De mathematisering van de Ideeën In de blog: Porphyrios ma, 4 juni 2012

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De mathematisering van de Ideeën In de blog: Porphyrios ma, 4 juni 2012"

Transcriptie

1 De mathematisering van de Ideeën In de blog: Porphyrios ma, 4 juni 2012 De mathematisering van de Ideeën Een onderzoek naar de invloed van wiskunde en pythagoreïsme in Plato s metafysische ontwikkeling 1. Inleiding In opmerkelijke tegenstelling tot de traditionele Plato-interpretatie binnen de Academie zelf, is de rol van pythagoreïsme en wiskunde bij hedendaagse (of laat-moderne) interpretaties van Plato s filosofie vaak onderbelicht ten gunste van een beeld van Plato s ontwikkeling in termen van de invloed van met name Socrates, Heraclitus en Parmenides met in de late dialogen (hooguit) een wijziging van de metafysica en methodologie in de richting van Aristoteles classificaties. Dit beeld heeft met name Aristoteles opvallend pythagoreske beschrijving van Plato s (latere) leer (welke leer hij daarbij overigens fel bestreed) in met name Boek A van Metafysica problematisch gemaakt, hetgeen in de 20ste eeuw tot een verwoede controverse over Plato s echte metafysica heeft geleid tussen met name aanhangers en tegenstanders van een ongeschreven leer die Plato zou hebben onderwezen. In dit paper zal ik de methodologische en metafysische ontwikkeling in de dialogen van Plato onderzoeken, met daarbij bijzondere aandacht voor de invloed van wiskunde en pythagoreïsme, teneinde met name de latere metafysica van Plato te verhelderen en de vraag te kunnen beantwoorden of Aristoteles beschrijving van Plato s leer overeenkomt met wat in de (latere) dialogen kan worden aangetroffen en daarmee de controverse tussen de esoteristen en anti-esoteristen kan worden beslecht. Daartoe zal ik eerst Aristoteles beschrijving van Plato s leer bespreken. Vervolgens zal ik de ontwikkeling van Plato s leer in de dialogen schetsen voor wat betreft de ten behoeve van het onderzoek relevante aspecten. Ten slotte zal ik de standpunten ten aanzien van het esoterisme-debat schetsen en daarin mijn positie bepalen. 1. Plato s metafysica volgens Aristoteles De passage van Aristoteles die zoveel verwarring omtrent Plato s leer heeft veroorzaakt, is deel 6 van Boek A van Metafysica. Dit deel beschrijft Plato s leer en volgt het deel waarin de leer van de pythagoreërs en de Eleaten is behandeld. De eerste zin (987a29-31) luidt: After the systems we have named came the philosophy of Plato, which in most aspects followed thes In wat volgt wordt duidelijk dat Aristoteles met de Italianen de pythagoreërs bedoelt, want de rest van het deel bestaat voornamelijk uit een vergelijking tussen de leer van Plato en de pythagoreërs waaruit tot verbijstering van menigeen blijkt dat de verschillen bijzonder klein zijn.[2] Na een korte uitleg hoe en waarom Plato zijn Vormenleer ontwikkelde, stelt Aristoteles in 987b11-14 simpelweg dat Plato slechts de naam veranderde in vergelijking met het pythagoreïsme: Only the name participation was new; for the Pythagoreans say that things exist by imitation o Hier suggereert Aristoteles bovendien dat getallen en Vormen identiek zijn voor Plato, maar in de zin eropvolgend (987b14-18) schrijft hij Plato de volgende onderscheiding toe: Further, besides sensible things and Forms he says there are the objects of mathematics, which oc Iets verderop in 987b27-31 benadrukt hij hiermee tot tweemaal toe het verschil met de pythagoreërs: waar deze laatsten beweerden dat de dingen de getallen zijn, vat Plato de getallen gescheiden van de zintuiglijke dingen op. Volgens Gaiser ontwikkelde Plato s filosofie zich in de richting van een mathematisering van de ontologie doordat de bemiddelende rol van de wiskundige objecten hem in staat stelde om de gehele werkelijkheid te structureren vanuit de (later te bespreken) twee beginselen van het Ene (hen) en de Onbepaalde Tweeheid (aoristos duas) alsmede een structurele overgang te construeren tussen de Vormen en de dingen op grond van een beslissende analogie tussen mathematische dimensionaliteit en de zijnsstructuur in de vorm van (Vorm)getal of eenheid (monas), lijn, vlak en lichaam.[3] Inderdaad lijkt Plato dit idee (ten dele) toe te passen in Timaeus, waar in 53c e.v. de zintuiglijke dingen worden opgebouwd uit meetkundige figuren. Oosthoek vermeldt dat Aristoteles meedeelt dat de Academie de pythagoreërs navolgde in hun pogingen meetkundige figuren uit getallen te verklaren, waarbij Oosthoek de twee door Sextus Empiricus beschreven theorieën op dit gebied beschrijft.[4] Volgens de oudere pythagoreërs zouden de getallen voortkomen uit de eenheid (monas) en de onbepaalde twee en zou het punt als beginsel met de één, de lijn met de twee, de driehoek met de drie en de piramide met de vier overeenkomen. Volgens anderen zou het punt als beginsel volstaan als grondbeginsel van de meetkundige figuren. Oosthoek suggereert dat Speusippus mogelijk de tweede theorie aanhing, Xenocrates mogelijk de eerste, maar durft zich niet uit te laten over Plato. Ook Aristoteles achtte overigens rekenkunde algemener (meer slechts betrekking hebbend op de eerste principes) en daarmee exacter (akribês) dan de meetkunde:[5] dat de Griekse wiskunde vooral uit meetkunde bestond had vooral te maken met het feit dat men de aritmetica niet streng deductief kon bedrijven vanwege het probleem van de irrationale getallen die het getalbegrip van de oude Grieken (natuurlijke getallen en hun verhoudingen) te boven gingen.[6] Dit was tevens een metafysisch probleem voor de pythagoreërs omdat zij alles wilden reduceren tot getal, maar blijkbaar dus ook voor Plato s Academie. Eén belangrijk verschil tussen Plato en de pythagoreërs lijkt evenwel te zijn dat Plato geen getalsymboliek of -mystiek bedreef (zoals de opvatting dat het getal 4 = rechtvaardigheid of een verering van de tetraktys), maar een meer logisch-wetenschappelijke afleiding zocht. Vervolgens introduceert en beschrijft Aristoteles in 987b18-27 de twee beginselen die Plato zou hebben aangenomen: Since the Forms were the causes of all other things, he thought their elements were the elements But he agreed with the Pythagoreans in saying that the One is substance and not a predicate of some Even later komt Aristoteles tot een conclusie (988a8-17) waarbij we echter ook nieuwe dingen leren: Plato, then, declared himself thus on the points in question; it is evident from what has been said Elders in zijn werk zegt Aristoteles vergelijkbare dingen over Plato s leer, waarbij nog met name van belang zijn de passages 991b9-10 van Boek A of 1086a10-11 van Boek M, waarin de Vormen uitdrukkelijk met getallen worden geïdentificeerd, en 1091a36-b3 en b13-15 van Boek N waarin het Ene met het Goede wordt geïdentificeerd. Ook onderscheidt Aristoteles in Boek M 1078b9-12 de oorspronkelijke Vormenleer zonder verbinding met de aard van de getallen van een latere versie waarin die verbinding wel is gelegd, waarmee hij in Plato s ontwikkeling een wijziging van de Vormenleer suggereert welke heeft geresulteerd in de versie die hij in Boek A heeft beschreven. Boek A vervolgt met maar liefst 23 bezwaren tegen Plato s Vormenleer (grotendeels herhaald in boek M), waarvan het merendeel is gericht tegen de aan Plato toegeschreven getallenmetafysica. Aristoteles kritiek is met name gericht op het door Plato gestelde gescheiden of onafhankelijke

2 bestaan van de Vormen en getallen en in 1091b a10 van Boek N vult hij dit aan met kritiek op de gelijkstelling van het Goede met de grondslag van de getallen. Plato s latere metafysica wordt in de beschrijving van Aristoteles dus gekenmerkt door enerzijds het beginsel van het Grote en Kleine (de Dyade), dat het onbegrensde en het kwaad voortbrengt, en anderzijds het beginsel van het Ene, dat de ousia van Vormen en het goede voortbrengt, naar men mag aannemen door middel van begrenzing: participatie van de Dyade in het Ene brengt de getallen en de Vormen voort, participatie van de Dyade in de Vormen de zintuiglijke dingen.[8] Reeds dit basisschema laat veel pythagorese elementen zien. Ik wijs daartoe in de eerste plaats op de pythagorese tegenstellingen van grens en onbegrensd, één en veelheid, goed en kwaad als beginselen van alles wat er is en de pythagorese opvatting dat het getal voortkomt uit het ene.[9] Een uitgebreidere maar controversiëlere bron voor de relevante opvattingen van de pythagoreërs levert Sextus Empiricus in Adversus Mathematikos X, : al heeft Sextus Empericus het uitdrukkelijk over pythagoreërs, geloven onder meer de esoteristen Gaiser en Krämer dat hier Plato s ongeschreven leer wordt uiteengezet. Deze leer zich als volgt samenvatten. De twee beginselen eenheid (monas) en de onbepaalde tweeheid (aoristas duas) brengen de getallen voort doordat het ene een grens stelt en de onbepaalde tweeheid een onbepaalde hoeveelheid voortbrengt. Boven deze beginselen staat de één (hen) omdat deze door middel van de identiteit (autotês) met zichzelf als eenheid (monas) wordt gedacht en aan zichzelf toegevoegd op grond van de andersheid (heterotês) de onbepaalde twee voortbrengt. De eenheid en onbepaalde twee brengen de dingen voort waarvan er drie soorten zijn: wat op zichzelf bestaat (en dat op grond van verschil wordt gedacht), wat als tegenstelling bestaat en wat ten opzichte (pros ti) van elkaar bestaat. De tegenstellingen kunnen worden samengevat onder die van gelijk (een product van de eenheid) en ongelijk (een product van de onbepaalde twee), de relatieve paren onder overschot en tekort (een product van de onbepaalde twee) dat een midden (meson) kent waarin de leden van het relatieve paar verdwijnen.[10] 1. De vroege dialogen: wiskunde als paradigmatische technê Tot en met Gorgias toont Plato zich de leerling van Socrates die trouw de elenctische methode van zijn leermeester hanteert in de hoop definities van ethische begrippen te vinden (en waarbij de dialoogvorm de methode in de praktijk laat zien waarbij Socrates de overtuigingen van zijn gesprekspartners en via hen die van hemzelf grondig onderzoekt en weerlegt). Maar Plato lijkt geen genoegen te willen nemen met de doorgaans aporetische uitkomst en de daaraan verbonden wijsheid dat hij ten minste weet dat hij niets weet.[11] Aristoteles schrijft in Boek A, 987a32-987b1, van Metafysica dat Plato de heraclitische opvatting overnam dat van zintuiglijke objecten geen kennis mogelijk is omdat deze voortdurend in beweging zijn[12] en reeds in de vroege dialogen richt Plato zijn blik op de wiskunde als paradigmatisch voorbeeld van epistemologische helderheid, stabiliteit en betrouwbaarheid en dus van kennis (technê). Zo maakt Plato in de Euthyphro 7b6-7d5 een scherp onderscheid tussen moraal, waarover een meningsverschil vaak niet kan worden opgelost, en getal (arithmos), waarover elk meningsverschil eenvoudig kan worden opgelost door middel van berekening (logismon).[13] In Ion 531d12-e4, Charmides 166a3-7, Georgias 451ba7-c5 en indirect ook in Laches 192d-193d wordt wiskunde opgevoerd als een paradigmatische vorm van technê, die hierdoor wordt gekenmerkt dat het een duidelijk afgebakend onderwerp heeft. Zo ook wordt in Politeia 522c5-9 gesteld dat elke technê en epistêmê in arithmos moet participeren, hetgeen volgens Roochnik in ruime zin kan worden opgevat dat zij net als de wiskundige disciplines een duidelijk afgebakend onderzoeksonderwerp moeten hebben dat hen helderheid en autoriteit verleent.[14] Dit idee van begrenzing of bepaling als noodzakelijke voorwaarde voor kennis, doet sterk denken aan de opvatting van de pythagoreër Philolaus: For there will not even be an object of apprehension at all if everything is indeterminate. And indeed all objects of apprehension have arithmos, for it is not possible for us to think of or a Kennis vereist dus bepaaldheid (het kunnen onderscheiden van dit en dat ) en die bepaaldheid wordt door het getal bewerkstelligd.[16] Niet alleen is wiskunde in de vroege dialogen een toonbeeld van nastrevenswaardige technê, in de Gorgias legt Plato tevens expliciet een verband tussen het moreel goede en wiskunde. In de dialoog meent Callicles dat juist leven impliceert dat de verlangens zo groot mogelijk zijn en niet worden ingeperkt (492a1-3), waarop Socrates hem wijst op de meetkundige orde van de kosmos en wijt hij in 508a Callicles gebrek aan zelfbeheersing (pleonexia) aan diens negeren van de meetkunde: it has escaped you that geometrical equality has great power among both gods and men; you go in fo Hier treedt wiskunde zelfs niet slechts op als een (pedagogisch) instrument om de ziel van het zintuiglijke en pleonexia af te keren en naar het rationele en het goede toe te richten, maar is wiskundige gelijkheid verheven tot de maat aller dingen. In scherp contrast met Socrates, die wiskundige studie volgens Xenophon juist uitdrukkelijk afwees, had Plato zich inmiddels de wiskundige kennis van zijn tijd eigen gemaakt, zoals Hippias Major 303b-c reeds laat zien omdat alleen een wiskundige (zoals Hippias) het daar gehanteerde voorbeeld dat gebruik maakt van irrationale lengtes begrijpt. Dat de wiskunde sinds Gorgias een dominante plaats is gaan innemen in Plato s denken is waarschijnlijk het gevolg van een ontmoeting met pythagoreërs op Syracuse die plaats had gevonden kort voordat Plato Gorgias schreef, waarbij met name Archytas grote indruk op Plato moet hebben gemaakt, niet alleen omdat deze een briljant wiskundige was maar in opvallend contrast met Socrates op zowel politiek als metafysisch gebied uiterst succesvol was.[17] 1. De middendialogen: wiskunde als epistêmê De breuk met Socrates krijgt zijn eerste uitdrukkelijke vorm in de Meno, waarin Plato Meno de elenctische methode van Socrates laat bekritiseren.[18] Als antwoord op Meno s paradox laat Plato Socrates de leer van de wederherinnering (anamnêsis) formuleren dat met een meetkundig voorbeeld wordt gedemonstreerd. Sommigen vatten dit voorbeeld op als schoolvoorbeeld van Socrates elenchos-methode, maar ik denk dat het een nieuwe methode is. De elenctische methode leidt immers slechts tot onderzoek en weerlegging van gegeven opvattingen en zo meestal tot aporie, terwijl de anamnêsis-methode de ziel wil zuiveren van de door ervaring opgedane valse meningen om zo toegang te krijgen tot de ware a priori-kennis. Met louter de elenchos-methode zou de slaaf de juiste oplossing van het meetkundige probleem nooit hebben kunnen vinden omdat de oplossing niet in een te geven rationaal getal zit, zodat die methode (opnieuw) slechts tot aporie zou hebben geleid: de slaaf vindt de oplossing doordat Socrates zijn aandacht op de diagonaal van het gegeven vierkant vestigt waarmee hij zijn in het leven opgedane meningen loslaat ten gunste van echte kennis die buiten de ervaring ligt. Niet alleen lost de nieuwe methode Meno s paradox op, het wijst ook vooruit naar de Vormenleer van de klassieke middenperiode. De combinatie van een meetkundig voorbeeld om de nieuwe methode om tot kennis te komen te demonstreren en de typisch pythagorese opvatting van wedergeboorte, waarmee de leer van anamnêsis is verbonden, lijkt sterk te wijzen naar een pythagorese bron die Plato in Meno tot zijn nieuwe methode inspireert. Bovendien introduceert Plato in Meno de eveneens aan de meetkunde ontleende methode van de hypothese.[19] De hypothese wijkt af van de socratische methode omdat deze laatste vereist dat de spreker alleen opvattingen naar voren brengt waar hij oprecht in gelooft terwijl dit bij de hypothese uitdrukkelijk niet het geval is. In Phaedo wordt de hypothese-methode uitgebreid doordat daar niet alleen de noodzakelijk voorwaarden van de hypothese moeten worden getoetst op grond van de consistentie van haar consequenties, maar ook de voldoende voorwaarden moeten worden gegeven door telkens een hogere hypothese te geven ( whichever higher assumption seems best to you ) totdat men niet hoger kan of hoeft te gaan (en in Politeia 510b-511d tot een niet-hypothetisch principe is bereikt). Hiermee is de elenctische methode ingeruild voor de demonstratieve, op axioma s gestoelde, methode van de meetkunde.[20] De hypothese-methode zal onder meer Politeia, Parmenides en Theaetetus domineren.[21] Met de zo gevormde hypothese-methode wijzigt ook de ontologie: Vormen worden kenbaar door middel van hun relaties tot elkaar die door de (discursieve) rede worden ontdekt. En met de Lijn van Politeia creëert Plato zelfs een hiërarchie van Vormen.[22] Maar daarmee is ook het filosofisch onderzoek naar het goede elitair en de ideale samenleving hiërarchisch geworden. Tegen de tijd dat Plato de middenboeken van de Politeia had geschreven moet hij worden geacht zich zelf intensief in de wiskunde te hebben bekwaamd en zich met (vooraanstaande) wiskundigen te hebben omringd, waarbij hij in die kring ook als richtinggevend in het onderzoek heeft opgetreden.[23] Opnieuw in scherp contrast met zijn leraar Socrates die filosofisch onderzoek door iedereen bepleitte,[24] was Plato in zijn klassieke middenperiode ervan overtuigd geraakt dat filosofisch onderzoek naar het goede slechts ondernomen dient te worden door een enkeling na een langdurige studie

3 van de wiskunde in Boek 7 518b-531b en 537b-d schrijft Plato een tienjarig lesprogramma, bestaande uit louter wiskunde, voor aan toekomstige heersers omdat wiskunde de ziel naar het zijn (het onveranderlijke) in plaats van het worden (het veranderlijke) keert hetgeen de basis vormt voor kennis van het goede.[25] Reeds in de Meno 98b-c had de Platoonse Socrates afstand genomen van Socrates meer historisch-authentieke standpunt dat kennis of zelfonderzoek is vereist om goed te handelen, zodat het filosofisch onderzoek ook veilig uitsluitend door een elite kan worden verricht. Maar tegelijkertijd wordt in Politeia wiskunde, die met zintuiglijke beelden werkt en hypothetisch is, gescheiden van dialectiek die louter met Ideeën werkt en een non-hypothetisch startpunt bereikt. Daarbij herhaalt de Politeia een zekere relatie tussen wiskundigen en dialectici die reeds in Euthydemus was geformuleerd: wiskundigen leggen de werkelijkheid bloot, maar alleen dialectici kunnen die kennis op juiste wijze gebruiken.[26] Het gaat Plato dan ook niet slechts om een adequate beschrijving van de wereld te kunnen geven, maar hij blijft trouw aan Socrates in de zin dat de filosofie moet leiden tot een ethisch inzicht en een goed leven. Niet alleen moet de dialecticus de (wiskundige) wetenschappen funderen in een non-hypothetisch beginsel van alles zodat ze niet slechts een droom blijven, hij moet die kennis ook toepassen om het goede te bewerkstelligen (in de Politeia moet hij zo als filosoof-koning op grond van die kennis een goede samenleving bewerkstelligen). Daarvoor is de wetenschap onontbeerlijk omdat alles wat bestaat is gemodelleerd naar het beginsel van het goede (dat daarmee voorbij het zijnde ligt): de wiskunde legt de structuur en ordening van de dingen bloot maar alleen de dialecticus heeft het inzicht dat deze ordening een goede ordening is en het model levert voor het goede menselijk handelen. Inzicht in het beginsel van alles is dan ook waarschijnlijk het metafysisch inzicht dat deze wereld de beste van alle mogelijke werelden is[27] en er is dan ook veel voor te zeggen om de Idee van het Goede van de Zon-metafoor in verbinding te brengen met het beginsel van alles van de Lijn-metafoor: niet alleen hebben de dingen hun (noodzakelijke en voldoende) oorzaak in de (volmaakte) Ideeën, maar ook het geheel van wat er is is volmaakt of ideaal, hetgeen niet door de rede gevat kan worden maar slechts het intellect kan inzien. Zoals het goede alles tot een samenhangende eenheid brengt, kan alleen het intellect die eenheid vatten.[28] 1. Parmenides : een overgangsdialoog In Parmenides laat Plato een oude Parmenides een aantal kritiekpunten leveren op de klassieke Ideeënleer die wordt vertegenwoordigd door een jonge Socrates.[29] Net als Parmenides absolute Ene zijn de Ideeën van Plato absoluut, één, volmaakt, onveranderlijk, buiten tijd en ruimte en datgene wat werkelijk (ten volle) bestaat en gekend kan worden. Maar anders dan Parmenides hanteert Plato eindeloos veel onveranderlijke zijnden en kent Plato aan de zintuiglijke dingen een zekere mate van werkelijkheid toe bij wijze van afbeelding van of participatie in de Vormen. De argumenten die Parmenides in het eerste deel van de dialoog tegen de Vormenleer geeft, betreffen in feite alle aspecten van de relatie tussen Vormen en dingen: het probleem van de participatie van het afstotelijke en het vele in Vormen die volmaakt en één zijn, de rol van Vormen als de oorzaak en paradigma van de dingen (dat leidt tot een oneindige regressie) en ten slotte the greatest of all [difficulties] (133a) dat als de Vormen absoluut zijn en dus van de dingen gescheiden we de Vormen niet kunnen kennen. Toch zijn er onveranderlijke Vormen nodig, betoogt Parmenides, want anders heeft de mens nothing upon which to fix his thought (135b9) en the power of dialectic will be totally destroyed (135c2). Hiermee wordt gesuggereerd dat de Vormenleer in gewijzigde vorm gehandhaafd moet blijven en wat er moet worden gewijzigd is in feite ook al duidelijk gemaakt: nadat in het begin van de dialoog waarin Socrates zijn Vormenleer uiteenzet telkens de absoluutheid van Vormen is benadrukt, benadrukt Parmenides aan het einde van het eerste deel dat het grootste probleem precies die typisch Eleatische absoluutheid van de Vormen is.[30] De methode die Parmenides dan in 135c-136c geeft om het probleem op te lossen is een aanvulling op de hypothese-methode van de middenperiode: niet alleen de consequenties van de hypothese dat iets bestaat moet worden onderzocht maar ook de consequenties van de hypothese dat het ding niet bestaat. Dit laatste is een methode die als reductio ad absurdum in de wiskunde vaak wordt gebruikt, al refereert Parmenides in de dialoog in 135e1 aan de reductio ad absurdum van Zeno s argumentatie tegen het vele (en op zichzelf lijkt het wat op de elenchos-methode die nu wordt gecombineerd met de hypothese dat iets wel bestaat). Vervolgens analyseert Parmenides de gevolgen van de hypothese dat het Ene bestaat voor 1) het Ene in relatie tot zichzelf 2) het Ene in relatie tot het andere 3) het andere in relatie tot het Ene 4) het andere in relatie tot het andere, en de gevolgen van de hypothese dat het Ene niet bestaat voor 5) het Ene in relatie tot het andere 6) het Ene in relatie tot zichzelf 7) het andere in relatie tot het Ene 8) het andere in relatie tot het andere. Uit de resultaten blijkt dat als de Vormen en de dingen slechts in relatie tot zichzelf bestaan, zowel de Vormen als de dingen volstrekt onkenbaar zijn (waarmee het grootste probleem van het eerste deel wordt bevestigd en uitgebreid). Bovendien is het Ene dat bestaat ononderscheidbaar van het Ene dat niet bestaat, hetgeen ook aan het slot in 166c wordt bevestigd, en is het bestaan van het Ene op zichzelf net zo ondenkbaar als het niet bestaan van het Ene op zichzelf: de grondregels van Parmenides metafysica, waarbij wat is niet niet kan zijn en denken en zijn hetzelfde zijn, zijn zo ondermijnd. Voorts is de argumentatie van de hypothese 1 één grote weerlegging van Parmenides ontologie: alle kenmerken die Parmenides aan het absolute Ene toeschrijft worden in het argument ontkend, inclusief het Zijn en de kenbaarheid ervan (141e-142a).[31] Tegelijkertijd ondersteunt de argumentatie van hypothese 2, waarbij het Ene in relatie tot het andere wordt onderzocht, juist de ontologie van de pythagoreërs: het Ene genereert een onbepaalde veelheid (apeiron plêthos) (143a) die door middel van de rekenkundige operaties, dat is participatie in het Ene, de reeks getallen voortbrengt (143e-144a) die op hun beurt de dingen voortbrengen (144a-b) alsmede het begrensde (peras) doordat het geheel van het Ene en de eenheden van haar (onbepaald veel) delen begrensd zijn (144e-145a).[32] En indien het Ene begrensd is, heeft het een begin, een midden en een einde (145a-b2) welke triade ongetwijfeld niet toevallig volgens de pythagoreërs het fundament vormt van alle dingen in de wereld.[33] Waar bovendien het Eleatische Ene van hypothese 1 tot een negatief resultaat leidt, namelijk dat dit Ene niet bestaat en onkenbaar is, leidt het pythagorese Ene van hypothese 2 tot een positief resultaat: dit Ene bestaat en is kenbaar (155d). Meer in het algemeen leren de conclusies van de verschillende hypotheses dat al het zijnde, zowel het Ene of bepaalde (de Vorm) als het vele of onbepaalde (de dingen), slechts kan bestaan in relatie met het andere en dat elk zijnde zowel één als veel is.[34] Parmenides is aldus een overgangsdialoog die zich ontdoet van de meer Eleatische ontologie van de middenperiode en die de meer pythagorese ontologie van de late periode inluidt. Daarbij kunnen met name in hypothese 2 tevens reeds elementen van Aristoteles beschrijving van Plato s leer in Boek A van de Metafysica worden aangetroffen, in het bijzonder dat de getallen voortkomen uit de participatie van het onbegrensde in het Ene dat begrenzing is en dat de getallen de dingen mogelijk maken. Dat de Dyade waar Aristoteles over spreekt wel moet verwijzen naar de apeiron plêthos waarover Plato in Parmenides spreekt, blijkt ook uit de uitzondering die Aristoteles noemt in de generatie van getallen: and his making the other entity besides the One a dyad was due to the belief that the numbers, except those which were prime, could be neatly produced out of the dyad as out of some plastic material (987b33-34). Inderdaad kan het vermenigvuldigen van de even en oneven getallen die Plato in hypothese 2 opvoert om de getallen te genereren niet de priemgetallen genereren.[35] Dat Plato zijn ontologie ten gunste van een meer pythagorese leer wijzigde, heeft waarschijnlijk zijn oorzaak niet slechts in een ongenoegen met het Eleatisch absolutisme (dat vele problemen meebrengt volgens Parmenides in 135a) of in een partij kiezen voor de pythagoreërs in de filosofische strijd tussen de twee Italiaanse scholen waar Plato mee in aanraking kwam ten tijde van zijn politieke avonturen in Sicilië, maar ook met een ontwikkeling in de wiskunde waarmee een oud probleem van de pythagoreërs, namelijk die van de incommensurabele grootheden, werd opgelost door nota bene het Academielid Eudoxus van Knidos ten tijde van Parmenides.[36] Dat dit probleem ook Plato en de Academie intensief bezighield, blijkt wel uit het feit dat Plato in zijn dialogen herhaaldelijk naar dit probleem verwijst[37] en dat de twee grootste wiskundigen van de Academie, Theaetetus en Eudoxus, met name op dit terrein baanbrekend werk hebben verricht.[38] De oplossing van Eudoxus bestond in een definitie van de gelijkheid van twee verhoudingen, waarbij het niet uitmaakt of die verhoudingen commensurabel zijn, en komt in de meer moderne terminologie van Dedekind erop neer dat elk getal, ongeacht of deze rationaal of irrationaal is, kan worden gedefinieerd op grond van een limiet of snede tussen twee onbepaald grote verzamelingen van rationale getallen die alle groter (of gelijk) respectievelijk kleiner zijn.[39] Waar hypothese 1 van Parmenides in 140c-d al naar de kwestie van incommensurabiliteit verwijst, zo verwijst hypothese 2 naar Eudoxus oplossing ervan in 151c-d (alsmede in 155e-157b waar tijd het continuüm is waarin wordt gesneden, waarbij Timaeus 37d7-8 leert dat tijd getalsmatig moet worden opgevat). Maar niet alleen de getallen alsmede de meetkundige figuren en lichamen maar ook (de kwaliteiten van) de zintuiglijke objecten kunnen op vergelijkbare wijze worden gedacht te worden voortgebracht door sneden in een continuüm van groter en kleiner: zo is een bepaalde temperatuur een snede in het continuüm van warmer en kouder. Op grond van Eudoxus ontdekking wordt zo begrijpelijk waarom Plato de pythagorese eenheid van apeiron verving door de dyade van het Grote en Kleine. Eudoxus oplossing wekte bovendien zeer waarschijnlijk ook in Plato s Academie een hernieuwd vertrouwen in het oude

4 pythagorese ideaal van een arithmetica universalis, waarbij ook Plato s probleem van de (in zekere zin incommensurabele) verhouding tussen Vormen en dingen een numerieke oplossing kon vinden, welke oplossing hij in de Philebus zou uitwerken.[40] 1. De vroeg-late dialogen: Sophist, Theaetetus, Timaeus In tegenstelling tot Speusippus die de Vormen geheel verwierp,[41] achtte Plato de Vormen onontbeerlijk als object van kennis. Maar opnieuw wijzigt de methodologie en ontologie. In de Sophist wordt de aard van kennis verhelderd en daartoe in 253d1-3 de dialectiek geherdefinieerd tot een bijeennemen (sunagôgê) en uiteennemen (diairesis) die zo moet leiden tot de definitie (logos) van het onderzochte ding. Dit heeft in contrast met de eerdere dialogen de ontologische implicatie dat Vormen onderling relaties van menging en uitsluiting hebben. Ook wordt in 258b-d de Vorm van het niet-zijnde geïntroduceerd, waarmee de onware logos van de sofist kan worden begrepen, en in 246 e.v. wordt tegen de vrienden van de Ideeën de strikte scheiding tussen zijn en worden losgelaten. De vijf belangrijkste Vormen worden geïdentificeerd als Beweging en Rust, Andersheid en Hetzelfde en Bestaan. Waar Vormen zowel in Andersheid en Hetzelfde participeren, participeren de dingen slechts in Andersheid: dingen blijven aldus afhankelijk van Vormen voor hun bepaling. Deze rol van Andersheid en Hetzelfde lijkt sterk op die in het pythagorese schema bij Sextus Empiricus, waar Andersheid en Hetzelfde de onbepaalde twee en de eenheid voortbrengen.[42] Theaetetus onderzoekt voorts de ervaring als bron van kennis, verwerpt het relativisme en verheldert de status van zintuiglijke objecten. De status en chronologische positie van Timaeus is controversieel. De afleiding van de (elementaire) dingen uit driehoeken in 53c e.v. (door nota bene de pythagoreër Timaeus van Locri) doet pythagorees aan, al is het in dat verband opmerkelijk dat meetkundige figuren in plaats van getallen de principes van de dingen vormen. Dit is misschien minder vreemd als we met Owen aannemen dat de dialoog uit de middenperiode van Plato stamt[43] en mogelijk verwijzen de nog hogere maar niet uitgesproken principes van 53d8 naar die getallen.[44] De dialoog vertoont veel parallellen met Parmenides Weg van de Mening, waarvan het feit dat Plato telkens benadrukt dat het betoog slechts een muthos is slechts de bekendste is.[45] Maar bovenal wil Plato met deze dialoog iets zeggen over de relatie tussen geest (noûs; in de vorm van een goede Demiurg of God), mathematische objecten en Vormen enerzijds en de wereld van veranderlijke dingen anderzijds. Met het beeld van de goede Demiurg in 29e-30a wordt de goedheid van de ordening van de wereld benadrukt. Met het concept van de ontvangst-oord (hupodoche) probeert Plato invulling te geven aan het begrip van participatie dat voorheen nog slechts een lege metafoor was (waarbij wordt aangesloten bij de beeld-metafoor van de Lijn door de hupodoche als een soort spiegel voor te stellen). Daarbij zet de ontvangst van de Vormen in de hupodoche alles in beweging door de wederzijdse krachten (52e2-5) waarop vervolgens God (deos) de dingen gaat ordenen op grond van Vorm en getal (53b3-5). Maar deze uitleg levert geen bevredigende ontologie of oplossing van het participatieprobleem, reeds omdat het opnieuw slechts metafoor bevat, nu in de vorm van een muthos die geen kennis kan bevatten: zoals in 29b3-c3 betoogd is van de veranderlijke dingen als afbeelding van het onveranderlijke geen kennis en waarheid maar slechts geloof en waar-schijnlijkheid mogelijk. Desondanks is er in de Sophist, Theaetetus en Timaeus een afdalende tendens waarneembaar naar de zintuiglijke werkelijkheid waarbij beweging en het veranderlijke serieus worden genomen, zonder de Vormenleer te verlaten.[46] 1. Philebus en andere late dialogen: de nieuwe metafysica In de Philebus is de meer pythagorese versie van de Vormenleer, waartoe in Parmenides de aanzet is gegeven, tot wasdom gekomen. De achtergrond wordt nog steeds gevormd door het participatieprobleem hoe het ene veel en het vele één kan zijn en in Philebus 16c-e wordt ter antwoord een nieuwe ontologie en methodologie gegeven: A gift of heaven, which, as I conceive, the gods tossed among men by the hands of a new Prometheu Met de nieuwe Prometheus moet Pythagoras zijn bedoeld, maar de tekst inzake de dingen waarvan gezegd wordt dat ze bestaan is dubbelzinnig: afhankelijk van de interpretatie kan het naar de zintuiglijke dingen, Vormen of beide verwijzen. Gelet echter op de conclusie van Parmenides dat zowel Vormen als dingen één en veel zijn, moet worden aangenomen dat dat ook hier is bedoeld, waarmee de tekst dat de bestaande dingen zijn samengesteld uit het ene en vele en het begrensde en onbegrensde bovendien correspondeert met de opvatting die Aristoteles aan Plato toeschrijft dat Vormen bestaan uit het Ene (dat als formeel beginsel bepaling dus begrenzing geeft) en de Dyade (dat als materieel beginsel het onbegrensde is) en dat de dingen worden geconstitueerd door de Vormen en de Dyade en dus dezelfde bestanddelen hebben. Uit deze ontologie volgt een methodologie die veel lijkt op die van bijeennemen en uiteennemen van de Sophist, maar nu met toevoeging van het onbegrensde: ontologisch gezien creëren de goden uit het onbegrensde de Vormen (door aan het onbegrensde gepaste begrenzingen cq. getal op te leggen) en bundelen die samen tot een eenheid, maar de dialecticus volgt de omgekeerde route en veronderstelt de eenheid om, wanneer die is gevonden, vervolgens de verschillende Vormen te onderscheiden die de oorspronkelijke eenheid bevat en hun precieze aantal te bepalen alvorens het onderzochte weg te laten zakken in de ongevormde apeiron. In 23c e.v. wordt voorts al wat bestaat verdeeld in de klassen[48] van het onbegrensde (dat dus ook één is en gekenmerkt wordt door het meer of minder : 24e8-25a2), begrenzing (dat dus ook veel is met als gemeenschappelijk kenmerk dat het zich tot een verhouding tussen getallen of maten laat reduceren: 25a6-b1), de vermenging daarvan en de oorzaak van die vermenging. De gemengde klasse bevat dezelfde dubbelzinnigheid als die in 16c: enerzijds betreft het uitdrukkelijk dingen die zijn voortgebracht (bv. 27b8-9), wat naar de zintuiglijke dingen lijkt te verwijzen, en anderzijds wat uitdrukkelijk mooi en volmaakt is (bv. 25e e.v.), wat naar de Vormen lijkt te verwijzen. Een meer conservatieve interpretatie luidt dat de Vormen het ene en de peras vormen (dus ongemengd zijn, zoals wordt bevestigd in 59c),[49] maar dit lijkt niet alleen in strijd met Parmenides maar ook met de goddelijke methode in 16d waarbij de Vormen worden geanalyseerd tot een veelheid tot uiteindelijk ook zij in apeiron verdwijnen. Daarbij biedt 26d7-10 een verheldering: when I speak of the third class, understand me to mean any offspring of these, being a birth into true being, effected by the measure which the limit introduces.. Hierin zou men een gradatie van de werkelijkheid kunnen lezen die Vormen en dingen omvat: naarmate het mengsel meer peras bevat wordt het volmaakter en werkelijker omdat peras puts an end to difference and opposition, and by introducing number creates harmony and proportion among the different elements (25d8-e3). Peras geeft bepaling en daarmee identiteit en kenbaarheid aan de dingen en als de peras erin slaagt de apeiron volledig binnen te dringen, dan wordt de volmaakte harmonie bewerkstelligd hetgeen met de Vormen kan worden geassocieerd. De Vormen zijn zo de juiste of volmaakte proporties waaraan de dingen hun identiteit en kenbaarheid ontlenen voor zover ze erin participeren, welke term nu een duidelijke betekenis krijgt: participeren is het naderen van de volmaakte proportie waardoor de dingen zelf in zekere mate eenheid en telbaarheid en daarmee bepaling krijgen. De Vorm behoudt zo zijn karakter als paradigma en oorzaak, al komt er een fundamentelere oorzaak bij (dat is de vierde ontologische klasse die de vermenging van peras en apeiron bewerkstelligt en die in de Timaeus optreedt als goddelijke Intelligentie).[50] Maar anders dan voorheen zijn de Vormen nu zelf ook voortgebracht en gemengd en wel door dezelfde beginselen (van het onbegrensde en het begrenzende) als die de dingen voortbrengen, waarmee het participatieprobleem is opgelost. Waar de dingen echter van en naar de ideale proporties kunnen bewegen (bij de mens resulterend in smart en genot), zijn de Vormen als de volmaakte proporties onveranderlijk, waardoor Plato de Vormen bovenal kan behouden als de onveranderlijke objecten van kennis. Wiskunde leidt ons tot die kennis, nu de voor kennis vereiste bepaling die de Vorm bezit berust op numerieke maat en proportie. Weliswaar komen de Vormen voort uit de participatie van een kwalitatieve apeiron (het meer en minder, bv. warmer en kouder) in het Ene terwijl de getallen voortkomen uit de participatie van een kwantitatieve apeiron (het grote en kleine) in het Ene, maar als een exacte bepaling (in tegenstelling tot de zintuiglijke dingen die een zekere vaagheid bezitten), zich uitend in een volmaakte verhouding van de samenstellende delen, is de Vorm gelijk aan het getal: de harmonieuze verhouding die de Vorm is komt tot stand door het getal in te voegen (25e1-3). Aldus kan Aristoteles schrijven dat voor Plato de Vormen getallen zijn of aan de getallen zijn verbonden. De natuurlijke of goddelijke ordening berust op de Vormen: daarom noemt Plato als voorbeeld van de gemengde klasse zaken als gezondheid, muziek en duizenden andere weldaden. Een verstoring of vernietiging van die natuurlijke harmonie (waarbij de peras zich een stukje terugtrekt uit de apeiron), zoals bij ziekte e.d., is beslist mogelijk (en geeft bijvoorbeeld pijn indien zij bij de mens plaatsvindt (31d)), maar de resulterende wanverhouding is voor Plato minder exact, werkelijk en kenbaar dan de volmaakte harmonie. Dit kan men wellicht het makkelijkst begrijpen met behulp van de opmerking in 25d10 dat de door peras bewerkstelligde juiste verhouding een einde maakt aan de verschillen en tegenstellingen van de samenstellende delen: een wanverhouding geeft verschil, conflict en dus onbalans, beweging en geen

5 bepaling, maar een volmaakte verhouding geeft eenheid, balans en dus stabiliteit en bepaling. Meinwald suggereert dat Philolaus harmonieleer waarbij de perainonta en apeira de fysische objecten constitueren, Plato heeft geïnspireerd tot zijn leer van peras en apeiron die de Vorm constitueren, alsmede dat Plato s verbinding tussen verhouding en harmonie verwijst naar Archytas opvatting dat bepaalde, mathematisch eenvoudigere, verhoudingen beter muzikale harmonie kunnen verklaren (welk onderzoek reeds in Politeia 531b4-c4 was bepleit).[51] Inderdaad bestaat de klasse van peras bij Plato uit first of all, equality, and the equal, or again, the double, or any other ratio of number and measure (25a7-10) waarmee de eenvoudigste verhoudingen die van het gelijke het meest met de peras en dus met de volmaakte verhouding worden geassocieerd, hetgeen begrijpelijk is omdat peras eenheid brengt en verschillen wegneemt. Het ongelijke is het domein van het vele en de apeiron. En dat maakt duidelijk dat de getallen, die tegelijkertijd één en veel zijn, hun natuurlijke positie hebben tussen de veelheid van het zintuiglijke en de eenheid van de Vormen. Dat Vormen de volmaakte eenheden zijn, wordt in Aristoteles formulering uitgedrukt door het Ene op te vatten als de oorzaak van de essentie van Vormen en om die eenheid van de Vormen te benadrukken, zou men op grond van de analyse van de Vorm in meerdere eenheden bij de diairesis, waardoor de Vorm toch ook veel is, de Vorm met het Vormgetal kunnen associëren, maar Vormgetallen zijn uiteindelijk slechts de Vormen van getallen en op grond van de Vorm als volmaakte verhouding tussen het begrensde en onbegrensde lijkt Plato ook de Vormen met mathematische getallen te associëren. In zekere zin beheersen de (mathematische) getallen het hele systeem. Bovenaan staat de één (de eenheid), de Vormen hebben een zeker getal (die men bij de goddelijke methode moet vaststellen: definitie hangt samen met harmonie) en bij het zintuiglijke is de Vorm en het getal uiteengevallen in de oneindigheid en onbepaalde veelheid (dat ondefinieerbaar want zonder harmonie is). Zoals behalve door Philebus 26d7-10 ook door Theophrastus is gesuggereerd gaan de getallen ten slotte aan de Vormen vooraf in de zin dat het Ene eerst door middel van hoeveelheid (poson) bepaling en daarmee zijn of wezen (ousia) verleent aan het zonder maat of verhouding nog louter worden van de onbegrensde beweging van tegengestelden in hoedanigheid (poion).[52] Deze ontologie en methodologie is de achtergrond en het instrument waarmee in Philebus het goede wordt onderzocht in het kader van de ethische vraag welk leven, dat van het genot of van het inzicht, het beste is.[53] Het goede leven blijkt een mengsel te zijn, veroorzaakt door de geest (30d-e) en het meest benaderd door inzicht (65b e.v.), nu het goede als verbinding van elementen gebaseerd is op wat een verbinding goed maakt, dat is maat (metrion) en verhouding (summetros) (64d7-10) die ook waarheid (57d1-3) en schoonheid (64e) voortbrengen. Het goede kan aldus niet als één Vorm worden gevat maar is de eenheid van de drie Vormen schoonheid, verhouding en waarheid (65a) en in de eerste plaats maat (66a).[54] Deze conclusie lijkt zo Symposium, Politeia en Timaeus samen te nemen en deze met de verhouding en het Ene van Philebus te verbinden: het goede manifesteert zich als schoonheid, de waarheid en de kosmologische ordening of goddelijke voorzienigheid en hun goede verhouding wordt voortgebracht door het getal in te voegen dus door participatie in het begrenzende of Ene dat eenheid voortbrengt (25d-e3). Het Goede kan daarmee met het Ene worden geassocieerd dat op zichzelf onkenbaar is, althans niet door de rede kan worden gedefinieerd nu zij niet onder één Vorm is te vatten, en dat ontologisch voorafgaat aan de (kenbare) volmaakte Vormen en de (getalsmatige) harmonie van de wereld waaraan zij de eenheid en de volmaaktheid verleent, waardoor het Goede zelf zo opnieuw voorbij het zijnde ligt.[55] En als het goede geassocieerd kan worden met het Ene en de begrenzing, dan kan het kwaad geassocieerd worden met het vele en het onbegrensde (dat op zichzelf eveneens geen bestaan en kenbaarheid bezit).[56] In Staatsman en De Wetten wordt dit concept van het goede toegepast op de praktische aangelegenheid van het menselijk handelen. In Staatsman 284e worden in het onderzoek naar de staatsmanskunst twee soorten meetkunst (metrêtikê) onderscheiden: de ene meet getal, lengte, diepte, breedte en snelheid ten opzichte van de tegengestelden zelf en de andere meet ten opzichte van de juiste maat (metrion) die het midden (meson) is tussen het Grote en Kleine dat nu dan ook het Exces en Tekort wordt genoemd.[57] Het goede als de juiste maat is nu uitdrukkelijk het normatieve referentiepunt voor het menselijk handelen (283e) en de basis van alle productieve kunst (technê) (284a e.v.). In De Wetten IV 716c ten slotte wordt betoogd dat niet de mens (zoals Protagoras beweerde) maar God de maat van alle dingen is: alles wat is is dus niet slechts het product van de goddelijke technê, maar zij levert ons ook het objectieve richtsnoer voor ons handelen. 1. Plato s ongeschreven leer Traditioneel wordt ervan uitgegaan dat Aristoteles verwijzing naar Plato s zogenoemde ongeschreven leer in Fysica 209b15 verwijst naar de inhoud van Plato s lezing Over het Goede die onder anderen Aristoteles in zijn Metafysica als Plato s leer heeft beschreven (zie 2). Dit heeft in de 20ste eeuw ertoe geleid dat enerzijds op autoriteit van Aristoteles en andere antieke schrijvers alsmede Plato s eigen uitlatingen in Phaedrus 275c-278b (en het 7de epistel 341c) die suggereren dat Plato bewust zijn leer niet op schrift heeft gesteld het standpunt is verdedigd dat deze ongeschreven leer de echte leer van Plato was (die we kunnen bestuderen zoals we ook de leer van Democritus kunnen bestuderen van wie het geschreven werk verloren is gegaan) en anderzijds het standpunt is verdedigd dat de bronnen inzake de ongeschreven leer onbetrouwbaar zijn en dat we Plato s leer slechts in zijn dialogen kunnen vinden. Het eerste standpunt is met name door Gaiser en Krämer, later ook door onder anderen Szlezák en Reale, (de Milaan-Tübingen -school), het tweede door met name Cherniss verdedigd. Anderen hebben voor een middenweg gepleit waarbij de dialogen en de ongeschreven leer elkaar kunnen verhelderen en waarbij Sayre tot de conclusie is gekomen dat de ongeschreven leer in bepaalde late dialogen wordt aangetroffen in slechts iets andere termen.[58] Bij met name Sayre en de aanhangers van de middenweg vindt men meestal tevens de opvatting dat Plato s late ontologie (wezenlijk) verschilt van die van de klassieke middenperiode, terwijl zowel de esoteristen als de anti-esoteristen zich meestal op het standpunt stellen dat er in ieder geval vanaf de middenperiode geen wezenlijke metafysische ontwikkeling bij Plato heeft plaatsgevonden. Ik zal kort op de verschillende standpunten ingaan. a. Het esoterische standpunt Volgens Gaiser bevat Plato s leer van het Goede met name de opvatting dat de wereld bestaat uit combinaties van enerzijds het goede, dat op orde en eenheid berust, en het niet-goede, dat op onbepaalde pluraliteit berust, waarbij wiskunde de ordening, dus het goede, toont en hoe eenheid overgaat naar onbepaalde veelheid.[59] Krämer heeft een vergelijkbare opvatting, waarbij Plato naast Parmenides Absolute Ene de Onbepaalde Tweeheid zou hebben geplaatst waardoor de wereld (van Ideeën en de fenomenale dingen) kan bestaan. Het Ene is de grond van het bestendige, het kenbare en het goede van dingen. Het goede (aretê) berust op het midden (meson) dat een manifestatie is van het gelijke dat het beginsel is van harmonie die een manifestatie is van het Ene met het meer en minder of exces en tekort als het kenmerk van de Onbepaalde Tweeheid, waarbij Krämer naar Philebus 24a, Staatsman 283c-d en andere passages uit de dialogen alsmede naar onder andere Sextus Empiricus Adversus Mathematikos, X, verwijst. Het Ene is aldus het eerste beginsel van Plato s esoterische axiologie, epistemologie en ontologie, maar kan zelf niet positief beschreven worden waardoor de leer op zowel die van Parmenides als die van Plotinus lijkt.[60] Blijkens zijn recensie van Krämers Arete bei Platon und Aristoteles, meent Vlastos dat geen enkel argument van Krämer deugt. Aan Vlastos kan worden toegegeven dat de referenties die Krämer ter onderbouwing van zijn standpunten hanteert niet altijd even gelukkig gekozen zijn: zo is het inderdaad twijfelachtig of in de Sextus passage wel naar Plato s leer wordt verwezen en zijn Phaedrus 274b-278e, waarin het geschreven woord als minderwaardig (een afbeelding ) wordt gekwalificeerd, of Timaeus 53cd, waarin het betoog een eikos logos wordt genoemd, ontoereikend om tot een ongeschreven leer te concluderen.[61] Maar Vlastos negeert de verwijzingen naar met name de passages in Philebus en Staatsman, waarin beslist argumenten zijn te vinden voor een interpretatie van Plato s leer vergelijkbaar met die van Krämer. Ook hebben de esoteristen gelijk dat reeds in de vroegere dialogen aanknopingspunten voor die esoterische leer zijn te vinden,[62] maar zij nemen te veel de ongeschreven leer als leidraad om vervolgens de dialogen na te speuren op veelal metaforische of symbolische zinspelingen naar die ongeschreven leer.[63] Om bijvoorbeeld de these dat voor Plato het Goede het Ene is te onderbouwen, wijst Reale zo onder meer op Politeia V 462a2-b3, waarin het opperste goed in een staat met eenheid en het opperste kwaad in een staat met veelheid wordt geassocieerd, en op het gebruik van de naam Apollo zoals bij de uitroep Apollo! in Politeia VI 509c1, in verband met het betoog dat het Goede voorbij het zijnde ligt, en in Cratylus, waar Socrates de naam Apollo het meest geschikt acht om de macht van God mee uit te drukken, dat zou verwijzen naar het gebruik van de pythagoreërs om met die naam het Ene aan te duiden ( a-pollo = niet-veel ).[64] Ongetwijfeld heeft Plato dergelijke verborgen aanwijzingen in zijn dialogen gestopt, nu Plato duidelijk de verschillende literaire middelen die hem ten dienste staan gebruikt om zich uit te drukken. Maar er is geen reden om de dialogen als tweederangs of louter metaforisch te duiden: de dialogen bevatten immers vrij letterlijk de ongeschreven leer. Daarbij laten de dialogen zien dat de methodologie en metafysica zich wel degelijk voortdurend ontwikkelde.

6 b. Het anti-esoterische standpunt Cherniss wijst erop dat de doctrine van de ongeschreven leer inconsistent is met de berichtgeving van Aristoxenus over Plato s lezing Over het Goede dat de toehoorders, waaronder Aristoteles en andere Academieleden, de lezing raadselachtig vonden.[65] Aristoteles getuigenis van Plato s leer is voorts in strijd met wat we in de dialogen vinden, bijvoorbeeld met Philebus 59c, waar de Vormen ongemengd worden genoemd, en ten onrechte meent Aristoteles zo ook dat de participant van de Timaeus die hij bovendien ten onrechte met materie identificeert en het niet-zijn dat hij bovendien ten onrechte opvat als een absoluut niet-zijn in plaats van een anders-zijn bij Plato identiek zijn.[66] Aristoteles interpretatie van Plato s leer is dan ook een misinterpretatie die voortkomt uit het feit dat Aristoteles meent te kunnen zeggen wat een voorganger bedoelde of met zijn woorden impliceert maar zelf nog niet kon zeggen.[67] De gebruikelijke polemische werkwijze van Aristoteles is bovendien dat hij de beweringen van zijn voorgangers, liefst bijeengenomen, herformuleert in de terminologie van zijn eigen systeem, de algemene principes eruit afleidt en ze dan weerlegt. Daardoor schrijft hij bijvoorbeeld Xenocrates gelijkstelling van ziel en getal aan Plato toe en misinterpreteert hij Plato s Vormenleer in een ontologische hiërarchie van Vormen met Zijn en Eenheid als hoogste genera.[68] Het feit dat Plato s directe studenten Speusippus, Xenocrates en Aristoteles het oneens waren over de juiste interpretatie van Plato s dialogen (zelfs of de creatie van de kosmos in Timaeus letterlijk moet worden opgevat) wijst erop dat er geen communicatie met Plato was over deze zaken en dat zij niets meer van Plato s leer wisten dan wij.[69] Trouw aan zijn eigen kennisleer gebruikte Plato niet zijn autoriteit om de Vormenleer, laat staan een juiste interpretatie ervan, aan iemand op te dringen, waardoor nota bene Speusippus, die niet in Vormen geloofde, Plato s opvolger kon worden.[70] In reactie op Cherniss heeft Gaiser, die het bestaan van (de inhoud van) die lezing een bewijs acht voor het bestaan van Plato s esoterische doctrine, betoogd dat uit de overgeleverde tekstfragmenten slechts blijkt dat Simplicius Plato s lezing raadselachtig vond, maar niet dat de aanwezige studenten zoals Aristoteles haar raadselachtig vonden.[71] Maar indien we de bronnen zo begrijpen dat ook de studenten van Plato de lezing raadselachtig vonden, dan resteren weinig andere opties dan Sayre s suggestie dat Plato met de lezing zijn nieuw ontwikkelde late ontologie wilde uitproberen[72] en Cherniss suggestie dat Plato niet met de anderen communiceerde en Aristoteles erop los fabuleerde ten aanzien van Plato s leer. Dat Plato niet communiceerde is echter onwaarschijnlijk (want wat is dan het nut van een Academie?), maar aan Cherniss kan wel worden toegegeven dat de relatie waarschijnlijk niet die van meester-leerling zal zijn geweest en dat Aristoteles Plato s leer niet altijd correct weergeeft.[73] Toch kunnen we aannemen dat Aristoteles beschrijving in hoofdlijnen deugt, nu een vergelijkbare leer in de dialogen is terug te vinden (en in die zin heeft Cherniss dan ook gelijk dat er geen ongeschreven leer is). Wel zal Plato zijn leer niet hebben willen opleggen, niet alleen niet in de Academie maar ook niet in de dialogen, nu Plato meer een gids dan een dogmaticus wilde zijn omdat wijsheid volgens Plato in het denken zelf moet worden ontdekt na een levenslange studie. Zijn dialogen willen duidelijk prikkelen tot dat onderzoek waarbij het zinloos zou zijn de wijsheid als vrucht daarvan als Plato al zou menen die zelf reeds te hebben ontdekt of te kunnen meedelen reeds dogmatisch uit een te zetten: Furthermore, to write down the times at which, and during which, they ought to receive the sever c. Het synthetiserende standpunt Bij wat ik het synthetiserende standpunt noem vat men zowel de dialogen als de interpretatie van Plato s leer door met name Aristoteles op als betrouwbare weergaven van die leer waarbij men de twee probeert te verzoenen. Sayre heeft in dit verband uitvoerig beargumenteerd dat de belangrijkste stellingen die Aristoteles aan Plato toeschrijft te weten 1) getallen komen voort uit de participatie van het Grote en Kleine in Eenheid 2) zintuiglijke objecten worden geconstitueerd door Vormen en het Grote en Kleine 3) Vormen bestaan uit het Grote en Kleine en Eenheid 4) Vormen zijn getallen 5) het Goede is Eenheid in Plato s latere dialogen, met name in de Philebus, zijn te vinden.[75] Op een aantal hoofdpunten deel ik Sayre s analyse, maar hij suggereert met name ten onrechte dat er sprake is van een radicale ommezwaai in Plato s metafysische ontwikkeling, namelijk van een absolutistisch Eleatisme naar een welhaast immanent pythagoreïsme, waarbij in de late ontologie de Vorm met de peras zou zijn vereenzelvigd en de Vormen niet meer gescheiden van de dingen zouden bestaan en ook hun volstrekte onafhankelijkheid zouden hebben verloren.[76] Ten dele lijkt hier sprake van misleidende of dubbelzinnige bewoordingen, nu Sayre tevens blijk geeft van een in mijn opvatting correcte uitwerking van de relevante distincties, maar tegelijkertijd wordt een tegenstelling tussen de midden- en late ontologie gesuggereerd die geen steun vindt in de dialogen: Plato is nooit een Eleaat geweest en nooit een pythagoreër geworden. In feite heeft Plato altijd slechts aan Vormen het predicaat van bestaan in volle zin willen geven, zodat Vormen als volmaakte verhouding tussen peras en apeiron de begrensde zijnden bij uitstek zijn en als immaterieel, volmaakt en onveranderlijk zijn zij altijd gescheiden in de zin van onafhankelijk blijven bestaan van de materiële, onvolmaakte en veranderlijke dingen. En reeds in de Politeia bleken de Vormen afhankelijk van een beginsel van alles. Al met al lijkt Sayre met name onvoldoende te onderkennen dat Plato de Vormen en daarmee ook de getallen ontologisch boven de dingen is blijven plaatsen zonder daarmee hun onderlinge betrekking te verloochenen. Waarschijnlijk om die reden negeert Sayre Aristoteles herhaalde these dat het belangrijkste verschil tussen de pythagoreërs en Plato is dat pythagoreërs de getallen niet van de dingen scheiden en de werkelijkheid aldus als stoffelijk opvatten: His divergence from the Pythagoreans in making the One and the Numbers separate from things, and his introduction of the Forms [77] Op dezelfde manier negeert hij ook Aristoteles these dat Plato de getallen tussen de dingen en de Vormen plaatste, waardoor de getallen als intermediair kunnen optreden en de wiskunde de betrekking inhoud geeft doordat het de zintuiglijke dingen via de meetkunde en de Vormen via de harmonieleer kan (re)construeren. Daarbij merk ik op dat reeds in Politeia in het kader van het geschetste onderwijsprogramma de harmonieleer veelzeggend al direct voorafgaat aan de dialectiek, maar dat Socrates er ook opmerkt dat de ware, numerieke harmonie die men niet kan horen alleen nuttig is voor de studie naar het Goede, waarmee hij zich uitdrukkelijk tegen de pythagoreërs keert die slechts het sensibele onderzoeken. 1. Conclusie Plato heeft weliswaar nooit afstand genomen van Socrates gerichtheid op ethiek en definities, maar in zijn methodologische en metafysische ontwikkeling heeft hij zich steeds verder van Socrates verwijderd: niet alleen richtte hij zijn blik onder invloed van heraclitische en Eleatische opvattingen op onveranderlijke en bovenzinnelijke Vormen, maar hij richtte zijn blik ook reeds vanaf de vroege dialogen op de wiskunde als model van kennis. Met een ontwikkeling van de methodologie, die steeds meer aan de wiskunde en het pythagoreïsme ontleende ten koste van de elenctische methode van Socrates, ging een metafysische ontwikkeling gepaard, waarbij de dialectiek zich nog slechts boven de wiskunde stelde doordat de dialecticus het inzicht verwerft dat de wiskundige ordening van de wereld een ware en goede ordening is en aldus tevens het objectieve richtsnoer voor ons handelen vormt. Nadat in Parmenides een aantal problemen ten aanzien van de klassieke, sterk door het Eleaticisme beïnvloede, Vormenleer waren geformuleerd, waarbij met name het probleem van de participatie (het één-veel -probleem) en de onmogelijkheid van kennis bij absolute Vormen een aanpassing van de Vormenleer vereiste, wordt in de latere dialogen een meer pythagorese ontologie en methodologie ontwikkeld, gebaseerd op de opvatting dat alles één en veel, begrensd en onbegrensd is, en waarbij ook de tegenstelling tussen zijn en worden wordt losgelaten. In de Philebus verbindt Plato de socratische gerichtheid op ethiek en definities en de ontologische Vormenleer, gebaseerd op het Eleatische concept van het ene en onveranderlijke, met de pythagorese harmonieleer, gebaseerd op de kennisleer en metafysica van met name Philolaus, resulterend in een ontologisch schema dat door het getal wordt beheerst en waarin een gradatie van de werkelijkheid tot stand is gekomen met het Ene, dat met het Goede kan worden geassocieerd, als grondslag van het zijnde dat getal is en tot stand komt door de participatie van de Onbepaalde Tweeheid in het Ene en met de wiskundige objecten als intermediair tussen de Vormen als volmaakte zijnden en de onvolmaakte dingen. De op deze wijze gemathematiseerde Vormenleer is door Aristoteles in met name Boek A van de Metafysica beschreven als Plato s leer. De anti-esoterist heeft gelijk in de zin dat Aristoteles beschrijving in feite een interpretatie is van Plato s dialogen, maar deze is alleszins een redelijke interpretatie. De door de esoteristen geschetste ongeschreven leer is inhoudelijk dan ook grotendeels een correcte beschrijving van Plato s leer, maar nu deze leer in Plato s dialogen, met name in de Philebus, is te vinden, is er geen reden om deze leer als esoterisch te duiden: dat de dialogen geen dogmatische uiteenzetting ervan leveren heeft veeleer te maken dat Plato sowieso geen dogmaticus was en meende dat wijsheid slechts tot stand kan komen na een levenslange studie en zelfonderzoek. De esoteristen hebben gelijk dat er reeds in de vroegere dialogen aanknopingspunten zijn te vinden die wijzen naar de metafysica zoals beschreven door Aristoteles, maar dat neemt niet weg dat er een belangrijke en doorlopende ontwikkeling heeft plaatsgevonden die telkens werd gestimuleerd door enerzijds aan het licht getreden problemen inzake de methode of leer, zoals Meno s paradox of die van de Parmenides, en anderzijds voortschrijdende verdieping in

AXIOMATIEK VAN GETALLEN, vergezichten vanuit mijn ivoren toren

AXIOMATIEK VAN GETALLEN, vergezichten vanuit mijn ivoren toren AXIOMATIEK VAN GETALLEN, vergezichten vanuit mijn ivoren toren Bas Edixhoven Universiteit Leiden KNAW symposium Rekenen, 30 juni 2014 Wat volgt is slechts mijn eigen mening. Deze aantekeningen zal ik op

Nadere informatie

Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap

Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap Dit proefschrift is een bijdrage aan de studie van de geschiedenis van de notie van wetenschappelijke verklaring als

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Lezing Dr. Ch. Hupperts nazomerconferentie vrijdag 20 september 2013

Lezing Dr. Ch. Hupperts nazomerconferentie vrijdag 20 september 2013 Lezing Dr. Ch. Hupperts nazomerconferentie vrijdag 20 september 2013 Twee vragen: 1. Hoe is de aanpak van Plato geweest bij het schrijven van zijn dialogen? Heeft hij (een groep van) de dialogen vanuit

Nadere informatie

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS? TAALFILOSOFIE Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS? GOTTLOB FREGE (1848 1925) Uitvinder moderne logica Vader van de taalfilosofie BEGRIFFSCHRIFT (1879) Bevat moderne propositie en predicaten-logica Syllogistiek

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II Opgave 2 Religie in een wetenschappelijk universum 6 maximumscore 4 twee redenen om gevoel niet te volgen met betrekking tot ethiek voor Kant: a) rationaliteit van de categorische imperatief en b) afzien

Nadere informatie

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS? TAALFILOSOFIE Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS? GOTTLOB (1848 1925) Uitvinder moderne logica Vader van de taalfilosofie BEGRIFFSCHRIFT (1879) Bevat moderne proposioe en predicaten- logica SyllogisOek

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Deel 1, Hoofdstuk 1 - Dat er iets buiten ons bestaat. Rikus Koops 8 juni 2012 Versie 1.1 In de inleidende toelichting nummer 0 heb ik gesproken

Nadere informatie

Opgave 2 Doen wat je denkt

Opgave 2 Doen wat je denkt Opgave 2 Doen wat je denkt 7 maximumscore 2 een argumentatie waarom Swaab het bestaan van vrije wil verwerpt op grond van de experimenten van Libet: bewustzijn komt pas na de beslissingen van de hersenen

Nadere informatie

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen Ten geleide Kants derde Kritiek: hoe kan de vrijheid worden verwerkelijkt? 15 Geraadpleegde literatuur 46 Verantwoording bij de vertaling 49 Immanuel Kant aan Johann Friedrich Reichardt 51 Immanuel Kant

Nadere informatie

De Sinn van fictie. Wouter Bouvy March 12, 2006

De Sinn van fictie. Wouter Bouvy March 12, 2006 De Sinn van fictie Wouter Bouvy 3079171 March 12, 2006 1 Inleiding Hoe is het mogelijk dat mensen de waarheid van proposities over fictie zo kunnen bepalen dat iedereen het er mee eens is? Kan een theorie

Nadere informatie

Opgave 2 Politiek en emoties

Opgave 2 Politiek en emoties Opgave 2 Politiek en emoties 6 maximumscore 2 een weergave van Spinoza s opvatting over blijdschap aan de hand van wat Spinoza onder een hartstocht verstaat: een overgang naar een grotere volmaaktheid

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4 Deel 1, Hoofdstuk 3 Dat de Natuur de oorzaak is. Rikus Koops 15 juni 2012 Versie 1.0 In de vorige toelichting heb ik de organisatie van de Natuur

Nadere informatie

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g S e v e n P h o t o s f o r O A S E K r i j n d e K o n i n g Even with the most fundamental of truths, we can have big questions. And especially truths that at first sight are concrete, tangible and proven

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Beoordelingsmodel Opgave 1 Het bestaan van God en het voortbestaan van religie 1 maximumscore 3 een uitleg hoe het volgens Anselmus mogelijk is dat Pauw en Witteman het bestaan van God ontkennen: het zijn

Nadere informatie

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53 Ten geleide Kant en de grenzen van de rede 15 Geraadpleegde literatuur 39 Verantwoording bij de vertaling 41 Immanuel Kant aan Marcus Herz (21 februari 1772) Het 'geboorteuur' van de Kritiek van de zuivere

Nadere informatie

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil pagina 1 van 5 Home > Bronteksten > Plato, Over kunst Vert. Gerard Koolschijn. Plato, Constitutie (Politeia), Amsterdam: 1995. 245-249. (Socrates) Nu we [...] de verschillende elementen van de menselijke

Nadere informatie

filosofie vwo 2016-II

filosofie vwo 2016-II Opgave 2 Theoriegeladenheid van de waarneming 5 maximumscore 3 Een goed antwoord bevat een uitleg met de afbeelding van het eend-konijn van: Kuhns Aristoteles-ervaring: plotselinge perspectiefverandering

Nadere informatie

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Essay Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Ethici onderscheiden zich van gewone mensen doordat zij niet schijnen te weten wat morele oordelen zijn. Met behulp van elkaar vaak uitsluitende ismen trachten

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie havo I

Eindexamen Filosofie havo I Opgave 2 Denken en bewustzijn 8 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een omschrijving van het begrip bewustzijn 2 argumentatie aan de hand van deze omschrijving of aan Genghis bewustzijn kan

Nadere informatie

Steeds betere benadering voor het getal π

Steeds betere benadering voor het getal π Wiskunde & Onderwijs 38ste jaargang (2012 Steeds betere benadering voor het getal π Koen De Naeghel Samenvatting. We bespreken een oplossing voor de (veralgemeende opgave Noot 4 uit Wiskunde & Onderwijs

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2 Deel 1, Hoofdstuk 2 - Wat God is. Rikus Koops 8 juni 2012 Versie 1.1 Inmiddels hebben we van Spinoza begrepen dat God bestaat, dat heeft hij ons

Nadere informatie

PARADOXEN 2 Dr. Luc Gheysens

PARADOXEN 2 Dr. Luc Gheysens PARADOXEN Dr. Luc Gheysens SPELEN MET ONEINDIG Historische nota De Griekse filosoof Zeno (ca. 90-0 v. Chr.) bedacht een aantal paradoen om aan te tonen dat beweging eigenlijk een illusie is. De meest bekende

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 2 Spiritueel scepticisme 6 maximumscore 4 een uitleg dat McKenna in tekst 6 vanuit epistemologisch perspectief over solipsisme spreekt: hij stelt dat de kennisclaim over het bestaan van andere mensen

Nadere informatie

Kant over het mathematisch verhevene

Kant over het mathematisch verhevene Kant over het mathematisch verhevene G.J.E. Rutten Om te komen tot zijn conceptie van het mathematisch verhevene introduceert Kant eerst het onderscheid tussen groot-zijn (magnitudo) en een-grootte-zijn

Nadere informatie

2 keer beoordeeld 22 maart Sociale filosofie gaat over de maatschappij, het gaat over hoe je een goede samenleving kan hebben.

2 keer beoordeeld 22 maart Sociale filosofie gaat over de maatschappij, het gaat over hoe je een goede samenleving kan hebben. 7,8 Aantekening door Sara 1516 woorden 2 keer beoordeeld 22 maart 2017 Vak Filosofie Methode Durf te denken Hoofdstuk 7 Sociale filosofie. Sociale filosofie gaat over de maatschappij, het gaat over hoe

Nadere informatie

Inhoud. 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7. 2 De termen logica en dialectiek 69

Inhoud. 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7. 2 De termen logica en dialectiek 69 Inhoud 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7 2 De termen logica en dialectiek 69 3 De dialectiek van Aristoteles in de Topica 73 Nawoord door Tjark Kruiger 81 [5] 1 Eristische dialectiek

Nadere informatie

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014 Opgave 2 Spiritueel scepticisme tekst 6 Jed McKenna is de schrijver van verschillende boeken over spiritualiteit. In zijn boeken speelt hij de hoofdrol als leraar van een leefgemeenschap. McKenna is spiritueel

Nadere informatie

Filosofie VWO 4 periode 1 Dikgedrukt: betekent dat dit woord in de woordenlijst staat

Filosofie VWO 4 periode 1 Dikgedrukt: betekent dat dit woord in de woordenlijst staat Filosofie VWO 4 periode 1 Dikgedrukt: betekent dat dit woord in de woordenlijst staat Het begin van de natuurfilosofie Filosofen beginnen zich dingen af te vragen, waar je gewoonlijk niet zo over na zou

Nadere informatie

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VWO 2007 tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 20 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 50 punten

Nadere informatie

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen naam: Leesvaardigheid examenvoorbereidingen Opdracht: vul de juiste begrippen in op de lege plekken. Je kunt kiezen uit: acceptatie afhankelijk belanghebbend beschouwing betrouwbare deskundige discussiant

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo II

Eindexamen filosofie vwo II Opgave 2 Over wetenschap en religie: zij die uit de hemel kwamen 7 maximumscore 2 een argumentatie waarom wetenschappelijke kennis niet als probleemloze bron van vooruitgang kan worden beschouwd: wetenschap

Nadere informatie

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen Geschiedenis en politieke filosofie Geschiedenis Beschrijving feitelijke gebeurtenissen. Verklaring in termen van oorzaak en gevolg of van bedoelingen. Politieke

Nadere informatie

Aristoteles, een Platonist? door Bram Poels,

Aristoteles, een Platonist? door Bram Poels, Aristoteles, een Platonist? door Bram Poels, 3868788 Inleiding: de traditionele dichotomie In het midden van Rafaël s bekende schilderij De school van Athene 1 zijn Plato en Aristoteles te zien, terwijl

Nadere informatie

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker Sanne Taekema (Tilburg) Sanne Taekema, The concept of ideals in legal theory (diss. Tilburg), Tilburg: Schoordijk Instituut 2000, vii + 226 p.; Den Haag: Kluwer Law International 2002, ix + 249 p. Idealen

Nadere informatie

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012. Emanuel Rutten

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012. Emanuel Rutten 1 Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012 Emanuel Rutten Goedemiddag. Laat ik beginnen met studievereniging Icarus en mijn promotor Rene van Woudenberg te bedanken

Nadere informatie

Getallen vertellen het verhaal van het leven, deel 3

Getallen vertellen het verhaal van het leven, deel 3 09 maart 2019 Getallen vertellen het verhaal van het leven, deel 3.media De vier - de manifestatie in de vorm Text: Ursula Gerhard Image: Marion Pellikaan Naar deel 2 De cyclus van een tot drie betreft

Nadere informatie

SAMENVATTING PROCLUS OVER DE NATUUR NATUURFILOSOFIE EN HAAR METHODEN IN PROCLUS COMMENTAAR OP PLATO S TIMAEUS

SAMENVATTING PROCLUS OVER DE NATUUR NATUURFILOSOFIE EN HAAR METHODEN IN PROCLUS COMMENTAAR OP PLATO S TIMAEUS PROCLUS OVER DE NATUUR NATUURFILOSOFIE EN HAAR METHODEN IN PROCLUS COMMENTAAR OP PLATO S TIMAEUS Werkelijke natuurfilosofie moet afhankelijk zijn van theologie, net als de natuur afhangt van de goden en

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze To answer this question,

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In dit essay/werkstuk/deze scriptie zal ik nagaan/onderzoeken/evalueren/analyseren Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Om deze

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2009 - I

Eindexamen filosofie vwo 2009 - I Beoordelingsmodel Opgave 1 Religieuze ervaring 1 maximumscore 5 een bruikbare definitie van religie 1 drie problemen die zich kunnen voordoen bij het definiëren van religie 3 meerdere religieuze tradities;

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Opgave 3 Vreemder dan alles wat vreemd is 12 maximumscore 3 de twee manieren waarop je vanuit zingevingsvragen religies kunt analyseren: als waarden en als ervaring 2 een uitleg van de analyse van religie

Nadere informatie

Wist Socrates iets..?

Wist Socrates iets..? Wist Socrates iets..? Inleiding door Karel van Haaften Filosofisch café Hoogeveen 25.09.2018 Wist Socrates iets? KvH sept 2018 1 Wat vooraf ging Inhoud Socrates Gespreksmethode Socrates - hoe en waarom

Nadere informatie

Lorentz Lyceum. Datum: Onderwerp: Identiteit & samenleving

Lorentz Lyceum. Datum: Onderwerp: Identiteit & samenleving Lorentz Lyceum Datum: 3-4-2017 Onderwerp: Identiteit & samenleving Inhoudsopgave 1. Centrale vraag 2. Begripsverheldering 3. Plato s cave & Theseus s ship 4. Kant s Ruimte en Tijd 5. Vier vragen Immanuel

Nadere informatie

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Rene Descartes René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben. Een uitspraak van René Descartes. Een belangrijk wiskundige en filosoof in de geschiedenis. Volgens

Nadere informatie

Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument

Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument 1 Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument Emanuel Rutten Het zijn is en het niet-zijn is niet. Zo is de weg van de logos. Het is dwaas om te zeggen dat het niet-zijnde is en evenzo is

Nadere informatie

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck 1 Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck Emanuel Rutten Het essay van Vanheeswijck laat zich lezen als een boeiend en gepassioneerd

Nadere informatie

STEEDS BETERE BENADERING VOOR HET GETAL π

STEEDS BETERE BENADERING VOOR HET GETAL π STEEDS BETERE BENADERING VOOR HET GETAL KOEN DE NAEGHEL Samenvatting. We bespreken een oplossing voor de (veralgemeende) opgave Noot 4 uit Wiskunde & Onderwijs nr.139. Onze inspiratie halen we uit het

Nadere informatie

1 Rekenen in eindige precisie

1 Rekenen in eindige precisie Rekenen in eindige precisie Een computer rekent per definitie met een eindige deelverzameling van getallen. In dit hoofdstuk bekijken we hoe dit binnen een computer is ingericht, en wat daarvan de gevolgen

Nadere informatie

Niet-feitelijke waarheden (2)

Niet-feitelijke waarheden (2) Niet-feitelijke waarheden (2) Emanuel Rutten Wat is waarheid? Er zijn weinig wijsgerige vragen die vaker zijn gesteld dan deze. In wat volgt ga ik er niet rechtstreeks op in. In plaats daarvan wil ik een

Nadere informatie

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten 1 Waarom bestaat God? Emanuel Rutten In een dansclub in Amsterdam zag ik ooit iemand die zich op de dansvloer ineens omdraaide en tegen een vrouw waarmee hij aan het begin van de avond kort gesproken had,

Nadere informatie

Workshop discoursanalyse. Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016

Workshop discoursanalyse. Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016 Workshop discoursanalyse Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016 (Heel korte) Inleiding tot discoursanalyse Uitgangspunt: De relatie TAAL WERKELIJKHEID - Geen strikt onderscheid - Taal is niet (enkel)

Nadere informatie

Ter inleiding (tot een inleiding)

Ter inleiding (tot een inleiding) Inhoud Voorwoord 3 Aanvullende lectuur 4 Ter inleiding (tot een inleiding) 1. Wijsbegeerte, haar begin(sel) en doelstelling 5 2. Waarom filosofie altijd een inleiding blijft 7 3. Waarom een historische

Nadere informatie

Wist Socrates iets wat wij niet weten? Inleiding door Karel van Haaften van Socratisch café Zwolle

Wist Socrates iets wat wij niet weten? Inleiding door Karel van Haaften van Socratisch café Zwolle Wist Socrates iets wat wij niet weten? Inleiding door Karel van Haaften van Socratisch café Zwolle Filosofisch café Zwolle 21.09.2015 Wist Socrates iets? KvH sept 2015 1 Wat vooraf ging Inhoud Socrates

Nadere informatie

filosofie vwo 2015-II

filosofie vwo 2015-II Opgave 2 Onbewuste discriminatie 6 maximumscore 4 Een beschrijving van de twee groepen waarin bij Descartes de gedachten van de ziel uiteenvallen: acties en passies van de ziel 1 een antwoord op de vraag

Nadere informatie

Opgave 1: Vrije wil als zelfverwerkelijking

Opgave 1: Vrije wil als zelfverwerkelijking * PTA code: ED/st/05 * Docent: MLR * Toetsduur: 100 minuten. * Deze toets bestaat uit 11 vragen. Het totaal aantal punten dat je kunt behalen is: 32. * Kijk voor je begint telkens eerst de vraag kort door,

Nadere informatie

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen. Samenvatting door A. 1576 woorden 4 december 2014 1,3 2 keer beoordeeld Vak Levensbeschouwing Paragraaf 2 De ethische optiek 1 inleiding Ethiek gaat over goed en kwaad in het menselijk handelen. Onderscheid

Nadere informatie

Achtergrond bij het lezen van Schiller extra info:

Achtergrond bij het lezen van Schiller extra info: Achtergrond bij het lezen van Schiller extra info: De werkelijkheid wordt door Schiller op anders beschreven dan door Kant, hoewel hij sterk op Kant verder bouwt. Schiller gebruikt twee modellen: het model

Nadere informatie

Eindexamen vwo filosofie II

Eindexamen vwo filosofie II Opgave 2 Leven vanuit vrije wil 7 maximumscore 3 een weergave van een overeenkomst tussen de Avatar-training en Sartre wat betreft de opvatting over vrijheid als zelfverwerkelijking: beiden lijken uit

Nadere informatie

GELOOF EN WETENSCHAP. Modellen over de relatie tussen geloof en (natuur)wetenschap in historisch perspectief.

GELOOF EN WETENSCHAP. Modellen over de relatie tussen geloof en (natuur)wetenschap in historisch perspectief. GELOOF EN WETENSCHAP Modellen over de relatie tussen geloof en (natuur)wetenschap in historisch perspectief. 1. HET HARMONIEMODEL De leer van de twee boeken Het Ptolemaeïsche of Aristotelische wereldbeeld

Nadere informatie

n filosofie n wetenschapsfilosofie n soorten wetenschap n filosofie van de informatica n inhoud college n werkwijze college

n filosofie n wetenschapsfilosofie n soorten wetenschap n filosofie van de informatica n inhoud college n werkwijze college Filosofie van de Informatica FILOSOFIE VAN DE INFORMATICA Prof. Dr. John-Jules Meyer Dr. R. Starmans Dr. J. Broersen n n wetenschaps n soorten wetenschap n van de informatica n inhoud college n werkwijze

Nadere informatie

Autonoom als vak De zelf

Autonoom als vak De zelf Aangezien ik de indruk heb gekregen dat er een opkomst is van een nieuw vakgebied dat nog niet zodanig als vak bestempelt wordt, wil ik proberen dit vak te expliceren, om het vervolgens te kunnen betitelen

Nadere informatie

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen Referentieniveaus uitgelegd De beschrijvingen zijn gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen'. In 'Referentieniveaus uitgelegd' zijn de niveaus voor de verschillende sectoren goed zichtbaar. Door

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Eén van de oudste onderwerpen van filosofisch debat in de Oudheid is het probleem van de oneindige deelbaarheid van continua, zoals lijnen, tijd en beweging. Het was Zeno die de

Nadere informatie

Diophantische vergelijkingen

Diophantische vergelijkingen Diophantische vergelijkingen 1 Wat zijn Diophantische vergelijkingen? Een Diophantische vergelijking is een veeltermvergelijking waarbij zowel de coëfficiënten als de oplossingen gehele getallen moeten

Nadere informatie

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen Opmerking TI1300 Redeneren en Logica College 2: Bewijstechnieken Tomas Klos Algoritmiek Groep Voor alle duidelijkheid: Het is verre van triviaal om definities te leren hanteren, beweringen op te lossen,

Nadere informatie

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur? Spinoza s Visie Dag 3 Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur? Module 3 Herhaling Belangrijke lessen dag 1 en 2 Kennis is de bron van ons geluk. Kennis van het hoogst denkbare geeft het grootst mogelijke

Nadere informatie

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element.

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element. Hoofdstuk 2 De regels van het spel 2.1 De gehele getallen Grof gezegd kunnen we de (elementaire) getaltheorie omschrijven als de wiskunde van de getallen 1, 2, 3, 4,... die we ook de natuurlijke getallen

Nadere informatie

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven!

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven! Filosofie Op het VWO Wat is Filosofie? Wetenschappen beantwoorden vragen: Over een eigen onderwerp (object van studie) Op een eigen manier (methode van bestuderen) Filosofie beantwoordt vragen die niet

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof Hoofdstuk 2 Kennis en geloof Kennis of dogma Is religieus geloof een vorm van kennis? Is het mogelijk een rationeel bewijs van het bestaan van God te geven? Is religieus taalgebruik betekenisvol? Vormen

Nadere informatie

Filosofie van de geest: WB3027. Bijeenkomst #4 (19 nov 2009) I feel your pain : Wittgenstein en Malcolm over de identificatie van pijn

Filosofie van de geest: WB3027. Bijeenkomst #4 (19 nov 2009) I feel your pain : Wittgenstein en Malcolm over de identificatie van pijn Filosofie van de geest: WB3027 Bijeenkomst #4 (19 nov 2009) I feel your pain : Wittgenstein en Malcolm over de identificatie van pijn Overzicht van vandaag Citaten van Jackson & Nagel Het other minds probleem

Nadere informatie

Eindexamen havo filosofie 2013-I

Eindexamen havo filosofie 2013-I Opgave 2 Emoties bij mens en dier 10 maximumscore 3 een weergave van de visie van Seneca op woede bij dieren: dieren hebben geen rede en daarom geen emoties 1 een weergave van de visie van Seneca op woede

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe. Als je een onderdeel

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Onthullingen van Kennis

Onthullingen van Kennis Onthullingen van Kennis Caleidoscoop van Kennis Facetten verschuiven door tijd Vorm en structuur doemen op Gestalte gegeven door Kennis Patronen behouden het ritme De potentie van het punt Hoofdstuk 2

Nadere informatie

Take Home Examen. Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman. i Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II

Take Home Examen. Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman. i Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II Take Home Examen Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman i444049 Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II De Amerikaanse filosoof Nelson Goodman heeft een boek geschreven, genaamd Ways of Worldmaking.

Nadere informatie

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 19 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 19 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VWO 2008 tijdvak 1 maandag 19 mei 9.00-12.00 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 19 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 47 punten

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo II

Eindexamen Filosofie vwo II 3 Antwoordmodel Opgave 1 De empirische werkelijkheid 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat het verificatie- en het confirmatieprincipe inhouden 2 een goede uitleg dat

Nadere informatie

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte. Samenvatting door A. 2079 woorden 29 juni 2014 6,4 2 keer beoordeeld Vak Anders H1 Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte. Moraal

Nadere informatie

Geloven en redeneren. Religie en filosofie

Geloven en redeneren. Religie en filosofie Geloven en redeneren Religie en filosofie Historisch overzicht Pantheïsme en polytheïsme De spiltijd Het oosten Boeddhisme Confucianisme Taoïsme Het westen Jodendom, christendom, islam Filosofie Het begin

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Tentamen Analyse 6 januari 203, duur 3 uur. Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe. Als je een onderdeel

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad De leerling heeft in de 1ste en de 2de graad, de gelegenheid gehad zijn/haar interesses te ontdekken en heeft misschien al enig idee ontwikkeld over toekomstige werk- of studieplannen. Vaardigheden, inzet,

Nadere informatie

Kinderboeken in de klas. Begeleidingsbrochure voor leerkrachten

Kinderboeken in de klas. Begeleidingsbrochure voor leerkrachten Kinderboeken in de klas Begeleidingsbrochure voor leerkrachten 1 Wie is Oscar Brenifier? Oscar Brenifier is een Canadese filosoof en pedagoog. Al enkele jaren werkt hij met kinderen rond filosofie. Aan

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38646 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pronk, Michiel Title: Verandering van geloofsvoorstelling : analyse van legitimaties

Nadere informatie

Eliminative Materialism and the Propositional Attitudes

Eliminative Materialism and the Propositional Attitudes Eliminative Materialism and the Propositional Attitudes Paul Churchland Roderik Emmerink Rijksuniversiteit Groningen 21 december 2005 Inhoud 1 Introductie 2 Waarom FP een theorie is 3 Waarom FP wel eens

Nadere informatie

PLATOWEDSTRIJD 2016 Situering

PLATOWEDSTRIJD 2016 Situering 1 PLATOWEDSTRIJD 2016 Situering In de periode dat Socrates in het Athene van de vijfde eeuw v.c. zijn filosofie met leerlingen zoals Plato deelde, was er ook een andere groep filosofische leraren actief:

Nadere informatie

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5 Deel 1, Hoofdstuk 4 en 6 De volmaakte natuur en het niet bestaan van toeval Rikus Koops 24 juni 2012 Versie 1.0 Hoewel het vierde hoofdstuk op

Nadere informatie

Samenvatting. Bijlage B

Samenvatting. Bijlage B Bijlage B In dit proefschrift stellen we ons het doel de besluitvorming van agenten en de communicatie tussen deze agenten te beschrijven en te formaliseren opdat de agenten rechtvaardigbare opvattingen

Nadere informatie

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets 11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets Opdracht 1 Wat is de Sokratische methode? Opdracht 2 Waarom werd Sokrates gedwongen de gifbeker te drinken? Opdracht 3 Waarom zijn onze zintuigen

Nadere informatie

HANDREIKINGEN VANUIT WISKUNDIG- DIDACTISCH ONDERZOEK: LOGARITMEN EN HET INPRODUCT TOM COENEN EN MARK TIMMER

HANDREIKINGEN VANUIT WISKUNDIG- DIDACTISCH ONDERZOEK: LOGARITMEN EN HET INPRODUCT TOM COENEN EN MARK TIMMER HANDREIKINGEN VANUIT WISKUNDIG- DIDACTISCH ONDERZOEK: LOGARITMEN EN HET INPRODUCT TOM COENEN EN MARK TIMMER INHOUDSOPGAVE WAT GAAN WE VANDAAG ALLEMAAL DOEN? Logaritmen De setting Geschiedenis van de logaritme

Nadere informatie

Het nutteloze syllogisme

Het nutteloze syllogisme Het nutteloze syllogisme Victor Gijsbers 21 februari 2006 De volgende tekst is een sectie uit een langer document over het nut van rationele argumentatie dat al een jaar onaangeraakt op mijn harde schijf

Nadere informatie

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren (1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren (3) Ons gezelschap helpt gemeenschappen te vormen en te binden (4) De producties

Nadere informatie

De socratische methode. Iets meer over Socrates

De socratische methode. Iets meer over Socrates De socratische methode De kunst van het vragen stellen Het is vaak beter om goede vragen te stellen dan zelf goede antwoorden te geven. Met vragen beweeg je anderen tot onderzoek van eigen ervaringen en

Nadere informatie

Examen HAVO. Nederlands

Examen HAVO. Nederlands Nederlands Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 20 juni 13.30 16.30 uur 20 06 Vragenboekje Voor dit examen zijn maximaal 47 punten te behalen; het examen bestaat uit 22 vragen

Nadere informatie

1 Limiet van een rij Het begrip rij Bepaling van een rij Expliciet voorschrift Recursief voorschrift 3

1 Limiet van een rij Het begrip rij Bepaling van een rij Expliciet voorschrift Recursief voorschrift 3 HOOFDSTUK 6: RIJEN 1 Limiet van een rij 2 1.1 Het begrip rij 2 1.2 Bepaling van een rij 2 1.2.1 Expliciet voorschrift 2 1.2.2 Recursief voorschrift 3 1.2.3 Andere gevallen 3 1.2.4 Rijen met de grafische

Nadere informatie

Ratio en Rede. essays

Ratio en Rede. essays Fysica en Metafysica Ratio en Rede essays Godfried Kruijtzer 2018 Delft Academic Press Uitgegeven door by Delft Academic Press (VSSD Publishers) Leeghwaterstraat 42, 2628 CA Delft, The Netherlands tel.

Nadere informatie

Grenzen verleggen. Amsterdam, februari Beste Julian Baggini,

Grenzen verleggen. Amsterdam, februari Beste Julian Baggini, Grenzen verleggen Amsterdam, februari 2017 Beste Julian Baggini, Wij zijn ons verstand verloren en met die hartenkreet val je in jouw nieuwe boek meteen met de deur in huis. Was ons rede en rationaliteit

Nadere informatie

III.2 De ordening op R en ongelijkheden

III.2 De ordening op R en ongelijkheden III.2 De ordening op R en ongelijkheden In de vorige paragraaf hebben we axioma s gegeven voor de optelling en vermenigvuldiging in R, maar om R vast te leggen moeten we ook ongelijkheden in R beschouwen.

Nadere informatie

Aristoteles kritiek op Plato s Vormenleer in de Metafysica Alfa.

Aristoteles kritiek op Plato s Vormenleer in de Metafysica Alfa. Masterscriptie Naam: Anoek Ronde Studentnummer: 3591085 Masteropleiding: Academische Master Wijsbegeerte, Universiteit Utrecht Begeleider: prof. dr. Teun Tieleman Datum: 9 juli 2015 Aantal woorden: 17333

Nadere informatie