VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs

Transcriptie

1 VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs Inspectieverslag over de schooldoorlichting van de school voor Buitengewoon Secundair Onderwijs De Kouter KORTRIJK Inrichtende macht Instelling vzw KaBuSOK Beekstraat Kortrijk De Kouter Adres Beekstraat Kortrijk Telefoon Fax Website info@kouterkortrijk.be Instellingsnummer Werkstation 13 Datum doorlichting 26 februari t/m 2 maart2007 Samenstelling inspectieteam W. Baude C. Moelants L. Blommaerts H. Van Dingenen A. De Vrij Deskundige, behorend tot de administratie Andere deskundigen die niet tot de inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving L. Blommaerts Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie 25 mei De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

2 VOORAF 1 Leeswijzer Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name. controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. 1 Ingevoegd vanaf september De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

3 Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoende / onvoldoende, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak, waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt. Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De dringende actiepunten betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art van het Besluit van de Vlaamse regering 3 i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking. 2 Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs. 3 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

4 Tenslotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. Inzagerecht Alle andere belangstellenden hebben eveneens inzagerecht en kunnen een kopie van dit verslag krijgen door een aanvraag te richten aan Mevr. Christine Van Parijs Hendrik Consciencegebouw, lokaal 2A09 Koning Albert II-laan BRUSSEL Opmerking Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren. Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op dinsdag 12 juni De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

5 INHOUDSOPGAVE VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING...1 INHOUDSOPGAVE Over welke school gaat het? Identificatie Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod Vorige doorlichting Huidige doorlichting Hoe goed is het beleid van de school? Algemeen beleid Onderwijskundig beleid Personeelsbeleid Logistiek beleid Hoe goed werkt de school? Vakverslagen Algemene en sociale vorming OV Algemene en sociale vorming OV Algemene en sociale vorming OV Beroepsgerichte vorming OV Opleidingsverslagen Opleiding Winkelhulp Opleiding Interieurbouwer Opleiding Schilder-decorateur Kernproces: implementatie van de handelingsplanning Welke resultaten boekt de school? Schoolrendement Welbevinden Conclusies Wat zijn de sterke punten van de school? Wat zijn de zwakke punten van de school? Punten voor verbetering vatbaar Dringende actiepunten Advies De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

6 1 OVER WELKE SCHOOL GAAT HET? 1.1 Identificatie Dit verslag beschrijft de resultaten van de doorlichting van de school voor buitengewoon secundair onderwijs De Kouter te Kortrijk. Op 1 februari 1999 kwamen BuSO De Lange Munte en Vibbo Kortrijk samen onder een nieuwe inrichtende macht: vzw KaBuSOK 4. Op 1 september van hetzelfde jaar fusioneerden beide scholen tot één school: BuSO De Kouter, die hierdoor de grootste Vlaamse BuSO school is. In het hoofdgebouw, de Lage Kouter genoemd, zijn OV3 met alle observatiejaren en alle opleidingen gevestigd: Bakkersgast, Grootkeukenmedewerker (2de en 3de jaar), Hoeklasser, Interieurbouwer, Kappersmedewerker, Metselaar, Onderhoudsassistent, Onderhoudshulp in instellingen en professionele schoonmaak (2de en 3de jaar), Schilder-decorateur en Winkelhulp. Op dezelfde campus is het VTI gelegen, waarvan verschillende werkplaatsen gebruikt worden door het BuSO. Er is hier een nieuwbouwproject gepland voor In de vestigingsplaats Hoge Kouter zijn OV1, OV2, de 4de en 5de jaren en ABO van de opleidingen: Grootkeukenmedewerker en Onderhoudshulp in instellingen en professionele schoonmaak, samen met het MPI op dezelfde campus gevestigd. In het MPI zijn alleen semi-internen aanwezig. Hier werd een volledig nieuw gebouwencomplex opgetrokken voor de school en het MPI. De school biedt drie opleidingsvormen aan voor leerlingen type 2 (en 4 leerlingen type 4) in OV1 en OV2 en type 1 in OV3 en ABO. Er is een samenwerkingsverband met de Scholengroep O.L.V. van Groeninge. De school rekruteert zowel leerlingen uit de eigen regio 59 % als uit aangrenzende regio s 40 %. Slechts 1 % komt uit niet-aangrenzende regio s. De meeste leerlingen maken gebruik van het georganiseerde leerlingenvervoer 45 % en het openbaar vervoer 40 %. Een minderheid komt op eigen kracht 15 %. Er zijn 29 OVB uren. 1.2 Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod De school telt in totaal 587 leerlingen. In OV1 zijn er 73 leerlingen ingeschreven, in OV2 140 en in OV Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod. De meest dichtstbevolkte opleidingen zijn kappersmedewerker met 60 en interieurbouwer met 40 leerlingen. De dichtheid (gemiddelde bezetting per opleiding) benadert de comfortnorm. 4 KaBuSOK: Katholiek Buitengewoon Secundair Onderwijs Kortrijk De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

7 Totaal OV ste fase 2ste fase Totaal OV opleidingen Observatiejaar bakkersgast grootkeukenmedewerker hoeklasser (constructielasser) interieurbouwer kappersmedewerker metselaar onderhoudsassistent onderhoudshulp in instellingen en professi schilder-decorateur winkelhulp Totaal OV3 1ste jaar Obs. 2de jaar 2de jaar 3de jaar 3de jaar 4de jaar 4de jaar 5de jaar 5de jaar geslacht Totaal de jaar ABO 7de jaar 8ste jaar jongens jongens meisjes geslacht meisjes Totaal Algemeen totaal In onderstaande tabellen wordt de evolutie van het aantal leerlingen voor de voorbije vier schooljaren en het huidige schooljaar weergegeven OV1 OV2 TYPE 2 TYPE 4 TYPE 6 TYPE 2 TYPE OV3 Observatiejaar bakkersgast grootkeukenmedewerker hoeklasser (constructielasser) interieurbouwer kappersmedewerker metselaar onderhoudsassistent onderhoudshulp in instellingen en professi schilder-decorateur winkelhulp confectiestikker ABO TYPE De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

8 Gedurende de laatste 5 schooljaren is de leerlingenpopulatie in OV1 bijna gelijk gebleven. In OV2 is er een stijging (18,6 %) en in OV3 een daling (4,6 %) van het leerlingenaantal ten opzichte van 5 jaar geleden. Voor OV2 zijn er 19 leerlingen meer t.o.v. vorig schooljaar. In OV3 had men 2 jaar geleden nog 399 leerlingen. 1.3 Vorige doorlichting De vorige doorlichtingen vonden plaats in: BuSO De Lange Munte van 6 tot 10 december De hele school werd doorgelicht. Het advies was gunstig beperkt in de tijd. VIBBO van 9 tot 13 oktober De hele school werd doorgelicht. Het advies was gunstig. Na de opvolging op 25 maart 2003 had De Kouter voldaan aan het voorbehoud dat rustte op het KOC De Lange Munte en aan de opmerkingen en aanbevelingen aangaande VIBBO Kortrijk. 1.4 Huidige doorlichting Deze doorlichting heeft betrekking op het algemeen beleid, de handelingsplanning en op volgende structuuronderdelen: de algemene en sociale vorming in OV1, OV2, OV3; de beroepsgerichte vorming in OV2; de BGV-opleidingen Winkelhulp, Interieurbouwer en Schilder-decorateur De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

9 2 HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL? 2.1 Algemeen beleid Alhoewel BuSO de Kouter in theorie één school is, gaat het, voor wat betreft de onderwijspraktijk, om twee entiteiten met een eigen visie en organisatie. De school maakt dit ook structureel duidelijk in enerzijds een Project OV1 - OV2 en anderzijds een Project OV3. Beide projecten bedienen een verschillend doelpubliek en ze zijn (grotendeels) gevestigd op een eigen locatie. Voor het project OV1 - OV2 speelt de samenwerking met het medisch pedagogisch instituut een belangrijke rol met een eigen invalshoek en werkwijze tot gevolg. OV3 is gelegen op een campus met een TSO- en BSOschool waardoor een continuüm van opleidingen die voorbereiden op het gewone arbeidscircuit wordt aangeboden. Als het kleine gedeelte van OV3 dat nu nog niet op de vestigingsplaats Beekstraat kan georganiseerd worden, meer bepaald de kwalificatiefase van de opleiding Grootkeukenmedewerker, door een op stapel staand nieuwbouwproject is overgebracht, zal de herstructurering van de school afgerond zijn. De school neemt een aantal initiatieven om de gelijkgerichtheid te bevorderen voor de school als geheel zoals een gezamenlijke personeelsvergadering bij de start van het schooljaar, de algemene Staf, de gezamenlijke functiebeschrijvingen en de gelijkvormigheid in de functioneringsgesprekken. Toch blijven de verschillen tussen de personeelsleden van de twee vroegere scholen nog voelbaar in beide vestigingsplaatsen. De school heeft een schoolwerkplan dat jaarlijks wordt geactualiseerd. De participatieve besluitvorming wordt geregeld enerzijds door de daartoe formeel bevoegde overlegorganen en anderzijds door de vele werkgroepen die per project maar ook op schoolniveau georganiseerd worden. De school heeft een overlegcommissie die alleen functioneert voor OV3. Er is wel veelvuldig informeel contact tussen de school enerzijds en beschutte werkplaatsen en dagcentra anderzijds maar er bestaat geen formele overlegcommissie voor OV1 en OV2. De school heeft een leerlingenraad in OV2 en OV3 met verkozen vertegenwoordigers van alle leerjaren. Een gegarandeerde vertegenwoordiging van alle opleidingen is niet ingebouwd. De leerlingenraad komt jaarlijks een aantal keren samen met enkele leraars en de directeur met vooral logistieke vragen van de leerlingen op de agenda. De participatie van de ouders heeft een eigen regeling naargelang het project en heeft m.a.w. een andere werking voor OV3 en voor OV1 en OV2. In OV3 is de werking van de oudervereniging grotendeels maar niet uitsluitend gericht op een logistieke ondersteuning van de schoolwerking. Toch komen ook schoolinhoudelijke thema s die de ouders aanbelangen aan bod zoals de herwerking van de rapporten. Voor OV1 en OV2 stelt de school vast dat het gevaar dreigt dat de ouderwerking verwatert tot een gebruikersraad i.f.v. het medisch pedagogisch instituut. De leiding van de school berust bij de directeur en het directieteam. De school heeft de hiërarchische lijnen duidelijk gemaakt d.m.v. een organogram. Op beleidsniveau voert de school een duidelijk communicatiebeleid. Er is een positieve evolutie door een duidelijker communicatie tussen de twee pedagogische projecten binnen de algemene staf van de school. Het directieteam op niveau van de school en het directiecomité op niveau BuSO - MPI hebben daartoe bijgedragen. Alhoewel er nog weinig sprake is van een integrale en systematische zorg voor kwaliteit wijzen een aantal elementen er op dat in de school een bekommernis leeft hieromtrent. Zo evalueert de school haar werking jaarlijks op het einde van het schooljaar d.m.v. het organiseren van een algemene staf. Deze algemene staf bestaat uit personeelsleden met een verantwoordelijke functie binnen de organisatie. Deze vergadering wordt voorafgegaan door een jaarevaluatie door de verschillende vakgroepen. De resultaten van deze evaluaties en een evaluatie van de algemene schoolwerking leiden in de mate van het mogelijke en volgens de schoolleiding tot wenselijke bijsturingen. Ook de planning De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

10 van het volgende schooljaar wordt vastgelegd. Bovendien doet de school aan het verzamelen van data d.m.v. allerlei interne bevragingen en het in kaart brengen van relevante cijfergegevens. Dit laatste gebeurt echter nog te weinig systematisch. Recent is er een aanzet tot een meer systematische kwaliteitszorg gegeven in het project OV1 - OV2 d.m.v. het gebruik van het BIOS-instrument. 2.2 Onderwijskundig beleid Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan het nastreven van de ontwikkelingsdoelen. Voor ASV 5 in OV1 werd een ordeningskader geconcipieerd waarin verschillende vormingsgebieden vervat zitten. Per vak werden er doelen uitgewerkt die echter nog te veel los van elkaar staan waardoor de verschillende vormingsdomeinen en de daaraan gekoppelde ontwikkelingsdoelen niet altijd op een evenwichtige manier aan bod komen. Via verschillende methodespecifieke programma s tracht de school optimaal in te spelen op de behoeften van de leerlingen. ICT-vaardigheden zijn geïntegreerd in de lessen ASV. De leerinhouden voor ASV in OV2 zijn uitgewerkt in een ordeningskader van waaruit leerlijnen ontwikkeld zijn. Hierdoor is er een goede horizontale en verticale afstemming tussen de verschillende leergebieden. Socialisatie, met daarin ook een gerichte werking rond relationele en seksuele vorming, is zeer sterk uitgewerkt. De samenwerking tussen ASV en BGV in de lessen HHV 6 is onvoldoende uitgewerkt waardoor er overlapping is. Er wordt binnen zowel OV1 als OV2 sterk gewerkt aan de ontwikkeling van de brede basisvorming d.m.v. projectwerking en klasoverschrijdende activiteiten. In OV2 werd voor BGV gestart met een groot atelier Simulatie beschutte werkplaats. Het aanbod is aangepast aan het werk in de beschutte werkplaats (o.a. bedrading, draadtapmachine, groendienst, ). Het lessenrooster werd opgesteld in functie van een optimale voorbereiding voor de tewerkstelling (een volledige dag simulatie BW voor de hogere jaren). De school hanteert in OV3 voor alle opleidingen gelijkaardige lessentabellen voor wat betreft de verdeling van de lesuren ASV en BGV. In het observatiejaar worden 16 uren BGV voorzien, in de opleidingsfase 19 en in de kwalificatiefase 22 uren. Voor de meeste opleidingen worden alle BGVuren besteed aan de eigenlijke opleiding. In de opleiding Hoeklasser worden in de opleidingsfase en de kwalificatiefase respectievelijk 4 en 3 complementaire uren sanitaire installaties voorzien. In de opleiding Onderhoudsassistent worden volgende drie componenten aangeboden: bouw, installatietechnieken en tuinbouw. In sommige opleidingen worden aparte vakken of onderdelen vermeld. Er werden aanvankelijk twee verschillende sporen gevolgd bij de uitwerking van de curricula. Voor ASV werd uitgegaan van de ontwikkelingsdoelen. Voor BGV waren de opleidingsprofielen richtinggevend. Nu groeit geleidelijk het besef dat samenwerking ASV - BGV nodig is. In de praktijk is hier echter nog een hele weg af te leggen zoals zal blijken in deel 3 van dit verslag. De voorbije schooljaren werd er door het volgen van externe nascholing, het organiseren van interne nascholingen en het voorzien in een interne organisatie meer bepaald een werkgroep en het aanstellen van een ASV-coördinator, gewerkt aan de implementatie van de ontwikkelingsdoelen in het ASVcurriculum OV3. Dit leidde tot een visietekst en een aantal afspraken i.v.m. de thematische aanpak binnen ASV. Per thema worden de ontwikkelingsdoelen van de verschillende domeinen die aan bod komen vermeld. Het concretiseren van de doelen moet echter nog gebeuren. De school kiest hier voor de weg van de geleidelijkheid om een positief klimaat omtrent de implementatie van de ontwikkelingsdoelen te bewerkstelligen. De school nam ook deel aan een diocesane werkgroep met als doel het zoeken naar een praktisch bruikbare werkvorm i.v.m. de ontwikkelingsdoelen. Momenteel 5 ASV: Algemene en Sociale Vorming 6 HHV: Huishoudelijke vaardigheden De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

11 werken twee groepen rond de implementatie van de ontwikkelingsdoelen: een werkgroep observatiejaar en opleidingsfase en een werkgroep kwalificatiefase. De werkgroep observatiejaar en opleidingsfase heeft de ontwikkelingsdoelen geclusterd per leerjaar. De lijst omvat de basisdoelen die door elke leerling van de pedagogische eenheid bereikt moeten worden. In de werkgroep kwalificatiefase is de verwerking van de ontwikkelingsdoelen per leerjaar gedeeltelijk afgewerkt. ABO is nog niet besproken. Voor de vakken plastische opvoeding en lichamelijke opvoeding is de implementatie uitgesteld. Voor BGV OV3 heeft de school de opleidingsprofielen als richtsnoer gebruikt voor het nastreven van de competenties van de opleidingsprofielen, de uitwerking van de curricula en de vorderingfiches. Bij de invoering van de opleidingsprofielen werden voor BGV de minimumprogramma s vastgelegd. De school neemt in de mate van het mogelijke deel aan de vergaderingen over de implementatie van de opleidingsprofielen. Bij het implementeren van de ontwikkelingsdoelen en de opleidingsprofielen hecht de schoolleiding veel belang aan de samenwerking ASV - BGV. De bedoeling is de leerlingen optimaal te laten ontwikkelen via de methodiek van handelingsplanning en de samenwerking ASV - BGV te kaderen binnen de filosofie en de regelgeving van de ontwikkelingsdoelen en de opleidingsprofielen. Een werkgroep doet pogingen tot de implementatie van een aantal vakoverschrijdende OD voor de hele opleidingsvorm. In het kader hiervan werd het project Samen Denken in Beroep opgestart. De schoolleiding beseft dat op het gebied van de samenwerking echter nog een hele weg is af te leggen en zal daarom volgend schooljaar een pedagogische studiedag organiseren met als thema Omgaan met veranderingen. Voorbeelden van goede praktijk De afstemming van het curriculum OV3 op ontwikkelingsdoelen en opleidingsprofielen. Het simuleren van de werking van de beschutte werkplaats. De ontwikkeling van de brede basisvorming in OV1 en OV2. Werkpunten Werken aan de samenwerking ASV-BGV in zowel opleidingvorm 2 als opleidingsvorm 3. Het stimuleren van de gezamenlijke doelgerichtheid in de uitwerking van het curriculum van OV1. Leerlingenbegeleiding De leerlingenbegeleiding functioneert goed in OV1 en OV2 en veeleer zwak in OV3. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor reeds initiatieven genomen doch deze resulteren nog onvoldoende in een aanpak die systematisch, integraal en cyclisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing doet. De school tracht de leerlingen volwaardig te integreren door veel aandacht te besteden aan het onthaal van nieuwe leerlingen, de leerlingenraad, de intake en rondleidingen, een sport- en preventieweek, bosklassen en een leefweek, de groepsdagen, Skipzedrin en voetbaltornooien en Start to run. De dienst leerlingenbegeleiding OV3, bestaande uit de opvoeders en de orthopedagoge, stopt veel energie en werkkracht in de sociaal-emotionele begeleiding van de leerlingen van OV3. Er is echter geen platform of structureel overlegmoment waarop duidelijk prioriteiten en doelen gesteld worden naar een procesmatige aanpak van de leerlingenbegeleiding. Op dit ogenblik worden alle problemen doorgeschoven naar deze dienst waardoor de draagkracht overschreden wordt. Er is nood aan een gezamenlijke strategie en aanpak waarbij de leraren in eerste instantie zelf de problemen aanpakken en de dienst leerlingenbegeleiding louter ondersteunend kan werken. Binnen project OV1 - OV2 komt de De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

12 sociaal-emotionele begeleiding van de leerlingen specifiek en gestructureerd aan bod in de lessen rond RSV 7 en socialisatie (mavo) en frequent in alle lessen. De laatste schooljaren is er binnen Project OV1 - OV2 aandacht voor kinderen met ASS 8. Samen met de orthopedagoge van het MPI is er een aangepaste werking ontwikkeld. Op dit ogenblik resulteert dit in twee pedagogische eenheden waarin voornamelijk ASS-jongeren zitten. In de andere pedagogische eenheden wordt er echter ook zeer gestructureerd gewerkt en worden de uitgangspunten van de ASSwerking eveneens gehanteerd. Dit schooljaar is er ook in Project OV3 voorzichtig begonnen met de opvang van deze doelgroep. De expertise om een adequate aanpak te realiseren wordt stapsgewijs opgebouwd. De samenwerking met het CLB 9 (o.a. stappenplan spijbelen), de werking van het Pedagogisch Team en het Pedagogisch Overleg, de organisatie van bijzondere (vliegende) klassenraden, de pedagogische studiedagen, de nauwe samenwerking BuSO - MPI - ouders, het exploreren van het hulpverleningscircuit, de mogelijke time-outs (intern en extern) dragen bij tot een ruim gedragen zorgbreedte. Samen met het CLB werden stappenplannen uitgewerkt ter verbetering van de heroriëntering en integratie in de samenleving (OV1/OV2 integratie in een beschermd leef- en bezigheids/arbeidsmilieu en een maximale deelname aan activiteiten in de samenleving) en in het beroepsleven (OV3). In het kader van gelijke onderwijskansen voor iedereen werkt de school actief aan gepaste en gelijkwaardige toekomstperspectieven voor alle leerlingen. De school legt op verschillende manieren contacten met de leerlingen in de samenleving (kunstproject met bejaarden, optredens, Brusseldag met de EHSAL Hogeschool, samenwerking met Katho 10 voor de visualisatie, seksuele opvoeding met CGSO 11 ). Specifiek voor OV1 en OV2 werd er een socialisatiepakket uitgewerkt (winkelen, trein, bus, telefoneren, cafébezoek), sociaal maatschappelijke training in de laatste jaren OV1, leefweek, driedaagse, toneel, ICT-training en ondersteuning (een computerklas voor elke opleidingsvorm), organisatie van de stages, de totale integratie in ABO 12, ). Voorbeelden van goede praktijk De aandacht voor de sociaal-emotionele begeleiding binnen het project OV1 - OV2. Het gericht werken aan een gelijke kansenbeleid met uitwerking van optimale toekomstperspectieven voor alle leerlingen. Werkpunten De leerlingenbegeleiding van OV3 optimaliseren door het installeren van duidelijkere structuren die sterker gericht zijn op preventief handelen en degelijk ondersteund worden door de schoolleiding. De systemen van gedragskaarten, tuchtmaatregelen e.d. uitwerken vanuit eenzelfde professionele ingesteldheid met bewaking en opvolging van de functionaliteit. Een adequate aanpak uitwerken voor leerlingen met ASS in OV3. Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie is veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor reeds initiatieven genomen die echter nog onvoldoende resulteren in een aanpak die 7 RSV: Relationele en Seksuele Vorming 8 ASS: Autisme Spectrum Stoornis 9 CLB: Centrum voor LeerlingenBegeleiding 10 Katho: Katholieke hogeschool Zuid-West-Vlaanderen 11 CGSO: centrum voor geboorteregeling en seksuele opvoeding 12 ABO: Alternerende Beroepsopleiding De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

13 systematisch, integraal en cyclisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing doet. De rapportering en evaluatie zijn verschillend voor elke opleidingsvorm. Voor OV1 hanteren de leraren een visueel leerlingvolgsysteem waarbij jaarlijks de vorderingen van de leerlingen bijgehouden worden. Toch resulteert dit onvoldoende in een gerichte aanpak om de individuele tekorten van leerlingen aan te pakken. Via twee oudercontacten per jaar en één geschreven rapport krijgen de ouders feedback over de resultaten van hun zoon/dochter. Dit rapport is een zeer uitgebreid geschreven document waarbij zeven deelgebieden besproken worden. Toch blijkt deze rapportering niet afgestemd te zijn op het kader van ontwikkelingsdoelen dat de school hanteert. In OV2 is er eveneens tweemaal per schooljaar een oudercontact met in juni een geschreven rapport waarin vooral gedragsmatige, motivationele en relationele vaardigheden besproken worden en een aanvullend attituderapport. In de lessen ASV hanteren de leraren een leerlingvolgsysteem gebaseerd op de leerdoelen die de school zelf geselecteerd heeft. Dit wordt echter slechts jaarlijks bijgewerkt waardoor er in de loop van het schooljaar onvoldoende kan geanticipeerd worden op tekorten van individuele leerlingen. Voor BGV zijn er arbeidsfiches waarop in principe dagelijks alle activiteiten beoordeeld worden. Voor sommige BGV-activiteiten zijn er evaluatiefiches uitgewerkt waarbij een vierpuntenscore gehanteerd wordt. Op het rapport worden er geen punten weergegeven. Voor zowel OV1 als OV2 ligt de frequentie van de rapportering te laag. (slechts éénmaal per schooljaar schriftelijk) Daarnaast wordt er onvoldoende gerapporteerd vertrekkende vanuit de ontwikkelingsdoelen en de competenties en vaardigheden die leerlingen dienen te bereiken. Er is geen rapport op het niveau van de leerlingen. Voor de krokusvakantie is er een individueel gesprek met de leerlingen over hun resultaten voorafgaand aan het oudercontact. Dit heeft tot doel de leerlingen een realistisch beeld te geven over hun mogelijkheden. De rapportcijfers voor OV3 zijn een gemiddelde van toetsen- en takenresultaten en van het werk in de klas. Er ontbreekt echter een gelijkgerichte visie m.b.t. de permanente evaluatie. Bij het rapport hoort een begeleidende brief die de commentaren van de leraren samenvat doch niet altijd concretiseert wat leerlingen kennen of niet kennen en hoe aan eventuele tekorten zal gewerkt worden. Twee keer per jaar is er een oudercontact waarin mondeling de evolutie van de leerlingen verduidelijkt wordt. Voor BGV wordt er gewerkt met leerlingvorderingsfiches, die gebaseerd zijn op de opleidingsprofielen, om de vorderingen van de leerlingen te registreren. Men hanteert hiervoor een vierpuntenschaal die uitdrukt in welke mate de leerlingen de competenties beheersen. Bij de overgang naar een volgend leerjaar wordt er echter niet expliciet uitgegaan van de vorderingen van de leerlingen. Daarnaast worden deelhandelingen en vaardigheden per werkstuk met een puntensysteem geëvalueerd door de meeste leraren. De kwalificatieproef is voldoende representatief. Voorbeelden van goede praktijk Het gebruik van leerlingvolgsystemen met visualisatie d.m.v. kleurcodes in OV1 en OV2. De twee oudercontacten waarbij de ouders mondeling geïnformeerd worden over de vorderingen van hun zoon/dochter. Het voeren van individuele gesprekken met de leerlingen over hun resultaten. Werkpunten De leerlingvolgsystemen adequaat hanteren met geregelde tussentijdse evaluaties met daaraan gekoppeld een efficiënte remediëring (OV1, OV2). Het ontwikkelen van een gelijkgerichte visie m.b.t. de evaluatie in alle OV s. Een frequentere rapportering nastreven gebaseerd op het bereiken van ontwikkelingsdoelen, competenties en vaardigheden (OV1, OV2) De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

14 Een rapport voor project OV1 - OV2 ontwikkelen op het niveau van de leerlingen. Handelingsplanning De handelingsplanning is overwegend goed in OV1 en OV2 en veeleer zwak in OV3. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen en tracht de school systematisch, integraal, en cyclisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing te werken. De handelingsplanning verloopt op beide campussen volledig verschillend. Aanpassing en vernieuwing van de systemen gebeuren los van elkaar. In dit verslag is er daarom een onderscheid gemaakt per campus. Project OV1 - OV2 Tijdens de delibererende klassenraad op het einde van het jaar worden de pedagogische eenheden samengesteld. Met de intake voor nieuwe leerlingen wordt de beginsituatie vastgelegd. Er komt ook info vanuit het Team rond de Jongere (MPI) en een eigen analyse van de kennisvakken binnen ASV om de pedagogische eenheden vast te leggen. In het GWP 13 worden gegevens van de PE, de leerlingen, afspraken met het MPI (opvoeders en therapeuten), afspraken binnen het team, motivatie en evaluatie van leerlingen vermeld. Er worden drie grote leerlingenbesprekingen gepland: in september in functie van het opstellen van de beginsituatie en het formuleren van nieuwe doelen, in januari in functie van een eerste evaluatie en in april voor de eindevaluaties. Er zijn documenten uitgewerkt voor remediëring van leerlingen (IHP 14 ) met als onderverdeling: probleemstelling, remediëring, verantwoordelijke, evaluatie. Daarnaast zijn er besprekingen van het GWP waarbij de doelen per PE bepaald worden. De groepswerkplannen bevatten voldoende elementen om een goede handelingsplanning te garanderen. De uitgewerkte concepten van ontwikkelingsdoelen zijn er op gericht dat er per vak doelen worden geselecteerd en dat deze per PE worden uitgewerkt. Hierdoor werken de leraren los van elkaar hun ontwikkelingsdoelen en competenties uit. De evaluatie is sterk leraar- en vakgebonden. Het is de bedoeling dat bij de leerlingenbesprekingen de gezamenlijke actiepunten geëvalueerd worden en dat er nieuwe doelen geselecteerd worden. Project OV3 Binnen Project OV3 zijn er inschrijfdagen na de opendeurdag en huisbezoeken bij inschrijving. Na de CLB-testen op de eerste schooldag worden de pedagogische eenheden opgemaakt. Bij de start van het schooljaar worden de leraren van de BLO-scholen op de klassenraad gevraagd om de beginsituatie toe te lichten. In OV3 zijn er klasbesprekingen waarbij de handelingsplanning van alle leerlingen aan bod komt. De individuele leerlingendocumenten van IHP OV3 bevatten beeldvorming rond: intelligentie, medische en paramedische gegevens, sociale en schoolse gegevens, sociaal-emotionele en gedragsmatige aspecten. Het huidige concept van IHP wordt verder aangevuld met een document waarop volgende rubrieken vermeld zijn: probleemstelling, remediëring (wat en wie), evaluatie. Voor het tweede jaar werd een nieuw document ontworpen waarop enkel doelstellingen en afspraken vermeld worden. Op een nieuw opvolgingsdocument is er in ruimte voorzien voor actuele 13 GWP: groepswerkplan(nen) 14 IHP: Individuele HandelingsPlanning De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

15 beeldvorming aangevuld met didactische gegevens voor ASV en BGV. Het is de bedoeling dat deze nieuwe documenten progressief worden ingevoerd. Daarnaast zijn er documenten ontworpen voor de aanvraag van een dringende begeleidende klassenraad. Binnen het project OV3 is er o.l.v. de orthopedagoge vorig schooljaar een analyse gemaakt van de handelingsplanning, de werking van de klassenraden en de leerlingenbegeleiding. In het pedagogisch overleg is er een SWOT-analyse 15 afgenomen. Op basis van deze analyses en conclusies kan de school duidelijke prioriteiten kiezen om de handelingsplanning (en de daarmee verbonden klassenraden en leerlingenbegeleiding) te optimaliseren. Belangrijk blijft hierbij dat dit gedragen en ondersteund wordt door het hele team. De effectiviteit van deze systemen van handelingsplanning wordt besproken bij het kernproces. Voorbeeld van goede praktijk De SWOT-analyse als zelfevaluatie van de handelingsplanning, klassenraden en leerlingenbegeleiding. Werkpunten De documenten van IHP gebruiken zoals voorzien met een duidelijke opsplitsing voor probleemstelling, remediëring (met aanduiding wie verantwoordelijk is) en evaluatie zodat een cyclisch proces op gang kan gebracht worden. Meer nadruk leggen op de ondersteuningsvraag en specifieke zorgbehoefte van de jongere zodat de aanpak hierop beter kan afgestemd worden. De leerlingenbesprekingen functioneler en uniformer organiseren zodat er voldoende tijd is om alle leerlingen grondig te bespreken met aandacht voor een goede communicatie na de klassenraad. Meer aandacht besteden in het IHP voor geïndividualiseerde ontwikkelingsdoelen/competenties die gekoppeld zijn aan het GWP. 2.3 Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert overwegend goed. Het personeelsbeleid voor beide vestigingsplaatsen gebeurt volledig centraal door het overkoepelende directieteam. Voor de aanwerving van nieuwe personeelsleden wordt prioritair gekeken naar personen die reeds als stagiair of interim in de school gewerkt hebben. Daarnaast put de school uit de lijsten met afgestudeerden die door de opleidende instanties uit de regio worden aangereikt. De aanwervingen gebeuren door middel van sollicitatiegesprekken met de directie. Er werd een mentor aangesteld voor begeleiding van beginnende leerkrachten. Er is slechts één mentor die zowel beginnende leerkrachten uit Project OV1 & 2 als uit Project OV3 moet ondersteunen. Hiervoor werden 3 uren toegekend. Deze begeleiding beperkt zich momenteel tot het collegiaal ondersteunen en het verschaffen van informatie daar er dit schooljaar geen nieuwe leerkrachten gestart zijn. De school beschikt over functiebeschrijvingen voor de meeste functies en ambten. Voor sommige disciplines zijn deze er echter nog niet. Er bestaan duidelijk afgesproken procedures in verband met het houden van functioneringsgesprekken. De school heeft hierin reeds een lange traditie. Alle personeelsleden krijgen elk jaar een functioneringsgesprek. Deze worden, afhankelijk van de personeelscategorie, gevoerd met de ASV-coördinator / de TA s / de adjunct-directeur of de directeur. Er werd een evaluatieprocedure uitgebouwd voor personeelsleden die nog geen TADD zijn. Om de continuïteit en stabiliteit te garanderen in cruciale functies, wordt er uitgekeken om reeds vooraf personeelsleden te laten inlopen in de nieuwe job. 15 SWOT-analyse: Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

16 In Project OV3 zijn de coördinerende functies binnen de algemene en sociale vorming met ingang van dit schooljaar gewijzigd. Er zijn 2 vakgroepen gevormd: deze voor het observatiejaar en de opleidingsfase (de vakgroep 1-2-3) en een andere voor de kwalificatiefase (de vakgroep 4-5) met elk een coördinator met enkele BPT-uren 16. Men heeft de les- en de coördinatieopdracht niet ontdubbeld en dat hypothekeert de goede werking van de betrokken vakgroep. Verder wordt er vanuit de BPTuren voorzien in een coördinator Godsdienst en een ABO-coördinator. Er werd ook nog een overkoepelende ASV-coördinator aangesteld die op 3 lesuren na volledig is vrijgesteld via deelopdrachten (uren mentor, uren ict-coördinator en BPT). Het toewijzen van ambtsbevoegdheden in het domein van de ASV in OV3 is niet voor alle teamleden duidelijk. In Project OV1 - OV2 is er één coördinator voor OV1 en één coördinator voor ASV OV2 met BPTuren. Verder worden er BPT-uren verdeeld over leerkrachten voor het uitwerken en optimaliseren van didactische en pedagogische hulpmiddelen. Het toekennen van BPT-uren gebeurt door de directie in samenspraak met de adjunct-directeur, de ASV-coördinator en de ABO-coördinator. Er is hiervoor geen vastgelegde procedure voorzien. De school beschikt over een nascholingsplan voor telkens twee jaar waarin duidelijk vermeld staat vanuit welke aanzetten men vertrekt en welke de prioriteiten zijn met betrekking tot professionalisering. Voor het volgen en het opvolgen van de nascholing zijn er duidelijke procedures uitgewerkt. Bij de opvolging wordt aangegeven dat het volgen van een nascholingsinitiatief een teamgericht effect moet krijgen. Ondanks dat er op de evaluatiefiches plaats voorzien wordt om aan te geven hoe dit zal gebeuren, gebeurt dit in de praktijk nog te weinig en niet systematisch. Er is een behoefteonderzoek uitgevoerd in functie van de nascholing. Dit dateert echter al van eind Vanuit de bespreking op een personeelsvergadering in 2004 en de bevraging van de Algemene staf in 2006 werden de prioritaire actiepunten met betrekking tot nascholing voor dit schooljaar opgesteld. Er is ondertussen (van 2000 tot nu) geen nieuw behoefteonderzoek meer gebeurd. In Project OV3 is dit schooljaar gestart met een autiwerking. De op dit ogenblik betrokken leerkrachten hebben daarvoor bijkomende opleidingen genoten. Er is een werkgroep Autisme. Deze werkt momenteel aan de praktische afspraken voor het volgende schooljaar. Een duidelijke visie op schoolniveau ontbreekt momenteel nog. Het is ook nog niet duidelijk of deze leerlingen in aanmerking komen voor elk van de tien opleidingen en hoe de leerkrachten van de volgende leerjaren hierop zullen voorbereid worden. De ondersteuning van de ASV-leerkrachten gebeurt bij delegatie door hun respectievelijke coördinatoren, voor de BGV-leerkrachten door de technische coördinatie en voor de leerlingenbegeleiding door de orthopedagoge. Deze opdeling is voor een grote school zoals deze te begrijpen, doch houdt een gevaar in voor het verliezen van de gezamenlijke doelgerichtheid van de school. Vanuit het schoolbeleid worden te weinig initiatieven genomen om de samenhorigheid en samenwerking tussen deze groepen van personeelsleden te verbeteren. De gedelegeerde coördinerende taken worden ook nog te weinig opgevolgd en geëvalueerd Binnen de school zijn er acties die het proces van teambuilding mogelijk ondersteunen, maar er wordt echter niet specifiek aan teambuilding gewerkt. De zelfevaluatie, uitgevoerd aan de hand van het BIOS-instrument, in project OV1-2 bevat wel enkele onderdelen met betrekking tot personeelsbeleid. Van een systematische, integrale en cyclische evaluatie van het personeelsbeleid is in deze school nog geen sprake. De schoolleiding geeft aan dat er conflicten zijn, die gegroeid zijn vanuit de ontevredenheid met de fusie en veranderingen die in het (soms nabije) verleden zijn uitgevoerd. Uit gesprekken met personeelsleden blijkt dat dit echter een te nauwe interpretatie is. Een grondige evaluatie en bevraging hieromtrent bij alle personeelsleden van de twee vestigingsplaatsen, om een correcte interpretatie mogelijk te maken, werd nog niet uitgevoerd. 16 BPT-uren: uren voor Bijzondere Pedagogische Taken De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

17 Voorbeelden van goede praktijk Het vooraf laten inlopen van personeelsleden in cruciale functies bij interne verschuivingen, teneinde de continuïteit en stabiliteit te garanderen. De duidelijk afgesproken procedures in verband met het houden van functioneringsgesprekken. Werkpunten Beter opvolgen van coördinerende opdrachten die bij delegatie zijn toegewezen. Dringend werk maken van de professionalisering van teamleden die de autigroep binnen OV3 moeten begeleiden. Voorzien in functiebeschrijvingen voor de nog ontbrekende ambten en functies binnen de school. Toezien op het teamgericht effect van de individuele nascholingsinitiatieven. Initiatieven nemen om de samenhorigheid en samenwerking tussen de verschillende groepen van personeelsleden te verbeteren. 2.4 Logistiek beleid Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is duidelijk. Er wordt een voorbeeldig financieel beleid gevoerd op basis van een langetermijnplanning. Belangrijk element: de school draagt geen leninglast en legt al van in 1999 systematisch een provisie aan om op de Lage Kouter een nieuwbouw te realiseren waarvan de oplevering gepland is tegen Recente investeringen (met subsidiëring van AGIOn 17 ): - op de Hoge Kouter nieuwe ateliers voor OV2; - op de Lage Kouter aankoop van een woonhuis dat verbouwd wordt tot kapsalon. Bij de verdeling van de budgetten wordt in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de noden en de vooraf meegedeelde wensen van alle vakgroepen. De financiële dienst werkt met een investeringsbegroting die, in twee fasen, participatief tot stand komt. De school levert inspanningen om de financiële bijdrage van de ouders te beperken. Het schoolreglement voorziet in een discrete behandeling van betalingsmoeilijkheden via een rechtstreekse communicatie tussen secretariaat en ouders zonder medeweten van leerlingen en leerkrachten. Op het vlak van leerlingendocumenten kunnen nog bijkomende inspanningen geleverd worden. De leerlingen moeten meerdere klasseermappen aankopen en de lessenpakketten met (doorgerekende) kopieën nemen (te) grote proporties aan. In OV2 wordt gewerkt voor derden. De opbrengsten worden aangewend voor de totaliteit van de school. Het knelpunt in het financieel beleid is de hoge erfpachtvergoeding en huurlast die de inrichtende macht van het MPI de school oplegt voor de vestigingsplaats van de Hoge Kouter. Voorbeeld van goede praktijk Het transparant karakter van de besluitvorming m.b.t. de investeringsbegroting. Materieel beleid Het materieel beleid is veeleer goed. De school voert een op lange termijn degelijk onderbouwd materieel beleid. 17 AGIOn: AGentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart

18 De infrastructuur en de uitrusting op de campus Hoge Kouter (OV1 en OV2) zijn goed, behalve voor wat de grootkeuken en de didactische keukens (OV1, OV2) betreft. De uitrusting voor de opleidingen van de harde sector (OV3) voldoet. De minimale didactische uitrusting voor de lessen ASV is aanwezig maar functioneert niet overal. Vooral defecte computers veroorzaken onnodige ergernis. De accommodatie voor lichamelijke opvoeding en sport (sportzaal) is momenteel niet ideaal maar wordt sterk gecompenseerd door de middelen die beschikbaar zijn om over voldoende uitrusting van degelijke kwaliteit te kunnen beschikken zodat de leerlingen een gevarieerd programma kan aangeboden worden. De uitrusting voor de opleiding winkelhulp voldoet momenteel niet. Dit wordt gecompenseerd door extramurale BGV. Een en ander moet gesitueerd worden binnen het masterplan voor de site De Lage Kouter dat voorziet in de huisvesting van de hele OV3 in één nieuw complex op de campus Lage Kouter. Er zijn synergieën mogelijk tussen de opleidingen winkelhulp, grootkeukenmedewerker en bakkersgast. Deze 3 opleidingen zullen in het nieuwe schoolcomplex geconcentreerd ingeplant worden. Dat genereert vooral voor de leerlingen van winkelhulp extra mogelijkheden om intramurale praktijkervaringen op te doen. Voorbeeld van goede praktijk Het masterplan met een compleet nieuwe school voor OV3 en de concentratie van aanverwante opleidingen. Werkpunt Defecten aan de ICT-uitrusting van OV3 sneller herstellen. Veiligheid en welzijn Het beleid m.b.t. veiligheid en welzijn voldoet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school systematisch, integraal, en cyclisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing. Organisatie van het welzijnsbeleid Personeel en leerlingen worden gesensibiliseerd omtrent veiligheid en welzijn op school. Er is een lijvig welzijnshandboek uitgeschreven voor De Lage Kouter (samen met het VTI). Personeel en leerlingen leven de instructies voldoende na op de Lage Kouter, grotendeels op de Hoge Kouter. Het dynamisch risicobeheersingsysteem dient verder uitgewerkt voor de campus Hoge Kouter. M.b.t. het comité PBW wordt de vigerende reglementering nageleefd. De interne dienst PBW werkt volgens de reglementering op de campus Lage Kouter. Voor de campus Hoge Kouter (OV1 en OV2) heeft de preventieadviseur nog niet de noodzakelijke vorming afgewerkt. De externe dienst PBW stelt zich ter beschikking en woont geregeld de vergaderingen van het comité bij. Arbeids- en leermiddelen Aankoop- en indienststellingsbeleid zijn geïntegreerd in het schoolbeleid op de Lage Kouter. Op de Hoge Kouter wordt de vigerende reglementering nageleefd. De geschreven instructies voor apparaten en machines zijn aanwezig in een instructieboek of op instructiekaarten op de apparaten en machines De Kouter KORTRIJK 26 februari 2007 t.e.m. 2 maart