NIEUWE TENDENSEN IN HET RIOLERINGSONTWERP
|
|
- Juliana van der Meer
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 NIEUWE TENDENSEN IN HET RIOLERINGSONTWERP dr. ir. G. VAES, ir. G. LUYCKX, prof. J. BERLAMONT Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven INNOVATION IN COMBINED SEWER SYSTEM DESIGN This paper is the summary of the presentations and discussions hold during the three workshops on Innovation in combined sewer system design, which were organised by the Hydraulics Laboratory of the K.U.Leuven and Vlario. The first subject was Criteria for combined sewer system design and dealt with the interaction between rainfall input, combined sewer system behaviour (routing part) and the design criteria (with respect to pipe dimensions and flooding). The second workshop concerned Surface runoff for combined sewer system modelling and dealt with the interaction between rainfall input and surface runoff in order to predict the rainwater input into the combined sewer system accurately. The third workshop concerned Design taking into account source control measures and dealt with the interaction between surface runoff and routing through the combined sewer system in order to maximise the effect of the source control measures and in order to incorporate at the same time the drainage function under extreme conditions in an accurate way. 1. INLEIDING Deze tekst is een samenvatting van de voorstellingen en discussies die plaats hadden tijdens de drie workshops over Nieuwe tendensen in het rioleringsontwerp, die werden georganiseerd door het Laboratorium voor Hydraulica van de K.U.Leuven en door Vlario. Omwille van het grote succes vond elke workshop tweemaal plaats. Op 14 en 15 december 1999 was het onderwerp Criteria bij het ontwerp van (gemengde) rioleringen. Hierbij werd ingegaan op de interactie tussen neerslaginvoer, systeemgedrag van (de stroming doorheen) het rioolstelsel en de ontwerpcriteria met het oog op dimensionering en het inschatten van overstromingsrisico s (figuur 1). De tweede workshop over Oppervlakteafstroming bij het modelleren van rioleringen had plaats op 18 en 19 januari Hierbij werd ingegaan op de interactie tussen de neerslaginvoer en de oppervlakteafstroming om de watertoevoer naar het rioolstelsel nauwkeurig in te schatten. De derde workshop werd gehouden op 20 en 22 maart 2000 en handelde over Ontwerpen rekening houdend met afkoppelingsmaatregelen. Hierbij werd vooral de interactie bekeken tussen de oppervlakteafstroming en de stroming doorheen het rioolstelsel om zo het effect van de bronmaatregelen te maximaliseren en gelijktijdig toch nog op voldoende nauwkeurige wijze rekening te houden met de afvoerfunctie tijdens extreme gebeurtenissen. 2. CRITERIA BIJ HET ONTWERP VAN (GEMENGDE) RIOLERINGEN In het verleden is er een grote variatie geweest in het gebruik van maatgevende neer- Figuur 1 : Overzicht van de verschillende componenten die betrokken zijn bij het rioleringsontwerp 1
2 slag, ontwerpmethodologie, ontwerpcriteria en eventueel simulatiesoftware. Een uitgebreid overzicht hierover werd reeds gegeven in het artikel De impact van de technologische evolutie op het rioleringsontwerp nr. 1 van juli 1999 [Vaes & Berlamont, 1999]. In dit artikel werd ook reeds aangegeven wat de consequenties hiervan zijn op het veiligheidsniveau van het ontwerp, dus op de terugkeerperiode. 2.1 Maatgevende neerslag Met het invoeren van de composietbuien als maatgevende neerslag voor rioleringsberekeningen [Vaes & Berlamont, 1996; VMM, 1996, Vaes, 1999] is er een eenduidigheid tot stand gekomen met betrekking tot de ontwerpneerslag. Doordat in één composietbui per terugkeerperiode alle neerslagintensiteiten uit de IDF-relaties (Intensiteit/Duur/Frequentie-relaties) voor buiduren van 10 tot 360 minuten zitten vervat, vervalt de moeilijkheid van het zoeken naar de kritieke buiduur voor elke leiding. Deze composietbuien geven weliswaar geen beeld van wat er in een rioolstelsel kan gebeuren op één welbepaald tijdstip, maar geven in iedere locatie in het rioolstelsel de piekwaarden bij de gebruikte terugkeerperiode (dit is dus de oplossing in het frequentiedomein). Dit geldt tenminste indien het rioleringssysteem zich min of meer lineair gedraagt, wat het geval is voor de meeste rioleringsontwerpen (m.b.t. piekgebeurtenissen), behalve voor systemen met grote bergingscapaciteit. Voor sterk niet-lineaire systemen kunnen binnen een realistische simulatietijd goede resultaten worden bekomen met geselecteerde korte neerslagreeksen [Vaes, 1999, 2000; Vaes & Berlamont, 2000a]. De tijdsvariatie van de neerslag is vandaag vrij goed gekend en voor rioleringsberekeningen geïmplementeerd in de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen [VMM 1996, 1999a,b]. De ruimtelijke variabiliteit van de neerslag daarentegen blijft nog een vrij onontgonnen terrein. Onvoldoende kennis omtrent deze ruimtelijke variabiliteit draagt echter in belangrijke mate bij tot de huidige onzekerheden bij rioleringsberekeningen. 2.2 Ontwerpmethode De laatste vijf jaren is er ook een stabilisatie opgetreden met betrekking tot de simulatiesoftware voor rioleringen. De hydrodynamische simulatiesoftware is nu een volwassen technologie geworden die een optimum geeft tussen robuustheid en nauwkeurigheid [Vaes & Berlamont, 1999; Vaes et al., 1999a,b; Vaes & Vanderkimpen, 2000]. Toch zitten er nog heel wat vereenvoudigingen in deze simulatiepakketten, zoals bijvoorbeeld de linearisatie van het verband tussen waterhoogte en debiet in het bovenste gedeelte van cirkelvormige leidingen, de benadering voor superkritische stroming, het niet beschouwen van de stroming over de oppervlakte bij water op straat (d.i. de situatie waarbij het riool het afstromende water niet meer kan slikken of er terugstroming uit het riool op straatniveau ontstaat), enz... Het gecombineerd effect van simulatiesoftware en neerslaginvoer leidt tot de vaststelling dat rioolstelsels die voor 1996 hydrodynamisch werden gesimuleerd, een lagere veiligheid hebben [Vaes & Berlamont, 1999]. Sinds 1996 is de technologie en de ontwerpmethodologie echter gestabiliseerd. Toch is euforie hier niet echt gepast, want de toepassing van deze recente technologie in de praktijk laat nog erg te wensen over. Er is een zeer grote discrepantie van rioolstelsel tot rioolstelsel. Ondanks de herhaalde oproepen [Vlario, 1994; Berlamont, 1994, 2000] wordt er slechts schoorvoetend werk gemaakt van de actualisatie van gemeentelijke rioleringsplannen met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen op het terrein, in de technologie en in de richtlijnen. Door de stijgende complexiteit van de rioolstelsels en de grote invloed van opstuwingseffecten leidt het uitvoeren van rioleringswerken zonder globaal plan tot een bijkomend risico dat het veiligheidsniveau lager is dan gepland. Daarom kan het belang van een hydrodynamische herberekening van alle rioleringen volgens de huidige richtlijnen niet genoeg worden benadrukt. 2.3 Keuze ontwerpcriteria Een goede ontwerpmethodologie, simulatiesoftware en neerslaginvoer alleen zijn echter geen voldoende garantie op een goed ontwerp. Ook bij hydrodynamische simulaties blijft een ontwerp gebaseerd op de afvoercapaciteit van primordiaal belang, ook al specifiëren de richtlijnen enkel criteria in verband met de maximale piëzometrische hoogte (bijvoorbeeld 0.5 m onder het maaiveld bij de ontwerpterugkeerperiode) [Vaes & Berlamont, 1999]. Daarnaast is de discussie over de keuze van de ontwerpterugkeerperiode zeer belangrijk. Wat de ontwerpterugkeerperiode betreft, komen de Vlaamse Krachtlijnen grotendeels overeen met de Europese norm [BIN, 1996]. Wat de terugkeerperiode voor wateroverlast betreft, ligt het veiligheidsniveau in de Vlaamse richtlijnen lager dan dit uit de Europese norm. Bovendien is er geen afstemming tussen het veiligheidsniveau in de ontwerprichtlijnen en de criteria voor de tussenkomst van verzekeringsmaatschappijen en/of het rampenfonds bij wateroverlast. Hierdoor is er vaak betwisting bij waterschade, waarbij de benadeelden in de kou blijven staan. In heel wat omringende landen wordt in de richtlijnen een onderscheid gemaakt tussen de terugkeerperiode voor water op straat en wateroverlast (d.i. indien er schade optreedt). Hierbij wordt dan een hogere terugkeerperiode opgelegd voor wateroverlast. Het zou nuttig zijn om dit onderscheid ook in de Vlaamse Krachtlijnen op te nemen. Het verschil tussen water op straat en wateroverlast komt vaak overeen met zeer kleine en lokale detaillering met betrekking tot het wegontwerp, de inrichting van privé-terreinen, enz... Verder dient ook de mogelijke terugstroming via kelderaansluitingen in dit perspectief te worden beschouwd. Het omhoog brengen van bestaande kelderaansluitingen kan vaak een minder ingrijpende en minder dure oplossing zijn dan het ontwerpen van de riolering zodanig dat er geen wateroverlast in de kelders optreedt. Dat hiervoor ingrepen op privé-terrein moeten gebeuren, dat de burgers vaak zelf de kosten ervoor moeten dragen en dat dit enkel effect heeft indien iedereen meedoet, leidt in de praktijk tot grote problemen om een dergelijke aanpak aan de bron te implementeren. Een ander vaak gesignaleerd probleem is de waterinsijpeling in kelders na de aanleg van een nieuwe riolering. De reden hiervoor is dat de nieuwe riolering waterdicht is en niet meer zoals de oude riolering als een drainage werkt, waardoor de grondwaterstand zal stijgen. Ook hier ligt een aanpak aan de bron voor de hand door het waterdicht maken van de kelder of eventueel het lokaal aanbrengen van een drainage met afvoer naar een oppervlaktewater. Ook wat de ontwerpcriteria betreft, blijkt er vaak een discrepantie te zijn tussen theorie (richtlijnen) en praktijk. In de Krachtlijnen staat een diversificatie van de terugkeerperiodes ingeschreven in functie van het landgebruik. Zo worden hogere terugkeerperiodes gespecifieerd voor stedelijke probleemgebieden. In de praktijk is er echter geen eenduidige en systematische toepassing hiervan. Sporadisch wordt er door een gemeentelijke rioolbeheerder voor een grotere terugkeerperiode geopteerd met betrekking tot water op straat. Daar tegenover staat dat vandaag de dag nog steeds heel wat riolen worden aangelegd zonder rekening te houden met de ontwerpregels uit de Krachtlijnen. De verdeelde bevoegdheden met betrekking tot het rioleringsontwerp, de grote dynamiek in technologische en wetenschappelijke evolutie en de ruimtelijke discrepantie in aanpak leiden onvermijdelijk tot incompatibiliteit tussen de ontwerpberekeningen van aangrenzende rioolstelsels of bij uitbreiding van bestaande rioleringen. Een pertinente vraag hierbij is : Wat dient er te gebeuren indien een rioleringsproject met een lagere veiligheid moet worden gecombineerd met een nieuw ontwerp?. Hierbij is het geen goede keuze om de verlaagde veiligheid van het bestaande rioolstelsel door te trekken tot het nieuwe ontwerp. Vaak noodzaakt dit echter een herbeschouwing van het bestaande ontwerp samen met het nieuwe ontwerp. De belangrijke invloed van de watertoevoer op het veiligheidsniveau heeft echter als positief gevolg dat bronmaatregelen zeer effectief kunnen worden toegepast om een te laag veiligheidsniveau op te krikken [Vaes & Berlamont, 1999]. 2
3 3. OPPERVLAKTE-AFSTROMING BIJ HET MODELLEREN VAN RIOLERIN- GEN 3.1 Metingen De belangrijkste invloedsfactor bij rioleringsmodellering is de neerslaginvoer. Het is dan ook van groot belang om de neerslag nauwkeurig op te meten. Bij neerslagmetingen is de kans op onderschatting van de neerslag groot. De moderne pluviografen zijn meestal van het kantelbaktype. Deze pluviografen geven systematisch een onderschatting van de neerslag, welke lineair toeneemt met de neerslagintensiteit omdat water verloren gaat tijdens het kantelen (figuur 2). Dit betekent dat elke pluviograaf gekalibreerd dient te worden en dat deze kalibratiecurves moeten worden gebruikt om de meting om te zetten naar werkelijke neerslag. Een andere bron van fouten bij de neerslagmeting is de wind. Ook windeffecten zorgen voor een systematische onderschatting van de neerslag. Deze onderschatting is min of meer evenredig met de windsnelheid en kan geschat worden op 1 % onderschatting per m/s windsnelheid [Braak, 1945]. De windsnelheid en turbulentie rond de pluviometer wordt ook bepaald door omgevingsfactoren zoals bomen en huizen in de buurt en door de plaatsing van het toestel in de hoogte. Het toestel wordt best zo laag mogelijk geplaatst met weinig obstakels in de nabije omtrek. Een windscherm kan nuttig zijn om de meetfout te beperken [Demarée, 1990]. Voor debietmetingen in de riolen worden vooral toestellen gebruikt met een combinatie van een hoogtemeting met een druksensor en een snelheidsmeting via ultrasone golven. Ook deze debietmeters moeten gekalibreerd worden, omdat ze systematische afwijkingen kunnen geven tot zelfs 10 % [Willems, 1995]. Bovendien zijn metingen bij lage waterhoogten zeer onnauwkeurig. De kalibratie van de ultrasone debietmeters moet uitgevoerd worden via een afzonderlijke kalibratie van de waterhoogtemeting en de snelheidsmeting en niet via een rechtstreekse kalibratie van het debiet. Verder kan opgemerkt worden dat toestellen die onder water worden geplaatst vaker uitvallen dan toestellen boven water, omdat ze vaak met sediment en vuil in contact komen. Ook is het belangrijk om de meetlocaties zorgvuldig te kiezen. Metingen (en ook modelleringsresultaten) bij kleine waterhoogten en bij superkritische stroming zijn zeer onnauwkeurig. Figuur 2 : Kalibratiecurve van een kantelbakpluviograaf (positieve afwijking is onderschatting van de neerslag) relatieve afwijking 20 % 15 % 10 % 5 % 0 % intensiteit (mm/h) -5 % Figuur 3 : Ruimtelijke variatie van de neerslag volgens Frühling vergeleken met de Gaussiaanse verdeling. intensiteit relatief t.o.v. intensiteit in centrum van de bui Uitgebreidere informatie over metingen voor rioleringsmodellering werd neergeschreven in het kader van het Vlaamse onderzoeksproject Riooloverstorten : randvoorzieningen [Van Poucke & Verhoeven, 2000; Berlamont et al., 2000a; Vaes et al., 2000]. Het is hierbij naar de toekomst toe belangrijk om in het rioolstelsel en specifiek ter plaatse van de overstorten reeds de nodige voorzieningen te treffen bij de aanleg, opdat men er in de toekomst op eenvoudige wijze metingen zou kunnen uitvoeren. 3.2 Ruimtelijke neerslagvariatie Voor de kalibratie of verificatie van modellen kan de ruimtelijke variatie van de neerslag worden ingerekend door gebruik te maken van de Thiessen-polygonen [Thiessen, 1911]. Er moeten dan wel voldoende pluviografen worden gebruikt. Hierbij wordt aangeraden om één pluviograaf te gebruiken per 4 km 2 met een minimum van 3 per aaneengesloten gebied, wat dus overeenkomt met een tussenafstand van ongeveer 2 km. Frühling Gaussiaans meetpunten afstand tot het centrum van de bui (km) Voor ontwerpberekeningen is het in rekening brengen van de ruimtelijke variabiliteit van de neerslag minder evident. In het verleden werd vaak een ruimtelijke reductiecoëfficiënt gebruikt gebaseerd op de formule van Frühling [Mennes, 1910]. De ruimtelijke spreiding van de neerslag binnen een bui werd door Frühling als een exponentiële relatie aangenomen en bepaald op basis van twee meetpunten (figuur 3). Recent onderzoek wijst echter uit dat de ruimtelijke variatie van de neerslag binnen een bui eerder een Gaussiaans verloop heeft (klokvorm) met een gemiddelde standaarddeviatie van 2,5 km, wat een gemiddelde diameter van ongeveer 14 km oplevert (95 %-interval) [Luyckx & Herftijd, 1996; Willems, 1999]. Geïntegreerd over een afstromingsgebied geeft dit sterk verschillende afstromingsvolumes met een onderschatting van de afstromingsvolumes voor kleine gebieden en een mogelijke overschatting voor grote gebieden (figuur 3). Bovendien gaat men bij een dergelijke integratie van de ruimtelijke neerslagvariatie er van uit dat men de 3
4 maximale intensiteit in het centrum van de bui kent. Indien men voor ontwerpberekeningen gebruik maakt van puntneerslagmetingen, heeft men zelden informatie over de piekintensiteit binnen een bui, maar meet men veeleer een gemiddelde intensiteit. Dit kan tot een systematische onderschatting van de afstromingsvolumes leiden, indien een ruimtelijke reductiecoëfficiënt wordt gebruikt in combinatie met puntneerslagmetingen. Daarom wordt voor rioleringsberekeningen afgeraden ruimtelijke reductiefactoren in te rekenen. Naast dit statisch effect van de ruimtelijke variabiliteit van de neerslag is er ook nog het dynamisch effect. Een bui beweegt over een rioolstelsel. Indien deze beweging gebeurt in de hoofdafstromingsrichting, zullen grotere debieten voorkomen dan gesimuleerd met een statische bui. Dit kan een significante invloed hebben op de piekdebieten in de riolen. Voor rioolstelsels met een hoofdafstromingsrichting van zuidwest naar noordoost is de kans op onderschatting van extreme debieten het grootst. De beperkte beschikbaarheid van informatie over de ruimtelijke spreiding van de neerslag vereist een pragmatische aanpak met betrekking tot het inrekenen van de invloed ervan bij het ontwerp van rioolstelsels. Nochtans kan de invloed groot zijn. Het uitbouwen van een pluviografennetwerk dat dicht genoeg is om deze ruimtelijke variabiliteit nauwkeurig in te rekenen, is niet haalbaar. Een nauwkeurige weerradar kan wel een goed beeld geven van de ruimtelijke variatie van de neerslag, maar de toepassing hiervan staat nog in zijn kinderschoenen. 3.3 Dataverificatie In de Hydronaut-procedure [Aquafin, 1997] worden de verschillende soorten fouten en onnauwkeurigheden uiteengezet, die kunnen gedetecteerd worden met een dataverificatie. Dit gebeurt standaard op basis van een tijdreeksvergelijking voor de geregistreerde gebeurtenissen. Een bijkomend hulpmiddel bestaat erin om gesimuleerde versus gemeten debieten (en/of volumes) uit te zetten om zo systematische afwijkingen te detecteren. Veel hydraulische structuren werken niet volgens standaardformules met standaardparameters. Daarom is het van belang om ter plaatse van deze structuren een specifieke verificatie uit te voeren. Dit gebeurt best niet via het vergelijken van tijdreeksen van gesimuleerde en gemeten gebeurtenissen, maar via de hieruit afgeleide relaties tussen waterhoogte en debiet. Voor sommige structuren is er eerder een verband tussen het verschil in waterhoogte op- en afwaarts enerzijds en het debiet anderzijds. Om dit te kunnen nagaan, zijn er metingen nodig zowel net opwaarts als net afwaarts van de beschouwde structuur. Bij het vergelijken van simulaties met metingen moet rekening worden gehouden met de beperkingen van de software. Simulatieresultaten bij kleine waterhoogte en bij superkritische stroming worden omwille van numerieke redenen niet correct weergegeven in een hydrodynamische simulatie, wat tot moeilijke of verkeerde interpretatie van de resultaten kan leiden. 3.4 Oppervlakte-afstromingsmodellen Bij ontwerpberekeningen wordt standaard een lineair oppervlakte-afstromingsmodel gebruikt met enkel een vaste afvoercoëfficiënt van 0,8. Dit is een benadering die voor ontwerpberekeningen (piekdebieten) verantwoordbaar is, indien er een dataverificatie volgt waarin te grote verschillen in oppervlakte-afvoer kunnen worden gedetecteerd. De dataverificatie zoals deze vandaag de dag gebeurt in het kader van Hydronaut-projecten dient echter enkel om fouten in de data te detecteren, zoals niettoegekende verharde oppervlakken, instromende beken, enz... Nochtans doet zich een niet-lineair afstromingsgedrag voor naar de meeste rioleringssystemen toe. De niet-lineariteit van de afstroming wordt veroorzaakt door oppervlakteberging, die geledigd wordt door verdamping en bij onverharde oppervlakken ook door infiltratie (figuur 4). Om deze reden stijgt de invloed van de nietlineariteit van de oppervlakte-afstroming voor minder extreme gebeurtenissen en is een niet-lineair afstromingsmodel vooral nuttig bij impactberekeningen. Om een dergelijk niet-lineair afstromingsmodel te kunnen kalibreren zijn echter voldoende metingen nodig. De metingen nodig voor de kalibratie van een afstromingsmodel zijn niet dezelfde als voor een dataverificatie. Bij de kalibratie van een afstromingsmodel is men immers meer geïnteresseerd in volumebalansen voor een geheel riolerings(sub)- bekken. Hiertoe zijn continue (lange termijn) metingen nodig gedurende minstens één jaar, maar volstaat het aan de uitlaten van het rioleringssysteem te meten (pompen, overstorten, enz...). Indien men een nietlineair afstromingsmodel gebruikt, moet men ook continue langetermijnsimulaties gebruiken. Door de eenvoud van dit soort modellen levert dit geen probleem op met de rekentijd. De uitvoer van het afstromingsmodel kan dan worden geanalyseerd op basis van QDF-relaties (Quantity/Duration/ Frequency = Debiet/Duur/Frequentie-relaties) om maatgevende inloophydrogrammen op te stellen, analoog aan de analysemethodologie op basis van IDF-relaties, die is gebruikt om de composietbuien op te stellen [Vaes & Berlamont, 1996; Vaes, 1999, 2000]. Naast conceptuele oppervlakte-afstromingsmodellen kunnen ook ruimtelijk gedistribueerde afstromingsmodellen worden gebruikt. Dit is vooral nuttig bij afstroming vanwege grote onverharde oppervlakken. Het afvoergebied wordt hierbij opgedeeld in cellen en op basis van topografie en landgebruik wordt voor elke cel een afvoercoëfficiënt en een afstromingssnelheid bepaald. Op basis van de topografie worden de stroomlijnen bepaald en hieruit de lozingspunten in het riool- of grachtenstelsel. Door integratie over een stroomlijn worden dan de bijdragende afstromingshoeveelheden en de concentratietijden bepaald ter plaatse van de lozingspunten. Met dit soort modellen kan een goed beeld worden bekomen van de verdeling en vertraging van de afvoer over een groter gebied. Aangezien echter met globale experimentele coëfficiënten of ervaringsgegevens wordt gewerkt per cel, bekomt men hiermee enkel relatieve waarden en een grootteorde van de afvoerdebieten. Daarom is er een bijkomende kalibratiestap nodig om de relatieve waarden om te kunnen zetten naar afvoerhydrogrammen die gerelateerd zijn aan opgemeten neerslag. De eenvoudigste gedistribueerde modellen beschrijven enkel de Figuur 4 : Niet-lineair oppervlakte-afstromingsmodel voor verharde oppervlakken. 4
5 oppervlakte-afstroming (bvb. MHM (Université Catholique de Louvain)), maar de meeste gedistribueerde modellen beschrijven ook de hypodermische (d.i. stroming doorheen de onverzadigde zone van de ondergrond) en de grondwaterstroming (bvb. Wetspa (Vrije Universiteit Brussel), Mike-She (Danish Hydraulic Institute)). Zeker voor zeer grote onverharde oppervlakken en bij aanvoer via grachten en beken is het nodig om niet enkel de oppervlakteafstroming te beschouwen. Het gebruik van een dergelijk hydrologisch model (m.i.v. hypodermische en grondwaterstroming) vereist echter een nauwkeurige, fysisch gebaseerde kalibratie [Berlamont et al., 2000b]. Bovendien blijkt uit de praktijk dat een gebiedsgemiddeld hydrologisch model even goede resultaten kan opleveren als een gedistribueerd model, indien er metingen beschikbaar zijn voor de kalibratie. Daarnaast wordt de ruimtelijke variatie van de neerslag erg belangrijk bij grote afstromingsoppervlakten. 4. ONTWERPEN REKENING HOUDEND MET AFKOPPELINGSMAATREGELEN 4.1 Regenwaterputten In de aanvulling van de Krachtlijnen van 1999 wordt voor een regenwaterput een minimaal volume van 5000 liter per 100 m 2 dakoppervlakte voorgeschreven [VMM, 1999a]. Technische informatie over de aanleg van een regenwaterput en een berekeningsmethode m.b.t. de leegstand, zijn terug te vinden in de Waterwegwijzer voor Architecten [VMM, 2000]. Dit minimaal volume houdt niet enkel rekening met de gebruiksdoeleinden, maar ook met een buffering naar het afwaartse afvoersysteem toe. Daarom is het zeer belangrijk dat het putvolume wordt gerelateerd aan de hoeveelheid toevoerende verharde oppervlakte. Het effect van een algemeen gebruik van regenwaterputten op de overstortemissies is significant [Vaes & Berlamont, 1998a]. Deze resultaten werden reeds neergeschreven in een voorgaand artikel in Water [Vaes & Berlamont, 1998b]. Daarnaast hebben regenwaterputten ook een invloed op de piekafvoerdebieten en dus op de dimensionering van de riolen [Vaes & Berlamont, 1998c, 2000b; Vaes, 1999]. Dit effect kan echter niet worden ingerekend door een ontwerpbui door een regenwaterput te sturen vooraleer dit water het rioolstelsel instroomt, omdat de tijdsvariabiliteit van de neerslag hierbij erg belangrijk is. Wegens het niet-lineaire gedrag van het regenwaterputsysteem en de lange voorafgaande (antecedent) periode die van belang is, is er geen eenduidig verband tussen de toevoer in de regenwaterput (de neerslag) en de uitvoer ervan (gebruiksdebiet en overloop). Om deze tijdsvariabiliteit te kunnen inrekenen, moet een continue langetermijnsimulatie worden uitgevoerd voor het regenwaterputsysteem en moeten de resultaten hiervan statistisch worden verwerkt via Figuur 5 : Voorbeeld van het effect op de composietbui vanwege een regenwaterput na een statistische evaluatie van de resultaten van een continue langetermijnsimulatie. (T = terugkeerperiode) neerslagintensiteit (mm/h) T = 2 jaar : 52.4 mm/h T = 1 jaar : 41.9 mm/h QDF-relaties [Vaes, 1999; Vaes & Berlamont, 1998c, 2000b]. Gezien de eenvoud van een regenwaterputsysteem kan hiervoor een eenvoudig bakmodel worden gebruikt. Hieruit kan men maatgevende inloophydrogrammen creëren analoog aan de wijze waarop de composietbuien zijn opgesteld op basis van IDF-relaties [Vaes & Berlamont, 1996; Vaes, 1999]. Door deze inloopdebieten te delen door de toevoerende verharde oppervlakte naar de regenwaterput, kan de omzetting gemaakt worden naar equivalente neerslag (d.w.z. equivalente composietbuien) met inbegrip van het afvlakkend effect van de regenwaterput, zonder dat de regenwaterput nog in het rioleringsmodel moet worden meegenomen. Figuur 5 toont dat het effect significant is, indien op grote schaal regenwaterputten worden gebruikt. 4.2 Infiltratievoorzieningen Net als bij regenwaterputten hebben ook infiltratievoorzieningen een relatief lang geheugen met betrekking tot de toevoer (de neerslag), waardoor het ook hiervoor van belang is om de werkelijke tijdsvariabiliteit in rekening te brengen via een continue simulatie, gebruik makend van een eenvoudig bakmodel. Het ontwerpen van bufferbekkens met ontwerpbuien leidt tot een systematische onderschatting van het buffervolume. Indien men, zoals bij infiltratievoorzieningen meestal het geval is, een min of meer constant afvoerdebiet (door infiltratie) kan veronderstellen, kan men de buffervolumes berekenen die nodig zijn opdat de noodoverlaat slechts met een bepaalde terugkeerperiode in werking treedt. Door de afvoerdebieten en buffervolumes te relateren aan de toevoerende verharde oppervlakte bekomt men zo een reeks dimensioneringsregels die voor zowel kleine als composietbui T = 5 jaar putvolume = 5000 l/100m 2 verbruik = 100 l/dag/100m 2 30 % aangesloten oppervlakte tijd (min) grote verharde oppervlakken kunnen worden toegepast. In tabel 1 worden de buffervolumes weergegeven zoals ze in Vlaanderen kunnen worden toegepast, gebaseerd op continue langetermijnsimulaties en na afronding. Het afvoerdebiet (in tabel 1 gespecifieerd in 3 verschillende eenheden en relatief ten opzichte van de verharde oppervlakte) kan gerealiseerd worden door infiltratie, verdamping en/of beperkte doorvoer via knijpleiding of wervelventiel. De buffervolumes in tabel 1 (gespecifieerd in 3 verschillende eenheden en relatief ten opzichte van de verharde oppervlakte) zijn gebaseerd op een constante afvoer, waardoor een lichte onderschatting van het volume optreedt bij het gebruik van meer lineaire doorvoerrelaties, zoals bijvoorbeeld bij een knijpleiding. Voor grotere bufferbekkens (vanaf 10 ha aangesloten oppervlakte) wordt daarom een specifieke studie met een hydrologisch model aangeraden. In de Krachtlijnen [VMM, 1996] worden voor bepaalde terugkeerperioden kleinere (onderschatte) buffervolumes weergegeven, omdat deze gebaseerd zijn op het bergen van een enkelvoudige bui zonder rekening te houden met de werkelijke variabiliteit van de neerslag in de voorafgaande periode. In de aanvulling van de Krachtlijnen van 1999 [VMM, 1999a] werd voor verharde oppervlakken vanaf 50 m 2 een bufferbekken als mogelijk alternatief voor een regenwaterput opengelaten met een dimensionering voor een terugkeerperiode van minimaal 1 jaar (dit is wel overeenkomstig tabel 1). 5
6 Tabel 1 : Buffervolumes (relatief t.o.v. de toevoerende verharde oppervlakte; in drie verschillende eenheden) voor infiltratievoorzieningen in functie van het afvoerdebiet (relatief t.o.v. de toevoerende verharde oppervlakte; in drie verschillende eenheden) en van de terugkeerperiode van de noodoverlaat. terugkeerperiode WHUXJNHHUSHULRGH noodoverlaat òãmddu ÃMDDU ÃMDDU ÃMDDU DIYRHUGHELHW door infiltratie, verdamping en/of vertraagde doorvoer ÃOVKD 3,6 mm/h 360 l/h/100m 2 ÃOVKD 1,8 mm/h 180 l/h/100m 2 ÃOVKD 0,72 mm/h 72 l/h/100m 2 ÃOVKD 0,36 mm/h 36 l/h/100m 2 7,5 mm 0,75 m 3 /100m 2 10 mm 1 m 3 /100m 2 15 mm 1,5 m 3 /100m 2 20 mm 2 m 3 /100m 2 10 mm 1 m 3 /100m 2 15 mm 1,5 m 3 /100m 2 20 mm 2 m 3 /100m 2 27,5 mm 2,75 m 3 /100m 2 15 mm 1,5 m 3 /100m 2 20 mm 2 m 3 /100m 2 27,5 mm 2,75 m 3 /100m 2 35 mm 3,5 m 3 /100m 2 20 mm 2 m 3 /100m 2 27,5 mm 2,75 m 3 /100m 2 35 mm 3,5 m 3 /100m 2 45 mm 4,5 m 3 /100m 2 In de Krachtlijnen [VMM,1996] wordt voor de aanleg van grote verharde oppervlakken (vanaf 0,1 ha) een buffering opgelegd. Hierbij wordt vooral belang gehecht aan de begrenzing van de doorvoerdebieten tot bijvoorbeeld 10 l/s/ha (standaardwaarde). Bovendien wordt een terugkeerperiode van bijvoorbeeld 2 jaar (standaardwaarde) voor de overloop vooropgesteld. Wanneer men echter de verdelingen van afvoerdebieten bekijkt, ziet men dat het vaak beter is om bij gelijkblijvend buffervolume het doorvoerdebiet en de terugkeerperiode iets groter te nemen om zo een betere afvlakking van de piekdebieten te bekomen. In figuur 6 wordt als voorbeeld de verdeling van de piekdebieten weergegeven voor een situatie zonder bufferbekken en met twee alternatieven voor het bufferbekken. Uit deze grafiek blijkt dat het beter is om de terugkeerperiode voldoende hoog te kiezen en dat het doorvoerdebiet kan gerelaxeerd worden, tenminste indien het debiet in absolute waarde niet te groot is voor het afwaartse afwateringssysteem. Indien een gerelaxeerd afstromingsdebiet in absolute waarde toch te groot is voor het afwaartse afwateringssysteem, is het zeker nodig om ook de terugkeerperiode voor de overloop te vergroten. In de Krachtlijnen is dit voorzien voor overstromingsgevoelige gebieden en daar waar een grote hoeveelheid verharde oppervlakte naar een kleine waterloop afwatert. Het verlagen van de doorvoerdebieten is hiertoe (omwille van bovenstaande feiten) veel minder effectief of zelfs contraproductief Figuur 6 : Verdeling van piekdebieten voor een afstroming zonder bufferbekken in vergelijking met twee varianten van een bufferbekken (beide gevallen met 15 mm berging; varianten : 10 en 20 l/s/ha doorvoerdebiet). 0 piekdebiet (l/s/ha) Meer informatie over de praktische implementatie van infiltratievoorzieningen is terug te vinden in de Waterwegwijzer voor Architecten [VMM, 2000] voor kleinschalige systemen (privé-gebruik) en in de brochure Afkoppelen, bufferen en infiltreren van Vlario [Vlario, 1999]. Indien de infiltratiecapaciteit van de ondergrond te klein is, kan deze verbeterd worden door een wadi aan te leggen. Dit is een infiltratiekom met een ondergrondse drainagekoffer, eventueel uitgebreid met een drainageleiding voor een vertraagde afvoer naar een gracht, een oppervlaktewater of een regenwatersysteem. geen bufferbekken 15 mm; 10 l/s/ha 15 mm; 20 l/s/ha terugkeerperiode (jaar) Vervuiling van het afstromende regenwater is vaak een argument om infiltratievoorzieningen af te wijzen. Ook hiervoor geldt in eerste instantie de aanpak aan de bron, dit wil zeggen dat men best de vervuiling probeert te voorkomen. Dit geldt in grote mate voor bijvoorbeeld pesticiden, koolwaterstoffen en dergelijke, maar ook voor afspoeling van sedimenten van bouwwerven en velden. Daarnaast kunnen maatregelen genomen worden om afstromende vervuiling af te scheiden vooraleer deze vervuiling in de infiltratievoorziening terechtkomt, bijvoorbeeld via olieafscheiders. Organische stoffen vormen geen probleem aangezien ze in begroeide infiltratievoorzieningen kunnen worden afgebroken voornamelijk door bacteriën in de wortelzone. Andere verontreinigingen, zoals zware metalen, zullen voornamelijk in de toplaag van de infiltratievoorziening worden vastgehouden. Hierdoor is deze vervuiling min of meer controleerbaar. De aanwezigheid hiervan in infiltratievoorzieningen is bij normale concentraties geen reden om het afstromende regenwater niet te infiltreren. Het alternatief is immers het afvoeren via gemengde riolen naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie, waar deze zware metalen ook slechtst gedeeltelijk kunnen worden verwijderd via het slib en in grotere hoeveelheden als een puntlozing in het milieu terechtkomen via overstorten, effluentlozingen en slibstortingen. Enkel bij lichte vervuiling in beschermingszones voor grondwater en bij 6
7 zware vervuiling in het algemeen, is infiltratie niet aangewezen. Daar kan dan een buffering met vertraagde afvoer worden toegepast. Hierbij dient men wel na te gaan waar dit water uiteindelijk terechtkomt, want het kan afwaarts voor grotere problemen zorgen. 4.3 Grachten Tabel 2 : Richtwaarden voor de ruwheid van grachten volgens de Manning en de White-Colebrook formules [Berlamont, 1997]. Type Manning parameter ruwheid White-Colebrook vlakke wanden 0,02 s/m 1/3 20 mm grasbegroeiing 0,03 s/m 1/3 100 mm sterk begroeid of rotsachtig 0,04 tot 0,05 s/m 1/3 250 tot 400 mm Veel aandacht wordt de laatste jaren besteed aan het gescheiden afvoeren van afvalwater en regenwater. Dit begint bij een gescheiden afvoersysteem op privé-domein [VMM, 2000]. De gescheiden afvoer gebeurt best niet via een dubbel rioleringsstelsel, omdat dit moeilijk te controleren is. Door verkeerde aansluitingen kan dit op termijn leiden tot een dubbel gemengd rioleringssysteem. Daarom wordt de voorkeur gegeven aan de regenwaterafvoer via grachten. Daar waar in het verleden een gracht meestal enkel werd gebruikt voor de afvoer van regenwater, verschuift het accent momenteel naar de infiltratiefunctie. In tegenstelling tot het oude principe om zo snel mogelijk van het overtollige water af te geraken, is het nieuwe principe nu om het water zoveel mogelijk ter plaatse te houden. Voor grachten betekent dit een zo horizontaal mogelijk langsprofiel, een getrapt verloop bij hellend terrein, het gebruik van overlaten om berging te benutten en vooral de bodem waterdoorlatend houden. Hiertoe werd in 1999 een aanvulling geschreven op de Krachtlijnen, namelijk de Code van goede praktijk voor de herwaardering van grachtenstelsels [VMM, 1999b]. Naast de infiltratiefunctie blijft echter ook de afvoerfunctie belangrijk, want overtollig water dat ter plaatse niet kan infiltreren of worden geborgen, moet zonder wateroverlast kunnen worden afgevoerd. Wat de modellering van grachten betreft, vergt deze nieuwe aanpak ook een aangepaste ontwerpmethodologie. Een gelijktijdige evaluatie van de infiltratiefunctie en de transportfunctie is met de huidige modelleringstechnologie zeer moeilijk en tijdrovend. Daarom werd in de Krachtlijnen een methodologie in twee stappen ingeschreven. De eerste stap omvat de evaluatie van de infiltratiefunctie. Hiertoe moet de gracht een voldoende groot buffervolume hebben op basis van de lokaal aangesloten hoeveelheid verharde oppervlakte en overeenkomstig de dimensioneringsregels voor infiltratievoorzieningen (tabel 1). De tweede stap is dan de evaluatie van de transportcapaciteit. Net als voor gemengde riolen mag er vanwege de waterafvoer via grachten geen wateroverlast optreden voor een terugkeerperiode van 5 jaar. Gezien de opstuwingseffecten die zich hierbij voordoen (de afvoercapaciteit wordt vooral bepaald door de hydraulische structuren), is hiertoe een hydrodynamische simulatie nodig. Bij een dergelijke hydrodynamische simulatie van grachten zijn de initiële condities zeer belangrijk. Het kan eventueel nodig zijn om ontwerpbuien te gebruiken met antecedent condities, die groter zijn dan deze van de standaard composietbuien [Vaes, 1999]. Grachten hebben een grotere ruwheid dan riolen. In tabel 2 worden enkele richtwaarden weergegeven. Bij een modelleringsstudie kunnen op basis van een dataverificatie grotere ruwheden naar voor komen. De reden hiervoor ligt meestal niet in de ruwheid van de grachten zelf, maar in het verwaarlozen van bijzondere ladingsverliezen ter plaatse van vernauwingen, duikers, enz Waterafvoerplannen Deze nieuw aanpak van de afwateringsproblematiek via meer brongerichte maatregelen als buffering, infiltratie en herwaardering van grachtenstelsels vergt ook een nieuwe planmatige aanpak [Berlamont, 2000]. Naast (of beter gezegd samen met) de rioleringsplannen zijn er waterafvoerplannen nodig. Immers, het water dat men afkoppelt, verdwijnt niet zomaar. Er moet altijd een afvoerweg worden voorzien voor de grote piekdebieten, die niet ter plaatse kunnen infiltreren en naar de waterlopen moeten kunnen worden afgevoerd. Een dergelijk waterafvoerplan vereist grote inspanningen in dataverzameling, maar is een belangrijk beheersinstrument met betrekking tot de gemeentelijke waterhuishouding. Ondanks het feit dat heel wat bronmaatregelen op gemeentelijk vlak kunnen worden genomen, volstaat het gemeentelijke niveau niet om een dergelijk waterafvoerplan op te maken. Het waterafvoerplan moet kaderen in de waterhuishoudingsplannen op subbekkenniveau. Water stopt immers niet aan de gemeentegrenzen en bovendien is er een grote beïnvloeding vanwege de afwaartse waterlopen. Een integrale benadering met alle betrokken partijen en een modellering per subbekken is daarom nodig. 5. CONCLUSIES Het rioleringsontwerp heeft het afgelopen decennium heel wat verandering ondergaan, vooral door de grote technologische evolutie die steeds uitgebreidere modellering mogelijk maakt. Hierdoor worden we ons beter bewust van de onzekerheden op het ontwerp, maar creëren we ook bijkomende onzekerheden doordat we steeds complexere systemen ontwerpen. De afwatering is een complex geheel van belangen, problemen en opportuniteiten. Daarom is overleg tussen alle partijen en afstemming van elkaars belangen en problemen noodzakelijk en dit in een zo vroeg mogelijk stadium. In de modellering komt dit tot uiting in de nood aan een integrale aanpak. Dit betekent niet noodzakelijk dat men één geïntegreerd model moet opstellen van waterlopen, riolen en dergelijke, maar wel dat men de interacties tussen de verschillende componenten in rekening moet brengen. Niet de modelleringsinstrumenten zijn hierbij het belangrijkste, wel de methodologie. Voor een integrale modellering geven conceptuele modellen (wat modeldetaillering betreft) de optimale balans tussen onzekerheden en nauwkeurigheid. Dit toont aan dat de keuze van het modelleringssysteem afhankelijk is van de toepassing. Bovendien rijst het gevaar dat iedereen integreert over zijn eigen beperkte domein, waardoor er van een integrale aanpak nog weinig te merken valt. De afstemming gaat ook verder dan het watersysteem alleen. Een afstemming met bijvoorbeeld de ruimtelijke ordening of met de schaderegelingsmechanismen is van groot belang. In theorie is de eenvoudigste modelleringsaanpak van grootschalig conceptueel naar kleinschalig gedetailleerd, zodat men altijd een idee heeft over de afwaartse randvoorwaarden. In de praktijk is dit echter niet mogelijk, omdat men met de kleinschalige systemen niet kan wachten tot de grootschalige modellering beschikbaar is. Het is daarom een iteratief proces. Dit betekent ook dat men op gemeentelijk niveau niet moet wachten op bovengemeentelijke plannen om de lokale afwatering te bestuderen. De herziening van de TRP s (Totaal RioleringsPlannen) volgens de recente technologie en richtlijnen is nodig om een globaal beeld te krijgen van de gemeentelijke rioleringen. Verder dringt een uitbreiding van de TRP s naar waterafvoerplannen zich op in het kader van de afkoppelingsstrategie. Het afkoppelen van regenwater doet dit water niet uit het afwateringssysteem verdwijnen. De verdere afvoer hiervan bij piekgebeurtenissen kan lokaal voor nieuwe problemen zorgen, waarvoor via een waterafvoerplan een oplossing kan worden gezocht. Een dergelijk waterafvoerplan is bovendien ideaal om de bevolking te sensibiliseren voor de (lokale) problemen in verband met verdroging en wateroverlast. Voor rioleringsmodellering blijken de afwaartse randvoorwaarden een zeer belangrijk probleem. In afwachting van een integrale modellering waarin deze afwaartse randvoorwaarden kunnen worden gekwantificeerd in statistische termen, lijken 7
8 gevoeligheids- of scenarioanalyses aangewezen. Op deze manier kan men begroten wat de gevolgen zijn van een bestaande toestand zonder hier een exacte terugkeerperiode op te plakken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de waterhoogte ter plaatse van overstorten, vooral indien er terugslagkleppen aanwezig zijn, voor het uitvallen van pompen, enz... Integrale modelleringsstudies zullen op termijn een zicht geven op de globale afwatering in de Vlaamse rivierbekkens en als randvoorwaarden bruikbaar zijn voor modelleringsstudies op kleinere schaal. Deze integrale modelleringsstudies vergen echter zeer veel data en modellen kunnen enkel gekalibreerd worden indien er voldoende metingen beschikbaar zijn. Daarom moet er in de toekomst meer gemeten worden. Om de integrale modellering optimaal te kunnen laten gebeuren moet er ook nog heel wat onderzoek gebeuren. Er zijn namelijk heel wat bronnen van onzekerheden in de huidige modelleringstechniek. De modelleringsconcepten en -methodologie zijn hierbij vaak belangrijker dan de modelleringsinstrumenten. Hierbij moet vooral belang gehecht worden aan de fysisch gebaseerde modelopbouw, de statistische interpretatie van de tijdsvariabiliteit van de gebeurtenissen en het in rekening brengen van de ruimtelijke verdeling van de neerslag. dr. ir. G. VAES, ir. G. LUYCKX, prof. J. BERLAMONT Laboratorium voor Hydraulica K.U.Leuven de Croylaan Heverlee hydraulics 6. REFERENTIES Aquafin (1997), Hydronaut-procedure, versie 4.0, Aartselaar. Berlamont J. (1994), Is er een behoefte aan vernieuwing van de TRP s?, Vlariodag, Edegem. Berlamont J. (1997), Rioleringen, Acco, Leuven. Berlamont J. (2000), Opvang en behandeling van hemelwater als onderdeel van integrale benadering van riolerings- en afvalwaterzuiveringsproblematiek, Vlariodag, Edegem. Berlamont J., Vaes G., Luyckx G., Verhoeven R., Van Poucke L., Wils C., Bauwens W. & Fronteau Ch. (2000a), Riooloverstorten : Randvoorzieningen, eindconclusies onderzoeksproject in opdracht van VMM en Aminal, februari Berlamont J., Willems P., Qvick A., Vaes G., Feyen J. & Christiaens K. (2000b), Algemene methodologie voor het modelleren van de waterafvoer in bevaarbare waterlopen in Vlaanderen, in opdracht van Administratie Waterwegen en Zeewezen, Laboratorium voor Hydraulica & Instituut voor Land- en Waterbeheer, K.U.Leuven, april BIN (1996), Buitenriolering - deel 2 : prestatieeisen, Belgisch Instituut voor Normalisatie, NBN EN Braak C. (1945), Invloed van de wind op regenwaarnemingen, KNMI, mededelingen en verhandelingen, nr. 102, De Bilt, Nederland. Demarée G. (1990), Klimatologische en hydrologische aspecten van de intensiteit van de neerslag te Ukkel en de theorie van de extreme-waardenverdelingen, doktoraatsthesis, Vrije Universiteit Brussel, september Luyckx G. & Herftijd T. (1996), Invloed van de ruimtelijke spreiding van de neerslag op het rioleringsontwerp, eindwerk, K.U.Leuven. Mennes A. (1910), Note sur le calcul de la section des égouts, Goemaere, Brussel. Thiessen A.H. (1911), Precipitation for large areas, Mon. Weath. Rev., volume 39. Vaes G. (1999), The influence of rainfall and model simplification on combined sewer system design, doctoraatsthesis, K.U.Leuven, juli Vaes G. (2000), De invloed van neerslag en modelvereenvoudiging op het ontwerp van gemengde - Water nr. 3, februari Vaes G. & Berlamont J. (1996), Composietbuien als neerslaginvoer voor rioleringsberekeningen, Water, nr. 88, mei-juni Vaes G. & Berlamont J. (1998a), Het effect van berging in regenwaterputten, Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven, januari Vaes G. & Berlamont J. (1998b), Dimensionering van regenwaterputten en het effect ervan op de overstortemissies, Water, nr. 101, juliaugustus Vaes G. & Berlamont J. (1998c), Het effect van berging in regenwaterputten, fase 2 : het effect op de dimensionering van riolen, Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven, december Vaes G. & Berlamont J. (1999), De impakt van de technologische evolutie op het - Water, nr. 1, juli Vaes G. & Berlamont J. (2000a), Selection of appropriate short rainfall series for design of combined sewer systems, 1 st international conference on urban drainage on internet, Hydroinform, Tsjechië, mei Vaes G. & Berlamont J. (2000b), The effect of rain water storage tanks on design storms, 1 st international conference on urban drainage on internet, Hydroinform, Tsjechië, mei Vaes G., Berlamont J. & Luyckx G. (2000), Riooloverstorten : conclusies onderzoeksproject en - Water nr. 4, april Vaes G. & Vanderkimpen P. (2000), Evaluatie van de software Hydroworks versie 5.0 en Infoworks versie 2.5, Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven, juni Vaes G., Vanderkimpen P. & Berlamont J. (1999a), Evaluatie van de software Hydroworks versie 4.0 en Infoworks versie 1.05, Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven, maart Vaes G., Vanderkimpen P. & Berlamont J. (1999b), Evaluatie van de software Mouse versie 4.01, Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven, mei Van Poucke L. & Verhoeven R. (2000), Waterkwantiteitsmetingen en monstername ter plaatse van - Water nr. 4, april Vlario (1994), Memorandum : rioolwaterzuiveringsinfrastructuur en rioleringen, WEL, Wijnegem. Vlario (1999), Afkoppelen, bufferen en infiltreren, Code van goede praktijk in de praktijk, WEL, Hoboken. VMM (1996), Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen, Vlaamse Milieumaatschappij, Erembodegem. VMM (1999a), Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen; Code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen, Vlaamse Milieumaatschappij, Erembodegem, maart VMM (1999b), Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen; Code van goede praktijk voor de herwaardering van grachtenstelsels, Vlaamse Milieumaatschappij, Erembodegem, maart VMM (2000), Waterwegwijzer voor architecten, Vlaamse Milieumaatschappij, Erembodegem, april Willems P. (1995), Controle snelheids- en waterhoogtemeting van DETEC-3510 Surveyloggers, seminarie Meetcampagnes voor dataverificatie, kalibratie van hydrodynamische modellen, K.U.Leuven. Willems P. (1999), Stochastic generation of spatial rainfall for urban drainage areas, Water Science and Technology, volume 39, nr. 9, Elsevier, Londen, Groot-Brittannië. 8
Afwateringsstudie van de A2 autosnelweg
1 Afwateringsstudie van de A2 autosnelweg dr. ir. Guido Vaes, prof. Jean Berlamont Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven Situering Bij recente overstromingen, onder andere van de Motte te Rillaar, werd
Nadere informatie10. Toekomstige noden
10. Toekomstige noden Deze onderstaande opsomming en omschrijving is een momentopname bij het beëindigen van deze studie. Het is bovendien een niet-limitatieve lijst. Invloed van bronmaatregelen op de
Nadere informatieIntegraal duurzaam waterbeheer, een situatieschets
1 Integraal duurzaam waterbeheer, een situatieschets dr. ir. Guido Vaes, Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven de Croylaan 2, B-3001 Heverlee, België. Waterbeheer Water is de bron van alle leven. Er
Nadere informatieRemediëring door vasthouden, infiltreren en hergebruik van hemelwater. Ingeborg Barrez - VMM
Remediëring door vasthouden, infiltreren en hergebruik van hemelwater Ingeborg Barrez - VMM 2 Stap 1: Afvoer vermijden Natuurlijke situatie Hergebruik grachtenstelsel Stap 2 : Infiltratie Gebied zonder
Nadere informatie2. Bronmaatregelen. 2.1 Wat zijn bronmaatregelen? 2.1.1 Indeling
2. Bronmaatregelen 2.1 Wat zijn bronmaatregelen? 2.1.1 Indeling Onder bronmaatregelen worden alle lokale opwaartse maatregelen met betrekking tot hemelwaterafvoer gecatalogeerd die vervuiling van afstromend
Nadere informatieNeerslaginvoer voor hydrologische en hydraulische modellen
G. Vaes 1 en P. Willems 2 1 Hydroscan nv 2 Katholieke Universiteit Leuven, Laboratorium voor Hydraulica Neerslaginvoer voor hydrologische en hydraulische modellen Neerslag is de drijvende kracht achter
Nadere informatieModellering van de hydraulische interactie tussen riolen en waterlopen
G. Vaes en P. Willems HydroScan NV FWO-Vlaanderen en Katholieke Universiteit Leuven Modellering van de hydraulische interactie tussen riolen en waterlopen Waterlopen en rioleringen worden meestal afzonderlijk
Nadere informatieStudiedag Infiltratie 15-16/06/2017
Opstellen van richtlijnen voor het meten van de infiltratiecapaciteit en het modelmatig onderbouwen voor de dimensionering van infiltratievoorzieningen Studiedag Infiltratie 15-16/06/2017 Modellering en
Nadere informatieDe invloed van neerslag- en modelvereenvoudiging. op het ontwerp van gemengde rioleringen
De invloed van neerslag- en modelvereenvoudiging 1. Situering 1.1 Inleiding Gemengde rioleringssystemen worden steeds complexer en ingenieurs trachten deze systemen steeds gedetailleerder en met grotere
Nadere informatieRapport Hydraulisch en technisch advies. Sint-Niklaas. Uitbreiding buffer Spieveld
Rapport Hydraulisch en technisch advies Sint-Niklaas Uitbreiding buffer Spieveld 1. Omschrijving van het project Stad Sint-Niklaas voorziet een uitbreiding met 8000m³ van het bestaande bufferbekken langsheen
Nadere informatieCode van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen. Deel 5: Ontwerpneerslag CIW augustus 2012
Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen Deel 5: Ontwerpneerslag CIW augustus 2012 5 Ontwerpneerslag 4 5.1 Welke neerslagreeks gebruiken we? 4 5.2 IDF-relaties
Nadere informatieVlaanderen is milieu VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ
Vlaanderen is milieu Opstellen van richtlijnen voor het meten van de infiltratiecapaciteit en het modelmatig onderbouwen voor de dimensionering van infiltratievoorzieningen VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ 4.5
Nadere informatieDe strijd tegen de overstromingen in Ronse
1 De strijd tegen de overstromingen in Ronse ir Annie Vanslambrouck Grontmij Belgium STAR-FLOOD, 26 maart 2015 1 Inhoud 2 Waarom is Ronse gevoelig voor overstromingen? Hoe werd het probleem aangepakt (studie)?
Nadere informatieWatertoets. Bermen en waterinfiltratie. Wim Verhaegen
Watertoets Bermen en waterinfiltratie Wim Verhaegen problemen zullen niet afnemen Klimaatverandering Meer en hevigere neerslag >< droogte Toenemende verharding Wat komt er op ons af? https://klimaat.vmm.be/
Nadere informatieTechnische aspecten rond bufferen, infiltreren en overstromingsvrij bouwen
DE WATERTOETS IN DE PRAKTIJK Gent 7 februari 2012 Technische aspecten rond bufferen, infiltreren en overstromingsvrij bouwen ir. Eddy Poelman Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek overstromingen vanuit
Nadere informatieHoe brongerichte maatregelen overstromingen vanuit rioleringen en rivieren kunnen verminderen : Case study Turnhout
Hoe brongerichte maatregelen overstromingen vanuit rioleringen en rivieren kunnen verminderen : Case study Turnhout prof. dr. ir. Patrick Willems Afdeling Hydraulica, KU Leuven Gevalstudie: Stad Turnhout
Nadere informatieEEN HEMELWATERPLAN ALS SLUITSTUK VOOR GEMEENTELIJK WATERBELEID. VVSG Water in transitie
EEN HEMELWATERPLAN ALS SLUITSTUK VOOR GEMEENTELIJK WATERBELEID VVSG Water in transitie 22.10.2013 STAD TORHOUT EEN WATERBELEIDSPLAN IN OPMAAK In samenwerking met de dienst waterlopen van de Provincie West-
Nadere informatieEffect van klimaatwijziging op de afvoerdebieten in hoog- en laag watersituaties en op de globale waterbeschikbaarheid. Thomas Vansteenkiste
Effect van klimaatwijziging op de afvoerdebieten in hoog- en laag watersituaties en op de globale waterbeschikbaarheid Thomas Vansteenkiste Methodologie NEERSLAG/ EVAPORATIE HYDROLOGISCH MODEL STROOM-
Nadere informatieHet besluit treedt in werking op 1 februari 2005.
besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden
Nadere informatieIS ER EEN TREND IN 100 JAAR NEERSLAG TE UKKEL?
IS ER EEN TREND IN 1 JAAR NEERSLAG TE UKKEL? dr. ir. G. VAES, prof. J. BERLAMONT Laboratorium voor Hydraulica, K.U.Leuven IS THERE A TREND IN 1 YEARS OF RAINFALL MEASURED AT UCCLE? In 1999 the digitisation
Nadere informatieAalsters reglement op de rioolaansluitingen: aanstiplijst.
Pagina 1 van 7 Aalsters reglement op de rioolaansluitingen: aanstiplijst. Met dit formulier kan u nagaan of uw aanvraag voldoet aan alle in Aalst geldende voorschriften op de rioolaansluitingen.het dient
Nadere informatieCode van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen. Ingeborg Barrez
Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen Ingeborg Barrez Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen Opmaak
Nadere informatieSubsidiereglement betreffende de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen
Subsidiereglement betreffende de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen Zitting van 24 mei 2007. Gepubliceerd op 29 mei 2007. Artikel 1. Definities - dakoppervlakte: de oppervlakte
Nadere informatieLeidraad ontwerpen van bronmaatregelen
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\ Leidraad ontwerpen van bronmaatregelen \\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Nadere informatieCode van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen. Deel 2: Afwateringssysteem
Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen Deel 2: Afwateringssysteem De Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen
Nadere informatieGEMEENTELIJKE VERORDENING INZAKE HEMELWATERPUTTEN, INFILTRATIEVOORZIENINGEN, BUFFERVOORZIENINGEN, GESCHEIDEN LOZING VAN AFVALWATER EN HEMELWATER
GEMEENTELIJKE VERORDENING INZAKE HEMELWATERPUTTEN, INFILTRATIEVOORZIENINGEN, BUFFERVOORZIENINGEN, GESCHEIDEN LOZING VAN AFVALWATER EN HEMELWATER Onderhavige verordening bevat voorschriften inzake het plaatsen
Nadere informatieAANVRAAGFORMULIER GEMEENTELIJKE SUBSIDIE
AANVRAAGFORMULIER GEMEENTELIJKE SUBSIDIE VOLLEDIGE AFKOPPELING HEMELWATER HEMELWATERINSTALLATIE INFILTRATIEVOORZIENING GROENDAK Gemeente Tervuren, dienst milieu en duurzame ontwikkeling Brusselsesteenweg
Nadere informatieBetreft Uitbreiding bedrijfsterrein Van Ooijen, Parallelweg-west Woerden Afwatering terreinverharding
Bijlage Afwatering terreinverharding D1 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 11 augustus 2014 153681 Betreft Uitbreiding bedrijfsterrein Van Ooijen, Parallelweg-west Woerden Afwatering terreinverharding
Nadere informatieGa doordacht om met verharding : hou water vast aan de bron
Ga doordacht om met verharding : hou water vast aan de bron Impact verhardingen Impact verhardingen Impact verhardingen Effect van verharding op het watersysteem Verhard oppervlak Pieken van verharde oppervlakte
Nadere informatieRiolering en wegeniswerken Doortocht HERTSBERGE
Riolering en wegeniswerken Doortocht HERTSBERGE 5 september 2016 Riolering en wegeniswerken Doortocht HERTSBERGE Steven Devoldere Aquafin Werken aan zuiver water Inleiding gemeente Oostkamp De werken,
Nadere informatieSUBSIDIE-AANVRAAG AANLEG REGENWATERPUT
SUBSIDIE-AANVRAAG AANLEG REGENWATERPUT aanvrager : naam : adres : gemeente :. telefoon : adres installatie : aard van de woning : bestaande woning/gebouw nieuwbouw verbouwing Gegevens Hemelwaterinstallatie
Nadere informatieAddendum B25 Verordening hemelwater
Addendum B25 Verordening hemelwater 1 Met dit addendum kunt u nagaan of uw aanvraag of melding voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen,
Nadere informatieAfkoppelen: naar een
Infovergadering Aquafin - Afkoppelen: naar een integrale Afkoppelen: naar een zorg voor water integrale zorg voor water dienst mobiliteit en duurzaamheid stadsbestuur Ronse Infovergadering Aquafin - Afkoppelen:
Nadere informatieInhoud. Aanbevelingen voor dimensionering infiltratievoorziening voor regenwater en/of effluent 13 februari 2018
Inleiding In collectief te optimaliseren buitengebied of individueel te optimaliseren buitengebied dient de burger zijn afvalwater zelf voor te behandelen/te zuiveren. Collectief te optimaliseren buitengebied:
Nadere informatieDe brongerichte aanpak van de waterproblematiek Visie vanuit de gewestelijke overheid
De brongerichte aanpak van de waterproblematiek Visie vanuit de gewestelijke overheid Ingeborg Barrez Diensthoofd uitbouw en beheer saneringsinfrastructuur Inhoud Een brongerichte aanpak Visie Scheiden
Nadere informatieWaterparagraaf Heistraat Zoom
Waterparagraaf Heistraat Zoom In Zeelst aan de Heistraat is een ontwikkeling gepland. Voor deze ontwikkeling dient een omgevingsvergunning te worden opgesteld waarvan deze waterparagraaf onderdeel uit
Nadere informatieControle van de voorwaarden uit de verordening hemelwater bij een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een melding
Controle van de voorwaarden uit de verordening hemelwater bij een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een melding RO-01-131028 Waarvoor dient dit formulier? Met dit formulier kunt u nagaan
Nadere informatienr. 306 van GWENNY DE VROE datum: 9 februari 2018 aan JOKE SCHAUVLIEGE Gescheiden rioleringen - Stand van zaken
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 306 van GWENNY DE VROE datum: 9 februari 2018 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Gescheiden rioleringen - Stand van zaken De thematiek van de
Nadere informatieInfo-sessie VLAGG-project. Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden
Info-sessie VLAGG-project Vlaamse Afstromingsgevoelige Gebieden Programma 1. Welkom en situering - Kris Cauwenberghs, VMM 2. Voorstelling inhoud en resultaten van het VLAGG-project Tom Feyaerts, Hydroscan
Nadere informatieVragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt
Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt Waarom aan de slag in de Agniesebuurt? Oude stadswijken zoals de Agniesebuurt, die dichtbebouwd zijn met veel verharding en weinig open water en groen, zijn kwetsbaar
Nadere informatie1 Inleiding 3 1.1 Verantwoording 3 1.2 Opsteller en begeleidingscommissie 4 1.3 Leeswijzer 4
Module C2200 Hydraulisch functioneren van regenwatervoorzieningen Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Verantwoording 3 1.2 Opsteller en begeleidingscommissie 4 1.3 Leeswijzer 4 2 Kader en uitgangspunten 6 2.1 Systematiek
Nadere informatieHemelwater Wat moet? Wat mag?
Onze kantoren 3 Hemelwater Wat moet? Wat mag? Lies Bamelis UNITED EXPERTS (Profex) 27/06/2019 4 Welke alternatieve waterbronnen zijn er? Hemelwater Grondwater Effluent Opp. water Leidingwater 5 Waarom
Nadere informatieWater vasthouden aan de bron
Water vasthouden aan de bron Congres watertoets 10 november 2011 Ir. Raf Bellers Voorzitter InterRio Deze presentatie InterRio even voorstellen Vasthouden aan de bron zomerstormen en regenwaterstelsels
Nadere informatieVerkaveling Het Leeg - Rietbeemden - Advies Aquafin -
Gemeente Brasschaat Verkaveling Het Leeg - Rietbeemden - Advies Aquafin - Januari 2011 K. Van Hul, Bekkenverantwoordelijke Beneden-Schelde G. Defloor, Projectleider Projectbeheer OMSCHRIJVING VAN DE OPDRACHT
Nadere informatieMINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 10 MAART 1999. - Omzendbrief OW98/4 betreffende aanleg van riolen langs gewestwegen. - Deelname in de kosten door de administratie Wegen en Verkeer (AWV). - Trefwoorden
Nadere informatieRioleringsplan Tivolikerk te Eindhoven
Project : Rioleringsplan Tivolikerk te Eindhoven Projectnummer : NC8110503 Versie : definitief Datum : 15 juli 2008 Aanleiding Het terrein van de Tivolikerk en het naastgelegen Zusterhuis aan de Heezerweg
Nadere informatieKlimaatverandering: waterbestendige gebouwen en terreinen
Nationaal Congres Sanitaire Technieken 2017 Klimaatverandering: waterbestendige gebouwen en terreinen Samenstelling: Will Scheffer (TVVL) Presentatie: Oscar Nuijten (Edu4Install/TVVL) met o.a. informatie
Nadere informatieWaterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel
Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel De heer M.C.M. Sieben is voornemens een nieuwe rundveestal op te richten op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Nederweert, sectie
Nadere informatieRegenwaterhergebruik in Vlaanderen
Regenwaterhergebruik in Vlaanderen Wendy Francken Directeur VLARIO Inhoud Wetgevend kader Draagvlak Enkele technische aspecten Kosten en baten Duurzaamheid Wetgevend kader Waarom afkoppelen? vermindering
Nadere informatieKenmerk Contactpersoon Plaats en datum Ing. B. Mengers Doetinchem, Tel
ECOPART BV ZEPHIRLAAN 5 7004 GP DOETINCHEM TELEFOON 03 14-36 81 00 FAX 03 14 36 57 43 E-MAIL INFO@ECOPART-BV.NL INTERNET WWW.ECOPART_BV.NL BTW NR. NL 81 01 466 29 B01 HANDELSREGISTER 100 35 993 RABOBANK
Nadere informatieWaarom hemelwater bufferen en infiltreren? Welke infiltratietechnieken bestaan er?
Bijlage 5: infiltratie 2 Waarom hemelwater bufferen en infiltreren? Regenwater snel afvoeren via verharde oppervlakten en gemengde rioleringen, zoals dat nu meestal gebeurt, heeft een negatieve invloed
Nadere informatieHoofdstuk 1: Definities
OPGELET: De Vlaamse Regering heeft op 5 juli 2013 deze nieuwe verordening hemelwater definitief goedgekeurd. Het besluit treedt in werking op 1 januari 2014. Hieronder vindt u de tekst die van toepassing
Nadere informatieDSI regenwater infiltratie.
DSI regenwater infiltratie. De adequate oplossing van een actueel probleem. Klimaatverandering. Het klimaat verandert. Met als gevolg een toename van de duur en frequentie van wateroverlast, verkeersonveiligheid
Nadere informatieOmgang met hemelwater binnen de perceelgrens
Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens Ir. Emil Hartman Senior adviseur duurzaam stedelijk waterbeheer Ede, 10 april 2014 Inhoud presentatie Wat en hoe van afkoppelen Wat zegt de wet over hemelwater
Nadere informatiePREMIEAANVRAAG VOOR DE AANLEG VAN EEN HEMELWATERINSTALLATIE EN/OF INFILTRATIEVOORZIENING
PREMIEAANVRAAG VOOR DE AANLEG VAN EEN HEMELWATERINSTALLATIE EN/OF INFILTRATIEVOORZIENING Datum indiening:. (in te vullen door de gemeente) 1. Identificatiegegevens gemeentelijke controleur Naam:.. Functie:....
Nadere informatieIn de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig.
Waterparagraaf Algemeen Huidige situatie De Ir. Molsweg tussen de Pleijweg en de Nieland bestaat uit een enkele rijbaan met twee rijstroken. Via een rotonde sluit de Ir. Molsweg aan op de Nieland. De rijbaan
Nadere informatieNieuwe afvoerroutes via maaiveld en retentiegebieden voorkomen wateroverlast in Enschede-Noord
Maatregelen 3 Enschede Nieuwe afvoerroutes via maaiveld en retentiegebieden voorkomen wateroverlast in Enschede-Noord Het noorden van Enschede is in de loop van de vorige eeuw veranderd van een sterk landelijk
Nadere informatieROTSELAAR: WEGENIS- & RIOLERING BEUKENLAAN, DEEL OLMENDREEF, DEEL DENNENLAAN, DEEL WANDELDREEF, DEEL ACACIALAAN EN DEEL REGASTRAAT
ROTSELAAR: WEGENIS- & RIOLERING BEUKENLAAN, DEEL OLMENDREEF, DEEL DENNENLAAN, DEEL WANDELDREEF, DEEL ACACIALAAN EN DEEL REGASTRAAT TOELICHTING INWONERS 01 SEPTEMBER 2011 1 Overzicht 2 Bestaande toestand
Nadere informatieRioleringsproject Oostendse Steenweg, tussen Blankenbergse Steenweg en Tempelhof Hendrik Waelputstraat (gedeelte) Rustenburgstraat (gedeelte)
Rioleringsproject Oostendse Steenweg, tussen Blankenbergse Steenweg en Tempelhof Hendrik Waelputstraat (gedeelte) Rustenburgstraat (gedeelte) Infomoment 24 maart 2016 Buurtcentrum De Dijk, Blankenbergse
Nadere informatiestad brugge woondienst
stad brugge woondienst GEMEENTELIJK REGLEMENT VOOR HET VERLENEN VAN EEN PREMIE VOOR HET AFKOPPELEN VAN DE HEMELWATERAFVOER VAN HET GEMEENTELIJK RIOLERINGSNET EN HET GEBRUIK VAN HEMELWATER BIJ BESTAANDE
Nadere informatie1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE
NOTITIE Onderwerp : Waterparagraaf Opdrachtgever : Gemeente Nederweert Projectnummer : NDW-041-01 Projectomschrijving : Carpoolplaats Nederweert Opgesteld door : ing. R. Peeters Paraaf: Datum : 13 juli
Nadere informatieEen hemelwaterplan als sluitstuk voor gemeentelijk waterbeleid
Een hemelwaterplan als sluitstuk voor gemeentelijk waterbeleid 1 Algemeen TMVW = integraal waterbedrijf zowel drinkwater als afvalwater Is actief in Oost- en West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant 67 drinkwatervennoten
Nadere informatieVoorontwerp infiltratievoorzieningen en RWA- leidingen
MEMO Aan Van Kopie Dossier Project Betreft : Woningstichting Barneveld : Wolter Tijssen : Wouter Woortman : B4699-03-004 : Watertoets : Voorontwerp waterhuishouding Ons kenmerk : WA-LW20090339 Datum :
Nadere informatiebvr 1/10/2004 b.s. 8/11/2004 Het besluit treedt in werking op 1 februari 2005.
ruimtelijke ordening > wetgeving > uitvoeringsbesluiten besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten,
Nadere informatieRUP SION. Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan. bijlage 5: aanvullende watertoets. stad Lier. 04 mei 2011
RUP SION bijlage 5: aanvullende watertoets Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan stad Lier 04 mei 2011 RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 2 / 10 Inhoud 1. Inleiding
Nadere informatieSlimme buffering en infiltratie in de publieke ruimte
Energie- en klimaatdag voor lokale besturen Slimme buffering en infiltratie in de publieke ruimte Ivo Verlaeckt Code van goede praktijk Bijlage 1 bij het besluit van de minister van Leefmilieu, Natuur
Nadere informatieDE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK. Kosten en baten van inrichting. Wiebe Bakker november 2015
DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK Kosten en baten van inrichting Wiebe Bakker november 2015 Waar is nog behoefte aan? Keuze bij inrichting openbare ruimte + riolering: traditioneel of
Nadere informatieE richard.wilbrink@mwhglobal.com Van. Advies toekomstige hemelwaterberging en afvoer
Aan Gemeente Maassluis Behandeld door Richard Wilbrink T.a.v. De heer E. Zeeman E richard.wilbrink@mwhglobal.com Van Richard Wilbrink MSc. T 015-7511854 Betreft Voorbereidende onderzoeken winkelcentrum
Nadere informatieNieuwe regelgeving voor bouwers en verbouwers. Slim omgaan met regenwater
Nieuwe regelgeving voor bouwers en verbouwers Slim omgaan met regenwater Bouwt of verbouwt u? Dan moet u vanaf 1 januari 2014 rekening houden met een nieuwe Vlaamse verordening. Die verplicht u om regenwater
Nadere informatie4. Ontwerpneerslag. 4.1 Welke neerslag gebruiken?
4. Ontwerpneerslag 4. Welke neerslag gebruiken? De neerslag in onze streken is zeer variabel, zowel in de tijd als in de ruimtelijke dimensie. Om de representatieve variatie aan neerslaggebeurtenissen
Nadere informatieWater. Inleiding. Keuze 1: beperking van de bebouwde oppervlakte... 3 Keuze 2: hemelwater gebruiken... 3 Voordelen... 3 Praktijk... 3 Wetgeving...
p. 1 Inleiding Water is essentieel voor de mens, zijn omgeving en het voortbestaan van het leven op aarde. Amper 0,26% van het aanwezige water op aarde is beschikbaar voor de mens, en zowel in de ons omringende
Nadere informatieMilieu. Subsidiereglement voor het plaatsen van een hemelwaterinstallatie. Art. 1.- Definities:
Milieu. Subsidiereglement voor het plaatsen van een hemelwaterinstallatie Art. 1.- Definities: dakoppervlakte: horizontale projectie van de buitenafmetingen van het dak; hemelwater: verzamelnaam voor regen,
Nadere informatieGa naar schema van deze verordening. nee Soort vermelden. 0,00 m² A
Provincie Vlaams-Brabant - Provinciale stedenbouwkundige verordeningen hemelwater: aanstiplijst ( als het project voldoet aan deze verordening, voldoet het automatisch aan de gewestelijke verordening)
Nadere informatieControleberekening riolering (DEFINITIEF)
Titel: Omschrijving: Projectnr: Rapportnr: Datum: Controleberekening riolering (DEFINITIEF) Boschkens-west Goirle 09JV10090 09-10486-JV 08-12-09 RAPPORT Grotestraat 143 5141 JP Waalwijk tel: 0416-560381
Nadere informatieBouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)
Bouwlokalen INFRA Innovatie onder het maaiveld / renovatie van rioolstelsels Het riool in Veghel Jos Bongers Beleidsmedewerker water- en riolering Gemeente Veghel 21 juni 2006 Veghel in cijfers en beeld
Nadere informatieBerekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel
Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel Gemeente Goirle projectnr. 219713 revisie 3.0 12 juli 2010 Opdrachtgever Gemeente Goirle Afdeling Realisatie en beheer Postbus 17 5050 AA Goirle datum vrijgave
Nadere informatieBijlage 5 Wateradvies Wetterskip
vastgesteld bestemmingsplan West-Terschelling West Aletalaan fase 4 Gemeente Terschelling Projectnummer 250651 Bijlage 5 Wateradvies Wetterskip blad 259 van 381 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud WFN1215886
Nadere informatieBergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland
Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland Definitief Gemeente Kampen Grontmij Nederland bv Zwolle, 29 november 2005 @ Grontmij 11/99014943, rev. d1 Verantwoording Titel : Bergingsberekeningen
Nadere informatieInvloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland)
1 Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland) Op 26 augustus 2008 heeft Omar Boukhris een doctoraatsstudie verdedigd aan de K.U.Leuven
Nadere informatiePidpa Riolering in Malle: Leegstede - Eertbolweg - Aanleg riolering -
Pidpa Riolering in Malle: Leegstede - Eertbolweg - Aanleg riolering - Voorstelling infovergadering bewoners 22 november 2011 Inhoud presentatie 1. Voorstelling Pidpa Riolering 2. Leegstede - Eertbolweg
Nadere informatie,, _t KORTE NEERSLAGREEKSEN VOOR DE BEREKENING VAN RIOOLEMISSIES. neerslagintensiteit (mm/h) februari 1967
KORTE NEERSLAGREEKSEN VOOR DE BEREKENING VAN RIOOLEMISSIES ir. G. VAES, prof. J. BERLAMONT Laboratorium voor Hydraulica Departement Burgerlijke Bouwkunde Katholieke Universiteit Leuven SHORT RAINFALL SERIES
Nadere informatieWateropvang in groenzones aan de bron versus end-ofpipe buffering afwaarts in riolen of waterlopen. Patrick Willems Afdeling Hydraulica, KU Leuven
Wateropvang in groenzones aan de bron versus end-ofpipe buffering afwaarts in riolen of waterlopen Patrick Willems Afdeling Hydraulica, KU Leuven Beheer van overstromingen: Duurzaam stedelijk waterbeheer
Nadere informatieAfkoppel beslisboom Gemeente Venlo
Afkoppel beslisboom Gemeente Venlo Geachte lezer, Inleiding Voor u ligt de zogenaamde afkoppel-beslisboom van de Gemeente Venlo. De afkoppelbeslisboom is een stappenplan, bedoeld als hulpmiddel om te bepalen
Nadere informatieHemelwater Studiedag KNVA, 28 februari. Michel Cuypers
Studiedag KNVA, 28 februari Michel Cuypers Waterbronnen Hemelwater kwalitatief ok investeren in waterbassin/silo/filter/ontsmetting /algenbestrijding Grondwater beschikbaarheid milieuvergunning aanwezigheid
Nadere informatieAddendum B25 Aanstiplijst hemelwater. 1 Vul de aanstiplijst hemelwater in.
Addendum B25 Aanstiplijst hemelwater 1 Vul de aanstiplijst hemelwater in. Controle van de voorwaarden uit de verordening hemelwater bij een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een melding
Nadere informatieInformatieavond Bouwkavels Molenbeek
Informatieavond Bouwkavels Molenbeek Informatieavond Bouwkavels Molenbeek Programma informa+eavond 1. Welkom en uitleg van het proces na de ondertekening van de reserveringsovereenkomst door Ariën Schaap
Nadere informatieProvincie Vlaams-Brabant Provinciale stedenbouwkundige verordeningen hemelwater: aanstiplijst
Provincie Vlaams-Brabant Provinciale stedenbouwkundige verordeningen hemelwater: aanstiplijst versie 1/3/2007 gemeente. Waarvoor dient dit formulier? Met dit formulier kunt u nagaan of uw aanvraag voldoet
Nadere informatieCode van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen
Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen Deel 6: Dimensionering hemelwaterriolen en gemengde riolen De Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg
Nadere informatieInfo-avond Riolerings- en wegeniswerken DOM-270/11/216-Z Borstekouterstraat - Fonteinstraat. Afkoppelingswerken op perceelsniveau
Info-avond Riolerings- en wegeniswerken DOM-270/11/216-Z Borstekouterstraat - Fonteinstraat Afkoppelingswerken op perceelsniveau 1 Toelichting afkoppelen Wat is scheiden en afkoppelen? Waarom scheiden?
Nadere informatieInfovergadering. Project: Kleine Kruisstraat te Herk-de-Stad
Infovergadering Project: Kleine Kruisstraat te Herk-de-Stad 1. Wetgeving 2. Afkoppelen 3. Afkoppeladvies 4. Belangrijk om te weten 5. Premie Fluvius Elektriciteit Aardgas Kabeltelevisie Riolering: rioolbeheerder
Nadere informatieGescheiden riolering voor bestaande woningen
Gescheiden riolering voor bestaande woningen een geschenk uit de hemel gebruik je nuttig. Daarom houden we hemelwater en afvalwater graag apart. WaT uit de hemel komt, hoort niet In de riolering Water
Nadere informatieHet nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.
NOTITIE Onderwerp : Waterparagraaf Opdrachtgever : Dibema Montfort B.V. Projectnummer : RDL-007-01 Projectomschrijving : Wonen Aan de Kasteeltuinen Opgesteld door : ing. R. Peeters Paraaf: Datum
Nadere informatieIntroductie RainTools
Introductie RainTools Harry van Luijtelaar, Stichting RIONED DowntheDrain, 21 april 2015 Oefenen Vraag 0 Hoeveel m3 water is 1 mm neerslag op 10 ha afvoerend oppervlak? Antwoorden 0 1 Ontwikkeling RainTools
Nadere informatieHydraulica. Practicum Verhanglijnen BB1. Prof. dr. ir. R. Verhoeven Ir. L. De Doncker
Hydraulica Prof. dr. ir. R. Verhoeven Ir. L. De Doncker Practicum Verhanglijnen BB1 Academiejaar 2007-2008 Jan Goethals Jan Goormachtigh Walid Harchay Harold Heeffer Anke Herremans Bart Hoet Inhoud Inleiding...
Nadere informatieOM MEER TE WETEN OVER DE INRICHTINGEN
OM MEER TE WETEN OVER DE INRICHTINGEN De meest voorkomende inrichtingen worden hieronder vermeld. Voor meer details, raadpleeg www.nwrm.eu (NWRM: Natural Water Retention Measures), Europese nomenclatuur
Nadere informatieDoel: voorkom regenwateroverlast!
http://bit.ly/2pjgadl Wereldtemperatuur 188-216 Ontwikkeling extreme neerslag Doel: voorkom regenwateroverlast! Masterclass klimaatadaptatie Kennemerland, 18 mei 217. Harry van Luijtelaar, Stichting RIONED
Nadere informatieWateroverlast voorkomen 31/05/2016
Wateroverlast voorkomen 31/05/2016 18/11/2016 1 Wateroverlast voorkomen 2 Wateroverlast voorkomen Decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003 Artikel 8: verplichtingen aan vergunningverlener = WATERTOETS
Nadere informatieBasisopleiding Riolering Module 2
Basisopleiding Riolering Module 2 Cursusboek Nieuwegein, 2012 w w w. w a t e r o p l e i d i n g e n. n l Stichting Wateropleidingen, november 2012 Groningenhaven 7 3433 PE Nieuwegein Versie 5.1 Niets
Nadere informatieMemo. Figuur 1 Overzicht plangebied en omgeving (bron: googlemaps) blad 1 van 7
Memo nummer water 1 datum 15 juli 2013 aan Arno Derks Croonen van Arjan van Beek Oranjewoud kopie Ruud van Hoek Oranjewoud project Haalbaarheidsstudie Prodrive Ekkersrijt gemeente Son projectnummer 252510
Nadere informatie