Kennisgeving MER Hervergunning met uitbreiding PLUKON MAASMECHELEN NV. Slakweidestraat 25 Oude Bunders Maasmechelen.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kennisgeving MER Hervergunning met uitbreiding PLUKON MAASMECHELEN NV. Slakweidestraat 25 Oude Bunders Maasmechelen."

Transcriptie

1 PLUKON MAASMECHELEN NV Slakweidestraat 25 Oude Bunders Maasmechelen Kennisgeving MER Hervergunning met uitbreiding november Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/ F. 011/ Gent Industrieweg 118/4 T. 09/ F. 09/ Brussel Clovislaan 82 T. 02/ F. 02/ Bouge Route de Hannut 55 T. 081/ F. 081/

2 Inhoudsopgave pagina 2 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 2 Tabellen... 5 Figuren... 7 Bijlagen... 8 Leeswijzer kennisgeving... 9 Voorwoord en procedures...10 I. Algemene inlichtingen...14 I.1. Ruimtelijke situering I.1.1. Ligging I.1.2. Situering van de ligging van het projectgebied op de relevante kaarten van de omgeving I.2. Toetsing MER-plicht I.3. Coördinaten initiatiefnemer I.4. Voorgestelde coördinator en deskundigen I.5. Het verdere besluitvormingsproces I.6. Relevante juridische en/of beleidsmatige randvoorwaarden II. Concrete beschrijving project...35 II.1. Verantwoording II.2. Overzicht van activiteiten, processen en installaties: referentiesituatie II.2.1. Slachtproces II.2.2. Waterzuivering II.2.3. Reiniging en desinfectie II.3. Gebruiksfase: residuen en emissies II.3.1. Atmosferische emissies II.3.2. Aquatische emissies II.3.3. Geluidsproductie/trilling II.3.4. Risico op bodem- en grondwaterbelasting II.3.5. Afval II.3.6. Genereren van verkeer II.3.7. Energie III. Administratieve voorgeschiedenis...44 IV. Beschrijving van de alternatieven...45 IV.1. Nulalternatief IV.2. Locatiealternatieven IV.3. Uitvoeringsalternatieven V. Relevante gegevens uit voorstudies en uit vorige rapportages en uit goedgekeurde rapporten die daaruit zijn voortgekomen...46 V.1. MER (M-Tech, 2003) V.2. Uitvoeren van een geuronderzoek in de omgeving van het industrieterrein Oude Bunders in Maasmechelen (VITO, december 2012)... 46

3 Inhoudsopgave pagina 3 V.3. Saneringsplan geurimpact (Milieubureau JOVECO, april 2013) V.4. Geohydrologisch onderzoek grondwaterwinning (KWA Bedrijfsadviseurs, december 2008) V.5. Bodemonderzoeken VI. Methodologie...49 VI.1. Discipline Lucht VI.1.1. Afbakening studiegebied VI.1.2. Methodologie beschrijving van de huidige situatie VI.1.3. Methodologie beoordeling van de huidige situatie VI.1.4. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie VI.1.5. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie VI.1.6. Milderende maatregelen VI.1.7. Postmonitoring VI.1.8. Leemten in de kennis VI.2. Discipline Water VI.2.1. Afbakening studiegebied VI.2.2. Methodologie beschrijving en beoordeling van de huidige situatie VI.2.3. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie VI.2.4. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie VI.2.5. Milderende maatregelen VI.2.6. Leemten in de kennis VI.3. Discipline Geluid VI.3.1. Afbakening studiegebied VI.3.2. Juridische en beleidsmatige context VI.3.3. Methodologie beschrijving van de huidige situatie VI.3.4. Methodologie beoordeling van de huidige situatie VI.3.5. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie VI.3.6. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie VI.3.7. Milderende maatregelen VI.3.8. Leemten in de kennis VI.4. Discipline Bodem VI.4.1. Afbakening studiegebied VI.4.2. Methodologie beschrijving van de huidige situatie VI.4.3. Methodologie beoordeling van de huidige situatie VI.4.4. Methodologie Beschrijving en beoordeling van de toekomstige situatie VI.4.5. Milderende maatregelen VI.4.6. Leemten in de kennis VI.5. Andere disciplines VI.5.1. Mens mobiliteit VI.5.2. Mens gezondheid VI.5.3. Fauna en Flora VI.5.4. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie VII. Ingreep-effectschema...90 VIII. Belangrijkste aandachtspunten...91 VIII.1. Lucht VIII.2. Water VIII.3. Geluid... 91

4 Inhoudsopgave pagina 4 VIII.4. Bodem VIII.5. Andere disciplines IX. Interdisciplinaire gegevensoverdracht...92 X. Reeds gekende onzekerheden en reeds voorziene postevaluatieprogramma s om de onzekerheden in te vullen...93 X.1. Lucht X.2. Water X.3. Geluid X.4. Bodem X.5. Andere disciplines XI. Grensoverschrijdende aspecten...94 XII. Voorstel inhoudsopgave MER...95 XIII. Verklarende woordenlijst en afkortingen...97

5 Tabellen pagina 5 TABELLEN Tabel I 1: Bodemgebruik in de omgeving van het projectgebied Tabel I 2: Overzicht bedrijven in de omgeving van het projectgebied Tabel I 3: Overzicht natuurgebieden binnen een straal van 3 km rond het projectgebied van PLUKON Maasmechelen Tabel I 4: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het studiegebied Tabel I 5: Relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden van toepassing op het project- en studiegebied: aandachtspunten voor de verschillende disciplines, deskundigen bij het opstellen van de methodologie voor de milieueffectbeoordeling Tabel II 2: Afvalstoffenproductie van PLUKON Maasmechelen over het jaar Tabel VI 2: Beoordelingskader, score toegekend in functie van berekende bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen veroorzaakt door NO2-emissies van de stookinstallaties Tabel VI 3: Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in se/m³ als 98P-waarde (equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) Tabel VI-5: Beoordelingskader waterkwaliteit Tabel VI-6: Beoordelingskader waterkwaliteit niet-gevaarlijke stoffen Tabel VI-7: Beoordelingskader waterkwaliteit gevaarlijke stoffen Tabel VI 8: Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht Tabel VI 9: Richtwaarden fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht Tabel VI 13: Bodemabsorptie per m (ISO ) Tabel VI 14: Luchtabsorptie per m (ISO T= 10 C en 70% vochtigheid) Tabel VI 15: Methodologie-effectengroepen discipline Geluid en Trillingen Tabel VI 16: Significantiekader geluid Tabel VI 17: Geologie en hydrologie van de site en omgeving Tabel VI 18: Beoordelingskader voor wijzigende verkeersintensiteit Tabel VI 19: Aandeel goederenvervoer Tabel VI 20: Aandeel personenvervoer Tabel VI 21: Verkeersleefbaarheid Tabel VI 22: Beoordelingsschaal verkeersleefbaarheid Tabel VI 23: Beoordeling van de draagkracht in de geplande situatie Tabel VI 24: Beoordeling van het goederenvervoer in de geplande situatie Tabel VI 25: Beoordeling van het personeelvervoer in de geplande situatie Tabel VI 26: Plan van aanpak... 83

6 Figuren pagina 6 Tabel VII 1: Overzicht van de relatie tussen ingreep/activiteit en de te verwachten effecten

7 Figuren pagina 7 FIGUREN In bijlage 1: Figuur B.I-1 Figuur B.I-2 Figuur B.I-3 Figuur B.I-4 Figuur B.I-5 Figuur B.I-6 Figuur B.I-7 Figuur B.I-8 Figuur B.I-9 Overzichtsplan site PLUKON Maasmechelen; Luchtfoto projectgebied; Luchtfoto omgeving projectgebied; Situering van het projectgebied op het Gewestplan; Bedrijventerreinen omgeving (AGIV); NATURA 2000 in de omgeving (AGIV); VEN/IVON omgeving (AGIV); Zoneringsplan omgeving (VMM); Vlaams hydrografische atlas omgeving (AGIV); In de tekst: Figuur II-1: Schema afvalwaterzuiveringsinstallatie Figuur VI-1: Beoordelingskader voor zeer onaangename geuren in functie van geurgevoeligheid van de beoordelingsplaatsen Figuur VI-2: Geluidskaart L den Figuur VI-3: Geluidskaart L night Figuur VI-4: Legende Lden en Lnight... 67

8 Bijlagen pagina 8 BIJLAGEN Bijlage 1: Figuren Bijlage 2: Huidige vergunningssituatie: overzicht Bijlage 3: Luchtkwaliteitsdoelstellingen Bijlage 4: Handtekening externe deskundigen en initiatiefnemer

9 Leeswijzer kennisgeving pagina 9 LEESWIJZER KENNISGEVING Deze kennisgeving voor het milieueffectrapport (= MER) wordt opgesteld door PLUKON Maasmechelen NV te Maasmechelen voor de hervergunning (milieuvergunning verloopt op 4/5/2014) en de uitbreiding van de milieuvergunning. Het MER wordt opgemaakt in toepassing van het MER/VR-decreet van 18 december Het voorwoord beschrijft de m.e.r.-procedure met uitgebreide aandacht aan de terinzagelegging. Deel I geeft algemene inlichtingen i.v.m. het project-mer, zoals de coördinaten van de initiatiefnemer, MER-deskundigen en MER-coördinator, de ruimtelijke situering van het project en de toetsing aan de MER-plicht. In het onderdeel juridische en beleidsmatige randvoorwaarden worden de verschillende wetgevingen die relevant zijn i.v.m. de exploitatie van PLUKON Maasmechelen NV in matrixvorm opgesomd. Deel II beschrijft de verschillende processen die plaatsgrijpen in relatie tot de milieuaspecten. De processen worden beknopt opgesomd. Voor wat betreft de stromen van de verschillende stoffen en energie worden relevante gegevens besproken. Deel III beschrijft de administratieve voorgeschiedenis van het bedrijf. Deel IV geeft een beschrijving van de aanpak van de studie i.v.m. alternatieven die in het project-mer kunnen bestudeerd worden. Deel V geeft aan of er eventuele relevante gegevens uit voorstudies en andere rapportages beschikbaar zijn. Deel VI behandelt voor de verschillende disciplines de bronnen en de methoden voor de beschrijving en beoordeling van de referentiesituatie. Tevens wordt de methodologie aangegeven die zal gebruikt worden in het project-mer om de effecten van de exploitatie van de site van PLUKON Maasmechelen NV op mens en leefmilieu te voorspellen en te beoordelen. Deel VII geeft een schematisch overzicht van de verschillende activiteiten die plaats vinden bij PLUKON Maasmechelen NV en de mogelijke effecten die deze kunnen hebben op de verschillende milieucompartimenten water, bodem, lucht, geluid en mens. Het ingreepeffectenschema geeft aan welke directe en indirecte effecten er te verwachten zijn in de verschillende milieucompartimenten. De belangrijkste aandachtspunten worden kort samengevat in deel VIII. In deel IX wordt kort de interdisciplinaire overdracht besproken. In deel X worden de reeds gekende onzekerheden en eventuele postevaluatiemaatregelen besproken. Deel XI geeft de grensoverschrijdende effecten weer die te verwachten zijn. Deze grensoverschrijdende effecten zullen in dit project-mer bestudeerd en geëvalueerd worden. Het kennisgevingsdocument geeft een voorstel voor de inhoudsopgave van het project- MER in deel XII en een opsomming van afkortingen en een verklarende woordenlijst in deel XIII

10 Voorwoord en procedures pagina 10 VOORWOORD EN PROCEDURES Deze kennisgeving heeft betrekking op een project-mer van PLUKON Maasmechelen, Oude Bunders 2051 te 3630 Maasmechelen. Dit project-mer wordt opgemaakt in het kader van de hervergunning en beoogde uitbreiding (tot een productiecapaciteit van ca ton levend gewicht/jaar). De bedrijfsactiviteit op de site van PLUKON Maasmechelen omvat het slachten van pluimvee. Dit MER is opgemaakt voor de exploitatie van de hiervoor beschreven activiteiten. Een exacte omschrijving van de ligging van PLUKON Maasmechelen wordt weergegeven in deel I. In dit voorwoord wordt verder een kort overzicht gegeven van de m.e.r-procedure. Het is de bedoeling om de inwoners van de gemeenten waar deze kennisgeving ter inzage ligt te informeren. Tevens wordt aangegeven hoe ze concreet kunnen reageren op de kennisgeving. Verder in de tekst wordt beschreven wat er met de inspraakreacties zal gebeuren en waar meer uitleg gevonden kan worden. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een juridisch-administratieve procedure waarbij de milieugevolgen van een gepland project op een wetenschappelijk verantwoorde wijze bestudeerd, besproken en geëvalueerd worden. De milieueffectrapportage gaat vooraf aan de aanvraag van een milieuvergunning. Het milieueffectrapport moet bij de vergunningsaanvraag gevoegd worden als informatief instrument. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen. Op die wijze kan het project worden bijgestuurd. M.e.r. geeft dus invulling aan één van de basiseisen uit het Europese en Vlaamse milieubeleid namelijk toepassing van het voorzorgsbeginsel. Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (het zogenaamde MER/VR-decreet, hierna het decreet genoemd) beschrijft de mer-procedure (B.S. 13/02/03). Deze procedure is opgebouwd uit vier belangrijke stappen die ook schematisch weergegeven zijn in de figuur in dit voorwoord. a) Kennisgevingsfase De initiatiefnemer controleert of de vergunningsplichtige activiteit moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage. Hierbij gelden de MER-plichtige activiteiten zoals opgesomd in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december Als de voorgenomen activiteit MER-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen. Na het opstellen van het kennisgevingsdossier, dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer bij LNE. Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de Dienst Mer of de kennisgeving volledig is en betekent deze beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving. Zoals hoger aangegeven is de kennisgeving de eerste procedurele stap in de opmaak van het milieueffectrapport. In de kennisgeving zijn o.m. de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het project beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de

11 Voorwoord en procedures pagina 11 initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook is het wenselijk dat de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven worden. Indien er grensoverschrijdende effecten verwacht worden, vermeldt de initiatiefnemer de nodige gegevens die de Dienst Mer toelaten na te gaan of de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten betrokken dienen te worden bij de procedure. b) Richtlijnenfase Binnen 10 dagen na ontvangst van de volledig verklaring van de kennisgeving stuurt de initiatiefnemer het kennisgevingsdossier door naar het betrokken gemeentebestuur, de vergunningverlenende overheid en de door de Vlaamse Regering aangewezen administraties. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente, waar het project gepland is, legt deze kennisgeving binnen de 10 dagen na ontvangst ter inzage. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Binnen de 30 dagen na aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college de bij hen binnengekomen reacties van inwoners en eigen opmerkingen aan de Dienst Mer. Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het milieueffectrapport. De Dienst Mer betekent deze richtlijnen binnen de 70 dagen na goedkeuring van de kennisgeving aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. Het doel van de terinzagelegging van de kennisgeving is ten eerste om de betrokken inwoners van de gemeenten op de hoogte te stellen van de voorgenomen activiteit en zijn mogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken (zie verder) waarmee de Dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen. De richtlijnen bakenen de inhoud af van de te bespreken en te onderzoeken onderwerpen in het milieueffectrapport. Door nuttige inspraakreacties van inwoners van de betrokken gemeenten kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Concreet dienen de gemeenten, waar het MER-plichtige project gepland is, een afschrift van deze kennisgeving ter inzage te leggen binnen een termijn van 10 dagen na ontvangst. Vanaf het begin van deze terinzagelegging heeft het college van burgemeester en schepenen maximaal 30 dagen de tijd om de opmerkingen van de inwoners toe te sturen naar de Dienst Mer. De inwoners kunnen hun opmerkingen ook rechtstreeks doorsturen naar de Dienst Mer. De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van de vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de mer-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Het is dus in ieders belang dat het milieueffectrapport van goede kwaliteit is. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen project zelf, over de

12 Voorwoord en procedures pagina 12 alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis,. De Dienst Mer bundelt de zinvolle reacties op de kennisgeving en neemt een beslissing over de inhoud van het milieueffectrapport, de inhoudelijke aanpak, de methodologie van de rapportage en over de opstellers van het milieueffectrapport. De Dienst Mer betekent de richtlijnen voor het opstellen van het milieueffectrapport aan de initiatiefnemer en de betrokken instanties binnen 70 dagen na volledigverklaring van de kennisgeving (zie ook volgende figuur). Deze richtlijnen zijn een openbaar document. Elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen of raadplegen via de m.e.r. databank op de webstek c) Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-mer opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en aangeschreven administraties en openbare besturen. d) Beoordelingsfase Na indiening van het MER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke en procedurele vereisten. Daarna keurt de dienst het MER goed of af en stellen ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 40 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. Een goedgekeurd MER maakt deel uit van de vergunningsaanvraag en is een openbaar document. Meer informatie is beschikbaar bij de Dienst Mer: Dienst Mer (LNE) Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Telefoon Fax mer@vlaanderen.be

13 Voorwoord en procedures pagina 13 Stroomschema van de m.e.r.-procedure, met situering van de terinzagelegging, met mogelijke grensoverschrijdende effecten Het projectgebied is gelegen op m van de Nederlandse grens. Door deze afstand t.a.v. de Nederlandse gemeente Meers zijn er mogelijks betekenisvolle effecten op Nederlands grondgebied te verwachten. De procedure bij mogelijke grensoverschrijdende projecten wordt aldus gevolgd. Uit het MER zal blijken of er grensoverschrijdende effecten te verwachten zijn.

14 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 14 I. ALGEMENE INLICHTINGEN PLUKON Maasmechelen NV (voorheen Nutreco Belgium NV afdeling Pingo Poultry Products Maasmechelen) baat een pluimveeslachterij uit te Maasmechelen sinds Het bedrijf heeft nog tot 4/5/2015 een milieuvergunning. De huidige vergunde productiecapaciteit van PLUKON Maasmechelen NV bedraagt slachtingen per dag (= ca ton levend gewicht/jaar). PLUKON Maasmechelen NV wenst de slachtcapaciteit uit te breiden naar slachtingen per dag (= ca ton levend gewicht/jaar). Deze productie-uitbreiding is met de huidige, aanwezige installaties perfect mogelijk. De productietoename zal wel een toename betekenen van de opslagcapaciteit, het transport naar en van het bedrijf en een toename van de hoeveelheid afvalwater. I.1. I.1.1. Ruimtelijke situering Ligging De site van PLUKON Maasmechelen is gelegen op het grondgebied van de gemeente Maasmechelen, in het industriepark Oude Bunders aan de Slakweidestraat 25 en heeft volgens het Gewestplan (Limburgs Maasland) de bestemming industriegebied. De N78 (Rijksweg) is de belangrijkste wegontsluiting voor het bedrijf. Deze weg sluit in noordelijke richting aan op de E314 (A2) autosnelweg. De meest nabijgelegen land- of gewestgrens ten opzichte van de site van PLUKON Maasmechelen is de grens met Nederland. Het Nederlandse grondgebied situeert zich in vogelvlucht op ca m in noordoostelijke richting van de site. I Adresgegevens maatschappelijke (= exploitatie-) zetel PLUKON MAASMECHELEN NV Slakweidestraat 25 Oude Bunders MAASMECHELEN I Kadastrale karakterisering Limburg, Maasmechelen, 2 de afdeling, perceel 102 C Totale oppervlakte: ca. 11,8 ha. I Lambert-coördinaten X = Y =

15 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 15 I Omgeving projectgebied Figuur B.I-4 (bijlage 1) situeert het projectgebied op het Gewestplan. PLUKON Maasmechelen bevindt zich in een bedrijvengebied met op relatief korte afstand enkele woningen ter hoogte van de Rijksweg (N78) en de Windmolenweg. De dichtst bijgelegen woonkernen zijn de woonkernen van de deelgemeenten (van Maasmechelen) Opgrimbie (1.300 m) en Boorsem (800 m). I Bodemgebruik Het bodemgebruik rondom het projectgebied is weergegeven in Tabel I 1. Tabel I 1: Bodemgebruik in de omgeving van het projectgebied Windrichting Noorden Bodemgebruik industriegebied, gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo's, bufferzone en woongebied Oosten ontginningsgebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied, woongebied met landelijk karakter, woonuitbreidingsgebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut Zuiden industriegebied, woongebied met landelijk karakter, bufferzone, agrarisch gebied en gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo's Westen industriegebied, woongebied, woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied Woongebied De meest nabijgelegen woning (gelegen in gebied met bestemming woongebied) is gelegen ter hoogte van de Rijksweg (N78) op ca. 300 m ten westen van het projectgebied. Op ca. 2 km ten noorden van PLUKON Maasmechelen bevindt zich de stedelijke kern van Maasmechelen. Bedrijvengebied Binnen het bedrijvengebied zijn tal van andere bedrijven gevestigd, in onderstaande tabel worden deze bedrijven weergegeven. Tabel I 2: Overzicht bedrijven in de omgeving van het projectgebied Naam Bedrijf Adresgegevens Activiteit Arcese Transport N.V. Brouwers Zink N.V. Euroluc N.V. Leemkuilstraat Maasmechelen Slakweidestraat Maasmechelen Slakweidestraat Maasmechelen Transport/Logistiek Zink, lood koper, bekledingen van daken groothandel (her)bekleden van cylinders, rollen, wielen met polyurthaan (PUR) elastomeren

16 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 16 Naam Bedrijf Adresgegevens Activiteit Paas Food Industries N.V. Slakweidestraat Maasmechelen Traiteur/Bereide maaltijden Landi N.V. Slakweidestraat Maasmechelen Profiel Service N.V. Elsach N.V. GRACO BVBA Niebo BVBA Slakweidestraat Maasmechelen Slakweidestraat Maasmechelen Slakweidestraat Maasmechelen Slakweidestraat Maasmechelen ECO Belgium N.V Slakweidestraat Maasmechelen TR Engineering BRT N.V. Ariake F.P.N.I. Belgium n.v. ESMA N.V. Algemeen Afwerkingsbedrijfs Conings N.V. Europa Cuisson Leemkuilstraat Maasmechelen Rijksweg Maasmechelen Leemkuilstraat Maasmechelen Leemkuilstraat Maasmechelen Breitwaterstraat Maasmechelen Breitwaterstraat Maasmechelen Projectontwikkeling Staalbewerking Slaapcomfort Vloeistofverwerkingssystemen en onderdelen Verplaatsbare keukens Onderhouds en reinigingsproducten/groothandel Plaatbewerking (het bedrijfs-klaarmaken van machines foodsector/rvs bewerking) Buizen Productie bouillon en sauzen Balanceringen/Balancering sscharnieren Gevelreiniging/straalwerken Gekookt gevogeltevlees Natuurgebied Ten zuidwesten van het projectgebied bevindt zich het habitatrichtlijngebied (ca m) en vogelrichtlijngebied (ca m) Mechelse heide en vallei van de Ziepbeek, dat ook als VEN-gebied (De Hoge Kempen) is afgebakend. Ten noordoosten bevindt zich op een afstand van ca m het habitatrichtlijngebied Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek, dat ook als VEN-gebied (De Grensmaas Zuid) is afgebakend. Tabel I 3: Overzicht natuurgebieden binnen een straal van 3 km rond het projectgebied van PLUKON Maasmechelen Natuurgebied SBZ-V SBZ-H VENgebied Erkend natuurreservaat Afstand tot projectgebied (km) De Hoge Kempen X X X X (deel) 1,75 Maaswinkel / X X X 2,15

17 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 17 I Beschrijving locatie en activiteiten De locatie van de verschillende activiteiten in het projectgebied wordt weergegeven in bijlage 1 (Figuur B.I-1). De hoofdactiviteit omvat het slachten van pluimvee. Als ondersteunende activiteiten kunnen vermeld worden: - aanvoer van pluimvee; - afvoer van vlees, slachtafval en andere afvalstoffen; - opwekking van hernieuwbare energie (warmterecuperatie koeltorens); - waterzuivering; - activiteiten ten behoeve van het algemeen onderhoud; - levering van hulpstoffen; - planning en logistiek; - administratie. I.1.2. Situering van de ligging van het projectgebied op de relevante kaarten van de omgeving Om de ligging van het projectgebied te illustreren worden in bijlage 1 volgende figuren toegevoegd: Figuur B.I-1 Figuur B.I-2 Figuur B.I-3 Figuur B.I-4 Figuur B.I-5 Figuur B.I-6 Figuur B.I-7 Figuur B.I-8 Figuur B.I-9 Overzichtsplan site PLUKON Maasmechelen; Luchtfoto projectgebied; Luchtfoto omgeving projectgebied; Situering van het projectgebied op het Gewestplan (AGIV); Bedrijventerreinen omgeving (AGIV); NATURA 2000 in de omgeving (AGIV); VEN/IVON omgeving (AGIV); Zoneringsplan omgeving (VMM); Vlaams hydrografische atlas omgeving (AGIV);

18 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 18 I.2. Toetsing MER-plicht De activiteiten van PLUKON Maasmechelen zijn MER-plichtig volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. De activiteiten vallen onder rubriek 7f van Bijlage II (MER-plichtig project met mogelijkheid tot ontheffing). PLUKON Maasmechelen ziet af van de mogelijkheid tot ontheffing en zal een project-mer uitvoeren. Rubriek 7: VOEDINGS - EN GENOTMIDDELENINDUSTRIE: f) Installaties voor het slachten van dieren met een verwerkingscapaciteit van ton levend gewicht per jaar of meer. Het betreft een milieueffectrapport in het kader van de hernieuwing en de uitbreiding van de milieuvergunning van PLUKON Maasmechelen met een productiecapaciteit van ca ton levend gewicht/jaar. De mer-procedure is beschreven in het Decreet van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003) tot aanvulling van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage. I.3. Coördinaten initiatiefnemer Bedrijfsnaam: PLUKON MAASMECHELEN NV Adres: Slakweidestraat 25, Oude Bunders 2051, B-3630 Maasmechelen Telefoon: +32 (0) Fax: +32 (0) Ondernemingsnr.: Vestigingsnr.: Siteverantwoordelijke: Constant Wauters Telefoon: +32 (0) c.wauters@plukon.be Plant Manager: Hendry Kuypers Telefoon : +32(0) h.kuypers@plukon.be Milieucoördinator: Hilde Philtjens Telefoon: +32 (0) Mobiel: +32 (0) h.philtjens@plukon.be

19 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 19 I.4. Voorgestelde coördinator en deskundigen MER-COÖRDINATOR DISCIPLINE ERKENNINGSNUMMER EN EINDDATUM COÖRDINATEN Quirin Vyvey Medewerker: Peter De Bruyne Fauna en Flora EDA /02/2014 M-tech milieucoördinatoren cvba Adres: Industrieweg 118 bus 4 te 9032 Gent Telefoon: Fax: q.vyvey@m-tech.be ERKEND DESKUNDIGE DISCIPLINE ERKENNINGSNUMMER EN EINDDATUM COÖRDINATEN Christian Busschots Geluid en trillingen EDA /12/2099 Acoustical Engineering NV Adres: Oudestraat 25/1 te 2860 Sint-Katelijne- Waver Telefoon: 015/ Fax: 015/ acoustical.engineering@telenet.be

20 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 20 ERKEND DESKUNDIGE DISCIPLINE ERKENNINGSNUMMER EN EINDDATUM COÖRDINATEN Maarten Geypens Bodem EDA 224 M-tech milieucoördinatoren cvba in samenwerking met Grondwater 16/04/2015 Adres: Industrieweg 118 bus 4 te 9032 Gent Chris Cammaer (geohydrologie) Telefoon: Fax: maarten.geypens@telenet.be Johan Versieren Lucht EDA 059 Joveco bvba Oppervlaktewater 10/05/2015 Adres: Kriesberg 29b te 3221 Holsbeek Telefoon: Medewerker oppervlaktewater: Quirin Vyvey Fax: joveco@scarlet.be INTERNE MILIEUDESKUNDIGE Naam: Functie: Hilde Philtjens Milieucoördinator Telefoon: +32 (0) Mobiel : +32 (0) h.philtjens@plukon.be

21 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 21 I.5. Het verdere besluitvormingsproces Het milieueffectrapport dient te worden opgesteld om bij de milieuvergunningsaanvraag klasse 1 gevoegd te worden in het kader van de hernieuwing en uitbreiding van de bestaande vergunning. De belangrijkste VLAREM-rubrieken die momenteel van toepassing zijn, worden opgesomd in Bijlage 2. I.6. Relevante juridische en/of beleidsmatige randvoorwaarden De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn de uitgangspunten voor de selectie van alternatieven, het bepalen van de referentiesituatie en de ontwikkelingsscenario s. Er dient enerzijds getoetst te worden aan de bestaande wetgevingen (juridische randvoorwaarden) en anderzijds aan beleidsinitiatieven. Juridische randvoorwaarden kunnen eveneens per discipline criteria leveren die van belang zijn voor de effectbeoordeling. Het beschrijven van juridische randvoorwaarden is eveneens van belang voor het bepalen van juridische acties, indien de voorgenomen activiteit zou uitgevoerd worden. In het juridisch kader worden de verschillende relevante aspecten inzake het milieubeleid voor het projectgebied toegelicht. Dit gebeurt vanuit verschillende invalshoeken. Een eerste luik omvat de beschrijving van de wetgeving in het kader van het ruimtelijk ordeningsrecht. Het tweede deel bevat een opsomming van de wettelijke bepalingen op het vlak van de milieuhygiëne (recht dat ertoe strekt een aantal negatieve invloeden op het leefmilieu te voorkomen/beperken). In het derde deel komen de bepalingen van het milieubeschermingsrecht aan bod (recht dat het behoud/herstel van positieve elementen uit natuur en landschap beoogt). Het vierde deel geeft een overzicht van de bepalingen uit het internationaal recht die een invloed kunnen hebben op de beoordeling van de effecten van dit project. In het laatste deel worden de beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd die in het kader van industriële projecten moeten worden nagegaan. Tabel I 4: geeft aan welke juridische en beleidsmatige randvoorwaarden relevant zijn voor onderhavig project. Summier wordt ook gesteld wat de wetgeving inhoudelijk omschrijft. Tabel I 5: geeft dan weer aan voor welke disciplines de verschillende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden relevant zijn. Bij het opstellen van de methodologie voor het opstellen van het eigenlijke MER zijn de relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden gebruikt, zonder dat ze in die specifieke hoofdstukken van de kennisgeving uitgebreid herhaald worden.

22 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 22 Tabel I 4: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het studiegebied Inhoudelijk A. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden i.v.m. ruimtelijke ordening Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (B.S. 20/08/2009) Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen De Codex bepaalt het beleid ten aanzien van activiteiten die invloed kunnen hebben op de Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen. Beschrijft de wetgeving die van toepassing is bij het bouwen van infrastructuren. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen JA JA Algemeen relevant in Vlaanderen. Algemeen relevant in Vlaanderen. Het gebied Maasmechelen is afgebakend als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de Provincie Limburg en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. JA Algemeen relevant in Limburg. Het gebied Maasmechelen wordt in het ruimtelijk concept gezien als een kleinstedelijk gebied. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Maasmechelen Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad Maasmechelen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. JA Algemeen relevant in Maasmechelen.

23 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 23 Gewestplan Plannen van aanleg Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP s): Gem. RUP s, PRUP s of GRUP s Ruimtelijke ordening en stedenbouw B. Milieuhygiënerecht Milieuvergunningsdecreet, VLAREM I en VLAREM II. Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (B.S. 17/12/1985). Inhoudelijk Geeft de bestemming van de gronden in Vlaanderen weer. Geeft de bestemming van de gronden in Vlaanderen waarvan de bestemming veranderd is t.o.v. de gewestplannen. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Maasmechelen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. Beschrijft de wetgeving die van toepassing is bij het bouwen van infrastructuren. VLAREM I bepaalt de voorwaarden om een vergunning te krijgen om een hinderlijke inrichting uit te baten. Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen JA NEEN NEEN Het bedrijf bevindt zich volgens het gewestplan Limburgs Maasland in industriegebied waarvan de voorschriften van het K.B. van 28/12/1972 gelden voor dit projectgebied. Er zijn geen relevante plannen van aanleg voor het gebied. Niet van toepassing. Er zijn geen ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt voor het projectgebied. NEEN Er werden reeds stedenbouwkundige vergunningen verkregen voor de bestaande inrichtingen. Er dienen geen bijkomende vergunningen aangevraagd te worden. JA Voor het bestaande bedrijf werden er VLAREM-vergunningen afgeleverd. Besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (B.S. 26/06/1991) en latere wijzigingen = VLAREM I. VLAREM II bepaalt de voorwaarden waaraan de vergunde hinderlijke inrichting moet voldoen bij exploitatie ten aanzien van milieu. Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (B.S. 31/07/1995) en latere wijzigingen = VLAREM II.

24 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 24 Besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en beschermingszones (B.S. 20/07/1985) en latere wijzigingen. Inhoudelijk Winningen van grondwater voor drinkwaterproductie worden beschermd door specifieke voorwaarden om verontreiniging van het drinkwater preventief te vermijden (B.S. 20/07/85). Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen JA Op een afstand van 3,5 km in noordelijke richting van het projectgebied zijn er waterwingebieden of beschermingszones afgebakend, nl. Meeswijk - Eisden Vrietselbeek (beschermingszone I, II en III). Het bedrijf heeft een eigen grondwaterwinning. Bodemdecreet en VLAREBO. Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en bodembescherming (B.S. 22/01/2007) en latere wijzigingen. Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 tot vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (B.S. 22/04/2008) en latere wijzigingen. Materialendecreet en VLAREMA Decreet van 14 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (B.S. 28/02/2012). Om nieuwe verontreiniging van de bodem te verhinderen zijn specifieke voorwaarden voor bodem vastgelegd. Daarnaast bepaalt deze wetgeving ook hoe verontreiniging dient vastgesteld en gesaneerd te worden. Voor historische verontreiniging bepaalt deze bodemwetgeving specifieke voorwaarden. De verplichtingen i.v.m. afval (administratieve en milieutechnische) zijn vastgelegd in deze wetgevingen. JA De bestaande activiteit is VLAREBO-plichtig (periodiciteit 10 jaar). JA In het projectgebied werden reeds verscheidene bodemonderzoeken uitgevoerd. De exploitant produceert afvalstoffen waarvan het beheer aan de verplichtingen uit het Materialendecreet en VLAREMA dient te voldoen. Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (B.S. 23/05/2012).

25 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 25 Mestdecreet. Decreet van 22 december 2006 tot bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (B.S. 29/12/2006) en latere wijzigingen. Wetgevingen i.v.m. waterlopen: Wet op de bescherming van oppervlaktewateren; Wet op de onbevaarbare waterlopen; Wet betreffende de wateringen en de wet betreffende de polders. Decreet Integraal waterbeleid (=IWB) / Kaderrichtlijn Water = Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (B.S. 14/11/2003) Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (B.S. 8/11/2004). Legionellabesluit = Besluit van de Vlaamse regering van 09/02/07 i.v.m. de preventie van de veteranenziekte op publiek toegankelijke plaatsen (B.S. 4/05/07) Inhoudelijk Voor de afzet naar en het gebruik van (vooral dierlijke) meststoffen op Vlaamse (landbouw)gronden bepaalt deze wetgeving de verschillende voorwaarden (administratieve en operationele). Regelt o.m. de voorwaarden bij lozing van afvalwater, hemelwater en de captatie van oppervlaktewater. Dit decreet regelt het beleid en het beheer van waterlopen en hun bekkens om water in Vlaanderen op een duurzame wijze te beheren, samen met de verschillende belanghebbenden. Het Besluit bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakten. Dit besluit omschrijft de bescherming van de mens ten aanzien van de (gevaarlijke) besmetting door Legionella (in waterig milieu). Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen NEE JA JA JA JA Er is geen aparte opvang voor mest voorzien, de kratten worden gereinigd bij een externe firma. Het effluent van de waterzuivering wordt geloosd in de Kikbeek. Het project omvat waterverbruik. Het hemelwater en niet-potentieel verontreinigd grondwater wordt geloosd in de openbare riolering (RWA). Het bedrijf heeft een open koelsysteem (met 4 open koeltorens) waarop deze wetgeving van toepassing is (zie deel Andere disciplines).

26 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 26 Wetgeving i.v.m. CFK s en halonen: KB van 7/3/1991 houdende reglementering voor gebruik van CFK s in koelinstallaties en verordening 2037/2000 i.v.m. halonen. Inhoudelijk Deze bepalingen geven de wetgeving aan ten aanzien van diverse ozon-afbrekende stoffen ( gat in de ozonlaag ). Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen NEEN Er worden geen dergelijke koelmiddelen gebruikt. Seveso-richtlijn BBT- en BREF-studie slachthuizen Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2013 (B.S. 06/08/2013) betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten Wet betreffende vleeskeuring en vleeshandel dd. 5/09/1952 (en het K.B. betreffende de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong dd. 22/12/2005) en het K.B. betreffende algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen dd. 04/07/1996 (B.S. 03/09/1996) en wijzigingen Bedrijven die een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stoffen op hun terrein hebben, zijn onderworpen aan een rapportageplicht. Zij moeten aantonen dat zij de risico s verbonden aan de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen kennen en beheersen, en dat zij voldoende maatregelen nemen om mens en milieu te beschermen, ook bij accidenten. Geven op Vlaams en Europees niveau aan welke best beschikbare technieken (BBT s) vanuit milieuoogpunt bestaan voor slachthuizen. Besluit omvat de verplichtingen m.b.t. dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Reglementering inzake de exploitatievoorwaarden om vlees en waren die van of met vlees zijn vervaardigd, te kunnen commercialiseren. NEEN JA JA JA De aanwezigheid van gevaarlijke producten is beperkt. De gebruikte technieken van het project worden getoetst aan de van toepassing zijnde BBT s en BREF. De geproduceerde dierlijke afvalstoffen worden opgehaald en verwerkt door derden. Voorwaarden m.b.t. waterkwaliteit en opvang/opslag van bloed.

27 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 27 De wet betreffende bescherming en welzijn van dieren (14/08/1986) en betreffende bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (K.B. 1/03/2000) De wet betreffende bescherming en welzijn (14/08/1986) en betreffende bescherming dieren bij het slachten of doden (K.B. 16/01/1991) C. Natuur en landschap Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS. 10/01/1998). Natuurreservaten Besluit van de Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (B.S. 13/08/2009) Het Bosdecreet van 13 juni 1990 (B.S. 28/09/1990) en haar uitvoeringsbesluiten Inhoudelijk Toetsen of voldoende bewegingsvrijheid voorzien is voor de dieren, er een goede klimaatregeling, goede voedingswijze is. Regeling van de bouw, de inrichting en de voorziening van slachthuizen en het gebruik daarvan. Centraal in dit decreet staat een planmatige aanpak (natuurbeleidsplan), een horizontaal beleid ( stand-still -principe) en een gebiedsgericht beleid. Deze wetgeving heeft als doel de instandhouding van verschillende organismen en hun leefgebieden. Speciale beschermingszones werden afgebakend in Vlaanderen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vlaamse en/of erkende natuurreservaten zijn terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van het natuur(lijk milieu). Om sommige (bedreigde) diersoorten te beschermen werden specifieke voorwaarden opgelegd vooral met betrekking tot oogsten en verhandelen. Het Bosdecreet en haar uitvoeringsbesluiten regelen het verstandig en duurzaam gebruik en beheer van de Vlaamse bossen (o.a. ook kappingen, compensaties, ). Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen NEEN JA JA JA NEEN NEEN Dieren worden slechts tijdelijk gestald in het slachthuis. De inrichting en toegepaste slachtmethodes moeten voldoen aan deze bepalingen. Ten zuidwesten van het projectgebied bevindt zich het habitatrichtlijngebied (ca m) en vogelrichtlijngebied (ca m) Mechelse heide en vallei van de Ziepbeek, dat ook als VEN-gebied (De Hoge Kempen) is afgebakend. Ten noordoosten bevindt zich op een afstand van ca m het habitatrichtlijngebied Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek, dat ook als VEN-gebied (De Grensmaas Zuid) is afgebakend. Ten zuidwesten van het projectgebied bevindt zich het natuurgebied De Hoge Kempen op een afstand van ca m. Het natuurgebied Maaswinkel ligt op een afstand van ca m ten noordoosten van het projectgebied. Het projectgebied ligt in industriegebied en dicht bij het stedelijk gebied van Maasmechelen.

28 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 28 Decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium (B.S. 15/09/1993) gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003, 10 maart 2006 en 27 maart 2009 Wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, gewijzigd bij decreet van 14 juli 1993, decreet van 6 juni 1994 en decreet van 16 april 1996, Decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg (gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, 8 december 2000, 21 december 2001, 19 juli 2002, 13 februari 2004, 10 maart 2006, 16 juni 2006 en 27 maart 2009) Inhoudelijk Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Ter bescherming van monumenten en staden/of dorpsgezichten en landschappen; instandhouding, herstel en beheer van beschermde landschappen. Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen NEEN JA Archeologische toevalvondsten dienen binnen 3 dagen gemeld te worden bij R.O. Vlaanderen entiteit Onroerend Erfgoed. In de omgeving van het projectgebied bevinden zich de ankerplaatsen Molsbroek, Van Mechelse Heide tot vallei van de Zijpbeek en Maasvallei van Maasmechelen tot Stokkem met kasteeldomein Vilain XIV (bron: AGIV Landschapsatlas). Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten, gewijzigd bij decreten van 18 december 1992, 22 februari 1995, 22 december 1995, 8 december 1998, 18 mei 1999, 7 december 2001, 21 november 2003, 30 april 2004, 10 maart 2006 en 27 maart 2009 EU-conventie van Malta Voorziet dat middelen voor archeologische vondsten en onderzoek moeten voorzien worden. NEEN Archeologische toevalvondsten dienen binnen 3 dagen gemeld te worden bij R.O. Vlaanderen entiteit Onroerend Erfgoed.

29 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 29 D. Internationale regelgeving/verdragen Milieu Protocol van Kyoto bij het VN-klimaatverdrag Europese emissieplafonds NEC Herziening van het Protocol van Göteborg van 4 mei 2012 Inhoudelijk Het protocol van Kyoto legt internationale afspraken vast en stelt voor 28 industrielanden reductiedoelstellingen voor broeikasgassen op. Deze richtlijn is in Vlaanderen o.a. omgezet in titel II van VLAREM. Bovendien zijn specifieke wetgevingen i.v.m. energie en lucht gebaseerd op dit protocol. Elke Europese lidstaat wordt verplicht om de emissies van SO 2, NOx, VOS en NH 3 drastisch terug te dringen. Hiermee moeten milieuproblemen als zure regen en ozonoverlast ingedijkt worden. De Europese Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake de nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn) bepaalt emissieplafonds voor verschillende polluenten. Deze richtlijn is in Vlaanderen omgezet in titel II van VLAREM en het NECreductieprogramma (= Vlaams Emissiereductieprogramma voor NO X, SO 2, VOS en NH 3 ). In dit herziene protocol werden strengere luchtemissieplafonds vastgelegd ter bescherming van de luchtkwaliteit (grensoverschrijdend). Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen JA JA JA Algemeen geldend voor België en Vlaanderen. Algemeen geldend voor België en Vlaanderen (zie ook deel lucht) met eventueel relevante emissies met betrekking tot dit project. Algemeen geldend voor België en Vlaanderen (zie ook deel lucht) met eventueel relevante emissies met betrekking tot dit project.

30 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 30 Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen Solventrichtlijn (1999/13/EG) Richtlijn inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties. De richtlijn betreft de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van het gebruik van organische oplosmiddelen. Deze richtlijn is omgezet in titel II van het VLAREM. WKK-richtlijn De richtlijn 2004/8/EG van 11 februari 2004 behandelt de bevordering van WKK op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt. In Vlaanderen geïmplementeerd via het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Kaderrichtlijn luchtkwaliteit en 4 dochterrichtlijnen De Europese richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa vormt de belangrijkste wettelijke basis inzake luchtkwaliteitsnormen. Samen met de 3 dochterrichtlijnen 1999/30/EG, 2000/69/EG en 2002/3/EG behandelt ze de polluenten zwavelstofdioxide (SO 2 ), stikstofoxiden (NO 2 en NO x ), fijn stof (PM 10 en PM 2,5), lood, koolstofmonoxide (CO), benzeen en ozon (O 3 ). De lidstaten dienen de concentraties te toetsen aan grenswaarden (SO 2, NO 2 en NO x, PM 10, PM 2,5, lood, CO, benzeen) en streefwaarden NEEN NEEN JA Niet van toepassing. Niet van toepassing. Algemeen relevant in Vlaanderen.

31 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 31 Inhoudelijk (PM 2,5 en O 3 ). Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen Daarnaast is er een 4e dochterrichtlijn (2004/107/EG) die de polluenten arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen behandelt. De streefwaarden vastgelegd voor deze polluenten, zijn eind 2012 in werking getreden. Richtlijn Industriële Emissies Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 E. Beleidsmatige randvoorwaarden Milieu Gewestelijk milieubeleidsplan MINA 4 voor In Vlaanderen geïmplementeerd via VLAREM II. Deze recente Europese richtlijn 2010/75 kwam tot stand op basis van een herziening en een herschikking van de vroegere GPBV-richtlijn en zes sectorale richtlijnen (de 3 TiO 2 -richtlijnen, de richtlijn VOS/oplosmiddelen, de richtlijn afvalverbranding, de GSI-richtlijn). Dit verdrag voorziet dat bij projecten in een lidstaat die aanzienlijke effecten kunnen hebben op het milieu van een andere lidstaat, de lidstaat op wiens grondgebied het project wordt voorgesteld, informatie verstrekt aan de andere lidstaat. In Vlaanderen geïmplementeerd via het MER/VR-decreet. Het milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid voor de komende jaren. JA JA JA Algemeen relevant in Vlaanderen. Er zijn mogelijke grensoverschrijdende effecten te verwachten (gezien de afstand van m tot de Nederlandse grens). Algemeen geldend in Vlaanderen. De doelstellingen hebben meestal betrekking op de gewenste milieu- en natuurkwaliteit of de uitstoot van vervuilende stoffen.

32 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 32 Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen Provinciaal milieubeleidsplan Limburg Momenteel is in Limburg het provinciale milieubeleidsplan van toepassing. Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005 Besluit inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai Visiedocument Geurbeleid Het besluit van de Vlaamse minister keurde het reductieprogramma goed op 23 oktober 2005 (B.S. 25 november 2005). Het reductieprogramma kadert de diverse elementen van het beleid gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater. Het geeft aan welke (bestaande) principes en instrumenten dienen uitgebouwd of ingezet te worden en op welke manier dit hoort te gebeuren. Op 22 juli 2005 heeft de Vlaamse Regering de omzetting van de Europese richtlijn omgevingslawaai in Vlaanderen goedgekeurd (B.S. 31/08/05). Deze richtlijn maakt het mogelijk dat tegen midden 2007 de geluidsimpact van grote wegen, belangrijke spoorwegen en luchthavens en van grote stedelijke gebieden in kaart wordt gebracht. In het visiedocument De weg naar een duurzaam geurbeleid (versie van september 2008) zijn een aantal beslissingsschema s opgenomen met betrekking tot het al dan niet uitvoeren van bepaalde beleidsmaatregelen door hinderlijke activiteiten. JA JA NEEN JA Algemeen geldend in Limburg Het project bezit een eigen afvalwaterzuivering. Niet van toepassing voor industriële project-mer s. De informatie uit het luik geluid uit onderhavig MER kan echter wel gebruikt worden als informatiebron voor de relevante overheid. Relevant voor dit project gezien de mogelijke geureffecten vanwege de productie.

33 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 33 Ontwerp-Mobiliteitsplan Vlaanderen Inhoudelijk In het ontwerp-mobiliteitsplan Vlaanderen worden verschillende concrete doelstellingen naar voor geschoven voor het ontwikkelen van een duurzaam mobiliteitsbeleid. Momenteel is een nieuw mobiliteitsplan in opmaak. Relevantie Bespreking relevantie voor dit MER ja/neen JA Relevant wegens de bestaande transporten naar en van het bedrijf. Het openbaar onderzoek loopt van 8 november 2013 tot en met 12 januari Daarna is er een bespreking in het Vlaams Parlement en goedkeuring door de Vlaamse Regering. Mobiliteitsplan Maasmechelen (2000) Geeft het beleid van de stad Maasmechelen inzake mobiliteit weer. JA Relevant wegens de bestaande transporten naar en van het bedrijf.

34 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 34 Tabel I 5: Relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden van toepassing op het projecten studiegebied: aandachtspunten voor de verschillende disciplines, deskundigen bij het opstellen van de methodologie voor de milieueffectbeoordeling. Discipline Lucht Water Geluid Bodem Andere Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Limburg Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Maasmechelen Gewestplan X X X X Milieuvergunningsdecreet, VLAREM I en VLAREM II X X X X X Waterwingebieden en beschermingszones X X X Bodemdecreet en VLAREBO X X Materialendecreet en VLAREMA X X X Wetgevingen i.v.m. waterlopen X X Decreet Integraal waterbeleid X X Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, Legionellabesluit BBT- en BREF-studie slachthuizen X X X X X Besluit betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten Wetgevingen i.v.m. vleeskeuring en handel en de exploitatie van slachthuizen Wet i.v.m. bescherming dieren bij het doden en slachten Decreet natuurbehoud en natuurlijk milieu Natuurreservaten Decreet archeologisch patrimonium Decreet landschapszorg en bescherming monumenten en stads- en dorpsgezichten Kyoto NEC + Europese emissieplafonds Göteborg (herziening 2012) Kaderrichtlijn luchtkwaliteit en 4 dochterrichtlijnen Richtlijn Industriële emissies Verdrag van Espoo Gewestelijk milieubeleidsplan X X X X Provinciaal milieubeleidsplan Limburg X X X X Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen Visiedocument geurbeleid Ontwerp-Mobiliteitsplan Vlaanderen Mobiliteitsplan Maasmechelen X X X X X X X X X X (X) X X X X X X X X X X X X

35 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 35 II. CONCRETE BESCHRIJVING PROJECT Het MER-VR-decreet voorziet in artikel de mogelijkheid om vertrouwelijke informatie in een afzonderlijke bijlage op te nemen. Indien deze informatie van belang is voor de berekening van de milieueffecten, zal deze dan ook in een afzonderlijke bijlage bij het MER worden opgenomen. Momenteel wordt aangenomen dat van deze clausule geen gebruik gemaakt zal worden voor dit project-mer. Mocht dit in een latere fase toch nodig blijken, zal van deze mogelijkheid (ten laatste op de bespreking van het ontwerp-mer) toch nog gebruik gemaakt worden. II.1. Verantwoording PLUKON Maasmechelen NV slacht uitsluitend pluimvee. De voornaamste reden voor de hervergunning en uitbreiding van de milieuvergunning is het optimaliseren van de huidige installatie. Het aantal geslachte dieren verhoogt van per dag naar per dag. Het gemiddelde gewicht van een levend dier bedraagt 2,5 kg. De productiecapaciteit zal in totaal ton levend gewicht per jaar bedragen. De steeds hogere kwalitatieve en hygiënische eisen, maken investeren in rendements- en kwaliteitsvergende aspecten een noodzaak. Om de bijkomende afvalstoffen op te vangen wordt de frequentie van ophalen verhoogd. Er wordt voorzien in een uitbreiding van het koelvermogen, stalruimte voor dieren en een verhoging van de afvalwaterlozing. Deze verhogingen zijn evenredig met het bijkomend aantal slachtingen. II.2. Overzicht van activiteiten, processen en installaties: referentiesituatie Slachthuizen kunnen opgedeeld worden in 2 categorieën van slachthuizen: de grootveeslachthuizen (o.a. varkens- en runderslachthuizen) en kleinveeslachthuizen (o.a. pluimveeslachthuizen). PLUKON Maasmechelen NV behoort tot de categorie van de kleinveeslachthuizen daar het enkel pluimvee slacht. Globaal gezien kan het slachtproces ingedeeld worden in twee delen: het onreine en het reine gedeelte. Nevenactiviteiten zoals bv. poetsactiviteiten (bv. reinigen, ontsmetten) en waterbehandelingsactiviteiten (bv. fysico-chemische zuivering, biologische zuivering) zijn noodzakelijk om het slachtproces hoogwaardig te kunnen laten verlopen. II.2.1. II Slachtproces Aanvoer De kuikens worden rechtstreeks vanuit de landbouwbedrijven aangevoerd met vrachtwagens. Dit transport gebeurt grotendeels via de E314 en via de afrit

36 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 36 Maasmechelen kunnen de wagens direct het industriegebied Oude Bunders bereiken. Op het bedrijfsterrein kunnen de wagens wachten voor lossing. De kippen worden vervoerd in speciale containers die er moeten voor zorgen dat de dieren in een goede gezondheid het slachthuis bereiken. De containers worden gelost en gedurende een korte periode (minimaal 2 uur) opgeslagen in de losruimte. In deze ruimte komen de kuikens tot rust. De ruimte wordt geventileerd met buitenlucht. II Bedwelmen = Gasverdoven = CAS-systeem Het verdoven van het pluimvee gebeurt door middel van gasverdoving (CAS-systeem). De ontwikkeling van het Controlled Atmosphere Stunning (CAS) systeem heeft geleid tot verbetering van kwaliteit van het eindproduct en de mogelijkheid tot het aanhangen van verdoofde dieren. Dit laatste brengt daarnaast een sterke verbetering van de arbeidsomstandigheden van de aanhangers met zich mee. Het CAS systeem is gebaseerd op inhalatie van een aangepaste omgevingsatmosfeer welke een verdoving tot stand brengt. Het verdoven gebeurd door middel van een gecontroleerd gasmengsel (o.a. O 2 en CO 2 ) Daarna worden de kippen aan de slachtlijn opgehangen. II Kelen en uitbloeden Door het aansnijden van de halsslagader (links, rechts, tweezijdig ) wordt het pluimvee gedood. Deze handeling gebeurt machinaal en wordt indien nodig handmatig gecorrigeerd m.a.w. als een kip na het machinaal insnijden van de halsslagader niet uitbloedt dan wordt er door een medewerker handmatig een insnede gemaakt in de halsslagader zodat de kip kan uitbloeden, en vindt plaats ongeveer 20 seconden na de verdoving. Ongeveer de helft van het in het dier aanwezige bloed komt vrij en wordt opgevangen. De overige helft blijft achter in o.a. hart, lever, aders, enz. II Broeien Om de veren gemakkelijk te kunnen verwijderen, passeert het dode dier door een verwarmd waterbad. De broeitijd is afhankelijk van de watertemperatuur (2-3 minuten bij t C. II Plukken Het plukken gebeurt door middel van schijven, waarop plukvingers worden aangebracht. Deze schijven draaien snel rond in tegengestelde richting. Om het oppervlak van het dier glad te houden en de losse veren te verwijderen, wordt constant water gesproeid. II Koppen trekken De kop wordt tussen twee geleide stangen gevoerd. De kop, samen met de slokdarm en luchtpijp, wordt losgemaakt van de nek doordat de afstand tussen de slachthaak en de koppentrekker steeds groter wordt..

37 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 37 II Loopvoeten snijden Een loopvoetsnijder snijdt doorheen het enkelgewricht, waardoor het dier loskomt van de slachthaak. De looppoten worden vrijgemaakt en via een vacuümsysteem getransporteerd naar het restengebouw. De looppoten gaan door een crusher. II Verwijderen krop Door middel van een kropboor wordt de krop, samen met vet- en klierweefsel losgetrokken. II Verwijderen organen Na het machinaal uitboren van de cloaca, wordt de borst- en buikholte leeggehaald. Na het mechanisch uitlepelen van het maagdarmpakket wordt een post-mortem keuring uitgevoerd door een interne keurder onder toezicht van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Het karkas wordt visueel gekeurd op basis van de onderrichtingen van het FAVV. De keuring van het maagdarmpakket gebeurt op basis van de onderrichtingen van het FAVV Eetbare organen, zoals hart, lever en maag (=geoogste eetbare organen) worden afgescheiden van het maagdarmpakket. In dat geval worden deze gekoeld, met het oog op menselijke consumptie. II Verwijderen nek In een volgende stap wordt de nek van het karkas verwijderd met behulp van een nekkenkneuzer. De nek, indien bedoeld voor menselijke consumptie, wordt getransporteerd naar de koeling. II Verwijderen nekvel Bij het trekken van de kop scheurt het nekvel vaak scheef af. In deze processtap wordt het nekvel op een vaste lengte afgesneden. II Eindcontrole en wassen van het karkas Het leeg karkas wordt gecontroleerd. Eventueel achtergebleven delen van het maagdarmpakket worden door middel van een vacuümtrekker verwijderd ofwel weggespoeld met behulp van een binnen- en buitenwasser. Vervolgens wordt het afgewerkt karkas van de slachtlijn overgehangen op de koellijn. II Voorkoelen Het koelen van karkassen of pluimveedelen (4 C) gebeurt via luchtkoeling. De producten gaan via de koellijn doorheen een ruimte waarin koude lucht wordt geblazen. Eerst gaan de producten door een ruimte met een temperatuur van -2 C en daarna door een ruimte van 0 C.

38 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 38 II Versnijden van het karkas Het karkas kan opgedeeld worden in o.a. vleugels, borsten, filets en bouten. De vleesresten die achterblijven na het fileren van het karkas kunnen afgescheiden worden van de beenderresten door middel van een separatormachine. II Koelen / vriezen Het eindkoelen van het pluimveevlees gebeurt in de verzending, dit is eigenlijk een grote koelcel met een temperatuur van gemiddeld 0 C.: Om pluimveevlees gedurende langere tijd te kunnen bewaren (8-12 maanden), dient het product ingevroren te worden (b.v. via schokvriezer op -30 C. Het eindproduct dient de consument te bereiken bij een temperatuur van 18 C tot 20 C. II Processchema aanvoer bedwelmen = gasverdoven ophangen kelen en uitbloeden broeien plukken ONREIN koppen trekken / loopvoeten snijden / verwijderen krop verwijderen organen verwijderen nek / nekvel eindcontrole en wassen van karkas voorkoelen

39 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 39 versnijden karkas koelen / vriezen REIN afvoer Het reine gedeelte begint vanaf het versnijden van de karkas m.a.w. in de delenhal bij Plukon Maasmechelen NV. II.2.2. Waterzuivering De afvalwaterzuiveringsinstallatie van PLUKON Maasmechelen werd gebouwd in 1996 en in gebruik genomen einde Hieronder wordt het overzicht van de zuivering weergegeven. Ook het afvalwater van voedingsbedrijf Ariake / F.P.N.I. Belgium wordt gezuiverd bij Plukon Maasmechelen. Licht vervuild afvalwater Zwaar vervuild afvalwater Fysische voorzuivering Fysisch-chem. voorzuivering Biologische zuivering Filtraat / drain retour Slibflotatie Verwerking flotaat Effluent in Slib naar meetgoot ophaler Figuur II-1: Schema afvalwaterzuiveringsinstallatie In het productieproces ontstaan twee afvalwaterstromen die als volgt gekarakteriseerd kunnen worden: - licht vervuild afvalwater afkomstig van de reiniging van productie-installaties, het versnijden van het geslacht pluimvee en het wassen van manden voor het versneden product;

40 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 40 - zwaar vervuild afvalwater afkomstig van de reiniging van de vrachtwagens en containers die de levende kippen aanvoeren, van de aanvoerkade, en van het verwijderen van de pluimen van de kippen. Het licht vervuilde afvalwater wordt verzameld in een pompput en van daaruit verpompt over een trommelzeef om grove fragmenten af te scheiden. Vervolgens wordt een fysische voorzuivering onder de vorm van een vetflotatie toegepast. Het zwaar vervuilde afvalwater wordt eveneens over een trommelzeef gevoerd en vervolgens opgeslagen in een buffertank. Deze laatste is uitgerust met een oppervlaktebeluchter en een roerder om de bezinking en eventuele geurhinder tot een minimum te beperken. In dit bufferbekken wordt eveneens het afvalwater gebracht dat afkomstig is van de slibcentrifuge. Ook op dit afvalwater wordt een voorzuivering uitgevoerd door middel van coagulatie-flocculatie mits toevoeging van FeCl 3 als coagulant en poly-electrolyt als flocculant. De twee voorgezuiverde afvalwaterstromen worden verpompt naar de contacttank van de biologische waterzuivering. Deze zuivering bestaat uit een actief slib systeem met voordenitrificatie. De installatie werd gebouwd onder de vorm van drie concentrische ringen. In de centrale ring wordt het slib opgeslagen dat afkomstig is van zowel de fysisch-chemische voorzuivering als de biologische installatie. De tweede middelste ring wordt gebruikt als anoxische zone voor de reductie van nitraat tot stikstofgas. In de buitenste ring wordt tenslotte de nitrificatie uitgevoerd met de omzetting van organische en ammoniakale stikstof tot nitraatstikstof. In deze ring wordt zuurstof ingebracht door middel van een beluchtingssysteem. Tenslotte wordt een nazuivering van het biologisch slib uitgevoerd door middel van een flotatie, vergelijkbaar met deze van de voorzuivering. II.2.3. Reiniging en desinfectie Na het lossen van de dieren worden de pluimveewagens gereinigd. Hiervoor is een waszone voorzien. Alle veewagens moeten gereinigd en ontsmet worden. De slachtlijn wordt na het beëindigen van het slachtproces gereinigd. Dit gebeurt in een aantal deelstappen: voorreiniging, voorspoelen, reiniging, spoelen, desinfectie en naspoelen: - De voorreiniging houdt het manueel verwijderen (met behulp van een borstel) van de grootste verontreinigingen in. Bloed wordt tijdens de voorreiniging verwijderd met behulp van een trekker. In deze eerste fase van de reiniging wordt geen water gebruikt. - Tijdens het voorspoelen wordt het merendeel van het vuil verwijderd door middel van een waterstraal onder hoge druk. - Vet- en eiwitresten worden tijdens de reinigingsstap met behulp van reinigingsmiddelen in oplossing gebracht. - De opgeloste colloïdale vetten en eiwitten worden tijdens het spoelen verwijderd. - Tijdens het desinfecteren worden de aanwezige micro-organismen afgedood. - Deze organismen worden samen met de laatste sporen desinfectans verwijderd tijdens het naspoelen.

41 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 41 II.3. II.3.1. Gebruiksfase: residuen en emissies Atmosferische emissies De voornaamste atmosferische emissies zijn geur- en verbrandingsemissies (o.a. NOx, CO 2 en SO 2 ). De verbrandingsemissies ontstaan bij de energieopwekking (verwarming, koeling, warm water en stoomproductie). Daarnaast kunnen er, afhankelijk van de gebruikte koel- en vriesinstallatie, emissies naar de lucht optreden van bv. HCFK s, ammoniak, enz. Ook de uitlaatgassen afkomstig van vrachtwagens zijn een bron van atmosferische emissies. II Geur Er kunnen geuremissies optreden ten gevolge van het tijdelijk stallen van de aangevoerde dieren, het productieproces, de afvalwaterzuivering en de opslag van dierlijk afval (bv. karkassen, bloed, darmen, ). De belangrijkste geur veroorzakende processtappen of procesruimten van het slachthuis zijn: stallen, slachthal, opslag en afvoer van slachtafval, afvoer en opslag van bloed en beenderen. Bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie kan geurhinder ontstaan tijdens het zuiveringsproces of de stockage van het gevormde slib. In normale omstandigheden, wanneer er ideale zuivering gebeurt, veroorzaakt de zuivering evenwel geen geurhinder. Naast de geur van de dieren, worden geuren in en om het slachthuis ook veroorzaakt door de anaërobe afbraak van vetten en eiwitten tijdens de opslag van slachtafval. De slachtafvallen en het bloed worden vanuit het productieproces via een vacuümsysteem getransporteerd naar het restengebouw waar ze opgevangen worden in een afgesloten koeler. De gekoelde slachtafvallen en het bloed worden 4 keer per dag opgehaald in een afgesloten gekoelde wagen. De kadavers (DOA = Death On Arrival) worden opgeslagen in een gekoelde ruimte en dagelijks opgehaald door een geregistreerde inzamelaar. De overige afvalstoffen (slib en veren) worden opgeslagen in containers in het restengebouw. Voor het saneren van de geurimpact veroorzaakt door het restengebouw is er geopteerd voor het afzuigen van de ventilatielucht en nabehandeling in een filtersysteem. II.3.2. Aquatische emissies PLUKON Maasmechelen loost huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering. Het niet verontreinigd hemelwater, afkomstig van daken, wordt geloosd in de regenwaterafvoer (RWA) van de openbare riolering. Het bedrijfsafvalwater van de productieruimtes, samen met het hemelwater afkomstig van de parking, wordt eerst gezuiverd in de eigen waterzuiveringsinstallatie. Het gezuiverde water wordt via een monsternamesysteem geloosd in oppervlaktewater (Kikbeek). Ingeval er zich calamiteiten voordoen, wordt het water via een meetgoot geloosd op de openbare riolering richting de RWZI van Aquafin. Er is een noodaansluiting voorzien. Het bedrijf is vergund voor het lozen van 75 m³/uur, m³/dag en m³/jaar effluentwater afkomstig van de afvalwaterzuivering.

42 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 42 II.3.3. Geluidsproductie/trilling De belangrijkste geluidsbronnen van het slachthuis omvatten enerzijds mobiele geluidsemissies door aan- en afvoer van resp. dieren en karkassen, anderzijds kunnen geluidsemissies veroorzaakt worden door enkele vaste geluidsbronnen: de afzuiging, condensoren en de wasplaats. Door de uitbreiding van de slachtcapaciteit zal er in de toekomstige situatie een toename zijn van het aantal bewegingen (aan- en afrijden van vrachtwagens). De potentiële effecten hiervan zullen bestudeerd worden. II.3.4. II Risico op bodem- en grondwaterbelasting Bodem Om bodemverontreiniging te voorkomen, is het gehele terrein verhard. Het hemelwater dat potentieel in contact kan komen met de dieren wordt via een intern leidingnetwerk afgeleid naar de waterzuivering. Alle chemicaliën worden opgeslagen in een daartoe bestemd lokaal waarbij de nodige voorzorgsmaatregelen (bv. inkuiping, lekbakken, ) zijn getroffen. II Grondwater Het water afkomstig van de grondwaterwinning wordt vooral aangewend in het slachthuis. Het wordt gebruikt voor productiedoeleinden: slachtactiviteiten en reinigingsactiviteiten van het rein gedeelte van het slachthuis. Het totale verbruik van grondwater bedroeg voor het jaar 2012 ongeveer m³. Verder wordt het grondwater gebruikt als industrieel koelwater voor de ammoniakcompressoren. II.3.5. Afval De afvalstoffenproductie van PLUKON Maasmechelen wordt weergegeven in onderstaande tabel. De belangrijkste afvalstromen zijn afkomstig van het productieproces. Tabel II 1: Afvalstoffenproductie van PLUKON Maasmechelen over het jaar 2012 Afvalstof EURAL-code Hoeveelheid (per jaar in ton) Slachtafval (+ bloed) ,672 Kadavers ,64 Waterzuiveringsslib ,70 Veren ,44 Houtafval ,771 Bouw- en sloopafval ,74 Metaal ,86 Papier en karton ,36

43 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 43 Afvalstof EURAL-code Hoeveelheid (per jaar in ton) Gemengd stedelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval ,36 II.3.6. Genereren van verkeer De activiteit van de inrichting genereert vrachtverkeer, enerzijds aanvoer (kippen) en anderzijds afvoer (vlees, afval, ). Het transport gebeurt enkel via vrachtwagens. Verder zijn er ook nog de verplaatsingen van werknemers en contractanten en de levering van hulpstoffen. II.3.7. Energie PLUKON Maasmechelen had in 2012 een elektriciteitsverbruik van MWh en een aardgasverbruik van MWh. Het energieverbruik in 2013 wordt verwacht gelijkaardig te zijn.

44 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 44 III. ADMINISTRATIEVE VOORGESCHIEDENIS Het slachthuis NV Ham Kip startte in 1996 met het slachten van pluimvee. Op 4/5/1995 werd aan de NV Ham Kip een milieuvergunning verleend voor termijn van 20 jaar. Op 27/10/1995 werd het besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu bekomen waarbij voormelde beslissing in graad van beroep werd bevestigd. Het slachten en verwerken werd aangevat op 18 november 1996 en het bedrijf kende een sterke groei tot de dioxinecrisis van mei Als gevolg van de dioxinecrisis werd een ingrijpende reorganisatie doorgevoerd wat, onder andere, het overgaan van een tweenaar éénploegenstelsel (in een 6-dagen systeem) tot gevolg had. Op 7/12/2000 werd aan NV Ham Kip een milieuvergunning verleend voor enerzijds de verdere exploitatie van een bestaande grondwaterwinning en anderzijds voor een verandering van de pluimveeslachterij. In maart 2001 werd het bedrijf, met op dat moment productie-eenheden in Maasmechelen en Mierlo, overgenomen door het beursgenoteerde concern Nutreco. Op 7/8/2003 werd akte genomen van enerzijds de gemelde overname van voormelde milieuvergunning door NUTRECO BELGIUM NV en anderzijds een door NUTRECO BELGIUM NV meegedeelde verandering van de pluimveeslachterij. Vanaf 1 december 2003 zijn de activiteiten van Pingo Poultry Stevoort overgebracht naar het zusterbedrijf Pingo Poultry Maasmechelen. Deze reorganisatie heeft de implementatie van het tweeploegen-systeem tot gevolg gehad. Aan NUTRECO BELGIUM NV werd een milieuvergunning verleend op 6/11/2003 voor een verandering van de pluimveeslachterij voor een termijn eindigend op 4/5/2015. Op 13/5/2004 werd akte genomen van een door NUTRECO BELGIUM NV meegedeelde verandering van de pluimveeslachterij. In juni 2005 werd er een principeovereenkomst over de verkoop van Pingo Poultry Products bereikt tussen Nutreco en Plukon Royale. Op 1 oktober 2005 werd de definitieve verkoopsovereenkomst ondertekend en werd de naam veranderd in Pingo Poultry Maasmechelen. Op 26 juni 2009 werd aan Pingo Poultry Maasmechelen een milieuvergunning verleend voor het slachten van stuks per dag. Men had een capaciteitsuitbreiding aangevraagd van stuks per dag naar stuks per dag te slachten. Op 19 december 2012 is de naam Pingo Poultry Maasmechelen NV veranderd in Plukon Maasmechelen NV. Een overzicht van de huidige vergunningssituatie is opgenomen in bijlage 2.

45 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 45 IV. BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN De toetsing van dit project gebeurt op basis van verschillende alternatieven. IV.1. Nulalternatief Het nulalternatief is het niet realiseren van het project. Dit alternatief omvat het behoud van de huidige, nu vergunde, situatie. Het nulalternatief wordt echter niet weerhouden als optie gezien de noodzakelijke aanpassingen aan het slachthuis en nevenactiviteiten om op langere termijn binnen een markt die economisch zwaar onder druk staat, te overleven. IV.2. Locatiealternatieven Dit heeft uitsluitend betrekking op de plaats waar de voorgestelde activiteit gerealiseerd kan worden. Zoals ook gesteld in het Richtlijnenboek Deel 2: Algemene methodologische aspecten is het uitwerken van locatiealternatieven vaak alleen mogelijk daar waar de overheid als initiatiefnemer optreedt. Voor privé-initiatieven is het moeilijk om met locatiealternatieven te werken, aangezien de activiteiten of het bedrijf van een privéinitiatiefnemer uitgebouwd worden op de gronden die hij reeds bezit of kan bekomen. Ook in onderhavig project is dit het geval. Het betreft hier een MER-rapport voor de verandering van een bestaand MER-plichtig bedrijf dat volgens het Gewestplan gelegen is in een industriegebied. Gelet op de huidige stand van zaken betreffende de locatie van het bedrijf, wordt in het MER-rapport niet ingegaan op mogelijkheid van een herlocalisatie. Aangezien het project een beperkte fysische uitbreiding betreft (uitbreiding productiecapaciteit) en deze met de huidige installatie haalbaar is, wordt verwacht dat de impact naar de omgeving toe minimaal zal zijn. IV.3. Uitvoeringsalternatieven Het betreft een logisch en klassiek concept van slachterij met een gescheiden onrein en rein gedeelte waarop geen uitvoeringsalternatieven voorhanden zijn en waarvan de algemene procestechnieken van toepassing zijn conform de BREF- en BBT-studies voor de slachthuissector. Indien in de opmaak van het project-mer zou blijken dat bepaalde uitvoeringsalternatieven nuttig kunnen zijn, zullen deze in het MER voorgesteld en onderzocht worden. Als uitvoeringsalternatief kunnen hier dus worden beschouwd: de milderende maatregelen die mogelijk naar aanleiding van de milieueffectbeoordeling worden voorgesteld.

46 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 46 V. RELEVANTE GEGEVENS UIT VOORSTUDIES EN UIT VORIGE RAPPORTAGES EN UIT GOEDGEKEURDE RAPPORTEN DIE DAARUIT ZIJN VOORTGEKOMEN V.1. MER (M-Tech, 2003) Het MER van 2003 kan als voorstudie voor het huidige MER beschouwd worden. Het voorgaande milieueffectrapport werd opgemaakt met oog op de uitbreiding van de bestaande milieuvergunning voor Nutreco Belgium NV (Afdeling Pingo Poultry Products), op de site gelegen te 3630 Maasmechelen, Oude Bunders Het betrof in hoofdzaak het uitbreiden van de slachtcapaciteit van ton/jaar (1-ploegensletsel) naar ton/jaar (2-ploegenstelsel). Het MER werd goedgekeurd op 15/07/2003. V.2. Uitvoeren van een geuronderzoek in de omgeving van het industrieterrein Oude Bunders in Maasmechelen (VITO, december 2012) Deze geurstudie werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, afdeling Milieu-inspectie. Uit de resultaten van de verschillende onderdelen van het onderzoek blijkt dat Plukon Maasmechelen NV de belangrijkste geurbron is op het industrieterrein en dat dit bedrijf geurhinder veroorzaakt voor de omwonenden: de waarnemings-frequenties en de hinderpercentages die uit de geurdagboeken en de telefonische enquêtes verkregen werden, zijn vergelijkbaar met deze bij andere bedrijven of industriezones waar geurproblemen waren; tijdens de snuffelploegmetingen werd de geur van het bedrijf tot op grote afstand waargenomen en de berekende immissie-concentraties zijn ter hoogte van de omliggende wijken (beduidend) hoger dan de aanvaardbaarheidscriteria. Aangezien de relatieve bijdrage van de verschillende bij Plukon Maasmechelen NV aanwezige geurbronnen aan de totale geuruitstoot niet gekend is, kunnen geen minimaal vereiste geurreducties berekend worden en kunnen geen bedrijfsspecifieke maatregelen voorgesteld worden. Wel kan op basis van de uitgevoerde plaatsbezoeken en waarnemingen besloten worden dat het bufferbekken en het restengebouw prioritair zijn voor het doorvoeren van geurreducerende maatregelen. Dit werd ook reeds vastgesteld tijdens het geuronderzoek dat in opdracht van het bedrijf werd uitgevoerd. V.3. Saneringsplan geurimpact (Milieubureau JOVECO, april 2013) Naar aanleiding van de geurstudie uitgevoerd door VITO in opdracht van LNE afdeling Milieu-inspectie, en de PV/aanmaningen die hiervan het gevolg waren (er zou onaanvaardbare geurhinder vastgesteld zijn t.h.v. bewoning) werd een saneringsplan opgesteld.

47 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 47 Het saneringsprogramma omvat: - Vergaande vetafscheiding vooraleer het ruwe afvalwater gebufferd wordt (in de beluchte buffertank): realisatie voorzien eind mei 2013; - Voorzien van afzuiging op het restengebouw en nabehandeling met een geschikte filterinstallatie: realisatie voorzien september 2013; - Onderzoek naar het al of niet optreden van onaanvaardbare geurhinder op basis van snuffelmeetcampagnes; uitvoering voorzien binnen 4 maanden na opstart filterinstallatie; - Indien uit dit onderzoek kan afgeleid worden dat voldaan wordt aan deze bepalingen dan kan het saneringsprogramma als afgewerkt beschouwd worden; - Indien alsnog onaanvaardbare hinder zou gemeten worden, wat niet verwacht wordt gezien de haalbare emissiereductie, wordt de opmaak van een bijkomend saneringsplan noodzakelijk geacht. Hierbij dient op basis van een nieuw bronnenonderzoek de relevantie van de nog resterende geurbronnen beoordeeld te worden (uitvoeringstermijn 4 maanden na vaststelling dat niet voldaan wordt aan de vereiste om onaanvaardbare geurhinder te vermijden). V.4. Geohydrologisch onderzoek grondwaterwinning (KWA Bedrijfsadviseurs, december 2008) Er werd een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor de toekomstige watervoorziening. Er werd beschrijving gedaan van de geohydrologische situatie in de omgeving en men heeft onderzocht op welke wijze de toekomstige waterbehoefte van PLUKON Maasmechelen op duurzame wijze kon worden gerealiseerd. Het onderzoek diende als onderbouwende geohydrologische effectenstudie ten behoeve van een milieuvergunningsaanvraag. Hieruit is gebleken dat: - Er geen gevolgen worden verwacht voor natuur en landbouw en evenmin voor eventueel aanwezige grondwaterverontreinigingen, aangezien de freatische grondwaterstanden niet worden beïnvloed; - Grondwaterstandverlagingen kunnen leiden tot zetting van de ondergrond, waardoor schade aan bebouwing en infrastructuur kan ontstaan. De stijghoogten in het onttrekkingspakket werden al sterk verlaagd in de toenmalige huidige situatie, in de toekomstige situatie werd de verlaging groter. De Boomse klei is een geconsolideerde bodemlaag, die weinig gevoelig is voor zetting. In hoeverre de stijghoogteverlaging in de onderliggende bodemlagen leiden tot zettingen, die doorwerken tot aan maaiveldniveau, is moeilijk in te schatten. Tot op heden zijn geen nadelige gevolgen als gevolg van zetting ondervonden; - In de omgeving van PLUKON Maasmechelen zijn diverse grondwaterwinningen aanwezig. De meeste winningen in de omgeving onttrekken grondwater uit de Quartaire afzettingen (eerste watervoerend pakket). De onttrekking van Pingo heeft geen significant effect op de grondwaterstanden in deze bodemlaag, effecten voor deze winningen worden dan ook niet verwacht. Dit geldt dus ook voor de drinkwaterwinning Greven van VMW uit de Quartaire afzettingen, op iets meer dan 5 kilometer ten noordwesten van PLUKON Maasmechelen onttrekt Hendriks grondwater uit dezelfde bodemlaag. In de situatie na uitbreiding van de winning van

48 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 48 Plukon wordt ter plaatse van Hendriks een daling van ca. 3 tot 4 meter berekend. De bronpomp van Hendriks zal dus een extra opvoerhoogte van ca. 3 tot 4 meter moeten opbrengen. V.5. Bodemonderzoeken Er werden in het projectgebied reeds een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd, nl.: - Oriënterend bodemonderzoek in het kader van de periodieke onderzoeksplicht voor Ham-Kip NV (Buro BS, 21/05/2002); - Beschrijvend bodemonderzoek in het kader van de periodieke onderzoeksplicht voor Ham-Kip NV (Buro BS, 08/06/2002); - Bodemsaneringsproject Ham-Kip NV (Buro BS, 15/07/2002); - Actualisatie oriënterend bodemonderzoek in het kader van de overdracht van een gedeelte van een kadastraal perceel gelegen te Maasmechelen met kadasternummer 2 de Afdeling, Sectie B, nr. 102b en bijkomende verklaring van de bodemsaneringsdeskundige (Buro BS, 01/10/2003); - Oriënterend bodemonderzoek (Rimeco 17/08/2005); - Eindevaluatierapport (Rimeco, 08/06/2006).

49 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 49 VI. METHODOLOGIE Voor het project-mer is de vergunde situatie de referentiesituatie. De autonome ontwikkeling komt overeen met het verder bestaan van de vergunde situatie. In alle bestaande en in opbouw zijnde plannen (zie deel juridische en beleidsmatige randvoorwaarden) blijven de terreinen van PLUKON Maasmechelen behouden met uitbreiding en bedoeld als industriegebied. Voor elk van de disciplines zal een specifieke methodologie gebruikt worden om de effecten van de bestaande situatie te beschrijven en te evalueren waarbij ook per discipline wordt aangegeven welk de huidige milieutoestand is. Ook voor de bepaling van de effecten van de toekomstige situatie wordt een specifieke methodologie per discipline gebruikt.. De doelstelling van effectbeoordeling is de besluitvormer en de andere belanghebbenden objectief in te lichten over positieve en negatieve gevolgen voor het milieu met betrekking tot de voorgenomen activiteiten. Voor de beschrijving en de beoordeling van de milieueffecten wordt, na de beschrijving van de referentiesituatie van het studiegebied en toetsing van deze referentiesituatie aan de verschillende normen en kwaliteitsdoelstellingen (de gewenste toestand), de volgende methodologie toegepast: - bepaling van de bijdrage van het project; - beoordeling van het belang van de impact. Na de studie van de milieueffecten voor de referentiesituatie wordt voor de toekomstige situatie dezelfde methodologie toegepast, en, indien noodzakelijk, gevolgd door het formuleren van milderende maatregelen. Uiteraard wordt er steeds naar gestreefd om zoveel mogelijk gebruik te maken van kwantitatieve beoordelingswijzen. Vooral het ontbreken van betrouwbare basisgegevens is één van de belangrijkste factoren die het maken van een kwantitatieve effectvoorspelling bemoeilijkt. De effecten zullen beoordeeld worden naar omvang, significantie en - waar mogelijk - naar omkeerbaarheid. Wanneer significante negatieve effecten worden vastgesteld, dienen milderende maatregelen te worden voorgesteld om zo de negatieve milieueffecten van het project te vermijden, te beperken en mogelijk te verhelpen. Daar waar de methodologie van effectvoorspelling en beoordeling per discipline verschillend kan zijn, wordt de uiteindelijke effectbeoordeling van alle thema s samengebracht in een gestructureerd schema. De beoordeling wordt uitgedrukt aan de hand van een waarderingsschaal, waarbij de significantie, de omvang van het effect en het waardeoordeel worden uitgedrukt. Significantie van de ingreep beoordeelt het belang van het effect van de ingreep op het desbetreffende onderdeel.

50 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 50 De omvang van de effecten wordt vastgesteld en uitgedrukt in termen als groot, matig en gering. Het vaststellen van de omvang van de effecten gebeurt aan de hand van criteria beschreven in deel X, naargelang van de milieudiscipline waarop het effect van toepassing is: - zowel op ruimtelijke schaal: Over welke oppervlakte gaat het effect? ; - als tijdsschaal: Hoe lang duurt het effect?. Het waardeoordeel van het effect wordt door de termen positief en negatief uitgedrukt. Op basis van de evaluatie van de impact wordt een effectvoorspelling gaande van een score van -3 tot +3 ingevoerd of voorgesteld met plus- en/of mintekens. Tabel VI 1: Waarderingsschaal Significantie van de ingreep Omvang van het effect Positief Waardeoordeel Negatief Significant Groot effect +++ of of 3 Significant Matig effect ++ of of 2 Significant Gering effect + of +1 - of 1 Niet significant Verwaarloosbaar effect / / De effecten worden met de andere woorden beoordeeld aan de hand van een 7-delige waarderingsschaal: - zeer significant negatief; - significant negatief; - weinig significant negatief; - verwaarloosbaar effect; - weinig significant positief; - significant positief; - zeer significant positief.

51 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 51 VI.1. VI.1.1. VI Discipline Lucht Afbakening studiegebied Geografische afbakening Voor de discipline Lucht wordt het studiegebied afgebakend tot het gebied waar de emissies een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht. Hiertoe worden berekeningen gemaakt m.b.v. het IFDM-dispersiemodel, uitgaande van de gekwantificeerde huidige emissies en prognoses inzake toekomstige emissies. Aangezien de kennis van de verspreiding van verontreinigende componenten aan diepgang wint naargelang de studie vordert, kan de definitieve afbakening van het studiegebied pas tijdens de studie zelf vastgelegd worden (na uitvoering impactberekeningen). Op basis van een eerste inschatting wordt het studiegebied vastgelegd tot een gebied van 3 km rondom het projectgebied. VI Inhoudelijke afbakening Binnen de discipline Lucht worden volgende elementen in kaart gebracht: Beïnvloeding van de lokale luchtkwaliteit t.g.v. de emissies van de stookinstallaties en branders; - Impact van transportemissies; - Het risico op het optreden van geurhinder in de omgeving van het slachthuis t.g.v. de slachtactiviteiten en de waterzuivering; - Te verwachten wijzigingen door toename capaciteit in de toekomstige situatie. VI.1.2. VI Methodologie beschrijving van de huidige situatie Huidige luchtkwaliteit De actuele luchtkwaliteit in het studiegebied wordt in kaart gebracht. Gezien er in het studiegebied geen meetposten van het VMM-meetnet gelegen zijn en geen resultaten gekend zijn van specifieke luchtkwaliteitsmetingen in of nabij het studiegebied, zal bij het in kaart brengen van de plaatselijke luchtkwaliteit voornamelijk gebruik gemaakt worden van literatuurgegevens (o.a. interpolatiekaarten van VMM opgenomen in de jaarrapporten). Bijkomend wordt gerefereerd naar de achtergrondconcentraties zoals opgenomen in het model CAR-Vlaanderen. Indien studies van de luchtkwaliteit in en nabij het studiegebied beschikbaar zijn, wordt hiermee uiteraard rekening gehouden. De luchtkwaliteit wordt getoetst aan de wettelijke grenswaarden. M.b.t. het aspect geur wordt de actuele situatie beschreven uitgaande van een uitgebreide geurstudie die door VITO werd uitgevoerd in opdracht van LNE afd. Milieu-inspectie

52 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 52 Op basis van een eerste evaluatie kan gesteld worden dat in het studiegebied: - Er periodiek overschrijdingen van doelstellingen inzake ozon optreden in periodes van warm en zonnig weer; - Bij periodes met verhoogde achtergrondconcentraties er overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarden inzake PM10 optreden; - Voor andere parameters er geen overschrijdingen verwacht worden; - Inzake geur verschillende bronnen in de omgeving een geurimpact veroorzaken. In het MER wordt meer uitgebreid op deze elementen ingegaan. VI Huidige impact van het bedrijf Aansluitend aan het in kaart brengen van de luchtkwaliteit wordt de actuele impact van het bedrijf in kaart gebracht. In de referentiesituatie worden de emissies naar lucht zoals opgetreden in 2013 als uitgangspunt genomen. Idem wat betreft het transport van en naar de site. Concreet betekent dit dat de emissies van de stookinstallaties en branders berekend worden op basis van meetresultaten van emissiemetingen en het totaal brandstofverbruik. Gezien aardgas als brandstof gebruikt wordt voor de stookinstallaties, wordt enkel de impact van NO 2 van deze installaties modelmatig onderzocht. Omwille van de jaarlijkse massa-uitstoten en de hoogte van de luchtkwaliteitsdoelstellingen van de andere verbrandingscomponenten (o.a. CO) t.o.v. deze van NO 2, kunnen andere verbrandingscomponenten als niet bepalend voor de plaatselijke luchtkwaliteit beschouwd worden en wordt een modellering hiervan niet noodzakelijk geacht. De emissies van deze stoffen wordt uiteraard wel mee in kaart gebracht waarbij eveneens het niet relevant karakter zal aangetoond worden. Omwille van het relatief beperkt vermogen van de stookinstallaties wordt nauwelijks een impact van deze installaties verwacht. De geuremissies worden in kaart gebracht op basis van een snuffelmeetcampagne, voorzien in het najaar van Voor het in kaart brengen van de impact van de emissies op de plaatselijke luchtkwaliteit worden IFDM-dispersieberekeningen uitgevoerd. Modellering van de bijdrage m.b.v. het IFDM-model van VITO van de meest relevante parameter NO 2 en geuremissies wordt hierbij voorzien. Vervolgens wordt ook de impact van de transportemissies t.h.v. bewoning in kaart gebracht door modelberekening m.b.v. het CAR-model Vlaanderen. VI.1.3. VI Methodologie beoordeling van de huidige situatie NO 2 -emissies stookinstallaties De luchtkwaliteitsdoelstelling waaraan de bijdragen getoetst worden, betreft de Europese doelstelling welke in de Vlaamse wetgeving geïntegreerd is. Voor de kwantitatief te beoordelen impact van de NO 2 -emissies van de stookinstallaties op de luchtkwaliteit (immissies) wordt gebruik gemaakt van het hierna vermelde beoordelingskader.

53 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 53 Tabel VI 2: Beoordelingskader, score toegekend in functie van berekende bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen veroorzaakt door NO2-emissies van de stookinstallaties Berekende hoogste bijdrage nabij woongebieden Beoordeling bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen Omschrijving < -10 % (zeer belangrijke afname) +3 significant positief effect < -3 à -10 % (belangrijke afname) +2 matig significant positief effect < -1 à -3% (beperkte afname) +1 gering significant positief effect -1 à +1 % 0 geen aantoonbaar effect > +1 à +3 % (beperkte bijdrage) - 1 gering significant negatief effect > +3 à +10 % (belangrijke bijdrage) - 2 matig significant negatief effect > + 10 % (zeer belangrijke bijdrage) - 3 significant negatief effect Bij de effectbeoordeling van de hogere percentielwaarden wordt een aangepast kader gehanteerd zoals opgenomen in het Richtlijnenboek (RLB) Lucht. Hierbij ligt het kantelpunt voor een zeer belangrijke impact op 20 %-bijdrage t.o.v. de doelstelling. Opmerking: Bij dit louter kwantitatief beoordelingskader, waarbij de berekende bijdragen gerelateerd worden aan achtergrondconcentraties en/of luchtkwaliteitsdoelstellingen, kan er geen rekening gehouden worden met aanwezige bewoning, de relevantie van het gebied waarin deze hoogste bijdragen voorkomen, aanwezigheid van gevoelige bevolkingsgroepen,. Voor deze impactbepaling dient verwezen te worden naar de discipline Mens (zie andere disciplines). VI Geuremissies Inzake geur liggen geen wettelijke grenswaarden vast waaraan de berekende bijdragen kunnen getoetst worden.

54 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 54 Voor de beoordeling van de geuremissies wordt dan ook een beoordelingskader voorgesteld, waarbij de beoordeling afhankelijk is van het al dan niet voorkomen van bewoning binnen de berekende contouren van respectievelijk streef-, richt- en grenswaarden, en dit overeenkomstig het RLB-Lucht. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat door de aard van de geur er sprake is van een zeer onaangename geur. De impact ten aanzien van het aspect geur wordt geëvalueerd rekening houdend met de bepalingen zoals opgenomen in de pilootstudie uitgevoerd door RUG Voorstellen van een geschikte methode om nuleffectniveaus van geurhinder te vertalen naar normen en toepassingen op 5 pilootsectoren waarin de sector slachthuizen mee opgenomen werd. Er wordt tevens rekening gehouden met de bepalingen opgenomen in het visiedocument geur van de Vlaamse milieuadministratie en met de Nederlandse NeR-bepalingen (Nederlandse emissierichtlijnen) en met de specifieke bepalingen opgenomen in het in 2012 herziene Richtlijnenboek Lucht van LNE. De eventuele plaatselijke hinder wordt bijkomend op basis van eventuele beschikbare klachtenregistraties geëvalueerd. Bij het vastleggen van het beoordelingskader van de geur afkomstig van het slachthuis en van de WZI wordt gerefereerd naar het nieuwe Richtlijnenboek Lucht. In dit kader wordt rekening gehouden met het Vlaamse geurbeleidsplan. Om een beter onderscheidend effect te kunnen vastleggen wordt tussen het nuleffectniveau (richtwaarde) en de voorgestelde grenswaarden nog een bijkomend tussenliggend beoordelingsniveau gehanteerd. Tabel VI 3: Toetsingskader voor geur, waarden uitgedrukt in se/m³ als 98P-waarde (equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) Hoog geurgevoelige bestemming (woongebied) Matig geurgevoelige bestemming Laag geurgevoelige bestemming (bedrijventerrein) Beoordeling bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen bijdrage < richtwaarde (nuleffectniveau) < 0,5 < 2,0 < 3,0 0 richtwaarde < bijdrage < - tussenliggende beoordelingswaarde Tussen 0,5 en 1,5 Tussen 2,0 en 3,5 Tussen 3,0 en 7,5-1 tussenliggende beoordelingswaarde < bijdrage < grenswaarde (ernstig hinderniveau) Tussen 1,5 en 2,0 Tussen 3,5 en 5,0 Tussen 7,5 en 10-2 Bijdrage > grenswaarde (ernstig hinderniveau) > 2,0 > 5,0 > 10,0-3

55 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 55 Figuur VI-1: Beoordelingskader voor zeer onaangename geuren in functie van geurgevoeligheid van de beoordelingsplaatsen VI.1.4. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie De impact in de toekomstige situatie wordt in kaart gebracht op basis van een extrapolatie van de gegevens bij de actuele slachtcapaciteit naar de te vergunnen capaciteit. Inzake impact van de verbrandingsparameters wordt hierbij eenvoudigheidshalve uitgegaan van een lineair verband tussen capaciteit en emissie. Dit is niet steeds het geval ten aanzien van het aspect geur. Zo wordt de geuremissie van de waterzuivering in belangrijke mate bepaald door de oppervlakte van de aan de lucht blootgestelde installaties, en niet op basis van de voorziene uitbreiding. M.b.t. het aspect geur zal dan ook onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds die geurbronnen waarvan de impact wel rechtstreeks gerelateerd is aan de capaciteit (bijv. aanvoer van de dieren) en de andere activiteiten met geurimpact waar dit verband niet aanwezig is (bijv. WZI).

56 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 56 Indien geen voldoende onderbouwing van de verschillende aannames mogelijk is, zal alsnog een worst case benadering toegepast worden waarbij toch van een lineaire extrapolatie uitgegaan wordt. VI.1.5. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie De beoordeling van de impact in de toekomstige situatie wordt op een gelijkaardige wijze voorzien als toegepast bij de actuele situatie. Bijkomend wordt een toetsing uitgevoerd ten aanzien van: 1. Emissiereductiedoelstellingen (NEC en Kyoto); 2. Relevante BBT/Bref-studies. VI.1.6. Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden onderzocht indien: - Emissiegrenswaarden of reeds vastgelegde toekomstige emissiegrenswaarden overschreden worden of zullen worden; - De te verwachten immissieconcentraties, veroorzaakt door het bedrijf, in combinatie met de achtergrondconcentraties, t.h.v. de dichtst bijgelegen woonkernen, hoger zullen zijn dan de vastgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen en de WGOdoelstellingen. In dit geval kunnen de voorgestelde milderende maatregelen ook betrekking hebben op mogelijke oorzaken van hoge achtergrondconcentraties, indien de bijdrage van het project zelf zeer beperkt is. Daarnaast wordt het onderzoek naar milderende maatregelen ook gekoppeld aan de grootte van de impact, en dit in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in het RLB Lucht. Link milderende maatregelen Jaargemiddelde: Voor een score van -1 geldt (beperkte bijdrage): onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in referentiesituatie reeds voor 80 % ingenomen is (link met milieugebruiksruimte). Score -2: belangrijke bijdrage, milderende maatregelen moeten gezocht worden in het MER met zicht op implementatie ervan op korte termijn. Score -3: zeer belangrijke bijdrage, milderende maatregelen zijn essentieel. Er wordt altijd verwacht dat het effect van de milderende maatregelen doorgerekend wordt en opnieuw getoetst.

57 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 57 VI.1.7. Postmonitoring Postevaluatie en hieraan gerelateerde maatregelen worden voorzien indien: - De nauwkeurigheid van de impactbeoordeling als te beperkt wordt beschouwd en mogelijks overschrijdingen van doelstellingen kunnen optreden rekening houdend met de onzekerheid ten aanzien van de aangetoonde impact; - De huidige en/of te verwachten immissies van de stoffen geëmitteerd door het bedrijf de gehanteerde luchtkwaliteitsdoelstellingen benaderen en/of overschrijden; - Postevaluatie kan hierbij teruggekoppeld worden aan bijkomende milderende maatregelen indien overschrijdingen van luchtkwaliteitsdoelstellingen aangetoond zouden worden. Postevaluatie kan hierbij bestaan uit o.a.: - voorstellen emissie- en/of immissiemetingen bovenop de wettelijk opgelegde meetverplichtingen; - voorstellen tot verhogen van de frequentie van de wettelijk opgelegde meetverplichtingen. VI.1.8. Leemten in de kennis Er zijn momenteel nog geen leemten gekend die een relevante impact kunnen hebben op de impactbeoordeling.

58 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 58 VI.2. Discipline Water De inhoudelijke uitwerking van de discipline water in dit project-mer zal gebeuren conform het nieuwe Richtlijnenboek voor de discipline water uit De relevante ingrepen met de effectrelaties zijn: - lozen van hemelwater; deze stroom wordt niet beschouwd als afvalwater en is dus niet VLAREM-plichtig; zie Richtlijnenboek ; - lozen van afvalwater in de openbare riolering; VI.2.1. Afbakening studiegebied Het studiegebied omvat alle oppervlaktewateren behorende tot het openbaar hydrografisch net, waarvan de kwaliteit, de kwantiteit en/of het profiel als gevolg van de lozingen zou kunnen worden beïnvloed. Plukon Maasmechelen bevindt zich in centraal lozingsgebied. De lozingen van het afvalwater en het hemelwater gebeuren op een gescheiden openbare riolering. Met betrekking tot de afbakening van het studiegebied voor de grondwaterwinning wordt verwezen naar de bestaande en nieuwe geohydrologische studie. VI.2.2. Methodologie beschrijving en beoordeling van de huidige situatie De beschrijving van de referentiesituatie gebeurt hoofdzakelijk op basis van bestaande gegevens met betrekking tot het gebruik van hemel-, oppervlakte-, leiding- en grondwater en de lozing van niet-verontreinigd hemelwater en afvalwater. Een waterbalans wordt opgenomen. Deze gegevens zullen worden verzameld en besproken met voldoende aandacht aan het gebruik van alternatieve waterbronnen (zie ook discipline grondwater). De bestaande waterzuiveringsinstallatie wordt beschreven (zie ook deel II.2.2 en II.3.2). De activiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks de waterhuishouding en de waterkwaliteit in het ontvangende oppervlaktewater beïnvloeden, zullen besproken worden. VI.2.3. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie Net zoals in de referentiesituatie zullen de activiteiten of ingrepen die rechtstreeks of onrechtstreeks de waterhuishouding en de waterkwaliteit in het ontvangende oppervlaktewater kunnen beïnvloeden, besproken worden. Het betreft hierbij de impact van de lozingen van niet-verontreinigd hemelwater en van het gezuiverde bedrijfsafvalwater op de rioleringscapaciteit maar vooral op de ontvangende waterloop of het stijgende gebruik van grond- of proceswater. De lozingskarakteristieken van het project worden gekarakteriseerd en gekwantificeerd voor alle relevante knelpunten aan de hand van bedrijfsgegevens. De actuele lozingskarakteristieken worden getoetst t.o.v. de geldende lozingsvoorwaarden (VLAREM II) en specifiek in de vergunning opgelegde lozingsvoorwaarden.

59 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 59 Indien van toepassing wordt de bijdrage tot de verontreiniging van het ontvangende oppervlaktewater berekend en wordt de impact getoetst t.o.v. de waterkwaliteitsdoelstellingen. De beoordeling zal gebaseerd zijn op het belang van de bijdrage tot de waterverontreiniging in het ontvangende oppervlaktewater. Voor de effectbepaling van de grondwaterwinning (huidig en toekomstig) wordt er momenteel een nieuwe geohydrologische studie opgemaakt door Chris Cammaer (ACC Geology Diepenbeek erkend MER-deskundige geohydrologie). De studie gebeurt in overleg met VMM AOW Limburg. Deze studie zal integraal meegenomen worden in dit MER. Deze studie zal inzicht verschaffen over: - de algemene geologische situatie: o o de geologische opbouw; de lithologische kenmerken van de verschillende formaties; - de algemene hydrogeologische situatie: o o o een algemene beschrijving van de waterhuishouding; een uitvoerige beschrijving van de hydrogeologische kenmerken van de watervoerende laag waaruit water zal worden gewonnen (o.a. hydraulische geleidbaarheid, transmissiviteit, bergingscapaciteit, enz.); bepalen van stromingsrichtingen en stromingssnelheden van het grondwater; - de fysico-chemische kenmerken van het grondwater van de watervoerende laag waaruit water zal worden gewonnen; - een berekening van de aanvullingskegel in de watervoerende laag waaruit water zal worden gewonnen en de effecten op het bodemwater; - een overzicht van de grondwaterwinningen, gelegen in een straal van 5 km met hun debiet; De omvang van de effecten zal geëvalueerd worden in functie van significantie en omkeerbaarheid. VI.2.4. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie De emissies van de toekomstige afvalwaterlozingen zullen beoordeeld worden. De effecten van de lozingen zullen gerelateerd worden aan de kwaliteitsdoelstellingen, criteria zoals opgenomen in VLAREM II (basiskwaliteit oppervlaktewater en kwaliteitsdoelstellingen grondwater). Voor de effectbepaling van de grondwaterwinning wordt er momenteel een nieuwe geohydrologische studie opgemaakt door Chris Cammaer (ACC Geology Diepenbeek erkend MER-deskundige geohydrologie). Momenteel wordt er van uit gegaan dat de momenteel vergunde hoeveelheid opgepompt grondwater ook het uitgangspunt is voor de toekomstige situatie. De methoden i.v.m. de berekening en evaluatie van de effecten zal in de mate van het mogelijke gebeuren zoals ze door LNE geadviseerd werden in het Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten: Deel 7: Algemene methodologie Water (versie 2011). Voor de evaluatie zal uiteraard gebruik gemaakt worden van de

60 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 60 verschillende normen, richtwaarden, grenswaarden, standaarden, zoals ze opgenomen zijn in de momenteel van toepassing zijnde juridische randvoorwaarden. Er wordt een 7-delig toetsingskader gehanteerd (-3 tot +3) om de toekomstige impact te beoordelen (t.o.v. de waterkwaliteitsdoelstellingen). Voor de kwantitatief te beoordelen impact op de waterkwaliteit (immissies) wordt gebruik gemaakt van het hierna vermelde beoordelingskader. Voor die parameters welke niet kwantitatief kunnen beoordeeld worden zal een expertenoordeel opgenomen worden. Voor de evaluatie van de permanente (gemiddelde) impact van de lozing van afvalwater wordt het beoordelingskader zoals weergegeven in Tabel VI-4 (bron: Richtlijnenboek 2011) gebruikt: Tabel VI-4: Beoordelingskader waterkwaliteit Totale concentratieverhoging Lozingen (X) vs. toetsingswaarde 1 % < X 10 % 10 % < X 20 % X > 20 % Huidige, immissiekwaliteit (Y) vs. Toetsingswaarde Y < 50 % % Y < 75 % Y 75 % Voor de impact wordt gebruik gemaakt van onderstaande beoordelingskaders voor nietgevaarlijke of gevaarlijke stoffen (bron: Richtlijnenboek 2011): Voor niet-gevaarlijke stoffen betekent dit: kan de lozing onder bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot regelmatige overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstelling waardoor op jaarbasis de kwaliteitsdoelstelling meer dan 10 % van de tijd overschreden wordt. Om dit te beoordelen kan het kader gehanteerd worden, zoals terug te vinden in Tabel VI-5. Tabel VI-5: Beoordelingskader waterkwaliteit niet-gevaarlijke stoffen Gemodelleerde concentratieverhouding < Verwaarloosbaar tijdelijk effect 0,5 x TW 1 Gemodelleerde concentratieverhouding > 0,5 x TW en < of = TW Gemodelleerde concentratieverhouding > Beperkt tijdelijk effect Relevant tijdelijk effect 1 TW= toetsingswaarde

61 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 61 TW en frequentie van voorkomen < 10 % op jaarbasis Gemodelleerde concentratie > TW en frequentie van voorkomen > 10 % op jaarbasis Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect vormt op zich aanleiding tot het niet respecteren van de kwaliteitsdoelstelling op jaarbasis Voor gevaarlijke stoffen betekent dit: kan de lozing onder bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot acuut ecotoxicologische effecten? Om dit te beoordelen kan het kader gehanteerd worden, zoals terug te vinden in Tabel VI-6: Tabel VI-6: Beoordelingskader waterkwaliteit gevaarlijke stoffen Gemodelleerde concentratieverhouding < of= 0,5 x TW Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en < of = TW Gemodelleerde concentratieverhoging > TW Beperkt tijdelijk effect Relevant (aanvaardbaar) tijdelijk effect Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect potentieel risico op acuut toxische effecten VI.2.5. Milderende maatregelen Voldoende aandacht zal besteed worden aan milderende maatregelen om de mogelijke negatieve effecten van de inrichting op oppervlaktewater te voorkomen of te milderen. Dit geldt zowel voor de referentiesituatie als voor de toekomstige situatie. VI.2.6. Leemten in de kennis Geen.

62 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 62 VI.3. VI.3.1. Discipline Geluid Afbakening studiegebied Relevante impact kan worden bekomen van de emitterende bronnen (installatie) binnen het projectgebied en de verkeersafwikkeling per vrachtwagen op de voornaamste toegangswegen tot het gebied. Het studiegebied wordt bepaald door de zone rondom het projectgebied waarvoor een relevante geluids- en of trillingsimpact van de werkzaamheden naar de geluidsgevoelige receptoren te verwachten is. Onder geluidsgevoelige receptoren in de omgeving wordt verstaan; de dichtst bijzijnde woningen/woonkernen, kantoorgebouwen (tijdens de dagperiode), waardevolle natuurgebieden (incl. vogel- en habitatrichtlijngebieden) en andere faunistisch waardevolle gebieden en overige kwetsbare gebieden/gebouwen (bijv. scholen, ziekenhuizen, rustoorden, recreatiezones,.). Gezien de activiteit in de Vlaamse milieuwetgeving is opgenomen als hinderlijke inrichting wordt voor een project-mer de omliggende zone begrensd volgens de bepalingen uit VLAREM II (bijlage art. 1) en strekt zich daarbij uit tot een straal van 200 m van de perceelsgrenzen van het project, alsmede tot 200 m ten opzichte van de rand van het industriegebied. De omliggende zone aangaande rustverstoring voor fauna wordt bepaald door de locaties van de nabij gelegen natuurgebieden en/of de leefgebieden van de verstoringsgevoelige soorten. Voor deze studie bevindt het dichtst bijgelegen habitatrichtlijngebied zich op ca m. Vogelrichtlijngebieden en VEN-gebieden zijn nog verder gelegen. De geluidsimpact voor fauna zal dan ook beperkt zijn. VI.3.2. VI Juridische en beleidsmatige context VLAREM II Het wettelijk toetsingskader met betrekking tot geluid wordt geregeld in titel II van het VLAREM. Voor bestaande inrichtingen gelden de richtwaarden, voor nieuwe inrichtingen worden grenswaarden afgeleid op basis van de ligging van de immissiepunten volgens het Gewestplan en het huidige omgevingsgeluid. Volgens de voorschriften van VLAREM II Bijlage milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht gelden volgende richtwaarden (RW) voor het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Tabel VI 7: Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht Richtwaarde in db(a) Categorie overdag s avonds s nachts 1. Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie 2. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare

63 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 63 Richtwaarde in db(a) Categorie overdag s avonds s nachts nutsvoorzieningen 3. Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en middelgrote ondernemingen, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden tijdens de ontginning Woongebieden Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en ontginningsvoorzieningen tijdens ontginning BIS Agrarische gebieden Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie 7. Alle andere gebieden, uitgezonderd: bufferzones, militaire domeinen en deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld Bufferzones Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van voor grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens ontginning Opmerking: Als een gebied valt onder twee of meer punten van de tabel dan is in dat gebied de hoogste richtwaarde van toepassing. Dag: van tot uur Avond: van tot uur Nacht: van tot uur Uit het vorige MER is reeds gebleken dat de inrichting als nieuw dient geëvalueerd te worden (eerste vergunning na 1 januari 1993). Het specifieke geluid van een nieuwe inrichting dient aan volgende voorwaarden te voldoen: Het specifieke geluid van een nieuwe inrichting dient aan volgende voorwaarden te voldoen: Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid gelijk aan of hoger dan de milieukwaliteitsnorm van bijlage bij VLAREM II is, moet de continue component van het specifiek geluid, voortgebracht door de nieuwe inrichting beperkt worden tot het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid verminderd met 5 db(a) enerzijds, alsmede tot de in bijlage bij VLAREM II vermelde richtwaarde anderzijds.

64 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 64 Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde in de gebieden onder 2, 3, 5, 8 of 9 van bijlage bij VLAREM II, moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor deze gebieden beperkt worden tot de in bijlage bij het VLAREM II bepaalde richtwaarde verminderd met 5 db(a). Als het geluid in open lucht van de inrichting een incidenteel, fluctuerend, intermitterend of impulsachtig karakter vertoont, dan worden de in bijlage bij VLAREM II aangegeven richtwaarden toegepast. De toepasselijke waarde is in dit geval de in bijlage bij VLAREM II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden verminderd met 5. Onderstaande tabel geeft de richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht weer van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen. Tabel VI 8: Richtwaarden fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht. Aard van het geluid Richtwaarden uitgedrukt als LAeq,1s in db(a) Overdag s Avonds s Nachts Incidenteel fluctuerend Toepasselijke waarde +15 Toepasselijke waarde +10 Toepasselijke waarde +10 Impulsachtig intermitterend Toepasselijke waarde +20 Toepasselijke waarde +15 Toepasselijke waarde +15 De toepasselijke waarde wordt als volgt berekend: - voor nieuwe inrichtingen: richtwaarde in bijlage bij VLAREM II verminderd met 5. Deze richtwaarden zijn niet van toepassing op het in- en uitgaande weg- en luchtverkeer. VI Europese richtlijn 2002/49/EG - Omgevingslawaai De richtlijn 2002/49/EG van het Europese Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van ) heeft tot doel een gemeenschappelijke Europese aanpak in te voeren om de blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen, te beperken en te verminderen. Deze aanpak is gebaseerd op het volgende: - het opmaken van geluidsbelastingskaarten volgens gemeenschappelijke methoden (voor geluidsindicator en berekening); - het aannemen van actieprogramma s, uitgaande van limieten die door de lidstaten worden bepaald, teneinde het omgevingslawaai zo nodig te voorkomen, te beperken en te handhaven waar het goed is; - voorlichting van het publiek. De omzetting van deze richtlijn is opgenomen in het Belgische Staatsblad van 31 augustus 2005 in het besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse

65 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 65 Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. Volgens deze richtlijn was het de bedoeling om tegen midden 2007 de geluidsimpact van grote wegen, belangrijke spoorwegen en luchthavens en van grote stedelijke gebieden in kaart te brengen, en tegen midden 2008 actieprogramma s uit te werken om aan de zwaarste geluidshinder een oplossing te bieden. Dit gaat onder meer over het plaatsen van geluidsschermen of het aanbrengen van geluidsarme wegdekken. In eerste instantie werd de bestaande geluidssituatie in kaart gebracht, zodat duidelijk wordt waar zich de belangrijkste geluidsproblemen stellen. Het opmaken van deze geluidskaarten vergde een aanzienlijke inspanning van de overheid. Pas in april 2009 waren de geluidskaarten klaar voor de wegen met meer dan 6 miljoen voertuigpassages per jaar. Er werden geluidskaarten gemaakt voor twee internationaal erkende parameters: Lden en Lnight. Lden geeft het gewogen energetisch gemiddelde weer van de dag-, avond- en nachtperiode, waarbij de avondwaarde verhoogd wordt met 5 db(a) en de nachtwaarde met 10 db(a). De Lnight is de gemiddelde LAeq-waarde over de periode tussen 23u en 6u (deze nachtperiode wijkt dus af van de nachtperiode volgens VLAREM II, die tot 7u duurt). De geluidskaarten voor wegverkeer (voor de wegen met meer dan 6 miljoen voertuigpassages per jaar) zijn door de Vlaamse Regering op 27 maart 2009 goedgekeurd. Sinds 2009 stelt LNE geluidsbelastingskaarten ter beschikking met de impact van de belangrijkste wegen, spoorwegen en luchthavens en voor de agglomeraties Antwerpen en Gent. Deze kaarten, die de toestand op basis van de situatie van het referentiejaar 2006 weergeven, werden opgemaakt in uitvoering van de Europese richtlijn 2002/49/ EG inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai. Deze kaarten zijn terug te vinden op volgende website: Actueel dient het evaluatiekader waarop geluidswerende maatregelen dienen uitgewerkt te worden nog opgesteld te worden. De geluidskaarten voor het projectgebied zijn weergegeven in de figuren en 6.3.2, respectievelijk voor de parameter L den en L night.

66 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 66 bedrijf Figuur VI-2: Geluidskaart L den bedrijf Figuur VI-3: Geluidskaart L night

67 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 67 Figuur VI-4: Legende Lden en Lnight Uit de figuren blijkt een belangrijke invloed van het wegverkeer in de omgeving en meer bepaald voor de bewoning langsheen de Rijksweg N78. VI.3.3. Methodologie beschrijving van de huidige situatie VI MER 2003 Het MER van 2003 kan als voorstudie voor het huidige MER beschouwd worden. In het rapport werd het uitbreiden van de slachtcapaciteit van naar ton/jaar beschouwd. Een karakterisering werd doorgevoerd van het emissiegeluid ter hoogte van de bestaande gebouwen en (technische) installaties. Er werd ook een evaluatie gemaakt van het immissiegeluid ter hoogte van de meest kritische woningen. De maximaal berekende waarde van het specifieke geluid was overal lager dan de grenswaarden uit VLAREM II voor een nieuwe inrichting en dit voor alle perioden van de dag. De capaciteitsuitbreiding zorgt ervoor dat het totale bestaande specifieke geluid nagenoeg niet wordt verhoogd (wel gedurende langere periode van de dag blijft duren) en de geluidseisen voor de 3 beoordelingsperioden blijven gerespecteerd. Het bestaande waargenomen achtergrondgeluid ter hoogte van de meest nabij gelegen woningen op het industriegebied en aan de woningen aan de rand van het industriegebied overstemt de berekende immissiebijdragen. De bijdrage van het verkeer op de E314 en gewestweg N78 Lanaken - Maasmechelen is zeer dominant en bepaalt tijdens alle perioden van de dag het achtergrondgeluid. s Nachts kan er aan de woningen op het industriegebied ook een bijdrage tot uiting komen van andere inrichtingen gevestigd op

68 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 68 het industrieterrein Oude Bunders. De relevante waarde van het geluid van de onderzochte inrichting zal niet kunnen worden vastgesteld ter hoogte van de bestaande woningen. VI Huidige situatie immissiemetingen Aangezien er geen recente geluidsmetingen beschikbaar zijn van het terrein zelf (omgevingsgeluid), zijn geluidsmetingen aangewezen teneinde de actuele toestand te beschrijven (de metingen in het vorige MER dateren van 2002/2003). Teneinde na te gaan of het huidige geluidsdrukniveau in de omgeving van de inrichting, en veroorzaakt door de inrichting, conform de richtwaarden uit VLAREM II is, dienen metingen uitgevoerd te worden conform VLAREM II. De metingen worden uitgevoerd gedurende minimaal 1 week (met inbegrip van een weekend). Voorgesteld wordt 1 meetpunt te kiezen (zijnde hetzelfde meetpunt als waar de KUL in 2002/2003 metingen uitgevoerd heeft) aan de Veeweidestraat 4 in Maasmechelen (op ca. 90 meter van de terreingrens in industriegebied). De dichtstbijzijnde woning in woongebied (langs rijksweg N78 op ca. 750 meter van de autosnelweg E314) ligt op ca. 280 meter en is niet representatief (dominantie stoorgeluid wegverkeer). Tijdens de metingen worden volgende gegevens verzameld: - de waarden van LAeq,1h (energetisch gemiddelde van het geluidsdrukniveau); - de waarden LAN,1h (statistische analyse van het geluidsdrukniveau met minimaal N = 5, 50, 90 en 95 (achtergrondniveau volgens VLAREM II); - Deze waarden worden bepaald per periode van 1 uur en zowel grafisch als in tabelvorm weergegeven. De metingen worden uitgevoerd onder representatieve meteo-omstandigheden dwz. bij voldoende lage windsnelheden (kleiner dan 5 m/s) en bij voorkeur zonder neerslag. In het meetpunt in de omgeving zal eveneens een frequentieanalyse doorgevoerd worden teneinde na te gaan of er tonaliteit in de omgeving is, veroorzaakt door de onderzochte inrichting. De toetsing van de meetresultaten aan de milieukwaliteitsdoelstellingen of richtwaarden uit VLAREM II, in functie van de ligging van het meetpunt volgens het Gewestplan, geeft aan in hoeverre de actuele geluidsbelasting hieraan conform is, of hoe groot de overschrijdingen eventueel nog zijn. VI Huidige situatie emissiemetingen Gezien de ligging van het bedrijf (met dominante stoorinvloed van wegverkeer) wordt voorgesteld het specifieke geluid van de inrichting te bepalen aan de hand van bronvermogenniveaus (bepaald uit metingen aan de of vergelijkbare installaties en/of literatuurgegevens) en extrapolatie. Om de te verwachten geluidsemissie zo correct mogelijk te kunnen inschatten, zal uitgegaan worden van bronmetingen, uitgevoerd aan de geluidsbronnen (plat dak hoofdgebouw; klimaatregeling, koeltoren (waterkoelers), luchtverhitters, afzuiging, ; restengebouw; open poorten). Doel van deze metingen is het éénduidig bepalen van de specifieke geluidsbijdrage van de onderzochte bronnen en dit aan de hand van de bijdrage van elke bron afzonderlijk. De metingen zullen worden uitgevoerd conform de

69 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 69 internationale standaard norm ISO 3744 (Determination of sound power levels of noise sources Engineering methods for free-field conditions over a reflecting plane), volgens het principe van de geconcentreerde bronmethode. Hiertoe worden op korte afstand (indien praktisch mogelijk op 1 meter) van de relevante geluidsbronnen frequentie metingen uitgevoerd. Bij openingen wordt in het vlak van de opening gemeten. Fouten ten gevolge van het geometrische nabijheidsveld en het akoestische nabijheidsveld spelen bij deze methode in de praktijk geen rol van betekenis. De mogelijke invloed van stoorgeluid is bij deze metingen tot een minimum teruggebracht, doch de nauwkeurigheid wordt beperkt door de onzekerheid over de richtingskarakteristiek van de bronnen. De geluidsmetingen aan de bronnen worden indien nodig aangevuld met literatuurgegevens. Uitgaande van deze uit de praktijk verkregen geluidsvermogenniveaus, in combinatie met de gegevens van fabrikant (EEG-type keuringsbewijs 95/27/EC), komen we tot een aantal geluidsvermogenniveaus van de relevante machines. De resultaten van deze geluidsmetingen kunnen aangewend worden om een computersimulatiemodel op te stellen. Op basis van de (uit de praktijk bepaalde) geluidsvermogenniveaus van de machines, is het geluidsdrukniveau, uitgedrukt als een LAeq-waarde (kenmerkend voor het specifieke geluidsniveau), op een bepaalde afstand van de bronnen te berekenen. Uitgaande van de broninventarisatie (geluidsdrukniveaumetingen) wordt het geluidsvermogenniveau van de relevante geluidsbronnen bepaald. Aan de hand van deze geluidsvermogenniveaus zal met behulp van een rekenmodel (IMMI) bepaald worden wat de invloed is op de omgeving (met een nauwkeurigheid van ca. 2 db(a)). De extrapolatieberekeningen worden uitgevoerd met het computersimulatiemodel IMMI. De overdrachtsberekeningen worden uitgevoerd in de octaafbandfrequenties van 63 Hz tot 8000 Hz. Alle overdrachtsberekeningen worden uitgevoerd volgens ISO (downwindcondities d.w.z. met een wind vanuit de bronnen in de richting van de ontvanger worst case scenario). Voor de bodemafname worden volgende formules uit ISO gebruikt: Tabel VI 9: Bodemabsorptie per m (ISO ) Frequentie (Hz) Voor het middengebied - 1,5*G*b'(h) - 3*q -3*q*(1- Gm) -3*q*(1- Gm) Voor het brongebied - -1,5 1,5*G*a'(h) -3*q*(1- Gm) -3*q*(1-Gm) -3*q*(1-Gm) -3*q*(1-Gm) - 1,5*G*c'(h) -1,5*G*d'(h) -1,5*(1-G) -1,5*(1-G) Hierbij is q = 0 als dp < 30* (hb+ho) q = 1 - (30*(hb+ho)/dp) a'(h) = 1,5+3*e(-012*(h-5)2)*(1-e(-d/50))+5,7*e(-0,09h2*(1-e(-2,8*10(-6)*dp2) b'(h) = 1,5+8,6*e(-0,09*h2)*(1-e(-dp/50)) c'(h) = 1,5+14,0*e(-0,46*h2)*(1-e(-dp/50)) d'(h) = 1,5+5,0*e(-0,09*h2)*(1-e(-dp/50)) Gm = 0 harde grond Gm = 1 zachte grond dp = afstand tussen bron en ontvanger -3*q*(1- Gm) -1,5*(1- G)

70 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 70 Voor de luchtabsorptie worden volgende waarden gebruikt (ISO T= 10 C en 70% vochtigheid en een luchtdruk van 101,325 kpa): Tabel VI 10: Luchtabsorptie per m (ISO T= 10 C en 70% vochtigheid) Frequentie (Hz) A lu (m) 0, , , , , , , , Alhoewel de installaties niet continu op vollast zullen draaien, wordt er wel vanuit gegaan om de maximale belasting te beschrijven. Naast het totaal ingezette geluidsvermogenniveau zal vooral de positie van de installaties belangrijk zijn, omwille van eventuele afscherming. Met behulp van het computersimulatiemodel wordt de geluidsbelasting vanwege de site berekend. Over de gemodelleerde zone wordt een regelmatig raster gelegd waarbij in elk punt het LAeq-niveau wordt berekend. Uit een uitgevoerde toetsing van de rekenmethoden blijkt dat in 95% van de gevallen de gemeten geluidsimmissieniveaus minder dan 3,5 db(a) van de berekende waarden afwijken. De onderlinge afstand tussen de rekenpunten bedraagt 5 m in de lengterichting en 5 m in de breedterichting. De resultaten worden uiteindelijk verwerkt tot kleurenkaarten (dagsituatie) waarop de afname van het geluidsdrukniveau visueel is voorgesteld. Bovendien wordt ter hoogte van de door VLAREM vereiste evaluatiepunten een puntberekening uitgevoerd. Een vergelijking van de berekende waarden van het specifiek geluid van de installatie met de grenswaarde toont aan in hoeverre de geluidsproductie hiervan conform zal zijn. VI.3.4. Methodologie beoordeling van de huidige situatie Het geluidsdrukniveau van de installatie dient te voldoen aan de richtwaarden (milieukwaliteitsnormen) voor geluid in open lucht. Voor de bepaling van het toelaatbare geluidsdrukniveau zijn 3 criteria van belang. Vooreerst is er de periode van de dag: dag (van tot uur), avond (van tot uur) en nacht (van tot uur). Vervolgens is er de ligging van de immissiepunten volgens het Gewestplan. Tot slot is er een verschil tussen bestaande en nieuwe inrichtingen. Met betrekking tot het eerste criterium geldt dat de strengste norm opgelegd wordt voor het geluidsdrukniveau tijdens de nachtperiode. Voor deze inrichting dient nagegaan te worden tijdens welke periode er welke activiteiten zijn. Voor het tweede criterium dient de ligging volgens het Gewestplan nagegaan te worden. Volgens het Gewestplan is de inrichting gelegen in een industriegebied. De dichtst bijgelegen woningen bevinden zich allen in een industriegebied (gebiedstype 5) of gebied op minder dan 500 meter van een industriegebied (gebiedstype 2). Met betrekking tot het derde criterium gaat het over een nieuwe inrichting.

71 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 71 Tabel VI 11: Methodologie-effectengroepen discipline Geluid en Trillingen Effectgroep Criterium Methodologie Beoordeling significantie op basis van Geluid Geluidsniveaus in de omgeving ten gevolge van de exploitatie Meting/bepaling van de te verwachten emissies van de geluidsbronnen. Bepaling van de te verwachten geluidsimmissies in de omgeving. Percentage van de overschrijding van de grenswaarden (VLAREM). Aantal woningen in zone boven de grenswaarde. Trillingen Trillingshinder voor de omgevende bewoning t.g.v. transport Vergelijking literatuurgegevens staat wegdek en Beoordeling o.b.v. staat wegdek De significantie van een project hangt sterk af van de evolutie van het omgevingsgeluid voor en na uitvoering van een project. Deze parameter wordt als belangrijkste beschouwd en wordt in de Y-as van onderstaande tabel toegepast. Het berekenen van deze parameter geeft een tussenscore. Op deze tussenscore wordt een correctie toegepast afhankelijk van het al dan niet voldoen aan de vigerende wetgeving. Indien het omgevingsgeluid relevant stijgt maar indien er wel voldaan wordt aan de vigerende wetgeving, kan geen score worden toegekend die milderende maatregelen op korte of langere termijn noodzakelijk maakt (score -3 en -2). Onderstaand significantiekader geldt voor industriële project-mer s maar het principe van de tussenscore (effectscore) kan ook toegepast worden bij wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer, mits aanpassing van het wettelijk kader. In onderstaand significantiekader is de koppeling met het VLAREM II opgenomen. - Welke parameter: wat betreft de parameter op de verticale as van het rooster is beslist om LA95,1h niet aan te duiden als vaste parameter, maar om de parameter te gebruiken die het beste het effect van het project beschrijft. De deskundige kiest en motiveert de meest relevante parameter. - Welke immissiepunten: alle meetpunten waar langdurige immissiemetingen zijn uitgevoerd. In natuurgebieden kan echter dikwijls geen onbewaakte langdurige meting uitgevoerd worden. In die gevallen kan de verandering van het omgevingsgeluid bepaald worden op basis van ambulante metingen. - Welke beoordelingsperiodes: er wordt voor elke beoordelingsperiode (indien relevant) in alle immissiepunten getoetst aan het significantiekader. De score onder Voldoet aan het VLAREM betreft de eindscore na correctie. Voor wat betreft de lege vakjes (-) kan gesteld worden dat de mogelijkheid om in dergelijk vakje terecht te komen, zich in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. De deskundige zal hier zelf een score aan geven die vergezeld gaat van een degelijke motivatie. Elke score dient door de deskundige bovendien gekaderd te worden in het project.

72 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 72 Tabel VI 12: Significantiekader geluid Voldoet aan het VLAREM? Lna-Lvoor* tussenscore Nieuw of verandering Bestaand L AX,T (effectscore) Lsp GW Lsp>GW Lsp RW RW<Lsp RW+10 Lsp>RW+10 L AX,T > < L AX,T < L AX,T L AX,T /-2 ** L AX,T < L AX,T < L AX,T < L AX,T : verschil in omgevingsgeluid in db(a) voor en nadat een project zal zijn uitgevoerd Met T = duur in seconden Met X: N parameter van statistische analyse (L AN,T ), in VLAREM wordt N = 95 gebruikt ter toetsing aan de milieukwaliteitsnorm ofwel eq voor het equivalente geluidsdrukniveau (L Aeq,T ), van het omgevingsgeluid. GW : grenswaarde volgens het beslissingsschema van VLAREM II RW : richtwaarde Lsp : specifiek geluid *bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. Bij een hervergunning van een inrichting met een mix van bestaande & nieuwe bronnen is het oorspronkelijk omgevingsgeluid voor de nieuwe bronnen, het omgevingsgeluid met de bestaande bronnen van de inrichting in werking. ** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie). De uiteindelijke negatieve scores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen: -1 (matig negatief) significant Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, maar indien de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen dan dient de deskundige over te gaan tot voorstellen van milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden -2 (significant negatief) Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, te koppelen aan de langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. -3 (zeer negatief) significant Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen te koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.

73 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 73 De scores 0, +1, +2 en +3 krijgen respectievelijk de beoordeling verwaarloosbaar, positief, zeer positief en uitgesproken positief. VI.3.5. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie De controle van het principiële ontwerp van de uitbreiding uit oogpunt van de effectief te verwachten geluidsemissie is eveneens in het studievoorstel begrepen. Hiervoor dienen wij in het bezit gesteld te worden van detailinformatie van de uitbreiding (bijkomende geluidsbronnen zoals koeltorens, transformatoren, pompen, ventilatoren,...) die emissiebepalend zijn. Gegevens van fabrikanten die beschikbaar zijn, dienen ter beschikking gesteld te worden. Bij de prognose van de toekomstige geluidsproductie dient naast de vaste bronnen (die op het terrein blijven) ook aandacht besteed te worden aan de mobiele bronnen (transport van en naar het bedrijf). Het verkeersgenererend effect zal kwalitatief beschreven en beoordeeld worden. Er zal nagegaan worden welke procentuele toename er ten gevolge van de uitbreiding kan verwacht worden. Algemeen kan gesteld worden dat een toename van de verkeersintensiteit met 20 % leidt tot een toename van het geluidsklimaat met ca. 0,8 db(a) (wat verwaarloosbaar is daar de foutmarge op de berekening groter is). Er is al een toename van de verkeersintensiteit met 26 % nodig om een verhoging van 1 db(a) te veroorzaken. VI.3.6. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie Idem als de beoordeling van de bestaande toestand. VI.3.7. Milderende maatregelen Indien uit de vergelijking zou blijken dat de opgelegde richtwaarden overschreden worden, zullen milderende maatregelen voorgesteld worden (bijv. aarden wal ter afscherming, toepassing ander materieel,...). Met behulp van het rekenmodel kan de specifieke bijdrage van elke bron afzonderlijk op elke plaats in de omgeving berekend worden. De bronnen worden dan gerangschikt in functie van hun bijdrage tot het omgevingsgeluid. Dit laat toe zeer efficiënte maatregelen te nemen. We beschrijven de maatregelen op algemeen niveau: welke geluidsbronnen, type maatregel (vervanging apparaat, afscherming, ). Een volledige technische uitwerking van geluidsreducerende maatregelen wordt niet voorzien binnen het kader van het MER, maar dient uitgewerkt te worden in een saneringsplan. VI.3.8. Leemten in de kennis Er zijn momenteel nog geen leemten gekend.

74 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 74 VI.4. VI.4.1. Discipline Bodem Afbakening studiegebied Bij de discipline bodem worden zowel de bodem als het freatisch grondwater bestudeerd. Het studiegebied omvat het bedrijfsterrein van Plukon Maasmechelen NV. VI.4.2. Methodologie beschrijving van de huidige situatie De basisactiviteit van Plukon Maasmechelen NV is het slachten van pluimvee. Het gaat om de hervergunning en de uitbreiding van de milieuvergunning. Dit gaat gepaard met het optimaliseren van de huidige installatie (uitbreiding koelvermogen, stalruimte voor dieren en verhoging van de afvalwaterlozing). In de geplande situatie worden geen nieuwe installaties gebouwd. Er zijn dus geen belangrijke effecten te verwachten voor de bodem. Wel zorgt de nieuwe stalruimte voor toename van mest afkomstig van het pluimvee in de tijdelijke stalperiode. Aandacht zal besteed worden aan maatregelen bij mogelijke calamiteiten op het terrein (lekkage, morsverliezen). De uitbreiding van de activiteiten zal ook een toename betekenen van het waterverbruik. Op dit ogenblik wordt hoofdzakelijk grondwater gebruikt met een beperkte aanvulling met leidingwater. Op basis van bestaande literatuur en archiefgegevens zal een beschrijving worden gemaakt van de huidige toestand van het studiegebied met betrekking tot het bodem- en grondwatermilieu. Hiertoe worden volgende gegevens geraadpleegd/verzameld: - Geologisch profiel (DOV); - Bodemkaart + verklarende tekst; - Geologische kaart (1/ en 1/50.000) + overlays + toelichtende tekst; - Kwetsbaarheidskaart grondwater Limburg; - Topgrafische kaarten; - Gegevens beschikbaar op website Geo-Vlaanderen; - Gegevens bij OVAM zoals het Grondeninformatieregister en register van OBO s, BBO s en BSP in het studiegebied. - Bodem- en grondwatergegevens opgenomen in Databank Ondergrond Vlaanderen: aanwezigheid van bestaande oppervlaktewinningen in het studiegebied, boringen, sonderingen, peilputten; - Kwaliteits- en kwantiteitsgegevens uit verschillende meetnetten (LNE-meetnet e.a); - Richtlijnenboek Deel 6: Algemene methodologie discipline bodem (versie 2008).

75 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 75 VI.4.3. VI Methodologie beoordeling van de huidige situatie Pedologie Het terrein is nog voor ruim de helft van de oppervlakte onbebouwd. Op het onbebouwde gedeelte is het oorspronkelijk profiel nog aanwezig. Het maaiveld (mv) bevindt zich op circa 42,50 m+taw (Tweede Algemene Waterpassing). Het terrein was vόόr de bouw van het slachthuis grasland. Volgens de bodemkaart zijn de gronden op het projectterrein hoofdzakelijk droge zandleembodems zonder profielontwikkeling met als variant dat het moedermateriaal fijner wordt in de diepte (Lbpy). Van noord naar zuid loopt ongeveer midden in het terrein (oude loop van de Kikbeek) een strook met matig droge zandleembodems (Lcpy). Landbouwkundig worden deze gronden beoordeeld als geschikt tot zeer geschikt. De grondwatertafel bevindt zich op circa 0,5-1 m-mv. VI Geologische en hydrogeologische toestand De site bevindt zich in de Maasvallei, meer bepaald in de alluviale vlakte van de Maas (Paulissen 1986). De topografie van de site is vlak. Ter hoogte van de site is het terrein opgebouwd uit quartaire holocene en pleistocene afzettingen. Deze quartaire afzettingen bestaan in hoofdzaak uit grindafzettingen van het laagterras van de Maas. De grindafzettingen worden afgedekt door holocene leem en kleiafzettingen. Deze kleiafzettingen hebben een dikte van ca. 2,00 m maar kunnen in de geulen een dikte hebben van 4,00 m. De grindafzettingen onder het kleidek hebben een dikte die in de Maasvallei varieert van 5 tot 15 meter. Op basis van de hydrogeologische opbouw blijkt dat er verschillende watervoerende lagen zijn. Volgens gegevens van DOV-Vlaanderen zijn er in een straal van 2 km 31 vergunde waterwinningen. Voor de meeste waterwinningen is het vergund debiet beperkt en wordt er hoofdzakelijk gepompt uit de aquifers van de Maas- en Rijnafzettingen (HCOV 0170). Plukon heeft veruit de belangrijkste vergunde grondwaterwinning in een straal van 2 km met 6 putten en een vergund jaardebiet van m³/jaar. Volgens DOV pompt Plukon water op uit het Heersiaan- en Opglabbeekaquifersysteem (Paleoceen aquifersysteem HCOV 1030). Het bedrijfsterrein Plukon is niet gelegen in een waterwingebied, noch in de beschermingszone I, II of III van een waterwingebied. Het dichtstbij gelegen waterwingebied is gelegen te Eisden op ongeveer 3,5 km van het bedrijfsterrein. Volgens de kwetsbaarheidskaart van het grondwater is het bedrijf gesitueerd in een gebied dat uiterst kwetsbaar (Ba.1) is voor grondwaterverontreiniging. Ba.1 wordt omschreven als: grind, zonder deklaag, met een onverzadigde zone van 10 m of minder dan 10 m. De regionale grondwaterstroming is naar de Maas gericht, dus naar het oosten. De geologische bodemopbouw wordt schematisch weergegeven in Tabel VI 13.

76 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 76 Tabel VI 13: Geologie en hydrologie van de site en omgeving Diepte Periode Formatie Lid Lithologie Hydrologie m -mv 0-10 Quartair leem en grind watervoerend Tertiair Eigenbilzen zand watervoerend Boom klei aquitard St- zand met watervoerend Huibrechts Hern kleilagen Opglabbeek Lid van zand watervoerend Eisden Lid van Opoeteren 98 - ± Krijt 400 zandhoudende klei slecht watervoerend watervoerend VI Uitgevoerde bodemonderzoeken De pluimveeslachterij is op het terrein actief sinds Als gevolg van de periodieke onderzoeksplicht werd in 2002 een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek gaf mede aanleiding tot bijkomende bodemonderzoeken. Volgende bodemonderzoeken zijn tot op heden uitgevoerd: 1. Oriënterend bodemonderzoek in het kader van de periodieke onderzoeksplicht voor Ham-Kip NV (Buro BS, 2002); 2. Beschrijvend bodemonderzoek in het kader van de periodieke onderzoeksplicht voor Ham-Kip NV (Buro BS, 2002); 3. Bodemsaneringsproject Ham-Kip NV (Buro BS, 2002); 4. Actualisatie oriënterend bodemonderzoek in het kader van de overdracht van een gedeelte van een kadastraal perceel; 5. Oriënterend bodemonderzoek (Rimeco, 2005). De resultaten van deze bodemonderzoeken met betrekking tot bodem en grondwater evenals de evolutie tot op heden, zullen besproken worden. Bij Plukon is grondwater de belangrijkste waterbevoorradingsbron. Het bedrijf heeft nu 6 vergunde putten. In het verleden is gebleken dat er problemen optreden om de beoogde debieten te handhaven wegens verstopping van de filters als gevolg van verzanding van de filters. Om die reden werden in het verleden door het bedrijf, oorspronkelijk startend met 3 putten, nieuwe vergunningen aangevraagd voor het boren van putten. Om de mogelijkheden voor toekomstige watervoorziening te onderzoeken werd in 2008 een geohydrologische studie uitgevoerd (KWA Bedrijfsadviseurs, 2008). Er werd een beschrijving gedaan van de geohydrologische situatie in de omgeving en er werd onderzocht op welke wijze de toekomstige waterbehoefte van Plukon op een duurzame wijze kan worden gerealiseerd. De conclusies van deze studie zullen uitgebreid worden besproken.

77 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 77 VI.4.4. Methodologie Beschrijving en beoordeling van de toekomstige situatie De huidige situatie blijft grotendeels behouden. Er is een uitbreiding voorzien van de slachtcapaciteit, koelvermogen en stalruimte voor dieren. Daar in de geplande situaties geen nieuwe installaties gebouwd worden, zullen voor bodem en grondwater in de toekomstige situatie dezelfde potentiële emissiebronnen aanwezig zijn als in de referentiesituatie. Voor bodem zal de aandacht vooral uitgaan naar het voorkomen van nieuwe vervuiling. Op basis van de bodemverontreiniging op het terrein in het verleden zal nagegaan worden of een vergelijkbare of andere bodemverontreiniging kan ontstaan door de geplande uitbreiding. Mogelijke effecten i.v.m. bodemverontreiniging worden gerelateerd aan de bepalingen van het Bodemdecreet en het Vlarebo. Voor de aan te wenden methoden i.v.m. berekening van de effecten en evaluatie ervan zal in de mate van het mogelijke gebruik gemaakt worden van de methoden zoals door LNE geadviseerd in het Richtlijnenboek voor het opstellen van milieueffectrapporten (bodemversie 2008). In vergelijking met de referentiesituatie kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit normalerwijze weinig zal wijzigen onder voorwaarde dat er zich geen calamiteiten voordoen. Niettemin is beperkte vervuiling door morsen bij opslag, afvullen en overslag niet uit te sluiten. Deze situatie is echter niet voorspelbaar. De mogelijke negatieve effecten kunnen beoordeeld worden aan de hand van de Vlarebo-normen. Aangegeven zal worden welke preventieve maatregelen kunnen getroffen worden om het ontstaan van nieuwe verontreiniging te voorkomen, ook bij onverwachte calamiteiten. De geplande uitbreiding betekent ook dat meer water zal verbruikt worden. Nagegaan moet worden welke impact dit zal hebben op het gebruik van grondwater. De meetgegevens van de grondwatermetingen van Plukon nabij de waterwinningen zullen gebruikt worden om de invloed van de opgepompte hoeveelheden op de grondwaterstand in de betrokken laag te meten. Ook zal in de toekomst de grondwaterkwaliteit van het opgepompte water blijvend geëvalueerd worden ten opzichte van de drinkwaternormen. VI.4.5. Milderende maatregelen De nodige aandacht zal besteed worden aan preventieve en milderende maatregelen om de mogelijke negatieve effecten van de installaties op bodem- en grondwater te voorkomen of te milderen. VI.4.6. Leemten in de kennis Het is nog niet helemaal duidelijk in hoeverre gezuiverd water een gedeelte van het grondwater kan vervangen als proceswater.

78 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 78 VI.5. VI.5.1. VI Andere disciplines Mens mobiliteit Afbakening studiegebied Het studiegebied met betrekking tot de mobiliteit wordt afgebakend tot de dichtstbijzijnde wegen en hoofdwegen in de omgeving van Plukon Maasmechelen waarvan met zekerheid kan gesteld worden (bestaande en toekomstige situatie) dat ze als ontvangende wegen fungeren. VI Methodologie beschrijving en beoordeling van de referentie-situatie Voor de beoordeling van de invloed van het project op de verkeersintensiteit en de capaciteit van de ontvangende wegen zal een toetsingskader worden gehanteerd waarbij de verhouding verkeersintensiteit/capaciteit van de gewone wegen wordt beschouwd in combinatie met de verwachte toename of afname van de verkeersstromen gekoppeld aan het project (deze laatste uitgedrukt in personenauto-equivalent (p.a.e.)). Een minteken stemt overeen met een negatief effect, een plusteken stemt overeen met een positief effect, een nul geeft afwezigheid van enig effect (beoordeling: neutraal) aan. Het cijfer na het min- of plusteken duidt de sterkte van het effect aan (van -3 sterk negatief tot +3 sterk positief). Tabel VI 14: Beoordelingskader voor wijzigende verkeersintensiteit Draagkracht 80 à 100 % bereikt 60 à 80 % bereikt 40 à 60 % bereikt 20 à 40 % bereikt Toename verkeersintensiteit (in p.a.e.) > 50 % 20 à 50 % 2 à 20 % < 2 % Status Quo Afname verkeersintensiteit (in p.a.e.) < 2 % 2 à 20 % 20 à 50 % > 50 % à 20 % bereikt Verder wordt ook voor de geplande situatie nagegaan in welke mate wordt tegemoetgekomen aan de mobiliteitsdoelstellingen van de overheid (m.b.t. modal split) en in voorkomend geval, welke milderende maatregelen kunnen worden genomen. Deze kunnen van technische of van organisatorische aard zijn. Voor de beoordeling van de gewenste modal split wordt eveneens getoetst aan de gegevens afkomstig van het Mobiliteitsplan Vlaanderen (streefdoelen voor 2010). Voor de

79 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 79 geplande situatie worden significantiekaders gebruikt (net als voor de referentiesituatie) (zie Tabel VI 15 en Tabel VI 16). Tabel VI 15: Aandeel goederenvervoer Aandeel van het wegverkeer in de modal split van het goederenvervoer (tonkm) van het bedrijf beoordeling 90,1 100 % -3 80,1 90 % -2 69,1 80 % % ,1 68,9 % +1 23,1 46 % % +3 Tabel VI 16: Aandeel personenvervoer Aandeel van het autoverkeer in de modal split van de werknemers van het bedrijf beoordeling 87,1 100 % -3 75,1 87 % -2 62,1 75 % % ,1 61,9 % +1 22,1 42 % % +3 Evenals aangegeven voor de referentiesituatie wordt in voorkomend geval ook het gemeentelijk mobiliteitsplan geraadpleegd en wordt er getoetst aan de beleidsobjectieven van dit gemeentelijk mobiliteitsplan. VI Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie In de geplande situatie wordt gebruik gemaakt van bedrijfsgegevens met betrekking tot vervoer van personeel en goederen. 2 69% = dit is het aandeel van het wegverkeer in de modal split van het goederenvervoer die het Mobiliteitsplan Vlaanderen vooropstelt als streefdoel voor % = dit is het aandeel van het autoverkeer in de modal split van het personenvervoer die het Mobiliteitsplan Vlaanderen vooropstelt als streefdoel voor 2010.

80 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 80 VI Verkeersleefbaarheid De beoordeling van de verkeersleefbaarheid gebeurt volgens onderstaande methodiek. In Tabel VI 17 wordt er per criterium van de verkeersleefbaarheid een score toegekend: Tabel VI 17: Verkeersleefbaarheid Puntenscore verkeersleefbaarheid woonstraten Criterium Score Goede staat van de rijbaan +1 Afgelijnde fietspaden d.m.v. een wegmarkering +1 Afgelijnde voetpaden d.m.v. een wegmarkering +1 Afgelijnde fietspaden d.m.v. een niveauverschil +2 Afgelijnde voetpaden d.m.v. een niveauverschil +2 Veilige oversteekplaats op minder dan 50 m +3 Verkeersintensiteit: 0 60 % van de draagkracht bereikt 0 Aandeel vrachtverkeer: < 20 % 0 Verkeersintensiteit: 60,1 80 % van de draagkracht bereikt -1 Aandeel vrachtverkeer: 20,1 50 % -2 Verkeersintensiteit: > 80,1 % van de draagkracht bereikt -2 Aandeel vrachtverkeer: > 50,1 % -3 Overschrijdingen van de MKN voor geluid enkel overdag aangetoond -2 Overschrijdingen van de MKN voor geluid overdag + s nachts aangetoond -3 Bovenstaande criteria worden nagegaan voor de eventuele woonstraten binnen het studiegebied en er wordt een score aan toegekend. Wanneer de scores van alle criteria worden opgeteld, kan de beoordeling gebeuren volgens de schaal weergegeven in Tabel VI 18. De scores overlappen elkaar gedeeltelijk; dit is om enige ruimte te behouden voor expertenoordeel, op basis van plaatselijke omstandigheden of kenmerken. Tabel VI 18: Beoordelingsschaal verkeersleefbaarheid puntenscore beoordeling

81 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 81 Aanpassingen van dit kader zijn mogelijk in functie van specifieke bevindingen bij het onderzoek ter plaatse. VI Draagkracht Voor de beoordeling van de draagkracht zal een toetsingskader worden gehanteerd waarbij de draagkracht van de gewone wegen wordt beschouwd in combinatie met de verwachte toename of afname van de verkeersstromen gekoppeld aan het project (deze laatste uitgedrukt in p.a.e.) (zie Tabel VI 19). Een minteken stemt overeen met een negatief effect, een plusteken stemt overeen met een positief effect, een nul geeft afwezigheid van enig effect (beoordeling: neutraal) aan. Het aantal min- of plustekens duidt de sterkte van het effect aan (van --- sterk negatief tot +++ sterk positief). Tabel VI 19: Beoordeling van de draagkracht in de geplande situatie Draagkracht 80,1 à 100 % bereikt 60,1 à 80 % bereikt 40,1 à 60 % bereikt 20,1 à 40 % bereikt 0 à 20 % bereikt Toename verkeersintensiteit > 50,1 % (in p.a.e.) 20,1 50 % 2,1 20 % Status Quo < 2 % < 2 % Afname verkeersintensiteit (in p.a.e.) 2,1 20 % 20,1 50 % > 50,1 % Verder wordt ook voor de geplande situatie nagegaan in welke mate wordt tegemoetgekomen aan de mobiliteitsdoelstellingen van de overheid (m.b.t. modal split) en in voorkomend geval, welke milderende maatregelen kunnen worden genomen. Deze kunnen van technische of van organisatorische aard zijn. VI Modal split Voor de beoordeling van de gewenste modal split wordt getoetst aan gegevens afkomstig van het Mobiliteitsplan Vlaanderen (streefdoelen voor 2010). Net als voor de referentiesituatie wordt ook voor de geplande situatie een significantiekader genomen waarbij wordt onderscheid gemaakt tussen goederen- en personenvervoer (Tabel VI 20 en Tabel VI 21).

82 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 82 Tabel VI 20: Beoordeling van het goederenvervoer in de geplande situatie Aandeel van het wegverkeer in de modal split van het goederenvervoer (tonkm) van het bedrijf Beoordeling 90,1 100 % -3 80,1 90 % -2 69,1 80 % % ,1 68,9 % +1 23,1 46 % % +3 Tabel VI 21: Beoordeling van het personeelvervoer in de geplande situatie Aandeel van het wegverkeer in de modal split van de werknemers van het bedrijf Beoordeling 87,1 100 % -3 75,1 87 % -2 62,1 75 % % ,1 61,9 % +1 22,1 42 % % +3 VI Milderende maatregelen Waar nodig zullen milderende maatregelen worden voorgesteld zodat eventuele negatieve of sterk negatieve effecten van het project worden voorkomen, beperkt, geremedieerd of gecompenseerd. VI Leemten in de kennis Geen % = dit is het aandeel van het wegverkeer in de modal split van het goederenvervoer die het Mobiliteitsplan Vlaanderen vooropstelt als streefdoel voor % = dit is het aandeel van het wegverkeer in de modal split van het personeelvervoer die het Mobiliteitsplan Vlaanderen vooropstelt als streefdoel voor 2010.

83 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 83 VI.5.2. Mens gezondheid Als richtlijn voor het luik gezondheidsrisicoanalyse wordt in het APSG-document MER Discipline Mens - Gezondheid / Praktisch een aanpak in vijf stappen voorgesteld (zie Tabel VI 22). Tabel VI 22: Plan van aanpak 1 Identificatie van de relevante wijzigingen in het milieu 2 Beschrijving studiegebied en populaties 3 Identificatie en kwantificatie blootstelling en belasting 4 Identificatie relevante gezondheidseffecten in de bestudeerde populatie 5 Bespreking gevolgen voor de gezondheid en voorstelling van milderende maatregelen Inhoudelijk zullen dus gegevens worden verstrekt met betrekking tot deze 5 onderdelen van de evaluatie. Voor de beoordeling van de effecten in het deel Mens-gezondheid wordt onderscheid gemaakt tussen de hinder- en gezondheidsaspecten. Opdat er sprake zou zijn van hinder dienen de effecten op de ene of andere wijze zintuiglijk waarneembaar te zijn. Het hinderaspect wordt dus gekoppeld aan zintuiglijke waarneembaarheid. Wijzigingen die hierin optreden als gevolg van de realisatie van het project spelen hierin dus een rol. Opdat er sprake zou zijn van gezondheidseffecten, dient er vooreerst een effectieve, realistische kans te bestaan voor: - ingestie (inslikken); - inhalatie (inademen); - dermaal contact (contact met de huid). Aan de hand van wetenschappelijk vastgestelde dosis-responsrelaties wordt aangegeven tot welk gezondheidseffect de blootstelling aan een welbepaalde dosis (gehalte, concentratie ) precies aanleiding kan geven. Het optreden van gezondheidseffecten staat volledig los van zintuiglijke waarneembaarheid. M.a.w. gezondheidseffecten kunnen optreden zelfs indien de omgevingsfactor niet zintuiglijk waarneembaar is. Echter de beïnvloeding van de gezondheidstoestand van de mens kan in feite in het kader van het MER niet objectief worden beoordeeld, om verschillende redenen: - vooreerst is de huidige gezondheidstoestand van de mens in de omgeving niet gekend (individuele gezondheidsgegevens zijn confidentieel en niet beschikbaar); - de gezondheidstoestand is niet alleen een functie van milieufactoren maar ook van tal van andere factoren (leeftijd, erfelijke voorbelasting, ) en gedragspatronen (eten, drinken, roken, ); - er bestaan nog talrijke kennisleemten met betrekking tot de gezondheidseffecten van de diverse polluenten;

84 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 84 - de luchtkwaliteit (en dus de lucht die door mensen worden ingeademd) wordt beïnvloed door talrijke emissiebronnen en uiteraard niet uitsluitend enkel en alleen door deze van een specifiek project. Wat wél kan worden beoordeeld: - de situering/ligging van het bedrijf in relatie tot de aanwezigheid van receptoren; hierbij wordt vooral gedacht aan omwonenden en kwetsbare locaties (ziekenhuizen en hospitalen, rust- en verzorgingstehuizen, scholen); dit houdt dus verband met de trefkans bij verspreiding van vooral atmosferische en akoestische verontreiniging; - de mate waarin de omgeving in het verleden al dan niet hinder kreeg te verduren (geur, geluidsemissies,...); dit kan door navragen bij omwonenden (desgevallend), of door bevragen bij de instanties die instaan voor klachtenregistratie; - de mate waarin sprake is van specifieke risicofactoren voor de menselijke gezondheid; dit zijn factoren waarvan men inmiddels zeker weet (waarover voldoende wetenschappelijk verworven informatie bestaat) dat ze gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. Bij uitstek (gelet op de actuele wetenschappelijke zekerheden/onzekerheden) zijn dit luchtpolluenten als fijn stof (PM10, PM2,5), dioxines, vluchtige organische stoffen (VOS), zware metalen en, anderzijds, geluidsemissies en dan voornamelijk tijdens de nacht. Deze drie pijlers of toetsstenen dienen elk te worden geëvalueerd, in kwalitatieve en kwantitatieve termen. Het laatste geldt inzonderheid voor de derde pijler (risicofactoren), waar vooreerst kwantitatieve gegevens (met name: immissiegegevens) moeten worden aangeleverd vanuit de discipline lucht (voor meerdere parameters!) én vanuit de bespreking van de potentiële geluidseffecten. Om die reden is het onmogelijk om vooraf aan te geven welke combinatie van kwantitatieve gegevens zal beoordeeld worden als (sterk, matig) negatief, welke als neutraal, welke als (sterk, matig) positief. In het eigenlijke MER zal wél een significantiekader worden opgenomen dat rekening houdt met de drie voornoemde toetsstenen. Er zal aangegeven worden: - hoe de aanwezigheid en de kwetsbaarheid van de receptoren in de geplande situatie zal evolueren, los van de ontwikkelingen in/van het bedrijf; - hoe de omgevingsfactoren (gekoppeld aan de geplande exploitatie) in de toekomst evolueren; hiervoor dienen de gegevens aangereikt vanuit andere disciplines. Meer specifiek wordt gekeken voor de geplande situatie: - in hoeverre wijzigingen worden verwacht in de aanwezigheid van menselijke populaties, kwetsbare locaties, omgevingsfactoren, risico s, ; - welke de kwaliteitsdoelstellingen en gezondheidsnormen zijn voor die stoffen of actoren waarvoor blootstelling reëel is (hoe gering ook); - in welke mate mensen hinder zouden kunnen ondervinden (zoals aangegeven in de hoofdstukken lucht, water en bodem en in de bespreking van de potentiële effecten van de eventuele geluidsemissies); - in welke mate de menselijke gezondheid in de geplande toestand in negatieve zin zou kunnen worden beïnvloed ten opzichte van de bestaande situatie (dit in functie van de mogelijke concrete blootstelling van personen door inhalatie, ingestie, dermaal contact);

85 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 85 - in voorkomend geval, welke milderende maatregelen moeten worden genomen, of welke postevaluatievoorstellen moeten worden geformuleerd. Tabel VI 23 geeft het significantiekader aan dat gehanteerd (onder voorbehoud van aanpassingen als gevolg van de bevindingen tijdens de loop van het onderzoek) wordt. Tabel VI 23: Gebruikte significantiekader Omschrijving Score Zeer significant positief +3 Significant positief +2 Weinig significant positief Weinig significant negatief +1-1 Significant negatief - 2 Zeer significant negatief - 3 Toekenning bij disc. mens partim hinder en gezondheid - nergens enig zintuiglijk waarneembaar effect - én 100 % wegnemen van bestaand hinderprobleem op bovenlokaal vlak - én opportuniteit tot verbetering op het vlak van risicofactoren - nergens enig zintuiglijk waarneembaar effect - én opportuniteit tot verbetering op het vlak van risicofactoren - geen wijzigingen wat betreft zintuiglijke waarneembaarheid - maar wel opportuniteit tot verbetering op het vlak van risicofactoren - geen wijzigingen wat betreft zintuiglijke waarneembaarheid - creëren van bijkomende risicofactoren, tijdelijk - geen wijzigingen wat betreft zintuiglijke waarneembaarheid - creëren van bijkomende risicofactoren, permanent - wijzigingen wat betreft zintuiglijke waarneembaarheid - creëren van nieuw hinderprobleem op lokaal of bovenlokaal vlak - creëren van bijkomende risicofactoren, permanent Voor zover wijzigingen optreden in de blootstelling van de mens aan bepaalde risicofactoren (vermeerdering of vermindering), én voor zover dosis-responsrelaties beschikbaar zijn uit de wetenschappelijke literatuur, zal getracht worden kwantitatief aan te geven in welke mate en op welke wijze de gezondheidstoestand algemeen in de beschouwde populatie theoretisch wordt/kan worden beïnvloed. In de mate dat deze gegevens niet beschikbaar zijn, zal een kwalitatieve beoordeling van de significantie van de effecten worden gedaan. VI Milderende maatregelen Waar nodig zullen milderende maatregelen worden voorgesteld zodat eventuele negatieve of sterk negatieve effecten van het project worden voorkomen, beperkt, geremedieerd of gecompenseerd.

86 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 86 VI.5.3. VI Fauna en Flora Afbakening studiegebied Het projectgebied omvat de projectlocatie. Het studiegebied omvat het projectgebied plus een zone waarin directe en/of indirecte effecten waargenomen kunnen worden ten gevolge van de uitvoering/exploitatie van voorliggend project (= studiegebied). Effecten ten gevolge van afvalwaterlozingen, geluidhinder (rustverstoring) en atmosferische emissies kunnen tot buiten het projectgebied reiken. De omschrijving van de afbakening van het studiegebied gebeurt dan ook op basis van het studiegebied van relevante disciplines, meestal lucht en/of geluid. Effecten ten gevolge van geluidhinder (rustverstoring), atmosferische en aquatische emissies kunnen tot buiten het projectgebied reiken. Deze worden meegenomen in de beoordeling van het studiegebied in een zone van 3 km rondom het projectgebied en omvat speciale beschermingszones, natuurreservaten en VEN-gebieden gelegen binnen dit studiegebied (zie deel I). Indien blijkt dat de relevante invloedsfeer uit de disciplines Bodem, Lucht en Water verder reiken dan deze afgebakende zone, zal het studiegebied hiermee worden uitgebreid. VI Methodologie beschrijving van de referentiesituatie De beschrijving van de referentiesituatie van het project- en studiegebied omvat de situering en bespreking van de gebieden met een (bijzonder) beschermingsstatuut, de vegetatietypes en biologische waardering volgens BWK, en bespreking van de voorkomende fauna. Ten zuidwesten van het projectgebied bevindt zich het habitatrichtlijngebied (ca m) en vogelrichtlijngebied (ca m) Mechelse heide en vallei van de Ziepbeek, dat ook als VEN-gebied (De Hoge Kempen) is afgebakend. Ten noordoosten bevindt zich op een afstand van ca m het habitatrichtlijngebied Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek, dat ook als VEN-gebied (De Grensmaas Zuid) is afgebakend. Tabel VI 24: Overzicht natuurgebieden binnen een straal van 3 km rond het projectgebied van PLUKON Maasmechelen Natuurgebied SBZ-V SBZ-H VENgebied Erkend natuurreservaat Afstand tot projectgebied (km) De Hoge Kempen X X X X (deel) 1,75 Maaswinkel / X X X 2,15 De beschrijving van de referentiesituatie omvat de situering en bespreking van de gebieden met een bijzonder beschermingsstatuut, de vegetatietypes en biologische waardering volgens BWK, en bespreking van de voorkomende fauna. Indien uit de effectbeoordeling van de rechtstreekse milieueffecten (lucht, bodem, water, ) blijkt dat er effecten kunnen optreden op een Speciale beschermingszone zal de discipline fauna en flora een passende beoordeling bevatten.

87 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 87 Indien uit de effectbeoordeling van de rechtstreekse milieueffecten (lucht, bodem, water, ) blijkt dat er effecten kunnen optreden op een VEN-gebied zal de discipline fauna en flora beschouwd kunnen worden als een omvangrijke verscherpte natuurtoets. VI Methodologie beoordeling van de referentiesituatie De activiteiten die plaatsvinden op de site van PLUKON Maasmechelen kunnen potentiële effecten veroorzaken op de aanwezige fauna en flora en de biologische waardering van de omliggende gebieden. Deze discipline is een integrerende discipline, waar effecten op de fauna en flora onderzocht en geëvalueerd worden op basis van gegevens die in de overige disciplines bepaald worden. Volgende effectgroepen kunnen onderscheiden worden: verzurende depositie (op basis van discipline lucht); verstoring van de grondwaterhuishouding (op basis van discipline grondwater); verontreiniging van het oppervlaktewater (op basis van discipline oppervlaktewater); rustverstoring (op basis van deel geluid); vergiftiging (op basis van discipline bodem): niet te verwachten. Emissies vanuit de lucht Door de deposities vanuit de lucht kunnen eventueel potentiële effecten optreden op vlak van verzuring en vermesting. Ter beoordeling van de luchtverontreiniging worden Vlaamse en Europese luchtkwaliteitsnormen ter bescherming van de ecosystemen gehanteerd. Het effect met betrekking tot verzuring en vermesting kan geëvalueerd worden aan de hand van het toetsingskader zoals het terug te vinden is in het geactualiseerd richtlijnenboek milieueffectrapportage Basisrichtlijnen per activiteitengroep Landbouwdieren (Willems et al., 2011) (zie Tabel VI 11). Tabel VI 11: Significantiekader verzuring en vermesting

88 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 88 Aquatische emissies Vanuit de discipline water dient aandacht geschonken te worden aan de potentiële effecten van de aquatische emissies ten gevolge van de lozing van het afvalwater. Daarnaast dient de potentiële invloed van de grondwaterwinning op de naburige gevoelige gebieden bestudeerd en besproken te worden. De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt beoordeeld m.b.v. de BBI. Een eenduidig significantiekader met betrekking tot het effect van een potentiële grondwatertafeldaling is niet voorhanden gezien dit sterk afhankelijk is van de aanwezige vegetatietypes. Vanuit de omschrijving van de referentiesituatie zal kunnen worden afgeleid welke vegetatietypes er aanwezig zijn en hoe groot hun gevoeligheid voor een wijziging van de grondwatertafelstand zal zijn. Geluidsemissies De bijdrage van het specifieke geluid van de inrichting zal getoetst worden aan de wettelijke doelstellingen. De bijdrage tot de immissiekwaliteit zal getoetst worden aan de wettelijke doelstellingen. De gegevens vanuit het deel geluid zullen gebruikt worden om te beoordelen of er een significante verstoring door geluidsemissies te noteren valt. Het voorspellen van het effect van geluid (door snelverkeer) op broedvogelpopulaties is onder meer gebeurd door het Nederlandse Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde. Uit onderzoek blijkt dat voor geluidsverstoring van broedvogels een duidelijke drempelwaarde van geluidsverstoring vastgesteld kan worden (Reijnen & Foppen 1991). Voor bosvogels is de drempelwaarde voor verstoring door weginfrastructuur bepaald op 42 db(a)laeq 24h. Het omgevingsgeluid wordt beoordeeld m.b.v. de dosis-effectrelaties voor weidevogels van het Nederlandse Rijkswaterstaat (zie o.a. Reijnen et al. 1995; Richtlijnenboek Fauna en Flora, van Straaten en Nagels, 1997; het Richtlijnenboek Fauna en Flora, Soresma, 2005; het MIRA-achtergronddocument lawaaihinder (2007); Kleijn 2008). Deze documenten worden gebruikt ter beoordeling van de effecten. Sterke geluidstoenames en verstoringen in kwetsbare gebieden met aanwezigheid van gevoelige soorten worden als zeer significant negatief beschouwd. Waar geen verhogingen in het geluidsniveau worden verwacht, wordt de impact als verwaarloosbaar beschouwd. VI Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie De methodologie is analoog aan deze geldend voor de referentiesituatie, met dien verstande dat hier wordt aangegeven: - hoe de aanwezigheid en de kwetsbaarheid van de receptoren in de geplande situatie zal evolueren, los van de ontwikkelingen in/van het bedrijf; - hoe de omgevingsfactoren (gekoppeld aan de geplande exploitatie) in de toekomst evolueren; hiervoor dienen de gegevens aangereikt vanuit andere disciplines.

89 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 89 VI Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie Deze beoordeling van de toekomstige situatie zal gebeuren conform de beoordelingswijze opgenomen in VI Deze beoordeling van de toekomstige situatie zal gebeuren conform de beoordelingswijze zoals omschreven in de beoordelingsmethodiek van de referentiesituatie. Indien een passende beoordeling noodzakelijk is, zal deze een antwoord bieden op onderstaande vragen: 1. Heeft het project een impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit? 2. Heeft het project een impact op het evenwicht tussen de verspreiding en densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel? 3. Heeft het project een potentiële impact op de vitale factoren hoe de SBZ functioneert als ecosysteem? 4. Heeft het project een impact op de abiotische relaties die de structuur en functie van de SBZ bepalen? 5. Heeft het project een impact op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende SBZ? VI Milderende maatregelen Waar nodig zullen milderende maatregelen worden voorgesteld. VI.5.4. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie In dit deel zal de MER-coördinator de toestand beschrijven met betrekking deze discipline voor zover dit relevant is voor de activiteiten van Plukon Maasmechelen.

90 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 90 VII. INGREEP-EFFECTSCHEMA Bij de bepaling van de te verwachten effecten worden de mogelijke ingrepen die aanleiding kunnen geven tot effecten in beschouwing genomen. Voor het beschouwde project kunnen de ingrepen, activiteiten globaal gezien, tijdens de exploitatiefase, als volgt onderverdeeld worden: Tabel VII 1: Overzicht van de relatie tussen ingreep/activiteit en de te verwachten effecten. Activiteit Lucht Water Geluid Bodem Andere Onreine slachtlijn: X X X X X bedwelmen kelen en uitbloeden broeien ontharen branden/schroeien reinigen Reine slachtlijn: X X X verwijderen en verwerken van organen versnijden van karkas en verdere verwerking van organen classificatie/eindcontrole van karkas Koelen/vriezen Expeditie/transport: X X X X aanvoer dieren ophaling dierlijk afval afvoer eindproducten personeelsvervoer Beheer dierlijke afvalstoffen: X X X X opslag dierlijk afval Nevenactiviteiten: grondwaterwinning X X X waterzuivering X X X X transformatoren X X X verwarming gebouwen X X opslag gevaarlijke producten X X X X: er is mogelijk een significant effect (X): er is mogelijk een effect

91 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 91 VIII. VIII.1. BELANGRIJKSTE AANDACHTSPUNTEN Lucht Voor de discipline Lucht wordt de mogelijke geurimpact van de opslag van afvalstoffen (mest, bloed) en het stallen van de kippen besproken. Ook de emissies van de stookinstallaties worden besproken. VIII.2. Water In de discipline Water worden de verschillende waterstromen besproken. De effecten van de waterzuiveringsinstallatie worden eveneens besproken. Ook het effect van de grondwaterwinning is een belangrijk aandachtspunt binnen deze discipline. VIII.3. Geluid In de discipline Geluid worden de verschillende geluidsbronnen besproken. VIII.4. Bodem Voor de discipline Bodem worden de mogelijke risico s op verontreiniging ten gevolge van incidenten en lekkages en eventuele, onrechtstreekse, deposities besproken, evenals de effecten van het gebruik van grondwater. VIII.5. Andere disciplines De belangrijkste aandachtspunten voor de overige disciplines vloeien eventueel voort uit de disciplines Lucht, Water, Geluid en Bodem.

92 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 92 IX. INTERDISCIPLINAIRE GEGEVENSOVERDRACHT In het MER-onderzoek dienen eerst de milieucompartimenten onderzocht te worden die directe effecten zullen genereren. Het gaat hierbij om lucht, water, bodem en geluid. De resultaten van deze milieucompartimenten zullen gebruikt worden door de deskundigen die de indirecte effecten bestudeerd voornamelijk mens en fauna en flora. Indien uit de analyse van de directe effecten blijkt dat sommige aspecten die we opgenomen hebben in de ingreep-effectschema geen significante en relevante milieueffecten genereren zullen deze aspecten ook niet meer besproken worden bij de indirecte aspecten.

93 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 93 X. REEDS GEKENDE ONZEKERHEDEN EN REEDS VOORZIENE POSTEVALUATIEPROGRAMMA S OM DE ONZEKERHEDEN IN TE VULLEN X.1. Lucht Op het ogenblik van de redactie van deze kennisgeving zijn er geen onzekerheden of reeds voorziene postevaluatieprogramma s te vermelden. X.2. Water Op het ogenblik van de redactie van deze kennisgeving zijn er geen onzekerheden of reeds voorziene postevaluatieprogramma s te vermelden. X.3. Geluid Op het ogenblik van de redactie van deze kennisgeving zijn er geen onzekerheden of reeds voorziene postevaluatieprogramma s te vermelden. X.4. Bodem Op het ogenblik van de redactie van deze kennisgeving zijn er geen onzekerheden of reeds voorziene postevaluatieprogramma s te vermelden. Het is nog niet helemaal duidelijk in hoeverre gezuiverd water een gedeelte van het grondwater kan vervangen als proceswater. X.5. Andere disciplines Op het ogenblik van de redactie van deze kennisgeving zijn er geen onzekerheden of reeds voorziene postevaluatieprogramma s te vermelden.

94 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 94 XI. GRENSOVERSCHRIJDENDE ASPECTEN Gezien de afstand van m tot de grens met Nederland zijn er mogelijks effecten te verwachten voorbij deze grens. De procedure voor grensoverschrijdende effecten dient wellicht opgestart te worden.

95 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 95 XII. VOORSTEL INHOUDSOPGAVE MER INLEIDING Aanleiding van het MER Beknopte beschrijving van het project Toetsing aan de MER-plicht Coördinaten van de initiatiefnemer College van deskundigen LEESWIJZER DEEL 1 ADMINISTRATIEVE SITUERING VAN HET PROJECT 1.1. Ruimtelijke situering 1.2. Juridische randvoorwaarden 1.3. Beleidsmatige randvoorwaarden DEEL 2 PROJECTOMSCHRIJVING 2.1 Inleiding en verantwoording 2.2 Technische beschrijving van het project 2.3 Alternatieven DEEL 3 REFERENTIESITUATIE EN AANGEVRAAGDE SITUATIE DEEL 4 INGREEP-EFFECTSCHEMA - ALGEMENE METHODOLOGIE 4.1 Ingreep-effectschema 4.2 Milieueffecten voor de disciplines (met onderdelen: huidige en geplande toestand, effecten en milderende maatregelen) DEEL 5 DISCIPLINE LUCHT DEEL 6 DISCIPLINE WATER DEEL 7 DISCIPLINE GELUID DEEL 8 DISCIPLINE BODEM

96 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 96 DEEL 9 ANDERE DISCIPLINES DEEL 10 SYNTHESE MILIEUEFFECTEN - MILDERENDE MAATREGELEN DEEL 11 LEEMTEN IN DE KENNIS DEEL 12 POST-EVALUATIE DEEL 13 TEWERKSTELLING EN INVESTERINGEN DEEL 14 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Overzicht van de figuren Overzicht van de tabellen Lijst van afkortingen en verklarende woordenlijst Literatuurlijst Bijlagen

97 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 97 XIII. VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN De in voorliggend rapport gebruikte terminologie en afkortingen met hun betekenis worden hieronder in alfabetische volgorde opgesomd. 98 P 98 percentiel; een waarde die slechts gedurende 2 % van de tijd, op jaarbasis, overschreden wordt AGW Alternatief Achtergrondwaarde een andere keuzemogelijkheid AMINAL Administratie Milieu, Natuur en Landinrichting: nu Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) Ankerplaats Een gebied dat behoort tot de meest waardevolle landschappelijke plaatsen, dat een complex van gevarieerde erfgoedelementen is die een geheel of ensemble vormen, dat ideaaltypische kenmerken vertoont vanwege de gaafheid of representativiteit, of ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving. Ankerplaatsen werden ontwikkeld als een belangrijk instrument voor de landschapszorg. APA Art. Basiskwaliteit BAW BBI BBT BPA Bpi Bodem Bodemprofiel Bodemsanering Algemeen Plan van Aanleg, zoals omschreven in de wet op de stedenbouw (decreet betreffende de ruimtelijke ordening) Artikel kwaliteit van het oppervlaktewater waarbij de normale evenwichtige ontwikkeling van het biologisch leven hersteld wordt, waar aanwezig, gehandhaafd blijft bedrijfsafvalwater = industrieel afvalwater Belgische Biotische Index = een systeem om via de bepaling van een aantal groepen macro-invertebraten in een waterloop de biologische waterkwaliteit van deze waterloop te beoordelen Beste Beschikbare Technieken Bijzonder plan van aanleg, beslaat een gedeelte van het grondgebied van één gemeente. Het is een zeer gedetailleerd plan dat verder gaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem, en uitgebreide voorschriften bevat Basis Prati-index het vaste gedeelte van de aarde met inbegrip van het grondwater en de organismen die zich erin bevinden verticale bodemdoorsnede waarin de opbouw en de ontwikkeling van de bodem waarneembaar is het wegnemen, behandelen, afschermen, neutraliseren, immobiliseren of isoleren van verontreiniging

98 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 98 BS B.Vl.Reg. BOD BWK BZV Calamiteiten Belgisch Staatsblad Besluit Vlaamse Regering zie BZV Biologische Waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt aan de hand van een uniforme lijst van karteringseenheden geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan ieder ecotoop wordt een waarde toegekend biologisch zuurstofverbruik C graden Celsius CO 2 CO COD CZV d.d. debiet depositie diffuse emissiebron direct effect discipline ds of DS DOV EEG Effectbeoordeling Effecten EG Emissie EU Exploitatie Fauna Flora Ongelukken of accidentele situaties Koolstofdioxide Koolstofmonoxide zie CZV chemisch zuurstofverbruik de dato het aantal m³ water dat per tijdseenheid op een bepaald punt passeert verwijst naar de hoeveelheid van een stof of een groep van stoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een gebied emissiebron van in plaats en/of tijd niet-localiseerbare emissies een rechtstreeks milieueffect als gevolg van een ingreep milieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzocht wordt, door de regelgeving vastgelegd droge stof databank ondergrond Vlaanderen Europese Economische gemeenschap (nu: EU) waardeoordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een geplande situatie, kwalitatief uitgedrukt veranderingen in het milieu ten gevolge van (vooral) antropogene activiteiten Europese Gemeenschap (nu: EU) uitstoot van stoffen in de omgevingslucht Europese Unie Uitbating de gezamenlijke diersoorten die in een bepaald land, streek, terrein voorkomen de gezamenlijke plantensoorten die in een bepaald land, streek, terrein voorkomen geleide emissie atmosferische emissie via een kanaal waaraan representatieve meting van temperatuur en snelheid, en representatieve staalname van het afvalgas mogelijk is

99 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 99 geplande situatie Gis-vlaanderen GNOP GW GWW Grondwaterkwetsbaarheid GRUP h ha HRG Huidige situatie IBW Impact INBO Indirect effect Ingreep-effectschema Initiatiefnemer Invertebraat IVON KB km² KVE/l kwh KWS l LNE Lozingspunt LPT m MAP MB toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het project Vlaamse gis-databank met informatie i.v.m. ruimtelijke ordening, grondgebruik, milieu, natuur, landschappen, Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan Grondwater Grondwaterwinning een code die het risico op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag aangeeft Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan uur hectare Habitatrichtlijngebied de toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectvoorspelling Instituut voor Bos- en Wildbeheer de effecten die een bepaalde ingreep in het milieu teweegbrengt Instituut voor Natuurbehoud en Bosbeheer onrechtstreeks milieueffect ten gevolge van een direct effect of in hogere orde ten gevolge van een ander indirect effect schema of netwerk dat de relatie tussen de ingrepen van de activiteit en milieucompartimenten aangeeft de natuurlijke of rechtspersoon die een vergunning voor het project wenst te bekomen ongewerveld dier (b.v. vlinders, wormen, kevers, spinnen, slakken) Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk Koninklijk Besluit vierkante kilometer kolonievormende eenheden per liter Kilowattuur Koolwaterstof Liter Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Vlaamse Overheid) plaats waar het (afval)water in het oppervlaktewater terecht komt Lozingspunt Meter Mestactieplan Ministerieel besluit

100 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 100 (plan-)mer (project-)mer M.e.r. MER-deskundige Milderende maatregel Milieu MINA MV MWh N Natura 2000-gebied NGI NO 3- NO 2- NO x Een milieueffectrapport over een plan (kortweg plan-mer of MER) is een openbaar document waarin, van voorgenomen plannen en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden. Een milieueffectrapport over een project is een openbaar document waarin, van een voorgenomen project en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden. Milieueffectrapportage. Een milieueffectrapportage is de procedure die al dan niet leidt tot het opstellen en goedkeuring van een milieueffectrapport over een voorgenomen actie en in voorkomend geval tot het gebruik ervan als hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent deze actie. natuurlijke of rechtspersoon erkend door de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu als deskundige voor het opstellen van een milieueffectrapport voor één of meerdere disciplines maatregel die voorgesteld wordt om nadelige milieueffecten van het geplande project te vermijden, te beperken en zoveel mogelijk te verhelpen. de fysieke, niet-levende en levende omgeving van de mens waarmee deze in een dynamische en wederkerige relatie staat Vlaams milieubeleidsplan Maaiveld Megawattuur Stikstof natuurgebied dat Europese bescherming geniet wegens vogelrijkdom en/of aanwezigheid van prioritaire habitats en soorten. Nationaal Geografisch Instituut nitraat-ion nitriet-ion Stikstofoxiden

101 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 101 Nutriënten NV OVAM P PAM PAK s P-tot ph plantenvoedingsstoffen, de voornaamst zijn fosfor, stikstof en kalium Naamloze Vennootschap Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij Fosfor Primaire Amoeben-Meningo-encephalitis polycyclische aromatische koolwaterstoffen totaal fosfor Zuurtegraad PM 10 / PM 2,5 fijn stof met aërodynamische diameter kleiner dan 10 / 2,5 µm (fractie die tot in de longblaasjes doordringt) ppm PRUP PW RSV RVS RWZI Rode lijst RUP RW RWZI Significantie s SO 2 STOWA Studiegebied SWA TAW Teq TOC parts per million Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Personenwagen Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Roest Vast Staal Rioolwaterzuiveringsinstallatie overzicht voor een bepaald gebied (b.v. Vlaanderen) van bedreigde planten- of diersoorten, opgesteld volgens een aantal internationaal aanvaarde criteria en ingedeeld in meerdere categorieën ruimtelijk uitvoeringsplan Regenwater Rioolwaterzuiveringsinstallatie het kenmerk van een effect dat de graad van invloed op de besluitvorming bepaald, uitdrukking van de ernst van een effect door het invoeren van een uniforme waarderingsschaal Seconde Zwaveldioxide Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten Samenwerkingsakkoord Tweede algemene waterpassing (referentieschaal voor hoogteligging) Toxische equivalent totaal organische koolstof tonkm VEN ton-kilometer Vlaams Ecologisch Netwerk

102 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 102 VITO VLAREA VLAREBO VLAREMA VLAREM I VLAREM II VLM VMM VOS VRG VW Watertoets WGO WZI Zeq ZW Vlaams Instituut Technologisch Onderzoek Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en beheer Vlaams Reglement inzake bodemsanering Vlaams Reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Vlaams Reglement inzake milieuvergunningen Vlaams Reglement inzake milieuvoorwaarden Vlaamse Landmaatschappij Vlaamse Milieu Maatschappij vluchtige organische stoffen Vogelrichtlijngebied Vrachtwagen met de watertoets wordt nagegaan of een ingreep schade kan veroorzaken aan het watersysteem. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater, het grondwater en de natuur die daarbij hoort. De watertoets wordt in het MER in de delen water, bodem en (eventueel) fauna en flora uitgevoerd. Wereld Gezondheidsorganisatie Waterzuiveringsinstallatie Zuurequivalent zwakke weggebruiker

103 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV pagina 103 Bijlagen Bijlage 1: Figuren Bijlage 2: Huidige vergunningssituatie: overzicht Bijlage 3: Luchtkwaliteitsdoelstellingen Bijlage 4: Handtekening externe deskundigen en initiatiefnemer

104

105 PLUKON MAASMECHELEN NV Slakweidestraat 25 Oude Bunders Maasmechelen Kennisgeving MER Hervergunning met uitbreiding BIJLAGEN november Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/ F. 011/ Gent Industrieweg 118/4 T. 09/ F. 09/ Brussel Clovislaan 82 T. 02/ F. 02/ Bouge Route de Hannut 55 T. 081/ F. 081/

106 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuren BIJLAGE 1

107 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Bijlage 1: Figuren Figuur B.I-1 Figuur B.I-2 Figuur B.I-3 Figuur B.I-4 Figuur B.I-5 Figuur B.I-6 Figuur B.I-7 Figuur B.I-8 Figuur B.I-9 Overzichtsplan site PLUKON MAASMECHELEN; Luchtfoto projectgebied; Luchtfoto omgeving projectgebied; Situering van het projectgebied op het gewestplan; Bedrijventerreinen omgeving (AGIV); NATURA 2000 omgeving (AGIV); VEN/IVON omgeving (AGIV); Zoneringsplan omgeving (VMM); Vlaams hydrografische atlas omgeving (AGIV);

108 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-1: Overzichtsplan site PLUKON MAASMECHELEN

109 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-2: Luchtfoto projectgebied Bron: Bing Maps PLUKON MAASMECHELEN NV N

110 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-3: Luchtfoto omgeving projectgebied Bron: Bing Maps N PLUKON MAASMECHELEN NV

111 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-4: Situering van het projectgebied op het gewestplan Bron: AGIV PLUKON MAASMECHELEN NV

112 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Legende Gewestplan

113 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1

114 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1

115 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1

116 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1

117 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-5: Bedrijventerreinen omgeving Bron: AGIV PLUKON MAASMECHELEN NV

118 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1

119 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-6: NATURA 2000 omgeving Bron: AGIV PLUKON MAASMECHELEN NV

120 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-7: VEN/IVON omgeving Bron: AGIV PLUKON MAASMECHELEN NV

121 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-8: Zoneringsplan omgeving Bron: VMM PLUKON MAASMECHELEN NV

122 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1

123 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 1 Figuur B.I-9: Vlaamse hydrografische atlas omgeving Bron: AGIV PLUKON MAASMECHELEN NV

124 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 2 Huidige vergunningssituatie BIJLAGE 2

125 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 2 Bijlage 2: Huidige vergunningssituatie: Rubriekenlijst: rubrieknr. Omschrijving klasse PLUKON MAASMECHELEN HUIDIGE VERGUNDE SITUATIE 3.3 Het lozen van niet in rubrieken 3.6 begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolen 3 Lozing van m³ huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluent en het ontwateren van de bijhorende slibproductie : van meer dan 50 m³ per uur m³ per uur 1800 m³ per dag m³ per jaar Transformatoren met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1000 kva 2 4 transformatoren van elk kva Accumulatoren (gebruik van) : vaste inrichting voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd vermogen van meer dan 10 kw 2 Meerdere laadplaatsen voor heftrucks en handy's met een individueel vermogen variërend van 1 kw tot 21 kw, samen max. 140 kw Stallen van vrachtwagens Al dan niet overdekte ruimte : meer dan 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens 2 Standplaats verdeeld over het bedrijfsterrein voor in totaal circa 30 bedrijfswagens 15.2 Werkplaatsen voor het herstellen van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) andere dan bedoeld in rubriek Een onderhoudsplaats voor het eigen mototvoertuigenpark b Niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhang-wagens waarin 10 en meer voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen 2 Een wasinstallatie/wasstraat voor het reinigen van maximum 25 vrachtwagens per dag.

126 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 2 rubrieknr. Omschrijving klasse PLUKON MAASMECHELEN HUIDIGE VERGUNDE SITUATIE Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen -ontspannen) Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en air-conditioning-installaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kw 2 4 compressoren : 3 x 55 kw 1 x 90 kw 6 koelgroepen : 1 x 315 kw 2 x 250 kw 1 x 160 kw 2 x 110 kw Koelinstallatie met ammoniak : HD : 315 kw TOTALE DRIJFKRACHT : kw Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten met uitzondering van bedoeld in de oude rubriek 48 met een gezamelijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1000 liter 3 De opslag van maximaal 1000 liter gassen in verplaatsbare recipiënten Opslagplaatsen gassen in vaste bovengrondse houders : meer dan liter 1 De opslag van liter gassen in 8 bovengrondse houders van respectievelijk : liter voor N liter voor CO liter voor O liter voor NH liter voor NH liter voor N liter voor CO liter voor O a Opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende producten met een totaal inhoudsvermogen van meer dan kg tot kg. 2 Opslag onderhoudsproducten : kg Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met liter 3 Opslag ontvlambare producten : liter b Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55 C maar niet hoger dan 100 C = P3 producten : 100 liter tot en liter 3 Opslag van P3-producten : liter

127 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 2 rubrieknr. Omschrijving klasse PLUKON MAASMECHELEN HUIDIGE VERGUNDE SITUATIE Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100 C = P4 producten :van 200 liter tot en met liter 3 Opslag P4-producten :5.000 liter Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 100 kg tot en met 1 ton Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen : met max. 1 verdeelslang 3 De opslag van 1 ton milieugevaarlijke producten in verplaatsbare recipiënten 3 Eén brandstofverdeelinstallatie omvattende één verdeelslang voor diesel 17.4 Opslag kleine handelsverpakkingen : kleiner dan 25 kg of liter, maximum liter (kg) a Opslag van kunststoffen in een lokaal : meer dan 10 ton en met 200 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 800 ton in open lucht, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industrie-gebied 3 De opslag van liter van allerlei onderhouds-, ontsmettings-en reinigingsproducten in verpakkingen van max. 25 liter 2 De opslag van in totaal 400 ton diverse kunststoffen in opslagplaatsen verpakkingsmaterialen en opslagplaatsen kratten 24.4 Labo 3 1 labo 25.4 Opslagplaatsen van niet-behandelende haren, veren of dons, met een capaciteit van meer dan 1 ton 2 De opslag van maximum 40 ton veren in 2 containers in het restengebouw a Metaalwerkplaats : 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied 2 Een werkplaats voor metaalbewerking met diverse toestellen en apparaten met een geïnstalleerde drijfkracht van 30,8 kw Warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor een op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een waterinhoud van de secundaire ruimte van : 25 liter tot en met liter 3 14 warmtewisselaars met een totaal waterinhoud van 211 liter a Stookinstallatie : Verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie van : meer dan kw tot en met kw 2 3 stookinstallaties met een warmte-vermogen van elk kw = totaal kw 45.1.d Slachthuizen en private slachterijen kippen per dag 45.1.d / e Productiecapaciteit slachthuizen ton geslacht dieren per dag : 500 ton x 250 werkdagen = ton per jaar

128 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 2 rubrieknr. Omschrijving klasse PLUKON MAASMECHELEN HUIDIGE VERGUNDE SITUATIE 45.4.c.2 Uitsnijderij : Werkplaats bestemd voor vleeswaren-fabriek met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van : meer dan 200 kw tot en met kw 1 Een uitsnijderij met een geïnstalleerde drijfkracht van max. 220 kw 45.4.e.2 Opslag producten van dierlijke oorsprong: meer dan 50 ton 2 De opslag van max. 500 ton verse en diepvries kipproducten, verdeeld over de afdeling vriesopslag en de afdeling expeditiekoelbuffer Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning : van m³/jaar of meer m³ per dag m³ per jaar

129 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 3 Luchtkwaliteitsdoelstellingen BIJLAGE 3

130 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 3 Bijlage 3 : Luchtkwaliteitsdoelstellingen 1. Europees vastgelegde doelstellingen In onderstaande tabel worden de actueel van toepassing zijnde, en de reeds vastgelegde toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen opgenomen, zoals af te leiden uit de Europese regelgeving, en in Vlaanderen via Vlarem II wetgeving geïmplementeerd. Luchtkwaliteitdoelstellingen overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Lucht (herziening goedgekeurd op 14 april 2008) Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdingsmarge Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden Zwevende deeltjes (PM 10) Daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 24 uur 50 µg/m 3 PM 10 mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden. (35/365 -> P 90,40-50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2005 Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens kalenderjaar 40 µg/m 3 PM 10 20% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2005 Zwevende deeltjes (PM 2,5) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens kalenderjaar 25 µg/m 3 PM 10 (1) 1 januari 2015 (1) : tot 2015 geldt de waarde als streefwaarde; voor 2020 staat een indicatieve waarde van 20 µg/m³ vermeld. In 2013 wordt een herevaluatie voorgesteld Stikstofdioxide (NO 2) en stikstofoxiden (NO X) Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 1 uur 200 µg/m 3 NO 2 mag niet meer dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden (18/8760 -> P 99,79-50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% 1 januari 2010

131 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 3 Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdingsmarge Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens Kalenderjaar 40 µg/m 3 NO 2 50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2010 alarmdrempel uurbasis 400 µg/m 3 NO 2 gedurende 3 opeenvolgende uren Geen overschrijdingsmarge 1 januari 2010 jaargrenswaarde voor de bescherming van de vegetatie Kalenderjaar 30 µg/m 3 NO x Geen overschrijdingsmarge 19 juli 2001 In Vlaanderen zijn evenwel geen gebieden gedefinieerd waar de grenswaarde van toepassing is Zwaveldioxide (SO 2) Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 1 uur 350 µg/m 3 mag niet meer dan 24 keer per kalenderjaar worden overschreden 150 µg/m 3 (43%) bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2005 Daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 24 uur 125 µg/m 3 mag niet meer dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden geen 1 januari 2005 Koolstofmonoxide (CO) Grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur 10 mg/m 3 6 mg/m 3 op 13 december 2000, op 1 januari 2003 en daarna om de 12 maanden afnemend met 2 mg/m 3, om op 1 januari 2005 uit te komen op 0% 1 januari 2005 Lood (Pb) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens kalenderjaar 0,5 µg/m 3 100% 1 januari maanden afnemend tot 0% op 1 januari 2005 (2010) 1 januari 2005 (1 januari 2010)

132 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 3 Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdingsmarge Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden Benzeen (C 6H 6) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens kalenderjaar 5 µg/m 3 1 januari 2010 daggemiddelde 50 µg/m³ (als 98P) - - Ozon (O 3) Streefwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur 120 µg/m³ (25 x gemiddelde over 3 jaar) Grenswaarde nog niet definitief 1 januari 2010 M.b.t. de vermelde grenswaarden dient gesteld dat het voldoen hieraan zeker niet impliceert dat er geen gezondheidseffecten meer kunnen zijn. Dit is bvb. geenszins het geval m.b.t. fijn stof waarvan aangenomen wordt dat er geen onderste concentratie bestaat beneden dewelke er geen (gezondheids)effecten meer zouden optreden. In die zin dient systematisch gestreefd te worden naar de laagste concentraties. Dit zit enigszins vervat in de nieuwe kaderrichtlijn lucht die streefwaarden hanteert voor de reductie van PM 2,5. Hierbij dient wel aangegeven te worden dat de aangenomen grenswaarden inzake PM 2,5 aanzienlijk hoger zijn dan doelstellingen welke in (sommige) andere landen gehanteerd worden. Zo zou in de USA een grenswaarde van 15 µg/m³ gehanteerd worden (te vergelijken met de aanzienlijk hogere 25 µg/m³ die in 2015 in de EU van kracht zou worden en tegen 2020 tot 20 µg/m³ zou kunnen aangescherpt worden!). Niettegenstaande de ingevoerde doelstellingen inzake PM 2,5, welke als schadelijker kan beschouwd worden dan PM 10, heeft Nederlands onderzoek aangetoond dat het respecteren van de daggemiddelde doelstelling inzake PM 10 alsnog de meest kritische factor blijft ten aanzien van het al of niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Dit heeft vnl. te maken met de hoogte van de jaargemiddelde PM 2,5 doelstellingen. 2. Zware metalen (in omgevingslucht) M.b.t. de zware metalen kunnen een aantal doelstellingen geciteerd worden, afkomstig van zowel Vlarem-II wetgeving, EU-bepalingen als afgeleid uit WGO voorstellen. Ten aanzien van de doelstellingen van verschillende zware metalen dient aangegeven te worden dat in feite zou rekening moeten gehouden worden met de vorm waaronder deze zware metalen voorkomen, gezien dit in een aantal gevallen een belangrijke impact heeft op de effecten. Vaak zijn er evenwel te weinig gegevens beschikbaar ten aanzien van de vorm waarin de metalen voorkomen om

133 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 3 hierover uitspraak te doen. Indien beschikbaar wordt bij de impactbeoordeling alsnog rekening gehouden met de wijze van voorkomen, en kan een aangepast toetsingskader uitgewerkt worden. 3. Depositie van stof en zware metalen grenswaarden en doelstellingen inzake stofdepositie in mg/m².dag Vlarem-II waarden uitmiddeling Grenswaar Richtwaarde de stof (niet gevaarlijk) jaar Jaargemiddelde grens- en streefwaarden inzake depositie van zware metalen uitgedrukt in µg/m².dag (als gemiddelde op jaarbasis) Grenswaarde Vlarem-II Richtwaarde Vlarem-II TA-luft lood cadmium 20 2 nikkel 15 arseen 4 kwik 1 vanadium mangaan thallium 10 2

134 Kennisgeving MER 2013 PLUKON MAASMECHELEN NV Bijlage 3 4. VOS Inzake VOS zijn er weinig wettelijk vastgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen. Enkel voor benzeen wordt op Europees en Vlaams niveau een grenswaarde opgelegd. Voor enkele VOS kan nog verwezen worden naar de doelstellingen zoals vastgelegd door de WGO. Ook voor andere aromatische koolwaterstoffen zoals xylenen en ethylbenzeen kunnen gelijkaardige doelstellingen voorop gesteld worden als deze voor tolueen. In principe zou men ook de som van deze stoffen aan een dergelijk kader kunnen toetsen. 5. Dioxines Inzake dioxines liggen geen wettelijke doelstellingen vast. Voor de impactbeoordeling wordt gerefereerd naar de toetsingswaarden zoals gehanteerd door VMM, welke afgeleid werden uit aanvaardbare dagelijkse innamendosissen. Dit zijn dus geen wettelijk vastgelegde doelstellingen. Op basis van een richtwaarde van 1 of 4 pgteq/kg.dag als innamedosis (WGO) worden hieronder de drempelwaarden voor de gemeten deposities opgenomen, zoals gehanteerd door VMM. Doelstellingen inzake depositie van dioxine, zoals gehanteerd door VMM. Innamedosis WGO richtwaarde op basis van 1 pgteq/kg.dag richtwaarde op basis van 4 pgteq/kg.dag Jaargemiddelde depositie Maandgemiddelde depositie omschrijving 2 pg TEQ/m².dag 6 pg TEQ/m².dag Matig verhoogde waarde (26 pg x > 6 pg TEQ/m².dag) 10 pg TEQ/m².dag 26 pg TEQ/m².dag Verhoogde waarde (> 26 pg TEQ/m².dag) Op basis van de langjarig gemiddelde meetwaarden t.h.v. achtergrondstations kan gesteld worden dat de jaargemiddelde doelstelling van 2 pg TEQ/m².dag (als jaargemiddelde depositie), hetgeen overeenkomt met een innamedosis van 1 pgteq/kg.dag, in Vlaanderen momenteel niet (op permanente basis) haalbaar is. De richtwaarde van 10 pgteq/m².dag, overeenkomend met een inname dosis van 4 pg TEQ/kg.dag, zou daarentegen wel haalbaar moeten zijn, behoudens op plaatsen met een aanzienlijke lokale bron. Als belangrijkste dioxinebronnen worden in Vlaanderen beschouwd: bepaalde metallurgische activiteiten, houtkachels en open haarden, verbranding van groen- en andere afval in open vuurtjes,.

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

MER Hervergunning met uitbreiding PLUKON MAASMECHELEN NV. Slakweidestraat 25 Oude Bunders 2051 3630 Maasmechelen PR0768.

MER Hervergunning met uitbreiding PLUKON MAASMECHELEN NV. Slakweidestraat 25 Oude Bunders 2051 3630 Maasmechelen PR0768. PLUKON MAASMECHELEN NV Slakweidestraat 25 Oude Bunders 2051 3630 Maasmechelen MER Hervergunning met uitbreiding PR0768 Januari 2015 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/22 32 40 F. 011/23 46 70

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

Kennisgeving / ontwerp-mer Hervergunning en wijziging

Kennisgeving / ontwerp-mer Hervergunning en wijziging FORD WERKE GmbH Henry Fordlaan 8 3600 Genk FORD Lommel Proving Ground Oude Diesterse Baan 135 3920 Lommel Kennisgeving / ontwerp-mer Hervergunning en wijziging Juli 2015 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg

Nadere informatie

Project MER. Edelchemie Benelux bvba. Heulentakstraat Dilsen-Stokkem. In het kader van hervergunning en uitbreiding PR0770.

Project MER. Edelchemie Benelux bvba. Heulentakstraat Dilsen-Stokkem. In het kader van hervergunning en uitbreiding PR0770. Edelchemie Benelux bvba Heulentakstraat 20 3650 Dilsen-Stokkem Project MER In het kader van hervergunning en uitbreiding PR0770 Juli 2015 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/22 32 40 F. 011/23

Nadere informatie

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Porc Meat Zele nv Baaikensstraat 2 9240 Zele. Project-MER In het kader van de uitbreiding van de slachtcapaciteit PR0719.

Porc Meat Zele nv Baaikensstraat 2 9240 Zele. Project-MER In het kader van de uitbreiding van de slachtcapaciteit PR0719. Porc Meat Zele nv Baaikensstraat 2 9240 Zele Project-MER In het kader van de uitbreiding van de slachtcapaciteit PR0719 December 2014 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/22 32 40 F. 011/23 46

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3 1.1. WETGEVING 1.1.1. INLEIDING I Een overzicht geven van alle wetgeving in verband met milieu is haast onbegonnen werk. Hieronder wordt de belangrijkste milieuwetgeving per thema weergegeven. In voorkomend

Nadere informatie

Inhoudsopgave pagina 2

Inhoudsopgave pagina 2 FORD WERKE GmbH Henry Fordlaan 8 3600 Genk FORD Lommel Proving Ground Oude Diestersebaan 135 3920 Lommel Definitief MER Hervergunning met verandering PR2187 Juli 2015 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek !"# $"""%&'(( )"!*++,-#"-./0)"!*++,-#"-.+ Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: MER Prayon te Ruisbroek Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat 31 2870 Ruisbroek 6 augustus 2007

Nadere informatie

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Milieueffectrapportage Graaf

Nadere informatie

Aanmelding project-mer Hervergunning met uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting

Aanmelding project-mer Hervergunning met uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting Sappi Lanaken NV Montaigneweg 2 3620 Lanaken Aanmelding project-mer Hervergunning met uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting Februari 2018 Inhoudsopgave pagina 2 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave...

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 14.11.2011 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 68251 VLAAMSE OVERHEID N. 2011 2948 [C 2011/35922] 14 OKTOBER 2011. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Eurostadium Brussels

Eurostadium Brussels Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT BIJLAGE 3. Meldingsformulier inzake de exploitatie van een klasse 3 inrichting, de verandering van een inrichting of de overname van een inrichting door een andere exploitant (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

Nadere informatie

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 INHOUDSOPGAVE DEEL I. BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 HOOFDSTUK II. DE BRONNEN VAN HET (MILIEUHYGIËNE) RECHT 4 1. Overzicht 4 2. Kenbronnen

Nadere informatie

Als gevolg aan uw aanvraag van 4/12/2017, ontvangen op 4/12/2017, met referentie gevraagde gegevens over. IDENTIFICATIE VAN HET ONROEREND GOED

Als gevolg aan uw aanvraag van 4/12/2017, ontvangen op 4/12/2017, met referentie gevraagde gegevens over. IDENTIFICATIE VAN HET ONROEREND GOED Willebroek, 11 december 2017 Iva-Innova Gemeente Willebroek Pastorijstraat 1 2830 Willebroek u/ref.mail: alex.vanbeersel@willebroek.be o/ref Volgnr.: 2017/763 Als gevolg aan uw aanvraag van 4/12/2017,

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Verdere exploitatie van elektriciteitscentrale Langerbrugge

Project-MER-Verslag. Verdere exploitatie van elektriciteitscentrale Langerbrugge Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

MER Groeve. Bijlagen ARGEX NV PRO726. Kruibeeksesteenweg BURCHT (ZWIJNDRECHT)

MER Groeve. Bijlagen ARGEX NV PRO726. Kruibeeksesteenweg BURCHT (ZWIJNDRECHT) ARGEX NV Kruibeeksesteenweg 162 2070 BURCHT (ZWIJNDRECHT) MER Groeve PRO726 2013 Maastrichtersteenweg 210, 3500 Hasselt Tel: 011/22.32.40 Fax: 011/23.46.70 Industrieweg 118 bus 4, 9032 Gent Tel: 09/216.80.00

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie Directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) MELDINGSFORMULIER INZAKE DE EXPLOITATIE VAN EEN KLASSE 3 INRICHTING, DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING OF DE OVERNAME VAN EEN INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax (02)553 80 75 www.mervlaanderen.be Verzoek tot ontheffing van

Nadere informatie

Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen

Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen Overzicht 1. Terugblik 2012 Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen 2. In de pijplijn Vlaremtrein 2012 Besluit diffuse emissies Vlaremtrein 2013 Omgevingsvergunning Permanente vergunning

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Regularisatie en uitbreiding van kippenslachterij Nollens NV te Kruishoutem

Scopingsadvies Project-MER Regularisatie en uitbreiding van kippenslachterij Nollens NV te Kruishoutem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer)

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer) MELDINGSFORMULIER INZAKE DE EXPLOITATIE VAN EEN KLASSE 3 INRICHTING, DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING OF DE OVERNAME VAN EEN INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT (artikelen 2, 5 en 42 van titel I van

Nadere informatie

STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL

STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL IDENTIFICATIE VAN DE AANVRAGER : Stad Sint-Truiden Aanvraagdatum: 9-1-2018 Uw Referentie: Leopold II straat Onze Referentie: 2019/00018 IDENTIFICATIE VAN HET PERCEEL Adres:

Nadere informatie

BPOST N.V. Muntcentrum 1000 Brussel

BPOST N.V. Muntcentrum 1000 Brussel BPOST N.V. Muntcentrum 1000 Brussel 2 mei 2017 Geachte, U vindt hierbij het inlichtingenformulier vastgoedinformatie en het stedenbouwkundig uittreksel betreffende het vastgoed gelegen in Dokter Haubenlaan(M)

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Aanmelding project-mer

Aanmelding project-mer Aanmelding project-mer Kantoor- en hotelproject Park 7 in Machelen Diegem en Zaventem Contactpersoon: Michiel Boodts Industrieweg 118 bus 4 9032 Gent M : 0485 94 55 15 E: m.boodts@m-tech.be December 2018

Nadere informatie

Hervergunning en uitbreiding van Campine NV en Campine Recycling NV in Beerse

Hervergunning en uitbreiding van Campine NV en Campine Recycling NV in Beerse Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

VR DOC.0003/2

VR DOC.0003/2 VR 2019 1101 DOC.0003/2 Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke

Nadere informatie

Aanmelding - Project-MER

Aanmelding - Project-MER Metallo Belgium NV Nieuwe Dreef 33 B-2340 Beerse Aanmelding - Project-MER Hervergunning grondwaterwinning December 2017 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/22 32 40 F. 011/23 46 70 9032 Gent Industrieweg

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Hervergunning en verandering van een attractiepark Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Ontheffing tot het opstellen van een MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing

Nadere informatie

Renogen biomassa-wkk te Ham

Renogen biomassa-wkk te Ham Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Windturbineproject Maatheide te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie 6.12.2008 BIJLAGE A Lijst van communautaire wetgeving vastgesteld overeenkomstig het EG-Verdrag waarvan schending een wederrechtelijk handelen in de zin van

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig Alexander Vercamer, Wnd. voorzitter Besluit van de Deputatie Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

Stedenbouwkundig uittreksel

Stedenbouwkundig uittreksel Stedenbouwkundig uittreksel A. Gegevens van de aanvrager Dossiernummer: 39298 maandag 07 januari 2019 Angelinio Degrijse Publiekrechtelijke rechtspersoon (overheidsinstelling, kerkfabriek,...) Federaal

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 30 januari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en verandering van pluimveehouderij Bart Bax LV in Weelde

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en verandering van pluimveehouderij Bart Bax LV in Weelde Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Initiatiefnemer: Van Rooy Kathleen Hegge Ravels. 12 februari 2016 PRMER-PR2299-RL

Initiatiefnemer: Van Rooy Kathleen Hegge Ravels. 12 februari 2016 PRMER-PR2299-RL Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel

Hervergunning Farm Frites Belgium NV te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 september 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Marnixdreef Lier voorlopige

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

MLAV1/ /MV/lydr.

MLAV1/ /MV/lydr. /MV/lydr. OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (SUPER ABSORBER POLYMEER - SAP), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, SCHELDELAAN 600 - HAVEN 725. De bestendige

Nadere informatie

STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL

STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL IDENTIFICATIE VAN DE AANVRAGER : Stad Sint-Truiden Aanvraagdatum: 9-1-2018 Uw Referentie: Leopold II straat Onze Referentie: 2019/00017 IDENTIFICATIE VAN HET PERCEEL Adres:

Nadere informatie

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

MODEL INLICHTINGENFORMULIER VASTGOEDINFORMATIE IDENTIFICATIE VAN DE AANVRAGER. Beroep: Datum van aanvraag:

MODEL INLICHTINGENFORMULIER VASTGOEDINFORMATIE IDENTIFICATIE VAN DE AANVRAGER. Beroep: Datum van aanvraag: 1 MODEL INLICHTINGENFORMULIER VASTGOEDINFORMATIE Voorliggend formulier is slechts een model dat aangepast kan worden aan de specifieke wensen en noden van de gemeente vak in te vullen door de aanvrager

Nadere informatie

STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL

STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL STEDENBOUWKUNDIG UITTREKSEL IDENTIFICATIE VAN DE AANVRAGER : Stad Sint-Truiden Aanvraagdatum: 9-1-2018 Uw Referentie: Leopold II straat Onze Referentie: 2019/00019 IDENTIFICATIE VAN HET PERCEEL Adres:

Nadere informatie

Omgevingsvergunning - meldingsakte

Omgevingsvergunning - meldingsakte Gemeentebestuur Dienst milieu Kasteelstraat 1-8920 Langemark-Poelkapelle tel 057 49 09 0 milieu@langemark-poelkapelle.be www.langemark-poelkapelle.be Omgevingsvergunning - meldingsakte Besluit van het

Nadere informatie

Aanmelding project-mer

Aanmelding project-mer Aanmelding project-mer Renovatie van het Administratief Centrum Zuid Gent Contactpersoon: Michiel Boodts Industrieweg 118 bus 4 9032 Gent M : 0485 94 55 15 E: m.boodts@m-tech.be December 2018 3500 Hasselt

Nadere informatie

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer:

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Plan-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG?

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? KNOKKE Blokkersdijk Sint-Annabos E34 Charles de Costerlaan Vlietbos Middenvijver R1 Zwijndrecht Blancefloerlaan P. Coplaan Galgenweel Burchtse Weel E17 GENT Burcht Schelde WAT

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden

Nadere informatie

Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte

Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte GEWESTPLAN OPEN RUIMTE Kaart: Gewestplan open ruimte bestemming Vlaanderen 3,2 2,4 1,8 33,7 59 Andere bestemmingen Landbouw Cijfers: Gewestplan open ruimte bestemming

Nadere informatie

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk afdrukdatum 07/11/2011 TP/2110273 2570 09/11/2011

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk afdrukdatum 07/11/2011 TP/2110273 2570 09/11/2011 Alle briefwisseling sturen aan: - Stadsontwikkeling - Stedenbouwkundige vergunningen Grote Markt 1 2000 Antwerpen Steenackers Louis Clementinastraat 24 2018 ANTWERPEN uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Oude

Nadere informatie

Datum collegevergadering: 05/11/2018

Datum collegevergadering: 05/11/2018 Datum collegevergadering: 05/11/2018 Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2018120145 Dossiernummer: MLD/2018/00330 Ondertekening: Voor eensluidend uittreksel De Algemeen Directeur, Christi van Calster In

Nadere informatie

Notaris Hans Van Overloop

Notaris Hans Van Overloop Nieuwe contactgegevens vanaf 10 maart 2010 Stedenbouwkundige vergunningen Loketadres op afspraak Postadres Grote Markt 1 2000 Antwerpen Tel 03 338 67 45 notaria@stad.antwerpen.be SW/V/SV Alle briefwisseling

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL Tel (02)553 80 79 Fax (02)553 80 75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

MLAV1/ /RP/si

MLAV1/ /RP/si /RP/si OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV SEPPIC BELGIE MET BETREKKING TOT EEN ALKOXYLATIEFABIEK, GELEGEN TE 2070 ZWIJNDRECHT, SCHELDEDIJK 50, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE.

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013

college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 12 april 2013 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Omgeving - Omgevingsvergunningen

Omgeving - Omgevingsvergunningen Omgeving - Omgevingsvergunningen RZK NV Thonissenlaan 96 3500 HASSELT België uw kenmerk ons kenmerk e-mail datum Runkstersteenweg 204 5487/TW notarisinfo@hasselt.be 7-9-2018 IDENTIFICATIE VAN DE AANVRAGER

Nadere informatie

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1'

Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1' directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1' 1. Inleiding Deze nota behandelt de adviezen die zijn binnengekomen in

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Galloo Uitbreiding opslag schroot

Scopingsadvies Project-MER Galloo Uitbreiding opslag schroot Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0091350 Datum opzoeking: 1/06/2018 Referentienummer: Paul Bellefroidlaan 29 Zoekdata: Paul Bellefroidlaan 29, 3500 - Hasselt

Nadere informatie