PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving"

Transcriptie

1 PLAN-MER CAPACITEITSUITBREIDING VAN HET SLUIZENCOMPLEX VAN WIJNEGEM Kennisgeving Opdrachtgever: nv De Scheepvaart, afdeling Waterbouwkunde Datum: 16 maart 2015

2 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Indiener Contactpersoon indiener Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem nv De Scheepvaart, afdeling Waterbouwkunde Elke Vanlommel Technum (Tractebel Engineering n.v.) Coveliersstraat Antwerpen T info@technum-tractebel.be Ewald Wauters Datum Versienummer 1 Projectnummer P

3 KWALITEIT DOCUMENTGESCHIEDENIS (BOVENSTE RIJ IS HUIDIGE VERSIE) Versie Datum Opmerkingen 01 05/03/2015 Ontwerpversie voor opdrachtgever DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID Auteur(s) Eveline Hoppers, Ewald Wauters, Koen Couderé, Nele Aerts, Chris Neuteleers, Bieke Cloet, Jan Dumez, Karel Vancoppenolle, Johan Versieren, Michèle Bauwens Datum 16/03/2015 Datum Documentscreener(s) Ewald Wauters 16/03/2015 BESTANDSINFORMATIE Bestandsnaam P Kennisgeving uitbreiding capaciteit sluizen Wijnegem_DS Laatst opgeslagen 16/03/2015

4

5 INHOUD 1. Inleiding Waarom deze kennisgeving Leeswijzer Hoe wordt de inspraak op de kennisgeving georganiseerd? Algemene inlichtingen Beknopte voorstelling van het plan De initiatiefnemer Team van erkende MER-deskundigen Toetsing aan de plan-m.e.r.-plicht Procedure milieueffectrapportage Opmaak Plan-MER Opmaak RUP Verdere besluitvorming Verantwoording van het plan Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering Ruimtelijke situering en afbakening plangebied Beschrijving van de bestaande toestand Plangebied in beeld Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Planbeschrijving Sluizencomplex Brug Turnhoutsebaan (N112) Planning op hoofdlijnen Te onderzoeken combinatiealternatieven Nul-alternatief Te onderzoeken alternatieven Niet weerhouden alternatieven Ingreep-effectanalyse Afbakening van het studiegebied, de referentiesituatie en de geplande toestand Studiegebied Referentiesituatie en geplande toestand Gestuurde ontwikkelingen 67 Technum Inhoud i

6 10. Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling Algemeen Discipline Bodem Discipline Water Discipline Mens Verkeer Discipline Geluid & Trillingen Discipline Lucht Discipline Fauna & Flora Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Discipline Mens Ruimtelijke aspecten Discipline Mens Gezondheid Gewestgrens- en grensoverschrijdende milieueffecten Voorstel inhoudsopgave van het MER Afkortingen en woordenlijst Gebruikte afkortingen Verklarende woordenlijst Referentielijst 139 ii P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

7 FIGUREN Figuur 3-1 Stroomschema plan-m.e.r.-procedure (generiek spoor) Figuur 3-2 Procedure voor de opmaak van een RUP Figuur 4-1 Evolutie vervoerd tonnage en aantal schepen over het Albertkanaal (Bron: Statistisch jaarverslag NV De Scheepvaart 2013) Figuur 5-1 Ruimtelijke situering van het plangebied op de topografische kaart Figuur 5-2 Ruimtelijke situering van het plangebied op het stratenplan Figuur 5-3 Ruimtelijke situering van het plangebied op de orthofoto (2012) Figuur 5-4 Gewestplan Figuur 5-5 BPA s (zie ook Figuur 5-6 en Figuur 5-7) Figuur 5-6 Grafisch plan BPA Molenheide Figuur 5-7 Grafisch plan BPA Broekakker (definitief goedgekeurd door de gemeenteraad van ) Figuur 5-8 Gewestelijke RUP s Figuur 5-9 Grafisch plan Gemeentelijk RUP Kasteeldomeinen deelgebied A (plangebied is rood omcirkeld) Figuur 5-10 Gewenste ruimtelijke structuur GRS Wijnegem (plangebied is rood omcirkeld) Figuur 6-1 Mogelijke sluisvarianten (rode lijn is de waterlijn) Figuur 6-2 Mogelijke brugalternatieven Figuur 7-1 Nulalternatief Figuur 7-2 Combinatiealternatief A Figuur 7-3 Combinatiealternatief B Figuur 7-4 Combinatiealternatief C Figuur 7-5 Combinatiealternatief A1a Figuur 7-6 Combinatiealternatief A1b Figuur 7-7 Combinatiealternatief A1c Figuur 7-8 Combinatiealternatief A Figuur 7-9 Combinatiealternatief B Figuur 7-10 Combinatiealternatief C Figuur 7-11 Combinatiealternatief A Figuur 7-12 Combinatiealternatief A4a Figuur 7-13 Combinatiealternatief A4b Figuur 7-14 Combinatiealternatief A4c Figuur 7-15 Combinatiealternatief B4a Figuur 7-16 Combinatiealternatief B4b Technum Figuren iii

8 Figuur 7-17 Combinatiealternatief B4c Figuur 7-18 Combinatiealternatief C4a Figuur 7-19 Combinatiealternatief C4b Figuur 7-20 Combinatiealternatief C4c Figuur 9-1 Situering Kanaalsite Vervoordt Figuur 9-2 Impressie Kanaalsite Vervoordt (bron: 67 Figuur 9-3 Oosterweelverbinding en A102 (bron: 68 Figuur 10-1 Peilgegevens van het sluizencomplex en zijn onmiddellijke omgeving Figuur 10-2 Bodemkaart Figuur 10-3 Geologische kaart (Quartair) Figuur 10-4 Profiel Quartair Figuur 10-5 Profiel Tertiair (rode cirkel: indicatieve situering plangebied) Figuur 10-6 Bodemgebruik (Corine) Figuur 10-7 Overzicht bodemonderzoeken en saneringsprojecten (OVAM) Figuur 10-8 Ligging Wezelse beek/zwanebeek en Groot Schijn en afleidingskanaal t.o.v. het sluizencomplex... Error! Bookmark not defined. Figuur 10-9 Grondwaterbeschermingszones Figuur Situering grondwaterwinningen Figuur Waterlopen Figuur Overstromingsgevoelige gebieden Figuur Oppervlaktewaterkwaliteit Figuur Netwerk vrachtverkeer (Bron: mobiliteitsplan) Figuur Openbaar vervoersnetwerk (Bron: mobiliteitsplan) Figuur Fietsroutenetwerk (Bron: mobiliteitsplan) Figuur Voetgangersnetwerk (Bron: mobiliteitsplan) Figuur Luchtfoto studiegebied geluidshinder receptor mens Figuur Ecosysteemkwetsbaarheidskaart rustverstoring fauna Figuur Voorstel situering meetzones Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lden (2011) Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lnight (2011) Figuur PM10 jaargemiddelde ( ) Figuur NO2 jaargemiddelde (2012) Figuur Aantal overschrijdingen norm PM10 daggemiddelde ( ) Figuur Totale index (gemiddelde ) Figuur Biologische waarderingskaart, versie Figuur Habitatkaart Figuur Speciale beschermingszones iv P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

9 Figuur VEN- en IVON-gebieden Figuur Natuurreservaten Figuur Sluizencomplex van Wijnegem Figuur Landschapsatlas Figuur Situering beeldbepalende gebouwen Figuur Beschermde landschappen, monumenten, stads- en dorpsgezichten Figuur Centrale Archeologische Inventaris Technum Figuren v

10 TABELLEN Tabel 2-1 Overzicht van het team van erkende MER-deskundigen Tabel 5-1 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en relevantie voor het plan Tabel 6-1 Planning op hoofdlijnen Tabel 7-1 Te onderzoeken alternatieven Tabel 8-1 Ingreep-effectenschema Tabel 10-1 Milderende maatregelen per discipline Tabel 10-2 Beoordelingscriteria voor de discipline bodem Tabel 10-3 Grondwaterwinningen Tabel 10-4 Geklasseerde waterlopen ter hoogte van het plangebied Tabel 10-5 Beoordelingscriteria voor de discipline water Tabel 10-6 Beoordelingscriteria voor de discipline mens verkeer Tabel 10-7 Capaciteit i.f.v. verkeersleefbaarheid Tabel 10-8 Beoordelingscriteria voor de discipline geluid en trillingen Tabel 10-9 Beoordelingscriteria voor de discipline lucht Tabel Beoordelingskader jaargemiddelde impact luchtemissies, scores toegekend in functie van berekende bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen (voor elke component afzonderlijk beoordeeld) Tabel Beoordelingscriteria voor de discipline fauna en flora Tabel Archeologische vindplaatsen ter hoogte van het plangebied Tabel Beoordelingscriteria voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Tabel Beoordelingscriteria voor de discipline mens ruimte Tabel Beoordelingscriteria voor de discipline mens gezondheid vi P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

11 FOTO S Foto 5-1 Sluizencomplex van Wijnegem Foto 5-2 Zicht op de duwvaartsluis Foto 5-3 Zicht op linkeroever Foto 5-4 Aanloophelling brug en kruispunt Stokerijstraat X Lindenlei Foto 5-5 Turnhoutsebaan met zicht op de kanaalbrug Foto 5-6 Zicht op brug Houtlaan (N12) Technum FOTO s vii

12

13 1. INLEIDING 1.1 Waarom deze kennisgeving In de voorliggende kennisgeving voor het milieueffectrapport van het plan Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem, vindt u een beschrijving van de manier waarop de studie naar de mogelijke milieueffecten zal uitgevoerd worden. De kennisgeving geeft, in het kader van de milieueffectrapportage (m.e.r.), informatie over het hoe, wat en waarom van het voorgenomen plan. Milieueffectrapportage is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, namelijk het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Het is een juridisch-administratieve procedure waarbij vóór dat een activiteit of ingreep plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd in overleg met de betrokken instanties. De achterliggende grondgedachte is dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (van plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te detecteren en bij te sturen. Milieueffectrapportage reikt de elementen aan om de milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer over de uitvoering van het plan of het project een besluit wordt genomen. Een (plan-)mer is hierbij een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die uiteindelijk zal genomen worden door de bevoegde overheid over de goedkeuring van een plan onderworpen aan de m.e.r.-plicht, zal naast met de milieueffecten immers ook rekening houden met andere sectoren (o.a. sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak. Bij het opstellen van een MER moeten regels gevolgd worden die vastgesteld zijn in Titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.), in het decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995, in het decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van het decreet van 5 april 1995 en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (Natuurdecreet). Het indienen van de kennisgeving is het formele begin van de m.e.r.-procedure, het geheel van wettelijk vastgelegde stappen voor het opstellen, beoordelen en gebruiken van een MER. In voorliggende kennisgeving wordt beschreven welk plan de initiatiefnemer voor ogen heeft en hoe de gevolgen voor het milieu van het plan bestudeerd zullen worden. De kennisgeving geeft de blauwdruk aan van het eigenlijke milieueffectrapport, dat op basis van dit dossier en van de richtlijnen van de bevoegde administratie (Dienst Mer) in een volgende fase zal opgesteld worden. Op basis van de kennisgeving krijgen het publiek, het maatschappelijk middenveld en alle betrokken administraties de mogelijkheid om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport, over de te bestuderen effecten en de manier waarop deze effecten zullen bestudeerd worden. Deze kennisgeving is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport. Verdere praktische informatie over de inspraak wordt weergegeven in paragraaf 1.3. Technum 1 Inleiding 9

14 1.2 Leeswijzer Voorliggend document bevat informatie over het plan Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem en over de wijze waarop de milieueffecten van dit plan zullen bestudeerd worden in het plan-mer. Deze kennisgeving omvat vijftien hoofdstukken, inclusief dit inleidend hoofdstuk (hoofdstuk 1). Hieronder wordt kort de inhoud van de verdere hoofdstukken omschreven. Hoofdstuk 2 geeft algemene inlichtingen met betrekking tot de initiatiefnemer van het plan en het team van erkende m.e.r.-deskundigen die het onderzoek voor het planmilieueffectrapport zullen uitvoeren. Daarnaast wordt het plan getoetst aan de m.e.r.-plicht. In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk kader voor milieueffectrapportage op Vlaams niveau toegelicht. Tevens wordt de procedure voor de uitvoering van een m.e.r. in Vlaanderen, waar deze kennisgeving in past, beschreven en toegelicht. Hoofdstuk 4 behandelt de probleemstelling die geleid heeft tot het uitwerken van het plan. Hier wordt aangegeven waarom de uitvoering van het plan noodzakelijk is. In hoofdstuk 5 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden overlopen die voor het voorgenomen plan en zijn eventuele milieueffecten relevant kunnen zijn. In hoofdstuk 6 wordt het plan in detail beschreven. De ruimtelijke situering, de voorgenomen bestemmingen en de mogelijke functies in het plangebied komen aan bod. Hoofdstuk 7 geeft aan welke alternatieven de initiatiefnemer in het MER wil laten onderzoeken. In Hoofdstuk 8 wordt een eerste analyse gemaakt van de te verwachten effecten op het milieu ten gevolge van voorliggend plan. In hoofdstuk 9 worden een aantal uitgangspunten voor de milieueffectrapportering vastgelegd: wat wordt bedoeld met plangebied en studiegebied, binnen welk gebied en welke periode worden effecten verwacht? Hoe wordt de impact van het plan bepaald? Hoofdstuk 10 geeft per discipline aan welke methode zal gevolgd worden voor het bepalen van de milieu-impact, van welke basisgegevens daarbij zal gebruik gemaakt worden en welke normen eventueel worden gebruikt om de resultaten van de impactbepaling aan te toetsen. In hoofdstuk 11 wordt nagegaan of grensoverschrijdende effecten verwacht worden. Hoofdstuk 12 stelt de globale inhoudsopgave van het op te maken milieueffectrapport (MER) voor. Tot slot zijn nog een verklarende woordenlijst en referentielijst toegevoegd (respectievelijk hoofdstuk 13 en hoofdstuk 14). 10 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

15 1.3 Hoe wordt de inspraak op de kennisgeving georganiseerd? Doel van de terinzagelegging Alle betrokkenen worden door de terinzagelegging van de kennisgeving op de hoogte gebracht van het voorgenomen plan en worden uitgenodigd om hun visie te geven op de volledigheid van het geplande onderzoek naar de mogelijke effecten in het plan-mer. Het is de bedoeling dat er uit de inspraak zoveel mogelijk zinvolle en bruikbare ideeën komen om het onderzoek in de plan-m.e.r. te verbeteren en/of te vervolledigen. Het publiek, alsook het maatschappelijke middenveld en alle andere betrokken instanties krijgen de mogelijkheid om aanvullingen te geven over de nodige inhoud van het plan-mer en in het bijzonder over de noodzakelijk te onderzoeken effecten of maatregelen Termijn en praktische informatie Deze kennisgeving ligt gedurende een periode van 30 dagen ter inzage bij de gemeentelijke administratie van Wijnegem, de gemeente waar het MER-plichtige plan gepland is: Gemeentehuis Wijnegem Turnhoutsebaan Wijnegem Ook bij de initiatiefnemer en de Dienst Mer ( ligt de kennisgeving tijdens deze periode ter inzage. Eventuele opmerkingen over de inhoudsafbakening van het voorgenomen plan-mer kunnen via de gemeente of rechtstreeks aan de bevoegde Vlaamse administratie (Dienst Mer) worden bezorgd. Voor de inspraak kan gebruik gemaakt worden van een inspraakformulier op de website van de Dienst Mer ( Op dit formulier dient steeds de titel van het plan- MER, namelijk Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem, duidelijk ingevuld te worden. Dit formulier kan vervolgens per post, per of per fax bezorgd worden aan de Dienst Mer: Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst milieueffectrapportagebeheer Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL Tel.: 02/ Fax.: 02/ Elektronische post: mer@vlaanderen.be Eventuele opmerkingen van burgers op de kennisgeving worden tijdens de terinzagelegging bij voorkeur via elektronische post naar mer@vlaanderen.be opgestuurd. Op de website van de Dienst Mer is ook een folder beschikbaar met meer informatie over de inspraakprocedure en de manier waarop geldige opmerkingen kunnen worden ingediend. Deze folder kan ook aangevraagd worden via mer@vlaanderen.be. Bij de milieuambtenaar van de betrokken gemeente kan ook meer informatie verkregen worden over de inspraakprocedure. Technum 1 Inleiding 11

16 1.3.3 Wat zijn nuttige inspraakreacties? De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden tijdens de RUP-procedure en tijdens de latere vergunningsaanvraagprocedures. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar vormt ook een basis om ze te weerleggen. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het plan-mer. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER, maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, de milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis, Wat gebeurt er met de inspraakreacties? Binnen de 30 dagen na de aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college van burgemeester en schepenen de opmerkingen van de publieke inspraak en de eigen opmerkingen aan de bevoegde Vlaamse administratie (de Dienst Mer). De Dienst Mer bestudeert en verwerkt de reacties en bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot uitbreiding of beperking van het onderzoek. De richtlijnen voor het MER die na de periode van terinzagelegging door de Dienst Mer worden opgesteld, vormen het eigenlijke onderzoekskader waar de m.e.r.-deskundigen die het MER zullen opmaken mee zullen werken. De beslissing van de administratie met betrekking tot de inhoud van het plan-mer en de bijzondere richtlijnen zullen ter inzage worden gelegd bij de betrokken gemeente en zal ook raadpleegbaar zijn op de website 12 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

17 2. ALGEMENE INLICHTINGEN 2.1 Beknopte voorstelling van het plan Het sluizencomplex van Wijnegem is het drukst bevaren sluizencomplex in België. Reeds vandaag wordt de comfortcapaciteit van het complex gemiddeld overschreden. Een capaciteitsuitbreiding van het complex is, zeker gegeven de verwachte trafiektoename in de binnenvaart en de schaalvergroting van de binnenvaartvloot, noodzakelijk. De ruimtelijke inplanting van het sluizencomplex maakt echter dat de ruimte voor een capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex beperkt is. De capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex zal gerealiseerd worden door het vernieuwen van de bestaande 3 de sluis of het aanleggen van een nieuwe 4 de sluis. Hiervoor zal de vaargeul ter hoogte van de sluis verbreed moeten worden. Dit heeft ook consequenties voor de gewestweg N112 (Turnhoutsebaan), die het Albertkanaal in de planzone kruist. De inplanting van de nieuwe brug van de Turnhoutsebaan over het Albertkanaal is bijgevolg onlosmakelijk verbonden met de keuze en het ontwerp voor de uitbreiding van de sluiscapaciteit te Wijnegem, en maakt bijgevolg deel uit van het plan. 2.2 De initiatiefnemer De initiatiefnemer is de organisatie of instantie die het plan heeft ontwikkeld. Voor het plan Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem is de initiatiefnemer nv De Scheepvaart. nv De Scheepvaart Havenstraat Hasselt Tel.: 011/ Fax: 011/ Elektronische post: info@descheepvaart.be 2.3 Team van erkende MER-deskundigen Volgens het Vlaams decreet op de milieueffectrapportage moeten de onderzoeken die nodig zijn om een milieueffectrapport op te stellen gecoördineerd worden door een erkende MERcoördinator. Aangezien er door de overheid nog geen erkende MER-coördinatoren zijn aangesteld, wordt de taak van MER-coördinator opgenomen door een erkend MERdeskundige. Deze MER-coördinator stelt een team van deskundige medewerkers aan, die deelonderzoeken uitvoeren volgens een aantal onderzoeksdisciplines. Voor elke onderzoeksdiscipline wordt een erkend MER-deskundige opgegeven die het deelonderzoek zal uitvoeren of in ieder geval zal begeleiden en op zijn kwaliteit zal controleren. De MER-coördinator zal van de deelonderzoeken en de eindconclusies in samenspraak met de andere MER-deskundigen een coherent geheel maken. Het team van erkende MER-deskundigen dat zal ingezet worden voor de opmaak van het plan-mer voor Technum 2 Algemene inlichtingen 13

18 de capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem wordt in Tabel 2-1 voorgesteld. De taak van MER-coördinator wordt opgenomen door Ewald Wauters, erkend MER-deskundige Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. De disciplines Licht, Warmte en stralingen en Klimaat worden niet in het plan-mer onderzocht omdat ten gevolge van de geplande werken voor deze aspecten geen effecten verwacht worden. Voor zover relevant op niveau van een RUP wordt wel rekening gehouden met de thema s duurzaamheid & energie. Relevante elementen worden verweven in de te onderzoeken disciplines. Tabel 2-1 Overzicht van het team van erkende MER-deskundigen Discipline Deskundige Nr Erkenningsbesluit Geldig tot Coördinatie Ewald Wauters MB/MER/EDA/589/V1 Onbepaalde duur Water Koen Couderé MB/MER/EDA /03/2016 Bodem Koen Couderé MB/MER/EDA /03/2016 Fauna en flora Nele Aerts MB/MER/EDA/681/V1 11/06/2015 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Ewald Wauters MB/MER/EDA/589/V1 Onbepaalde duur Geluid en trillingen Chris Neuteleers MB/MER/EDA/556/V3/C Onbepaalde duur Lucht Johan Versieren (Joveco bvba) MB/MER/EDA/059/V4 10/05/2015 Mens Ruimtelijke aspecten Bieke Cloet MB/MER/EDA-700 Onbepaalde duur Mens - Verkeer Jan Dumez MB/MER/EDA /01/2016 Mens Gezondheid Michèle Bauwens MB/MER/EDA/065-V4 09/01/ Toetsing aan de plan-m.e.r.-plicht Op 18 december 2002 is het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.) met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage goedgekeurd door de Vlaamse regering. Op 1 december 2007 trad het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma s van 12 oktober 2007 in werking. Samen met het decreet van 27 april 2007 regelt dit besluit de beoordeling van plannen en programma s. Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering over de categorieën van projecten waarvoor (al dan niet) een milieueffectrapport moet worden opgemaakt (project-m.e.r.-besluit), werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 10 december De categorieën van projecten waarvoor een MER moet worden opgesteld, zijn vermeld in bijlage I, II en III van dit besluit. Bijlage I projecten zijn hierbij steeds m.e.r.-plichtig. Bijlage II-projecten zijn eveneens m.e.r.-plichtig maar de initiatiefnemer kan een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van m.e.r.-plicht indienen bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). Voor bijlage III projecten moet de m.e.r.-plicht geval per geval beoordeeld worden. Voor het voorgenomen plan zijn mogelijk bestemmingswijzigingen en bijgevolg de opmaak en vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan noodzakelijk. De capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex zal gerealiseerd worden door het vernieuwen van de bestaande 3 de sluis of het aanleggen van een nieuwe 4 de sluis. Bijkomend zal hierdoor de vaargeul ter hoogte van de sluis verbreed moeten worden. Het Albertkanaal is toegankelijk voor Klasse VI 14 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

19 schepen (>2.000 ton). Het plan vormt hierdoor het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in rubriek 11 van bijlage I van het project-m.e.r.- besluit, aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan ton en is bijgevolg m.e.r.-plichtig. Daarnaast is ook rubriek 10j van bijlage II, aanleg van infrastructuur voor trams, boven-en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, welke uitsluitend of overwegend voor personenvervoer zijn bestemd met een lengte van 1km of meer, van toepassing. Bij de inplanting van de brug van de Turnhoutsebaan over het Albertkanaal dient met de mogelijke aanleg van een tramlijn rekening te worden gehouden. De aanpassingen aan de Turnhoutsebaan zelf vallen onder rubriek 13 van bijlage III, wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III waarvoor reeds een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage I of II opgenomen wijziging of uitbreiding), betreffende een wijziging van rubriek 10e van bijlage III aanleg van wegen (projecten die niet onder bijlage I of II vallen). Technum 2 Algemene inlichtingen 15

20 3. PROCEDURE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE Het betrokken plan volgt de procedure zoals opgenomen in het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage (het Mer/VR-decreet) dat op 18 december 2002 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. Hierbij wordt voor dit plan het generieke spoor gevolgd. 3.1 Opmaak Plan-MER Algemeen De procedure voor het opstellen van een plan-mer volgens het Mer/VR-decreet van 18 december 2002 wordt gekenmerkt door vier fasen: Een kennisgevingsfase: tijdens deze fase wordt het kennisgevingsdossier opgesteld en ingediend bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). De fase wordt afgesloten met het al dan niet volledig verklaren van de kennisgeving; In de richtlijnenfase worden de inhoud en de bijzondere richtlijnen voor het plan- MER vastgesteld door de Dienst Mer; In de uitvoeringsfase wordt door het team van erkende deskundigen het eigenlijke plan-mer opgesteld; Tijdens de beoordelingsfase wordt het plan-mer inhoudelijk getoetst en goed- of afgekeurd door de Dienst Mer. De verschillende fasen en de erbij horende procedurestappen worden hieronder en in Figuur 3-1 kort toegelicht. Kennisgevingsfase De initiatiefnemer (in casu nv De Scheepvaart) controleert of de vergunningsplichtige activiteit moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage (toetsing aan het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van plannen onderworpen aan milieueffectrapportage van 10 december 2004). Als de voorgenomen activiteit MER-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen en laat een kennisgevingsdossier opstellen. Aan de hand van de kennisgeving brengt de initiatiefnemer de administratie op de hoogte van het voorgenomen plan en de geplande opmaak van een plan-mer. In de kennisgeving zijn onder andere de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het plan beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook is het wenselijk dat de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennisgeving aangegeven worden. Indien er grensoverschrijdende effecten verwacht 16 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

21 worden, vermeldt de initiatiefnemer de nodige gegevens die de Dienst Mer toelaten na te gaan of de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten betrokken dienen te worden bij de procedure. Na het opstellen van het kennisgevingsdossier, dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de Dienst Mer of de kennisgeving volledig is en betekent deze beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving. Richtlijnenfase Binnen 10 dagen na ontvangst van de volledigverklaring van de kennisgeving stuurt de initiatiefnemer het kennisgevingsdossier door naar de betrokken gemeentebesturen (in casu de gemeente Wijnegem), de vergunningverlenende overheid en bepaalde administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die met dit doel door de Dienst Mer zijn aangewezen. De Dienst Mer legt de kennisgeving onmiddellijk via haar website ter inzage en doet een gepaste aankondiging in kranten over de aanvang en sluiting van de terinzagelegging. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten, waar het plan gepland is, legt tevens deze kennisgeving onmiddellijk na ontvangst ter inzage van het publiek. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Door nuttige inspraakreacties van inwoners van de betrokken gemeenten kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder is te vinden op de webstek of bij de milieuambtenaar van de genoemde gemeenten. De folder kan ook aangevraagd worden via Dertig dagen na aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college de bij hen binnengekomen reacties over de inhoudsafbakening van het MER van inwoners en eigen opmerkingen aan de Dienst Mer. Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het milieueffectrapport. De Dienst Mer betekent deze richtlijnen binnen de 70 dagen (of 90 dagen ingeval van grensoverschrijdende effecten) na volledigverklaring van de kennisgeving aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. De beslissing van de Dienst Mer heeft betrekking op : de inhoud van het plan-mer en de inhoudelijke aanpak van de rapportage, met inbegrip van de methodologie; de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het plan-mer; de aanstelling van de opstellers (team erkende MER-deskundigen en MERcoördinator). De Dienst Mer houdt bij haar beslissing rekening met : Technum 3 Procedure milieueffectrapportage 17

22 de relevantie van de milieueffecten; de ingesproken opmerkingen en commentaren van de aangeschreven instanties en het publiek, in het bijzonder deze die handelen over te onderzoeken effecten, alternatieven of maatregelen. Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Dit gebeurt in overeenstemming met het m.e.r.-richtlijnenboek, de opgelegde inhoudsafbakening, de bijzondere richtlijnen en eventuele bijkomende schriftelijke richtlijnen. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-mer opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en de aangeschreven administraties en openbare besturen. Beoordelingsfase Na indiening van het MER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Daarna keurt de Dienst het MER goed of af en stellen ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 50 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de adviesinstanties en de betrokken gemeenten en provincies. Daarnaast publiceert zij de beslissing op haar website. Het goedgekeurd MER dient als een beslissingsondersteunend document bij de verdere besluitvorming over het plan. De verschillende procedurestappen die in elk van de fasen doorlopen dienen te worden, worden in Figuur 3-1 vereenvoudigd weergegeven. 18 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

23 Figuur 3-1 Stroomschema plan-m.e.r.-procedure (generiek spoor) Doelstelling van het plan-mer Het plan-mer heeft tot doel de effecten van plan Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem in beeld te brengen. Waar noodzakelijk, met name indien onaanvaardbare effecten worden verwacht, zullen milderende of compenserende maatregelen worden voorgesteld. Het plan-mer zal eveneens de elementen voor het uitvoeren van de watertoets bevatten. In het kader van het decreet betreffende het integraal waterbeheer dient een watertoets uitgevoerd te worden. Indien blijkt dat een schadelijk effect wordt verwacht op de Technum 3 Procedure milieueffectrapportage 19

24 waterhuishouding in het plangebied, moeten voorwaarden worden opgelegd om die effecten op het watersysteem te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren. Bij elke beslissing over een plan, programma of plan (vergunning) moet de bevoegde (vergunningverlenende) overheid nagaan of er schade kan ontstaan aan het watersysteem. Voor activiteiten die onderworpen zijn aan een milieueffectenrapportage dient de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren, in het MER te gebeuren. De effectevaluatie binnen de disciplines grond- en oppervlaktewater evenals fauna en flora (effecten op aquatisch leven) zoals voorzien in het MER, zullen de nodige input leveren voor de watertoets. Het plangebied is niet in of nabij een speciale beschermingszone gelegen. Het meest nabij gelegen gebied betreft het Habitatrichtlijngebied BE Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen, op ruim 3 km ten (zuid-)oosten van het plangebied (Figuur 10-28). Een betekenisvolle aantasting van het plan op een speciale beschermingszone kan daardoor op voorhand worden uitgesloten, waardoor in het plan-mer geen passende beoordeling vereist is. 3.2 Opmaak RUP Algemeen Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP s) worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het betrokken structuurplan. RUP s scheppen de ruimtelijke mogelijkheden (onder andere inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie met betrekking tot de ordening van woongebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers- en vervoersinfrastructuur, groene ruimten, recreatie enz. RUP s kunnen worden opgemaakt op 3 niveaus (gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk). De geplande ontwikkeling voor de capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem kan niet gerealiseerd worden binnen de geldende voorwaarden van het gewestplan of het vigerende bijzonder plan van aanleg (BPA). Om wijzigingen mogelijk te maken, een eenduidige definitie van de planzone als kader van het plangebied te hebben wordt de procedure voor de opmaak van een gewestelijk RUP (GRUP), conform de bepalingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, opgestart. Een RUP bevat een grafische voorstelling van het plangebied en bevat de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming van dat gebied, de inrichting ervan en het beheer van dat gebied. In een RUP wordt in eerste instantie toegelicht welke randvoorwaarden en bepalingen betrekking hebben op het plangebied. De procedure voor opmaak van een RUP wordt voorgesteld in Figuur P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

25 Figuur 3-2 Procedure voor de opmaak van een RUP Rol van het plan-mer binnen de procedure van het RUP Het m.e.r.-proces dient te fungeren als effectenonderzoek op basis waarvan het plan (RUP) op een zo verantwoord mogelijke wijze gerealiseerd kan worden. Het MER focust hierbij op het onderzoek van de effecten op het milieu. Hierbij dient het milieu zeer ruim begrepen te worden en omvat dit (zoals eerder reeds aangegeven, zie 2.3); de bodem het water (grondwater en oppervlaktewater) de fauna en flora het bouwkundig erfgoed, het landschap en de archeologie de luchtkwaliteit het geluidsklimaat de mens, mobiliteitsgerelateerde aspecten de mens, ruimtelijke aspecten de mens, gezondheidsaspecten Technum 3 Procedure milieueffectrapportage 21

26 Er wordt bijgevolg ruim gekeken naar de mogelijke effecten van het plan. Bij het onderzoek van de effecten wordt gezocht naar een zo milieuvriendelijk mogelijke wijze (het meest milieuvriendelijke alternatief) om het plan uit te voeren. Waar mogelijk worden milderende of compenserende maatregelen op planniveau voorgesteld. Het plan- MER zal bijgevolg bruikbaar zijn als milieuafweging voor het op te maken RUP. In de generieke procedure dient het plan-mer goedgekeurd te zijn voor de aanvang van de plenaire vergadering ter afsluiting van de ontwerpfase van het RUP. 3.3 Verdere besluitvorming Het plan-mer zal bijgevoegd worden aan het betreffende voorontwerp-rup. Dit kan door integratie in de toelichtingsnota of als een afzonderlijk document dat als bijlage aan het voorontwerp-rup wordt toegevoegd. Vervolgens wordt de verdere RUP-procedure doorlopen zoals hoger op hoofdlijnen geschetst in Figuur 3-2. Vervolgens zal het plan verder uitgewerkt worden tot een concreet projectvoorstel. Voor de activiteiten die voorkomen in het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 betreffende de vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan projectmilieueffectrapportage, zal in het kader van de verdere stedenbouwkundige vergunningsaanvraag voor de aanpassingen aan het sluizencomplex en de Turnhoutsebaan een project-mer opgemaakt worden of een gemotiveerd verzoek tot ontheffing ingediend worden. Voor m.e.r.-plichtige projecten is in het kader van de vergunningsaanvragen eveneens nog een openbaar onderzoek voorzien. Indien een goedgekeurd project-mer of een ontheffing van de project-mer plicht bekomen wordt, kunnen de vergunningsaanvragen ingediend worden. Het goedgekeurd project-mer of de project-mer-ontheffingsbeslissing zullen dan deel uitmaken van de vergunningsaanvraag. 22 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

27 4. VERANTWOORDING VAN HET PLAN Albertkanaal Het scheepvaartvervoer (aantal tonnage) via het Albertkanaal is sinds 1993 spectaculaire gegroeid met bijna 80% (Figuur 4-1). Het aantal schepen is nagenoeg gelijk gebleven. Prognoses tonen aan dat het goederenvervoer via de waterweg de volgende decennia verder zal groeien. Figuur 4-1 Evolutie vervoerd tonnage en aantal schepen over het Albertkanaal (Bron: Statistisch jaarverslag NV De Scheepvaart 2013) Één van de doelstellingen van NV De Scheepvaart is om de modale shift verder te stimuleren en meer scheepvaart op het Albertkanaal aan te trekken. Om dit doel te bereiken wil nv De Scheepvaart tegen 2020 onder meer alle bruggen over het Albertkanaal verhogen tot een minimale vrije doorvaarthoogte van 9,10 m, hetgeen 4-laagse containervaart toelaat over het hele kanaal. Technum 4 Verantwoording van het plan 23

28 Door de combinatie van een toenemende trafiek en schaalvergroting (grotere schepen) zal de intensiteit van het schutten van schepen aan de verschillende sluizencomplexen van het Albertkanaal toenemen. Hierdoor kunnen er zich in de toekomst twee problemen stellen: de schutcapaciteit van de huidige sluizen dreigt op sommige plaatsen verzadigd te geraken met wachttijden en vertraging van het vervoer over het kanaal als gevolg; door de schaalvergroting zullen er steeds meer konvooien en grote schepen komen die alleen in de duwvaartsluizen kunnen worden geschut, waardoor verzadiging van de duwvaartsluizen kan optreden met wachttijden en vertraging van het vervoer over het kanaal tot gevolg. Om de vlotheid en veiligheid van de scheepvaart op het Albertkanaal te vrijwaren is het dan ook zaak om tijdig gepaste maatregelen te nemen om aan alle sluizen voldoende sluiscapaciteit te vrijwaren. Sluizencomplex van Wijnegem Het sluizencomplex van Wijnegem is het drukst bevaren sluizencomplex in België. Op basis van de studie uit 2010 Onderzoek naar de noodzaak tot capaciteitsuitbreiding van de sluizencomplexen op het Albertkanaal, blijkt dat bij het sluizencomplex van Wijnegem in 2010 de comfortcapaciteit 1 van het complex reeds bereikt was en zelfs licht overschreden. In de verdere toekomst (onderzochte periode : ) zal een gestage verzadiging van de sluiscapaciteit optreden met alle gevolgen voor de wachttijden van dien. De conclusie van de studie is dat infrastructurele ingrepen aan het sluizencomplex noodzakelijk zijn voor het behouden van voldoende schutcapaciteit op de lange termijn. De ruimtelijke inplanting van het sluizencomplex maakt echter dat de ruimte voor een capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex beperkt is. Hierdoor zal de vaargeul ter hoogte van de sluis verbreed moeten worden. Dit heeft ook consequenties voor de gewestweg N112 (Turnhoutsebaan), die het Albertkanaal in de planzone kruist, die hierdoor vervangen moet worden. Hierbij wordt de brug ook verhoogd tot een minimale vrije doorvaarthoogte van 9,10 m. 1 Comfortcapaciteit van een sluizencomplex werd in het rapport van de studie Onderzoek naar de noodzaak tot capaciteitsuitbreiding van de sluizencomplexen op het Albertkanaal omschreven als de capaciteit waarbij maximaal 10% van de schepen een wachttijd heeft die langer is dan de duur van een complete schutcyclus. In tegenstelling tot de maximale theoretische capaciteit houdt de comfortcapaciteit ook rekening met de beladingsgraad van een schip (onvolledige lading of leegvaart is mogelijk), de bezettingsgraad van de sluis (maximale bezetting is niet steeds mogelijk gezien de afmetingen van de aangemelde schepen) en een zeker kwaliteitsniveau voor de schippers (aannemen van een maximale wachttijd). 24 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

29 5. RUIMTELIJKE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING 5.1 Ruimtelijke situering en afbakening plangebied Het sluizencomplex van Wijnegem is gelegen in het Albertkanaal ter hoogte van de gemeente Wijnegem in de provincie Antwerpen. Het sluizencomplex omvat 3 sluizen, twee sluizen van 136 m x 16 m en één duwvaartsluis van 200 m x 24 m en een wegbrug. Het verval dat de sluis overbrugt, is ca. 5,70 m. De doorvaarthoogte van de bestaande sluizen bedraagt 7,00 m. Turnhoutsebaan duwvaartsluis middensluis Noordersluis Foto 5-1 Sluizencomplex van Wijnegem De afbakening van het plangebied heeft tot doel de zone aan te duiden waarbinnen het project mogelijk zal worden uitgevoerd en waarover het plan-mer een uitspraak zal doen. Indien blijkt uit het verdere onderzoek dat de afbakening moet worden aangepast, dan zal dit alsnog gebeuren. Het plangebied omvat het Albertkanaal, de aangelanden en de omliggende terreinen, de aanliggende en kruisende wegen en waterlopen, in de nabijheid van het sluizencomplex van Wijnegem (meer bepaald tussen de nieuwe wachthaven afwaarts de sluizen en de duiker van de Grote Schijn aan de opwaartse zijde). Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 25

30 Figuur 5-1 Ruimtelijke situering van het plangebied op de topografische kaart Figuur 5-2 Ruimtelijke situering van het plangebied op het stratenplan 26 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

31 Figuur 5-3 Ruimtelijke situering van het plangebied op de orthofoto (2012) 5.2 Beschrijving van de bestaande toestand De gemeente Wijnegem heeft zich als straatdorp rond de Turnhoutsebaan gestructureerd. Pas bij de aanleg van de Houtlaan (N12), ten westen van het plangebied, werd het doorgaand verkeer door de kern geweerd. Het Albertkanaal vormt een drager voor verschillende kanaalgeoriënteerde activiteiten en elementen. Zo wordt het beeld van het Albertkanaal niet alleen gevormd door het eigenlijke water maar ook door de omliggende bebouwing en elementen. Meest markante elementen/bakens in de onmiddellijke omgeving van het sluizencomplex zijn de kokerbrug van de Turnhoutsebaan over het Albertkanaal (1, zie Figuur 5-3), de watertoren op de linkeroever (2) en het pakhuis/industriële pand met schoorsteen op de rechteroever, met daarin horecazaak en kleinhandel (3). Ook een aantal woonentiteiten hebben zich duidelijk - met hun voorgevelzijde - naar het kanaal georiënteerd. Zo onder meer de woonwijken Stokerijstraat (4) en de sluiswachterhuizen (5). Het sluizencomplex van Wijnegem is organisch gegroeid (uitbreiding na uitbreiding) waardoor de directe sluisomgeving en brug een samenraapsel zijn van technische ingrepen. Er is hierdoor weinig kwalitatieve verblijfsruimte langs het kanaal voor bewoners van Wijnegem. Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 27

32 5.3 Plangebied in beeld Foto 5-2 Zicht op de duwvaartsluis Foto 5-3 Zicht op linkeroever Foto 5-4 Aanloophelling brug en kruispunt Stokerijstraat X Lindenlei Foto 5-5 Turnhoutsebaan met zicht op de kanaalbrug Foto 5-6 Zicht op brug Houtlaan (N12) 5.4 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In Tabel 5-1 wordt een beknopt overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en hun relevantie voor voorliggend plan. Indien relevant, wordt verder ook verwezen naar de bijhorende figuren, kaarten of paragrafen die de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden uitgebreider toelichten. In het MER zal de planrelevantie van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden verder toegelicht en meer uitgebreid besproken worden in de verschillende relevante hoofdstukken en milieudisciplines van het MER. Opmerkingen: Verwijzing naar een decreet of besluit houdt impliciet een verwijzing in naar eventuele latere wijzigingen hieraan. Verwijzing naar een decreet houdt impliciet en voor zover niet reeds vermeld een verwijzing in naar de onderliggende uitvoeringsbesluiten. 28 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

33 Tabel 5-1 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en relevantie voor het plan Inhoudelijke beschrijving Onderzoekssturend (O) / Procedurebepalingen (P) Bespreking Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV, 23 september 1997) Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de toekomst. O Kanalen zijn structurerend voor het omgevende gebied en hebben een belangrijke functie voor het goederentransport en de bijbehorende economische activiteiten. Het Albertkanaal behoort tot het hoofwaterwegennet van Vlaanderen. In het RSV wordt aangegeven dat om de toegankelijkheid van de haven van Antwerpen vanuit het Albertkanaal voor schepen van ton te garanderen, de knelpunten op de sectie Wijnegem-Antwerpen zullen worden opgelost. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (PRS) Verfijning van de visie van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen op provinciaal niveau. O In het PRS wordt het verzekeren van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de Antwerpse haven als doelstelling opgenomen. Hierbij wordt vermeld dat het multimodaal karakter van de haven (voorzien van de tweede spoorontsluiting en beter benutten van de binnenscheepvaart) beter ontwikkeld moet worden. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Wijnegem (GRS) Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. O Het GRS stelt dat Wijnegem haar bevoorrechte positie langs het Albertkanaal moet uitspelen. Gewestplan Gewestplannen bevatten stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer van gronden O en P Het plangebied heeft volgens het gewestplan (Figuur 5-4) de volgende bestemmingen: Bestaande waterweg Bestaande hoofdverkeersweg Woongebied Agrarisch gebied Natuurgebied Bufferzone Parkgebied Bijzonder plan van aanleg (BPA) Plan opgesteld door een gemeente voor de verfijning van het gewestplan voor een bepaald deel van het grondgebied van de gemeente. O en P In en nabij het plangebied zijn enkele BPA s van toepassing (Figuur 5-5). Het plangebied overlapt met het BPA Molenheide (Figuur 5-6) en het BPA Broekakker (Figuur 5-7). Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) Onder impuls van het decreet op de ruimtelijke ordening (18 mei 1999) wordt het vroegere systeem van gewestplanwijzigingen vervangen door ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP s). RUP s vertrekken steeds vanuit de visie van een ruimtelijk structuurplan. O en P Stroomafwaarts van het sluizencomplex is het GRUP Albertkanaal te Wijnegem van toepassing, definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 28/09/2007 (Figuur 5-8). Het Albertkanaal is hier bestemd als Gebied voor waterinfrastructuur (Art. 1) en Gebied voor wegeninfrastructuur (Art. 2). Daarnaast valt het plangebied deels binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen, conform het GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen (definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 19/06/2009). Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 29

34 Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Legt de bestemming vast op gemeentelijk niveau. O en P Het noordwestelijk deel van het plangebied overlapt met het Gemeentelijk RUP Kasteeldomeinen deelgebied A (Figuur 5-9). Voor het plangebied zijn de bestemmingen Reservatiezone voor kanaalverbreding (Art. 18), Openbare wegenis (Art. 17), Ecologische verbindingsstrook (Art. 13), Zone voor reca en recreatie (Art. 11), Zone voor industrieel erfgoed (Art. 9), Park (Art. 4) en Zone voor landelijk wonen ( Art. 12) relevant. Vlarem I en Vlarem II Vlarem I behandelt de milieuvergunningsplicht en omvat een lijst van hinderlijke inrichtingen. In Vlarem II zijn de milieuvoorwaarden, gekoppeld aan de vergunning tot exploitatie van een hinderlijke inrichting opgenomen. O De exploitatie van hinderlijke inrichtingen vergt een milieuvergunning. Voor een lijst van hinderlijke inrichtingen, zie bijlage 1 van Vlarem I. In het kader van de uitvoering van dit plan dient mogelijk een milieuvergunning te worden aangevraagd voor volgende rubrieken van de indelingslijst van Vlarem I: Rubriek 53.2: bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken Rubriek 61: tussentijdse opslagplaatsen voor uitgegraven bodem De specifieke voorwaarden inzake geluidshinder, luchtemissies, zoals opgenomen in Vlarem II worden besproken onder de respectievelijke disciplines van het MER. Bodemsaneringsdecreet en VLAREBO Voorziet in regelgeving omtrent bodemverontreiniging en sanering (identificatie risicoactiviteiten, register verontreinigde gronden, regeling nieuwe en historische bodemverontreiniging en grondoverdracht, bodemsaneringsnormen, normen voor hergebruik van bodem). P Volgens de digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering, toestand 20/04/2012) zijn er binnen het plangebied enkele bodemonderzoeken uitgevoerd (Figuur 10-7). De uitvoering van het plan brengt grondverzet met zich mee. Hiervoor zal er een technisch verslag en een bodembeheerrapport dienen te worden opgesteld. Uitvoeren van onderzoek naar uitgegraven grond zit niet vervat in het MER. VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringklopen en afvalstoffen) Het VLAREMA bouwt verder op het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) uit 1997 en voert het Materialendecreet uit dat de basis is voor de overgang van een afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid. O en P Bij de aanleg van de nieuwe sluis kunnen mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREMA-reglementering vallen (bv. gebruik van uitgegraven grond als bouwstof). Decreet Integraal Waterbeleid Sinds 22 december 2000 is de Europese kaderrichtlijn Water van kracht. De richtlijn vormt het raamwerk voor het integraal waterbeleid van de Unie én van de lidstaten, die de Europese regelgeving naar eigen wetgeving moeten omzetten. In Vlaanderen gebeurde de omzetting via het decreet betreffende het integraal waterbeleid. Streven naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het O en P Bij elke beslissing over een plan, programma of vergunning moet nagaan of een voorgenomen actie al dan niet een schadelijk effect heeft op het milieu, bekeken vanuit het watersysteem. Als de te vergunnen activiteiten of het goed te keuren plan of programma daarentegen wel een schadelijk effect kunnen veroorzaken, moet de overheid voorwaarden opleggen om dat schadelijk effect te voorkomen, te beperken, te herstellen of, wat infiltratie van hemelwater of vermindering van ruimte voor het watersysteem betreft, te compenseren. Zo het schadelijk effect betrekking heeft op de kwantiteit van het grondwater, kan slechts een vergunning worden toegestaan of een plan of programma worden goedgekeurd indien er een groot maatschappelijk belang mee gemoeid is. Indien het schadelijk effect niet voorkomen, beperkt, hersteld of gecompenseerd kan worden, moet de vergunning geweigerd worden. In 30 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

35 watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Elk plan moet aan de watertoets onderworpen worden. het MER dienen de elementen aangereikt te worden die kunnen gebruikt worden voor deze watertoets. Wet op de bevaarbare waterlopen Duidt de bevaarbare waterlopen, overgedragen van de Staat aan het Vlaamse Gewest, aan. O en P Het Albertkanaal (VHAG 4) is een bevaarbare waterloop. Wet op de onbevaarbare waterlopen Regelt het beheer en de werken aan de onbevaarbare waterlopen. O en P In het plangebied zijn drie onbevaarbare waterlopen gelegen. De Wezelse beek-zwanebeek (tweede categorie, VHAG 4029) kruist het Albertkanaal in het westelijke deel van het plangebied. Ten noorden, op de noordelijke oever van het Albertkanaal is tevens een niet geklasserde waterloop aanwezig (tweede categorie, VHAG 41202). De Afvoergracht (VHAG 3201) ligt parallel aan het Albertkanaal op de noordelijke oever in het oostelijk deel van het plangebied (Figuur 10-10). Natuurdecreet (21 oktober 1997) en uitvoeringsbesluiten Regelt de bescherming, ontwikkeling, beheer en herstel van de natuur en de natuurlijke milieus. Van groot belang is de afbakening van de VEN- (Vlaams Ecologisch Netwerk) en IVON-gebieden (Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk). O en P Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet, met ondermeer het stand-still beginsel en de zorgplicht zijn uiteraard van toepassing. Het plangebied is niet gelegen in of nabij VEN-gebied, speciale beschermingszones (SBZ), Ramsargebied of natuurreservaat. Bosdecreet Decreet dat het verstandig en duurzaam gebruik en beheer van de Vlaamse bossen regelt. Zo bepaalt het onder andere de ontbossing en compensatieregeling. O en P In het plangebied onder andere ter hoogte van de s Gravenwezelsteenweg komt bos voor conform de definitie van het Bosdecreet. Indien in het kader van dit plan bos gekapt zal worden dient dit gecompenseerd te worden. Onroerenderfgoeddecreet (12 juli 2013) Het decreet regelt het onroerend-erfgoedbeleid van de Vlaamse overheid en vervangt de afzonderlijke decreten m.b.t monumenten, landschappen en archeologie. Het decreet. Op 16 mei werd het uitvoeringsdecreet goedgekeurd. Het treedt in werking op 1 januari 2015, met uitzondering van een aantal artikelen o.m. m.b.t. handhaving en de opmaak van beheerplannen. P Vervangt alle bestaande decreten vanaf 1/01/2015. Wet op het behoud van monumenten en landschappen Decreet tot bescherming van Monumenten en Stads- en Regelt de bescherming van monumenten, stadsen dorpsgezichten en landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van beschermde landschappen. O en P Er zijn geen beschermde monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten in het plangebied. Ten zuiden van het plangebied is het beschermd landschap Omgeving Jan Vlemincktoren (4.03/11050/101.1) gelegen. Binnen dit beschermd landschap is, langs de Turnhoutsebaan (N112) het beschermd monument Oorlogsmonument te Wijnegem (4.01/10000/114.3) gelegen (Figuur 10-34). Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 31

36 Dorpsgezichten Het decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium Regelt de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. O en P Momenteel zijn nog geen archeologische sites wettelijk beschermd. In en nabij het plangebied komen enkele gekende archeologische vindplaatsen voor (Figuur 10-35). Traditionele landschappen en Landschapsatlas (15 juni 2001) Geeft aan waar historisch gegroeide landschapsstructuur tot op vandaag herkenbaar gebleven is en duidt deze aan als relicten en/of ankerplaatsen. O Het plangebied is gelegen in het traditioneel landschap Land van Zoersel-Wijnegem. Het plangebied is volgens de Landschapsatlas voor een klein deel gelegen binnen de relictzone Vallei van de Kleine Schijn en kasteeldomeinen (R10077). Het Albertkanaal is aangeduid als lijnrelict (Figuur 10-32). Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai (22 juli 2005) Het omgevingslawaai en de hieruit voortkomende geluidshinder en schadelijke effecten dient men te vermijden, te voorkomen of te verminderen om een goede geluidskwaliteit te bewaren. O Methodiek voor de evaluatie van hinder veroorzaakt door schadelijk of ongewenst geluid. Een toetsing zal gebeuren in het plan-mer. Kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen inzake luchtkwaliteit Vormt de basis voor het luchtbeleid binnen de Europese Unie. O Grenswaarden voor SO 2, NO x, CO, PM 10, Pb en Benzeen. Streefwaarden voor O 3. Milieubeleidsplan Vlaanderen Het gewestelijk milieubeleidsplan wordt opgesteld met het oog op de bescherming en het beheer van het milieu. O Het beleid rond Milieu en Gezondheid in Vlaanderen is een onderdeel van het Milieubeleidsplan. Relevante thema s voor het studiegebied zijn: lucht, water en waterbodems, bodemverontreiniging, biodiversiteit en lokale leefkwaliteit. Geeft de doelstellingen, acties, doelgroepen en timing voor het milieubeleid weer. Het plan is opgebouwd vanuit 12 milieuthema s Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKBP) Omvat maatregelen die een surplus aan emissiereductie betekenen ten opzichte van het huidige beleid en heeft betrekking op alle broeikasgassen uit het Kyotoprotocol O Doelstellingen emissie 32 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

37 Reductieprogramma NEC richtlijn Bevat maatregelen om doelstellingen NECrichtlijn voor verzuring, eutrofiëring (vermesting) en vorming van ozon te behalen. O Doelstellingen emissie Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid (NEHAP) Dit actieplan dient als referentiekader voor het denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieu en gezondheid O In uitvoering van een verbintenis aangegaan op de derde Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in 1999 in Londen hebben de Belgische federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen samen een Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid opgemaakt. Dit actieplan dient als referentiekader voor het denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieugezondheid. Milieugezondheid omvat de aspecten van de menselijke gezondheid, inclusief de kwaliteit van het leven, dat door fysieke, biologische, sociale en psychosociale factoren van het milieu wordt bepaald. Om de 5 jaar dient overeenkomstig de internationale afspraken een nieuw NEHAP te worden opgesteld. Mobiliteitsplan Wommelgem Zwijnegem (15 december 2005) In het mobiliteitsplan worden de ruimtelijke en verkeersontwikkelingen in beeld gebracht en worden verkeersmaatregelen en ruimtelijke en ondersteunende maatregelen voorgesteld die in concrete acties worden vertaald. O Het plan en zijn gevolgen voor de verkeersafwikkeling en verkeersintensiteiten zal getoetst worden aan de visie en de acties opgenomen in het mobiliteitsplan. Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 33

38 Figuur 5-4 Gewestplan 34 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

39 Figuur 5-5 BPA s (zie ook Figuur 5-6 en Figuur 5-7) Figuur 5-6 Grafisch plan BPA Molenheide Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 35

40 Figuur 5-7 Grafisch plan BPA Broekakker (definitief goedgekeurd door de gemeenteraad van ) 36 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

41 Figuur 5-8 Gewestelijke RUP s Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 37

42 Figuur 5-9 Grafisch plan Gemeentelijk RUP Kasteeldomeinen deelgebied A (plangebied is rood omcirkeld) 38 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

43 Figuur 5-10 Gewenste ruimtelijke structuur GRS Wijnegem (plangebied is rood omcirkeld) Technum 5 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering 39

44 6. PLANBESCHRIJVING 6.1 Sluizencomplex Concept De nieuwe sluis moet geschikt zijn voor klasse Va schepen (200 m x 24 m). Deze sluis wordt ten noorden van het bestaande sluizencomplex voorzien door de bestaande 3de sluis (Noordersluis) te vernieuwen of door een nieuwe 4de sluis aan te leggen ten noorden van het bestaande complex. Indien de bestaande Noordersluis wordt vernieuwd, worden de invaarstroken voor het invaren van de bestaande middensluis met 6 m verbreed ten opzichte van de kolkbreedte om het invaren te vergemakkelijken Uitgangspunten Om de nodige ruimte-inname voor de bouw van een nieuwe sluis te kunnen inschatten werden een aantal aannames gemaakt over de wijze waarop de sluis kan worden gerealiseerd. De hier beschreven uitgangspunten moeten verder in het ontwerpproces worden verfijnd en war nodig aangepast. Sluis De sluis wordt gebouwd in een droge bouwkuip. Om de ruimte-inname zo beperkt mogelijk te houden, wordt voorgesteld om de bouwkuip uit te voeren met damplanken en een door middel van trekpalen verankerde onderwaterbetonvloer. Bovenaan de bouwkuip wordt een tijdelijk stempelraam voorzien, waardoor de benodigde staalsectie van de wanden van de bouwkuip kan geminimaliseerd worden. De sluishoofden en kolk worden als gewapend betonnen u-bak uitgevoerd. De nuttige breedte van de sluis bedraagt 25 m, de nuttige lengte (tussen de stopstrepen) 235 m en de drempeldiepte is 6 m. Rekening houdend met de lengte van de sluishoofden en de in- en uitstroomconstructies bedraagt de totale lengte van de sluis 327 m. De maximale breedte van de bouwkuip bedraagt 45 m. Vullen en ledigen van de sluis gebeurt volgens een eerste berekening best door middel van langsriolen. Om de sluis zo dicht mogelijk naast de bestaande Noordersluis (of middensluis) te kunnen bouwen, wordt enkel in de noordelijke kolkwand een langsriool voorzien. De puntdeuren worden aangedreven door hydraulische bewegingswerken, die ondergebracht worden in 2 kelders aan weerszijden van beide sluishoofden. Kaaimuren De kaaimuren van de voorhavens bestaan uit verankerde damwanden, met toepassing van horizontale ankers en een ankerwand op 8 tot 10 m achter de kaaimuur gelegen. Indien er onvoldoende ruimte voorhanden is (bv. ter hoogte van het pakhuis), kan de kaaimuur verankerd worden met voorgespannen groutankers, onder een hoek van 35 tot 45. Hierbij zullen de ankers mogelijks wel onder privé-eigendom doorgaan. 40 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

45 Pompstation Het pompstation wordt net afwaarts van het benedenhoofd ingeplant. Het voedingskanaal, dat zowel open als ingekokerd kan worden uitgevoerd, loopt naast de sluis naar het opwaartse pand. Dit kanaal, met bodempeil op m TAW, moet hoe dan ook omheen de bewegingswerkkelders van de sluishoofden gelegd worden en is dus mee bepalend voor de ruimte-inname. Indien het voedingskanaal ingekokerd wordt, kan het jaagpad erboven worden aangelegd. Koker De koker van het Groot Schijn wordt parallel met de kaaimuren van de voorhavens aangelegd, tussen de voorwand en de ankerwand van de kaaimuren in. Voordeel hiervan is dat de ankerwand kan gebruikt worden als tijdelijke bouwkuip tijdens de constructie van de koker. De koker kan net naast de sluis doorgetrokken worden tot aan de afwaartse voorhaven. Doordat de loop van de koker zich op tot m TAW bevindt, kan deze net boven de langsriool van de sluis gebouwd worden. Ook kan de koker geïntegreerd worden in de sluishoofden, waarbij deze onder de kelders van de deurbewegingswerken door gaat. Dit betekent dat er geen afzonderlijke bouwput (en bijkomende ruimte-inname) nodig is voor de constructie van de koker: ter hoogte van de sluis komt de koker immers volledig binnen de bouwkuip van de sluis te liggen. De koker mondt ten westen van de afwaartse voorhaven uit in het Albertkanaal Sluisalternatieven Voor de uitbreiding van het sluizencomplex zijn de volgende alternatieven mogelijk: Vergroten van de noordelijke klasse IV sluis (Noordersluis) naar een klasse Va sluis (alternatief A) Nieuwe 4e sluis ten noorden van de Noordersluis o met een centrale ligging (alternatief B) o met een symmetrische ligging t.o.v. de bestaande duwvaartsluis (alternatief C) De 3 mogelijke alternatieven worden in onderstaande figuren visueel weergegeven. Sluisalternatief A: 3 sluizen Technum 6 Planbeschrijving 41

46 Sluisalternatief B: 4 sluizen centraal Sluisaltenatief C: 4 sluizen symmetrisch Figuur 6-1 Mogelijke sluisvarianten (rode lijn is de waterlijn) 6.2 Brug Turnhoutsebaan (N112) Concept Door het uitbreiden van de sluis verbreedt het Albertkanaal voor én na de sluis. Hierdoor zijn er maar een aantal mogelijke bruglocaties wil men de brughoogte (en dus de lengte van de aanloophellingen) beperken. De bruglocatie moet stroomafwaarts van de sluizen gesitueerd zijn (laag waterpeil) doch niet teveel stroomafwaarts (confrontatie brug Houtlaan (N12)). De aanloophellingen dienen op de huidige locatie te blijven of op een locatie waar minder bebouwing aanwezig is. De Vlaamse vervoersmaatschappij De Lijn plant op termijn een nieuwe tramlijn vanaf het bestaande eindpunt in Wijnegem tot Schilde of Oostmalle. Het traject van deze tram loopt mogelijk over de Turnhoutsebaan. Bij het ontwerp van de brug is rekening gehouden met de mogelijkheid om eventueel in een later stadium- een tram op de brug te laten rijden Uitgangspunten Minimum ontwerpsnelheid: 20 km/u (tram) 30 km/h (bus) en 50 km/u (overig wegverkeer) Vrije hoogte onder de brug: 9,10 m over de volledige overspanning 42 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

47 Profiel van de weg: o 2x1 rijweg voor gemengd gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer o Enkelrichtingsfietspad aan weerszijden Hellingspercentage: o 3,3 % (conform fietsvademecum), 6% (tram) en 7 % (overig wegverkeer) Bochtstralen: o m (éénrichtingsverkeer bus), m (wegverkeer), m (tram) o Autoverkeer 30 km/u: tussen 32 en 65 m o Tramverkeer beperkte snelheid: minimaal 30 m (bij voorkeur 50 in functie van geluid) Horizontale overgangsbogen: o Topboog: minimaal 900 m o Voetboog: minimaal 900 m Mogelijkheden lengteprofiel Voor tramverkeer mag een horizontale overgangsboog niet samenvallen met een bocht in grondplan indien de straal kleiner dan 100 m is. Er zijn hierdoor twee mogelijkheden voor het lengteprofiel: 1. een variant waarbij de aanloophellingen langer zijn doordat de brug langer op hoogte blijft, doordat er een recht stuk van 35 m (= lengte tussen de wielassen van de tram) tussen de bocht en overgangsboog zit). 2. een variant met een topboog in plaats van een plat stuk zodat er geen overgangsbogen zijn. Hierdoor komt de brug wel een pak hoger te liggen. Tot slot dient voor afwatering van de brug een licht verval in het lengteprofiel te zitten ter hoogte van de kanaalkruising. Er kan gekozen worden voor een minimale helling (= bijnavlak-brug) of voor een grote topboog. Voor de verschillende alternatieven is steeds getoetst welke optie het minste impact heeft, met name waar de aanloophellingen het kortst zijn Brugalternatieven Op basis van de uitgangspunten zijn vier alternatieven uitgewerkt: Rechte centrale brug op de Turnhoutsebaan ter hoogte van de sluisdeuren, met aanloophellingen op de huidige locatie. Deze variant heeft bochtstralen van <65 m, waardoor bij een tram langere aanloophellingen nodig zijn. (Alternatief 1). De korte overspanning heeft als voordeel dat de constructiehoogte van de brug beperkt wordt. Rechte centrale brug op de s Gravenwezelsteenweg ter hoogte van de sluisdeuren. De zuidelijke aanloophelling op de huidige locatie en de noordelijke aanloophelling sluit aan op de s Gravenwezelsteenweg. Doel is om de hoofdstroom van het wegverkeer te verleggen naar de s Gravenwezelsteenweg en de Houtlaan. (Alternatief 2) Westelijke brug tussen Kraaidijk en Albertkanaalbaan, met een aparte fietsbrug ter hoogte van de sluisdeuren. (Alternatief 3) Schuine centrale brug op de Turnhoutsebaan, met aanloophellingen op de huidige locatie (vergelijkbaar met de huidige situatie). Deze variant heeft een ruime bochtstraal (100 m) in functie van een logische brugstructuur en lengteprofiel tram. (Alternatief 4) 2 Exclusief bochtverbreding 3 Exclusief bochtverbreding 4 Beperking in lengteprofiel Technum 6 Planbeschrijving 43

48 De mogelijke alternatieven worden in onderstaande figuren weergegeven. Brugalternatief 1: rechte centrale brug op Turnhoutsebaan Brugalternatief 2: rechte centrale brug op s Gravenwezelsteenweg Brugalternatief 3: westelijke brug met fietsbrug Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Legende: Figuur 6-2 Mogelijke brugalternatieven Mobiliteitsscenario s Uitgangspunt van de studie is het behoud van de huidige mobiliteitssituatie. Op vraag van de gemeente Wijnegem wordt er meer globaal gekeken naar de mobiliteitsafwikkeling in de gemeente Wijnegem. Specifiek wordt nagegaan wat de effecten zijn van het beperken van het autogebruik op de brug. Omdat het wijzigen van de functie van de brug geen deel uitmaakt van het project van de NV De Scheepvaart, wordt dit als een externe ontwikkeling (scenario) meegenomen in het onderzoek. Volgende mobiliteitsscenario s worden onderzocht voor het verkeer op de brug: x) Enkel langzaam verkeer (fietsers en voetgangers) a) Langzaam verkeer en wegverkeer (auto s, bus, ) b) Langzaam verkeer, wegverkeer en tram c) Langzaam verkeer en bus (openbaar vervoer) 44 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

49 Bij elk van deze mobiliteitscenario s hoort een specifieke dwarssectie van de brug. In functie van de verkeersgebruikers die worden toegelaten werden verschillende dwarsprofielen voor de bruggen ontworpen. Figuur 6-3 Dwarsprofielen 6.3 Planning op hoofdlijnen Vooraleer met de werken kan gestart worden, zijn nog belangrijke stappen nodig. Na goedkeuring van het plan-mer, stelt de Vlaamse overheid een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) op om de bestemming van het plangebied te wijzigen. Als laatste stap voor de opstart van de inrichting van het plangebied, zijn er een ontheffing van de project-m.e.r.-plicht en stedenbouwkundige vergunningen nodig. Al deze mijlpalen verlopen volgens formele, wettelijk vastgelegde procedures. Bij alle stappen in het plan krijgen omwonenden de kans om opmerkingen en suggesties te Technum 6 Planbeschrijving 45

50 formuleren op de plannen. Pas wanneer alle tussenstappen doorlopen zijn, volgt de start van de werken. Tabel 6-1 Periode Planning op hoofdlijnen Procedure Opmaak plan-mer 2017 Opmaak GRUP Aanvraag ontheffing project-m.e.r Stedenbouwkundige vergunningen 2020* Uitvoering van de werken * na verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen en financiële middelen 46 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

51 7. TE ONDERZOEKEN COMBINATIEALTERNATIEVEN Omdat de effecten van het aanpassen van het sluizencomplex en de bouw van een nieuwe brug ruimtelijk niet van elkaar kunnen worden losgedacht, zal het onderzoek zich toespitsen op zinvolle combinaties tussen sluizen en bruggen. Tabel 7-1 geeft een overzicht van de combinaties die zullen worden onderzocht. 7.1 Nul-alternatief Het nul-alternatief is de toestand zonder het realiseren van de capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex te Wijnegem. De aanpassing van de brug over het kanaal dient echter in elk geval te gebeuren. Als nulalternatief wordt de vervanging van de brug op dezelfde locatie onderzocht (brugalternatief 4) Om een duidelijk beeld te krijgen van de impact van de verschillende mobiliteitsscenario s, wordt bijkomend een combinatie onderzocht zonder bijkomende sluis maar met een fiets- en voetgangersbrug. Deze situatie komt qua mobiliteitsimpact- overeen met de toestand tijdens de werken (tijdens de vervanging van de brug). Figuur 7-1 Nulalternatief 7.2 Te onderzoeken alternatieven Alle weerhouden combinatiealternatieven die in het plan-mer zullen worden onderzocht zijn weergegeven in Tabel 7-1. Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 47

52 Tabel 7-1 Te onderzoeken alternatieven 48 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

53 7.2.1 Combinatiealternatief A0 Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 0: rechte fietsbrug Mobiliteitsscenario x: langzaam verkeer Het wegverkeer en openbaar vervoer zullen het Albertkanaal in het plangebied niet meer kunnen oversteken. Hiervoor dient de brug van de Houtlaan (N12) gebruikt te worden. Figuur 7-2 Combinatiealternatief A Combinatiealternatief B0 Kenmerken: Sluisalternatief B: 4 sluizen centraal Brugalternatief 0: rechte fietsbrug Mobiliteitsscenario x: langzaam verkeer Het wegverkeer en openbaar vervoer zullen het Albertkanaal in het plangebied niet meer kunnen oversteken. Hiervoor dient de brug van de Houtlaan (N12) gebruikt te worden. Het pakhuis op de rechteroever kan niet behouden blijven. Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 49

54 Figuur 7-3 Combinatiealternatief B Combinatiealternatief C0 Kenmerken: Sluisalternatief C: 4 sluizen symmetrisch Brugalternatief 0: rechte fietsbrug Mobiliteitsscenario x: langzaam verkeer Het wegverkeer en openbaar vervoer zullen het Albertkanaal in het plangebied niet meer kunnen oversteken. Hiervoor dient de brug van de Houtlaan (N12) gebruikt te worden. Het pakhuis op de rechteroever kan niet behouden blijven. Figuur 7-4 Combinatiealternatief C0 50 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

55 7.2.4 Combinatiealternatief A1a Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 1: rechte centrale brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer en wegverkeer Het kruispunt met de s Gravenwezelsteenweg vervalt. De s Gravenwezelsteenweg blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. Figuur 7-5 Combinatiealternatief A1a Combinatiealternatief A1b Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 1: rechte centrale brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario b: langzaam verkeer, wegverkeer en tram De aanloophelling van de brug op de rechteroever is te lang om de Oude Turnhoutsebaan op de Turnhoutsebaan aan te sluiten. Op de brug wordt een kruispunt voorzien voor de aansluiting met de s Gravenwezelsteenweg en voor de woningen aan de Oude Turnhoutsebaan wordt een alternatieve route voorzien. Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 51

56 Figuur 7-6 Combinatiealternatief A1b Combinatiealternatief A1c Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 1: rechte centrale brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario c: langzaam verkeer en openbaar vervoer Het kruispunt met de s Gravenwezelsteenweg vervalt. De s Gravenwezelsteenweg blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. Het wegverkeer zal het Albertkanaal in het plangebied niet meer kunnen oversteken. Hiervoor dient de brug van de Houtlaan (N12) gebruikt te worden. Figuur 7-7 Combinatiealternatief A1c 52 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

57 7.2.7 Combinatiealternatief A2 Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 2: rechte centrale brug op s Gravenwezelsteenweg Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer en wegverkeer De Turnhoutsebaan blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg met de Albertkanaalbaan wordt omgevormd. Figuur 7-8 Combinatiealternatief A Combinatiealternatief B2 Kenmerken: Sluisalternatief A: 4 sluizen centraal Brugalternatief 2: rechte centrale brug op s Gravenwezelsteenweg Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer en wegverkeer De Turnhoutsebaan blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg met de Albertkanaalbaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever kan niet behouden blijven. Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 53

58 Figuur 7-9 Combinatiealternatief B Combinatiealternatief C2 Kenmerken: Sluisalternatief C: 4 sluizen symmetrisch Brugalternatief 2: rechte centrale brug op s Gravenwezelsteenweg Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer en wegverkeer De Turnhoutsebaan blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg met de Albertkanaalbaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever kan niet behouden blijven. Figuur 7-10 Combinatiealternatief C2 54 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

59 Combinatiealternatief A3 Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 3: westelijke brug met fietsbrug Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer (via aparte brug) en wegverkeer Voor de aansluiting van de brug met de s Gravenwezelsteenweg, Albertkanaalbaan en Turnhoutsebaan wordt een rotonde voorzien. Het pakhuis op de rechteroever kan niet behouden blijven. Figuur 7-11 Combinatiealternatief A Combinatiealternatief A4a Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer en wegverkeer Het kruispunt met de s Gravenwezelsteenweg vervalt. De s Gravenwezelsteenweg blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 55

60 Figuur 7-12 Combinatiealternatief A4a Combinatiealternatief A4b Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario b: langzaam verkeer, wegverkeer en tram Het kruispunt met de s Gravenwezelsteenweg vervalt. De s Gravenwezelsteenweg blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. Figuur 7-13 Combinatiealternatief A4b 56 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

61 Combinatiealternatief A4c Kenmerken: Sluisalternatief A: 3 sluizen Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario c: langzaam verkeer en openbaar vervoer Het kruispunt met de s Gravenwezelsteenweg vervalt. De s Gravenwezelsteenweg blijft bereikbaar via de Oude Turnhoutsebaan. Het wegverkeer zal het Albertkanaal in het plangebied niet meer kunnen oversteken. Hiervoor dient de brug van de Houtlaan (N12) gebruikt te worden. Figuur 7-14 Combinatiealternatief A4c Combinatiealternatief B4a Kenmerken: Sluisalternatief A: 4 sluizen centraal Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer en wegverkeer De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg, Albertkanaalbaan en Turnhoutsebaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever en de woningen aan het einde van de Oude Turnhoutsebaan kunnen niet behouden blijven. Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 57

62 Figuur 7-15 Combinatiealternatief B4a Combinatiealternatief B4b Kenmerken: Sluisalternatief A: 4 sluizen centraal Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario b: langzaam verkeer, wegverkeer en tram De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg, Albertkanaalbaan en Turnhoutsebaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever en de woningen aan het einde van de Oude Turnhoutsebaan kunnen niet behouden blijven. Figuur 7-16 Combinatiealternatief B4b 58 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

63 Combinatiealternatief B4c Kenmerken: Sluisalternatief A: 4 sluizen centraal Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario c: langzaam verkeer en openbaar vervoer De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg, Albertkanaalbaan en Turnhoutsebaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever en de woningen aan het einde van de Oude Turnhoutsebaan kunnen niet behouden blijven. Het wegverkeer zal het Albertkanaal in het plangebied niet meer kunnen oversteken. Hiervoor dient de brug van de Houtlaan (N12) gebruikt te worden. Figuur 7-17 Combinatiealternatief B4c Combinatiealternatief C4a Kenmerken: Sluisalternatief A: 4 sluizen symmetrisch Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario a: langzaam verkeer en wegverkeer De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg, Albertkanaalbaan en Turnhoutsebaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever en de woningen aan de Oude Turnhoutsebaan kunnen niet behouden blijven. Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 59

64 Figuur 7-18 Combinatiealternatief C4a Combinatiealternatief C4b Kenmerken: Sluisalternatief A: 4 sluizen symmetrisch Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario b: langzaam verkeer, wegverkeer en tram De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg, Albertkanaalbaan en Turnhoutsebaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever en de woningen aan het einde van de Oude Turnhoutsebaan kunnen niet behouden blijven. Figuur 7-19 Combinatiealternatief C4b 60 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

65 Combinatiealternatief C4c Kenmerken: Sluisalternatief A: 4 sluizen symmetrisch Brugalternatief 4: schuine brug op Turnhoutsebaan Mobiliteitsscenario c: langzaam verkeer en openbaar vervoer De aansluiting van de s Gravenwezelsteenweg, Albertkanaalbaan en Turnhoutsebaan wordt aangepast. Het pakhuis op de rechteroever en de woningen aan het einde van de Oude Turnhoutsebaan kunnen niet behouden blijven. Het wegverkeer zal het Albertkanaal in het plangebied niet meer kunnen oversteken. Hiervoor dient de brug van de Houtlaan (N12) gebruikt te worden. Figuur 7-20 Combinatiealternatief C4c 7.3 Niet weerhouden alternatieven Op basis van de in hoofdstuk 6 besproken sluis-, brug- en mobiliteitsvarianten zijn verschillende combinaties mogelijk. Enkele (theoretisch mogelijke) combinatievarianten worden niet verder onderzocht omdat ze niet logisch zijn inzake mobiliteit, brugstructuur, ruimtelijke inpassing of een combinatie ervan. Deze worden hieronder kort besproken. Rechte centrale brug op Turnhoutsebaan (brugalternatief 1) met 4 sluizen (sluisalternatief B en C) De korte bochtstraal (32-85 m) beperkt het aantal mogelijk (logische) brugstructuren. De meest eenvoudige en betaalbare structuur is een koker, waarvan de brugdikte beduidend dikker is (+1 m) dan een brugdek dat kan worden opgehangen aan tuien (tuikabelbrug, zeilbrug,...) of kabels. Hierdoor heeft de brug lange aanloophellingen, die moeilijk inpasbaar zijn op beide oevers. Een variant met 4 sluizen, en dus grotere overspanningen, maakt de inpassing nog moeilijker. De combinatievarianten met een schuine brug op de Turnhoutsebaan (brugalternatief 4) hebben een dunner brugdek (en dus kortere aanloophellingen) en passen Technum 7 Te onderzoeken combinatiealternatieven 61

66 zich beter in met 4 sluizen waardoor combinatievarianten met een rechte brug en 4 sluizen niet verder wordt meegenomen. Rechte centrale brug op s Gravenwezelsteenweg (brugalternatief 2) met tram (mobiliteitsscenario b) Het tracé van de brug laat niet toe om een tramverbinding te maken langs de Turnhoutsebaan waardoor deze combinatie niet verder wordt onderzocht. Rechte centrale brug op s Gravenwezelsteenweg (brugalternatief 2) met langzaam verkeer en openbaar vervoer (mobiliteitsscenario c) Het tracé van de brug is gekozen in functie van de verbinding voor wegverkeer met de s Gravenwezelsteenweg en de Houtlaan. Het heeft bijgevolg geen zin om dit alternatief enkel voor openbaar vervoer en langzaam verkeer te onderzoeken.. Westelijke brug met fietsbrug (brugalternatief 3) met 4 sluizen (sluisalternatief B en C) De westelijke brug op de Albertkanaalbaan beperkt de hinder en impact ter hoogte van het sluiscomplex. Indien een alternatief met vier sluizen wordt naar voor geschoven is de impact ter hoogte van de sluizen groot, zodat bijkomende impact t.h.v. de Kraaidijk, Kanaalstraat en Albertkanaalbaan niet langer verantwoord is. Los daarvan zal de westelijke brug met de verschillende sluisalternatieven er quasi hetzelfde uitzien omdat de afstand tussen de oevers gelijk blijft op die locatie. Westelijk brug met fietsbrug (brugalternatief 3) met tram (mobiliteitsscenario b) De bochtstraal van de brug en korte aanloophellingen laten niet toe een tram op deze brug te voorzien. De brug zou veel westelijker moeten komen te liggen (ter hoogte van de jeugdaccommodatie Ahoy), waardoor de impact toeneemt voor omwonenden en het tramtracé substantieel afwijkt van het vooropgestelde tracé langs de Turnhoutsebaan. Westelijk brug met fietsbrug (brugalternatief 3) met langzaam verkeer en openbaar vervoer (mobiliteitsscenario c) In functie van een logische verbinding tussen de oevers voor fietsverkeer wordt bij deze variant een fietsbrug ter hoogte van de sluisdeuren voorzien. De westelijke brug sluit immers aan op de Albertkanaalbaan waar minder omwonenden zijn waardoor dit tracé minder wenselijk is voor fietsers. Er wordt dan ook geen variant onderzocht met langzaam verkeer en openbaar vervoer op de westelijke brug. Het verschil in typedwarsprofiel wegverkeer versus langzaam verkeer/openbaar vervoer is bovendien quasi nihil zodat er ook naar impact geen voordeel is. 62 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

67 8. INGREEP-EFFECTANALYSE Uitgaande van de hoofd- en deelingrepen en een eerste afbakening van de karakteristieken van het milieu in het studiegebied kunnen potentiële milieueffecten afgeleid worden. Het al dan niet effectief voorkomen en de mate en ernst waarmee de opgesomde effecten voorkomen zal verder in het MER worden bekeken. Er kunnen effecten verwacht worden op de bodem, het watersysteem, het geluids- en luchtklimaat, op fauna en flora, het landschap, het bouwkundig en archeologisch erfgoed en de mens (impact op ruimtelijke, mobiliteits- en gezondheidsaspecten). Het uitvoeren van de inrichtingswerken heeft een totale looptijd van ongeveer 2 jaar. De uitvoeringsfase is een tijdelijke ingreep met evenwel permanente effecten. Eens de inrichtingswerken voltooid zijn volgt een permanente periode van gebruik en periodiek onderhoud. In Tabel 8-1 wordt het algemeen ingreep-effectenschema weergegeven. Dit overzicht dient als leidraad voor de verschillende disciplines om de effecten concreet uit te werken en te evalueren op basis van discipline-eigen criteria. Technum 8 Ingreep-effectanalyse 63

68 Tabel 8-1 Ingreep-effectenschema Voorbereidingsfase Grondverwerving Aanleg van de werfzone, inrichting van de werfkeet, aanvoer van materiaal en grondstoffen Voorzien van omleidingen voor verkeer en scheepvaart Grondverzet Structuurwijziging Wijziging bodemkwaliteit Tijdelijke wijziging bodemgebruik Tijdelijke aantasting reliëfkenmerken Fauna en flora Ruimtebeslag Verstoring Versnippering Eutrofiëring Verstoring Eutrofiëring Rooien vegetatie Structuurwijziging Ruimtebeslag Verstoring Eutrofiëring Uitvoeringsfase Afbraak van bestaande gebouwen en constructies (sluis, brug, ) Aanleg nieuwe sluis/vernieuwen bestaande sluis Structuurwijziging Grondverzet Structuurwijziging Profielwijziging Wijziging bodemgebruik Wijziging bodemkwaliteit Aantasting Wijziging grondwater -kwantiteit Wijziging grondwater -kwaliteit Wijziging structuurkwaliteit van waterlopen Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit Wijziging oppervlaktewater- Verstoring Eutrofiëring Geluid en trillingen Deelingrepen Bodem Grondwater Oppervlaktewater Geluidshinder Wijziging ruimtegebruik Wijziging ruimtegebruik Wijziging gebruikskwaliteit Geluidshinder Wijziging gebruikskwaliteit Geluidshinder Geluidshinder Ruimtebeslag Wijziging in de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam Wijziging in de (grond)waterstand Geluidshinder Trillingshinder Lucht Emissies Emissies Emissies Emissies Emissies Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Aantasting erfgoedwaarde Wijziging perceptieve kenmerken Impact op archeologisch patrimonium Aantasting erfgoedwaarde Impact op bouwkundig erfgoed Wijziging perceptieve kenmerken Aantasting erfgoedwaarde Impact op bouwkundig erfgoed Wijziging perceptieve kenmerken Aantasting erfgoedwaarde Impact op bouwkundig erfgoed Wijziging perceptieve kenmerken Impact op archeologisch Mens Ruimtelijke aspecten Ruimtelijke context Wijziging ruimtegebruik Wijziging gebruikskwaliteit Mens - Verkeer Wijziging ontsluiting Impact op scheepvaart Wijziging ontsluiting Impact op scheepvaart Impact op scheepvaart Wijziging ontsluiting Mens Gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Hinder Impact op de gezondheid 64 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

69 Aanleg nieuwe brug Ontruiming van de werf (materieel, gronden, afval, ) Calamiteiten Exploitatiefase Nieuwe sluis in werking reliëfkenmerken Wijziging diepere ondergrond Structuurwijziging Aantasting reliëfkenmerken Structuurwijziging Wijziging bodemkwaliteit Structuurwijziging Profielwijziging Wijziging bodemkwaliteit Wijziging grondwater -kwaliteit Wijziging grondwater -kwantiteit Wijziging grondwater -kwaliteit kwaliteit Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Fauna en flora Verstoring Versnippering Eutrofiëring Ruimtebeslag Verstoring Eutrofiëring Verstoring Eutrofiëring Ruimtebeslag Geluid en trillingen Deelingrepen Bodem Grondwater Oppervlaktewater Geluidshinder Trillingshinder Ruimtelijke context Wijziging ruimtegebruik Wijziging gebruikskwaliteit Geluidshinder Ruimtebeslag Versnippering Wijziging in de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam Wijziging in de (grond)waterstand Eutrofiëring Geluidshinder Controle en onderhoud Verstoring Geluidshinder Calamiteiten Wijziging bodemkwaliteit Wijziging grondwater -kwaliteit Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Verontreiniging Lucht Emissies Emissies Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie patrimonium Aantasting erfgoedwaarde Impact op bouwkundig erfgoed Wijziging perceptieve kenmerken Impact op archeologisch patrimonium Wijziging perceptieve kenmerken Emissies Structuur- en relatiewijzigingen Aantasting erfgoedwaarde Wijziging perceptieve kenmerken Mens Ruimtelijke aspecten Wijziging ruimtegebruik Wijziging gebruikskwaliteit Wijziging gebruikskwaliteit Wijziging ruimtegebruik Wijziging gebruikskwaliteit Wijziging gebruikskwaliteit Wijziging gebruikskwaliteit Mens - Verkeer Impact op scheepvaart Wijziging ontsluiting Wijziging ontsluiting Impact op scheepvaart Wijziging ontsluiting Mens Gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Hinder Impact op de gezondheid Technum 8 Ingreep-effectanalyse 65

70 9. AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED, DE REFERENTIESITUATIE EN DE GEPLANDE TOESTAND 9.1 Studiegebied Effecten ten gevolge van een plan manifesteren zich doorgaans in een groter gebied dan het plangebied. Dit wordt het studiegebied genoemd. De afbakening van het studiegebied wordt bepaald door het invloedsgebied waarbinnen effecten optreden. Dit kan per discipline en zelfs per effect verschillend zijn. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het plangebied met inbegrip van het invloedsgebied. Per discipline kan het studiegebied als volgt worden gedefinieerd: Bodem Het studiegebied blijft beperkt tot het plangebied, i.e. het gebied waarbinnen plangererelateerde ingrepen (b.v. ook aanleg van werfwegen) gebeuren. Water: alle grond- en oppervlaktewateren die rechtstreeks of onrechtstreeks door het plan worden beïnvloed behoren tot het studiegebied. Fauna en flora: het studiegebied omvat alle gebieden met natuurlijke potenties die beïnvloed kunnen worden door het inrichtingsplan. Deze beïnvloeding beperkt zich niet tot de locaties van de ingrepen zelf. Vooral tengevolge van de vastgestelde secundaire effecten op water, bodem en geluid zal het studiegebied zonodig uitgebreid worden. De precieze afbakening van het effectgebied zal tijdens de opmaak van het MER nader vorm krijgen. Geluid en trillingen: het studiegebied voor de discipline Geluid en trillingen wordt in de eerste plaats bepaald door het plangebied en de omliggende zone. De omliggende zone bepaalt de reikwijdte van het studiegebied en strekt zich minstens uit tot de geluidscontour die de punten verbindt met geluidsbelasting gelijk aan de richtwaarde van vigerende wetgeving en/of normering. Lucht: het studiegebied strekt zich minstens uit tot de reikwijdte van emissies gelijk aan de richtwaarde van vigerende wetgeving en/of normering. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: De begrenzing omvat niet enkel de gebieden die rechtstreeks betrokken zijn met de inrichting, maar houdt tevens rekening met de visuele impact van het plan. De begrenzing omvat alle relevante landschappelijke waarden en lijnt het gebied af waarbinnen de geplande inrichting een visuele impact kan uitoefenen. De afbakening zal verder worden verfijnd in functie van de kenmerken van het plan en de omgeving en het terreinbezoek. Mens (ruimtelijke, mobiliteits- en gezondheidsaspecten): het studiegebied omvat de menselijke populaties die enige invloed kunnen ondervinden van de voorgenomen activiteit, op korte of lange termijn. Dit impliceert dat het studiegebied minstens ruimtelijk is uitgebreid tot het grootste van alle studiegebieden besproken onder de andere disciplines in dit MER. 66 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

71 9.2 Referentiesituatie en geplande toestand Voor het beschrijven van de referentiesituatie wordt de huidige toestand van het studiegebied (situatie in 2015) als uitgangspunt gehanteerd. Per discipline zullen de huidige milieukarakteristieken aangegeven worden, op basis van bestaande onderzoeken en terreinverkenningen. Voor het beschrijven van referentiesituatie zal de huidige situatie worden aangevuld met een beschrijving van de evolutie van omgevingsfactoren (autonome ontwikkelingen) en de implementatie van maatregelen uit beslist beleid (gestuurde ontwikkelingen). Voor de beschrijving van de te verwachten milieueffecten (= geplande toestand) in het studiegebied zal steeds vergeleken worden met de toestand van het milieu in de referentiesituatie. Rekening houdend met de timing van de werken gaan we voorlopig uit van een referentiesituatie in het jaar Gestuurde ontwikkelingen In deze paragraaf worden de al genomen beslissingen waarvan verwacht wordt dat ze uitgevoerd zullen zijn vooraleer het voorgenomen plan gerealiseerd wordt beschreven, zoals de ontwikkelingen ten gevolge van ruimtelijke beleidsplannen en regelgeving (RSV, RUP, GRS, ) Kanaalsite Vervoordt Ten zuidoosten van het plangebied, op de linkeroever van het Albertkanaal is het Kanaalproject, ook gekend als Kanaalsite Vervoordt, in aanbouw. Het betreft de transformatie van een industrieel erfgoed site (jeneverstokerij Meeus) naar een hedendaagse woon- en werkomgeving. Figuur 9-1 Situering Kanaalsite Vervoordt Figuur 9-2 Impressie Kanaalsite Vervoordt (bron: Technum 9 Afbakening van het studiegebied, de referentiesituatie en de geplande toestand 67

72 9.3.2 Verhogen bruggen Albertkanaal Eén van de doelstellingen van NV De Scheepvaart is om de modale shift verder te stimuleren en meer scheepvaart op het Albertkanaal aan te trekken. Om dit doel te bereiken wil nv De Scheepvaart tegen 2020 onder meer alle bruggen over het Albertkanaal verhogen tot een minimale vrije doorvaarthoogte van 9,10 m, hetgeen 4-laagse containervaart toelaat over het hele kanaal. Zo ook de brug van de Turnhoutsebaan (N112). Het vernieuwen van de Houtlaanbrug (N12) werd reeds uitgevoerd in de zomer van Infrastructuurwerken In de omgeving van Antwerpen zijn naast de werken aan de bruggen over het Albertkanaal ( 9.3.2) diverse infrastructuurwerken gepland, zoals de Oosterweelverbinding, de A102, de R11bis en het LIVAN project van De Lijn (Pegasus Antwerpen). Wanneer en of deze projecten worden uitgevoerd is momenteel niet voor alle projecten gekend. De werken voor de Oosterweelverbinding zijn voorzien in de periode Figuur 9-3 Oosterweelverbinding en A102 (bron: 68 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

73 10. METHODOLOGIE BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE, EFFECTVOORSPELLING EN BEOORDELING 10.1 Algemeen De wijze waarop de milieueffectbeoordeling zal plaatsvinden op het niveau van de individuele disciplines, zal gebeuren conform de bepalingen van de MER-decreten van 18/12/2002, 22/04/2005 en 27/04/2007 en het uitvoeringsbesluit van 10/12/2004. Er zal rekening gehouden worden met de richtlijnen(boeken) die de Dienst Mer ter beschikking stelt. Gezien de karakteristieken van het gebied en de aard van het plan worden in het plan-mer de volgende disciplines bestudeerd: Bodem Water Lucht Geluid & Trillingen Fauna & Flora Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Mens Ruimtelijke aspecten Mens Verkeer Mens Gezondheid Deze disciplines zullen behandeld worden door erkende MER-deskundigen. Tevens zal, voor zover relevant op niveau van een RUP, ook rekening gehouden worden met de thema s duurzaamheid & energie. Relevante elementen worden verweven in de andere disciplines. De globale werkwijze voor elke discipline is als volgt: Afbakening studiegebied Beschrijving huidige situatie en referentiesituatie van het studiegebied Beschrijving van de milieueffecten (geplande situatie) en beoordeling ten opzichte van de referentiesituatie Aangeven van milderende maatregelen/voorstellen voor postmonitoring Opgave van leemten in de kennis, hoe ermee is omgegaan en eventuele gevolgen voor de verdere besluitvorming Om de uitkomst van de impactevaluatie te kunnen waarderen, zullen verschillende referentiekaders toegepast worden. Enerzijds zullen de effecten relatief gewaardeerd worden ten opzichte van de referentiesituatie, anderzijds zullen ook absolute referentiekaders gehanteerd worden om de relevantie en significantie van de effecten te beoordelen. Voorbeelden van absolute referentiekaders zijn kwaliteitsdoelstellingen, streefwaarden, normen of afspraken. Beoordelingscriteria Voor elk van de weerhouden relevante effecten worden eenduidige beoordelingscriteria gedefinieerd. Criteria dienen als meetinstrumenten voor de mate waarin een bepaalde impact belangrijk is. Door vergelijking van de waarde van een criterium (of een set van Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 69

74 criteria) kunnen uitspraken gedaan worden over hoe een bepaald alternatief scoort tegenover de andere alternatieven of tegenover vastgelegde doelstellingen (b.v. normen, richtwaarden, beleidswensen, ). Permanente effecten met een uitgebreide ruimtelijke impact worden negatiever of positiever beoordeeld dan tijdelijke effecten met een beperkte ruimtelijke impact. Gering negatieve effecten zijn meestal tijdelijke, omkeerbare en niet-ingrijpende effecten die na de werken verdwijnen. Neutrale effecten hebben noch een positieve, noch een negatieve invloed op het milieu. Positieve effecten resulteren in een verbetering van de milieukwaliteit. Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden voorgesteld voor ingrepen in het plangebied, die een blijvende negatieve impact op het milieu zullen veroorzaken. Toepassing van de milderende maatregelen zal de negatieve effecten vermijden, opheffen, verzachten of compenseren. Waar positieve effecten worden vastgesteld, wordt onderzocht op welke manier het positieve effect kan worden versterkt. Milderende maatregelen kunnen worden opgedeeld in vier categorieën: Vermijden van negatieve effecten: door locatiekeuze, planning, ontwerp, uitvoeringswijze; Reduceren van negatieve effecten: door andere, beter integrerende inplanting in het terrein, door aangepaste uitvoeringswijze; In sommige gevallen kunnen negatieve effecten niet vermeden of gereduceerd worden door het plan of de uitvoeringswijze aan te passen maar kan door toevoeging van verbeterende maatregelen het negatief effect gemilderd worden; Compensatie van negatieve effecten: positieve maatregelen die op een andere locatie dan het voorgenomen plan worden genomen ter compensatie van de geleden verliezen. Bijkomend wordt een onderscheid gemaakt tussen: Milderende maatregelen op planniveau (op te nemen in het RUP) Milderende maatregelen op projectniveau (op te nemen in de vergunningen) Milderende maatregelen te behandelen in andere instrumenten (o.a. flankerende maatregelen) Dit resulteert in een opsomming van milderende maatregelen, waarbij zal worden aangegeven hoe deze maatregelen geïntegreerd kunnen worden in het verdere proces. Opdat voor alle betrokkenen voldoende duidelijk is welke milderende maatregelen ruimtelijk kunnen vertaald worden in een RUP en welke milderende maatregelen opgenomen dienen te worden in een vergunning, wordt er voorgesteld de maatregelen te synthetiseren per discipline zoals voorgesteld in onderstaande tabel. Bij de opmaak van deze synthese wordt gebruik gemaakt van de Handleiding milderende maatregelen binnen het MER, met het oog op een verduidelijking en betere doorwerking ervan (augustus 2012), die werd opgemaakt in opdracht van de Dienst Mer. 70 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

75 Tabel 10-1 Milderende maatregelen per discipline Noodzaak Verankerbaarheid Timing Verantwoordelijke Effectgroep 1 Milderende maatregel a Dwingend RUP Ontwerp Ontwerper RUP Milderende maatregel b Dwingend Vergunning Aanleg Initiatiefnemer Milderende maatregel c Aanbeveling - Aanleg Aannemer / initiatiefnemer Het plan-mer brengt dus de milieueffecten in beeld en geeft aan op welke punten het plan kan worden bijgesteld om de te verwachten negatieve milieueffecten te beperken en de positieve impact te bevorderen. In het verdere procesverloop (RUP, technisch ontwerp, stedenbouwkundige aanvraag, ) dienen deze milderende maatregelen geïntegreerd te worden. Leemten in de kennis en voorstellen tot monitoring Tijdens de opmaak van het MER kunnen een aantal leemten of onzekerheden opduiken, waarbij onderscheid kan gemaakt worden in leemten in gegevens (informatie), leemten in inzichten of voorspellingsmethodes. In het MER zal hier telkens een overzicht van gegeven worden en wordt ook ingegaan op de consequenties ervan voor de effectvoorspelling en de besluitvorming. Uit de leemten in kennis worden voorstellen naar monitoring geformuleerd Discipline Bodem Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening De impact van het plan op de bodem is voornamelijk te verwachten waar de eigenlijke werken tijdens de aanlegfase zullen plaatsvinden. In eerste instantie zal het studiegebied voor de discipline Bodem overeenkomen met het volledige plangebied. Indien tijdens het m.e.r.-proces zou blijken dat werfzones of werfwegen buiten het plangebied worden voorzien, bestaande wegen moeten worden heraangelegd of de bemalingsstraal tot buiten het plangebied reikt (relevant voor mogelijke verspreiding van polluenten), zal de afbakening van het studiegebied op basis hiervan worden uitgebreid. In de diepte wordt het studiegebied begrensd door de eerste ondoorlatende geologische laag, meer bepaald de Tertiaire formatie van Boom. Inhoudelijke afbakening Voor de inhoudelijke afbakening van het aspect bodem wordt gekeken naar de verschillende (rechtstreekse en onrechtstreekse) manieren waarop de bodem verstoord kan geraken door de uitvoering van het plan. Er worden effecten verwacht op het fysische en chemische bodemmilieu. Er wordt ook rekening gehouden met de mogelijke relaties die bestaan tussen bodem en grondwater. De realisatie van het plan kan effecten hebben op het bodemgebruik, de bodemkundige kenmerken, de geologische toestand en de bodemkwaliteit. In het MER worden de verwachte effecten en de toekomstige (geplande) situatie vergeleken met de referentiesituatie en getoetst aan de relevante wetgeving (Vlarem, Vlarebo, Vlarema). Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 71

76 Door de aanleg van het Albertkanaal, de bestaande sluizen en hun wegenis en de ontwikkeling van woongebieden zal de bodem ter hoogte van het plangebied al in hoge mate verstoord zijn. In het MER zal daarom voornamelijk aandacht geschonken worden aan effecten gerelateerd aan het grondverzet en mogelijke calamiteiten Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie Voor de beschrijving van de huidige situatie zullen volgende gegevens over de bodems voorkomend in het studiegebied verzameld worden: Huidig bodemgebruik (natuurlijk en verstoord) en historiek van het bodemgebruik; Topografische en geologische karakteristieken; Bodemgesteldheid, waarbij opgemerkt dient te worden dat sinds de opname van de Bodemkaart nog ingrepen zijn gebeurd (zoals de verbreding van het Albertkanaal in de jaren 60) die haar minder actueel maken. Bodemkwaliteitsgegevens (knelpunten) met een overzicht van verontreinigde sites, uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringsprojecten in en in de nabijheid van het plangebied. De beschrijving van de huidige situatie inzake bodem zal worden gebaseerd op een terreinbezoek en de raadpleging van volgende kaarten, databanken en rapporten: Topografische kaart, schaal 1: (NGI, 1984); Digitale bodemgebruikskaart (GIS-Vlaanderen, 2001); Digitale bodemkaart opgemaakt door het IWT (GIS-Vlaanderen, 2001), geactualiseerd aan de hand van recent gerealiseerde projecten; Bodemgeschiktheidskaarten (Geoloket Bodem); Geologische kaart van België, schaal 1/ (Claes, S. en Gullentops, F.) - toelichting bij de geologische kaart van België Vlaams Gewest; Brussel; 2001; Databank Ondergrond Vlaanderen ( in het bijzonder de Bodemverkenner OVAM ( digitale databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen; Luchtfoto s Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Zonder uitvoering van het plan zal het huidig bodemgebruik in de periode voortgezet worden. In het gebied zijn geen saneringsplichtige activiteiten aanwezig. Binnen de discipline Bodem worden de komende jaren geen grote wijzigingen verwacht, zodat voor het plangebied de huidige toestand (2015) als referentiesituatie wordt beschouwd. Reliëf en hoogteligging De sluis van Wijnegem is gelegen op een plateau tussen twee valleien in, namelijk de vallei van de Zwanebeek/Wezelse beek (Klein Schijn) in het noorden en de vallei van het Groot Schijn in het zuiden. Het waterniveau stroomafwaarts van de sluis bevindt zich op ca. 4,25 m TAW (het peil van de Antwerpse havendokken op Rechteroever) en stroomopwaarts op ca. 9,70 m TAW. Het hoogteverschil wordt door verschillende bermen en keermuren stroomopwaarts de sluis opgevangen. Het maaiveld ter hoogte van het plangebied bevindt zich tussen de 7 en 11 m TAW. Figuur 10-1 geeft een aantal peilmetingen weer. 72 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

77 Figuur 10-1 Peilgegevens van het sluizencomplex en zijn onmiddellijke omgeving. Bodemkundige beschrijving In Figuur 10-2 wordt de bodemkaart ter hoogte van het plangebied weergegeven. Het plangebied wordt op de linkeroever gekenmerkt door de aanwezigheid van antropogene gronden (bebouwde zones). Op de rechteroever bevinden zich natte lemig zandbodems en droge tot natte zandbodems. Op basis van de bodemkundige erfgoedkaart van de dienst Land- en bodembescherming bevinden zich geen waardevolle bodems in het studiegebied. Bij de totstandkoming van deze kaart is onder meer gekeken naar de wetenschappelijke waarde en zeldzaamheid van de profielen, losgekoppeld van enige gebruiksfunctie. Figuur 10-2 Bodemkaart Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 73

78 Geologie De Quartaire afzettingen bepalen in grote mate het actuele landschap en het huidig bodemgebruik. De dikte van de Quartaire laag in het studiegebied bedraagt circa 5-10 meter. Ze bestaat voornamelijk uit eolische afzettingen; in de beekvalleien komen logischerwijze ook fluviatiele afzettingen voor, bovenop de eolische afzettingen (zie Figuur 10-3 en Figuur 10-4). Figuur 10-3 Geologische kaart (Quartair) Code FH ELPw HQ FLPw Omschrijving Fluviatiele afzettingen (incluis organochemische en perimariene) afzettingen van het Holoceen en mogelijk Tardiglaciaal (Laat-Weichseliaan) Eolische afzettingen (zand tot silt) van het Weichseliaan (Laat-Pleistoceen), mogelijk Vroeg- Holoceen; zand tot zandleem in het noordelijke en centrale gedeelte van Vlaanderen Hellingsafzettingen van het Quartair Fluviatiele afzettingen van het Weichseliaan (Laat- Pleistoceen) * Mogelijk afwezig Figuur 10-4 Profiel Quartair 74 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

79 Onder het Quartair liggen volgens de geologische kaart de volgende Tertiaire lagen: Formatie van Lillo (bruingrijze tot groene fijne tot matig fijne glauconiethoudende zanden, schelpen verspreid en in banken, plaatselijk kleihoudend) Formatie van Kattendijk (groengrijs tot groen glauconiet- en kleihoudend fijn zand) Formatie van Diest (grijsgroen glauconiethoudend fijn zand met plaatselijk veel schelpen en schelpfragmenten (= Lid van Deurne)) Formatie van Berchem (donkergroene tot zwarte fijne tot matig fijne sterk glauconiethoudende zanden, plaatselijk met schelpen; naar onderen toe meer kleihoudend) Formatie van Boom - Lid van Putte (donkergrijze massieve klei met banden rijk aan organisch materiaal) Formatie van Boom - Lid van Terhagen (grijze klei, zwak silthoudend) Formatie van Boom - Lid van Belsele-Waas (grijze silthoudende klei) In Figuur 10-5 wordt een uitsnede van het Tertiar geologisch profiel van Sint-Niklaas tot Wommelgem weergegeven. Figuur 10-5 Profiel Tertiair (rode cirkel: indicatieve situering plangebied) Bodemgebruik In Figuur 10-6 wordt op basis van de Corine landcoverkaart het bodemgebruik ter hoogte van het plangebied weergegeven. Het plangebied is gelegen in een gebied met discontinue bebouwing. Ten noorden van het plangebied, ter hoogte van de kasteeldomeinen, is landbouwareaal met aanwezigheid van natuurlijke structuren aanwezig en ten zuiden is het gemeentepark Wijnegemhof aangeduid als sport- en recreatiegebied. De luchtfoto waarvan de opname dateert van 2012 geeft een beter beeld van het huidig bodemgebruik (Figuur 5-3). Bodemkwaliteit In en nabij het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd (Figuur 10-7, gebaseerd op de OVAM-databank situatie op 20/04/2012). Indien relevant zal het resultaat van deze onderzoeken worden opgevraagd in het kader van de opmaak van het plan-mer. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 75

80 Figuur 10-6 Bodemgebruik (Corine) Figuur 10-7 Overzicht bodemonderzoeken en saneringsprojecten (OVAM) 76 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

81 Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling De realisatie van het plan zal aanleiding geven tot verstoring van de bodem, in eerste instantie van de ondiepe bovenste lagen (impact op bodemkundige kenmerken) maar gezien de uitgravingen ter hoogte van de noordelijke of de nieuwe sluis ook van de diepere bodemlagen (impact op geologie). Na uitvoering van de werken zal de nieuwe impact op de bodem enkel gebonden zijn aan uitzonderlijke gebeurtenissen (bv. ongevallen met bodemverontreinigende stoffen tijdens onderhoud) of indien de bodem opnieuw onder natuurlijke vegetatie komt aan hernieuwde bodemvorming. Gezien het laatstgenoemde een positief proces is dat evenwel uiterst langzaam (decennia tot eeuwen) verloopt zal voor de werkingsfase enkel met de mogelijke incidentele bodemverontreiniging als effect rekening gehouden worden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijk te verwachten effecten voor de discipline bodem in functie van de te verwachten ingrepen. Er zal nagegaan worden welke van deze effecten daadwerkelijk betekenisvol zijn en de impact van de significante effecten wordt verder beschreven. De te verwachten effecten zijn vooral tijdens de aanlegfase te verwachten. Alhoewel het om een tijdelijke fase gaat, zullen de effecten die veroorzaakt worden meestal permanent zijn. Dit hangt samen met de zeer langzame bodemvormende processen. Volgende potentiële impacten op de bodem worden verwacht: Grondverzet: Op basis van de referentie-ontwerpen zal een grondbalans worden opgemaakt. Naast een raming van de hoeveelheden grond zal ook een indicatie van de verontreinigingsgraad (Vlarebo) gegeven worden en zullen de herbruikmogelijkheden (Vlarema) besproken worden. Structuurwijziging: De structuurwijziging (bodemverdichting) zal eerder lokaal zijn en is niet steeds permanent. Het al dan niet voorkomen van structuurwijzing is vooral afhankelijk van de gevoeligheid van de bodem. Kleiige/lemige en natte bodems zijn gevoeliger voor structuurwijziging dan droge, zandige bodems. De relevantie van het effect wordt eveneens bepaald door het bodemgebruik na de werken. Indien de bodem na de werken opnieuw onder vegetatie komt, zal structuurwijziging een belangrijke effectgroep zijn. Profielwijziging: Een bodemprofielwijziging is lokaal ter hoogte van de ingreep en is permanent (onomkeerbaar). Aantasting van reliëfkenmerken: ophogingen en uitgravingen hebben een impact op de reliëfkenmerken. Wijziging diepere ondergrond: Diepere graafwerken kunnen een verstoring van de diepere bodemopbouw teweegbrengen. Wijziging bodemvochtgehalte: Een (tijdelijke) wijziging van de grondwaterstand heeft een impact op het bodemvochtgehalte. Wijziging bodemgebruik en bodemgeschiktheid: De bouw van een nieuwe sluis of de uitbreiding van een bestaande sluis verandert het bodemgebruik op de oever van het kanaal. Het is een permanent effect. Wijziging bodemkwaliteit: Er worden mogelijk effecten verwacht tijdens het grondverzet, wanneer verontreinigde grond zou uitgegraven worden of bij accidentele situaties (brandstof- of olielekken) tijdens de aanlegwerkzaamheden of het beheer van de sluizen. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 77

82 Tabel 10-2 Beoordelingscriteria voor de discipline bodem Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbepaling Toetsingskader Grondverzet/- grondbalans Volume, kwaliteit, open of gesloten grondbalans, mate van duurzaam materialenbeheer m³, mg/kg Inschatting van volume en kwaliteit van de grond aan de hand van de gegevens uit bestaande bodemonderzoeken en plangegevens over de grondbalans. Evaluatie rekening houdend met kwaliteit en bergings- of afzetmogelijkheden Bodemkwaliteitsnormen en hergebruiksmogelijkheden, doelstellingen duurzaam materialenbeheer (Vlarema) Bodemverstoring (profielwijziging, structuurwijziging) Oppervlakte ingenomen / verstoorde bodem m² Inschatting ruimtebeslag op basis van ontwerpplannen en overlay met (geactualiseerde) bodemkaart Aanwezigheid onverstoorde, natuurlijke of waardevolle bodems Aantasting van reliëfkenmerken Kwalitatieve bespreking - Beoordeling op basis van huidige reliëfkenmerken en mate van ophoging of afgraven van het bestaande maaiveld Referentiesituatie Wijziging diepere ondergrond Diepte van de geplande uitgravingen kwalitatief GIS analyse, overlay met geologische doorsnede Aanwezigheid unieke profielen, natuurlijke rijkdom Wijziging bodemvochtgehalte Oppervlakte bodem binnen invloedszone (tijdelijke) grondwaterstandswijziging m² Overlay plangebied met bodemgebruikskaart, bodembestemmingskaart Referentiesituatie Wijziging bodemgebruik Oppervlakte gewijzigd grondgebruik m² Inschatting ruimtebeslag op basis van ontwerpplannen en overlay met bodemgebruikskaart, luchtfoto en bodembestemmingskaart Referentiesituatie Wijziging bodemkwaliteit Toe- of afname (potentiële) bodemverontreiniging, optreden van accidentele situaties mg/kg, aantal locaties, m² Kwalitatieve bespreking, situering risicolocaties op kaart Bodemkwaliteitsnormen (Vlarem, Vlarebo, EU richtlijnen, buurlanden) Milderende maatregelen Voor significant negatieve effecten op de bodem zullen milderende maatregelen voorgesteld worden. Mogelijke mildering zal betrekking hebben op het voorkomen of remediëren van verdichting, bodemverontreiniging, profielverstoring, of de optimalisatie van het grondverzet. Mogelijkheden zijn: gebruik van rijplaten, schottenbalken, zandbed, in de rijstrook om verdichting door berijding met zwaar materiaal tegen te gaan. het beperken en strikt afbakenen van de werkstrook herstel van bodemstructuur profielen gelaagd afgraven, stockeren en terugplaatsen voorstellen van halfdoorlatende verhardingen bij afdekken bodem afdekken van gronddepots met erosiewerende materialen, vegetatie. aanpassen van constructies (funderingen, oppervlakten, ) 78 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

83 aanbevelingen voor een gesloten grondbalans Leemten in de kennis Typische leemten in de kennis voor de discipline bodem zijn doorgaans detailgegevens over de kwaliteit van de uitgegraven bodem en bestemming van deze gronden. Indien deze leemten zich stellen zal in het MER aangegeven worden hoe hiermee omgegaan kan worden (worst-case benadering, kwetsbaarheidsbenadering, voorstellen van preventieve maatregelen, monitoring en post-evaluatie) Discipline Water Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor oppervlaktewater omvat de oppervlaktewateren die een kwantitatieve of kwalitatieve invloed van het plan kunnen ondervinden. Voor de capaciteitsuitbreiding van de sluis in Wijnegem zal dit neerkomen op het Albertkanaal binnen de afbakening van het plangebied. Met een eventuele doorwerking stroomafwaarts (richting havendokken) zal voor zover relevant eveneens rekening gehouden worden. De andere waterlopen ter hoogte van het studiegebied (Groot Schijn en Wezelse beek/zwanebeek), kruisen het kanaal met een duiker. De Wezelse beek/zwanebeek kruist het kanaal ter hoogte van de pas aangelegde aanmeerplaats afwaarts van het sluizencomplex (buiten het plangebied) (Figuur 10-10). Voor het Groot Schijn moet er hoe dan ook aandacht zijn. Het Groot Schijn sifoneert opwaarts van het complex onder het Albertkanaal, maar een afleiding voor wasafvoeren loopt vanaf de sifon parallel aan het kanaal tot voorbij het sluizencomplex, eerst open dan overwelfd, en komt uit net afwaarts van de Noordersluis. Bij het verbreden van de Noordersluis of het bouwen van een bijkomende sluis, moet rekening gehouden worden met de heraanleg van dit afvoerkanaal voor het Groot Schijn. Het studiegebied wordt uitgebreid met de zone stroomop- en stroomafwaarts waar mogelijke kwaliteitswijzigingen van het water verwacht worden. Stroomafwaarts en, in minder mate, stroomopwaarts is dit mogelijk ten gevolge van calamiteiten en stroomopwaarts door het terugpompen van mogelijk brak water naar het opwaartse pand met een mogelijke impact op o.a. de drinkwatervoorziening (winning De Watergroep stroomopwaarts van de sluizen). Het studiegebied voor grondwater komt overeen met de invloedszone van de bemaling. De ondergrond van het gebied wordt gevormd door quartaire afzettingen, zanden van Lillo en Kattendijk op zanden van Diest, en vervolgens de klei van Boom (Figuur 10-5). Deze laatste afsluitende laag ligt op aanzienlijke diepte, zodat een bouwkuip of damwanden tot op deze laag geen realistische optie is. De verlengde of bijkomende sluis vormt daarmee geen permanente kering voor de grondwaterstroming, net eigenlijk zoals in de huidige situatie. De grondwaterstroming na de aanlegwerken zal daarom sterk vergelijkbaar zijn met deze in de huidige situatie. Alleen moet rekening gehouden worden met het opschuiven van het ondoorlatende complex naar het noorden toe. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 79

84 Inhoudelijke afbakening In de discipline water wordt ingegaan op de verwachte effecten van het plan op het oppervlaktewater en het grondwater. Binnen beide deeldisciplines wordt telkens nagegaan wat de mogelijke effecten van het plan op de kwantiteit en de kwaliteit van het watersysteem zijn, en dit voornamelijk voor de operationele fase. Wat de aanlegfase betreft, wordt enkel aandacht geschonken aan mogelijk permanente effecten. In het bijzonder wordt wat betreft het grondwater nagegaan of er zich langdurige of permanente wijzigingen zullen voordoen in de grondwaterpeilen en/of in de kwaliteit van het grondwater. Voor oppervlaktewater worden de permanente, kwantitatieve en kwalitatieve effecten op het oppervlaktewater bestudeerd. In het bijzonder wordt voor de voorgestelde ingrepen binnen het studiegebied nagegaan of er zich wijzigingen voordoen in de waterpeilen, in de stroomsnelheden, in het zoutgehalte en het slibgehalte van het oppervlaktewater. Tenslotte worden in het kader van de discipline water ook de nodige elementen aangeleverd die de bevoegde overheden in staat stellen de watertoets van het plan uit te voeren. Deze elementen zullen apart samengebracht worden in een duidelijk te herkennen hoofdstuk of document Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie Aan de hand van bestaand kaartmateriaal (VHA, luchtfoto s), rapporten, analysen en een terreinbezoek worden volgende gegevens over het watersysteem verzameld en besproken: Beschrijving van het bestaande oppervlaktewatersysteem van het Albertkanaal; Beschrijving van de huidige kwaliteit van het oppervlaktewater, structuurkenmerken, typologie, het hydrologisch regime en de kwaliteitsdoelstellingen van de betrokken waterlopen (informatiebronnen: VMM-databank,...); Beschrijving van het grondwatersysteem aan de hand van de hydrogeologie en in het bijzonder de beschrijving van de watervoerende lagen in het plangebied, de grondwaterstand, de grondwaterkwetsbaarheid, het voorkomen van grondwaterwinningen, waterwingebieden of beschermingszones, infiltratie- en kwelgebieden, bemalingen of draineringen (bronnen van basisinformatie zijn de grondwaterkwetsbaarheidskaart, Databank Ondergrond Vlaanderen,...); Beschrijving van de huidige grondwaterkwaliteit op basis van gegevens beschikbaar uit bodem- en grondwateronderzoeken (OVAM databank en DOV-databank). Beschrijving van het watergebruik ter hoogte van het Albertkanaal. Langs het Albertkanaal en de Kempische kanalen situeren zich verschillende watergebruikers. Als basis voor deze beschrijving wordt gebruik gemaakt van de studie van Baetens et al (2005, Watersysteem van het Albertkanaal en de Kempische kanalen. Inventarisatie voor de opmaak van zoetwaterstrategieën. Rapport Mod. 720/4) en het Project-MER Bouw en werking van pompinstallaties en waterkrachtcentrales op de sluizencomplexen van het Albertkanaal. Het uitvoeren van bemalingen tijdens de uitvoeringsfase is afhankelijk van de bouwwijze van de nieuwe infrastructuur. Het inschatten van de effecten op de grondwaterstroming hangt samen met de keuze van uitvoeringstechnieken. Het is erg waarschijnlijk dat de effecten van bemalingen beperkt kunnen worden. Omwille van de beperkte permanente effecten, en mogelijkheid om de effecten van bemalingen te beperken, lijkt het in dit stadium niet nodig om een gedetailleerde grondwatermodellering uit te voeren om de effecten gedetailleerd in beeld te 80 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

85 brengen. De beschrijving van de effecten op de grondwaterstroming zal daarom ondersteund worden met een eenvoudig conceptueel grondwaterstromingsmodel (twee dwarsprofielen op de structuren) Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Zonder uitvoering van het plan zijn, naast de invulling van het Decreet Integraal Waterbeleid en Besluit van de Vlaamse Regering van 01/10/2004, in het plangebied geen overige ontwikkelingen voorzien die in de periode een effect op water zullen hebben. De huidige toestand (2015) wordt, buiten een verwachte lichte verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit, bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. Grondwater In het plangebied zijn geen meetpunten van het grondwatermeetnet gelegen. Uit de gegevens van een meetpunt in de omgeving van het studiegebied (nabij Wijnegemsesteenweg-Beemdkant x:160986,3/y:211962,7) blijkt dat het grondwater zich op een diepte van 1,0 tot 2,0 m-mv bevindt (DOV-Vlaanderen). Uit de meetgegevens van deze punten ( ) kan geconcludeerd worden dat de grondwaterkwaliteit voldoende is (waarden liggen binnen de grondwaterkwaliteitsnormen van VLAREM). In het volledige plangebied wordt het grondwater aangeduid als zeer kwetsbaar (Ca1). De watervoerende laag bestaat uit zand met een zandige deklaag ( 5 m dik) en een onverzadigde zone van minder dan 10 m dik. Het plangebied is niet gelegen in de onmiddellijke nabijheid van een drinkwaterwinning of een afgebakende beschermingszone rond een drinkwaterwinning. Ten noorden van het plangebied bevinden zich twee grondwaterbeschermingszones op het grondgebied van de gemeente Schoten en Schilde, op respectievelijk ca. 1,5 km en 2,7 km. In het plangebied bevinden zich geen vergunde grondwaterwinningen. In de omgeving (>100 m) van het plangebied bevinden zich wel enkele grondwaterwinningen (Figuur 10-9). Deze worden besproken in Tabel Tabel 10-3 Grondwaterwinningen Locatie Nacebelsector Diepte (mmv) Aantal putten Aquifer Vergund dagdebiet (m 3 ) Vergund jaardebiet (m³) (1) Ruiterslaan 4 Onbekend Zanden van Berchem en/of Voort 20, (2) Wijnegemhof 1 Groenteteelt; bloementeelt; boomkwekerijen Zanden van Berchem en/of Voort (3) De Keer 23 Groenteteelt; bloementeelt; boomkwekerijen Zanden van Berchem en/of Voort (4) Uilenbaan- Beemdkant Akkerbouw en tuinbouw Zanden van Berchem en/of Voort (5) Doornaardstraat (6) Vogelsanck 15 Veeteelt Zanden van Berchem en/of Voort Onbekend Zanden van Berchem en/of Voort 6, Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 81

86 Figuur 10-8 Grondwaterbeschermingszones 82 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

87 Figuur 10-9 Situering grondwaterwinningen Oppervlaktewater Het plangebied behoort tot het Beneden-Scheldebekken, meer bepaald tot het deelbekken Bovenschijn. Het sluizencomplex is in het Albertkanaal gelegen en overbrugt hier een waterhoogte van ca. 5,70 m. De Wezelse beek-zwanebeek kruist het Albertkanaal in het westelijke deel van het plangebied. Ten noorden van, parallel aan de Wezelse beek- Zwanebeek, op de rechteroever van het Albertkanaal is een niet geklasseerde waterloop aanwezig. In het oostelijk deel van het plangebied stroomt de Afvoergracht parallel aan het Albertkanaal. Deze waterloop loopt ondergronds nog verder in westelijke richting tot aan het sluizencomplex. Tabel 10-4 geeft een overzicht van de aanwezig waterlopen ter hoogte van het plangebied. In Figuur wordt de Watertoetskaart met de effectief en de mogelijk overstromingsgevoelige zones in het studiegebied weergegeven. De vallei van de Zwanebeek/Wezelse beek en het Groot Schijn zijn deels aangeduid als mogelijk en effectief overstromingsgevoelig en tevens voor een deel recent overstroomd. Tabel 10-4 Geklasseerde waterlopen ter hoogte van het plangebied Naam categorie Kwaliteitsdoelstelling Beheerder Albertkanaal Bevaarbaar Viswater en productie drinkwater Waterwegen en Zeekanaal Groot Schijn - Voorgracht Geklasseerd, 1 e en 2 e categorie Basiskwaliteit VMM, Provincie Antwerpen Zwanebeek (Wezelse beek) Geklasseerd, 2 e categorie Viswater Provincie Antwerpen Afvoergracht Geklasseerd, 2 e categorie Basiskwaliteit Provincie Antwerpen Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 83

88 Figuur Waterlopen Figuur Overstromingsgevoelige gebieden 84 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

89 Op minder dan 2 km stroomopwaarts van de sluizen bevindt zich een belangrijke winningsen zuiveringsinstallatie van De Watergroep (Antwerpse Waterwerken), van waaruit een groot deel van de Antwerpse agglomeratie van drinkwater wordt voorzien. Het oppervlaktewatermeetnet van VMM geeft een beeld van de waterkwaliteit (Figuur 10-12). Stroomop- en afwaarts van het sluizencomplex bevindt zich een meetpunt (respectievelijk nr en ). In het meetpunt was de waterkwaliteit in 1997 aanvaardbaar (PIO). Sindsdien zijn hier geen metingen meer uitgevoerd. In het meetpunt was de waterkwaliteit in 2010 van goede kwaliteit (BBI) en niet verontreinigd (PIO). Figuur Oppervlaktewaterkwaliteit Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling De ingrepen die rechtstreeks of onrechtstreeks een impact hebben op de discipline water worden besproken. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen grondwater en oppervlaktewater enerzijds en waterkwantiteit en waterkwaliteit anderzijds. Wat de discipline Water betreft, kunnen effecten die optreden tijdens de aanlegfase ook aanleiding geven tot permanente gevolgen. Daarom wordt ook aan de aanlegfase voldoende aandacht geschonken in het MER. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 85

90 Onderstaande tabel geeft een overzicht van te verwachten effecten voor de discipline water in functie van de verwachtte ingrepen. Volgende potentiële impacten op grond- en oppervlaktewater worden verwacht ten gevolge van het plan: Wijziging grondwaterkwantiteit: Grondwaterstandsdaling door de eventuele bemaling en invloed op de grondwaterstroming. Op basis van de bemalingsdiepte, de verwachte duur van de bemaling en de plaatselijke hydrogeologische karakteristieken kan een inschatting gemaakt worden van de impact van de bemaling. De reikwijdte van de bemalingsstraal zal berekend worden aan de hand van de formule van Sichardt. Het bemalingsdebiet wordt berekend met behulp van de formule van Dupuit. Tijdens de exploitatiefase wordt de grondwaterstand in het plangebied mee bepaald door de relatie (voor zover aanwezig) tussen het grondwater naast het kanaal en het oppervlaktewater in het kanaal. Grote wijzigingen in de waterpeilen op het kanaal en de bestaande sluizen worden niet meteen verwacht, zodat ook geen significante gevolgen verwacht worden voor de grondwaterpeilen. De impact op het grondwater ter hoogte van de nieuwe sluis wordt besproken aan de hand van een eenvoudig conceptueel grondwaterstromingsmodel (twee dwarsprofielen op de structuren). Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit: Beperkte wijzigingen in de waterpeilen op het kanaal zijn mogelijk. In het MER wordt de nodige aandacht geschonken aan het beschrijven van gewijzigde waterpeilen, debieten en stroomsnelheden. Wijziging grondwaterkwaliteit: Grondwaterverontreiniging door calamiteiten (olie- of brandstoflekken) tijdens de aanleg- of exploitatiefase of door het verplaatsen van verontreinigd grondwater door de bemaling. Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit: De aanlegwerken zullen mogelijk aanleiding geven tot het lozen van bemalingswater. Dit kan een impact hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit van de ontvangende waterloop. Ook wordt aandacht geschonken aan mogelijke calamiteiten tijdens de exploitatiefase. Om de scheepvaart op het Albertkanaal gedurende periodes van watertekort in de Maas te kunnen garanderen, zijn de sluizen op het kanaal voorzien van pompinstallaties die tijdens periodes van watertekort kanaalwater in stroomopwaarts richting verpompen (van lager gelegen kanaalpand naar hoger gelegen kanaalpand). Door de uitbreiding van het sluizencomplex moet de pompcapaciteit van de huidige pompinstallatie herzien worden (zie hoofdstuk 6.1). In het MER zal onderzocht worden wat de gevolgen hiervan zijn op de oppervlaktewaterkwaliteit. In het bijzonder zal ook gekeken worden naar de effecten op de winningsinstallaties van De Watergroep, enkele kilometers stroomopwaarts van de sluizen. Voor de bepaling van de mogelijke effecten op het oppervlakte- en grondwater (effectvoorspelling) worden een aantal criteria gehanteerd. Per criterium wordt een bepaalde methodiek toegepast. Een overzicht van de mogelijke effecten, criteria, methodologie en meeteenheden voor de discipline Water wordt weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 10-5 Beoordelingscriteria voor de discipline water Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling Toetsingskader Wijziging grondwaterkwantiteit Wijziging in stijghoogte Stijghoogten (m) Expertoordeel Peilen in functie van functies en gebruik (natuur, mens, ) Faseerbaarheid uitvoering ifv IHD s Wijziging Wijziging in kwalitatief Expertoordeel, Grondwaterkwaliteits- 86 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

91 Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling grondwaterkwaliteit kwaliteit rekening houdend grondwater ten met huidige gevolge van kwaliteit, aard van tijdelijke de ingrepen en bemalingswerken of toekomstige accidentele situaties activiteiten (morsen olie, brandstof) Toetsingskader normen Functies en gebruik van grondwater (natuur, mens, ) Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit Wijziging in waterpeilen, debieten en stroomsnelheden, opgesplitst naar aard en functie Opgesplitst naar aard en functie van het waterlichaam GIS-bepaling op basis van kaarten bestaande toestand en projectplannen Behoud van functies (ecologische en andere) Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Wijziging in kwaliteit oppervlaktewater (fysico-chemische parameters, structuurkwaliteit waterlopen, vertroebeling) Kwalitatief, met inschatting van effect op het GEP 5 Expert-oordeel, rekening met huidige kwaliteit, aard van de ingrepen en toekomstige activiteiten GEP, ecologische en fysico-chemische waterkwaliteits-normen (onder meer in functie van drinkwatervoorziening) De watertoets geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de opmaak van plannen, programma s en vergunningen, waarin gesteld wordt dat er bij eender welk nieuw initiatief geen schadelijk effect mag ontstaan of dat dit schadelijk effect zoveel mogelijk wordt beperkt en indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of gecompenseerd. In overeenstemming met het Decreet Integraal Waterbeleid dienen overheden die zich moeten uitspreken over een plan of programma te onderzoeken of het plan of programma een schadelijk effect op het watersysteem kan doen ontstaan. Op basis van de beschikbare plangegevens worden in het plan-mer de elementen voor de watertoets aangeleverd. Deze elementen worden op een overzichtelijke manier in een afzonderlijk hoofdstuk of als bijlage aan het MER gerapporteerd conform de structuur van het watertoetsinstrument zodat ze een goede basis vormen voor het opmaken van de eigenlijke watertoets Milderende maatregelen Mildering zal voorgesteld worden wanneer belangrijke effecten op de kwaliteit of kwantiteit van het grondwater of oppervlaktewater zullen vastgesteld worden, enerzijds voor de tijdelijke effecten tijdens de aanlegfase (bijvoorbeeld technische maatregelen omtrent drainage, bemaling, hemelwaterinfiltratie, vertroebeling,..., voorkomen van verontreinigingen, buffering oppervlaktewater) en anderzijds voor de permanente effecten ten gevolge van de werking van de sluis Leemten in de kennis Op dit moment zijn voor de discipline water geen leemten in kennis in beeld. 5 GEP = Goed Ecologisch Potentieel Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 87

92 10.4 Discipline Mens Verkeer Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Bij de afbakening van het studiegebied richt de discipline mobiliteit zich zowel naar het omliggende verkeersnetwerk te land, als naar het waternetwerk. Van het verkeersnetwerk rondom het sluizencomplex dat in het MER zal beschouwd worden, zijn de volgende structuren belangrijk: De direct bij het sluizencomplex aansluitende wegenis, als onderdeel van de daar gesitueerde woonstructuren. Doordat bepaalde straten vlak grenzen aan het sluizencomplex zullen ingrepen aan de sluis dadelijk impact kennen op het lokaal functioneren. De N112 Turnhoutsebaan die de brug vormt over het Albertkanaal; deze as is van structureel belang binnen de lokale gemeenten. De zich in een bredere omgeving situerend verkeersnetwerk, dat een functionele interactie kent met de N112. Dit gebied strekt zich uit tot aan de twee nabijgelegen kanaalovergangen (de Houtlaan (N12) enerzijds, Keerbaan/Jozef Simonslaan anderzijds) en de s Gravenwezelsteenweg. Voor het vervoer te water wordt gefocust op het Albertkanaal (binnen relevante perimeter van de sluis van Wijnegem), alsook naar het sluizencomplex van Wijnegem zelf. Inhoudelijke afbakening Het mobiliteitsonderzoek zal zich toespitsen op het in kaart brengen van de te verwachten impact van het plan. De discipline mobiliteit zal in de eerste plaats ingaan op de impact van het plan op de scheepvaarttrafieken op niveau van het Albertkanaal en de sluis van Wijnegem specifiek. De trafieken worden globaal in beeld gebracht, en geplaatst binnen de plaatselijk beschikbare capaciteiten van de waterweginfrastructuur. Het te beoordelen plan zal ook een impact kennen op het gebruik en de organisatie van het plaatselijk wegennet te land; de verschillende planalternatieven zullen elk hun eigen impact kennen op het voortbestaan/de bereikbaarheid van de lokale woonstraten. Bij de combinatie van de werken aan het brugcomplex (N112) zal ook de functionaliteit van het ontsluitend/verbindend verkeersnetwerk in Wijnegem en omgeving (Schilde) wijzigingen ondergaan; hier worden alle modi in beschouwing genomen (gemotoriseerd verkeer, openbaar vervoer, langzame weggebruikers) Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie Voor de data met betrekking tot de actuele trafieken op het waterwegennet wordt uitgegaan van de informatie zoals deze door waterwegbeheerder De Scheepvaart nv op continue basis verzameld en geregistreerd wordt. Dit gaat zowel over de globale trafieken per waterwegsegment als over de scheepshandelingen die er hoogte van het Wijnegemse sluizencomplex plaatsvinden. Hieromtrent zijn gedetailleerde statistieken die door De Scheepvaart op periodieke basis gepubliceerd worden. 88 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

93 Ook in de, door TECHNUM uitgevoerde, studie Onderzoek naar de noodzaak tot capaciteitsuitbreiding van de sluizencomplexen op het Albertkanaal (2010) is tal van informatie gebundeld met betrekking tot de trafieken; deze data vragen enige update, maar hierbij wordt uitgegaan dat De Scheepvaart kan zorgen voor een gerichte actualisatie. Naast gegevens over de historische en actuele toestand van de scheepstrafieken, zijn in deze studie ook trafiekprognoses beschikbaar. Ook zal in het kader van de uitvoering van de MKBA, en meer bepaald het onderdeel trafiekprognose, informatie rond de trafieken op het Albertkanaal en de sluis van Wijnegem beschikbaar komen. Voor het verkeer te land zal actuele informatie gehaald worden uit databronnen van de wegbeheerders (gemeente voor de lokale wegen, als AWV voor de gewestwegen N12 en N112). Mogelijk kan ook uit lopende studies, zoals de corridorstudie van de N12 Antwerpen Turnhout), informatie over het studiegebied ontleend worden. Op vraag van de gemeente Wijnegem en in overleg met nv De Scheepvaart wordt binnen de opdracht van TECHNUM bijkomend onderzoek gedaan naar de verkeerssituatie in Wijnegem. De bekomen gegevens zullen in het plan-mer gebruikt worden. Dit onderzoek brengt de herkomst-bestemmingsrelaties in kaart voor het centrum van Wijnegem (alle invalswegen), telt de belangrijkste kruispunten en bevat doorsnedetellingen. Specifiek in de omgeving van de brug en de sluis is er op de brug over het Albertkanaal een doorsnedetelling voorzien en een kruispunttelling aan de Stokerijstraat. Op basis van deze uitgebreide studie kan een gedegen intensiteitenbeeld van de directe omgeving van de sluis. Terreinverkenning vormt, vooral voor het lokale verkeersgebeuren rond het sluizencomplex, een belangrijke bron van informatie. Alvast zijn in het studiegebied ter hoogte van de brug van de N112 ook een aantal lokale kruispunten gesitueerd (aansluiting op onderliggend wegennet zoals Lindenlei/Stokerijstraat en s Gravenwezelsteenweg) die in het kader van de vernieuwing van de brug de aandacht verdienen. Aanvullende kennis over het functioneren van het verkeersnetwerk zal tevens ter beschikking komen vanuit een aantal planologische documenten; voor het lokale niveau vormen het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan en het Mobiliteitsplan de meest directe informatiebronnen. Voorts is andere info zoals netwerken voor de fietser en het openbaar vervoer essentieel in het kader van de analyse van dit plan Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Indien het plan niet gerealiseerd wordt, wordt buiten de voorziene verhoging van de brug tot 9,1 m, geen concrete overige ontwikkelingen verwacht in het plangebied. De Turnhoutsebaan (N112) wordt in het GRS Wijnegem aangeduid als secundaire weg type III en de Houtlaan (N12) als primaire weg categorie II (Figuur 5-10). Ter hoogte van het plangebied geldt een snelheidsregime van max. 50 km/u op de N112. De N112 op de rechteroever en de Stokerijstraat op de linkeroever van het Albertkanaal zijn aangeduid als lokale ontsluitingsweg voor vrachtverkeer (Figuur 10-13). Het kruispunt N112-Stokerijstraat wordt in het mobiliteitsplan aangeduid als een gevaarlijk kruispunt. De Turnhoutsebaan fungeert verder als openbaar vervoersverbinding (Figuur 10-14). Het mobiliteitsplan voorziet in het doortrekken van de tramlijn 10 tot aan de gemeentegrens met Schilde in 2 fasen. Op de gemeentegrens met Schilde wordt een park&ride zone voorzien. Daarnaast maakt de Turnhoutsebaan onderdeel uit van het fiets- en voetgangersnetwerk (Figuur en Figuur 10-16). Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 89

94 De gemeente Wijnegem kent veel sluipverkeer afkomstig van de A13 en de E34. Via Wijnegem (Turnhoutsebaan (N112), Stokerijstraat) en Oelegem proberen weggebruikers het knooppunt A13/E313-E34 te omzeilen bij files. Figuur Netwerk vrachtverkeer (Bron: mobiliteitsplan) Figuur Openbaar vervoersnetwerk (Bron: mobiliteitsplan) Figuur Fietsroutenetwerk (Bron: mobiliteitsplan) 90 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

95 Figuur Voetgangersnetwerk (Bron: mobiliteitsplan) Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Ook in dit luik dient een onderscheid gemaakt tussen het verkeer/de mobiliteit te land en deze te water. Voor watertransport wordt de impact van de twee hoofdalternatieven tweeledig bekeken. De impact van de geplande ingrepen heeft in eerste instantie te maken met de globale trafieken op niveau van het Albertkanaal (binnen voorgedefinieerde planhorizon) enerzijds, maar heeft ook te maken met de afwikkelingskenmerken op niveau van het sluizencomplex anderzijds. Bij de beoordeling zal gebruik gemaakt wordt van de theoretische capaciteiten in relatie tot de sluiskenmerken; ook speelt bij het maken van de afwegingen het expert judgement een belangrijke rol. Voor het verkeer te land zullen beide hoofdalternatieven van de sluis, en dit in combinatie met de opties tot vernieuwing van de brug, wijzigingen teweegbrengen in de netwerkstructuur, en dus ook op het verkeerskundig functioneren van het gebied (lokaal én intergemeentelijk). Vertrekkende van de scenario s zal onderzocht worden wat de impact is op de ontsluitingsstructuren, en dit op het vlak van de verkeersafwikkeling en belasting. De effecten van het plan worden bekeken voor de verschillende vervoersmodi. Afhankelijk van het invloedsgebied zal een geëigende detailleringsgraad van toepassing zijn, en zal ook (naargelang de beschikbare info) de keuze gemaakt worden tussen een kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling. Kwantitatieve beoordelingen rond verkeersafwikkeling hebben betrekking op capaciteiten van kruispunten en wegvakken, en worden uitgedrukt in intensiteiten (pae/u), belasting (intensiteit vs. capaciteit). Ook verkeersveiligheid en in mindere mate op verkeersleefbaarheid en de netwerkanalyses van de verschillende vervoersmodi worden kwantitatief beoordeeld. Kwalitatieve beoordelingen hebben vooral betrekking op netwerkkenmerken (bv langzaam verkeer, openbaar vervoer...) en hun dagdagelijks functioneren in het netwerksysteem. Effecten als bereikbaarheid, barrièrrewerking, structurele wijzigingen in verkeersafwikkeling en circulatie (bv. omrijbewegingen, ), verkeersveiligheid en leefbaarheid, worden nader behandeld. Voor de mogelijke effecten verkeersveiligheid, netwerk wegvervoer en netwerk openbaar vervoer wordt ook gewerkt wordt van vanuit een expert judgement Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 91

96 In het MER wordt uiteraard de nadruk gelegd op effecten die zullen ontstaan op niveau van exploitatiefase. Tevens zal er gekeken worden naar eventueel belangrijke effecten als gevolg van de aanlegfase. Gelet op de omvang van het plan en de diversiteit van de ingreep (combinatie sluis- en brugaanpassing) vraagt dit ook de aandacht. Onderstaande tabel geeft een eerste indicatie van de effecten die zullen besproken worden binnen de discipline mobiliteit. Tabel 10-6 Beoordelingscriteria voor de discipline mens verkeer Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling Toetsingskader Impact op watertrafieken op niveau Albertkanaal Hoeveelheid trafiek Aantal schepen Aantal tonnage Afweging trafieken Trafieken referentiesituatie Impact op scheepvaart op niveau sluizencomplex Sluiscapaciteit trafieken Kenmerken schutting Sluiscapaciteit Theoretische praktische - comfort Afweging sluiscapaciteit trafieken Expert judgement Kenmerken van sluiscapaciteit referentiesituatie Verkeersafwikkeling Verzadiging PAE/u I/C verhouding Kwantitatieve beoordeling van intensiteiten op wegvakken en kruispunten rekening houdend met de capaciteit van de weg/kruispunt. De weg/kruispunt capaciteit en belasting in de referentiesituatie Netwerk wegvervoer Bereikbaarheid / verkeersorganisatie Continuïteit Omrijtijden Kwalitatieve beoordeling Expert judgement Netwerk in de referentiesituatie Verkeersveiligheid Verkeersveiligheid Ongevallen (aantallen en locaties) Aantal conflictenpunten Kwantitatief Expert judgement Verkeersveiligheid in de referentiesituatie Verkeersleefbaarheid Verkeersintensiteit Kwalitatieve beoordeling, deels gebaseerd op kwantitatieve evaluatie (pae) Analyse verkeersintensiteiten in relatie tot de functie van de weg Verkeersleefbaarheid in de referentiesituatie Netwerk en kwaliteit langzame weggebruiker Bestaande functionaliteit en continuïteit van de fiets- en wandelverbindingen Continuïteit Omrijtijden Aantal conflictpunten Kwantitatief in kaart brengen van omrijtijden, aantal en omvang van de conflictpunten Het huidig fiets- en wandelnetwerk ; ook relatie met intensiteiten van wegverkeer Barrièrewerking Omvang conflict intensiteiten Kwalitatieve beoordeling van de impact op functionaliteit en continuïteit Toetsingskaders Voor de kwantitatieve beoordeling van de verkeersafwikkeling, verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid geven we het toetsingskader mee. 92 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

97 Verkeersafwikkeling/capaciteitsanalyse Voor de capaciteitsanalyse wordt onderstaande quotering toegepast. Verzadigingsgraad Quotering effect x < 80% 0 80% < x < 90% -1 90% < x < 100% -2 x => 100% -3 De verzadigingsgraad wordt als volgt berekend: Wegvakniveau De verzadigingsgraden worden bekomen door de intensiteiten te delen door de capaciteit. Deze waarde wordt vervolgens procentueel uitgedrukt. Voorrangsgeregelde kruispunten (HCM) De methodes uit de Highway Capacity Manual worden gebruikt ter evaluatie van de verkeersafwikkeling van voorrangsgeregelde kruispunten. Lichtengeregelde kruispunten (methode van Webster) Voor een verkeerslichtengeregeld kruispunt wordt de methode van Webster gebruikt. Via deze methode wordt de optimale verdeling van de cyclustijd berekend waarbij de wachttijd minimaal is voor alle kruispuntgebruikers. Rekening houdend met de optimale cyclustijd kan vervolgens de verzadigingsgraad van het kruispunt worden afgeleid. Verkeersleefbaarheid De verkeersleefbaarheid kan op een kwantitatieve manier in beeld worden gebracht, door na te gaan of door eventuele toename van verkeersintensiteiten de maximale capaciteit in functie van de verkeersleefbaarheid wordt overschreden. Deze maximale capaciteit in functie van de verkeersleefbaarheid is afhankelijk van de categorisering en functie van de weg. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven. Tabel 10-7 Capaciteit i.f.v. verkeersleefbaarheid Wegcategorie Omschrijving Theoretische capaciteit (PAE/u/richting) Capaciteit ifv leefbaarheid (PAE/u/richting) primair secundair (hoofdinvalsweg) stedelijke hoofdstraat lokale verbindingsweg omlegging 2x2 beperkt aantal kruispunten 2x2 in bebouwde kom groot aantal kruispunten 2x1 met weinig tot geen kruispunten en scheiding verkeersdeelnemers 2x1 groot aantal kruispunten en scheiding verkeersdeelnemers 2x1 groot aantal kruispunten Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 93

98 Wegcategorie Omschrijving Theoretische capaciteit (PAE/u/richting) interne ontsluitingsweg Capaciteit ifv leefbaarheid (PAE/u/richting) Wijkverzamelweg Woonstraat 2x1 groot aantal kruispunten 2x1 geen scheiding verkeersdeelnemers De overschrijding van deze waardes wordt gecombineerd met enkele kwalitatieve factoren die een effect hebben op de verkeersleefbaarheid: Aandeel vrachtverkeer verhoogt/verlaagt; Het sluipverkeer vergroot/verlaagt (gelinkt aan de verzadigingsgraad van het verkeersnetwerk) Deze verschillende factoren worden gecombineerd en er wordt één globaal cijfer toegekend voor de verkeersleefbaarheid volgens onderstaande tabel. Score Effect Betekenis -3 / +3 Sterk negatief / positief De verkeersleefbaarheid verlaagt / verhoogt sterk -2 / +2 Matig negatief / positief De verkeersleefbaarheid verlaagt / verhoogt -1 / +1 Gering negatief / positief De verkeersleefbaarheid verlaagt / verhoogt licht 0 Geen / verwaarloosbaar effect De verkeersleefbaarheid wordt amper tot niet beïnvloed door het project Verkeersveiligheid Voor de verkeersveiligheid wordt een kwalitatieve beoordeling uitgevoerd. Hiervoor wordt het ontwerp vergeleken met de geldende handboeken en vademecums. Score Effect Betekenis -3 / +3 Sterk negatief / positief De verkeersveiligheid verlaagt / verhoogt sterk -2 / +2 Matig negatief / positief De verkeersveiligheid verlaagt / verhoogt -1 / +1 Gering negatief / positief De verkeersveiligheid verlaagt / verhoogt licht 0 Geen / verwaarloosbaar effect De verkeersveiligheid wijzigt amper tot niet Milderende maatregelen Indien de aanlegfase te grote hinder zou veroorzaken voor een bepaald vervoersnetwerk worden voorstellen tot optimalisatie van de aanlegfase uitgewerkt en geëvalueerd. Indien in de exploitatiefase, het ontwerp voor bepaalde aspecten kan verfijnd worden, worden hieromtrent voorstellen uitgewerkt op hoofdlijnen. 94 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

99 Leemten in de kennis De belangrijkste leemte in de kennis betreft de onduidelijkheid omtrent de toekomstige verkeersintensiteiten en stromen (op het water en op het land) en in het bijzonder die van de verre toekomst (na 2020). Een andere belangrijke leemte in de kennis zijn de re-routingeffecten van de mobiliteit op het land. Welke intensiteiten op welke routes terechtkomen is gebaseerd op aannames Discipline Geluid & Trillingen Afbakening van het studiegebied Het studiegebied heeft betrekking op het Albertkanaal en zijn omgeving in de nabijheid van het sluizencomplex van Wijnegem. Aandachtgebieden t.a.v. de omgeving zijn het plangebied (sluizencomplex Wijnegem) en zijn nabije geluidsgevoelige gebieden, zoals woongebieden, natuur- en parkgebieden of kwetsbare functies zoals scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen,. De afbakening van het studiegebied voor de discipline geluid en trillingen wordt weergegeven aan de hand van onderstaande luchtfoto, waarop de ligging van aangrenzende woongebieden stroomopwaarts en afwaarts het Albertkanaal zichtbaar zijn. Kwetsbare natuurgebieden, i.c. rustverstoring voor fauna, bevinden zich ten westen van het sluizencomplex. Figuur Luchtfoto studiegebied geluidshinder receptor mens Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 95

100 Figuur Ecosysteemkwetsbaarheidskaart rustverstoring fauna Inhoudelijke afbakening De uitvoering van de verschillende planalternatieven dragen elk op hun manier bij tot mogelijke wijzigingen van het omgevingsgeluid. In voorliggende studie wordt het te verwachten omgevingsgeluid voor de relevante alternatieven vergeleken met de referentiesituatie. Daarbij wordt de bijdrage tot het omgevingsgeluid van de scheepvaartactiviteiten onderzocht en de wijziging van het omgevingsgeluid door gewijzigde wegverkeerstromen. Voor de bepaling van het toenemend scheepvaartlawaai via het Albertkanaal worden modelberekeningen uitgevoerd waarvan de resultaten in functie van de afstand tot de vaarlijn van het schip wordt aangegeven. Ook voor het wegverkeer worden modelberekeningen uitgevoerd, waarvan de resultaten in functie van de afstand tot de relevante wegen wordt aangegeven. De studie geeft inzicht in de verschillen in geluidsruimte die wordt ingenomen door het scheepvaart- en wegverkeerslawaai in de diverse alternatieven en resulteert in aanbevelingen voor milderende maatregelen en randvoorwaarden. De methodiek steunt op het gebruik van aannames inzake (toekomstige) verkeersstromen. Elke aanname wordt in het MER onderbouwd. Gezien de mogelijk langdurige werffase tijdens de werken aan de sluis, wordt in het MER ook de nodige aandacht geschonken aan tijdelijke effecten tijdens de aanlegfase Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De beschrijving van de referentiesituatie gebeurt aan de hand van volgende info: Optredend geluidsvermogen van de passerende schepen. Bron: Geluidseffecten scheepvaartverkeer PV.W3629.R01 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2004 Evolutie van verkeersstromen (scheepvaart- en wegverkeer) via interdisciplinaire gegevensoverdracht van de discipline Mens-Verkeer. 96 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

101 Geografisch InformatieSysteem. Reliëfgegevens van het studiegebied. Inventaris van het huidig geluidsklimaat (2015) door middel van in-situ geluidsmetingen in discrete meetpunten rondom de sluis. Geluidsmetingen De bestemde ontwikkeling in het plangebied wordt steeds in een bestaande geluidsomgeving opgenomen. Afhankelijk van de functies die aan de bestemde ontwikkeling wordt gegeven kunnen deze van dien aard zijn dat zij een tijdelijke of permanente impact veroorzaken op de bestaande geluidsomgeving en aldus de huidige leefbaarheid. De huidige leefbaarheid op het vlak van geluidshinder wordt bepaald aan de hand van een aftoetsing van het aanwezig geluidsniveau aan de gangbare leefbaarheidscriteria (milieukwaliteitsnormen in Vlaanderen). De bepaling van de bestaande geluidsbelasting in het studiegebied geschiedt aan de hand van geluidsmetingen ter plaatse van enkele receptoren binnen de potentiële beïnvloedingssfeer tot het plangebied. In discrete meetplaatsen binnen de waardevolle natuur- en woonzones wordt het huidig geluidsniveau tijdens dag-, avond- en nachtperiodes geïnventariseerd, gedurende 7 opeenvolgende kalenderdagen. De meetplaatsen worden zodanig gekozen dat een representatief beeld ontstaat van de bestaande geluidsbelasting aan woningen en faunistisch waardevolle zones nabij het sluizencomplex van Wijnegem. Volgende meetplaatsen worden door de geluidsdeskundige voorgesteld: Figuur Voorstel situering meetzones Meetzone Groenstraat: voorgevel woning Meetzone Oud-Turnhoutsebaan: achtergevel woning Meetzone Stokerijstraat: voorgevel woning Bij de analyse van de meetdata wordt nagegaan in hoeverre de milieukwaliteit (omgevingsgeluid) in de huidige omgeving beter of slechter is dan de leefbaarheidscriteria. De meetwaarden zijn een maat voor de heersende geluidsbelasting veroorzaakt door de diverse bronnen zoals verkeer (spoor, weg en vliegtuig), recreatieve-, industriële en woonactiviteiten. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 97

102 Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Er zijn geen externe ontwikkelingen gekend die een significant effect gaan hebben op het plangebied. De huidige toestand (2015) wordt bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. Het plangebied wordt omgeven door geluidsgevoelige woon- en natuurgebieden. Het geluidsniveau in het studiegebied wordt momenteel bepaald door de aanwezige verkeersinfrastructuur. De belangrijkste geluidsbronnen zijn het scheepvaartverkeer op het kanaal zelf en het wegverkeer van de N112 (Turnhoutsebaan) en de N12 (Houtlaan). Om een objectief beeld te krijgen van de geluidsblootstelling in Vlaanderen, heeft de Vlaamse overheid geluidskaarten laten opmaken. Op basis van de goedgekeurde geluidskaarten van dept. LNE (Vlaamse Overheid) kan globale informatie worden bekomen voor de geluidsbelasting aan wegverkeerslawaai, spoorweggeluid en luchtverkeersgeluid rondom het plangebied. De geluidskaarten werden aangemaakt op basis van modelberekeningen voor wegen met meer dan 3 miljoen voertuigpassages per jaar, spoorwegen met meer dan treinpassages. De verkeerscijfers waarmee de berekeningen werden uitgevoerd zijn gericht op prognoses voor het referentiejaar Daarnaast werden ook de geluidskaarten van de luchthavens geactualiseerd met als referentiejaar De geluidsbelasting zoals die op een geluidskaart staat aangegeven, is het resultaat van een berekening. Op basis van een aantal invoergegevens, zoals de verkeersintensiteit en de omgevingskenmerken, wordt daarbij met rekenmodellen een schatting gemaakt van de geluidsniveaus die in de omgeving van de geluidsbron optreden. De Figuur en Figuur geven aan, aan hoeveel geluid de omgeving door het wegverkeer op de N112 en N12 worden blootgesteld. De geluidsbelasting op de kaarten wordt aangegeven voor de etmaalbelasting en de nachtbelasting met de respectievelijke indicatoren Lden en Lnight. Het gebruik van deze indicatoren wordt door de Europese richtlijn voorgeschreven. De lokale wegen met lagere verkeersintensiteiten zijn op de geluidskaarten niet opgenomen. De goedgekeurde geluidskaarten zijn dan ook slechts een indicatie voor het werkelijke wegverkeerslawaai op het plaatselijk wegennetwerk. De geluidskaarten hebben enkel een globaal strategisch nut (het geven van globale informatie over de blootstelling aan geluid in Vlaanderen). Ze zijn niet bijzonder geschikt voor het geven van specifieke informatie voor een bepaalde lokale situatie. Informatie uit de kaarten kan dan ook niet worden ingeroepen om aanspraak te maken op interventie vanwege de overheid. 98 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

103 Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lden (2011) Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lnight (2011) De eerste geluidskaart geeft aan dat de etmaalbelasting door het wegverkeer op de N12 bepalend is voor het woongebied aan de Groenstraat. De berekende gevelbelasting bedraagt er voor Lden db. De tweede geluidskaart geeft aan dat de nachtbelasting (23u-6u) door het wegverkeer op de N12 beduidend minder is voor het woongebied aan de Groenstraat. De berekende gevelbelasting bedraagt er voor Lnight < 50 db. Voor woongebieden langs de N112 gelegen worden deze uitsluitend bepaald door het wegverkeerslawaai van N112. De berekende gevelbelasting bedraagt er voor Lden db en voor Lnight db. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 99

104 Het consulteren van de goedgekeurde geluidskaarten voor spoorweggeluid geeft aan dat de woningen rondom het sluizencomplex van Wijnegem niet worden beïnvloed door de geluidsemissie van het spoorwegennetwerk. Het consulteren van de goedgekeurde geluidskaarten voor luchtverkeersgeluid geeft aan dat de woingen rondom het sluizencomplex van Wijnegem niet worden beïnvloed door de geluidsemissie van het luchtvaartnetwerk van de nabije luchthaven van Deurne. Het te verwachten geluidsniveau (omgevingsgeluid) in en rond het plangebied is afhankelijk van meerdere geluidsbronnen op korte en grotere afstanden tot het plangebied. In het MER zal het huidige geluidsklimaat op basis van geluidsmetingen en -modelering worden gesimuleerd Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling In de effectbeschrijving wordt er bij de planalternatieven een onderscheid gemaakt in de verstoring die optreedt ten gevolge van de primaire werkzaamheden, nl werken voor de aanleg van een nieuwe sluis of verbreding van een bestaande sluis of het bouwen van een nieuwe brug, en verstoring die optreedt ten gevolge van de op lange termijn verwachte toename van de scheepvaarttrafiek en gewijzigde wegverkeersstromen nabij de sluis. Voor de relevante (deel)ingrepen van de mogelijke planalternatieven worden de milieueffecten van de aanlegfase beschreven. Het effect van de werkzaamheden binnen het plangebied én het werfverkeer (per schip of vrachtwagen) van en naar het plangebied zal in de deelstudie geluid ten opzichte van de referentiesituatie worden onderzocht. In bebouwde gebieden en bij andere gevoelige receptoren zoals fauna langsheen het plangebied wordt de te verwachten geluidsbelasting beschreven voor deze geluidsbronnen in kritische werkzones. Via een inventarisatie (quick scan) worden de kritische werkzones geselecteerd. Met behulp van het omgevingsplan, de inplanting van de planzone en de gebruikelijke machines en/of voertuigen inzetbaar bij dergelijke werkzaamheden, zal de deskundige in de deelstudie trillingen het risico op trillingsoverlast inschatten op basis van zijn expert judgement. Voor risicovolle werkzaamheden nabij woningen of historische gebouwen worden uitvoeringsvoorwaarden beschreven om de trillingshinder of schade te beperken of te voorkomen. De geluids- en trillingsimpact van volgende elementen wordt onderzocht: werken aan de sluis (bouwmachines); grondverzet aan sluis (graafmachines); verschillende transportactiviteiten (werfverkeer voor scenario 1: 100% vrachtwagens; scenario 2: 100% schip). De effecten van de werkzaamheden worden voor de deelstudie geluid kwantitatief begroot in functie van de duur en de ernst van werkzaamheden. Voor het berekenen van de geluidsbijdrage van de geluidsbronnen op het terrein en op de werfwegen (lokale wegen) tijdens de werken wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde rekenmethodes voor wegverkeerslawaai en industrieel geluid. Bij de overdrachtsberekening wordt rekening gehouden met het type en aantal werktuigen dat ingezet zal worden tijdens de fasering van de werken. Voor wat verkeersgeluid betreft (werfverkeer op de weg of over het water) wordt het studiegebied bepaald door de wegsegmenten, gerelateerd aan de inrichting van het plangebied, waar de mobiliteit significant wijzigt als gevolg van het materiaaltransport. 100 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

105 Op basis van de plankenmerken (fasering der werken) wordt de verspreiding van de geluidsbelasting in tijd en ruimte beschreven voor de afzonderlijke deelwerkzaamheden. Deelwerkzaamheden die niet gelijktijdig worden uitgevoerd worden afzonderlijk begroot. Indien nodig worden cumulatieve effecten tussen deelwerkzaamheden besproken. De rekenresultaten voor de maximale belastingstoestand worden bij de effectbeoordeling vergeleken met de referentiesituatie en de leefbaarheidscriteria (Vlarem IImilieukwaliteitsnormen). Per kritische werkzone wordt het aantal gehinderden en/of oppervlakte verstoord gebied (fauna) bepaald. In de gebieden waar tijdens de werkzaamheden significante geluids- of trillingshinder voor personen en fauna wordt verwacht, worden milderende maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op de bron en de overdrachtsweg: binnen het plangebied: stillere machines, beperking in aantal simultaan inzetbare machines, beperking van werkingsperiode en duur, tijdelijke schermen aan kritische werkzones; buiten het plangebied: deskundige keuze van de werfwegen, beperking in de frequentie, intensiteit en snelheid van het vrachtverkeer. Het vergroten van de capaciteit van het sluizencomplex van Wijnegem zal de trafiektoename en schaalvergroting bewerkstelligen. De intensiteit van het schutten van schepen aan het sluizencomplex zal toenemen. Een wijziging in de scheepvaarttrafiek kan een relevante wijziging in de geluidsbelasting veroorzaken. Daarnaast zal de brug van de Turnhoutsebaan worden vernieuwd. De nieuwe inplanting van de brug kan afhankelijk van de inrichting eveneens zorgen voor een wijziging van de geluidsbelasting door wegverkeer. Er wordt in de deelstudie geluid onderzoek verricht naar de milieueffecten van de exploitatiefase, nl. de toenemende geluidsbelasting door scheepvaartlawaai en de gewijzigde geluidsbelasting door wegverkeerslawaai. De geluidsimmissie die bij een woonzone of faunistisch waardevolle zone toekomt, is afhankelijk van de geluidsemissie van de bron en de demping van het geluid in de overdrachtsweg. Bij een bewegende bron wordt de geluidsemissie bepaald door het geluidsvermogen van de bron (geluidsemissie van een typerend schip, voertuig), de intensiteit, de bewegingssnelheid en voor het wegverkeer eveneens de interactie met het wegdektype. De demping in de overdrachtsweg is functie van de verzwakking door geometrische uitbreiding (afstand bron-ontvanger), absorptie van geluidsenergie in de atmosfeer, de invloed van het bodemgebied (wateroppervlak en aanliggende zone), de meteorologische invloed (wind/temperatuur) en de geluidsafschermende/-reflecterende objecten in de overdrachtsweg. Voor de geluidsoverdrachtsbepaling wordt gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde rekenmethode, dat steunt op de internationale standaard ISO part1 Attenuation of sound during propagation outdoors. Het programma laat toe om voor elk schip en elk voertuig de geluidsuitbreiding naar de omgeving te berekenen aan de hand van een gecombineerde Ray-tracing en Mirror Image Source methode. Voor de etmaalbelasting wordt rekening gehouden met de intensiteit aan scheepvaart- en wegverkeer en de uurlijkse spreiding over het etmaal. Dergelijke gegevens worden geput uit de interdisciplinaire gegevensoverdracht met de discipline mens-verkeer. De berekeningen worden uitgevoerd op een horizontaal ontvangstoppervlak. De berekende geluidsuitbreiding wordt voorgesteld aan de hand van ingekleurde geluidscontourenkaarten. Geluidscontouren worden gecreëerd door de punten te verbinden met een gelijke geluidsbelasting waardoor een duidelijk visueel overzicht ontstaat van de geluidsoverdracht. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 101

106 Zones waarbinnen het geluidsniveau een bepaald geluidsniveau overschrijdt zijn daarbij duidelijk te identificeren. Voor de beoordeling van scheepvaartlawaai is er geen concrete Vlaamse wetgeving. In het kader van de EU-omgevingslawaai wordt geen opgave van het aantal woningen belast door scheepvaartlawaai verwacht. In de Belgische milieuwetgeving werd evenmin melding gemaakt van richtwaarden voor het scheepvaartlawaai aan bewoonde gebouwen. Voor de effectbeoordeling wordt gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport: Geluidseffecten scheepvaartverkeer PV.W3629.R01 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2004 waarin een indicatieve dosis-effectrelatie voor scheepvaartlawaai werd afgeleid, dit op basis van de bestaande dosis-effectrelaties voor spoor-, weg- en vliegverkeer opgemaakt door Miedema. De dosis-effectrelaties geven het percentage ernstig gehinderden aan i.f.v. het geluidsniveau op de voor scheepvaart gekwantificeerde geluidsparameter. Voor de beoordeling van wegverkeerslawaai is er geen concrete Vlaamse wetgeving. Voor de effectbeoordeling wordt het berekend wegverkeerslawaai afgetoetst aan de geluidshindercriteria voor wegverkeerslawaai opgenomen in het geactualiseerd MERrichtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen (: Gedifferentieerde richtwaarden voor wegverkeerslawaai uit de consensustekst milieukwaliteitsnormen omgevingslawaai, onderschreven door afdeling LHRMG (LNE), afdeling Algemeen Beleid (MOW), AWV en NMBS). De ernst van de geluidsimpact wordt bepaald aan de hand van het geluidsverschil van de geplande toestand van het planalternatief en de referentietoestand (toestand zonder bijdrage van het plan). De omvang van de bijkomende geluidshinder wordt afgewogen naar het aantal gehinderde woningen (mens) en de oppervlakte ha (natuur) binnen respectievelijk de hinderafstand (= effectafstand waarbinnen geluidshinder voor de receptor mens wordt verwacht) en de rustverstoringsafstand (= effectafstand waarbinnen rustverstoring voor de receptor fauna wordt verwacht). Gezien de aard van de trillingsbron bij varende schepen en wegverkeer en i.c. de afstand tot bewoonde gebouwen (> 50 m), zal trillingshinder irrelevant zijn in de exploitatiefase. Tabel 10-8 Beoordelingscriteria voor de discipline geluid en trillingen Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling Toetsingskader Geluidshinder Aantal gehinderden blootgesteld door geluidsniveau tijdens de aanleg- en exploitatiefase (scheepvaartlawaai / wegverkeerslawaai) Aantal per geluidszone ( 42; 42-55; 55-62; >62) Modellering van geluidsverspreiding transportbronnen; overlay van geluidscontouren op kadasterkaart Beoordelingskader Industrielawaai + geluidscriteria uit het MERrichtlijnenboek, discipline geluid en trillingen Geluidsverstoring Trillingshinder Oppervlakte verstoord natuurgebied door geluidsniveau tijdens de aanlegen exploitatiefase (scheepvaartlawaai / wegverkeerslawaai) Richtwaarden voor trillingshinder voor personen in gebouwen (DIN 4150/2) Oppervlakte (ha) Modellering van geluidsverspreiding transportbronnen; overlay van geluidscontouren op natuur- en compensatiegebieden - Kwalitatieve bespreking op basis van risk-analyse Zie discipline fauna en flora Expert judgement 102 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

107 Milderende maatregelen Wanneer de geluidsbeoordeling leidt tot minstens matig negatieve effecten worden milderende maatregelen beschreven die betrekking kunnen hebben op de bron en/of de overdrachtsweg (bijvoorbeeld deskundige keuze van de werfwegen, zonering (afstand houden), geluidsbermen of- schermen, voorwaarden ten aanzien van de geluidsbronnen (isolatie, emissiereductie)). Tevens wordt nagegaan wat het effect op de omgeving is van de milderende maatregelen Leemten in de kennis Volgende onzekerheden zijn momenteel reeds gekend: Van de in te zetten machines tijdens de bouwfase zijn nog geen exacte gegevens voor het geluidsvermogenniveau van het te gebruiken werktuig voorhanden, daar de aannemingsfase nog niet is opgestart. Om de impact van een werktuig te begroten wordt gebruik gemaakt van literatuurgegevens van gelijkaardige werktuigtypes. De bekomen resultaten zullen dan ook eerder indicatief zijn, maar geven een voldoende inzicht in de te verwachten effecten naar geluid. Voor de verkeersintensiteiten van het werfverkeer is er een leemte in kennis voor de fictieve werfwegen buiten het plangebied én de intensiteitverdeling, snelheid en de dagelijkse bedrijfsduur op de werfwegen binnen als buiten het plangebied. Voor de dagelijkse bedrijfsduur wordt uitgegaan van een gelijkmatige verdeling van de transporten in een tijdsbestek van 10 uren tijdens de dagperiode (tussen 7u en 19u). Een foutmarge van +/ -20% in deze veronderstelling heeft slechts een (verwaarloosbare) geluidsimpact max. 1 db op de bijdrage aan verkeerslawaai. De geluidsberekeningen voor de voorbereidings- en uitvoeringsfase worden uitgevoerd op basis van prognoses met betrekking tot enerzijds het uitvoeringsconcept van het plan, verwachte inplanting van de mobiele geluidsbronnen en anderzijds prognose met betrekking tot types en hoeveelheden van inzetbare machines en transporten. Elke prognose heeft daarbij zijn veronderstellingen en zijn beperkingen. Met de Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai beoogt men op Europees niveau een gemeenschappelijke aanpak te bepalen om op basis van prioriteiten de schadelijke gevolgen, hinder inbegrepen, van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen of te verminderen. De EU-Richtlijn werd omgezet in het Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai d.d. 22/07/05 (BS 31/08/05). Ter uitvoering van de richtlijn 2002/49/EG dienen de lidstaten actieplannen op te maken met maatregelen die in het bijzonder gericht zijn op prioritaire problemen die kunnen worden bepaald op grond van overschrijding van een relevante grenswaarde of andere door de lidstaten gekozen criteria. Dit is tot op heden nog niet gebeurd in Vlaanderen. Om toch de ernst van de effecten te kunnen beoordelen worden in het kader van het MER gebruik gemaakt van de richtwaarden voorgesteld voor verkeerslawaai op basis van de gedifferentieerde referentiewaarden voor wegverkeerslawaai, onderschreven in de consensustekst Milieukwaliteitsnormen Omgevingslawaai door afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid (dept. LNE), afdeling Algemeen Beleid (MOW), afdeling Wegen en Verkeer en de NMBS. Deze beoordelingscriteria worden in het geactualiseerd MER-richtlijnenboek voor de discipline geluid en trillingen geadviseerd als toetsingskader. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 103

108 Het gebrek aan beschikbare (openbare) gegevens ten aanzien van de geluidemissie van varende schepen moet worden gezien als een leemte in kennis. Voor de varende schepen worden daarom kentallen gehanteerd voor het bronvermogen. Voor scheepvaartlawaai is er bovendien geen kennis beschikbaar over de hinderbeleving van scheepvaartlawaai. In de Belgische milieuwetgeving werd geen melding gemaakt van richtwaarden voor het scheepvaartlawaai aan bewoonde gebouwen. Voor de effectbeoordeling wordt gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport: Geluidseffecten scheepvaartverkeer PV.W3629.R01 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2004, waarin een beoordelingsinstrument is ontwikkeld voor de hinderlijkheid van scheepvaartlawaai. Er werd daarin een indicatieve dosiseffectrelatie voor scheepvaartlawaai afgeleid, dit op basis van de bestaande dosiseffectrelaties voor spoor-, weg- en vliegverkeer opgemaakt door Miedema Discipline Lucht Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Voor de discipline lucht wordt het studiegebied afgebakend als het gebied waar de emissies gelinkt met het plan een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht. De afbakening van het studiegebied gebeurt dus in functie van de effecten van het plan op de lokale luchtkwaliteit. Deze worden hoofdzakelijk bepaald door de emissies van de scheepvaart ter hoogte van de sluis en de verkeersemissies ter hoogte van de brug en de omliggende wegen. De concrete afbakening kan pas tijdens de effectieve uitvoering van de studie gebeuren (in functie van het beschikbaar komen van kwantitatieve info). Er wordt voorlopig rekening gehouden met een gebied van 2 kilometer rondom het plangebied. Inhoudelijke afbakening De (wijziging van de) emissies die gepaard gaan met de exploitatie van de sluis worden in kaart gebracht en omvatten volgende bronnen: Emissies scheepvaart door hoofd- en hulpmotoren Toekomstige wijziging emissies scheepvaart (bvb omwille van wijziging trafiek, wijziging vlootsamenstelling, te verwachten positieve evolutie van scheepvaartemissies) In functie van de brugvariant wordt impact beoordeeld: Emissies voertuigen ter hoogte van de brug en de aantakkende wegen Toekomstige wijziging van emissies voertuigen Als belangrijkste parameters die beoordeeld dienen te worden, kan melding gemaakt worden van: NOx (NO 2 ) als meest relevante verbrandingsparameter (ultra) fijn stof: PM 10, PM 2,5, UFP, elementaire koolstof afkomstig van verbrandingsgassen: SO 2 -CO-VOS-PAK s (idem als hierboven) (fijn) stof als slijtage emissies van wegverkeer 104 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

109 Na het in kaart brengen van de emissies wordt de impact van deze emissies op de luchtkwaliteit in kaart gebracht. Specifieke aandacht wordt besteed aan de impact ter hoogte van bewoning Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De actuele luchtkwaliteit van het studiegebied wordt in kaart gebracht op basis van: Meetgegevens van de diverse VMM meetstations in en nabij het studiegebied, Periodieke immissiemetingen uitgevoerd in en rond het plangebied voor zover beschikbaar gesteld door opdrachtgevers van de metingen. Modelberekeningen van VMM Achtergrondconcentraties van de modellen IFDM-traffic en/of CAR-Vlaanderen Impactberekening van het actueel aanwezige verkeer met behulp van het model IFDM-traffic voor open omgeving en het model CAR-Vlaanderen voor wegsegmenten met bebouwing De impact van het wegverkeer wordt beoordeeld op basis van: Aantal voertuigen en verdeling voertuig categorieën bij verschillende wegsegmenten Snelheidsverdeling over verschillende wegsegmenten Emissiekengetallen voertuigen in functie van de categorie en snelheid Aard van de wegen/bewoning rondom de wegen en afstand tot de wegas Desgevallend aanwezigheid van bomen Voor de kwantificatie van de emissies/impact van de scheepvaart wordt gebruik gemaakt van: Aantal scheepvaartbewegingen en vlootsamenstelling Wachttijden en noodzakelijke tijden voor schuttingen. Emissiekengetallen van scheepvaart in functie van scheepsgrootte Beknopte beschrijving van de referentiesituatie De interpolatiegegevens van VMM ( geven een eerste zicht op de huidige luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied. De luchtkwaliteit wordt als middelmatig tot gewoon beoordeeld (zie Figuur t/m Figuur 10-25): De jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 µg/m³) wordt niet overschreden. PM10 jaargemiddelde bedroeg µg/m³ in 2010, µg/m³ in 2011 en µg/m³ in 2012 (gemiddeld µg/m³). De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 (40 µg/m³) wordt ter hoogte van het plangebied niet overschreden, maar in de omgeving ter hoogte van de A13 wel. NO2 jaargemiddelde bedroeg in het plangebied µg/m³ in De daggrenswaarde wordt echter te vaak overschreden (50 µg/m³ PM10, mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden). De daggrenswaarde werd in keer overschreden, in keer en in keer (gemiddeld keer). De jaar-na-jaar variatie wordt in grote mate beïnvloed door de meteoomstandigheden. In het MER zal de huidige luchtkwaliteit op basis van modelering worden gesimuleerd. Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 105

110 Figuur PM10 jaargemiddelde ( ) Figuur NO2 jaargemiddelde (2012) Figuur Aantal overschrijdingen norm PM10 daggemiddelde ( ) Figuur Totale index (gemiddelde ) Voor het in kaart brengen van de referentiesituatie wordt rekening gehouden met de te verwachten wijzigingen die kunnen optreden zonder realisatie van het plan, en dit inzake: Achtergrondconcentraties Emissiekengetallen scheepvaart Emissiekengetallen voertuigen Voor het in kaart brengen van de impact van weg- en scheepvaartverkeer wordt gebruik gemaakt van een gelijkaardige methodiek als voorzien bij het evalueren van de actuele situatie Methodiek voor de effectbepaling en beoordeling Bij de beoordeling van de impact wordt het juridisch en beleidsmatig kader in rekening gebracht zoals vastgelegd in: Europese wetgeving Vlaams milieubeleid (o.a. inzake geur, zure depositie, ) Internationaal gehanteerde toetsingswaarden zoals WGO, TA-luft,. Voor die parameters waarvoor geen Europese en/of Vlaamse grenswaarden of doelstellingen vastliggen De impact wordt beoordeeld rekening houdend met het Richtlijnenboek (RLB)-lucht van LNE, dienst MER (2012). De impact van het plan zal zich voornamelijk voordoen ten aanzien van een wijziging van de weg- en scheepvaartemissies, inclusief wijziging van de locaties waar deze ontstaan (en impact van deze wijziging op de luchtkwaliteit), omwille van: 106 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

111 Wijziging vlootsamenstelling en aantal scheepvaartbewegingen Wijziging wegverkeer ter hoogte van de omliggende wegsegmenten Wijziging weg- en scheepvaartemissies (te verwachten verbetering in de toekomst) Wijziging wachttijden ter hoogte van het sluiscomplex Bijkomend wordt een indirect effect verwacht door invloed op vrachtwagentransporten door modal shift. In eerste instantie worden de te verwachten emissies van de onderscheiden bronnen, zoals vermeld onder de thematische afbakening, in kaart gebracht. Voor de toekomstige situatie wordt de te verwachten trafiekverhoging, schaalvergroting en wijziging wachttijden als bepalend aanzien voor de te verwachten wijziging van de scheepvaartemissies ter hoogte van het sluizencomplex. Deze wijzigingen worden beoordeeld ten opzichte van de situatie zonder aanpassing van het complex (nulalternatief/referentie situatie), waarbij gemiddeld gezien kleinere schepen gebruikt worden en langere wachttijden aan de sluizen optreden. Als planhorizon wordt hierbij de situatie 2022 beoordeeld. Naargelang de planvariant treden in het plangebied aanzienlijke verschillen op inzake verkeersemissies en de hieruit voortvloeiende impact op de luchtkwaliteit. In de mate van beschikbaarheid van kwantitatieve gegevens inzake dit verkeer, zal de impact beoordeeld worden met behulp van de hierboven reeds aangehaalde modellen. Omwille van de beperkingen van deze modellen kan louter de impact met emissiekengetallen en achtergrondconcentraties 2020 berekend worden. De situatie 2022 zal verder kwalitatief beoordeeld worden. Bij het in kaart brengen van de wijzigingen wordt uiteraard rekening gehouden met toekomstige emissiefactoren en achtergrondconcentraties. In de mate dat de voorziene alternatieven qua uitbreiding zullen leiden tot significante verschillen qua scheepvaartemissies en/of impact op de luchtkwaliteit, worden de verschillende alternatieven kwantitatief beoordeeld. De berekende emissieniveaus worden beoordeeld ten opzichte van de internationale emissiedoelstellingen voor zover relevant (NEC 2010, in 2012 herziene Protocol van Göteborg, ). Deze beoordeling wordt in het kader van dit plan-mer als minder relevant aanzien, maar is cfr. RLB-lucht wel vereist. Meest relevant ten aanzien van de wijziging van de scheepvaart wordt de impact op de luchtkwaliteit aanzien. Hierbij worden impactberekeningen uitgevoerd met het model IFDM of equivalent (de meest relevante emissies worden verwacht ter hoogte van de wachtplaatsen en in de sluizen; op die locaties kunnen de scheepvaartemissies als puntbronnen beoordeeld worden zodat het gebruik van het model IFDM of equivalent aanvaardbaar geacht wordt). Voor die parameters waarvoor een invloed op de luchtkwaliteit te verwachten is wordt de impact van de berekende emissies op de lokale luchtkwaliteit geëvalueerd. De impact wordt beoordeeld ten opzichte van de grenswaarden, richt- en/of streefwaarden, beleidsdoelstellingen en internationaal gehanteerde doelstellingen. Kwalitatief worden beoordeeld: Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 107

112 Mogelijke impact van extra vrachtwagenverkeer bij oplopende wachttijden van scheepvaart aan sluizencomplex Aanleg brug Turnhoutsebaan Aanleg sneltramverbinding Tabel 10-9 Beoordelingscriteria voor de discipline lucht Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbeoordeling Toetsingskader Luchtverontreiniging Emissie broeikasgassen Ton/jaar Berekening van CO 2 bijdrage Emissiedoelstellingen overeenkomstig internationale afspraken - Kyoto Emissie van nietbroeikasgassen Ton/jaar Bijdrage berekening van nietbroeikasgassen Emissiedoelstellingen overeenkomstig internationale afspraken NEC- Göteborg Verspreiding van niet-broeikasgassen µg/m³ Berekeningen van impact op luchtkwaliteit EU-kaderrichtlijn lucht, Vlarem-II, internationaal gehanteerde doelstellingen Toetsingskader Het toetsingskader zoals opgenomen in het RLB-lucht wordt gehanteerd voor de elementen die kwantitatief beoordeeld kunnen worden. Hierbij wordt de impactevaluatie eveneens gekoppeld aan al of niet uitvoeren van onderzoek inzake milderende maatregelen. Tabel Beoordelingskader jaargemiddelde impact luchtemissies, scores toegekend in functie van berekende bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen (voor elke component afzonderlijk beoordeeld) Berekende relatieve bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen score Omschrijving < -10,0 % (zeer belangrijke afname) +3 sterk positief effect < -3 à - 10 % (belangrijke afname) +2 matig positief effect -1 % à 3,0 %(beperkte afname) +1 gering positief effect -1 à 1% (geen aantoonbare impact) 0 Geen/verwaarloosbaar effect > +1 à + 3,0 % (beperkte bijdrage) - 1 gering negatief effect > +3 à + 10,0 % (belangrijke bijdrage) - 2 matig negatief effect > + 10,0 % (zeer belangrijke bijdrage) - 3 sterk negatief effect Voor de percentielen en/of omstandigheden die niet volledig met gemiddelden kunnen beoordeeld worden is een ander toetsingskader van kracht: 108 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

113 Percentages voor toetsing van percentielen / aantal overschrijdingen (lijninfrastructuur) Op basis van berekende immissiebijdrage X of aantal overschrijdingen: X > 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen X > 5% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen X > 20% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen Link milderende maatregelen Er wordt geen link met het stellen van milderende maatregelen gelegd. De deskundige is er wel toe gehouden om in het MER de noodzaak aan milderende maatregelen te beoordelen en te rapporteren. Voor die effecten/ parameters waarvoor geen kwantitatieve beoordeling mogelijk is (of te onnauwkeurig geacht wordt), wordt een kwalitatieve beoordeling voorzien. Hierbij zal ook gebruik gemaakt worden van een 7-delig beoordelingskader Milderende maatregelen In functie van de bekomen resultaten zullen desgevallend milderende maatregelen voorgesteld worden. Milderende maatregelen worden hierbij noodzakelijk geacht indien de realisatie van het plan leidt tot overschrijdingen van grenswaarden en/of luchtkwaliteitsdoelstellingen. Bijkomend wordt onderzoek gedaan naar mogelijke milderende maatregelen gekoppeld aan het resultaat van de impactberekeningen, zoals aangegeven in het richtlijnenboek lucht Leemten in de kennis Voor de discipline lucht zijn momenteel nog geen leemten in de kennis gekend, behoudens ontbreken van de mogelijkheid om met modellen die voorgeschreven worden in het Richtlijnenboek lucht, de impact van wegverkeer in 2022 te modelleren. De doorkijk naar 2022 wordt dan ook voorzien op basis van een kwalitatieve evaluatie Discipline Fauna & Flora Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora komt overeen met het gebied waarbinnen zich voor de aanwezige flora en fauna een effect zal (kunnen) voordoen. Hieruit volgend, bestaat het studiegebied minstens uit het volledige plangebied, uitgebreid met zones die kunnen variëren per effectgroep: Direct ruimtebeslag: ruimtebeslag is te situeren binnen het plangebied, ten gevolge van rechtstreekse inname van natuur. Bijkomend direct ruimtebeslag kan Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 109

114 bijvoorbeeld het gevolg zijn van bepaalde (tijdelijke) infrastructuurwerken (werfwegen, ). Verstoringseffecten: verstoringseffecten op de fauna en flora kunnen gesitueerd worden zowel binnen als tot ver buiten het plangebied en worden veroorzaakt door wijzigingen in geluidsniveau (rustverstoring), waterkwaliteit en -kwantiteit (eutrofiëring, verdroging/vernatting ten gevolge van wijzigende waterhuishouding), visuele verstoring, lichthinder, Deze verstoringseffecten kunnen leiden tot indirect biotoopverlies voor de aanwezige fauna en flora. De perimeter van het studiegebied voor deze effectgroep wordt gelijkgesteld aan deze van de verstoringseffecten (cfr. andere milieudisciplines). Versnipperingseffecten: ten gevolge van de aanleg van barrières kunnen versnipperende effecten voor bepaalde soorten ontstaan. Dit wil zeggen dat de migratie van de soorten onmogelijk of sterk bemoeilijkt wordt door het doorbreken van de ecologische netwerkstructuur. Globaal wordt het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora bepaald door de grootste van de voorgenoemde perimeters, waarin zich potentieel effecten op fauna en flora kunnen voordoen. Inhoudelijke afbakening Bij de opmaak van het MER zal nagegaan worden welke effectgroepen meer of minder relevant zijn in het kader van het voorliggende plan (scoping). Op die basis zal een meer gedetailleerde inhoudelijke afbakening voor de discipline gebeuren. Specifieke aandacht wordt in het MER gegeven aan aanwezige (beschermde) natuurgebieden zowel in Vlaamse (bv. natuurreservaten, VEN-gebieden, natuurverbindingsgebieden) als in Europese context (bv. Natura 2000 of Ramsar-gebied). In de directe omgeving van dit plan zijn geen Vlaamse beschermde gebieden of Europese Natura gebieden gelegen. Tijdens de scopingsfase zal nagegaan worden in hoeverre indirecte effecten van bv. grondwaterstandswijzigingen relevant zijn voor deze beschermde natuurgebieden. Daarnaast ligt de focus voor de discipline Fauna en Flora ook op aanwezigheid van beschermde Vlaamse en Europese soorten (bv. Bijlage-soorten of Rode Lijstsoorten), biologisch (zeer) waardevolle vegetaties (volgens BWK) en verboden te wijzigen vegetaties Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie Er zal gebruikt gemaakt worden van verschillende beschikbare databronnen die, waar nodig, aangevuld worden met eigen terreinobservaties. Een belangrijke bron voor de discipline Fauna en Flora is volgend kaartmateriaal: Afbakening Natura2000-gebied VEN-gebieden Gewestplan of geldend planologisch kader (groene bestemmingen) BWK (versie 2) Habitatkaart Kwetsbaarheidskaarten 110 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

115 Gegevens in verband met het voorkomen van soorten en waardevolle ecotopen kunnen onder andere verkregen worden bij het Agentschap voor Natuur en Bos, het INBO, de provincie of bij de terreinbeherende organisaties. Daarnaast vormt de databank waarnemingen.be een waardevolle bron van informatie. Voor zover relevant en beschikbaar wordt tenslotte informatie vanuit de bestaande beleidsdocumenten zoals beheer- en natuurinrichtingsplannen, instandhoudingsdoelstellingen, opgevraagd en geraadpleegd Beknopte beschrijving van de referentiesituatie In het studiegebied zijn momenteel geen belangrijke ontwikkelingen, ingrepen of wijzigingen van beheer gepland (gestuurde ontwikkelingsscenario s), die een invloed kunnen hebben op de beoordeling van de effecten van het plan. De huidige toestand (2015) wordt bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. Het studiegebied is, volgens de biologische waarderingskaart versie 2, overwegend in biologisch minder waardevol gebied gelegen (Figuur 10-26); waterweg (wat), industriële bebouwing/fabriek (ui), halfopen of open bebouwing met beplanting (ua) en bebouwing in agrarische omgeving, losstaande hoeve (ur). Figuur Biologische waarderingskaart, versie 2 Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 111

116 Ten westen, op de rechteroever komt biologische waardevolle vegetatie voor; het betreft een verruigd grasland (hr) met struweelopslag van allerlei aard (sz), populierenaanplant op vochtige grond met elzen- en/of wilgenondergroei (lhb) en ruigte (ku). De s Gravenwezelsteenweg is ter hoogte van het plangebied aangeduid als complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen vanwege de aanwezigheid van een bomenrij (kb). Ook de berm van de weg op de rechteroever van het Albertkanaal in het oosten van het plangebied is aangeduid als complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen. Hier vanwege de aanwezigheid van mesofiel hooiland (k(hu-)) met soortenrijk grasland (k(hp+)). Europees te beschermen habitattypen (bijlage I van de Habitatrichtlijn) of verboden te wijzigen vegetatie in het kader van het Natuurdecreet zijn niet aanwezig binnen het plangebied. Ook faunistisch belangrijke gebieden zijn niet aanwezig. Nabij het plangebied komen wel habitattype 9190 Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten en habitattype 91E0 6 Alluviale bossen met Alnion glutinoso en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) voor (Figuur 10-27). Figuur Habitatkaart Het plangebied is niet in of nabij een speciale beschermingszone (SBZ), Ramsargebied, VENgebied of natuurreservaat gelegen. De meest nabij gelegen speciale beschermingszone betreft het Habitatrichtlijngebied BE Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen, op ca. 2,5 km ten (zuid-)oosten van het plangebied (Figuur 10-28). Eveneens 6 Prioritair habitat 112 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

117 op ca. 2,5 km ten (zuid-)oosten van het plangebied bevinden zich de VEN-gebieden nr. 319 De Schijnvallei en nr. 326 Het Bos van Ranst (Figuur 10-29). Op ca. 400 m ten zuiden van het plangebied bevindt zich het erkend natuurreservaat Schijnvallei (Figuur 10-30). Figuur Speciale beschermingszones Figuur VEN- en IVON-gebieden Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 113

118 Figuur Natuurreservaten Methodiek voor de effectbepaling en -beoordeling Als toetsingskader wordt voor de discipline Fauna en Flora gebruik gemaakt van beschikbaar kaartmateriaal zoals hoger aangegeven. Het ter beschikking zijnde kaartmateriaal wordt steeds getoetst aan de reële situatie en zo nodig aangepast. Daarnaast spelen het beschermingsstatuut (Vlaams en Europees) van het gebied en de voorkomende soorten een belangrijke rol bij de beoordeling van de effecten. Waar nodig wordt teruggevallen op de ecologische karakteristieken van de soort(groepen) om het effect van het plan te kunnen beoordelen. Per effectgroep wordt het effect van het plan kwantitatief of kwalitatief beschreven en beoordeeld. Dit gebeurt voor de op dat moment voorliggende alternatieven van het plan. Onderstaand wordt de methode van effectbepaling en -beoordeling nader toegelicht. In functie van de ernst van de effecten worden, waar nodig, milderende maatregelen voorgesteld. Op basis van eerste inzichten zijn volgende effectgroepen relevant: Ruimtebeslag: inname door het sluizencomplex en bijhorende infrastructuur Versnippering: mogelijke effecten van het sluiscomplex op vismigratie Wijzigingen in de (grond)waterstand: als gevolg van bemaling tijdens de aanlegfase kunnen waterrijke habitats en soorten binnen de invloedsstraal van de bemaling een al dan niet tijdelijke impact kunnen ondervinden. 114 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

119 Effecten ten gevolge van de wijziging in de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam: wijziging in schutfrequenties, wijziging in stromingspatronen,. Verontreiniging van het oppervlakte- en grondwater: calamiteiten kunnen indirect een effect veroorzaken voor de aanwezige fauna en flora. Verstoringseffecten door geluid, trillingen en visuele verstoring Voor de effectgroepen verzuring, eutrofiëring en verzoeting en verzilting worden geen effecten verwacht. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de effecten die zullen besproken en beoordeeld worden binnen de discipline Fauna en Flora. Daarbij wordt voor elk effect het gehanteerde criterium, de toegepaste methodiek en het toetsingskader weergegeven. Dit schema zal na detailanalyse van de aanwezige flora en fauna in het plangebied en van de geplande ingrepen verder verfijnd worden. Tabel Beoordelingscriteria voor de discipline fauna en flora Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbepaling Toetsingskader Ruimtebeslag Oppervlakte (potentieel) waardevol gebied dat verloren gaat of dat gecreëerd wordt Aantal ha Berekening oppervlakten (vegetatietypes) via GIS overlay plangebied met (geactualiseerde) biologische waarderingskaart en vastgestelde beleidsplannen Biologische Waarderingskaart, habitatkaart, ecosysteemkwetsbaar -heidskaarten, beschermingsstatuut vegetaties, soorten en gebieden Versnippering Barrièrewerking voor aanwezige fauna Kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. habitatvereisten en habitatgeschiktheid van migrerende soorten, migratiemogelijkheden, doorkruisen van bestaande ecologisch netwerk en vastgestelde beleidsplannen Ecologische karakteristieken soorten(groepen) beschermingsstatuut soorten en waterlichaam Wijziging in de (grond)waterstand Wijziging in de waterhuishouding (verdroging/vernatti ng) ter hoogte van gevoelige vegetaties Kwantitatief Expertenoordeel op basis van invloedsstraal bemaling en referentiewaarden GXG voor voorkomende vegetatietypes Ecosysteemkwetsbaar -heidskaarten, referentiewaarden GXG voor voorkomende vegetatietypes, beschermingsstatuut soorten en gebieden Wijziging in de hydrologie van een oppervlaktewaterlichaam Verstoring door wijziging in stromingspatronen en schutfrequentie Kwalitatief Expertenoordeel op basis van de evaluatie van de wijziging in ecologische kwaliteit Ecosysteemkwetsbaar -heidskaarten, beschermingsstatuut soorten en gebieden Verontreiniging Verontreiniging door wijziging in kwaliteit grond- of oppervlaktewater Kwalitatief Expertenoordeel op basis van de evaluatie van de wijziging in ecologische kwaliteit Ecosysteemkwetsbaar -heidskaarten, beschermingsstatuut soorten en gebieden Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 115

120 Mogelijk effect Criterium Schaal /eenheid Methode van effectbepaling Toetsingskader Verstoring Verstoring door geluid en trillingen Kwantitatief + kwalitatief Expertenoordeel op basis van o.a. geluid- en trillingsgevoeligheid van soorten in combinatie met beschikbare geluidscontouren (cfr. discipline Geluid) en vastgestelde beleidsplannen Ecosysteemkwetsbaar -heidskaarten, biologische waarderingskaart, beschermingsstatuut soorten en gebieden Verstoring door beweging en visuele verstoring Kwalitatief Expertenoordeel op basis van de evaluatie van de wijziging in ecologische kwaliteit Beschermingsstatuut soorten en gebieden Milderende maatregelen Indien op basis van de impactbeoordeling blijkt dat sterk negatieve effecten optreden zullen milderende maatregelen voorgesteld worden (bijvoorbeeld maatregelen gericht op de gunstige staat van instandhouding van habitats en soorten, optimaliseren van ecologische verbindingen, beperken van geluidsproductie). Er zal onderscheid gemaakt worden tussen (tijdelijke) maatregelen op plan- en projectniveau (bv. maatregelen relevant tijdens de aanlegfase). Op planniveau wordt een onderscheid gemaakt tussen maatregelen die ruimtelijk vertaald kunnen worden of die via flankerend beleid worden gerealiseerd Leemten in de kennis De effectbeoordeling zal gebaseerd worden op de meest recent beschikbare gegevens van aanwezige natuurwaarden ter hoogte van het studiegebied. In die zin zijn we afhankelijk van de monitoringsgegevens die beschikbaar worden gesteld door de beheer- en wetenschappelijke instanties. Voor een heel aantal effecten ontbreekt een wetenschappelijk onderbouwde dosiseffectrelatie. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan effecten van de wijziging in geluidsniveaus, trillingen en visuele verstoring. Daardoor worden deze effecten vooral op basis van expert judgement ingeschat Discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie Afbakening van het studiegebied Geografische afbakening Het studiegebied omvat het gebied waarin het plan wordt uitgevoerd, inbegrepen een bufferzone waarbinnen zich mogelijk effecten zullen voordoen. De omvang van die zone wordt afgeleid uit de impactzone van onder meer de discipline water (bv. grondwaterstandswijzigingen) en geluid (relevant voor de perceptieve kenmerken van het landschap). Daarnaast wordt een visuele buffer meegenomen, waarbinnen mogelijk effecten waarneembaar zullen zijn. 116 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

121 Inhoudelijke afbakening De discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie beschouwt drie aspecten die onderling met elkaar verbonden zijn: landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. Om de evolutie en samenhang van het studiegebied te illustreren, zal ook worden ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied, zijn evolutie en de onderliggende drijvende krachten. Er dient benadrukt te worden dat het betrokken studiegebied sterk verstoord is. De opeenvolgende fases van de aanleg van het Albertkanaal, de bouw van sluizen en de ontwikkeling van bedrijven en woningen hebben het oorspronkelijke landschap in de directe omgeving van het plangebied in hoge mate verstoord. Dit vertaalt zich in de afwezigheid van belangrijke landschappelijke waarden in de directe omgeving van het sluizencomplex. Op relatief korte afstand zijn er wel landschapswaarden aanwezig, waaronder beschermde kasteelparken. Ook de hoeveelheid bouwkundig erfgoed dat direct bedreigd is, is beperkt. Ook hier dient echter aandacht geschonken te worden aan waarden in de directe omgeving die mogelijk indirecte impacten kunnen ondervinden. Het gebied wordt gekenmerkt door een grote dichtheid aan gekende archeologische vindplaatsen. Dit houdt onder meer verband met de historische schijnvallei die reeds vroeg bewoning aantrok. Dit houdt in dat op plaatsen waar graafwerken voorzien zijn in onverstoorde grond, een grote kans bestaat dat er archeologische resten aanwezig zijn Methodiek voor de beschrijving van de referentiesituatie De belangrijkste gegevens die gebruikt worden binnen de discipline zijn: Literatuur. Inventaris Bouwkundig Erfgoed, de Landschapsatlas en de beschermingsbesluiten; (historisch) kaart- en beeldmateriaal; Terreinbezoek; Gegevens van andere disciplines, meer in het bijzonder Fauna en Flora, Bodem en Water Beknopte beschrijving van de referentiesituatie In het studiegebied zijn momenteel geen belangrijke ontwikkelingen gepland, die een invloed kunnen hebben op de beoordeling van de planeffecten. De huidige toestand (2015) wordt bijgevolg als referentiesituatie beschouwd. De aanleg van het Albertkanaal tussen Luik en de Antwerpse haven voor schepen tot ton is in 1930 gestart en in 1939 geopend. Vanwege de oorlog kwam de eigenlijke exploitatie pas in 1946 op gang. Om het hoogteverschil van 56 meter te overbruggen werden 6 sluiscomplexen met elk 2 sluizen gebouwd, waarvan het sluizencomplex van Wijnegem er één van is (Figuur 10-31). De capaciteit van het kanaal werd al snel bereikt en om mee te kunnen met de economische groei werd het kanaal in 1968 gemoderniseerd. Het kanaal werd verbreed tot 100 m (met uitzondering van onder de bruggen) en de nieuwe oeverranden werden versterkt. Elk sluizencomplex kreeg een duwvaartsluis, om duwvaartkonvooien met 4 bakken (9.000 ton) mogelijk te maken. In 1994 werd de duwvaartsluis in Wijnegem ingehuldigd. Tussen de Antwerpse haven en het sluizencomplex Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 117

122 van Wijnegem kon het kanaal niet verbreedt worden vanwege de aanwezige industrie op de oevers. Duwvaartkonvooien met 4 bakken moeten hier bijgevolg ontdubbelen. Figuur Sluizencomplex van Wijnegem Het plangebied is gelegen in het traditioneel landschap Land van Zoersel-Wijnegem. Het gebied wordt gekenmerkt door een vlakke en golvende topografie met een duidelijke gerichtheid van valleien, ruggen en bewoning. Het plangebied is gelegen op een rug tussen de vallei van de Zwanebeek/Wezelse beek (Klein Schijn) in het noorden en de vallei van het Groot Schijn in het zuiden. Het plangebied is volgens de Landschapsatlas voor een klein deel gelegen binnen de relictzone Vallei van de Kleine Schijn en kasteeldomeinen (R10077). Het Albertkanaal is aangeduid als lijnrelict (Figuur 10-32). Ter hoogte van het plangebied komen geen aangeduide ankerplaasten of erfgoedlandschappen voor. Binnen het plangebied zijn geen beschermde landschappen, monumenten, stads- of dorpsgezichten. Ten zuiden van het plangebied is het beschermd landschap Omgeving Jan Vlemincktoren (4.03/11050/101.1) gelegen. Binnen dit beschermd landschap is, langs de Turnhoutsebaan (N112) het beschermd monument Oorlogsmonument te Wijnegem (4.01/10000/114.3) gelegen (Figuur 10-34). Binnen het plangebied komen geen gebouwen voor die zijn opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed. Er bevinden zich desalniettemin enkele beeldbepalende gebouwen langs het Albertkanaal (zie Figuur 10-33): Jeugdaccommodatie Ahoy op de linkeroever (3) Woonblok en bedrijfsgebouw Albertkanaalbaan op de rechteroever (4) Watertoren op de linkeroever (5) Pakhuis/industriële pand met schoorsteen op de rechteroever (6) Kanaalsite Vervoordt (11) Ter hoogte van het plangebied zijn enkele archeologische vindplaatsen opgenomen in de Centrale Archeologische Inventaris (Figuur 10-35, Tabel 10-12). 118 P Kennisgeving Plan-MER Capaciteitsuitbreiding van het sluizencomplex van Wijnegem

123 Figuur Landschapsatlas Figuur Situering beeldbepalende gebouwen Technum 10 Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en beoordeling 119

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN

PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN PLAN-MER HERAANLEG VAN AUTOSNELWEGCOMPLEX 13 VAN DE E40 TE DRONGEN Kennisgeving Bijlage 1: Kaartenbundel Opdrachtgever: Vlaams Gewest, Agentschap Wegen en Verkeer Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels

KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels KAARTENBUNDEL BIJ KENNISGEVING Project MER voor het Eurostadium Brussels Opdrachtgever: Ghelamco Invest nv Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG?

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? KNOKKE Blokkersdijk Sint-Annabos E34 Charles de Costerlaan Vlietbos Middenvijver R1 Zwijndrecht Blancefloerlaan P. Coplaan Galgenweel Burchtse Weel E17 GENT Burcht Schelde WAT

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke 25 APRIL 2014. - Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES Planologisch attest Scheys beton N.V. 30/09/2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachtnemer Plan-MER-screening Planologisch attest

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT

PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT PROJECT-MER VOOR DE BOUW VAN EEN ONDERGRONDSE PARKING TER HOOGTE VAN DE KUNSTLAAN IN HASSELT Kaartenbundel bij Kennisgeving Opdrachtgever: Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Hasselt Titel Opdrachtgever

Nadere informatie

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota ZELZATE RUP EUROHAL 01.06.2018 WWW.VENECO.BE I. COLOFON Dit document is een publicatie van Gemeentebestuur Zelzate Grote Markt 1 9060 Zelzate Planid: RUP_43018_214_00006_00001 Versie Datum Omschrijving

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

Goedkeuring plan-milieueffectrapport Verbreding (modernisering) Albertkanaal tussen Wijnegem en Antwerpen nv De Scheepvaart

Goedkeuring plan-milieueffectrapport Verbreding (modernisering) Albertkanaal tussen Wijnegem en Antwerpen nv De Scheepvaart Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring plan-milieueffectrapport

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Hervergunning en verandering van een attractiepark Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022 lijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg Procesnota Dossier WIJ1022 Mei2019 Provincie: Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen bestuur van Turnhoutsebaan 422 2110 Tel. : 03/288.21.10

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 september 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Marnixdreef Lier voorlopige

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus Brussel Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus 4 1000 Brussel KENNISGEVING PLAN Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke Project TV3V nr. 4019 Juli 2010

Nadere informatie

BETREFT: plan MER screening

BETREFT: plan MER screening Vlaamse overheid Adviezen en Vergunningen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 63 2018 ANTWERPEN T 03 224 63 14 aves.ant.anb@lne.vlaanderen.be Stad Antwerpen Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 14.11.2011 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 68251 VLAAMSE OVERHEID N. 2011 2948 [C 2011/35922] 14 OKTOBER 2011. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES

HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES Definitieve versie Opdrachtgever: LNE, afd. AMNE, dienst Mer COLOFON Opdracht: Handleiding participatie in het m.e.r.-proces Definitieve versie Opdrachtgever:

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024 Gemeente Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans Procesnota Dossier WIJ1024 Mei 2019 Provincie: Gemeente Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen Gemeentebestuur van Turnhoutsebaan

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE

Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan VILVOORDE Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant Luchthavenlaan 4 1800 VILVOORDE KENNISGEVING PLAN-MILIEUEFFECTRAPPORT Aanleg van een nieuw complex op de A4/E411 ter hoogte van de Brabandtlaan

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN. Kennisgeving

PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN. Kennisgeving PLAN-MER PRUP SITE RUIEN TE KLUISBERGEN Kennisgeving Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen Datum: 15 december 2016 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachthouder Contactpersoon opdrachthouder

Nadere informatie

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax (02)553 80 75 www.mervlaanderen.be Verzoek tot ontheffing van

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Procesnota Gemeentebestuur Beveren Stationsstraat 2 9120 Beveren Gaspar Bosteels Ruimtelijk

Nadere informatie

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 RUP Decof Procesnota Fase: Startnota Mei 2017 Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 Opgemaakt door: Pieter Himpe, ruimtelijk planner Nagekeken door: Joachim D eigens, ruimtelijk planner RUP Decof : Procesnota

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer:

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Plan-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig?

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Art. 4.1.1, 1, 4 DABM 3 cumulatieve voorwaarden Opstellen en/of vaststellen voorgeschreven op grond van decretale of bestuursrechtelijke bepalingen

Nadere informatie

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Toelichting van de inspraakprocedure voor de realisatie van de projectgebieden van het Sigmaplan. weg van water uitvoeringsplan.indd 1 15/06/2009

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Tijdelijke Vennootschap 3V ARCADIS Gedas GRONTMIJ TECHNUM 2018 ANTWERPEN. Plantin en Moretuslei 220, bus 7, November 2007

Tijdelijke Vennootschap 3V ARCADIS Gedas GRONTMIJ TECHNUM 2018 ANTWERPEN. Plantin en Moretuslei 220, bus 7, November 2007 Tijdelijke Vennootschap 3V ARCADIS Gedas GRONTMIJ TECHNUM Plantin en Moretuslei 220, bus 7, 2018 ANTWERPEN KENNISGEVING PLAN-MER HERINRICHTING N26 NIEUWE MECHELSESTEENWEG EN AANLEG OP- EN AFRIT MET AUTOSTRADE

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

RUP Oude Dokken Gent

RUP Oude Dokken Gent Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Eurostadium Brussels

Eurostadium Brussels Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

VR DOC.0003/2

VR DOC.0003/2 VR 2019 1101 DOC.0003/2 Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke

Nadere informatie

leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40

leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40 leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40 WelkoM Hallo, Deze leeswijzer begeleidt u doorheen de kennisgevingsnota van het milieueffectenrapport voor de ontsluiting Haspengouw

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 59.744/1/V van 10 augustus 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 5 april 1995

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Havenontwikkeling linkerscheldeoever Bijlage VIb: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en

Nadere informatie

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Milieueffectrapportage Graaf

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT Aanvullende nota screeningsnota PRUP Regionaal bedrijf Waeyaert - Vermeersch - Kortemark PROVINCIE WEST-VLAANDEREN Dienst Ruimtelijke Planning AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HECHTEL-EKSEL KAARTENBUNDEL

RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HECHTEL-EKSEL KAARTENBUNDEL Provincie Limburg Arrondissement Maaseik Gemeente Hechtel-Eksel RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HECHTEL-EKSEL KAARTENBUNDEL november 2006 Gemeente Hechtel-Eksel Don Boscostraat 5 3940 Hechtel-Eksel Tel: (011)

Nadere informatie

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem 06426 Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem mei 2019 procesnota - fase startnota plan.id. RUP_37011_214_00009_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be

Nadere informatie

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Rondzendbrief VLBR-RO/2014-01

Rondzendbrief VLBR-RO/2014-01 Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 1. Inhoud van deze rondzendbrief Naar aanleiding van het wijzigingsdecreet van 25 april 2014 werd deze rondzendbrief opgemaakt. Het specifiek goedkeuringstoezicht

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakeningslijn Heist-op-den-

Nadere informatie

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ PROCESNOTA 1 inleiding 2 planningsproces geïntegreerd planningsproces maand De Vlaamse Regering bekrachtigde op 1 juli 2016 het decreet waardoor de planmilieueffectrapportage en andere effectbeoordelingen

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Ontheffing van MER-plicht

Ontheffing van MER-plicht Ontheffing van MER-plicht Administratie ontvangt een gemotiveerd verzoekschrift tot ontheffing Mogelijke grensoverschrijdende effecten? Administratie bezorgt info aan verdragspartij (art.4.3.3 5) Max.

Nadere informatie

Betreft: Advies over de planmer-screening met betrekking tot wijziging RUP zonevreemd bedrijf Nieuwmoer te Kalmthout Aanvrager: gemeente Kalmthout

Betreft: Advies over de planmer-screening met betrekking tot wijziging RUP zonevreemd bedrijf Nieuwmoer te Kalmthout Aanvrager: gemeente Kalmthout Vlaamse Overheid Koning Albert II laan 20 bus 16 1000 BRUSSEL T 02 214 21 11 F 02 553 21 05 www.vmm.be Urbis et Terra Schaffensestraat 3 3290 DIEST uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen 2/2/2017

Nadere informatie

Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018

Gemeente Schilde RUP De Vogelenzang  Procesnota Juli 2018 Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018 COLOFON Opdracht: RUP De Vogelenzang Opdrachtgever: Gemeente Schilde Ruimtelijke Ordening Brasschaatsebaan 30 2970 Schilde Opdrachthouder: Antea

Nadere informatie

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig?

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? SCHEMA GEEN PLANMER GEEN PLAN-MER Fase 1: DEFINITIE? Neen Ja Fase 2: TOEPASSINGSGEBIED? Neen Ja Fase 3: VAN RECHTSWEGE? Neen Ja SCREENING PLAN-MER

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING

PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING TOELICHTING BIJ DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING EN DE UITVOERINGSBESLUITEN Veerle Strosse en Tom Van Rensbergen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Bijlage VIc: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en Kieldrecht 1 Doelstelling

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012

college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 16 november 2012 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Patrick Janssens,

Nadere informatie

Initiatiefnemer: Provinciebestuur Vlaams-Brabant. Dienst Ruimtelijke Ordening Provincieplein 1 3010 Leuven. 15 juli 2011 PLIR-0008-GK

Initiatiefnemer: Provinciebestuur Vlaams-Brabant. Dienst Ruimtelijke Ordening Provincieplein 1 3010 Leuven. 15 juli 2011 PLIR-0008-GK Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring van de

Nadere informatie

PITTEM RUP DE POSTERIJ

PITTEM RUP DE POSTERIJ 06008 PITTEM RUP DE POSTERIJ DECEMBER 2018 procesnota plan.id. RUP_37011_2.14_00010_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E info@wvi.be datum aanpassing fase algemeen

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

M. e.r.-screening

M. e.r.-screening RUP Nanove gedeeltelijke herziening 1. O VERLEG EN INSPRAAK 1. 1. M. e.r.-screening Dossiernummer SCRPL15 1.1.1. Advies dienst MER De dienst MER formuleerde in zijn contact op 3/3/15 een aantal opmerkingen

Nadere informatie

VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING. 1 Provincie Antwerpen Dienst Ruimtelijke Planning

VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING. 1 Provincie Antwerpen Dienst Ruimtelijke Planning RUP KLEINHANDELSZONE VEJA VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING Adviesinstanties en uitgebrachte adviezen Het verzoek tot Raadpleging voor het RUP in het kader van de planmer screening werd op 8

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit De gemeenteraad Ontwerpbesluit OPSCHRIFT Vergadering van 25 januari 2016 Besluit nummer: 2016_GR_00029 Onderwerp: Definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP nr. 164 Wonen

Nadere informatie

Informatiemoment PRUP Camping Ter Hoeve (De Panne) Infomoment 6 februari 2019

Informatiemoment PRUP Camping Ter Hoeve (De Panne) Infomoment 6 februari 2019 Informatiemoment PRUP Camping Ter Hoeve (De Panne) Infomoment 6 februari 2019 Algemeen - Wat is een Provinciaal Ruimtelijk UitvoeringsPlan (PRUP)? - een plan dat een bepaalde bestemming vastlegt waardoor

Nadere informatie

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING, Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 17 april 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 17 april 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 17 april 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Oude

Nadere informatie

Hengelhoef informatievergadering 5 december 2013

Hengelhoef informatievergadering 5 december 2013 Hengelhoef informatievergadering 5 december 2013 WELKOMSTWOORD Roger Vanotterdijk schepen ruimtelijke ordening 1 INLEIDING Mat Steyvers 2 programma CONTEXT EN DOELSTELLINGEN Inge Moors & Igor Philtjens,

Nadere informatie

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent Het Gentse stadsbestuur maakt een thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op, het RUP Stedelijk Wonen. Daarmee wil de Stad stedenbouwkundige problemen

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 8 januari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Goedkeuring plan-milieueffectrapport voor het Geïntegreerd Kustveiligheidsplan

Goedkeuring plan-milieueffectrapport voor het Geïntegreerd Kustveiligheidsplan Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring plan-milieueffectrapport

Nadere informatie

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST + KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu

Nadere informatie

Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015

Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015 PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015 Gezien en voorlopig vastgesteld door de provincieraad in vergadering van.. op bevel, De Provinciegriffier

Nadere informatie

In kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage werden op basis van een lijst aangeleverd door de dienst MER volgende instanties geraadpleegd:

In kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage werden op basis van een lijst aangeleverd door de dienst MER volgende instanties geraadpleegd: N o t a b e t r e f f e n d e d e b e h a n d e l i n g v a n d e a d v i e z e n i n k a d e r v a n h e t o n d e r z o e k t o t m i l i e u e f f e c t r a p p o r t a g e v a n h e t R U P O p s p

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage

Richtlijnen milieueffectrapportage Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Richtlijnen milieueffectrapportage Uitbreiding

Nadere informatie