ten slotte de blootstellingsconcentratieverplichting voor PM 2,5. Deze houdt in dat de GBI vanaf 2015 lager dan 20 μg/m 3 moet liggen. De WGO nam in haar Air quality guidelines van 2005 advieswaarden voor PM 2,5 op. Momenteel bestaat er op Europees of Vlaams niveau geen regelgeving voor elementaire koolstof. De referentiemethode ligt momenteel voor ter goedkeuring. De WGO formuleerde nog geen advieswaarden voor de gezondheid. Bedrijfsemissies Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 79

84 Gezien tot op vandaag de relevante parameters voor de geplande bedrijvigheid niet kunnen worden gedefinieerd, worden geen specifieke luchtkwaliteitsdoelstellingen opgenomen. De emissiegrenswaarden die voor de bedrijven gelden, zijn opgenomen in de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem I, en zullen worden opgelegd in een latere fase via de bedrijf specifieke milieuvergunning. Verwarmingsemissies De luchtkwaliteitsdoelstellingen uit Europese richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (2008/50/EG) zijn ook hier relevant. Selectie luchtkwaliteitsmodellen Verkeersemissies Om de impact van het verkeer in het studiegebied te evalueren worden voor de relevante wegsegmenten modelberekeningen uitgevoerd m.b.v. het model CAR Vlaanderen Versie 2.0, en dit voor de parameters NO 2, PM 2,5 en PM 10. Dit model is geschikt voor berekening van de luchtkwaliteit langs straten in stedelijke omgeving, wat het geval is voor de omliggende straten zoals de Molenstraat en de N36. CAR Vlaanderen laat toe om de immissieconcentraties tot op 30 m van de weg te berekenen en om het effect van de verkeersdoorstroming (congesties) te berekenen. Het houdt hierbij rekening met het street canyon effect. In principe berekent CAR-Vlaanderen de immissieconcentraties langs één weg, het cumulatieve effect van meerdere wegen is niet mogelijk. Bedrijfsemissies In dit stadium is nog niet voor elk planscenario geweten welke types bedrijven zich in het zullen vestigen; een betrouwbare emissiemodellering is bijgevolg niet mogelijk. Daarom wordt in eerste instantie de methode van milieuzonering voorgesteld. De beschrijving van deze methode gebeurt verder bij de bespreking van de milieueffecten. Verwarmingsemissies De bespreking van de verwarmingsemissies gebeurt kwalitatief, zie verder bij de bespreking van de milieueffecten.. Doelstellingen klimaat Er bestaat grote wetenschappelijke consensus over het feit dat de globale gemiddelde opwarming van de aarde niet meer dan 2 C mag bedragen als men de effecten van de klimaatverandering beheersbaar wil houden. Om aan deze algemene doelstelling tegemoet te komen, moeten de industrielanden tegen 2050 hun uitstoot van broeikasgassen met minstens 80% verminderen ten aanzien van het niveau van in het basisjaar In 1997 zijn de geïndustrialiseerde landen via het Protocol van Kyoto concrete engagementen aangegaan wat betreft de uitstoot van broeikasgassen. Na de bekrachtiging van het Kyoto-protocol door de Europese lidstaten, keurde de EU in 2007 haar Klimaat en Energiepakket goed. Met deze strategie, ook gekend als de strategie, werden 3 doelstellingen tegen 2020 vooropgesteld: 1) 20% minder uitstoot van broeikasgassen 80 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

85 2) Een stijging van het aandeel hernieuwbare energie naar 20% 3) Een verbetering van de energie-efficiëntie met 20%. De doelstelling om broeikasgassen tegen 2020 met 20 % terug te dringen ten opzichte van 1990 wordt ten uitvoer gelegd door middel van enerzijds de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS) voor energie-intensieve bedrijven, en anderzijds doelstellingen voor de niet-ets-sectoren (transport, gebouwen, landbouw, ). De ETS-doelstellingen worden op Europees niveau vastgelegd en opgevolgd. Voor de niet-ets-sectoren stelt de beschikking inzake de verdeling van de inspanning (de BVI) per lidstaat nationale streefwaarden vast voor broeikasgasemissies. Voor België werd die doelstelling vastgelegd in Beschikking 406/2009/EG (de zogenaamde Effort Sharing Decision of ESD) op een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de niet-ets sectoren met minstens 15% in 2020 ten opzichte van Vlaanderen heeft tegen 2020 een niet-etsreductiedoelstelling van 15,7% t.o.v In oktober 2014 bereiken de Europese regeringsleiders een akkoord over het Klimaat- en Energiepakket Dit pakket bevat 3 doelstellingen: 1) een bindende, interne broeikasgasvermindering van minstens -40% t.o.v. 1990; 2) een op EU-niveau bindende belofte voor hernieuwbare energie van minstens 27%; 3) een indicatieve energie-efficiëntiedoelstelling van minstens 27%. De interne doelstelling om broeikasgassen te verminderen wordt verdeeld tussen de sectoren die vallen onder het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) en de andere sectoren: 1) Sectoren die onder het EU ETS vallen, moeten hun uitstoot op Europees niveau tegen 2030 verminderen met 43% t.o.v. 2005; 2) Alle andere sectoren (niet-ets sectoren, waaronder transport, gebouwen, landbouw en afval) moeten hun uitstoot tegen 2030 verminderen met 30% t.o.v Deze doelstelling zal verder opgedeeld worden in bindende, nationale doelstellingen (variëren tussen 0% en 40%). Het voorstel van de Europese Commissie met de niet- ETS doelstelling per lidstaat 8 stelt een reductie van 35% voor België voorop. De afgeleide Vlaamse doelstelling is nog niet bekrachtigd Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie Plaatselijke luchtkwaliteit In eerste instantie wordt de referentiesituatie ten aanzien van de bestaande plaatselijke luchtkwaliteit beschreven. De beschrijving van deze huidige luchtkwaliteit in het studiegebied gebeurt op basis van de luchtkwaliteitskaarten beschikbaar op de website van VMM 9. De kaarten zijn gebaseerd op de modelleringen uitgevoerd in het kader van het Europees Atmosys Life+ project dat de resultaten van de telemetrische meetstations van de VMM interpoleert voor heel Vlaanderen. Voor deze kaarten wordt echter geen rekening gehouden met het lokale reliëf, obstakels en gesloten huizenrijen ( street canyon effect ). 8 Voorstel voor Europese Verordening 2016/0231 (COD) 20 juli Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 81

86 In de buurt van het plangebied bevinden zich geen meetpunten van het telemetrische meetstation van de VMM. De metingen in Vichte (meetstation 47E701) en Elsegem (meetstation 47E702) werden in 2013 beëindigd na de stopzetting van de centrale in Ruien 10. Daarnaast zal de huidige luchtkwaliteit ook worden afgeleid uit de achtergrondwaarden die in het databestand van het model CAR Vlaanderen zijn geïntegreerd Emissies en immissiebijdrage in de referentiesituatie (2020) Verkeersemissies Er wordt een evaluatie gemaakt van de luchtkwaliteit voor de referentiesituatie in het jaar 2020 (zonder uitvoering van het plan), in functie van de te verwachten verkeersintensiteiten, samenstelling van de uitlaatgassen, De impact van de verkeersemissies op de luchtkwaliteit langs de wegen (tot aan de gevels, max. 30 meter afstand) wordt voor de referentiesituatie voor de wegsegmenten in een bebouwde omgeving gemodelleerd aan de hand van CAR-Vlaanderen. Voor de modellering wordt uitgegaan van volgende inputgegevens: Wegenbestand: de wegen met stedelijke configuratie binnen het studiegebied worden opgenomen voor modellering met CAR Vlaanderen. Daarbij wordt per straat rekening gehouden met de verkeersintensiteiten (cfr. disc Mobiliteit), het snelheidstype, stagnatie, afstand tot de wegas (tot 30 meter max) en de bomenfactor. Emissiefactoren: via het model zijn emissiefactoren beschikbaar voor de jaren 2010, 2015 en Ondanks het feit dat voor de referentiesituatie het jaar 2020 wordt vooropgesteld, wordt gerekend met de in het model geïntegreerde emissiefactoren voor het jaar Onderzoek toonde recentelijk immers aan dat de werkelijke NO X - uitstoot bij dieselvoertuigen echter sterk afwijkt van wat de euronormen vooropstellen. Er is hierbij geen verband meer tussen de norm en de werkelijke uitstoot. Vanuit dienst Mer werd eind december 2015 een nieuwsbrief rondgestuurd, met de melding dat de emissiefactoren (EF) en achtergrondconcentraties (AC) die momenteel in CAR Vlaanderen zitten, nog niet zijn gecorrigeerd naar aanleiding van deze bevindingen. Dit betekent dat, als de luchtkwaliteit en verkeersbijdrage worden berekend met de huidige versie van het model in 2020, dit leidt tot een onderschatting van de potentiële effecten. Zolang het model niet is geactualiseerd wordt uit voorzorg met de EF en AC van 2015 gerekend, ook voor de tegen 2020 geplande projecten. Bedrijfsemissies In de referentiesituatie komen geen bedrijfsemissies voor binnen het plangebied. Verwarmingsemissies In de referentiesituatie komen geen verwarmingsemissies voor binnen het plangebied. 10 VMM, Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Jaarverslag immissiemeetnetten P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

87 9.6.3 Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Methodiek voor de beschrijving van de effecten uitvoeringsfase 1 Verkeersemissies Er wordt geen onderscheidend effect verwacht voor de verkeersgeneratie tussen de verschillende alternatieven. Indien uit de discipline mobiliteit alsnog zou blijken dat dit wel het geval is, wordt de immissiebijdrage berekend ter hoogte van de relevante wegsegmenten zoals ook beschreven in Bedrijfsemissies In dit stadium is nog niet voor elk planscenario geweten welke types bedrijven zich in het plangebied zullen vestigen; een betrouwbare kwantitatieve impactbepaling is bijgevolg niet mogelijk. Daarom wordt in eerste instantie de methode van milieuzonering toegepast. Deze methode beoogt een optimale milieuhygiënische kwaliteit in gebieden door een juiste afstemming van de inplanting van bedrijven t.o.v. milieugevoelige functies (zoals woningen). Een methode die op planniveau goed hanteerbaar is, is de Nederlandse milieuzoneringsmethode van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) 11. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een "lijst van bedrijfsactiviteiten". Door het koppelen van soorten bedrijven aan zoneringsafstanden 12 met betrekking tot aan te houden afstanden tussen bedrijven en milieugevoelige objecten (o.a. woningen) biedt de methode een instrument bij het opmaken van alternatieve inrichtingsplannen van bedrijventerreinen. Op basis van deze toepassing wordt voor het plangebied nagegaan welk planscenario te verkiezen is op vlak van impact inzake luchtkwaliteit. Ook het aspect geurhinder wordt hierin meegenomen. Verwarmingsemissies Er wordt geen onderscheidend effect verwacht inzake verwarmingsemissies van gebouwen Methodiek voor de beschrijving van de effecten uitvoeringsfase 2 Verkeersemissies Door de inrichting de bedrijvigheid zullen de verkeersstromen van en naar de site wijzigen ter hoogte van de toegangswegen die deel uitmaken van het studiegebied. De impact op de luchtkwaliteit ten gevolge van de nieuwe verkeersintensiteiten wordt voor deze wegen gemodelleerd aan de hand van het model CAR Vlaanderen, waarbij (behalve de intensiteiten) gelijkaardige inputgegevens gelden als eerder vermeld voor de referentiesituatie ( ). De bespreking van de effecten voor de geplande situatie gebeurt door: Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 83

88 De immissiebijdragen van de geplande situatie te vergelijken met de achtergrondconcentraties en de luchtkwaliteitsdoelstellingen zoals beschreven in ; De immissiebijdragen van de geplande situatie te vergelijken met deze gemodelleerd voor de referentiesituatie. Voor de gemodelleerde wegsegmenten gebeurt deze toetsing aan de hand van overzichtelijke tabellen. De significantiekaders die voor de effectbeoordeling worden gehanteerd zijn beschreven in Bedrijfsemissies Hiervoor wordt verwezen naar uitvoeringsfase 1. Gezien er geen bijkomende gegevens te verwachten zijn tijdens uitvoeringsfase 2, wordt hier niet meer in detail op ingegaan. Verwarmingsemissies Naast de impact van het wegverkeer wordt tevens de impact van gebouwverwarming in kaart gebracht. Er wordt echter verwacht dat de impact te wijten aan verwarmingsemissies in het studiegebied qua grootteorde als gelijkaardig kan aanzien worden aan deze van bewoonde gebieden met alleen staande woningen. De impact is dan ook niet van die aard dat deze een bepalende invloed hebben op de plaatselijke luchtkwaliteit. De extra verwarmingsemissies voor nieuwe bedrijfsgebouwen zullen bovendien beperkter zijn dan deze van bestaande omwille van de strengere isolatie en energiepeilen die voor nieuwbouw van toepassing zijn. Verder kunnen nieuwe bedrijven gemakkelijker gebruik maken van alternatieve verwarmingstechnieken met lagere emissieniveaus zoals bvb WKO, gebruik van warmtepompen,. indien deze van bij de planningsfase voorzien worden. De evaluatie van de emissies door gebouwenverwarming gebeurt daarom kwalitatief Significantiekader Verkeersemissies Voor de effectevaluatie op basis van de immissiebijdrage (X) is volgend beoordelingskader van toepassing cfr. het richtlijnenboek Lucht (Tabel 9-9): Tabel 9-9 Beoordelingskader m.b.t. effecten op luchtkwaliteit Immissiebijdrage (X) Vertaling voor NO 2 en PM 10 (norm 40 μg/m³) Vertaling voor PM 2,5 (norm 20 μg/m³) Score X > 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen X > 3% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen X > 10% van de milieukwaliteitsnorm of +0,4 tot +1,2 μg/m³ +0,2 tot +0,6 μg/m³ Beperkt negatief effect (- 1) +1,2 tot +4 μg/m³ +0,6 tot +2 μg/m³ Belangrijk negatief effect (-2) > + 4 μg/m³ > +2 μg/m³ Zeer belangrijk negatief effect (-3) 84 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

89 richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen Bedrijfsemissies De effectenbeoordeling voor wat betreft de bedrijfsemissies gebeurt kwalitatief, rekening houdend met de milieuzonering (zie eerder). Er wordt geen significantiekader voorgesteld. Verwarmingsemissies De effectenbeoordeling voor wat betreft de emissies van gebouwenverwarming gebeurt kwalitatief. Er wordt geen significantiekader voorgesteld Leemten in de kennis Voor de discipline Lucht kunnen in dit stadium reeds volgende leemtes in de kennis worden gedefinieerd: Het niet beschikbaar zijn van luchtkwaliteitsmetingen in het studiegebied worden opgevangen door gebruik te maken van literatuurgegevens en concentraties die gebaseerd zijn op extrapolatiewaarden van de VMM. Gezien het type bedrijvigheid niet gekend is, kan geen volledig kwantitatieve beoordeling gebeuren van de impact van het plan op de luchtkwaliteit Klimaataspecten Het plan kan een impact op het klimaat veroorzaken door wijziging in verkeersintensiteiten en voertuig gerelateerde verbrandingsparameters. Per alternatief worden de wijziging in CO 2 -emissies ten gevolge van het verkeer geëvalueerd. Daarnaast zullen de industriële emissies relevant zijn, afhankelijk van het type bedrijvigheid. Per alternatief zal worden nagegaan in hoeverre er een significante CO 2 -uitstoot kan worden verwacht, en welke invloed dit heeft op de ETS en niet-ets emissiereductiedoelstellingen van Europa en Vlaanderen. 9.7 Discipline Fauna en Flora Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora komt overeen met het gebied waarbinnen zich voor de aanwezige flora en fauna een effect zal (kunnen) voordoen. Hieruit volgend, bestaat het studiegebied minstens uit het volledige plangebied, uitgebreid met zones die kunnen variëren per effectgroep. Inhoudelijke afbakening Bij de opmaak van het MER zal nagegaan worden welke van de eerder beschreven effectgroepen meer of minder relevant zijn in het kader van het voorliggend plan (scoping). Op die basis zal een meer gedetailleerde inhoudelijke afbakening voor de discipline gebeuren. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen de eerste uitvoeringsfase waarin Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 85

90 de 4 inrichtingsalternatieven worden beoordeeld en afgewogen en de tweede uitvoeringsfase waarin het voorontwerp PRUP op milieueffecten beoordeeld wordt. Specifieke aandacht wordt in het MER gegeven aan aanwezige (beschermde) natuurgebieden zowel in Vlaamse (bv. VEN-gebieden, natuurreservaten of (zeer) waardevolle BWK-ecotopen) als in Europese context (bv. Natura 2000-gebied). Op basis hiervan worden de belangrijkste aandachtsgebieden aangeduid Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De rapportering over de referentiesituatie wordt maximaal gericht op die kenmerken van het biotisch milieu waarvoor een wijziging verwacht wordt. De huidige biologische toestand van het projectgebied zal beschreven en gewaardeerd worden. Bij deze beschrijving van de huidige situatie komen volgende zaken aan bod: Analyse van de ecologische structuur op mesoniveau, met specifieke aandacht voor de ecotopen van de door het project beïnvloede waardevolle gebieden (Natura2000, VEN, natuurreservaten, ). Analyse en waardering van de aanwezige flora en fauna op niveau van het plangebied. Er zal een evaluatie gemaakt worden van de waarde en de kwetsbaarheid van de aanwezige natuur aan de hand van: o grond- en oppervlaktewaterafhankelijkheid van de aanwezige vegetatie; o afhankelijkheid van kwel van de aanwezige vegetatie; o zeldzaamheid, diversiteit van de voorkomende soorten; o gevoeligheden voor standplaatswijzigingen; o verstoringsgevoeligheid van fauna; o graad van menselijke beïnvloeding op de ecotopen (natuurlijkheid); o mogelijkheden tot vervanging van de aanwezige vegetaties; o Hiertoe worden onder meer volgende bronnen geraadpleegd: Beleidsstudies op nationaal of regionaal niveau (IHD-rapport Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen, natuurverbindingsgebieden en bovenlokale ecologische infrastructuur, ). Waarderingskaarten (Biologische waarderingskaart, habitatkaart, ) Beknopte beschrijving van de referentiesituatie In het studiegebied zijn momenteel geen belangrijke ontwikkelingen gepland, die een invloed kunnen hebben op de beoordeling van de planeffecten. De huidige toestand (2015) wordt bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. Ecologische waarde Het studiegebied is, volgens de biologische waarderingskaart versie 2, deels in biologisch zeer waardevol gebied gelegen (Figuur 9-15); eutrofe plas (ae), rietland (mr), vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem (sf) en nitrofiel alluviaal elzenbos (vn). Deze vegetaties worden ook aangeduid als Europees te beschermen habitattypen (bijlage I van de Habitatrichtlijn) of regionaal belangrijk biotoop (Figuur 9-16) en faunistisch waardevol gebied. 86 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

91 De moerassen en waterrijke gebieden (ae en mr volgens de BWK), zijn aangeduid als verboden te wijzigen vegetatie in het kader van het Natuurdecreet (Figuur 9-17). Voor de bosvegetaties is het Bosdecreet van toepassing. Figuur 9-15 Biologische waarderingskaart, versie 2 Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 87

92 Figuur 9-16 Habitatkaart 88 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

93 Figuur 9-17 Verboden te wijzigen vegetaties Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 89

94 Beschermingen Natura 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden): het plangebied is gelegen op >1 km ten noorden van het Habitatrichtlijngebied Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen. Er is geen Vogelrichtlijngebied gelegen in de omgeving van het plangebied. Het plangebied grenst (weliswaar gescheiden door de Schelde) aan het VEN-gebied De West-Vlaamse Scheldevallei, ten westen van het plangebied. Op >1 km ten zuiden van het plangebied situeert zich het VEN-gebied De Vlaamse Ardennen van Kluisburg tot Koppenberg. Dit VEN-gebied overlapt quasi helemaal met het Habitatrichtlijngebied. Ten oosten van het plangebied situeert zich het erkend natuurreservaat Paddenbroek op ongeveer 500m afstand. Ten zuidwesten van het plangebied en aan de overkant van de Schelde situeren zich nog een aantal percelen erkend als natuurreservaat, de Avelgemse Scheldemeersen. Figuur 9-18 Speciale beschermingszones 90 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

95 Figuur 9-19 VEN- en IVON-gebieden Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 91

96 Figuur 9-20 Natuurreservaten 92 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

97 9.7.4 Methodiek voor de effectbepaling en -beoordeling Concreet zal bij de effectbepaling op basis van scoping vastgelegd worden welk type effecten en welke effectgroepen relevant zijn voor de discipline Fauna en Flora. Vervolgens wordt voor deze effectgroepen bepaald welke criteria en methodes gehanteerd worden voor het beoordelen van de effecten voor de aanwezige fauna en flora. Tenslotte wordt vastgelegd op welke basis de significantie of ernst van de effecten zal worden ingeschat. Gezien het MER uit twee uitvoeringsfasen bestaat, wordt de methodiek van effectbepaling en -beoordeling afzonderlijk voorgesteld voor de beide fasen afzonderlijk. De tweede uitvoeringsfase, waarin de effecten op het voorontwerp PRUP beoordeeld worden, focust op effecten relevant op plan-niveau, hier wordt de reikwijdte en detailleringsgraad van het plan in rekening gebracht Methodiek voor de beschrijving van de effecten in uitvoeringsfase 1 In de eerste uitvoeringsfase zullen zowel effecten die onderscheidend zijn voor de 4 alternatieven beschreven en beoordeeld worden als de overige effecten van de alternatieven (rekening houdend met de detailgraad waarop de inrichtingsalternatieven nu al zijn gekend). De belangrijkste effecten die te verwachten zijn in deze fase, zijn de volgende: Ruimtebeslag Versnippering Eutrofiëring via lucht Verzuring via lucht Wijziging van de grondwaterstand o Verdroging ten gevolge van tijdelijke bemaling o Vernatting ten gevolge van wijziging watersysteem Wijziging van de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam Verstoring (geluid, licht en visuele verstoring) Tabel 9-10 Beoordelingscriteria voor de discipline Fauna en Flora uitvoeringsfase 1 Effect Criterium Methode Ruimtebeslag Eutrofiëring via lucht Verzuring via lucht Versnippering Oppervlakte waardevol gebied (voor fauna en/of flora) dat zal verdwijnen of gecreëerd worden Impact inkrimping/uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden Eutrofiërende depositie (inschatting naar grootte-orde) ten opzichte van gevoelige vegetatie. Verzurende depositie (inschatting naar grootte-orde) ten opzichte van gevoelige vegetatie. Aantal zones die gevoelig zijn voor versnippering en barrière-effecten. Impact inkrimping/uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden Veranderingen in vismigratiemogelijkheden en mogelijks toegang tot nieuwe GIS-analyse, terreinbezoek, oppervlakte waardevolle biotooptypes die rechtstreeks dreigen aangetast te worden ten gevolge van het plan. Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 93

98 Effect Criterium Methode paaigronden Wijziging grondwaterstand Wijziging hydrologie oppervlaktewaterlichaam Rustverstoring Oppervlakte met grondwaterstandsafhankelijke vegetatie die beïnvloed wordt Wijziging in de waterkwaliteit en -kwantiteit Lengte waardevolle structuur die gewijzigd wordt Kwetsbare soorten die beïnvloed kunnen worden door rustverstoring Effecten van aanleg van grondwaterstandswijziging op grondwaterstandafhankelijke vegetatie GIS-analyse, kwalitatieve bespreking (expert judgement) Effecten van aanleg van infrastructuur op waterstroming en -regimes Kwalitatieve bespreking (expert judgement) GIS-analyse, terreinbezoek, meters waterloop met matig tot waardevolle structuurkwaliteit Kwetsbaarheidsbenadering voor verstoring door geluid, licht en beweging Methodiek voor de beschrijving van de effecten in uitvoeringsfase 2 De tweede uitvoeringsfase, waarin de effecten op het voorontwerp PRUP beoordeeld worden, focust op effecten relevant op planniveau, hier wordt de reikwijdte en detailleringsgraad van het plan in rekening gebracht. De belangrijkste effecten die te verwachten zijn in deze fase, zijn de volgende: Ruimtebeslag door de herinrichting van het plangebied Versnippering Wijziging van de grondwaterstand o Verdroging ten gevolge van tijdelijke bemaling o Vernatting ten gevolge van wijziging watersysteem Wijziging van de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam Verstoring (geluid, licht en visuele verstoring) Tabel 9-11 Beoordelingscriteria voor de discipline Fauna en Flora uitvoeringsfase 2 Effect Criterium Methode Ruimtebeslag Versnippering Wijziging grondwaterstand Oppervlakte waardevol gebied (voor fauna en/of flora) dat zal verdwijnen of gecreëerd worden Impact inkrimping/uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden Aantal zones die gevoelig zijn voor versnippering en barrière-effecten. Impact inkrimping/uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden Veranderingen in vismigratiemogelijkheden en mogelijks toegang tot nieuwe paaigronden Oppervlakte met grondwaterstandsafhankelijke vegetatie die beïnvloed wordt GIS-analyse, terreinbezoek, oppervlakte waardevolle biotooptypes die rechtstreeks dreigen aangetast te worden ten gevolge van het plan. Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Kwalitatieve bespreking (expert judgement) Effecten van aanleg van grondwaterstandswijziging op grondwaterstandafhankelijke vegetatie 94 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

99 Effect Criterium Methode GIS-analyse, kwalitatieve bespreking (expert judgement) Wijziging hydrologie oppervlaktewaterlichaam Rustverstoring 13 Wijziging in de waterkwaliteit en -kwantiteit Lengte waardevolle structuur die gewijzigd wordt Kwetsbare soorten die beïnvloed kunnen worden door rustverstoring Inschatting van overstromingsfrequentie en/of wijziging in waterkwaliteit Effecten van aanleg van infrastructuur op waterstroming en -regimes GIS-analyse, kwalitatieve bespreking (expert judgement) GIS-analyse, terreinbezoek, meters waterloop met matig tot waardevolle structuurkwaliteit Kwetsbaarheidsbenadering voor verstoring door geluid, licht en beweging Leemten in de kennis De effectbeoordeling zal gebaseerd worden op de meest recent beschikbare gegevens van aanwezige natuurwaarden ter hoogte van het studiegebied. In die zin zijn we afhankelijk van de monitoringsgegevens die beschikbaar worden gesteld door de beheer- en wetenschappelijke instanties. Voor een heel aantal effecten ontbreekt een wetenschappelijk onderbouwde dosiseffectrelatie. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan effecten van de wijziging in geluidsniveaus, trillingen en visuele verstoring. Daardoor worden deze effecten vooral op basis van expert judgement ingeschat Klimaataspecten De belangrijkste impact op de klimaataspecten met betrekking tot deze discipline betreft de verhardingsoppervlakte. Dit wordt in de andere disciplines meer gedetailleerd behandeld. Daarnaast is ook het onderscheid tussen lage beplanting (bvb. grassen) en hoge beplanting (bvb. bomen) onderscheidend inzake temperatuursbeïnvloeding. Dit wordt onderzocht bi het ruimtegebruik in de discipline mens ruimtelijke aspecten. 9.8 Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed & Archeologie Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie wordt afgebakend als de zone waar visuele wijzigingen van het landschap mogelijk zijn. Inhoudelijke afbakening 13 Deze effectgroep omvat alle effecten als gevolg van een menselijke activiteit die een gedragswijziging bij fauna veroorzaakt en/of tot een verhoging van de mortaliteit leidt waardoor de natuurlijke dynamiek van populaties nadelig beïnvloed wordt Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 95

100 De discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie beschouwt drie aspecten die onderling met elkaar verbonden zijn: landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Bij de landschapsbeschrijving wordt een onderscheid gemaakt tussen macroschaal enerzijds en meso- en microschaal anderzijds. Op macroschaal wordt het studiegebied bekeken in de ruimere omgeving. Op meso- en microschaal wordt gekeken naar het studiegebied zelf Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De beschrijving van de huidige situatie van de discipline maakt een onderscheid tussen het macro-, meso- en microniveau. Op macroniveau wordt het studiegebied binnen de globale landschappelijke structuur gesitueerd, op meso- en microniveau ligt de focus op de landschappelijke kenmerken en erfgoedwaarde van het studiegebied. Op macroniveau wordt het landschap beschreven met als benadering; De geografische situering (gebaseerd op de traditionele landschappen naar Antrop en Van Damme, 2002) De landschapskartering (structuurkenmerken van het landschap, gebaseerd op de landschapsatlas, de gewenste ruimtelijke structuur vanuit de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos, ) De landschapsgenese (historische ontwikkeling van het landschap, gebruik makend van historisch kaartmateriaal en literatuur) Op meso- en microniveau wordt gefocust op de verschillende erfgoedwaarden die binnen het studiegebied relevant kunnen zijn, en op de perceptieve kenmerken; Erfgoedwaarden van het landschap o Geo-patrimonium (zie ook discipline bodem) o Historisch-geografische elementen en structuren: hierbij wordt eveneens beschreven hoe een landschap ontstaan is. Het verschil met het geopatrimonium is dat het geo-patrimonium relicten omvat van natuurlijke landschapsontwikkeling, terwijl de historisch geografische elementen en structuren antropogeen zijn. Het betreft voornamelijk elementen van het menselijk handelen in de periode waarvoor geschreven bronnen bekend zijn. o Beschermingen o Vastgestelde landschapsatlasrelicten Bouwkundig erfgoed o Beschermingen o Vastgesteld en geïnventariseerd bouwkundig erfgoed Archeologisch erfgoed o Beschermingen o Centraal Archeologische Inventaris (CAI) Perceptieve kenmerken Algemene relevante informatiebronnen zijn: Terreinwaarnemingen; de impact van een geplande ingreep kan enkel worden ingeschat door ook op het terrein de nodige vaststellingen te doen. Een uitgebreid terreinbezoek is bijgevolg voorzien. Luchtfoto s Structuurplannen 96 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

101 Disciplines Bodem en Fauna & Flora Beknopte beschrijving van de referentiesituatie In het studiegebied zijn momenteel geen belangrijke ontwikkelingen gepland, die een invloed kunnen hebben op de beoordeling van de planeffecten. De huidige toestand (2015) wordt bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. Het plangebied is gelegen in het traditioneel landschap Scheldevallei van Gent tot Doornik. Het plangebied is volgens de Landschapsatlas niet gelegen in een relictzone of ankerplaats. De Schelde is aangeduid als lijnrelict. Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 97

102 Figuur 9-21 Landschapsatlas Binnen het plangebied zijn geen beschermde landschappen, monumenten, stads- of dorpsgezichten. In de omgeving is de dorpskern van Berchem aangeduid als beschermd dorpsgezicht, waarbinnen enkele beschermde monumenten zijn aangeduid. 98 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

103 Figuur 9-22 Beschermde landschappen, monumenten, stads- en dorpsgezichten Binnen het plangebied was de elektriciteitscentrale uit 1958 aangeduid als vastgesteld bouwkundig relict. In de omgeving komen nog meer vastgestelde bouwkundige relicten voor en is de dorpskern van Berchem aangeduid als bouwkundig erfgoed geheel. Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 99

104 Figuur 9-23 Wetenschappelijke inventaris Ter hoogte van het plangebied zijn enkele archeologische vindplaatsen opgenomen in de Centrale Archeologische Inventaris 100 P PRUP 'Site Ruien te Kluisbergen'

105 Figuur 9-24 Centrale Archeologische Inventaris Methodiek voor de effectbepaling en -beoordeling De beoordeling van de effecten op landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie gebeurt op basis van een grondige beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de referentiesituaties. Enkel zo kan immers de erfgoedwaarde en de onderlinge samenhang duidelijk worden gemaakt en gewaardeerd. Vanuit een inschatting van de impact die de geplande ingreep met zich meebrengt, wordt nagegaan wat de mogelijke effecten zijn. Gezien het MER uit twee uitvoeringsfasen bestaat, wordt de methodiek van effectbepaling en -beoordeling afzonderlijk voorgesteld voor de beide fasen afzonderlijk. De tweede uitvoeringsfase, waarin de effecten op het voorontwerp PRUP beoordeeld worden, focust op Tractebel 9 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 101

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels Opdrachtgever: Ghelamco Invest nv Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN Kennisgeving Bijlage 1: Kaartenbundel Opdrachtgever: Vlaams Gewest, Agentschap Wegen en Verkeer Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 september 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Marnixdreef Lier voorlopige

Nadere informatie

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES Planologisch attest Scheys beton N.V. 30/09/2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachtnemer Plan-MER-screening Planologisch attest

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke 25 APRIL 2014. - Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Oude

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakeningslijn Heist-op-den-

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota ZELZATE RUP EUROHAL 01.06.2018 WWW.VENECO.BE I. COLOFON Dit document is een publicatie van Gemeentebestuur Zelzate Grote Markt 1 9060 Zelzate Planid: RUP_43018_214_00006_00001 Versie Datum Omschrijving

Nadere informatie

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT Kaartenbundel bij Kennisgeving Opdrachtgever: Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Hasselt Titel Opdrachtgever

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 14.11.2011 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 68251 VLAAMSE OVERHEID N. 2011 2948 [C 2011/35922] 14 OKTOBER 2011. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG?

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? KNOKKE Blokkersdijk Sint-Annabos E34 Charles de Costerlaan Vlietbos Middenvijver R1 Zwijndrecht Blancefloerlaan P. Coplaan Galgenweel Burchtse Weel E17 GENT Burcht Schelde WAT

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Toelichting van de inspraakprocedure voor de realisatie van de projectgebieden van het Sigmaplan. weg van water uitvoeringsplan.indd 1 15/06/2009

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 RUP Decof Procesnota Fase: Startnota Mei 2017 Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 Opgemaakt door: Pieter Himpe, ruimtelijk planner Nagekeken door: Joachim D eigens, ruimtelijk planner RUP Decof : Procesnota

Nadere informatie

GEMEENTE HEUVELLAND RUP Brandweerkazerne. Procesnota mei 2019

GEMEENTE HEUVELLAND RUP Brandweerkazerne. Procesnota mei 2019 GEMEENTE HEUVELLAND RUP Brandweerkazerne Procesnota mei 2019 COLOFON Opdracht: RUP Brandweerkazerne - Procesnota Opdrachtgever: Gemeente Heuvelland Bergstraat 24 8950 Heuvelland (Kemmel) Opdrachthouder:

Nadere informatie

BETREFT: plan MER screening

BETREFT: plan MER screening Vlaamse overheid Adviezen en Vergunningen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 63 2018 ANTWERPEN T 03 224 63 14 aves.ant.anb@lne.vlaanderen.be Stad Antwerpen Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Zonevreemd jeugdverblijf De Horizon Gemeente Bredene Procesnota 2.0 algplanid: rup_30000_213_00146_00001 maart 2018 dienst ruimtelijke planning. tel 050 40 35 33.

Nadere informatie

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus 4 1000 Brussel KENNISGEVING PLAN Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke Project TV3V nr. 4019 Juli 2010

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax (02)553 80 75 www.mervlaanderen.be Verzoek tot ontheffing van

Nadere informatie

Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018

Gemeente Schilde RUP De Vogelenzang  Procesnota Juli 2018 Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018 COLOFON Opdracht: RUP De Vogelenzang Opdrachtgever: Gemeente Schilde Ruimtelijke Ordening Brasschaatsebaan 30 2970 Schilde Opdrachthouder: Antea

Nadere informatie

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem 06426 Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem mei 2019 procesnota - fase startnota plan.id. RUP_37011_214_00009_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022 lijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg Procesnota Dossier WIJ1022 Mei2019 Provincie: Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen bestuur van Turnhoutsebaan 422 2110 Tel. : 03/288.21.10

Nadere informatie

Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1'

Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1' directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1' 1. Inleiding Deze nota behandelt de adviezen die zijn binnengekomen in

Nadere informatie

PITTEM RUP DE POSTERIJ

PITTEM RUP DE POSTERIJ 06008 PITTEM RUP DE POSTERIJ DECEMBER 2018 procesnota plan.id. RUP_37011_2.14_00010_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E info@wvi.be datum aanpassing fase algemeen

Nadere informatie

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan 4 1800 VILVOORDE KENNISGEVING PLAN-MILIEUEFFECTRAPPORT Aanleg van een nieuw complex op de A4/E411 ter hoogte van de Brabandtlaan

Nadere informatie

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Milieueffectrapportage Graaf

Nadere informatie

ADVIEZEN OP HET VERZOEK TOT RAADPLEGING RUP KLEIN SCHRIEKEN HEIST-OP-DEN-BERG

ADVIEZEN OP HET VERZOEK TOT RAADPLEGING RUP KLEIN SCHRIEKEN HEIST-OP-DEN-BERG ADVIEZEN OP HET VERZOEK TOT RAADPLEGING RUP KLEIN SCHRIEKEN HEIST-OP-DEN-BERG 1 Aangeschreven adviesinstanties Het verzoek tot Raadpleging voor het RUP Klein Schrieken te Heist-op-den-Berg in het kader

Nadere informatie

MER in de omgevingsvergunning

MER in de omgevingsvergunning MER in de omgevingsvergunning Inhoud Wat zijn de grote veranderingen? Wat is er nieuw in het algemeen? Welke wetgeving is er? Toelichting over de project-mer-procedure Handleiding voor INI/deskundigen

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 59.744/1/V van 10 augustus 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024 Gemeente Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans Procesnota Dossier WIJ1024 Mei 2019 Provincie: Gemeente Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen Gemeentebestuur van Turnhoutsebaan

Nadere informatie

PROCESNOTA RUP BEKINA PROVINCIE: OOST-VLAANDEREN GEMEENTE: KLUISBERGEN. Dossier nr RUP BEKINA DE ONTWERPERS:

PROCESNOTA RUP BEKINA PROVINCIE: OOST-VLAANDEREN GEMEENTE: KLUISBERGEN. Dossier nr RUP BEKINA DE ONTWERPERS: PROCESNOTA RUP BEKINA PROVINCIE: OOST-VLAANDEREN GEMEENTE: KLUISBERGEN Dossier nr 45060- RUP BEKINA OPDRACHTGEVER DATUM ONTWERPFASE OPGEMAAKT DOOR Gemeente Kluisbergen 13/08/18 26/10/18 13/12/18 Opmaak

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES

HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES Definitieve versie Opdrachtgever: LNE, afd. AMNE, dienst Mer COLOFON Opdracht: Handleiding participatie in het m.e.r.-proces Definitieve versie Opdrachtgever:

Nadere informatie

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ PROCESNOTA 1 inleiding 2 planningsproces geïntegreerd planningsproces maand De Vlaamse Regering bekrachtigde op 1 juli 2016 het decreet waardoor de planmilieueffectrapportage en andere effectbeoordelingen

Nadere informatie

PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018)

PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018) PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018) Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Prup Reigersburg Gemeente Ieper algplanid: RUP_30000_213_00116_00002 april 2018 Colofon dienst ruimtelijke planning Koning Leopold III

Nadere informatie

VR DOC.0003/2

VR DOC.0003/2 VR 2019 1101 DOC.0003/2 Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke

Nadere informatie

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo)

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p

p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p Initiatiefnemer CBS van Riemst Maastrichtersteenweg 1b 3770 Riemst Ontwerper Josiane Merken, ruimtelijke planner

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12

Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12 Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12 gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan procesnota 1 Procesnota 1 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Overlegstructuur... 4 2.1 Planteam...

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40

leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40 leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40 WelkoM Hallo, Deze leeswijzer begeleidt u doorheen de kennisgevingsnota van het milieueffectenrapport voor de ontsluiting Haspengouw

Nadere informatie

Informatiemoment PRUP Camping Ter Hoeve (De Panne) Infomoment 6 februari 2019

Informatiemoment PRUP Camping Ter Hoeve (De Panne) Infomoment 6 februari 2019 Informatiemoment PRUP Camping Ter Hoeve (De Panne) Infomoment 6 februari 2019 Algemeen - Wat is een Provinciaal Ruimtelijk UitvoeringsPlan (PRUP)? - een plan dat een bepaalde bestemming vastlegt waardoor

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN

PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN PLAN-MER VOOR HET GRUP VLIEGVELD OVERBOELARE TE GERAARDSBERGEN Kennisgeving Oud passagiersvliegtuig DC4 op het vliegveld van Overboelare (Bron: Panoramio) Opdrachtgever: Vlaamse Overheid, Ruimte Vlaanderen

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL Tel (02)553 80 79 Fax (02)553 80 75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Omleidingsweg Anzegem

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Omleidingsweg Anzegem Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring plan-milieueffectrapport

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505760 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Zwalm - provinciaal RUP Reconversie verblijfsrecreatie Rekegemstraat Definitieve vaststelling.

Nadere informatie

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring plan-milieueffectrapport

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving

PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving Opdrachtgever: nv De Scheepvaart, afdeling Waterbouwkunde Datum: 16 maart 2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Havenontwikkeling linkerscheldeoever Bijlage VIb: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en

Nadere informatie

RUP Ibogem Procesnota juni Gemeente Kruibeke

RUP Ibogem Procesnota juni Gemeente Kruibeke RUP Ibogem Procesnota juni 2018 Gemeente Kruibeke COLOFON Opdracht: RUP Ibogem Opdrachtgever: Gemeentebestuur Kruibeke O.L. Vrouwplein 18-20 9150 Kruibeke Opdrachthouder: Antea Belgium nv Roderveldlaan

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Uitbreiding Recreatiepark Hengelhoef te Houthalen-Helchteren.

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Uitbreiding Recreatiepark Hengelhoef te Houthalen-Helchteren. Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

RUISELEDE RUP ZORGDORP

RUISELEDE RUP ZORGDORP 06492 RUISELEDE RUP ZORGDORP JUNI 2018 procesnota - fase startnota plan.id. RUP_37012_214_00005_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be datum aanpassing fase

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

KLANKBORDGROEP 2. PG0616 ProjectMER-studie vertramming lijn 3 en buslijnbundel

KLANKBORDGROEP 2. PG0616 ProjectMER-studie vertramming lijn 3 en buslijnbundel KLANKBORDGROEP 2 PG0616 ProjectMER-studie vertramming lijn 3 en buslijnbundel 7 9-10-2013 AGENDA 1. verwelkoming 2. bespreking inhoud kennisgevingsnota op hoofdlijnen 3. tafeldebatten 4. kort refl ectiemoment

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag van de planmilieueffectrapportage voor het gewestelijk RUP Missing Link N60 ter hoogte van Ronse

Goedkeuringsverslag van de planmilieueffectrapportage voor het gewestelijk RUP Missing Link N60 ter hoogte van Ronse Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

Eurostadium Brussels

Eurostadium Brussels Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

RUP Dennenstraat Gemeente Lanaken. Procesnota Juli 2018

RUP Dennenstraat Gemeente Lanaken. Procesnota Juli 2018 RUP Dennenstraat Gemeente Lanaken Procesnota Juli 2018 COLOFON Opdracht: RUP Dennenstraat Opdrachtgever: Gemeente Lanaken Jan Rosierlaan 1 3620 Lanaken Opdrachthouder: Antea Belgium nv Corda Campus gebouw

Nadere informatie

Gemeente Bocholt RUP AFSCHAFFING OMLEIDINGSWEG N747 KAULILLE. procesnota november 2018

Gemeente Bocholt RUP AFSCHAFFING OMLEIDINGSWEG N747 KAULILLE. procesnota november 2018 Gemeente Bocholt RUP AFSCHAFFING OMLEIDINGSWEG N747 KAULILLE procesnota november 2018 COLOFON Opdracht: RUP Afschaffing omleidingsweg N747 Kaulille Opdrachtgever: Gemeente Bocholt Dorpsstraat 16 3950 Bocholt

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Procesnota Gemeentebestuur Beveren Stationsstraat 2 9120 Beveren Gaspar Bosteels Ruimtelijk

Nadere informatie

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode Procesnota 1

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode Procesnota 1 Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode Procesnota 1 Procesnota 1 van 9 2 van 9 Procesnota 1 Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode De doelstelling van het plan

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

Betreft: Advies over de planmer-screening met betrekking tot wijziging RUP zonevreemd bedrijf Nieuwmoer te Kalmthout Aanvrager: gemeente Kalmthout

Betreft: Advies over de planmer-screening met betrekking tot wijziging RUP zonevreemd bedrijf Nieuwmoer te Kalmthout Aanvrager: gemeente Kalmthout Vlaamse Overheid Koning Albert II laan 20 bus 16 1000 BRUSSEL T 02 214 21 11 F 02 553 21 05 www.vmm.be Urbis et Terra Schaffensestraat 3 3290 DIEST uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen 2/2/2017

Nadere informatie

STAD MENEN RUP HAGEWINDE

STAD MENEN RUP HAGEWINDE 06432 STAD MENEN RUP HAGEWINDE MEI 2018 procesnota plan.id. RUP_34027_214_00107_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be datum aanpassing fase algemeen directeur

Nadere informatie

adviezen n.a.v. planmer-screening

adviezen n.a.v. planmer-screening adviezen n.a.v. planmer-screening RUP nr. 6 Kragenwiel gemeente Bornem september 2012 ADVIES ONTWERPER colofon project: RUP Kragenwiel opdrachtgever: GEMEENTE BORNEM opdrachtnemer: OMGEVING cvba uitbreidingstraat

Nadere informatie

Aanduiding ankerplaatsen - erfgoedlandschappen. Wetgeving: procedure en gevolgen

Aanduiding ankerplaatsen - erfgoedlandschappen. Wetgeving: procedure en gevolgen Aanduiding ankerplaatsen - erfgoedlandschappen Wetgeving: procedure en gevolgen Decretale basis Decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij decreet van 10 maart 2006, Hoofdstuk

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Gewijzigde regelgeving voor lokale besturen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het kerntakenplan Onroerend Erfgoed

Gewijzigde regelgeving voor lokale besturen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het kerntakenplan Onroerend Erfgoed Gewijzigde regelgeving voor lokale besturen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het kerntakenplan Onroerend Erfgoed Dit document geeft een overzicht van de meest recente wijzigingen aan het Onroerenderfgoeddecreet,

Nadere informatie

In kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage werden op basis van een lijst aangeleverd door de dienst MER volgende instanties geraadpleegd:

In kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage werden op basis van een lijst aangeleverd door de dienst MER volgende instanties geraadpleegd: N o t a b e t r e f f e n d e d e b e h a n d e l i n g v a n d e a d v i e z e n i n k a d e r v a n h e t o n d e r z o e k t o t m i l i e u e f f e c t r a p p o r t a g e v a n h e t R U P O p s p

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 5 april 1995

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Sint-Janspoort Kortrijk. Initiatiefnemer:

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Sint-Janspoort Kortrijk. Initiatiefnemer: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

RUP Tabaart Stad Bilzen. Procesnota oktober 2017

RUP Tabaart Stad Bilzen. Procesnota oktober 2017 RUP Tabaart Stad Bilzen Procesnota oktober 2017 COLOFON Opdracht: RUP Tabaart Opdrachtgever: Stad Bilzen Schureveld 19 3740 Bilzen Opdrachthouder: Antea Belgium nv Corda Campus gebouw 6 Kempische steenweg

Nadere informatie

N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E WOONWIJKEN L U T T E R Z E L E

N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E WOONWIJKEN L U T T E R Z E L E N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E A D V I E Z E N I N K A D E R V A N H E T O N D E R Z O E K T O T M I L I E U E F F E C T R A P P O R T A G E V A N H E T R U P WOONWIJKEN

Nadere informatie