De Staat van Leiden 2011

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Staat van Leiden 2011"

Transcriptie

1 De Staat van Leiden 211

2 Colofon Gemeente Leiden De Staat; Leven in Leiden 225: cijfers en ontwikkelingen Aan de Staat van Leiden hebben meegewerkt: Hanny Zalme, Karin Theulings, Ellen Dijkstra, Letty Lettinga, Jasmijn Bongers, Maaike van der Werf, Wim van den Eshof, Hans de Kwaasteniet, Wieke Bertina, Piet Minderhout, Gerda Visser, Megchel van Es, Enna Bongers, Liesbet Dijkstra, Jan van Kleef, Astrid van Leeuwen (projectleider) en Marjan van Duijn (projectleider) 2

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. De Leidse bevolking Wie wonen er in Leiden? Opleidingsniveau Inkomen Arbeidsparticipatie Conclusies Sociale infrastructuur Gezondheid en welzijn Jeugd en onderwijs Cultuur Sport en bewegen Conclusies Wonen en leefomgeving Woningvoorraad Doelgroep van beleid Studentenhuisvesting Leefbaarheid Woningbehoefte en Nieuwbouwmonitor Wonen, Zorg en Welzijn Veiligheid Conclusies Economie en arbeidsmarkt Ontwikkeling bedrijvigheid kenniseconomie, kennissamenleving Arbeidsparticipatie Conclusies 85 3

4 4

5 1. Inleiding Voor u ligt de Staat van Leiden anno 211. Dit document is gemaakt ter voorbereiding op de Sociaal-Maatschappelijke Structuurvisie 225, Leven in Leiden, de kracht van mensen. Deze notitie geeft een actueel beeld van Leiden op een aantal kenmerken die belangrijk zijn voor de vitaliteit van de stad: de inwoners van Leiden, de sociale infrastructuur, de economische vitaliteit, de woon- en leefomgeving... Daarnaast gaan we in op trends en ontwikkelingen binnen deze beleidsvelden. Verantwoording en leeswijzer Onder iedere grafiek en tabel is de bron van de gegevens vermeld. Ook wordt de peildatum of de periode waarover de gegevens gaan vermeld. De vermelde gegevens zijn de meest actuele die de gemeente begin maart 211 beschikbaar had. Voor demografische gegevens zijn dat bijvoorbeeld cijfers tot 1 januari 211 en bevolkingsprognoses die het CBS en PBL in 29 hebben gemaakt. Van bronnen waarvan de gemeente zelf bronhouder is (zoals GBA) zijn actuelere cijfers beschikbaar dan van externe bronnen. 5

6 2. De Leidse bevolking 2.1 Wie wonen er in Leiden? Leiden is een levendige stad met een relatief jonge en hoogopgeleide bevolking, een echte studentenstad dus. Leiden zal de komende tijd waarschijnlijk geen groei of krimp van betekenis krijgen. Maar de landelijke trend van vergrijzing en ontgroening zal ook in Leiden effecten hebben. Ten opzichte van de andere 1.+ gemeenten (exclusief de G4) heeft Leiden wat meer allochtonen, zowel westers als niet-westers. Beide groepen allochtonen zullen in 23 groter zijn dan nu Bevolkingsontwikkeling: Leiden heeft een stabiel aantal inwoners Nederland heeft en houdt te maken met krimp; echter: dit geldt zeker niet voor het hele land. De laatste gecombineerde landelijke en regionale bevolkingsprognose 1 wijst namelijk op een toename van de Nederlandse bevolking van 16,5 miljoen inwoners in 21 tot 17,4 miljoen inwoners in 23; dat is een toename van ruim vijf procent. Krimp doet zich vooral voor in de perifere gebieden van Nederland, zoals delen van Noord en Oost Nederland, Limburg, Brabant en Zeeland. De groei doet zich voor in de steden, vooral in de Randstad: de nieuwe urbanisatie. Jong en dynamisch vertrekt uit gebieden in de luwte naar de stad. De tegenstellingen binnen Nederland tussen o.a. stad en platteland worden hiermee waarschijnlijk groter. De Randstad als geheel zal blijven groeien.. Leiden is in 21 de 23 ste gemeente van Nederland, met 117,1 duizend inwoners. De bevolkingsomvang van Leiden schommelde in het eerste decennium van de 21 e eeuw tussen de 117 en 119 duizend inwoners. Het hoogste aantal, 118,7 duizend dateert van begin 24. De prognose geeft voor 23 een bevolkingsaantal van 118,3 duizend Leidenaren, een groei van 1% ten opzichte van 21; De regio Holland Rijnland groeit in dezelfde periode met ruim 26 duizend mensen, ofwel met zo n 3%. Ook in de regio is de percentuele groei lager dan het landelijk gemiddelde. De nieuwe urbanisatie van de Randstad zal dus maar voor een relatief klein deel plaatsvinden in Leiden en regio. Dat de Leidse bevolking maar zo weinig groeit, komt vooral doordat het aantal eenpersoonshuishoudens de komende jaren zeer sterk (+17%) toeneemt: van 3,9 duizend nu naar 36,2 duizend in prognose PEARL van CBS en PBL, die is gemaakt in 29 Leidse bevolking, verleden, heden en toekomst Bronnen: GBA (2 t/m 211), regionale prognose CBS/PBL (PEARL 29) * bijgestelde prognose: de CBS/PBL prognose is gemaakt in 29, inmiddels is de werkelijke bevolkingsomvang per 1 januari 211 bekend, die liggen achthonderd hoger dan in de prognose. Duizenden 117,2 117, 117,2 117,7 118,7 118,6 118,1 117,5 116,9 116,8 117,1 118, 117,5 118,3 118,3 119, jaren 2 t/m 211 prognose bijgestelde prognose 6

7 Het aantal meerpersoonshuishoudens daalt in deze periode maar heel licht. Per saldo neemt het aantal personen per huishouden af in deze periode. Er zijn echter aanwijzingen dat hier sprake is van een komende trendbreuk. De leeftijd waarop kinderen het ouderlijk huis verlaten neemt voor het eerst langzaam toe en kinderen keren vaker terug naar het ouderlijk huis. Het aandeel van zogenaamde boemerang kinderen is in twintig jaar tijd zelfs verdubbeld. Dit komt onder meer door de stijging van de woonlasten. Een andere aanwijzing is dat in Amsterdam, de stad met de hoogste individualisering, de gemiddelde woonbezetting voor het eerst sinds 195 weer toeneemt. Amsterdam is vaak trendsetter gebleken. 2 In Leiden is deze trendbreuk nog niet gesignaleerd. Leiden bouwt dus qua aantal woningen net voldoende om de individualisering op te vangen. Indien Leiden ervoor kiest om te willen groeien qua inwonersaantal dient de woningbouwproductie te worden verhoogd. Dit in afstemming met de regio. In de Leidse Ontwikkelingsvisie Leiden Stad van Ontdekkingen is voor het programma kennis maken en delen rekening gehouden met een bevolking van 136 duizend personen in 23, 17 á 18 duizend inwoners meer dan in de prognose voor het jaar 23 van CBS en PBL. De Ontwikkelingsvisie wordt op dit moment aan de actuele stand van zaken aangepast. Migratie Van 2 t/m 21 vestigden zich in Leiden ruim 86 duizend mensen, in dezelfde periode vertrokken er zo n 92 duizend. In de grafiek hieronder staat of deze mensen uit het binnenland of buitenland kwamen. af - bij vesting/vertrek (binnenland) immigratie/emigratie (buitenland) Je kunt ook een andere doorsnijding maken van vestiging- en vertrekcijfers, zoals naar de leeftijd van zich vestigende of vertrekkende personen. Dan zie je weer dat Leiden een studentenstad is: voor mensen in de studentenleeftijd is er ieder jaar weer een vestigingsoverschot, voor jongeren en ouderen (onder andere personen in gezinnen) is er ieder jaar een vertrekoverschot. Bron: GBA (opmerking: voor het jaar 2 geen onderverdeling vestigingimmigratie). 2 De Hollandse Metropool na de crisis; Jan Brouwer; Holland Blad, nummer 7, september 21. 7

8 tenstad is: voor mensen in de studentenleeftijd is er ieder jaar weer een vestigingsoverschot, voor jongeren en ouderen (onder andere personen in gezinnen) is er ieder jaar een vertrekoverschot. Leiden, gevestigde personen naar leeftijd, 2 t/m 21 Leiden, gevestigde personen naar leeftijd, 2 t/m < 18 jr 18 t/m t/m t/m Leiden, vertrokken personen naar leeftijd, 2 t/m 21 Leiden, vertrokken personen naar leeftijd, 2 t/m < 18 jr 18 t/m t/m t/m < 18 jr 18 t/m t/m t/m Leiden, SALDO gevestigde-vertrokken personen naar leeftijd, 2 t/m 21 Leiden, SALDO gevestigde-vertrokken personen naar leeftijd, 2 t/m Leiden, SALDO gevestigde-vertrokken personen naar leeftijd, 2 t/m < 18 jr 18 t/m t/m t/m < 18 jr 2 18 t/m t/m t/m Bron: GBA Bron: GBA < 18 jr 18 t/m t/m t/m Bron: GBA Verschillen binnen de stad Verschillen binnen de stad Op 1 januari 2 had Leiden inwoners, elf jaar later waren dat er , Op 1 januari 2 had Leiden inwoners, elf jaar later waren dat er , Verschillen ongeveer binnen zevenhonderd stad meer. Er zijn grote verschillen tussen de districten. Het ongeveer zevenhonderd meer. Er zijn grote verschillen tussen de districten. Het Op 1 januari 2 had Leiden inwoners, elf jaar later waren dat er , 6 ongeveer zevenhonderd meer. Er zijn grote verschillen tussen de districten. Het meest nam het Roodenburgerdistrict in omvang toe, hier is de nieuwbouwwijk Roomburg gelegen. Wat betreft inwoneraantal is dit district nu het grootste. Opvallend is ook de bevolkingsafname in de Merenwijk en de Stevenshof, nieuwbouwwijken in respectievelijk de jaren zeventig/tachtig en de jaren tachtig/ negentig van de vorige eeuw. Deze afname komt voor een groot deel doordat in die wijken geboren en getogen kinderen inmiddels volwassen zijn en het ouderlijk huis hebben verlaten. Een bevolkingsprognose op districtsniveau is niet beschikbaar. 8

9 Bevolkingsontwikkeling naar district Binnenstad-Zuid Binnenstad-Noord 1 Stationsd 2 Leiden Noord 3 Roodenburgerd 4 Bos- en Gasthuisd 5 Morsd 6 Boerhaaved 7 Merenwijkd 8 Stevenshofd Bron: GBA Bevolkingsontwikkeling naar district - saldi Binnenstad-Zuid Binnenstad-Noord 1 Stationsd 2 Leiden Noord 3 Roodenburgerd 4 Bos- en Gasthuisd 5 Morsd 6 Boerhaaved 7 Merenwijkd 8 Stevenshofd ontw Bron: GBA De grafieken op de volgende bladzijde tonen de bevolkingsontwikkeling naar leeftijd in de tien districten in het eerste decennium van deze eeuw. Een paar opvallende punten: de vergrijzing in diverse districten het hoge aantal twintigers in Binnenstad-Zuid en Binnenstad-Noord het uit het ouderlijk huis gaan van jongeren in de Merenwijk en de Stevenshof 9

10 Bevolkingsontwikkeling naar naar naar leeftijd leeftijd in de 1 leeftijd in in Leidse de de 1 1 districten, Leidse Leidse 1 districten, jan districten, 1 1 jan jan Binnenstad-Zuid Binnenstad-Zuid Binnenstad-Noord Binnenstad-Noord nnenstad-zuid 2: 2: inw inw.. 211: 211: 2: inw inw : inw : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw Stationsdistrict Stationsdistrict Roodenburgerdistrict Roodenburgerdistrict Morsdistrict Morsdistrict Merenwijkdistrict Merenwijkdistrict : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw Leiden Noord Bos- Bos- en en Gasthuisdistrict Boerhaavedistrict Boerhaavedistrict Stevenshofdistrict Stevenshofdistrict Leiden Noord : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw : 2: inw inw.. 211: 211: inw inw.. 1 Bron: GBA Bron: GBA GBA

11 Meer 1-persoonshuishoudens Het aantal meerpersoonshuishoudens in Leiden daalt tot 23 licht van 3,3 duizend nu tot 29,6 duizend (-2%). Het aantal 1-persoons huishoudens daarentegen zal stijgen van 3,6 naar 36,2 duizend. Steeds meer mensen leven in een 1-persoons huishouden, ook in Leiden. In 29 werd ruim een derde van de Leidse woningvoorraad bewoond door een of twee 5-plussers. Dat is een gemiddelde voor heel Leiden. In de Merenwijk exclusief de Slaaghwijk is dit percentage het hoogst van alle Leidse wijken: 45,6%. In de nabije toekomst zal het aantal een- en tweepersoonshuishoudens van 5-plussers ook in andere wijken gaan stijgen omdat mensen steeds langer zelfstandig blijven wonen (momenteel wonen zeven van elke acht 75-plussers in Leiden zelfstandig) en omdat zij steeds ouder worden. Zij kunnen ook langer zelfstandig blijven wonen als het aantal levensloopgeschikte woningen toeneemt. Ontwikkeling aantal inwoners per huishouden (en aantallen huishoudens en inwoners) % +4% +2% % -2% -4% -6% -8% + 7,5% + 1,% - 6,1% huishoudens inw oners inw oners per hh Bron: regionale prognose CBS/PBL (PEARL 29) Leeftijdsopbouw: ook in het nog jonge Leiden komt vergrijzing en ontgroening Leiden is van oudsher een studentenstad met de specifieke leeftijdsopbouw die daar bij hoort: veel jongeren tussen de 18 en 26 jaar. Deze groep zorgt er met name voor dat Leiden een jonge bevolking heeft. Want gezinnen met (jongere) kinderen komen in Leiden minder voor dan in de 5 grootste gemeenten. Het aantal Leidenaren in de studentenleeftijd zal ongeveer gelijk blijven, maar het aantal Leidenaren onder de 2 jaar zal flink dalen de komende 2 jaar. Per saldo een ontgroening dus. De vergrijzing is op dit moment in Leiden nog beperkt ten opzichte van de andere steden: 12% van de bevolking is 65+. Landelijk is dat nu 15,3%. Rond 23 zal Leiden op het landelijk gemiddelde zitten: dat is dan rond de 24%. Dit is dus bijna een verdubbeling van het aantal 65-plussers in Leiden in 2 jaar van 14,4 naar 27,2 duizend. Rond 218 is het moment waarop Leiden meer 65-plussers zal hebben dan 2-minners. Bevolkingsontwikkeling naar leeftijd (x duizend) Duizenden 6 79, 2 t/m 64 71,5 4 24,4 2-26,6 2 14, , Bron: regionale prognose CBS/PBL (PEARL 29) 11

12 Onderstaande figuur laat voor leeftijdscohorten van 5 jaar de ontwikkeling zien van 2 (groen) tot 23 (lichtblauw). Tussen nu en 23 is er een bevolkingsafname in bijna alle leeftijdsgroepen tot 6 jaar en een bevolkingstoename in de oudere leeftijdsgroepen: ontgroening en vergrijzing in een oogopslag zichtbaar. Duizenden (prognose) De gemiddelde leeftijd in Leiden is 38 jaar, in de 5 grootste gemeenten is dat 39 jaar. Groningen profileert zich als de jongste stad van Nederland: gemiddeld is men daar 34,6 jaar. Bronnen: GBA (2 en 211), regionale prognose CBS /PBL (PEARL 29) verhouding man/vrouw In Leiden zijn meer vrouwen dan mannen: 51,2% van de inwoners is van het vrouwelijk geslacht. De verhouding is bij verschillende leeftijdsgroepen nog schever. Er zijn meer vrouwelijke studenten dan mannelijke: van de 2-24 jarigen is 55,7% vrouw. Ook onder ouderen zijn er meer vrouwen: 56,6% van de 65-plussers is vrouw. Mannen zijn in de meerderheid (51,%) in de groep inwoners van 3 tot 5 jaar Trend: minder Leidenaren van Nederlandse herkomst meer van buitenlandse herkomst Anno 211 zijn Leidenaren van Nederlandse herkomst, van niet-wsterse herkomst en van westerse herkomst. Daarmee is 72% van Nederlandse herkomst, 15% van niet-westerse herkomst en 13% van westerse herkomst. De ontwikkeling naar steeds meer Leidenaren van buitenlandse herkomst (zowel westers als niet-westers) en steeds minder van Nederlandse herkomst zet zich in de prognoses voort. We zien in Leiden de laatste jaren geen noemenswaardige toename van mensen van oost-europese origine. Ontwikkeling bevolkingssamenstelling naar herkomst, 2-23 (aantallen * duizend) Bronnen: GBA en regionale prognose CBS/PBL (PEARL 29) 2 13,9 12,5 9, ,8 15,1 85, 22 18,5 15,4 83, ,8 16,7 81,8 Nederland niet-westers land westers land Duizenden 12

13 2.2 Opleidingsniveau Leiden heeft een groot aandeel hoogopgeleide inwoners. Leiden heeft veel hoogopgeleiden: van de 5 grootste gemeenten staat Leiden op de 2e plaats, niet toevallig tussen allemaal andere studentensteden in. En Leiden heeft ook relatief weinig laagopgeleiden: hier staat Leiden op de 5e plaats van onderen. Hierin is Leiden niet uniek: de steden die met Leiden in de top 5 van hoogopgeleiden staan, vinden we allemaal terug met weinig laagopgeleiden. Het opleidingsniveau is de afgelopen jaren gestegen. 3 Aan deze groei lijkt zo langzamerhand een einde te komen. Het aantal en aandeel hoog opgeleiden (HBO of hoger) in de Nederlandse samenleving is de laatste 1 jaar toegenomen. Leiden had altijd al een zeer hoog aandeel hoog opgeleiden en ook hier nam dat aandeel toe, maar relatief minder dan in heel Nederland. Toch is het aandeel hoger opgeleiden in Leiden nog altijd veel groter dan in heel Nederland (45% t.o.v. 27%). Wat verder opvalt is dat in heel Nederland het aandeel inwoners met een middelbaar opleidingsniveau ongeveer constant bleef terwijl het in Leiden daalde. Voor het aandeel met een laag opleidingsniveau geldt het omgekeerd: in Leiden ongeveer gelijk daling in heel Nederland. Opleidingsniveau van Nederlandse en Leidse bevolking vergeleken Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking (EBB) opmerking: De EBB is een landelijke enquête, slechts een beperkt aandeel van de respondenten zal in Leiden wonen, daardoor zijn de schommelingen voor Leiden veel groter dan voor heel Nederland Leiden Nederland 5% 4% 3% 4% 38% 45% 32% 5% 4% 3% 41% 38% 41% 32% 2% 1% 2% 1% 21% 27% % % laag middelbaar hoog laag middelbaar hoog Leiden mag hoogopgeleid zijn, de verschillen tussen de districten zijn aanzienlijk zoals onderstaande figuur aangeeft. 3 bron: Atlas voor gemeenten, 21. Opleidingsniveau in de Leidse districten vergeleken Bronnen: 1) Leidse districten: stadsenquête 29 en 21, 18- t/m 64-jarigen 2) Leiden en Nederland: CBS, Enquête BeroepsBevolking (EBB), 29 45% 27% 8 32% 41% 24% 32% Binnen stad-z Binnen Stations stad-n district Leiden Noord laag middelbaar hoog Rooden Bos- en burger Gasth. Mors district Boer haave Meren w ijk Stevens hof Leiden Nederland Bronnen: 1) Leidse districten: stadsenquête 29 en 21, 18- t/m 64-jarigen 2) Leiden en Nederland: CBS, Enquête BeroepsBevolking (EBB), 29 13

14 Stijging of daling op de Onderwijsladder? Door de algehele groei van onderwijsdeelname sprak het lange tijd vanzelf dat kinderen het in het onderwijs verder brachten dan hun ouders. Nu er steeds meer hoogopgeleide ouders zijn, wordt dit langzamerhand minder vanzelfsprekend. Bij recente cohorten neemt het percentage mannen met een lager opleidingsniveau dan hun ouders toe, terwijl minder mannen ten opzichte van hun ouders stijgen. Van de mannen, geboren tussen 1975 en 1985 behaalde ongeveer een kwart een lager opleidingsniveau dan hun ouders; bij de mannen, geboren tussen 1955 en 1965 was dat 15%. Bij vrouwen is (nog) geen omslag naar meer neerwaartse mobiliteit op de onderwijsladder zichtbaar. Ouders zijn nog steeds erg optimistisch over de onderwijskansen van hun kinderen. Aanleg, inzet, steun en motivatie vanuit het gezin worden gezien als de belangrijkste voorwaarden voor succes in het onderwijs Inkomen Leiden heeft relatief veel eenpersoonshuishoudens. Mede daardoor is het gemiddelde besteedbaar inkomen lager dan in heel Nederland; in 28 respectievelijk 33,4 duizend en 34,3 duizend. Nu is de vergelijking tussen verschillende typen huishoudens op deze manier niet helemaal zuiver; zo heeft een eenpersoonshuishouden minder kosten dan een gezin met kinderen. Aan de andere kant heeft een huishouden van meer personen schaalvoordelen die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding (de kosten per huishoudlid zijn kleiner). Daarom berekent het CBS ook gemiddelde gestandaardiseerde huishoudinkomens 5 In 28 was dit voor Leiden 24,4 duizend, net iets hoger dan in Nederland met 23,9 duizend. Inkomensverdeling in Leiden, 23 en 28 Bron: CBS RIO, gestandaardiseerde huishoudinkomens (die zijn exclusief studenten) 2% 1% 21% 18% 19% 19% 23% 21% 2% 2% 2% 18% 2% 2% 2% 2% 2% 2% 1% 22% 18% 18% 19% 23% 22% 21% 2% 19% 18% 2% 2% 2% 2% 2% % Leiden G32 Nederland van laag naar hoog % Leiden G32 Nederland van laag naar hoog 4 persbericht Wisseling van de wacht, Sociaal en Cultureel rapport 21, 1 december Dit is een maat voor de welvaart van een huishouden: het besteedbaar inkomen herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Bij de herleiding houdt het CBS rekening met de schaalvoordelen van grotere huishoudens. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens van verschillende grootte onderling vergelijkbaar. (Het CBS neemt huishoudens met alleen studiefinanciering niet mee in de berekeningen). 14

15 Nu zegt een gemiddelde nog niets over de spreiding van de huishoudinkomens. Daarom staat hieronder hoe de verdeling is over vijf inkomensgroepen. De inkomensgrenzen tussen de groepen zijn zo bepaald dat voor heel Nederland in elke groep 2% van alle huishoudens valt. In Leiden zitten naar verhouding wat meer inkomens in de laagste groep en in de hoogste groep. In de drie middelste groepen zitten naar verhouding net iets minder huishoudens dan landelijk. Ten opzichte van vergelijkbare middelgrote steden (G32) valt het hoge aandeel in Leiden op voor de hoogste (23% voor Leiden 18% voor G32). (Al deze percentages zijn op basis van gestandaardiseerde huishoudinkomens). De grafiek hieronder geeft de verdeling in 28 voor de Leidse districten. Ruim een derde (35%) van het aantal Leidse huishoudens zou op basis van het huishoudinkomen in aanmerking komen voor huurtoeslag 6. inkomensverdeling 28, duizenden idem, % Binnenstad-Zuid Binnenstad-Noord 1 Stationsd 2 Leiden Noord 3 Roodenburgerd 4 Bos- en Gasthuisd 5 Morsd 6 Boerhaaved 7 Merenw ijkd 8 Stevenshofd 9,9 1,4 3,4 4,7 4,5 5,6 6, 6,6 8,3 8,7 d d1 d2 d3 d4 d5 d6 d7 d8 d9 23% 15% 18% 17% 27% 31% 16% 19% 15% 19% 19% 11% 2% 23% 27% 34% 21% 19% 16% 1% 15% 16% 16% 2% 33% 26% 22% 18% 16% 17% 24% 2% 18% 21% 18% 2% 8% 13% 15% 44% 15% 16% 17% 21% 31% 11% 2% 21% 25% 22% van laag naar hoog Duizenden Leiden Nederland van laag 22% 2% 18% 2% 18% 2% 19% 2% 23% 2% % 2% 4% 6% 8% 1% naar hoog Breed of krap? Van de Leidenaren boven de 18 jaar komt tweederde makkelijk rond van hun inkomen. 6% komt (zeer) moeilijk rond. Van de lagere inkomensgroep geeft 21% aan (zeer) moeilijk rond te komen. Met voorgaande jaren is in grote lijnen niet veel verschil te zien; 27 lijkt een jaar te zijn waarin men in Leiden wat beter rond kon komen, hierna is het weer wat minder geworden, zodat 21 weer ongeveer hetzelfde beeld geeft als 23. Bron: CBS RIO, gestandaardiseerde huishoudinkomens ( exclusief studenten) 6 Bron: CBS RIO, cijfers 28 Rondkomen met huishoudinkomen, Bron: Stadsenquête Leiden 23 2% 8% 25% 54% 12% 24 3% 7% 22% 53% 15% 25 2% 11% 24% 47% 15% 26 2% 8% 25% 51% 15% 27 2% 6% 19% 54% 19% 28 8% 23% 54% 14% 29 2% 5% 24% 53% 15% 21 5% 28% 49% 16% Zeer moeilijk Moeilijk Komt net rond Gemakkelijk Zeer gemakkelijk 15

16 2.4 Arbeidsparticipatie Leiden werkt! De netto arbeidsparticipatie is de werkzame beroepsbevolking ten opzichte van de totale groep 15 t/m 64 jarigen. Deze is in Leiden (bijna 69%) iets hoger dan in Nederland als geheel (68%). Opvallend is dat het verschil tussen de participatiegraad van mannen en vrouwen veel kleiner is dan in Nederland; de participatiegraad van mannen is in Leiden lager dan in heel Nederland en die van vrouwen is hoger. Netto arbeidsparticipatie, Leiden en Nederland, 29 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 69% 72% 66% 68% Leiden 76% Nederland 6% totaal mannen vrouwen De cijfers voor de netto arbeidsparticipatie in Leiden schommelden de afgelopen jaren tussen de 63% en 74%. Dit heeft te maken met de vrij kleine steekproef op gemeentelijk niveau van deze landelijke enquête. Bron: CBS, Enquête BeroepsBevolking (EBB), 29 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 7% 64% 73% 65% 74% 64% 71% 64% 65% 64% 69% 65% 68% 67% 63% 68% 69% 68% Leiden Nederland Anno 211 is de omvang van de potentiële beroepsbevolking (alle 15 t/m 64 jarigen) in Leiden De prognose laat voor 23 een afname zien tot circa 76,5 duizend personen. Leiden keert relatief weinig bijstandsuitkeringen uit ten opzichte van het aantal 18 t/m 64 jarigen. Eind 29 werden er ruim 2.5 uitkeringen verstrekt aan ruim 2.8 personen. Dat is minder dan in het jaar 2. Leiden scoort ten opzichte van Nederland als geheel iets boven het gemiddelde, wat te maken heeft met het grote stad zijn. Als Leiden namelijk vergeleken wordt met de 5 grootste gemeenten scoort ze ongeveer als middelste gemeente. Bron: CBS, Enquête BeroepsBevolking (EBB), 29 Mensen met een bijstandsuitkering zijn relatief vaak boven de 45 jaar, vrouw of van niet-westerse afkomst. Een grote groep van ruim 8 mensen bestaat uit Leidenaren van 45 t/m 64 jaar die langer dan drie jaar in de bijstand zitten. 16

17 Aantal bijstandsuitkeringen als percentage van 18 t/m 64-jarigen 3% 2% 3,4% 3,1% 3,3% 2,9% 3,1% 2,6% 2,9% 2,5% 2,9% 2,7% 1% % eind 25 eind 26 eind 27 eind 28 eind 29 Leiden Nederland Bron: CBS Bijstand In 24 werden in Leiden meer bijstandsuitkeringen verstrekt dan landelijk. Zoals de tabel laat zien was dit eind 25 niet meer het geval. (De tabel wordt hierop nog aangepast.) Als we kijken naar de ontwikkeling vanaf eind 25 tot nu en 28 als referentiepunt nemen zien we dat Leiden het crisisjaar 29 goed heeft doorstaan. Terwijl in Nederland als geheel het aantal bijstandsuitkeringen steeg met 8,5 % in dat jaar, bleef het in Leiden nagenoeg stabiel met,4% stijging. Een verklaring hiervoor is het feit dat Leiden veel werkgelegenheid kent die niet zo conjunctuurgevoelig is, zoals (gezondheids)zorg en onderwijs. Gezien de vele bezuinigingen die eraan komen, kan de crisis nog komen. De huidige stand is 2.6 uitkeringen. Ontwikkeling bijstandsuitkeringen referentiepunt eind december 28 (%) +25% +2% +15% +1% +5% % eind 25 eind 26 eind 27 eind 28 eind 29 +8,5% +,4% Leiden Nederland Bron: CBS 2.5 Conclusies Leiden kent een stabiel aantal inwoners met een relatief jong en hoogopgeleide bevolking. Het bevolkingsaantal schommelt tussen de 116 duizend en 119 duizend inwoners. De landelijke trend van vergrijzing en vergroening heeft ook in Leiden effect. In 23 is circa 24% van de Leidse bevolking 65 jaar of ouder. Nu is dit nog 12%. Rond 218 zal Leiden meer 65+ hebben dan 2-. Het aantal Leidenaren in studentenleeftijd blijft ongeveer gelijk. Het aantal Leidenaren onder de 2 jaar daalt flink. 17

18 Het aantal eenpersoonshuishoudens stijgt flink van 3,6 duizend naar 36,2 duizend huishoudens. Steeds meer mensen leven in een eenpersoonshuishouden. De ontwikkeling naar meer allochtonen, zowel westers als niet-westers en minder autochtonen zet zich in de prognoses voort. Vanaf 22 tot 29 zien we de trend dat het hoge opleidingsniveau licht toeneemt tot 45%. Het lage opleidingsniveau blijft ongeveer gelijk op 23% en het middelbaar opleidingsniveau neemt af tot 32%. Het opleidingsniveau verschilt erg per district. Het gemiddelde besteedbaar inkomen is lager dan in heel Nederland; in 28 is dit voor Leiden 33.4,-- en voor Nederland 34.3,--. Indien gekeken wordt naar gestandaardiseerde huishoudinkomens ligt dit voor Leiden net iets hoger dan Nederland, namelijk 24.4 en 23.9,--. Als er gekeken wordt naar de spreiding van de inkomens dan zitten in Leiden naar verhouding wat meer inkomens in de laagste en in de hoogste groep (68%). De netto arbeidsparticipatie is in Leiden iets hoger (69%) dan in Nederland. De omvang van de potentiële beroepsbevolking laat een afname zien van ruim 85 duizend naar circa 76 duizend personen (23). Het aantal bijstandsuitkeringen is vanaf 25 tot 28 gedaald. In 29 bleef dit aantal in Leiden nagenoeg stabiel terwijl dit landelijk flink is gestegen vanwege de economische crisis. Het opleidingsniveau, het inkomensniveau en het al dan niet hebben van betaald werk zijn bepalende factoren voor het weerstandsvermogen van individuen. Het opleidingsniveau bepaalt de arbeidsmarkt- en inkomenspositie en beïnvloedt opinies, maatschappelijke mogelijkheden en feitelijke keuzen van individuen. Werk verschaft een inkomen en biedt mensen een kans om zich verder te ontwikkelen en nieuwe sociale contacten te leggen. Het inkomen is van belang omdat dat mensen al dan niet in staat stelt maatschappelijke activiteiten te ondernemen en sociale netwerken te onderhouden. Er zijn soms grote verschillen in de sociaaleconomische posities tussen de Leidse wijken. De vraag hierbij is hoe deze groepen van verschillende sociaaleconomische klassen, met verschillende capaciteiten en vaardigheden, in het Leiden van 225 samenleven. 18

19 3 Sociale Infrastructuur 3.1 Gezondheid en welzijn De basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van zorg en welzijn ligt in twee wetten: de Wet Publieke Gezondheid (WPG) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). De WPG is in 28 vastgesteld. De wet regelt de organisatie van de openbare gezondheidszorg en de bestrijding van infectieziektecrises. Ook regelt de wet de jeugd- en ouderengezondheidszorg. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geeft gemeenten de basis om ervoor te zorgen dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zelfstandig kan blijven wonen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met beperkingen door ouderdom of handicap of een chronisch psychisch probleem. Als meedoen of zelfstandig wonen niet lukt zonder hulp, kan de gemeente gevraagd worden om ondersteuning. De Wmo is de basis voor de gemeentelijke inzet ten aanzien van: woningaanpassingen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen (voorheen via de WVG) het welzijnsbeleid (voorheen via de Welzijnswet 1994) de huishoudelijke verzorging (voorheen via de AWBZ) de bestrijding van huiselijk geweld de verzorging van Vrouwenopvang de zorg voor dak- en thuislozen (Maatschappelijke Opvang) Gezien de aard van deze wetten ligt in deze paragraaf de nadruk op een beschrijving van de aanwezigheid van problemen en beperkingen Staat van de gezondheid Bij het schrijven van deze paragraaf is gebruik gemaakt van de cijfers uit de gezondheidspeilingen jeugd en volwassenen van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Hollands Midden (GGDHM) (2, 25 en 29). Levensverwachting en sterfte De levensverwachting van Leidenaren bij hun geboorte is vergelijkbaar met het gemiddelde van Nederland: 8,4. Vrouwen worden gemiddeld 4 jaar ouder dan mannen (82,2). De levensverwachting is de afgelopen jaren gestegen en zal ook in de komende decennia zichtbaar blijven. Landelijk stijgt de levensverwachting tot 25 met zes jaren. Gezien de vergelijkbare gezondheidssituatie in Zuid-Holland Noord is de voorspelling dat de levensverwachting in Zuid-Holland Noord een vergelijkbare stijging zal laten zien. Ook de sterfte per 1. inwoners wijkt niet af van het gemiddelde van Nederland (72,1). Mensen overlijden het vaakst aan kanker of hart en vaatziekten. 19

20 Gezondheid Leiden Zuid-Holland Noord ziekten en aandoeningen (28, 29) astma/copd 13% 8% 11% 13% 7% 1% Artrose 9% 35% 9% 34% Diabetes <1% 4% 17% 1% 3% 14% migraine, ernstige hoofdpijn 18% 12% 6% 16% 13% 6% Rugaandoening 1% 14% 9% 13% één of meer ziekten/aandoeningen (28, 29) matig tot slecht ervaren gezondheid (28, 29) Bron: gezondheidspeiling GGD HM 45% 45% 82% 45% 47% 81% 4% 12% 28% 4% 8% 25% Uit bovenstaande tabel valt op dat ten opzichte van de regio meer Leidenaren hun gezondheid als matig tot slecht ervaren. Dit is toegenomen van 9% in 2, tot 1% in 25 en 12% in 29. Meer volwassenen hebben risico op angst en/of depressie (42%) dan in Zuid-Holland Noord (38%). Bovendien geven mensen aan zich eenzaam te voelen. In vergelijking met voorgaande jaren is er een toename van mensen die een of meerdere ziekten/aandoeningen hebben (van 38% in 25 naar 45% in 29). Op basis van veranderingen in de samenstelling van de bevolking is in de periode een grootse toename in het vóórkomen van coronaire hartziekten, COPD en CVA (stijging van ongeveer 3%) te verwachten. De prevalentiecijfers 7 voor deze aandoeningen stijgen sterker dan in heel Nederland. Dit komt onder meer omdat deze aandoeningen in verhouding veel vaker voorkomen onder 75-plussers en het aantal 75-plussers in Zuid-Holland Noord naar verwachting sterker stijgt dan in Nederland. Er is een groot aantal leefstijlfactoren die het ontstaan van ziekten kunnen bevorderen. De rijksoverheid heeft de volgende speerpunten genoemd voor beleid op het gebied van gezondheidspreventie en bevordering: Overmatig alcoholgebruik Depressie Roken Overgewicht In het voorjaar 211 wordt hier het kunnen weerstaan van negatieve verleidingen aan toegevoegd. Het percentage volwassenen in Leiden dat zwaar drinkt ligt hoger dan in de regio Zuid-Holland Noord. Dit percentage schommelt door de jaren heen. In 2 was het 13%, in 25 2% en in 29 15%. Onder volwassenen (19-64-jarigen) is het aantal Leidenaren met kans op een angststoornis of depressie hoger dan in de totale regio. Het aantal volwassenen met suïcidegedachten is hoger en het aantal volwassenen dat matige of ernstige eenzaamheid ervaart is hoger. Het feit dat dit soort problemen meer voorkomt in Leiden dan in de rest van de regio past bij het feit dat Leiden een grote stad is. De hogere mate van individualisering, maar ook het relatief groot aantal mensen met een lage opleiding en/of laag inkomen zijn hierop van invloed. De kans op ziek worden is voor mensen met een lage opleiding of een laag inkomen groter. 7 Het prevalentiecijfer wordt vastgesteld op basis van het aantal zieken of ziekten gedeeld door het totaal aantal onderzochte personen. 2

21 Ook brengen mensen met een hoge opleiding meer jaren in goede gezondheid door en is de gemiddelde leeftijd waarop ze overlijden hoger dan bij mensen met een lage opleiding. We noemen dit sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Ook het al of niet hebben van betaald werk blijkt sterk te discrimineren tussen mensen die hun gezondheid als goed ervaren en zij die een minder goede gezondheid hebben. Hetzelfde geldt voor het bezoek aan de huisarts. Lager opgeleiden gaan vaker naar de huisarts. Van verschillende leefgewoonten als roken en minder gezond eten is bekend dat deze vaker voorkomen bij mensen met een lage sociaaleconomische status (SES). Volwassenen en ouderen (65+) rapporteren minder overgewicht dan in de regio. In verhouding tot voorgaande jaren neemt het aantal mensen dat aangeeft overgewicht te hebben wel toe. In 2 was dit 36%, in 25 38% en in 29 41%. Als het gaat om eetgewoonten wijkt de Leidenaar in positieve zin af van de regio. Een groter percentage eet dagelijks groente en fruit. Het ontbijtgedrag van de jeugd wijkt echter in negatieve zin af. 2% ontbijt minder dan 5 keer per week t.o.v. 17% in de regio. In de paragraaf leefstijl jeugd wordt verder ingegaan op de gezondheid van jongeren. Beschikbaarheid zorgaanbod in Leiden Leiden kent een groot en divers zorgaanbod. Met name in de verzorging en verpleging is er sprake van wachtlijsten, dit geldt ook in beperkte mate voor de gehandicaptenzorg en in nog mindere mate voor de geestelijke gezondheidszorg. De wachtlijsten voor de verpleging en de verzorging in de regio Zuid-holland Noord zijn hoger dan de landelijke vastgestelde streefnormen en maximale wachttijden voor niet-acute zorg (treek-norm). Uit onderzoek van het Zorgkantoor Zorg en Zekerheid blijkt dat die overschrijding vooral wenswachtenden betreft. Dit zijn mensen die een voorkeur hebben voor een bepaalde aanbieder of zorgverlener en als gevolg daarvan er de voorkeur aan geven langer op de wachtlijst te staan dan door een ander geholpen te worden. Daarnaast zijn er ook wachtlijsten voor de GGZ-jeugd als gevolg van een snel groeiende vraag naar deze vorm van zorg. Dit is een landelijk probleem. Ook zijn er relatief veel jonge licht verstandelijk gehandicapten die wachten op een plek. Hier ligt het probleem niet zozeer bij het beschikbaar aantal plaatsen, maar meer bij de juiste matching van jongere en beschikbare plaats. Vooralsnog is er geen tekort aan huisartsen, tandartsen of andere eerstelijnszorgverleners. Binnen 5 tot 1 jaar kan hier wel een tekort gaan ontstaan. Er is een groot aantal huisartsen die de komende jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Een groot deel van hen heeft een solo-praktijk aan huis. Aangezien de trend is om met meerdere huisartsen of andere eerstelijnszorgverleners samen een gezondheidscentrum te vormen, ontstaat hier een ruimtevraag Welzijn/Sociale gezondheid Ongezonde mensen zijn in meer of mindere mate sociaal uitgesloten of lopen risico het te worden. Sociale uitsluiting wordt gekenmerkt door een tekort of achterstand op zowel sociaal-maatschappelijk als economisch vlak. Het gaat om onvoldoende sociale participatie (sociaal isolement), onvoldoende integratie (stigmatisering, discriminatie), materiële achterstand (armoede, schulden) en onvoldoende toegang tot gezondheidszorg, huisvesting, onderwijs, dienstverlening en/of veiligheid. De vier algemene risicofactoren voor sociale uitsluiting zijn een slechte lichamelijke gezondheid, een slechte psychische gezondheid, financiële problemen en 21

22 uitkeringsgerechtigd of werkloos zijn (model sociale uitsluiting, Jehoel-Gijsbers, 24). In hoofdstuk 2 staat beschreven hoeveel van de mensen in Leiden te maken hebben met materiële achterstand. Ook wordt er geschreven over de werkloosheid en het aantal uitkeringsgerechtigden. Hierboven is ingegaan op de fysieke en psychische gezondheid. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan sociale participatie en integratie. Sociale participatie Aantal sociale contacten In Leiden is men ontevredener over sociale contacten in de buurt dan in andere gemeenten in Holland Rijnland en Zuid-Holland. Men heeft minder contact met zijn directe buren (45,1%), minder contact met andere buurtbewoners (3,9). Daarnaast is men het vaker eens met de stelling: Mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks. De Leidenaar heeft gemiddeld vergelijkbaar contact met familie en relatief vaker contact met vrienden en kennissen. Mensen die vrijwilligerswerk doen/ soort vrijwilligerswerk Uit het Permanent Onderzoek leefsituatie 27 blijkt dat in Nederland 44% van de volwassenen in 27 vrijwilligerswerk heeft verricht. De meeste vrijwilligers zetten zich in voor een sportvereniging. Mannen en vrouwen doen vrijwel even vaak vrijwilligerswerk, maar voor andere soorten organisaties. Zo doen mannen vooral vrijwilligerswerk voor een sportvereniging, kerk of moskee, terwijl vrouwen eerder kiezen voor vrijwilligerswerk op school of in de verzorging. Het grootste aandeel vrijwilligers is te vinden onder jarigen. Er zijn meer vrijwilligers onder hoogopgeleiden dan onder laagopgeleiden. Verlenen van informele hulp In Leiden waren in mantelzorgers en mantelzorgers dat langdurige en/of intensieve hulp verleent (Tympaan instituut). Hoewel het totaal aantal mantelzorgers de afgelopen periode is gelijk gebleven, blijkt het aantal mensen dat langdurige of intensieve hulp verleent toegenomen. Hierdoor is het aantal zwaar of overbelaste mantelzorgers in 28 1,5 keer zo groot als in 21. De stijging hangt samen met de toenemende nadruk van de overheid op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Zo wordt van huisgenoten bijvoorbeeld verwacht dat zij hulp bij het huishouden verlenen of hulp geven bij persoonlijke verzorging. Daarnaast zorgt de extramuralisatie ervoor dat steeds meer mensen thuis intensieve hulp nodig hebben (SCP, Mantelzorg uit de doeken 21). Integratie van niet-westerse Leidenaren In hoofdstuk 2 is aangegeven hoe de verdeling tussen Leidenaren van Nederlandse, westerse-, en niet-westerse herkomst is. De groep Leidenaren van niet-westerse afkomst bestaat voor het grootste deel uit Marokkanen (52). Het aantal mensen van Turkse herkomst is minder (2.231). Voor beide groepen geldt dat ongeveer de helft 1e en de helft 2e generatie is. Overige groepen die onderscheiden worden zijn Surinamers (1.93) en Antilianen (1.335). Daarnaast is er nog een groep van overige. 8 8 GBA Leiden

23 In deze paragraaf wordt een algemeen beeld van de huidige stand van integratie in Nederland geschetst. Uiteraard gaat hier een grote diversiteit achter schuil. Dit zijn landelijke gegevens. Uit de publicatie Jaarrapport integratie 29 van het SCP blijkt dat op de langere termijn een aantal positieve ontwikkelingen op het gebied van integratie zichtbaar is. Positief is bijvoorbeeld de toenemende instroom van niet-westerse migranten in het hoger onderwijs en de daarmee verband houdende algehele stijging van het opleidingsniveau onder niet-westerse groepen. Steeds meer leden van nietwesterse groepen beheersen de Nederlandse taal en spreken die met partner en kinderen. Van de niet-westerse allochtonen is het toenemende aandeel van de tweede generatie. Als gevolg hiervan is er ook een verbetering op de arbeidsmarkt zichtbaar: het beroepsniveau stijgt langzaam maar zeker, migrantenondernemers worden steeds succesvoller en langzamerhand treedt een daling van de uitkeringsafhankelijkheid en armoede onder niet-westerse huishoudens op. Ook op de woningmarkt gaan migranten duidelijk vooruit: ze kopen vaker een huis en hebben meer ruimte ter beschikking. Vrouwen van niet-westerse herkomst krijgen minder en later kinderen. Dit geldt vooral voor de tweede generatie. Ze gaan hierin steeds meer op autochtone Nederlandse vrouwen lijken. Het lagere kindertal heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat niet-westerse vrouwen zich de afgelopen jaren meer op de arbeidsmarkt zijn gaan richten. De arbeidsdeelname van vrouwen van Turkse en Marokkaanse herkomst is in tien jaar tijd aanzienlijk gestegen, en ook het beroepsniveau en de economische zelfstandigheid van migrantenvrouwen nemen toe. De effecten van de kredietcrisis beginnen in de eerste helft van 29 duidelijk voelbaar te worden. De werkloosheid loopt snel op onder niet-westerse migranten. Vooral jongeren worden hiervan de dupe. Inmiddels is een op de vijf niet-westerse jongeren werkloos (landelijke cijfers, tweede kwartaal 29). Hoewel de deelname aan de hogere vormen van onderwijs onder migrantengroepen toeneemt, beschikt nog niet de helft van de niet-schoolgaande jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst over een startkwalificatie. Daarnaast verkeren zij door hun oververtegenwoordiging in tijdelijke functies in een kwetsbare positie. De woon- en schoolsegregatie is aanzienlijk en neemt eerder toe dan af. Vooral in de grote steden zijn er tal van buurten waar bijna geen autochtone Nederlander meer woont en ook komen niet-westerse leerlingen op menige school geen autochtoon kind meer tegen. In Leiden is dit niet zo extreem maar is wel te zien dat er in een aantal wijken duidelijk meer niet-westerse allochtonen wonen dan in andere wijken. De onderlinge sociale afstand tussen autochtonen en niet-westerse allochtonen is groot. In de achterliggende jaren zijn de vrijetijdscontacten tussen niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders niet toegenomen. Tussen de verschillende bevolkingsgroepen bestaat aanzienlijk wederzijds onbegrip, met name tussen moslims en niet-moslims. De inhaalslag van migrantenleerlingen in het onderwijs verloopt langzaam. Er is vooruitgang, maar als het in dit tempo doorgaat, gaat het nog vele jaren duren voor achterstanden zijn ingelopen. Dit komt vooral doordat taalachterstanden aanzienlijk zijn. Taalbeheersing Een goede beheersing van de Nederlandse taal in woord en geschrift is van belang om mee te kunnen doen in de samenleving. Het vergemakkelijkt het vinden van werk, het volgen van onderwijs, het meedoen aan activiteiten in de buurt, op scholen, bewonersgroepen of politieke partijen. 23

24 Zo n 14% van de Zuid-Hollandse bevolking is laaggeletterd. (Zij zijn niet in staat gedrukte of geschreven informatie te gebruiken.) Er zijn bevolkingsgroepen waarin dit percentage duidelijk hoger ligt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de allochtone bevolking. Soms zijn allochtonen wel gealfabetiseerd in hun eigen taal, maar beheersen zij de Nederlandse taal (nog) niet voldoende. Ook deze mensen worden meegeteld als laaggeletterd Welzijn en ouderen Omvang van de bevolkingsgroep van vijftig jaar en ouder. Voor het welzijnsbeleid van de gemeente is het belangrijk inzicht te hebben in de groei van het aantal oudere Leidenaren. Veel ouderen maken gebruik van maatschappelijke ondersteuning. Zo waren begin 211 negen van elke tien Wmogebruikers vijftig jaar of ouder. Zoals u in hoofdstuk kunt lezen stijgt het aantal ouderen de komende twintig jaar flink, als de na-oorlogse geboortegolf de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Ook in de afgelopen elf jaar (van 2 tot 211) is het aantal 5-plussers al sterk toegenomen: met 5,7 duizend. In diezelfde periode daalde het aantal 5-minners met ongeveer 5 duizend mensen. In de tabel zijn de 5-plussers onderverdeeld in vier groepen: de 5- t/m 54-jarigen de 55- t/m 64-jarigen de 65- t/m 74-jarigen de 75+ Opvallend is de toename in de groep 55- t/m 64-jarigen in de laatste elf jaar. Voor 211 zijn dit de Leidenaren die in de eerste tien jaar na de oorlog zijn geboren. Tussen nu en 221 bereiken zij (bij tijd van leven) de pensioengerechtigde leeftijd, het zijn er zo n 13,8 duizend. Wmo-gebruik Anno 211 maken 5,6 duizend Leidenaren gebruik van een of meer Wmovoorzieningen, dat is 5% van de totale bevolking. Het zijn vooral ouderen die gebruik maken van deze voorzieningen, ruim 4,2 duizend van de Wmo-gebruikers zijn 65 jaar of ouder 9. Ook het percentage van de bevolking dat gebruik maakt van de Wmo stijgt met de leeftijd; zo maakt van de Leidenaren onder de vijftig slechts 1% gebruik van een of meer Wmo-voorzieningen, voor 75-plussers is dat bijna de helft (48%). Er zijn meer soorten Wmo-voorzieningen waarvan men gebruik kan maken. Vaak worden de voorzieningen ingedeeld in vier categorieën: (aanpassingen aan / in) de woning, vervoervoorzieningen, rolstoelen en huishoudelijke hulp. De meeste gebruikers van Wmo-voorzieningen maken gebruik van meer dan één soort voorziening. 9 In de strategische verkenningen staat abusievelijk een totaal aantal van vierduizend Wmo-gebruikers in 29 genoemd; dat getal gaat om het aantal 65-plussers dat gebruik maakt van Wmo-voorzieningen. 24

25 Leidse 5-plussers, per district (aantallen * duizend). 1 januari 2 1 januari 211 B innens tad- Z uid B innens tad- Noord S tatio ns d. Leiden Noord R oodenburgerd. B os - en Gasthuisd. M o rs d. B oerhaaved. M erenwijkd. S tevens ho fd.,4,4,2,2,1,1,1,1,3,3,1,1,7,7,5,5,5,7 1,1,9,8,7 1,,7,9,8,7,8,6 1, 1,3 1,7 1,4 1,5 1,6 1,6 1,5 1,7 2, 5 t/m 55 t/m 65 t/m 75+ B innens tad- Z uid B innens tad- Noord S tatio ns d. Leiden Noord R oodenburgerd. B os - en Gasthuisd. M o rs d. B oerhaaved. M erenwijkd. S tevens ho fd.,3,3,2,6,4,1,2,1,1,7,2,5,2,1,7,8,7,6,6,8,8,8,7 1, 1,2 1,2 1,2 1,3 1,4 1,4 1,3 1,4 1,4 1,4 1,7 1,9 2,2 5 t/m 55 t/m 65 t/m 75+ 2,3 2,5 Bron: GBA Gebruik Wmo-voorzieningen, 1 jan 211 (aantallen * duizend) leeftijd totaal* woning vervoer rolstoel huish.hulp totaal 5,6,6 4,4 1,3 2,6 jonger dan 5,6,1,4,2,2 5 t/m 64,8,1,5,2,4 65 t/m 74,9,1,7,2, ,3,3 2,8,7 1,7 Bron: TCare (* totaal is minder dan som, omdat veel mensen van meer dan 1 voorziening gebruik maken) Sociaal kwetsbare groepen De monitor Openbare Geestelijke Gezondheid Zuid-Holland Noord van de GGDHM schetst de volgende groepen bij wie risicofactoren voor sociale uitsluiting vaak tegelijkertijd voorkomen: uitkeringsgerechtigden, mensen met 25

26 schulden of grote moeite om rond te komen en alleenstaande ouders. Ongeveer 2% van de 2 tot 64-jarigen behoort tot deze groep. De belangrijkste risicofactoren voor sociale uitsluiting zijn een gering psychisch welbevinden, een slechte lichamelijke gezondheid en financiële problemen. Naarmate gemeenten minder inwoners hebben of minder verstedelijkt zijn, wonen er minder mensen uit risicogroepen, wordt er naar rato van aantal inwoners minder geïndiceerd en zijn minder mensen van zorg afhankelijk. Van de bovengenoemde groep heeft slechts een klein deel dusdanige problemen dat er bemoeizorg nodig is. Het aantal feitelijk daklozen is in 29 met ongeveer een derde gedaald ten opzichte van 25 van bijna 5 naar iets meer dan 3. Er wordt veel gebruik gemaakt van de dagopvang. In 29 zijn bij de Dagopvang Leiden van De Binnenvest 1.51 personen ingeschreven, ongeveer evenveel als in 28. De Schuilplaats in Leiden heeft ongeveer 1 bezoekers per keer. De nachtopvang Leiden wordt goed bezocht: 228 personen in 29, een toename van 28% ten opzichte van het voorgaande jaar. Het aantal cliënten bij Brijder Verslavingszorg schommelt de laatste drie jaar tot en met 29 rond de 1.8, van wie 249 cliënten methadon krijgen. Het outreachende team van De Binnenvest bereikt steeds meer mensen. In 29 heeft zij met 149 cliënten contact gehad. In 27 was dit nog met 69 mensen. Er treedt bovendien een verschuiving op naar een gemiddeld jongere leeftijd van de cliënten. Bij het meldpunt Zorg en Overlast in Leiden werden in zaken gemeld. Hier is een toename te zien ten opzichte van voorgaande jaren. Men verwacht dat dit samenhangt met de intensievere samenwerking tussen partijen. Het aantal aanvragen schuldhulpverlening is tussen 27 en 29 sterk toegenomen van 1.14 naar Het percentage aanvragen dat tot een schuldregeling leidt is ook gestegen: van 13% naar 3% Trends Zorg Zorgaanbod meer gespecialiseerd en gebruik geïntensiveerd In de afgelopen decennia is het zorgaanbod sterk gegroeid en vooral meer gespecialiseerd. Daarnaast is het zorggebruik intensiever geworden; er wordt meer gebruik gemaakt van zowel bestaande als nieuwe vormen van zorg (tabel 8.8). Vooral het gebruik van fysiotherapie en tandheelkundige zorg is in de loop der jaren sterk gegroeid. Bovendien is het medicatiegebruik relatief sterk toegenomen. Het zorggebruik is de afgelopen decennia ook in volume gegroeid. Deze volumegroei is voor een deel veroorzaakt door demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en voor een ander deel (het grootste deel) door overige factoren. Tot deze overige factoren worden gerekend: economische groei, medische technologie, beleid, sociaal-culturele factoren en epidemiologische factoren (Luijben & Kommer, 21). De verwachting voor de toekomst is dat de groei van het zorgvolume zich zal voortzetten. Op basis van demografie (vergrijzing) wordt de grootste groei verwacht in de ouderenzorg en de kleinste bij de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de gehandicaptenzorg. In deze laatste twee sectoren zijn de cliënten verhoudingsgewijs jonger. 26

27 Arbeidsmarkt zorg steeds belangrijker Zorg is een van weinige groeisectoren in de Nederlandse economie. In 28 is de sector zorg en welzijn goed voor bijna 13% van de totale werkgelegenheid in Nederland. Driekwart van de mensen werkzaam in de zorg is vrouw (Luijben & Kommer, 21). Het aandeel laaggeschoolden in de zorg ligt fors onder het Nederlands gemiddelde, het aandeel hooggeschoolden juist hoger. Met betrekking tot type zorg springt ouderenzorg eruit met 27% van de werkgelegenheid, gevolgd door ziekenhuiszorg met 23%. Zo lang mogelijk zelfstandig wonen In de AWBZ is er een ontwikkeling naar meer extramurale zorg. Zowel in de ouderenzorg als in de gehandicaptenzorg is er voor de periode 2-27 een sterke stijging te zien van zorg zonder verblijf en slechts een geringe stijging in de zorg met verblijf. In de ouderenzorg is een duidelijke verschuiving waarneembaar van zorg met verblijf in verzorgings- en verpleeghuizen naar extramurale zorg (Luijben & Kommer, 21). Verwacht wordt dat deze trend zich zal voortzetten, mede door beleidsontwikkelingen als de invoering van de Wmo en door de wens van burgers zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Dit betekent dat de vraag naar extramurale verpleging en verzorging zal stijgen. Belang mantelzorg neemt toe Door extramuralisatie en het langer zelfstandig wonen van ouderen zal in de toekomst ook een groter beroep worden gedaan op mantelzorg en is een toename van het aantal mantelzorgers nodig. Toename multimorbiditeit Multimorbiditeit betekent dat mensen meerdere (chronische) aandoeningen tegelijkertijd hebben. Het aantal mensen met multimorbiditeit zal voorlopig blijven toenemen. Dit vraagt om een verbetering van de afstemming tussen verschillende zorgverleners en afstemming tussen registraties. Toename mogelijkheden door medische technologie De afgelopen tien jaar zijn diverse innovatieve toepassingen ontwikkeld op het gebied van therapie, diagnose, monitoring, verlichting van ziekte of handicap en preventie. Hierdoor worden aandoeningen in een vroeger stadium ontdekt, worden behandelmethoden verbeterd, prognoses verbeterd en herstelperiodes korter. Ook kan er steeds meer zorg op maat worden geleverd (Luijben & Kommer, 21). Ketenzorg steeds belangrijker in de toekomst In toenemende mate wordt gestreefd naar vraaggerichte zorg. Dat heeft consequenties voor de organisatie van de zorg. Cliënten hebben bijvoorbeeld behoefte aan een combinatie van dienst- en hulpverlening dwars door grenzen van sectoren of van regelgeving. Zorgketens kunnen hier een bijdrage aan leveren. Een zorgketen is een samenhangend, gecoördineerd en op individuele behoefte afstembaar aanbod van verschillende zorgvormen (Friele, 25). Door Wmo minder claimgericht en meer vraaggericht Met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is het recht op maatschappelijke ondersteuning in de vorm woningaanpassingen, hulp bij het huishouden en vervoer komen te vervallen. In die wet is wel opgenomen dat gemeenten de plicht hebben mensen te compenseren wanneer zij beperkingen ervaren bij het deelnemen aan de samenleving. Deze wijziging maakt dat mensen niet meer een voorziening kunnen claimen. Daarnaast wordt meer dan voorheen (bij de 27

28 WVG) gekeken naar oplossingen op maat/vraaggericht. De gemeente compenseert wat iemand zelf niet kan oplossen bij het in kaart brengen van de vraag wordt eerst gekeken naar mogelijkheden van de cliënt en de mensen om hem/haar heen. Veranderende samenleving en rol gemeente Juridisering van de samenleving Er komen steeds meer wetten, regels en bepalingen en de ontwikkelingen gaan steeds sneller. De overheid treedt bovendien steeds verder terug uit allerlei sectoren en laat zaken als gezondheidszorg, nutsvoorzieningen, telecom, etcetera, steeds vaker over aan de markt. Individualisering en kleinere netwerken van familie, buren, vrienden en kennissen De maatschappij ontzuilt en collectiviteiten zijn steeds vaker vooral gelegenheidscollectiviteiten waarbij de calculerende burger er voor kiest zich tijdelijk te verenigen om het individuele doel te bereiken. Digitalisering Door alle lagen van de bevolking heen zijn er steeds meer mensen die gebruik maken van de mogelijkheden van internet. Ze zijn goed in het verwerken van informatie. Ze zijn gewend om veel zelf te doen en vinden zelf hun weg. Organisaties (commerciële- en overheidsorganisaties) spelen hierop in door via digitale kanalen met burgers communiceren en dit steeds vaker als uitgangspunt nemen, denk hierbij aan: telebankieren, belastingaangifte, UWV, nutsbedrijven, etc. Er is ook echter ook een groep mensen die minder handig is met internet (1,5 miljoen laaggeletterden, sommige ouderen, allochtonen). Deze krijgen een steeds grotere achterstand krijgen (kenniskloof). Multiculturele samenleving De Leidse samenleving verkleurt. Een relatief groot deel van deze groep is laaggeletterd en daarnaast kennen deze mensen ook specifieke problemen; gezinshereniging, inburgering, etc. Tevens brengt hun andere culturele afkomst vaak ook met zich mee dat ze anders omgaan met organisaties, regels en autoriteiten. Mondige burger De burger wordt steeds mondiger. Er is minder ontzag voor organisaties en burgers accepteren het niet als ze vinden dat ze niet goed behandeld worden of er onvoldoende aandacht is voor hun belangen. Rijksbeleid Verschuiving grens voor verstandelijke beperking van 85 naar 7. Deze verandering zal vanaf 212 in gaan. Het heeft tot gevolg dat een grote groep licht verstandelijk gehandicapten geen aanspraak kan maken op begeleiding, dagbesteding of persoonlijk verzorging uit de AWBZ. Risico s die dit met zich meebrengt is dat deze mensen sneller in de problemen raken omdat ze niet zelfstandig hun leven op orde kunnen houden. Veel voorkomende problematiek is schooluitval, baanverlies, schulden, maar ook drugsgebruik, loverboyproblematiek etc. Het gaat om problemen waar de gemeente vanuit haar reguliere welzijn en zorgbeleid mee te maken krijgt. Vanaf 214 (met 213 als overgangsjaar) komt de taak dagbesteding en begeleiding over naar Wmo. Het betreft hier activiteiten voor ouderen, mensen met een verstandelijke-, fysieke en/of psychische beperking. Het zal gaan om het overhevelen van een taak met minder budget. 28

29 De toegang en gebruik van GGZ-zorg krijgt drempels (o.a. eigen bijdragen, minder zittingen). Met name voor zorgmijders en multiprobleemhuishoudens zal dit leiden tot meer problemen. Wwb, wsw en wajong gaan over naar gemeenten. Bestaande Wsw-ers houden plek en groep die is aangewezen op beschut werken ook. Wajong blijft bestaan voor duurzaam en volledig arbeidsongeschikten. Het instrument loonwaardebepaling en loondispensatie gaat voor alle uitkeringsgerechtigden in het nieuwe stelsel gelden. 3.2 Jeugd en onderwijs Omvang van de bevolkingsgroep onder de 27 jaar Het jeugd- en onderwijsbeleid van de gemeente richt zich op kinderen, jongeren en jongvolwassenen tot 27 jaar. In totaal zijn er anno Leidenaren in deze leeftijdsgroep. Zoals in hoofdstuk is te lezen, daalt het aantal kinderen en jongeren de komende twintig jaar flink. Leiden, ontwikkeling omvang vier leeftijdsgroepen van jeugd- en onderwijsbeleid < 4 jr 4 t/m t/m t/m 26 totaal 1 januari Nederland niet-westers land westers land totaal 1 januari Nederland niet-westers land westers land ontwikkeling Nederland niet-westers land westers land Bron: GBA (4 t/m 11: incl. 12-jarigen jarig in okt-dec; 12 t/m 17: excl. 12-jarigen jarig in okt-dec) Kinderen < 4 jaar: Deze groep nam af met bijna vierhonderd, een afname met 7%. Kinderen 4 t/m 11 jaar: Ook deze groep nam flink in aantal af: met 79 kinderen ofwel 8%. Jeugd 12 t/m 17 jaar: De omvang van deze groep nam zeer licht af, met 27 kinderen, ofwel,4%. Jongeren van 18 t/m 26 jaar (doelgroep voor de wet WIJ; in deze leeftijdsgroep zijn er in Leiden ook veel studenten): In deze groep is er een toename van 973 personen (+5%). Deze toename vond vooral in 21 plaats; voor een deel is dat toe te schrijven doordat in dat jaar een hoger aantal (tijdelijke) studentenwoningen beschikbaar kwam. 29

30 In Leiden is het aantal kinderen, jongeren en jongvolwassenen in de leeftijdsklasse tot 27 jaar tussen 2 en 211 met,5% afgenomen. In Nederland nam in diezelfde periode het aantal inwoners tot 27 jaar nog wel licht toe, met zo n 1,2%. 1 De groene druk is de verhouding tussen het aantal jongeren van tot 2 jaar en het aantal mensen tussen de 2 en 65 jaar. Wonen er in verhouding tot het aantal 2-65-jarigen veel -2 -jarigen in een regio, dan is er sprake van een hoge groene druk. De groene druk in Leiden ligt beduidend lager dan in Nederland en Gemeentegrootteklasse >1. inwoners. In Leiden is de groene druk tussen 2 en 21 gedaald. In dezelfde periode bleef de groene druk nagenoeg gelijk in Nederland, maar daalde deze in Gemeentegrootteklasse >1. inwoners. De bevolkingsopbouw is anders dan in Nederland als geheel: Leiden heeft veel jongeren in de leeftijdsgroep 15 tot 3 jaar, evenals een aantal andere studentensteden in Nederland. De levensverwachting is de afgelopen vijftig jaar sterk toegenomen. De levensverwachting bij geboorte is voor vrouwen nu 82 jaar en voor mannen 78 jaar. Meisjes van nu worden dus waarschijnlijk nog steeds ouder dan jongens, maar ze brengen wel minder jaren dan jongens in goede gezondheid door. 11 Onderstaande grafieken tonen de ontwikkeling van de vier leeftijdsgroepen per district. Ontwikkeling omvang vier leeftijdsgroepen van jeugd- en onderwijsbeleid, per district Bron: GBA Binnen stad-z Binnen stad-n Stations district Leiden Noord Rooden burger Bos- en Gasth. kinderen onder de vier jaar: Mors district Boer haave Meren wijk Stevens hof Binnen stad-z Binnen stad-n Stations district Leiden Noord Rooden burger kinderen van 4 t/m 11 jaar: Bos- en Gasth Mors district Boer haave Meren wijk Stevens hof 1 CBS bevolkingsstatistiek 11 Trendrapport 21 Landelijke Jeugdmonitor CBS ministerie van VWS 3

31 Ontwikkeling omvang vier leeftijdsgroepen van jeugd- en onderwijsbeleid, per district (vervolg) Binnen stad-z Binnen stad-n 46 6 Stations district 621 Leiden Noord Rooden burger jongeren van 12 t/m 17 jaar: Bos- en Gasth Mors district Boer haave Meren wijk Stevens hof Binnen stad-z Binnen stad-n Stations district Leiden Noord Rooden burger Bos- en Gasth. jongvolwassenen van 18 t/m 26 jaar: Mors district Boer haave Meren wijk Stevens hof Opvallend is de ontgroening in onze laatste grote nieuwbouwwijken van de vorige eeuw, de Merenwijk en de Stevenshof. De stijging van het aantal kinderen en jongeren in het Roodenburgerdistrict is voor een deel toe te schrijven aan de bouw van de nieuwbouwwijk Roomburg aldaar. Verder is duidelijk te zien dat er veel studenten in de binnenstad wonen. Bron: GBA Kinderopvang, peuterspeelzalen en onderwijs Leiden is een stad met een zeer groot, breed aanbod aan peuterspeelzalen, kinderopvang en onderwijsinstellingen van goede kwaliteit. Van opvang en taalontwikkeling bij peuters tot en met de Universiteit: het is er allemaal. Leiden hoort sinds jaar en dag tot de gemeenten met een grote vraag naar en een groot aanbod van kinderdagopvang en buitenschoolse opvang. De resultaten van de basisscholen gemeten in de CITO-eindtoets liggen in Leiden boven het landelijk gemiddelde. In Leiden gaan ca. 53. leerlingen naar een onderwijsinstelling (bron: CBS). Circa 3.3 kinderen van -4 jaar bezoeken een kinderdagverblijf en/of peuterspeelzaal. Circa 2.9 kinderen van 4-12 jaar bezoeken een BSO. (Bron: Realisatie) 31

32 Ontwikkeling plaatsen peuterspeelzaal en kinderopvang per 31 december ultimo jaar kinderdagverblijven peuterspeelzalen buitenschoolse opvang plaatsen per 1 t/m 3- jarigen landelijk per 1 t/m 3-jarigen plaatsen per 1 2 t/m 3-jarigen plaatsen per 1 4 t/m 11-jarigen landelijk per 1 4 t/m 11-jarigen ,9 9, , ,9 2, , , , , , , , , , , , , , 19, , ,1 9, , , ,9 Bron: Leidse cijfers: BOA, landelijke cijfers: SCP ism Deloitte&Touche NB er vindt ook formele kinderopvang plaats in de vorm van gastouderopvang Het wachtlijstonderzoek Kinderopvang Leiden, uitgevoerd door de B&A-groep en de gemeente Leiden geeft aan dat op peildatum 1 september kinderen op de wachtlijst staan voor het Peuterspeelzaalwerk. De gemiddelde wachttijd is 54 dagen. De gemiddelde wachttijd voor een plek in de kinderdagopvang is 2 weken. De gemiddelde wachttijd voor een plek in de BSO is bijna 24 weken. De langste wachtlijst voor BSO is te vinden in het Merenwijkdistrict, op de voet gevolgd door het Roodenburgerdistrict. Voor een kinderdagverblijf is de langste wachtlijst te vinden in het Roodenburgerdistrict, meteen gevolgd door het Merenwijkdistrict. Voor- en vroegschoolse educatie Vanuit het Rijk is de zogenaamde gewichtenregeling vastgesteld. Hierbij wordt het opleidingsniveau van de ouders als maatstaf genomen: een kind kan een gewicht of,3 of 1,2 hebben. Hoe zwaarder het gewicht, hoe lager de opleiding van de ouders. De kinderen met gewicht,3 en 1,2 vormen de doelgroep van het OnderwijsKansen beleid. In Leiden is een aanvullende groep kinderen gedefinieerd die formeel geen gewicht hebben, maar wel een groot risico op (taal)achterstand hebben. Onderstaande tabel laat het bereik van gewichtenpeuters door VVE-speelzalen zien. Bereik gewichtenpeuters door VVE-speelzalen, januari 27, 28 en 29 Bron: SPL, Pippeloentje, Sindbad 29 7% 6% 58% 61% 54% 1-jan-7 1-jan-8 1-jan-9 5% 4% 41% 42% 41% 3% 28% 2% 22% 22% 1% % gewicht,3 gewicht 1,2 beide gewichten samen 32

33 Basis- en speciaal basisonderwijs Het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd loopt gestaag terug. De meeste kinderen volgen gewoon basisonderwijs; door veranderd beleid volgt een steeds kleiner aantal speciaal basisonderwijs. Hieronder staan aantallen van in Leiden gevestigde scholen. Leerlingen (* duizend) aan in Leiden gevestigde scholen voor (speciaal) basisonderwijs basisonderwijs 21/2 22/3 23/4 24/5 25/6 26/7 27/8 28/9 29/1* Normaal 9, 8,8 8,8 8,7 8,7 8,6 8,6 8,5 8,5 Speciaal,7,6,6,6,6,5,5,5,4 Totaal 9,7 9,5 9,4 9,3 9,2 9,2 9,1 9, 8,9 Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) 29/1 voorlopige cijfers Het dalend aantal kinderen vanaf de 21 ste eeuw heeft op korte termijn invloed op het aantal basisschoolleerlingen. Met name voor het speciaal onderwijs heeft Leiden een regionale functie. In onderstaande figuur wordt, per gewichtengroep, weergegeven hoeveel procent van alle kleuters de laatste drie schooljaren op een VVE-school zat. In de grafiek staat bij de schooljaren aangegeven hoeveel procent van het totaal aantal kleuters uit de betreffende gewichtengroep in dat schooljaar op een van de VVE-scholen zat. Percentage van alle kleuters die op een VVE-school zitten, onderscheiden naar gewicht 1% 9% 8% 7% 8%,3 1,2 81% 68% 88% 6% 5% 5% 4% 39% 3% 2% 13% 21% 28% 1% % 26-27(21%) (3%) (37%) Bron: Esis 27 en 29 33

34 In onderstaande grafiek wordt de gemiddelde Leidse Cito-score van de afgelopen zes schooljaren weergegeven naast de landelijke gemiddelden en de gemiddelden van scholengroep Gemiddelde score Cito-toets tot en met in Leiden, landelijk en van scholengroep ,2 535,5 534, Landelijk Leiden scholengroep Bron: Cito en gegevens uit ESIS, 29 Voortgezet onderwijs In 29/21 hadden de in Leiden gevestigde scholen voor voortgezet onderwijs 1,7 duizend ingeschreven leerlingen; 45% van die leerlingen woont in Leiden, 55% woont elders. De Leidse scholen voor voortgezet onderwijs hebben dus een grote regionale functie. Leerlingen (* duizend) van in Leiden gevestigde scholen voor voortgezet onderwijs. woonplaats leerling % woonplaats schooljaar totaal Leiden* elders Leiden elders 26/27 1,4 4,7 5,7 45% 55% 27/28 1,8 4,9 5,9 45% 55% 28/29 1,7 4,8 5,9 45% 55% 29/21 1,7 4,8 5,9 45% 55% Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). * Dit zijn niet alle in Leiden wonende kinderen die voortgezet onderwijs volgen 12 Er worden aparte Cito-scores berekend voor scholengroepen met verschillende leerlingpopulaties. De Leidse scholen behoren tot scholengroep 3, dit zijn de scholen met 51-75% leerlingen zonder gewichtenregeling. 34

35 In het schooljaar 26/27 volgden 5,5 duizend Leidse leerlingen enige vorm van voortgezet onderwijs in 29/21 waren dat er 5,6 duizend. In de grafiek is te zien wat voor soort onderwijs zij volgen (in Leiden of elders). Leidse leerlingen (* duizend) in het voortgezet onderwijs 26/7 27/8 28/9 29/1 2,2 1,1,8 1,4 2,3 1,1,9 1,4 1,1,9 2,2 1,5 2,2 1,1,9 1,5 Duizenden 2 4 5,5 5,7 5,7 5,6 leerjaar 1 en 2 VMBO*, vanaf klas 3 HAVO, klas 3-5 VWO, klas 3-6 TOTAAL Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). In Leiden volgen meer leerlingen een VWO opleiding dan gemiddeld in Nederland. In 28 slaagden 95 leerlingen uit Gemeente Leiden voor hun examen aan het voortgezet onderwijs. Van deze leerlingen behaalde 45% een VMBO diploma, 23% een HAVO diploma en 33% ontving een VWO diploma. Ten opzichte van Gemeentegrootteklasse >1. inw. zijn er relatief weinig leerlingen die met een VMBO diploma van de middelbare school gegaan, meer jongeren die slagen voor de HAVO en relatief veel leerlingen die een VWO diploma hebben behaald. Naast de leerlingen die een diploma behaalden aan het voorgezet onderwijs, waren er in leerlingen uit Leiden die een diploma hebben behaald aan een vervolgopleiding. Van deze jongeren behaalde 26,7% een mbo diploma, 12,8% een hbo diploma en 6,5% rondde een universitaire opleiding af. Als men Leiden vergelijkt met Gemeentegrootteklasse >1. inw. dan blijken er in 28 minder scholieren geslaagd te zijn voor hun mbo diploma, minder jongeren met een hbo diploma te hebben behaald en meer jongeren in het bezit te zijn gekomen van een universitaire titel Gezinssituatie van thuiswonende kinderen onder de achttien Mensen krijgen tegenwoordig op latere leeftijd kinderen dan vroeger. In een stad als Leiden, met een groot aandeel hoog opgeleiden in de bevolking is dat nog meer het geval dan in veel andere grote steden. Bijna driekwart (73%) van de Leidse moeders van in 21 geboren kinderen was bij de geboorte van hun kind dertig jaar of ouder. Als je kijkt naar alle gezinnen met thuiswonende kinderen (ongeacht de leeftijd van het kind) dan heeft anno 21 in Leiden 45% één kind, 4% heeft twee kinderen en 15% heeft drie of meer kinderen. In heel Nederland gaat het om 41% van de gezinnen met één kind, 42% met twee kinderen en 17% met drie of meer kinderen (cijfers CBS). In Leiden zijn de gezinnen dus relatief wat minder groot. Niet alleen krijgen mensen op steeds oudere leeftijd kinderen en worden gezinnen kleiner, ook de samenstelling van de gezinnen zijn de laatste decennia ingrijpend veranderd: naast het traditionele gezin met twee ouders zijn er veel andere samenlevingsvormen bijgekomen, bijvoorbeeld doordat ouders veel minder vaak dan vroeger hun hele leven bij elkaar blijven. Zo maken jaarlijks in Nederland ongeveer 33 duizend minderjarige kinderen een echtscheiding mee. Na een scheiding gaan de meeste kinderen bij hun moeder wonen. In vergelijking met 35

36 vroeger is de relatie van jongeren met hun ouders verbeterd. Als jongeren te maken krijgen met stiefouders zijn de contacten echter niet altijd even goed. In Leiden is het hierboven geschetste beeld niet anders. Als we de focus richten op minderjarigen dan gaat het anno 211 in Leiden om ongeveer 2,5 duizend thuiswonende kinderen. Het aandeel van hen dat in een eenoudergezin 13 woont is het laatste decennium gestegen, van ruim een kwart tot ruim een derde. In 94% van de Leidse eenoudergezinnen wonen de kinderen bij hun moeder. (CBS) Kinderen in een eenoudergezin en kinderen van niet-westerse herkomst hebben een grotere kans op te groeien in een bijstandsgezin. In totaal waren er eind 21 in Leiden ruim dertienhonderd kinderen onder de 18 die opgroeien in een bijstandsgezin, dat is 6,4% van alle thuiswonende minderjarige kinderen. Dit percentage varieert van,2% voor Leidse kinderen van Nederlandse herkomst die opgroeien in een tweeoudergezin tot 33,8% voor Leidse kinderen van nietwesterse herkomst die opgroeien in een eenoudergezin. De grafieken tonen alle aantallen en percentages. Leidse kinderen onder de 18 in bijstandsgezinnen, eind 21 aantallen (* duizend) % in overeenkomstige groep Duizenden,,4,4,5,,1,2% 7,2% 1,7% 33,8% 1,5% 8,9% Nederland niet-westers westers 2-oudergezin 1-oudergezin Nederland niet-westers westers 2-oudergezin 1-oudergezin Bronnen: GBA en WIZ Jeugdthema s Gezondheid In Leiden ligt het aandeel van preventieve gezondheidszorg voor zuigelingen hoger dan in zowel Nederland als Gemeentegrootteklasse >1. inwoners. Het percentage Leidse ouders dat gebruik maakt van een consultatiebureau is hoog te noemen. Volgens de jaarrapportage van ActiVite lag dit percentage in 29 op ruim 98% (landelijk 92,8 (bron CBS). In Leiden is 95,6% van de kinderen die geboren zijn in 26 (verslagjaar 29) op de leeftijd van twee jaar voldoende gevaccineerd tegen difterie, kinkhoest, tetanus en poliomyelitis (DKTP). Dit percentage ligt boven het Nederlands gemiddelde van 95%. Er zijn inmiddels 2 Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), waar niet alleen de consultatiebureaufunctie wordt uitgevoerd, maar waar ouders en kinderen ook terecht kunnen met alle vragen over opvoeden en opgroeien. Er zijn ook twee virtuele CJG s, één voor ouders en professionals, en één voor jongeren. 13 Inclusief gezinnen waarin die ene ouder weer een partner heeft zonder daarmee een officiële relatie (huwelijk, geregistreerd partnerschap) te hebben. 36

37 Een aantal uitkomsten uit de jeugdpeiling van de GGD (28) over Leidse jongeren van jaar 14 : 77% van de jongeren beoordeelt zijn/haar gezondheid als goed tot heel goed. Het oordeel niet zo best tot slecht wordt gegeven door 4,1%. (Zuid-Holland Noord 3,7%) 13% heeft een risico op psychosociale problemen (waarvan 4% een groot risico). Het percentage van 13% is hetzelfde als in Zuid-Holland Noord. 11% (Zuid-Holland Noord 9%), heeft overgewicht waarvan 2,3% ernstig; 12 % (Zuid-Holland Noord ook 12%) heeft ondergewicht, waarvang 2,9% ernstig (gebaseerd op zelfgerapporteerde lengte en gewicht). 21% van de jongeren voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (minimaal 1 uur per dag). Dit is veel meer dan in 23 (14%) Driekwart van de jongeren sport minstens één keer per week. 17% van de jongeren sport nooit. (Zuid-Holland Noord 14%). Jongeren in Leiden drinken gemiddeldminder glazen alcohol per week dan dezelfde leeftijdsgroepen in Zuid-Holland Noord. (6,4 vs 7,8) Percentage jongeren dat alcohol drinkt in 28 is afgenomen ten opzichte van 23. (43 % vs 52%) Sociale omgeving Risico- en beschermende factoren in de domeinen Gezin, Jongeren, School en Buurt hebben invloed op de ontwikkeling van jeugdigen. Vanuit het preventieprogramma "Veilig Opgroeien" worden deze factoren via een periodieke enquête onder scholieren in kaart gebracht. In een toenemend aantal wijken (Stevenshof, Slaaghwijk, Leiden Noord en in de toekomst in Zuid-West en Morskwartier) worden vervolgens maatregelen uitgevoerd om risicofactoren te verminderen. Ruim 55% van de jongeren behoort in geen enkel domein tot de risicogroep. Een derde behoort tot de risicogroep in één domein. Dit is meestal het domein Jongeren, omdat veel jongeren met alcohol en drugs in aanraking komen. Negen procent behoort tot de risicogroep in twee domeinen, 2,5 % in drie domeinen en,6 in vier domeinen. Bij de meeste domeinen is er geen verschil tussen jongeren in Leiden en Zuid- Holland Noord, behalve in het domein buurt. Vooral het gebrek aan organisatie in de wijk wordt in Leiden vaker genoemd dan in Zuid-Holland Noord (4% tov 28 %). Dit wil onder ander zeggen dat er meer rommel, vandalisme en minder toezicht is in de openbare ruimte. In de hele regio, maar zeker ook Leiden, wordt er veel contact gezocht met het AMK (advies- en meldpunt kindermishandeling), hetgeen resulteert in adviezen, consulten en onderzoek. Vermoed wordt dat het hogere cijfer van meldingen te herleiden is naar betere afspraken, samenwerking en signalering en dat kindermishandeling in deze regio niet vaker voorkomt. Vrijetijdsbesteding Aanbod: Er zijn in Leiden 16 speeltuinen Er zijn 5 speel-o-theken In Zuid-West, de Stevenshof en speeltuin Vijfhoven wordt TOS (Thuis Op Straat) uitgevoerd, vooral op het vlak van sport en spel. In alle wijken wordt kinderwerk aangeboden. Er zijn 7 locaties van waaruit het jongerenwerk werkt. Er zijn 7 scoutingclubs Sportclubs en culturele instellingen richten zich uiteraard ook op kinderen en jongeren. 14 Vergelijkingen met landelijke cijfers zijn op dit moment niet te geven. Er wordt door de GGD gewerkt aan landelijke standaardisatie, dus op termijn kan dit wel. 37

38 Uit de jeugdpeiling van de GGD (28) 15 : 66% van de jongeren is lid van een sportvereniging (Zuid-Holland Noord 7%) 31% is lid van minstens één andere soort vereniging dan een sportvereniging (zang-, muziek- of toneelvereniging) 33% vindt dat er voldoende in de buurt wordt georganiseerd, tegenover 42% die dat niet vindt. 55% mist één of meer soorten ontmoetingsplekken in de buurt. Het meest gemist wordt een hangplek. 69% gaat maandelijks uit. Genoemd worden café of snackbar (6%), discotheek (39%), house- of danceparty (15%), poolroom (9%) en festival/popconcert (6%). Culturele activiteiten (jaarlijks): film (88%), museum (47%), theater (44%) en festival/popconcert (43%). Hangen op straat is het meest toegenomen t.o.v. 23 (4%), terwijl het wekelijks lezen (55%) of het jaarlijkse theaterbezoek (44%) het meest is afgenomen. Activiteiten die het meest gedaan worden in de vrije tijd zijn: muziek luisteren, televisie/dvd kijken, internetten en en/chatten/msn en en bellen. Vrijwel alle jongeren doen dit minstens wekelijks, en veelal dagelijks. Jeugd actief in de maatschappij 16 Jongeren van 12 tot 25 jaar hebben veel sociale contacten, en dan vooral met vrienden en kennissen en iets minder met familie. Hun vriendengroep is divers en bestaat uit jongeren uit verschillende culturen en sociaaleconomische klassen en met verschillende opleidingsniveaus. Veel 12- tot 25-jarigen zijn lid van een vereniging en vaak gaat het daarbij om een sportvereniging. Ook als jongeren zich inzetten als vrijwilliger is dat vooral voor sportverenigingen. In 28 deden vier op de tien 18- tot 25-jarigen vrijwilligerswerk en boden drie op de tien informele hulp. Een deel van de jongeren deed allebei. Ook door lid te zijn van een religieuze groepering kunnen jongeren participeren en contacten opdoen. Iets minder dan de helft van de jongeren van 12 tot 25 jaar gaf in 29 aan tot een geloof of kerkgenootschap te behoren. Het aantal jongeren dat ook een bijeenkomst van een dergelijk genootschap bezoekt, ligt echter lager. Zo ging een op de vijf in 29 wel eens naar een godsdienstige bijeenkomst, de rest zelden of nooit. Het kerkbezoek is bovendien afgenomen; in 1997 lag dit aandeel onder de 12- tot 25-jarigen nog op 28 procent. Daarnaast is over de jaren heen het percentage rooms-katholieken onder de 12- tot 25-jarigen licht gedaald en het percentage moslims juist licht gestegen. Dit heeft onder andere te maken met de toename van het aantal niet-westerse allochtonen onder de jongeren. Dat jongeren betrokken zijn bij de maatschappij komt ook tot uitdrukking in hun belangstelling voor de politiek. Van de jongeren onder de 25 die in 26 al mochten stemmen en dus in 29 tussen de 21 en 24 jaar waren, hebben ongeveer zeven op de tien gestemd bij de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 26. Daarnaast gaf ruim een derde van de jongeren aan dat ze in de vijf jaar voor het vraaggesprek actie hebben ondernomen om invloed uit te oefenen op de politiek of overheid. 15 Vergelijkingen met landelijke cijfers zijn op dit moment niet te geven. Er wordt door de GGD gewerkt aan landelijke standaardisatie, dus op termijn kan dit wel. 16 Trendrapport jeugd 21 landelijke monitor CBS en Ministerie van VWS 38

39 Leerplicht en Voortijdig schoolverlaten In 29/21 steeg in Leiden het signaalverzuim en daalde het luxeverzuim. Schoolverzuim Leiden Verzuimsoort 29/21 28/29 Absoluut 3 4 Luxe Signaal In 29/21 waren er in Leiden 318 jongeren die zonder diploma van school gingen, oftewel 4,4% van de jongeren tussen de 12 en 23 jaar oud. In Leiden ligt de schooluitval hoger dan het landelijk gemiddelde. De uitval is ongeveer gelijk aan vergelijkbare steden als Delft en Haarlem. Wel zien we een voorzichtige daling ontstaan in het aantal voortijdig schoolverlaters. Gemeente Leiden 25/6 26/7 27/8 28/9 29/1 Totaal VSV ers % VSV 5.1% 4.8% 5.3% 4.5% 4.4% RMC-regio 26: Zuid-Holland-Noord 25/6 26/7 27/8 28/9 29/1 Totaal VSV ers % VSV 3.9% 3.9% 3.9% 3.4% 3.1% Landelijke cijfers 25/6 26/7 27/8 28/9 29/1 Totaal VSV ers % VSV 4.% 3.9% 3.6% 3.2% 3.% Jeugd en arbeidsmarkt In januari 21 stonden in Nederland bijna 28 duizend jongeren van 15 tot 23 jaar ingeschreven als niet-werkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf. Eind 29 werden aan jongeren bijna 13 duizend WW-uitkeringen verstrekt, meer dan drie keer zo veel als in oktober 28. Het aantal bijstands- en WW-uitkeringen aan jongeren lag eind 29 op bijna 18 duizend, ruim 4 duizend meer dan een jaar eerder. In Leiden is het aantal jongeren tussen de 15 en 23 jaar, dat in 21 als werkzoekend ingeschreven staat bij het UWV, relatief laag. Zo is in 21 1,6% van de jongeren op zoek naar een baan, tegenover 1,7% van de jongeren in Nederland en 2,1% in Gemeentegrootteklasse >1. inw. In 27 ligt het aandeel jongeren met een WW of WWB uitkering met,8% boven het niveau in Nederland en onder dat van Gemeentegrootteklasse >1. inw.. Tenslotte heeft 2,6% van de jongeren in Leiden in 29 een Wajong uitkering, tegenover 3,9% in Nederland en 3,2% in Gemeentegrootteklasse >1. inw. In de leeftijdsgroep tot 27 jaar stonden eind Leidse jongeren als niet werkend werkzoekende ingeschreven bij het UWV-werkbedrijf. 212 jongeren namen deel aan een leerwerktraject in het kader van de WIJ. In 29 had bijna driekwart van de 15- tot 23-jarige jongeren die niet meer deelnemen aan het onderwijs een baan. De arbeidsmarkt voor jongeren is zeer gevoelig voor de conjunctuur. In de periode van december 28 tot december 29 39

40 steeg het aantal geregistreerde werkloze jongeren van 293 naar 53. In 21 was er al weer een sterke daling naar 391. Jongeren met een startkwalificatie hebben een grotere kans op werk dan jongeren zonder een startkwalificatie. Zodra het met de economie minder goed gaat, neemt de werkloosheid onder jongeren ook sterk toe. In eerste instantie vooral bij jongens. Meisjes ondervinden ook zeker last van de economische crisis maar later en in minder sterke mate. Werkloze jongeren kunnen hulp vragen bij het vinden van een baan of leerplek. Inschrijving bij het UWV WERKbedrijf, eventueel na doorverwijzing via het Jongerenloket is daarvoor de meest geëigende eerste stap Trends en ontwikkelingen Jeugd De diversiteit in de samenstelling van gezinnen wordt steeds groter. Het aantal kinderen dat lijdt onder de gevolgen van echtscheidingen neemt nog steeds toe. Er is sprake van een toenemende feminisering van de jeugdsector. Steeds meer moeders krijgen op late leeftijd hun eerste kind. Er is of dreigt een nieuwe tweedeling tussen arme en rijke gezinnen met name ook tweedeling in kansen en perspectief op een goede toekomst. Het (preventieve) belang van laagdrempelige voorzieningen op buurt- of wijkniveau wordt herontdekt. De preventieve en vormende functies van het jeugd- en jongerenwerk worden herontdekt. Hoewel het belang van participatie en burgerschap van jongeren in het algemeen erkend wordt, wordt er nog veel te weinig werk van gemaakt. Er is sprake van toenemende en dringende aandacht voor effectieve (evidence based) interventies. Er is een toenemende aandacht voor het (gezins)systeem waar jeugdige cliënten deel vanuit maken. Nooit eerder groeide er een generatie op met toegang tot zo n enorm aantal informatie- en communicatiebronnen. Jongeren gebruiken in toenemende mate meerdere media tegelijkertijd (multitasking). Een belangrijke ontwikkeling is de decentralisatie van jeugdzorg naar gemeenten, naar verwachting vanaf 214, en in combinatie met een forse bezuiniging. De verwachting is dat deze decentralisatie van de jeugdzorg gemeenten de mogelijkheid biedt om zorg en ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen op een andere manier vorm te geven. Door het samenvoegen van verschillende financieringsstromen en het laten vervallen van het recht op zorg zijn gemeenten naar verwachting beter in staat om een samenhangend aanbod van toegankelijke hulp en ondersteuning te organiseren en gespecialiseerde vormen van zorg efficiënter in te zetten. Maar de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de jeugdzorg straks wordt overgeheveld naar gemeenten zijn nog onduidelijk. Onderwijs De instroom op scholen wordt lager doordat het aantal jonge mensen daalt. Passend Onderwijs: Vanaf 212 verandert het onderwijs. De overheid verplicht reguliere scholen om een passend onderwijsaanbod aan te bieden voor kinderen met een beperking, leer- of ontwikkelingsproblemen, een stoornis of een ziekte. 4

41 Landelijke ontwikkelingen rondom integrale kindvoorzieningen, waarbij een sterke samenwerking van peuterspeelzaal, kinderopvang en onderwijs centraal staat. De Onderwijsraad pleit ervoor om peuters vanaf 3 jaar onderwijs te bieden. Een kleuterklas voor 3 jarigen wordt ook door de schoolbesturen in Leiden als een serieuze trend gezien. Snelle technologische ontwikkelingen, met name ICT. Scholen moeten ontwikkelingen bijbenen. Ook roept dit de vraag op, op welke manier het onderwijs anders georganiseerd moeten worden om in te spelen op de digitale omgeving van kinderen. Denk aan verpersoonlijken van leren op scholen of op andere plaatsen waar geleerd kan worden. Vergrijzing: er komen steeds meer ouderen: vraag is of er ingespeeld moet worden op de opleidingsnoden en culturele behoeften van oudere leden van de bevolking. Scholen en leraren krijgen steeds meer te maken met de sociale opvoeding en problemen in de thuissituatie van kinderen. Waar liggen de grenzen. Arbeidsmarkttrends: De onderwijssector is bij uitstek een sector die met vergrijzing te maken krijgt. Ook is er is in Nederland een tekort aan academisch geschoolde leraren en dat tekort is vrij substantieel. Op dit moment heeft maar liefst een kwart van de docenten in de onderbouw van het voortgezet onderwijs niet de juiste bevoegdheid, zo blijkt uit onderzoek van ITS Nijmegen en het SCO- Kohnstamm Instituut. Steeds meer vrouwelijke onderwijzeressen, vooral op kleuter- en basisscholen. Imagoprobleem van het beroepsonderwijs, terwijl de arbeidsmarkt vraagt om goed geschoolde beroepsbeoefenaars. 3.3 Cultuur Leiden is een historische stad met een breed aanbod aan culturele voorzieningen. Zo is de oudste schouwburg van het land hier te vinden, zijn de musea flinke publiekstrekkers, is er met BplusC een unieke combinatie van bibliotheek, muziekschool en volksuniversiteiten en is het Scheltemacomplex een innovatief centrum voor actuele kunst. Dit culturele aanbod draagt sterk bij aan de aantrekkelijkheid van de stad Leiden. Allereerst voor de inwoners van Leiden zelf. Zij wonen voorstellingen bij of gaan naar tentoonstellingen. Ze zijn zelf actief als kunstenaar, muzikant of toneelspeler. Of ze volgens cursussen of lessen in een van de kunstdisciplines. Ook voor mensen van buiten Leiden is de stad aantrekkelijk. Dat kunnen inwoners van de regiogemeenten zijn, die gebruik maken van het aanbod van de centrumgemeente Leiden. Maar vooral ook voor toeristische bezoekers, die een bezoek aan een museum vaak combineren met een bezoek aan de stad. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste cijfers over de culturele sector in Leiden op een rijtje. Cultuurtoerisme in Leiden Per jaar brengen ongeveer 1 miljoen bezoekers ruim twee miljoen bezoeken aan Leiden. We hebben het dan over een dagje uit, niet over werk school of familiebezoek. Wat is de belangrijkste reden voor mensen om een stad te bezoeken? Meestal is dat om te winkelen. In Leiden is de reden opvallend vaak cultureel van aard. We hebben daarvoor museumbezoek, stadswandeling, evenement, theater- en bioscoopbezoek samen genomen. Vooral de musea zijn in Leiden een grote trekker. 19% van de bezoekers van Leiden kwam in 29 speciaal voor een museum, landelijk was dit 6%. Cultuur staat sinds enkele jaren sterk in de belangstelling als mogelijke aanjager van economische groei in stad en regio. <aanvullende tekst PM> 41

42 Hoofdreden om een bezoek aan Leiden te brengen Bron: Continu Vakantie Onderzoek - Toeristisch bezoek aan steden Cultuur in Leiden ten opzichte van andere steden In de Atlas voor Gemeenten worden de 5 grootste gemeenten van Nederland op een aantal punten met elkaar vergeleken. Hieronder de plaats van Leiden op de verschillende ranglijsten die over cultuur en cultuurbeleving gaan. Opvallend zijn de hoge scores van Leiden op het aantal musea en het bezoek ervan, op het aantal rijksmonumenten, boekwinkels en filmhuisdoeken. Wat lager dan gemiddeld scoort Leiden op percentage kunstenaars, op popconcerten en het laatste jaar op evenementen. Leiden in de Atlas voor gemeenten Aantal musea Aantal bezoeken musea per inwoner Kunstenaars als % van de beroepsbevolking Aantal evenementen per inwoner Aanbod podiumkunsten totaal theatervoorstellingen klassieke concerten popconcerten Aantal bezoeken podiumkunsten per inwoner Aantal rijksmonumenten Aantal boekwinkels per inwoner Aantal galerieën per inwoner Aantal doeken in filmhuizen per inwoner Bron: Atlas voor gemeenten Bezoek aan culturele instellingen en festivals door Leidenaren Uit de Stadsenquête 29 blijkt dat acht op de tien Leidenaren in de afgelopen 12 maanden één of meer culturele voorstellingen heeft bezocht en zeven op de tien een culturele plek. Hij / zij bezoekt: 3 x per jaar een museum, 3 x per jaar een bioscoop en 6 x per jaar podiumkunsten (dans, muziek, theater). Dit zijn bezoeken in Leiden en in andere steden samengenomen. Voor het merendeel van de voorstellingen en voorzieningen geldt dat het bezoek in 29 vergelijkbaar of licht gestegen is ten opzichte van de uitkomsten uit 22 en 25. Jongeren, hoger opgeleiden en Leidenaren uit de hoogste inkomensklasse gaan relatief vaker naar een culturele voorstelling. Daarnaast zijn er verschillen in voorkeur. Zo gingen jongeren bijvoorbeeld relatief vaker naar de film, musical of houseparty, terwijl 5+ plussers vaker een opera of operette bezochten. 42

43 Bezoek culturele voorstellingen door Leidenaren per jaar Totaal bezoek 79% Film in bioscoop of filmhuis 58% Toneelvoorstelling Cabaret of kleinkunst Concert pop- / wereldmuziek Musical Concert klassieke muziek 27% 24% 21% 21% 2% Bron: Stadsenquête Leiden Bezoek culturele voorstellingen naar leeftijd, opleiding, huishoudinkomen en sekse (* < 1%) Totaal Lager Middel baar Hoger < > 3.2 Man Vrouw Totaal participatie (min. 1 voorstelling bezocht) 79% 96% 88% 84% 76% 56% 59% 8% 86% 65% 68% 8% 89% 78% 8% Film in bioscoop of filmhuis 58% 81% 71% 68% 51% 27% 35% 53% 7% 5% 42% 53% 72% 56% 6% Toneelvoorstelling 27% 24% 27% 3% 29% 19% 16% 19% 36% 19% 18% 26% 35% 24% 31% Cabaret of kleinkunst 24% 19% 23% 29% 23% 15% 11% 24% 29% 13% 17% 21% 33% 26% 22% Concert pop- /wereldmuziek 21% 18% 28% 3% 17% 3% 15% 22% 24% 15% 16% 22% 26% 23% 2% Musical 21% 41% 25% 18% 22% 15% 17% 26% 2% 15% 18% 26% 2% 16% 26% Concert klassieke muziek 2% 1% 19% 18% 26% 17% 9% 17% 26% 11% 12% 2% 27% 19% 21% Festival 19% 17% 28% 24% 16% 6% 1% 19% 23% 15% 13% 19% 24% 19% 2% Uitvoering van een koor 13% 4% 12% 1% 19% 12% 7% 1% 17% 8% 6% 15% 15% 12% 14% Ballet- /dansvoorstelling 9% 7% 5% 9% 13% 6% 4% 7% 13% 5% 5% 9% 12% 8% 11% Jazz- /bluesconcert 9% 9% 8% 1% 11% 3% 6% 7% 11% 6% 8% 11% 1% 11% 8% Opera of operette 6% 2% 2% 4% 8% 12% 6% 3% 8% 3% 3% 5% 7% 4% 8% Lezing over kunst/ kunstgeschiedenis 5% 2% 2% 5% 6% 8% 3% 2% 7% 3% 3% 5% 5% 5% 5% Dance- /houseparty 4% 27% 9% 3% 1% * 7% 7% 2% 8% 5% 4% 3% 5% 4% Concert harmonie, fanfare, brassband 4% 5% 1% 4% 4% 5% 2% 6% 4% 3% 7% 2% 3% 4% 4% Literaire bijeenkomst 4% * 4% 3% 5% 7% 1% 3% 6% 2% 4% 5% 5% 3% 5% Per saldo heeft 55% van de Leidenaren de afgelopen 12 maanden een of meer van de onderstaande culturele festivals bezocht. Lager opgeleiden en 65-plussers bezoeken relatief minder vaak een cultureel festival, maar de verschillen zijn klein. Wel is er verschil naar soort festival dat men bezoekt. Jongeren bezoeken vaker Werfpop, 35-plussers het Gouden Pet festival en 65-plussers de Leidse Draaiorgeldag. 43

44 Bekendheid en bezoek twaalf culturele festivals door Leidenaren Bekendheid Bezoek Leidse Jazzweek % % Werfpop 84% 84% 83% 2% 11% 13% Rapenburgconcert - 77% 82% - 2% 24% Leids Filmfestival % - - 1% Kunstroute - 41% 61% - 1% 15% Leidse Draaiorgeldag - 38% 58% - 5% 1% Gouden Pet festival 46% 41% 44% 14% 11% 13% Kunst in de Wijk - 28% 38% - 4% 8% Tam Tam festival 16% 29% 29% 2% 2% 4% Openlucht Poëziemanifestatie - 27% 29% - 4% 6% Grenzenloos festival % - - 1% Popronde % - - 1% Bron: Stadsenquête Leiden Uit de Stadsenquête 29 blijkt dat de top 5 van wat Leidenaren aangeven te missen als volgt is: meer uitgaansgelegenheden/ dansgelegenheden/ discotheken voor diverse doelgroepen meer/ grotere/ betere concerten (met bekendere artiesten) meer/ grotere/ betere bioscopen/ filmhuizen grote zaal/ podium meer/ grotere evenementen en festivals Bezoek theater- en concertzalen Het totale bezoekersaantal van de Leidse podia ligt jaarlijks rond de tweehonderdduizend. In 21 waarschijnlijk wat hoger als alle cijfers bekend zijn. Tot en met 26 trok de Stadsgehoorzaal zo n vijftigduizend bezoekers per jaar. Daarna begon de verbouwing, waarna in 21 de nieuwe Aalmarktzaal in gebruik werd genomen. Bezoek aan Leidse theater en concertzalen Leidse Schouwburg LAK theater PM Scheltema Stadsgehoorzaal + De Waag LVC Muziekhuis / Q-bus x Totaal PM Bron: Opgave afzonderlijke podia, - = geen bezoekers, x = bezoekersaantal (nog) niet bekend Bezoek musea Onderstaande grafiek laat de bezoekerscijfers van 25 tot 21 zien voor de zeven Leidse musea die aangesloten zijn bij de Museumgroep Leiden. We kunnen hier in de afgelopen jaren een structurele stijging goed terugzien. Inclusief Molenmuseum de Valk trekken de Leidse musea gezamenlijk ruim zevenhonderdduizend bezoekers per jaar. Bezoek bioscopen Leiden was met 328. bezoekers in 29 de 2ste gemeente van Nederland op basis van bioscoopbezoek. Dit is vergelijkbaar met Delft, Haarlem en Zoetermeer, voor Maastricht en Zwolle maar toch ook achter gemeenten als Beverwijk, Sittard- Geleen en Ede. 44

45 Bezoekersaantallen diverse Leidse musea Bron: Musemgroep Leiden Aanbod en bezoek in bioscopen in Leiden Aantal bioscopen Aantal doeken Aantal ``stoelen Aantal bezoekers (x 1.) Recette (x 1.) Rang o.b.v. bezoek Bron: Jaarverslagen NVB/NVF Museum en School Het doel van het programma Museum en School is museumbezoek een structurele plaats geven in het lesprogramma van de basisscholen. De leerlingen bezoeken ieder schooljaar een andere erfgoedinstelling waardoor ze bij het verlaten van de basisschool kennis hebben gemaakt met een breed aanbod aan erfgoededucatie. Na het top-jaar 27/28 zijn de deelnamecijfers weer iets gedaald. Aantal deelnemende leerlingen aan het programma Museum en School Totaal Leiden / / 2/1 21/2 22/3 23/4 24/5 25/6 26/7 27/8 28/9 Bron: Museumgroep Leiden, Museum en School 45

46 Cultuur en School Voor het primair onderwijs in Leiden heeft BplusC, in opdracht van de gemeente Leiden, het Programma Cultuur & School samengesteld. Zij bieden hiermee professionele theatervoorstellingen en cultuureducatieve projecten aan. Aantal deelnemende leerlingen aan het programma Cultuur en School Bron: BplusC Actieve cultuurbeoefening door Leidenaren Vergelijkbaar met eerdere jaren, beoefent ruim vier op de tien Leidenaren zelf een culturele activiteit. Muziek maken (instrument bespelen of zingen), fotografie/film en teken/schilderen zijn het meest populair. Vergeleken met voorgaande jaren lijkt de interesse in fotografie/film wat toegenomen. Voor de overige activiteiten zijn de resultaten veelal vergelijkbaar of liggen ze iets lager. Jongeren tot 35 jaar en middelbaar/hoger opgeleiden beoefenen relatief vaker zelf een culturele activiteit, 5-plussers en lager opgeleiden relatief het minst vaak. Van alle Leidenaren is 17% aangesloten bij een instelling of vereniging, meestal in Leiden. Culturele activiteiten die niet vaak in een instelling of bij een vereniging worden gedaan, zijn verhalen/ gedichten schrijven, fotograferen/film en website ontwerpen. Zingen, dans en toneel worden juist wel vaak georganiseerd gedaan. Percentage Leidenaren dat culturele activiteiten beoefent Totaal participatie 43% Muziekinstrument bespelen 12% Fotografie, film, video 12% Tekenen, schilderen Zingen 5% 1% Bron: Stadsenquête Leiden 46

47 Uitoefenen culturele activiteiten naar leeftijd, opleiding, huishoudinkomen en sekse (* < 1%) Totaal Lager Middel baar Hoger < > 3.2 Man Vrouw Totaal participatie (beoefent min. 1 activiteit) 43% 6% 45% 42% 44% 32% 27% 45% 48% 38% 32% 47% 47% 41% 45% Beoefenaars per activiteit Muziekinstrument bespelen 12% 3% 1% 11% 13% 5% 5% 12% 14% 12% 9% 12% 15% 15% 9% Fotografie, film, video 12% 7% 2% 1% 15% 8% 7% 12% 15% 1% 7% 11% 14% 14% 11% Tekenen, schilderen 1% 16% 8% 1% 9% 11% 8% 1% 11% 8% 9% 11% 1% 7% 13% Zingen 5% * 3% 4% 7% 6% 4% 4% 6% 6% 4% 5% 6% 4% 5% Dans, ballet 4% 9% 5% 5% 3% 1% 2% 6% 4% 5% 5% 5% 3% 2% 6% Beeldhouwen, pottenbakken 3% * 1% 3% 3% 4% 2% 2% 4% 4% 3% 3% 3% 2% 4% Websites ontwerpen 3% 8% 3% 3% 2% * 3% 3% 2% 1% 2% 3% 3% 4% 1% Werken met textiel 3% * 2% 2% 4% 3% 3% 3% 3% 1% 3% 4% 2% 1% 5% Verhalen en gedichten schrijven 3% 2% 5% 2% 2% 3% 1% 3% 3% 3% 2% 4% 2% 3% 2% Toneel 2% 8% 2% 1% 2% * * 3% 2% 1% 1% 1% 2% 2% 2% Muziek maken op de computer 1% 5% 1% 2% * * 1% 2% 1% * 1% 2% 1% 1% 1% Bron: Stadsenquête 29 Werkgelegenheid in de cultuursector De cultuursector biedt in Leiden werkgelegenheid aan ongeveer zevenhonderdvijftig mensen. Het aantal bedrijven en instellingen is ruim 1. Hieronder vallen kunstenaars met een bedrijf en ook musea, podia e.d. Uit onderzoek van o.a. Bureau Blauwberg is bekend dat de cultuursector en met name de festivals en evenementen voor het grootste deel draaien op vrijwilligers. Aantal vestigingen en werknemers in de cultuursector Aantal vestigingen Aantal werknemers Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland, stand per 1 jan. N.B. Totaal van SBI-codes 9 en 91 Trends binnen cultuur Grenzen vervagen. De grenzen tussen amateurkunst en professionele kunst en tussen high culture en low culture zijn vooral door de opkomst van jongerencultuur sterk vervaagd. Klassieke of traditionele scheidslijnen tussen de culturele disciplines lijken steeds minder van belang, er ontstaan nieuwe dwarsverbanden. Nieuwe verbanden. Meer en meer vinden cross-overs tussen kunstvormen plaats en wordt kunst beoefend buiten de bestaande kaders en gevestigde structuren om. Dit leidt tot nieuwe verbanden en partnerships, die het culturele domein dat was voorbehouden aan kunstenaars en culturele instellingen openbreken en vragen om een meer integrale benadering. Zo worden er allianties gesloten tussen culturele instellingen en woningbouwcorporaties om de leefbaarheid in de wijk te vergroten en werken bedrijfsleven en kunstenaars samen aan innovatie. Amateurkunst verandert. De traditionele disciplines binnen de amateurkunst (als muziek, dans, beeldende kunst) zijn aangevuld met nieuwe populaire disciplines als streetdance, rap, poetry, graffiti, multimedia (film, fotografie, grafische design, bloggen). Deze nieuwe disciplines vinden minder in cursus- of verenigingsverband plaats, maar meer in peer groups of achter de pc. Verschuiving populariteit. Vooral concerten, festivals, films in bioscopen en cabaret zijn populairder aan het worden. De klassieke vormen van cultuur zoals opera en ballet verliezen aan populariteit. 47

48 Opkomst community art. Community art is een kunstvorm waarbij kunstenaar(s) en niet-kunstenaars van een bepaalde gemeenschap samenwerken. Projecten ontstaan meestal op initiatief van kunstenaars, maar ook op verzoek van deelnemers of in opdracht van bijvoorbeeld gemeenten en woningcorporaties. Concurrentie in de vrijetijdssector. De vrijetijdsmarkt wordt door toename van aanbieders steeds meer een verdringingsmarkt, waarbij kunst en cultuur moeten concurreren met andere vormen van vrijetijdsbesteding. Cultuur historie. De publieke belangstelling voor cultureel erfgoed en geschiedenis is in Nederland toegenomen. Meer aandacht in de media, meer bezoek aan musea en archieven. Leiden is onlosmakelijk verbonden met zijn historische kern: Dit blijkt ook als de Leidenaren in de Stadsenquête wordt gevraagd om aan te geven welke aspecten Leiden aantrekkelijk maken voor een stadsbezoek. De (oude) binnenstad, de verschillende musea en het historische karakter worden hierbij het vaakst genoemd, maar ook de gezellige sfeer, de terrasjes, evenementen, het culturele aanbod en de grachten. Beeldende kunst en muziek zijn de twee populairste kunstvormen van amateurbeoefenaars. Bioscopen, monumenten en musea zijn de meest geliefde culturele instellingen in Nederland qua bezoek. Van de Nederlanders van zes jaar en ouder bezocht in 27 56% tenminste één maal een bioscoop, 45% een monument en 41% een museum. Het deel van de bevolking dat minstens eens per jaar een populair muziekevenement bezoekt steeg van 25% in 1995 tot 34% in 27. In 27 was 42% van de Nederlanders zelf actief in de beoefening van een bepaalde kunstvorm, tegen 38% in In 1995 had 59% van de bevolking in de afgelopen maand een boek gelezen; in 27 was dit gedaald tot 55%. Cultuur in demografisch en sociaal-cultureel perspectief Ontgroening, vergrijzing en veelkleuring: de veranderende leeftijdssamenstelling van de bevolking en de instroom van nieuwe groepen. De cultuurdeelname van niet-westerse allochtonen blijft achter bij die van de Nederlandse bevolking als geheel. Toch was er in de periode sprake van een lichte toename van de cultuurdeelname van allochtonen. Ouderen. Het aantal ouderen neemt toe. Omdat deze groep in het algemeen veel interesse in kunst en cultuurheeft, als ook veel vrije tijd en vaak voldoende financiele middelen, is dit een steeds interessantere doelgroep voor het cultureel aanbod. Hoger opgeleiden Het aantal hoger opgeleiden groeit in Nederland. Omdat hoger opgeleiden meer doen op het gebied van kunst en cultuur, is daarmee ook het potentieel cultuurparticipanten groeiende. Jongeren zijn oververtegenwoordigd bij de bezoekers van musea, (amateur) toneel, bioscopen en bij de actieve kunstbeoefening. Tussen 1995 en 27 is het percentage tieners dat (kunst) musea, toneel, ballet, cabaret, popmuziek en galeries bezoekt gestegen. Het bezoek van kinderen van 6-11 jaar aan musea, monumenten, toneel en popmuziek is gestegen. Economie, commercialisering Meer marktwerking. Door het verslechterde economische tij lopen bestedingen van consumenten in de culturele sector terug. Er is een tendens naar commercialisering zichtbaar. De markt doet zijn werk en sponsoring wordt steeds gebruikelijker. De consument stelt steeds hogere eisen. Is op zoek naar beleving, avontuur, authenticiteit, spiritualiteit. Dat dwingt tot keuzes en tot professionalisering. In het culturele veld is een groeiend besef van het belang van (meer) cultureel ondernemerschap. Zeker jonge kunstenaars stellen zich onafhankelijker op van 48

49 ondersteuning door de overheid en zoeken andere kanalen om hun werk te realiseren. Citymarketing. Steeds meer steden spannen zich in om bezoekers, bedrijven en nieuwe inwoners te trekken. De onderlinge concurrentie neemt toe. Mensen vinden het niet erg toegang te betalen om een van hun favoriete artiesten te zien. Technologie en digitalisering Snelle technologische ontwikkelingen en digitalisering maken nieuwe kunstvormen mogelijk, maken het makkelijker om kunstuitingen/cultureel erfgoed te delen en geven nieuwe mogelijkheden voor cultuurparticipatie en marketing. Politiek/bestuurlijke ontwikkelingen De culturele sector staat onder druk ten gevolge van de economische crisis. Op rijksniveau zijn omvangrijke bezuinigingen aangekondigd, waarvan de komende jaren de gevolgen binnen de culturele sector duidelijk merkbaar zullen zijn. De provincie Zuid-Holland heeft gekozen voor een bescheiden rol op cultureel vlak en zet deze lijn naar verachting de komende jaren door. Inclusief de bekostiging voor het LAK, stijgt in Leiden het budget voor cultuur op de begroting. Bronnen: cultuur op de kaart, provincie Noord-Holland; Johan Idema, Lagroup; Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, SCP. Maatschappelijke ontwikkelingen met gevolgen voor cultuur Individualisering. Mensen willen hun eigen ding doen, op hun eigen moment en op hun eigen voorwaarden. Vrijheid van keuze, zapgedrag, kortdurende arrangementen horen hierbij. Het cultureel aanbod speelt daar op in. Mensen zoeken nieuwe ontmoetingsplekken, een functie die culturele instellingen in toenemende mate vervullen. Festivals en culturele evenementen beantwoorden aan de behoefte van een wij-gevoel. Cultuur belangrijk voor woon- en werkklimaat. Culturele voorzieningen en een goed cultureel klimaat vergroten de aantrekkelijkheid van een stad of gebied voor jonge hoog opgeleiden en daarmee voor bedrijven. Mensen blijken graag in een kunst- en cultuurstad te willen wonen, bedrijven willen zich er graag vestigen. 49

50 Globalisering en internationalisering. Mensen, goederen, kapitaal en ook cultuur verplaatsen zich steeds makkelijker, fysiek of virtueel over de landsgrenzen. In alle vormen van kunst en cultuur is een internationale dynamiek aan de gang. Soms krijgen kunstenaars en cultuurorganisaties daardoor extra kansen, in andere gevallen komen ze juist onder verhoogde druk te staan. Lokalisering. Als tegenreactie op globalisering is er een toenemende belangstelling voor het streekeigene, de eigen identiteit en de eigen historie. Ontsnapping. Dagelijks worden we overvoerd met informatie. Onze levens worden steeds drukker. Kunst en cultuur geven de kans om te ontsnappen aan de hectiek van alledag. 3.4 Sport en bewegen Deelname aan sport In 28 lag het percentage Nederlanders van 12 jaar of ouder dat voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen op 56 procent, evenveel als in 27. Er is sprake van afvlakking van de licht stijgende trend sinds 21. (De ambitie die samenhangt met het Olympsich Plan is om in 216 te komen tot 75 procent). Mannen en vrouwen bewegen ongeveer even veel, maar jongens tussen 12 en 17 jaar en mannen van 55 jaar en ouder bewegen meer dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten. Overigens halen ouderen hun norm veel vaker dan jongeren:tussen de 12 en 17 jaar voldoet maar een op de vier aan de norm voor deze leeftijdsgroep, terwijl dat onder 55-plussers oploopt tot twee op de drie. ( 17 ) In Leiden blijkt 6% van de inwoners vanaf 18 jaar aan deze norm te voldoen. In onderstaande tabel is te zien dat jongvolwassenen het vaakst aan de combinatienorm voldoen. Zij voldoen zowel vaker aan de Norm Gezond Bewegen als aan de Fitnorm. 65+ers voldoen het minst vaak aan de combinatienorm. De helft van de 65+ers voldoet nog wel aan de norm gezond bewegen, maar slechts 6% voldoet aan de Fitnorm. Verder valt op dat vrouwen en lager opgeleiden relatief minder vaak aan de Fitnorm voldoen. % van de Leidse inwoners dat voldoet aan combinatienorm (norm gezond bewegen of fitnorm) NGB FIT Combi 2 NGB FIT Combi Totaal 6% 27% 66% Geslacht Man 58% 3% 66% Leeftijd Vrouw 61% 24% 67% % 51% 85% % 3% 65% Opleiding % 27% 67% Lager 6% 18% 63% % 26% 67% Middelbaar 63% 3% 7% % 6% 49% Hoger 57% 29% 65% Bron: Stadsenquête 29 In lijn met het landelijk beeld scoren Leidse jongeren van 12 tot en met 17 beduidend minder goed. Dit blijkt uit de Jeugdpeiling (eens per 5 jaar door de GGD). Landelijk is de score gestegen van 23 % in 23 naar 26% in 28. In Leiden is het ook behoorlijk gestegen van 14% naar 21% maar dus nog vijf procent onder het landelijke percentage. De onderzoekers van de GGD noemen een aantal redenen waardoor Leiden lager zou kunnen scoren dan landelijk b.v. naar verhouding meer Turkse en Marokkaanse meisjes of andere groepen waarvan bekend is dat ze minder vaak sporten. Overigens is de definitie van de norm voor jongeren anders dan voor volwassenen. De norm voor de jeugd houdt in dat 17 CBS Persbericht PB9-2 5

51 jongeren zeven dagen per week een uur of meer matig intensief moeten bewegen, waarbij de activiteiten minimaal twee keer per week gericht moet zijn op verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid. Uitkomsten Jeugdpeiling jongeren jaar Minimaal eens per week sporten - Leiden 76% 78% Minimaal eens per week sporten Zuid-Holland Noord 79% 8% Voldoet aan de Norm Gezond Bewegen - Leiden 14% 21% Voldoet aan de Norm Gezond Bewegen Zuid-Holland Noord 14% 22% Voldoet aan de Norm Gezond Bewegen - Nederland 23% 26% Bron: Jeugdpeiling GGD HM Aantal leden sportvereniging Er wordt in Leiden geen statistieken bijgehouden over het aantal leden van de verschillende sportverenigingen. Uit een enquête die het Mulier instituut heeft gehouden onder de sportverenigingen (Sportbeleid in de gemeente Leiden: verenigingen aan het woord, oktober 29) blijkt dat de sportverenigingen weinig aanwas hebben van nieuwe leden en dat ledenwerving een probleem vormt. In de snelle peiling gehouden onder sportverenigingen ten behoeve van beantwoording van onderliggende motie geven 24 van de 5 verenigingen die de enquête hebben ingevuld aan dat ze een groei van het aantal leden verwachten. 7 verwachten een daling, 16 dat het aantal gelijk blijft en 3 geven aan het niet te weten Sportaanbod Ledenstop en wachtlijst Zeven sportverenigingen hebben aangegeven een wachtlijst te hebben, op één na maken zij gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties. Aan hen is gevraagd hoe het komt dat zij een wachtlijst hebben. Vier verenigingen geven aan dat ze wachtlijsten hebben door gebrek aan uren of ruimte. Eén daarvan (paardrijden voor gehandicapten) maakt geen gebruik van een gemeentelijke accommodatie. Tennisvereniging Roomburg ligt erg centraal en kan niet uitbreiden. Dat geldt ook voor de Leidse Hockeyclub die in hetzelfde sportpark is gelegen (Roomburg). Bij Tennis geldt dat men in Leiden de keus heeft uit zes verenigingen. Voor hockey geldt dat er maar één hockeyclub accommodatie binnen de Leidse gemeentegrenzen heeft (en één in Oegstgeest). Leiden beschikt over 3 zwembaden, 4 sporthallen (incl. hal Revalidatiecentrum), een turnhal, een sportzaal en tientallen gymlokalen bij scholen voor de binnensport. Voor de buitensporten voetbal, hockey, korfbal, honkbal en rugby zijn er 11 zgn. groene sportparken met meerdere velden. Op vijf verschillende locaties zijn tennisparken, de zgn. rode sportparken. Daarnaast kan nog de atletiekbaan en de ijshal worden genoemd als belangrijke voorzieningen in het sportaanbod. Landelijk scoort Leiden goed wat betreft het aantal en de spreiding van sportvoorzieningen. Vooral de spreiding is een heel sterk punt van het aanbod omdat sporten dicht bij huis de sportdeelname stimuleert. Een minder sterk punt is de kwaliteit en de ouderdom van de sportvoorzieningen in de stad. Onderhoud en vervangingsinvesteringen zijn de komende jaren noodzakelijk om de bestaande sportvoorzieningen in stand te kunnen houden. Bij een aantal verenigingen is sprake van kwantitatieve tekorten in het sportaanbod. Voorbeelden hiervan bij de buitensporten zijn hockey en tennis in Roomburg en voetbal in de Mors. Voor binnensport gaat het om tekorten in sporthallen in het weekend voor bepaalde indoorsporten. Kwalitatieve tekorten in het aanbod zijn er voor topsporten als waterpolo en basketbal omdat accommodaties niet aan de eisen van topsportwedstrijden voldoen. 51

52 Het belang van sportvoorzieningen in de buurt Zien sporten doet sporten. Dat geldt zeker voor de jeugd. Voor hen vormt aanbod dichtbij huis in de sporten die hun aanstaan nog een belangrijke stimulans om te gaan of te blijven sporten. Cruyff Courts en Krajicek playgrounds vormen een welkome, maar op zichzelf onvoldoende aanvulling op het bestaande aanbod in dezen. Daarvoor is het bereik ervan te klein en te zeer gericht op specifieke doelgroepen. Juist om de jeugd én de volwassen twijfelaars aan het sporten te krijgen en te houden, loont het de moeite om te investeren in sportvoorzieningen in de directe woonomgeving (Kamphuis 28) Verwachtingen sportdeelname in Leiden Zoals eerder beschreven groeit de bevolking van Leiden naar verwachting licht, evenals de eenpersoonshuishoudens en percentage inwoners van niet westerse afkomst. De landelijke trend van vergrijzing geldt ook voor Leiden. Uit onderzoek blijkt dat ouderen hechten aan een kwalitatief goed aanbod (vriendelijk personeel, advies, netheid). Verder zijn ze kostenbewust en hechten ze meer waarde aan de sociale veiligheid in en om de sportaccommodatie. Sporten die tot op hoge leeftijd kunnen worden beoefend zullen populairder worden (wandelen, fietsen, jeu de boules). De deelname aan individuele sporten neemt toe. Het alleen sporten en sporten in informele groepen is ook bij veel volwassenen en ouderen populair. Lage kosten, niet hoeven presteren en sporten waar en wanneer het je zelf uitkomt zijn belangrijke voordelen. Veel van de individuele sporten zijn modegevoelig en zullen voornamelijk opgepakt worden door de commerciële aanbieders. Een en ander zal ten koste gaan van het aantal verenigingsleden. De grens tussen sport en recreatie zal nog vager worden. Vooral de individueel te beoefenen sporten, zoals golf, fitness en skaten, winnen aan belang. Als de huidige trends doorzetten verwachten we dat sportbeoefening zal toenemen, terwijl het aantal lidmaatschappen van sportverenigingen afneemt Verwachte toe- en afname van vraag naar sportaccommodaties Naast de demografische factoren kunnen ook andere factoren het toekomstig sportgedrag en de behoefte aan ruimte voor sport beinvloeden. Te denken valt dan aan welvaartsstijging, veranderingen in leefstijl en gezondheidsbewustzijn, veranderende sportvoorkeuren, multifunctioneel gebruik van en technologische ontwikkelingen voor accommodaties. De groei van de sportdeelname vond plaats in een tijd waarin het aantal traditionele sportaccommodaties zwembaden en overdekte en openluchtsportaccommodaties niet groeide of zelfs licht daalde. Voor zover er sprake is van een toename van de sportfaciliteiten, is die toename volledig toe te schrijven aan commerciële initiatieven zoals fitnesscentra, sportscholen, maneges en de groeiende groep Cruyff Courts en Richard Krajicek playgrounds. 19 Sporten die sterk zijn gegroeid de afgelopen jaren, zoals hardlopen en fitness, vragen ook niet om het type accommodaties dat traditioneel door overheden wordt gefinancierd. Hierbij is niet goed aan te geven de vraag het (gebrek aan) aanbod volgt, of dat het uitblijven van een vraag maakt dat er ook geen aanbod wordt ontwikkeld. Of wel: gaat men hardlopen omdat er een wachtlijst is bij hockey, of omdat deze vorm van sport nu meer aanspreekt? Bij gelijkblijvende sportparticipatie is tot 228 landelijk een groei van een half miljoen sporters te verwachten. Dit heeft gevolgen voor het aantal benodigde 18 Rapportage sport 28 Sociaal en Cultureel Planbureau / W.J.H. Mulier Instituut Den Haag, december Rapportage sport 28 Sociaal en Cultureel Planbureau / W.J.H. Mullier Instituut Den Haag, december 28 52

53 sportaccommodaties. Met name in steden in de Randstad zoals Leiden dreigt een tekort aan accommodaties. Tekort aan sportvoorzieningen en wachtlijsten bij sportverenigingen kunnen de geambieerde groei van de sportdeelname belemmeren. 3.5 Conclusies Gezondheid en welzijn Kans op tweedeling Met veel groepen gaat het goed in Leiden. Tegelijkertijd blijven er groepen kwetsbaren als gevolg van sociale of fysieke uitsluiting. Grote toename zorggebruik in verpleging, thuiszorg en verzorging De toenemende vergrijzing en daardoor ook de toename van het aantal mensen met een chronische aandoening zorgt in de periode in Zuid-Holland Noord voor een sterke toename van zorggebruik in de verpleging, de thuiszorg en de verzorging (meer dan 3. Ook het gebruik van de huisartsenzorg zal sterk stijgen (13 tot 2%). Er zijn echter nog andere ontwikkelingen in de gezondheidszorg die van invloed zijn op vraag en aanbod en waarmee rekening gehouden moet worden in het gezondheidszorgbeleid. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn de stijgende kosten en de voorgenomen bezuinigingen, ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, marktwerking, de invloed van de sociale media op de rol van de zorgconsument, het scheiden van wonen en zorg en de ontwikkelingen in de medische technologie. Rol van de gemeente op preventie gebied neemt toe. Door de overheveling van rijkstaken naar gemeenteniveau krijgt de gemeente steeds meer verantwoordelijkheid om de stijgende zorgkosten te beperken. Ook het risico van die stijgende zorgvraag wordt steeds meer bij gemeenten gelegd. Veranderende groep ouderen Het zorg en welzijnsbeleid is nu vooral gericht op 65+ als kwetsbare ouderen. Er is een steeds grotere diversiteit aan ouderen. Ook het opleidings- en inkomensniveau van ouderen zal sterk toenemen. Daarnaast komt er een grotere groep allochtone ouderen met specifieke wensen en behoeften. Jeugd en onderwijs Met de meeste kinderen en jongeren gaat het goed. Er is in Leiden een grote vraag naar en aanbod van kinderopvangvoorzieningen. Het onderwijsaanbod is zeer breed te noemen. Het opleidingsniveau van de bevolking is hoog. Cultuur Leiden heeft een breed en gevarieerd cultuuraanbod. Dit draagt in belangrijke mate bij aan de aantrekkelijkheid van de stad, voor wonenden, werkenden en bezoekers. Mensen blijken graag in een kunst- en cultuurstad te willen wonen, bedrijven willen zich er graag vestigen. Het op peil houden van dit aanbod is daarom belangrijk. Tegelijkertijd is er grote druk op de culturele sector ontstaan door de economische crisis en de forse bezuinigingen op rijksniveau. Het zal veel inventiviteit vergen van zowel de overheid als de podia, de musea en de makers om de culturele instellingen en activiteiten op eenzelfde niveau te houden. Cultureel ondernemerschap, sponsoring en mecenaten worden door velen als redmiddel gezien, maar het valt te betwijfelen of de culturele sector hier voldoende ondersteuning van kan krijgen. Een voor cultuur gunstige ontwikkeling is dat het aantal ouderen en hoger opgeleiden en Leiden nog zal groeien. Dit zijn beide groepen die in het algemeen 53

54 veel interesse hebben in kunst en cultuur. Het potentieel cultuurparticipanten zal in Leiden dus naar verwachting toenemen. Culturele instellingen kunnen inspelen op de ontwikkeling dat mensen steeds vaker kwalitatief goed, en bijzondere ontmoetings- en verblijfsplekken zoeken. Bij de programmering van activiteiten en het indelen/verbouwen van cultuurgebouwen kan hierop ingespeeld worden, zodat de verblijfsduur toeneemt en meer mensen kunnen (mee)genieten van het cultuuraanbod. Grenzen vervagen tussen amateurkunst en professionele kunst, tussen high en low culture, en tussen de culturele disciplines onderling. Dit leidt tot mogelijkheden voor nieuwe samenwerkingsverbanden en partnerships. En tot vernieuwing van het cultureel landschap. Dat kan zowel van de culturele sector als van de overheid een andere visie of aanpak vragen. Kortom, cultuur heeft te maken met een groot aantal kansen, maar staat tegelijkertijd onder zware druk. Sport en bewegen Een belangrijke opgave is om de bestaande, goed gespreide, sportvoorzieningen in stand te houden door te zorgen voor goed onderhoud en tijdige vervanging door nieuwbouw zodat de accommodaties aan de huidige eisen voldoen. Enerzijds maakt deze opgave het noodzakelijk om de fysieke ruimte in de stad voor sportaccommodaties bij aangetoonde behoefte te behouden. Anderzijds zullen er voldoende financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor onderhoud en vervanging van sportaccommodaties. Omdat het op dit moment aan middelen ontbreekt wacht de stad voor de komende jaren een forse opgave om voor levensduurverlengende investeringen en/of vervangingsinvesteringen miljoenen aan dekking te vinden. Daarnaast zal behoefte ontstaan aan nieuwe accommodaties door groeiende sportdeelname en nieuwe beleidsambities. Ook hiervoor ontbreken nu de middelen en de fysieke ruimte. 54

55 4 Wonen en leefbaarheid Hoe wordt in Leiden gewoond? Leiden is een aantrekkelijke stad om in te wonen. Dit uit zich ook in de Woonaantrekkelijkheidsindex 2. Leiden staat hierin op de 9e plaats. De Leidenaar is voor het overgrote deel tevreden over zijn woning en woonomgeving. In Leiden ligt het aandeel vooroorlogse woningen duidelijk hoger dan landelijk gezien. Dit geldt ook voor het aanwezig zijn van sociale huurwoningen. Meer dan 1/3 van de Leidse woonruimten heeft een oppervlak onder de 7 vierkante meter. Er is nog steeds een spanning op de Leidse woningmarkt; er is meer vraag naar een woning dan aanbod. Zowel in de koop- als in de huursector zijn de uitgaven omhoog gegaan. De energielasten zijn de laatste jaren flink gestegen. Een aantal gebieden in Leiden scoren op leefbaarheid matig en negatief. Leiden is een studentenstad. Bijna de helft van de studenten geeft aan voor Leiden te hebben gekozen als studiestad vanwege de leuke stad die Leiden is. Ruim de helft van de studenten woont thuis bij ouders. Ongeveer een derde woont op kamers (of in een andere onzelfstandige woonruimte). De rest woont in een zelfstandige woning. Inhoudelijke ontwikkelingen en trend Toenemende verstedelijking (en krimp in perifere gebieden) Druk op de woningmarkt blijft in de Randstad bestaan Niet méér collectieve leefvormen Verdichting van woningbouw Vergrijzing Groeiend aantal woningen extramuralisering in de zorgsector De veiligheidsbeleving van Nederlanders ontwikkelt zich al een aantal jaren positief. Groeiende behoefte zelfstandig leven en wonen door elkaar heen lopen van werken, wonen en zorgen 4.1 Woningvoorraad De meeste huishoudens wonen in een woning. Dat geldt in Nederland voor 96% van de huishoudens. In steden is het percentage dat anders gehuisvest is (niet zelfstandig in een woning) meestal wat groter. Dat gaat ook op voor Leiden. Ongeveer 87% van de huishoudens is hoofdbewoner van een woning. Daarnaast is ongeveer 13% woonachtig in een wooneenheid of als inwonend huishouden in een woning. In andere studentensteden als Groningen en Nijmegen is het percentage huishoudens dat in een niet-woning woont zelfs nog hoger dan in Leiden, respectievelijk 28% en 2%. Huishoudens naar huisvestingssituatie huisvestingssituatie Leiden % Holland Rijnland % Nederland % woning % % % zelfstandige wooneenheid 1.6 3% 1.7 1% % onzelfstandige wooneenheid 5.2 8% 7.6 4% % bewoonde andere ruimte 3 1% 3 % 22.3 % inwonend huishouden 6 1% 1.4 1% % totaal huishoudens % % % Bron: WoON 29 2 Altas 21 voor de 5 grootste gemeenten 55

56 De bewoonde woningvoorraad in Leiden bestaat voor 48% uit koopwoningen. In 22 was dit 43%. Dit is een flinke stijging. Toch ligt dit nog behoorlijk onder het landelijke gemiddelde van 59%. In heel Holland Rijnland ligt het aandeel koopwoningen boven het Nederlandse gemiddelde. In 29 is het aandeel eengezinswoningen in Leiden 49%. In 22 was dit 45%. Ondanks een stijging van 5% is dit ook lager dan het gemiddelde van 69% in Nederland. In Holland Rijnland ligt het percentage eengezinswoningen met 66% iets onder het gemiddelde. In Leiden is 45% van de woningen een sociale huurwoning. Bewoonde woningen naar woningtype en eigendom woningtype Leiden % Holland Rijnland % Nederland % eengezinswoningen % % % - koop % % % - huur 8. 31% % % meergezinswoningen % % % - koop % % % - huur 2. 72% 4. 67% % koopwoningen totaal % % % huurwoningen totaal % % % totaal bewoonde woningen % % % Bron: WoON 29 Zowel voor wat betreft het percentage eengezinswoningen als het percentage koopwoningen geldt dat dit over het algemeen in stedelijke gemeenten onder het landelijke gemiddelde ligt. Voor gemeenten tussen 1. en 15. inwoners, waartoe Leiden behoort, liggen de percentages gemiddeld duidelijk lager dan het Nederlandse gemiddelde. Leiden ligt qua percentage koopwoningen onder het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten. Ook voor wat betreft het percentage eengezinswoningen is de gemeente wat stedelijker dan het gemiddelde van 65%. In een studentenstad als Delft is het percentage eengezinswoningen 34 en in Groningen 44. Het percentage koopwoningen is in Delft 4 en in Groningen 44. In Nederland is inmiddels minder dan één op de vijf woningen gebouwd voor In Leiden ligt het aandeel vooroorlogse woningen duidelijk hoger. In Leiden is 3% van de woningen gebouwd voor Opvallend is verder het lage aandeel woningen dat vanaf 2 is gebouwd. In Nederland is dit aandeel 1%, in Leiden 5%. Bewoonde woningen naar bouwperiode bouwperiode Leiden Holland Rijnland Nederland voor % 19% 18% % 1% 1% % 16% 14% % 18% 18% % 17% 16% % 12% 13% 2 en later 5% 8% 1% totaal bewoonde woningen 1% 1% 1% Bron: WoON 29 Het aandeel huurwoningen tot de kwaliteitskortingsgrens is in Leiden veel hoger dan gemiddeld (32% versus 23% in de regio en 25% in heel Nederland). In Leiden is 45% van de woningen een sociale huurwoning. Ook het aandeel huurwoningen boven de liberaliseringsgrens is in Leiden hoger dan landelijk (12% versus 8% gemiddeld). In de koopsector valt juist het lage aandeel goedkope woningen op. Dit geldt zowel voor Leiden als voor de gehele regio. In de regio zijn met name de koopwoningen met een WOZ-waarde tussen 25.,-- en 4.,-- ruim 56

57 vertegenwoordigd. In Nederland behoort 34% van de koopwoningen tot dit segment, in Holland Rijnland 45%, in Leiden 39%. 21 Bewoonde woningen naar eigendom en prijs woningtype Leiden % Holland Rijnland % Nederland % koopwoning % % % - sociaal < ) % % % - sociaal tot % % % tot % % % - boven % % % huurwoning % % % - tot kwaliteitskortingsgrens % % % - tot aftoppingsgrens % 3. 47% % - tot liberalisatiegrens 4. 14% % % - boven liberalisatiegrens % % % totaal bewoonde woningen % % % Bron: WoON 29 Tussen 22 en 26 is het aandeel sociale koopwoningen sterk afgenomen. Dat geldt niet alleen voor de gemeente Leiden, maar ook voor Holland Rijnland en voor heel Nederland. In 22 viel nog een groot deel van de woningen onder grens van 168. die voor 22 gehanteerd wordt voor de sociale koop (conform de Regionale Woonvisie Holland Rijnland ). Door de prijsstijgingen is een groot deel van deze woningen in 26 boven de grens van 18. uitgekomen. Uit de Atlas 21 voor Gemeenten blijkt Leiden op de zesde plaats te staan qua gemiddelde huizenprijzen in euro s per vierkante meter (29). Deze Atlas is een vergelijking tussen de 5 grootste gemeenten van Nederland. In de top 5 staan Amsterdam, Utrecht, Amstelveen, Haarlem en Hilversum. Een groot deel van de woonruimten in Leiden heeft een oppervlak onder de 7 vierkante meter. In Nederland heeft 23% van de woonruimten een oppervlak tot 7 meter, in Leiden is dit 39% van de voorraad. De grote omvang van woongelegenheden met een oppervlak van minder dan 5 vierkante meter wordt deels verklaard uit het grote aandeel niet-woningen in de gemeente. Van de woningen heeft 16% een oppervlak van minder dan 5 vierkante meter, bij de nietwoningen is dit 5%. Bewoonde woonruimten naar woonoppervlak woonoppervlak Leiden Holland Rijnland Nederland minder dan 5 m2 2% 11% 9% 5-69 m2 19% 14% 14% 7-89 m2 16% 14% 16% m2 2% 21% 2% m2 12% 18% 16% m2 8% 14% 14% 2-m2 of meer 5% 8% 11% totaal bewoonde woningen 1% 1% 1% Bron: WoON 29 Scheef wonen in Leiden Rigo Research heeft in 21 het scheefwonen in Leiden onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat als er gekeken wordt naar de woningvoorraad 28% in Leiden scheef woont. Landelijk is dit 29%. Als het inkomen leidend is dan woont 24% in Leiden scheef ten opzichte van 19% landelijk Bron: rapportage Woon 29; landelijk onderzoek VROM. 22 Scheefwonen in Leiden; achtergronden, oorzaken en oplossingen, Rigo Research en Advies Bv 21 57

58 De woningvoorraad in Leiden is in de periode tussen 199 en 21 toegenomen met woningen. Met name tussen 199 en 2 werden veel woningen gebouwd. In de afgelopen 1 jaar is de voorraadontwikkeling beperkt van omvang geweest. De nieuwbouwproductie was beperkt en bovendien zijn veel woningen aan de voorraad onttrokken. In de periode zijn per saldo meer woningen onttrokken (door bijvoorbeeld sloop of functieverandering) dan er toegevoegd zijn aan de voorraad. In 29 is per saldo een behoorlijk aantal woningen toegevoegd. Dat zien we terug in het migratiepatroon. Na jaren met een sterk negatief binnenlands migratiesaldo was 29 een jaar waarin per saldo nauwelijks inwoners uit Leiden vertrokken. Nieuwbouw en onttrekkingen aan de woningvoorraad , in Leiden nieuwbouw onttrekkingen Bron: CBS In de afgelopen 1 jaar bestond de nieuwbouw in Leiden voor 45% uit eengezinswoningen. In de 1 jaar daarvoor ( ) was dit 44%. Het aandeel koopwoningen in de nieuwbouw is in de afgelopen 1 jaar met 8% veel hoger geweest dan in de periode Toen was het aandeel 63%. In paragraaf 2.1, over de bevolkingsontwikkeling, kwam naar voren dat er een verschuiving opgetreden is in het migratiepatroon, namelijk een toename van het vertrek van gezinnen na de periode In de samenstelling van de nieuwbouw is geen verschuiving te zien. Het aandeel eengezinswoningen in de nieuwbouw is vrijwel gelijk gebleven. Wat wel zichtbaar is, is een afname van de omvang van de nieuwbouw. In het begin van de jaren negentig werden er duidelijk meer woningen gebouwd dan in de periode daarna. Dit zal een effect hebben gehad op de mate waarin gezinnen wegtrekken uit de gemeente. Nieuwbouw naar eigendom en woningtype , in Leiden eengezins koop eengezins huur meergezins koop meergezins huur Bron: CBS 58

59 Het aandeel eengezinswoningen in de nieuwbouw ligt in Leiden onder het niveau van Holland Rijnland. In Leiden bestaat 45% van de nieuwbouw uit eengezinswoningen, in Holland Rijnland bijna 6%. Op landelijk niveau is bijna zeven op de tien nieuwbouwwoningen een eengezinswoning. Het aandeel koopwoningen in de nieuwbouw ligt in Leiden vrijwel op hetzelfde niveau als in Holland Rijnland, ongeveer 8%. In Nederland is het percentage 75%. Aandeel eengezinswoningen en koopwoningen in de nieuwbouw, % 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % Leiden HR 21 Nederland % eengezins % koop Bron: CBS Woonuitgaven en energielasten Ten opzichte van 22 en 26 is zowel in de huursector als in de koopsector een toename te zien van de woonuitgaven. De huren zijn gestegen, maar ook de hypotheeklasten zijn omhoog gegaan. Daar komt bij dat de uitgaven voor energie ook toegenomen zijn. In 22 gaven Leidse huurders nog gemiddeld 89 uit aan energielasten, in 29 is dat opgelopen tot 168. In de koopsector zijn de energielasten gestegen van 114 tot 218 per maand. Toch is het effect op de woonquotes (het deel van het besteedbare inkomen dat uitgegeven wordt aan wonen) minder groot. Zowel in de huursector als in de koopsector is namelijk een toename van de inkomens te zien. In de koopsector is tussen 26 en 29 de woonquote gestegen van 25 naar 26, terwijl ze in de huursector is toegenomen van 33 naar 39. Op landelijk niveau is de toename van de woonquote in de huursector beperkter. Leiden aantrekkelijk als Woonstad In de Atlas 21 voor de 5 grootste gemeenten is Leiden qua woonaantrekkelijkheidsindex vergeleken met de 5 grootste gemeenten van Nederland. Leiden staat hierin op de 9e plek Doelgroep van beleid In 25 is de Stad van Ontdekkingen: wonen in Leiden, Woonvisie gemeente Leiden vastgesteld. De gemeente Leiden heeft in deze visie willen borgen dat er voldoende woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met een laag inkomen. 24 In de Prestatieafspraken Leiden garanderen de Leidse corporaties tot 215 dat de omvang van de sociale woningvoorraad gedurende het tijdsbestek van de prestatieafspraken tenminste 1,5 maal de omvang van de doelgroep van beleid zal zijn. 23 woonaantrekkelijkheidsindex bestaat uit: bereikbaarheid van banen (per auto en ov), cultureel aanbod, veiligheid, percentage koopwoningen, nabijheid natuurgebieden, culinair aanbod, aanwezigheid universiteit, percentage vooroorlogse woningen. Bron: Atlas 21 voor de 5 grootste gemeenten 24 hiermee worden de inkomens bedoeld waarop het nog mogelijk is Huurtoeslag te ontvangen. 59

60 Vanaf 25 wordt een factor van anderhalf maal de omvang van de doelgroep gehanteerd, exclusief studenten. De omvang van de doelgroep in Leiden (exclusief studenten) bedraagt volgens het WoON huishoudens 25. Dit is een toename van circa 3. ten opzichte van 26. De omvang van de bereikbare huurvoorraad is vrijwel constant gebleven. Dat betekent dat de verhouding tussen beide grootheden kleiner is geworden. Op basis van het WoON 29 komt de schatting van de verhouding tussen bereikbare huurvoorraad en de doelgroep (exclusief studenten) uit op 1,71. In 26 bedroeg het verhoudingsgetal 2, De stand van zaken in studentenhuisvesting anno Het rapport Sleutels gezocht In Leiden geeft aan dat er bijna 26.6 studenten studeren. Ongeveer 65 a 7% daarvan studeert aan de Universiteit Leiden; ongeveer 25% aan de Hogeschool Leiden. Daarnaast is er een groep die studeert aan een andere onderwijsinstelling of net is afgestudeerd. Bijna 8% van de studenten is tussen 18 en 22 jaar oud. Daarnaast studeren er meer vrouwen in Leiden dan mannen: 65 tegen 35%. Ongeveer 1. studenten (4%) wonen in de stad Leiden. Ook in Den Haag, Zoetermeer en Oegstgeest woont een groot aantal Leidse studenten. Bijna de helft van de studenten geeft aan voor Leiden te hebben gekozen als studiestad vanwege de leuke stad die Leiden is. De onderwijs gerelateerde aspecten hebben 4% van de studenten aangespoord om naar Leiden te komen. Ruim de helft van de studenten woont thuis bij ouders. Ongeveer een derde woont op kamers (of in een andere onzelfstandige woonruimte). De rest woont in een zelfstandige woning. Van de 8.4 studenten die op kamers (of in een eenheid) wonen, wonen er 3.5 in een studentenflat of studentencomplex. Daarnaast wonen 3.3 studenten in een studentenhuis. De rest woont in een verenigingshuis of deelt een huurwoning samen met anderen. Ongeveer de helft van de studenten met verhuiswensen wil in het centrum van Leiden wonen. Nog eens bijna 2% geeft aan in Leiden, maar buiten de singels te willen wonen. In totaal heeft ongeveer een kwart van de studenten interesse in een sociale koopwoning. Vooral voor studenten die nu in een sociale huurwoning wonen lijkt het een aantrekkelijk alternatief. Circa 25% van de studenten zegt interesse te hebben in een alternatieve woonvorm (prefab,container). 45% wil nadenken over een kamer in een alternatief pand (een oud verzorgingstehuis, school, ziekenhuis of kantoor). En 27% is geïnteresseerd in het tijdelijk bewonen van een slooppand. Tekort woonruimte Het tekort aan woonruimten voor studenten kan becijferd worden op 4.15 kamers (eenheden) en zelfstandige woonruimten tezamen. Het tekort aan kamers en andere onzelfstandige woonruimten bedraagt circa 85 eenheden. Daarnaast is er een tekort aan 54 koopwoningen en 2.75 huurwoningen, waarvan 1.35 sociale huurwoningen en 1.4 particuliere huurwoningen. Ten opzichte van 26 is er een duidelijke toename van het tekort, ten dele overigens veroorzaakt door een onderzoeksmatige achtergrond die ertoe geleid heeft dat in 23 het tekort onderschat is. Een relatief groot deel heeft betrekking op starters op de 25 inclusief studenten bedraagt de doelgroep van beleid 22.3 Bron: rapportage Woon Bron; rapportage Woon In 23 en 26 heeft Laagland Advies onderzoek verricht onder Leidse studenten. Deze onderzoeken zijn anders uitgevoerd zodat dit onderzoek niet hiermee kan worden vergeleken. ABFresearch heeft het rapport uit 29 in opdracht van SLS-Wonen opgesteld. 6

61 woningmarkt: studenten die op korte termijn afstuderen en op zoek zijn naar een zelfstandige woonruimte. Het tekort van 4.15 woonruimten is flink lager wanneer we de studenten die op korte termijn afstuderen buiten beschouwing laten. Wanneer we de studenten die binnen een half jaar afstuderen achterwege laten daalt het tekort naar 2.4 woonruimten. Laten we degene die binnen een jaar afstuderen buiten beschouwing dan zakt het tekort naar 1.7 woonruimten. Het tekort is anno 29 is wellicht verrassend duidelijk groter dan het tekort in 26. Tegelijk heeft het tekort verrassend weinig betrekking op typische studentenhuisvesting en veel meer op de reguliere woningmarkt in Leiden. Stijging aantal studenten Er vanuit gaande dat zich in Leiden een zelfde stijging voordoet als landelijk zou het aantal HBO studenten kunnen toenemen van 6.4 naar circa 7.2 en het aantal universitaire studenten kunnen toenemen van 18. naar 26.. Een dergelijke stijging lijkt met name voor het Universitair Onderwijs erg groot. Om die reden worden deze cijfers hier niet direct gezien als opportuun om direct op in te spelen. De Universiteit Leiden heeft wel de ambitie haar marktaandeel de komende jaren te vergroten waardoor er circa 4 studenten bij zouden kunnen komen. De Hogeschool heeft gekozen voor een lijn waarbij kwaliteit centraal staat. Aantallen staan voor dehogeschool veel minder centraal dan haar uitgangspunt de menselijke maat uitgangspunt te laten zijn van haar beleid. Tegen die achtergrond streeft de Hogeschool naar een overzichtelijke groei. Buitenlandse studenten Zowel de Universiteit als de Hogeschool ambiëren een zekere groei van het aantal buitenlandse studenten. De Universiteit verwacht een toename van circa 15 buitenlandse studenten nu naar 3 in 214. Bovendien verwacht men daarbij een verschuiving van short stay naar long stay. De Hogeschool verwacht in 211 circa 15 studenten uit het buitenland. Het beeld van de buitenlandse student is dat die hier slechts kort verblijft en die vanuit dat perspectief geen bijzondere woonwensen heeft, wordt bevestigd. Ondanks het feit dat men een heel eind op streek is met de studie woont toch bijna de helft op kamers en slechts een kwart zelfstandig. Vanzelfsprekend is een groot deel van deze studenten van plan op korte termijn te verhuizen, maar dan wel naar huis terug. In vergelijking met het totale aantal studenten in Leiden zijn buitenlandse studenten gemiddeld iets ouder, hebben een hoger besteedbaar inkomen en betalen gemiddeld een hogere huurprijs. 4.4 Leefbaarheid Leefbaarheid staat momenteel volop in de aandacht, maar de leefbaarheidsproblemen die kunnen optreden zijn divers. Het ministerie van VROM heeft de onderzoeksbureaus Rigo Research en Advies BV en Stichting Atlas voor gemeenten gevraagd de Leefbaarometer te ontwikkelen. De Leefbaarometer baseert zich zowel op de meningen als het gedrag van de inwoners. Dit resulteert in één algemene leefbaarheidscore. Om meer inzicht in de leefbaarheidsituatie, biedt de Leefbaarometer de mogelijkheid om de algemene score uit te klappen naar de zes onderliggende dimensies. Dit zijn woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningenniveau, bevolkingssamenstelling, sociale samenhang en veiligheid. In totaal is er gebruik gemaakt van ongeveer 5 indicatoren. De algemene leefbaarheidscore wordt uitgedrukt in een kleur. Zie de legenda hieronder. Hoe donkerder groen, hoe positiever en hoe meer rood, hoe negatiever. 61

62 Elke twee jaar, vanaf 1998, is er een nieuwe meting van de leefbaarheid. De laatste stand is 28. De stand van 21 wordt medio 211 verwacht. Tevens laat de Leefbaarometer ontwikkelingen in de tijd zien: is een gebied voor- of achteruit gegaan? 1998: 28: 62

63 Leefbaarometer De Leefbaarometer laat zien hoe de leefbaarheid in verschillende gebieden zich ontwikkelt. Er zijn twee kaarten, een voor de situatie in 1998 en één in 28. Opvallende verschillen zijn de volgende: Oranje gebieden, relatief de slechtste gedeeltes van Leiden, bevonden zich in 1998 vooral in Leiden Noord (omgeving Marnixstraat en de meest oostelijke Hoven en omgeving Antillenstraat). In 28 zijn daar alleen het J.P Coenhof en een kleiner gedeelte van de Antillenstraat van over. De rest is verbeterd. Vergeleken met de rest van Leiden blijft de omgeving van de Willem de Zwijgerlaan echter een aandachtgebied. In 1998 was een groot gedeelte van de Slaaghwijk geel gekleurd (omgeving de Horsten), in 28 is dit gedeelte kleiner. De leefbaarheid in de binnenstad, en vooral het noordelijke gedeelte, is verbeterd (de kleur is donkerder groen geworden). Twee gele gebiedjes in 1998 (omgeving Middelstegracht en Oranjegracht) zijn in 28 groengekleurd, dat is dus een positieve ontwikkeling. Andere gele gedeeltes zagen we in 1998 in Zuidwest, zelfs een klein deel rood (omgeving Hoflaan). Het gebied tussen Hoflaan en Boshuizerkade blijft ook in 28 een aandachtsgebied. Het gedeelte rond de Agaatlaan (Morskwartier) is ten opzichte van 1998 verslechterd Wat uit onderliggende informatie blijkt, is dat er bij de buurt Meerburg tussen 1998 en 28 een negatieve ontwikkeling van de leefbaarheid te zien is. Datzelfde geldt voor het noordelijke gedeelte van de Boerhaavelaan. Twee districten zijn verbeterd van positief naar zeer positief : Binnenstad-Zuid en het Roodenburgerdistrict. De leefbaarheid in de Stevenshof is achteruitgegaan, van zeer positief naar positief. Naast de leefbaarometer is gekeken naar de tevredenheid van de inwoners over de woning en woonomgeving. Uit het Woon 29 blijkt dat 87% van de bewoners in 29 zeer tevreden tot tevreden was over de woning. Bewoners die in een koopwoning wonen zijn wel flink meer tevreden (95%) dan bewoners die in een sociale (79%) of een particuliere (81%) woning wonen. Negen procent was neutraal en vijf procent was ontevreden tot zeer ontevreden over de woning. Helaas zijn cijfers uit eerdere jaren via het Woon niet beschikbaar. Voor wat betreft de tevredenheid over de woonomgeving zijn naast cijfers uit 29 ook cijfers uit 26 beschikbaar 28. Dit geeft het beeld dat de tevredenheid over de woonomgeving ongeveer hetzelfde is gebleven, namelijk 78% is zeer tevreden tot tevreden, 13% is neutraal, 9% is ontevreden tot zeer ontevreden. 28 Woon 29 en WBO 26 63

64 4.5 Woningbehoefte en nieuwbouwmonitor De situatie op de woningmarkt is momenteel erg onzeker. Maar waar een afname van de verhuiswensen voor de hand had gelegen zien we die in Nederland nauwelijks terug. In Leiden zien we ten opzichte van de meting in 26 zelfs een flinke toename van de verhuisgeneigdheid. In de periode is de verhuisgeneigdheid in Leiden toegenomen van 38% naar 45%. Deze toename is vooral te zien bij de jongere huishoudens, waar de verhuisgeneigdheid al hoog was. Van de 7.4 huishoudens onder de 25 jaar in Leiden geeft driekwart aan binnen twee jaar te willen verhuizen. 29 Verhuisgeneigdheid: % dat wil verhuizen binnen twee jaar jaar Leiden Holland Rijnland Nederland 22 35% 31% 28% 26 38% 31% 29% 29 45% 33% 29% Bron: WoON 29 De provincie heeft in 21 opnieuw de woningbehoefteraming voor Leiden opgesteld. Deze is als volgt: Behoefteraming aantal woningen in Leiden Bron: WBR21 Van 211 tot en met 225 is de woningbehoefte voor Leiden op circa 7.8 woningen geraamd, waarvan circa 4.6 eengezinswoningen en circa 3.2 appartementen. Uit de NieuwbouWmonitor 3 blijkt dat er voor de periode circa 8.6 woningen in ontwikkeling is terwijl de verwachting is dat hiervan circa 4.3 woningen daadwerkelijk in de periode worden opgeleverd. 31 Gezien de eerdere woningbehoeftecijfers is er een tekort van circa 3.5 woningen. Gezien de beperkte ruimte die Leiden nu eenmaal heeft en de aantrekkelijkheid van de stad om hier te wonen, is de verwachting dat de woningmarkt ook in de toekomst gespannen blijft. 29 Bron: rapportage Woon 29 3 Nieuwbouwmonitor, 2 e kwartaal 21. Dient nog te worden geactualiseerd 31 uit ervaring wordt gerekend met de zogenaamde factor 2 in verband met vertraging, afstel van projecten. 64

65 Vergelijking vraag en aanbod op de korte termijn De vraag naar eengezinswoningen (koop 1.4 en huur 1.5 ) overtreft ver de vraag naar koopappartementen (8). Aan meergezinshuurwoningen blijkt een overschot (6). Vraag en aanbod in Leiden, naar eigendom en prijs huur, tot kwaliteitskorting huur, tot aftopping huur, tot liberalisering huur, boven liberalisering koop, sociaal koop, tot 25 koop, tot 4 koop, boven 4 aanbod vraag binnen de gemeente vraag van buiten de gemeente vraag naar buiten de gemeente Bron: WoON29 Het overzicht laat zien dat er flink meer aanbod dan vraag is aan huurwoningen met een huur tot de kwaliteitskorting. Er is een flinke vraag naar huurwoningen met een huur vanaf de aftoppingsgrens tot de liberaliseringsgrens. Voor wat betreft de koopwoningen is een kleine vraag naar sociale koopwoningen, koopwoningen tot 25. en tot 4.,--. Een grote vraag is naar koopwoningen boven de 4.. In de volgende figuur is de vraag ten slotte uitgesplitst naar woonmilieu. In de gemeente ontbreken het centrum-dorpse en het landelijke woonmilieu. Deze zijn dan ook niet vertegenwoordigd in het aanbod. Bij het vergelijken van vraag en aanbod zien we een duidelijk tekort aan woningen in het centrumstedelijke milieu. Dit milieu is duidelijk gewild. In het buiten-centrummilieu waar veel wijken toe behoren, is de vraag (exclusief de vraag naar buiten de gemeente) wat kleiner dan het aanbod. De vraag naar dit milieu buiten de eigen gemeente is behoorlijk. Vraag en aanbod in Leiden, naar woonmilieu (bron: WoON29) centrum-stedelijk buiten-centrum groen-stedelijk centrum-dorps landelijk wonen aanbod vraag binnen de gemeente vraag van buiten de gemeente vraag naar buiten de gemeente 65

66 4.6 Wonen, zorg en welzijn Om mensen met een zorgvraag zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen vraagt dit een aanbod dat bestaat uit: (aangepaste) woningen die geschikt zijn voor mensen met een zorgvraag; voorzieningen voor 24-uurs zorg, zorg op afroep en zorg op afspraak; goede welzijnsdiensten voor ondersteuning bij het dagelijks functioneren; sociale participatie; een veilige wijk met sociale cohesie, toegankelijke winkels en openbaar vervoer. Zoals al te lezen was in paragraaf 3 is er een ontwikkeling naar meer extramurale zorg. Mensen met een zorgvraag blijven steeds langer thuis wonen. Verwacht wordt dat deze trend zich zal voortzetten, mede door beleidsontwikkelingen als de invoering van de Wmo en door de wens van burgers zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. De groep mensen met een zorgvraag is divers. Het gaat om mensen met een psychische,- fysieke en/of verstandelijke beperking. Hier nog aantallen aan toevoegen. PM Ouderen noemen we hier apart. Naarmate de leeftijd oploopt, neemt hun fysieke en psychosociale gezondheid en de mate van zelfredzaamheid af. De behoefte aan fysieke aanpassingen in de woning, ondersteuning in persoonlijke verzorging, ondersteuning in het huishouden, cognitieve ondersteuning nemen dan verhoudingsgewijs toe naarmate men minder vitaal wordt. Behoeften worden daarnaast complexer. Ouderen zijn echter geen eenduidige groep. Leeftijd, wel/geen werk, levensstijl hebben invloed op de vraag van mensen. In de loop van de tijd zal er een steeds grotere groep welvarende en hoogopgeleiden ouderen komen. Woonvoorzieningen Landelijke ontwikkelingen: het ministerie van VWS wil mogelijkheden scheppen voor meer zorg die geleverd wordt op buurtniveau, mede om ouderen langer zelfstandig te kunnen laten wonen. Dit leidt mogelijk tot integratie van welzijns- en gezondheidszorgvoorzieningen. opkomst kleinschaligere woonvormen, oa. voor dementerenden, opkomst aandacht voor specifieke woonvormen voor allochtone ouderen, mantelzorgwoningen extramuralisering van zorg voor mensen met ernstige beperkingen (verblijfskosten zijn nu nog onderdeel van AWBZ, maar in de toekomst voor bepaalde indicaties niet meer). Mogelijk leidt dit tot een nieuwe (regie)rol voor de gemeenten. Gevolgen van deze verandering zijn momenteel bij het ministerie, noch bij gemeenten goed in beeld. De vergrijzing leidt, in combinatie met deze ontwikkelingen, tot een grotere vraag naar woningen die levensloopbestendig zijn, ofwel die gemakkelijk aangepast kunnen worden aan behoeften. Quick scan geschiktheid van de woningvoorraad voor mensen met beperkingen; de corporatievoorraad in beeld en een indicatie van de vraag Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Vereniging Woningcorporaties Holland Rijnland (VWHR). Het is een quick scan naar de geschiktheid van de woningvoorraad voor mensen met beperkingen (dus het aanbod) en een inschatting van de vraag naar specifieke woningen voor de toekomst. Op basis 66

67 daarvan worden per gemeente in de regio Holland Rijnland de tekorten 32 en overschotten 33 berekend aan nultredenwoningen en rolstoelgeschikte/aanpasbare woningen. In de volgende twee tabellen staan de uitkomsten voor Leiden zowel in 29 als de indicatie voor De vraag naar nultredenwoningen en rolstoelgeschikte/ aanpasbare woningen is vooral afhankelijk van de bevolkingsontwikkeling. Met name de groep ouderen is hierbij van belang. Zowel de groep jaar als de groep 75-plussers neemt tussen 29 en 225 in absolute zin toe in zowel Leiden als in de regio. Aanbod en vraag naar geschikte woningen in totaal aanbod rolstoelgeschikte / aanpasbare woningen overige nultredenwoningen vraag rolstoelgeschikte / aanpasbare woningen overige nultredenwoningen overschot rolstoelgeschikte / aanpasbare woningen overige nultredenwoningen Bron: Quickscan Aanbod en vraag naar geschikte woningen in corporatiewoningen niet-corporatiewoningen corporatiewoningen niet-corporatiewoningen totaal aanbod rolstoelgeschikte / aanpasbare woningen overige nultredenwoningen vraag rolstoelgeschikte / aanpasbare woningen overige nultredenwoningen overschot rolstoelgeschikte / aanpasbare woningen overige nultredenwoningen Bron: Quickscan In Leiden is dus op dit moment het aanbod aan zowel rolstoelgeschikte/aanpasbare woningen als overige nultredenwoningen groter dan de vraag. Naar verwachting is dat overschot in 225 veel kleiner, maar ook dan is ondanks de voortgaande vergrijzing van de bevolking het aanbod groter dan de vraag. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat er in elk geval tot 225 niet meer nultredenwoningen in Leiden nodig zijn dan er nu al staan. Uit onderzoek blijkt echter dat de kwaliteit van de woningen ook in ogenschouw genomen moet 32 Met tekorten wordt in de quick scan bedoeld dat de berekende vraag groter is dan het aanbod. Er is geen sprake van woningnood, maar tekorten geven aan dat meer mensen langer in hun eigen (relatief ongeschikte) woning zullen blijven wonen. 33 Met overschot wordt in de quick scan bedoeld dat het berekende aanbod groter is dan de vraag. Dit betekent niet dat er sprake is van leegstand of dat een deel van de woningen zou moeten worden gesloopt. Overschotten betekenen dat ouderen en mensen met beperkingen kunnen kiezen waar ze gaan wonen (in plaats van aangewezen te zijn op de geschikte woning die wordt aangewezen) en dat ook andere doelgroepen in geschikte woningen zullen wonen. Want het gaat vrijwel altijd om woningen die ook voor andere doelgroepen bruikbaar zijn. 34 In de tabellen zijn sommige aantallen met één woning verhoogd of verlaagd om de uitkomsten rekenkundig te laten kloppen. 67

68 worden, evenals het feit dat ouderen liever in de eigen woning en in de eigen buurt blijven wonen. Deze woning is vaak groter dan een nieuwe levensloopgeschikte woning, maar tevens goedkoper. Mede om deze reden is de verhuisgeneigdheid onder ouderen laag. 4.7 Veiligheid en Leefbaarheid Veel van het veiligheidsbeleid is gericht op het tegengaan van overlast en criminaliteit in de binnenstad. Leiden is namelijk een centrumgemeente met een relatief groot aantal grotere evenementen en relatief meer horeca dan de omliggende gemeenten. Daarnaast is het wijkgericht beleid vooral gericht op jeugd en veiligheid en krijgen wijken als de Slaaghwijk en Leiden Noord daarbij extra aandacht. Veiligheidscijfers Leiden Er zijn een paar belangrijke bronnen voor Leidse cijfers over Veiligheid en Leefbaarheid. Aan de ene kant zijn er de cijfers van de politie Hollands Midden over incidenten, aangiften, verdachten etc. Als wij cijfers van de politie presenteren kiezen we voor de incidenten. De politie is halverwege 29 overgegaan op een ander systeem: van BPS is men overgegaan op BVH. Helaas heeft dit er toe geleid dat eigenlijk vanaf 21 een nieuwe reeks opgebouwd moet worden. Daarnaast levert de KLPD (Korps Landelijke Politie Diensten) ons cijfers over verdachten. Hier kunnen we bv. informatie uit halen over veelplegers. Naast cijfers van de politie beschikken we ook over subjectieve gegevens: hoe ervaart de Leidse bevolking de veiligheid en leefbaarheid? Tot en met 27 kwamen deze cijfers van de Politiemonitor en de Leefbaarheidsmonitor. Deze zijn in 28 samengegaan in de Veiligheidsmonitor. Uiteraard ging ook dit met een trendbreuk gepaard, we bouwen nu vanaf 28 een nieuwe reeks cijfers op. Momenteel zijn de cijfers van 21 nog niet openbaar, dit zal binnenkort wel zo zijn. Deze trendbreuken leiden ertoe dat we geen langdurige reeksen kunnen presenteren. De politiecijfers presenteren we toch wel vanaf 29, maar trekken nog geen conclusies over stijgen of dalen. Ook een vergelijking met andere steden is niet goed mogelijk, de meeste cijfers zijn niet beschikbaar van deze groep. Van de Veiligheidsmonitor zijn wel de landelijke cijfers beschikbaar. Deze worden vermeld, maar het is bekend dat de grotere steden slechter scoren op veiligheid en leefbaarheid dan bv het platteland. 68

69 Leefbaarheidscijfers Leefbaarheid Leiden Nederland Rapportcijfer leefbaarheid Rapportcijfer woonomgeving % vindt dat de buurt is vooruitgegaan 13% 14% 14% 14% % actief geweest afgelopen jaar 13% 16% 16% 17% Sociale cohesie (berekende indicator) * Ik woon in een gezellig buurt met saamhorigheid 35% 33% 45% 45% Tevreden over de bevolkingssamenstelling 68% 62% 71% 71% Tevredenheid fysieke voorzieningen (berekende indicator over groen, wegen en verlichting) * Er zijn goede voorzieningen voor jongeren 18% 17% 19% 19% Buurtproblemen (zaken waarvan men denkt dat ze veel voorkomen in de buurt) Berekende indicatoren: Dreiging (berekende indicator) ** Sociale overlast (berekende indicator) ** Overlast vermogensdelicten (berekende indicator) ** Verkeersoverlast (berekende indicator) ** Fysieke verloedering (berekende indicator) ** Overige overlast (berekende indicator) ** Losse problemen ( komt vaak voor ): Drugsoverlast 6% 6% 5% 5% Overlast groepen jongeren 14% 15% 11% 12% Dronken mensen op straat 14% 13% 6% 7% Overlast horeca 4% 4% 2% 2% Op straat lastig worden gevallen 3% 4% 2% 2% Parkeeroverlast 33% 31% 24% 24% Hondenpoep 32% 31% 33% 32% Rommel op straat 32% 38% 2% 21% Bron: Veiligheidsmonitor * Berekende indicator: hoe hoger, hoe beter ** Berekende indicator: hoe lager, hoe beter Veiligheidscijfers Uit bevolkingsonderzoek: Onveiligheidsbeleving Leiden Nederland Rapportcijfer veiligheid in eigen buurt Voelt zich wel eens onveilig in eigen buurt 18% 22% 15% 17% Voelt zich wel eens onveilig in het algemeen 25% 3% 25% 26% Slachtofferschap Slachtoffer geweest van enig delict 34% 35% 26% 27% Geweldsdelicten 7% 7% 5% 6% (poging tot) inbraak 5% 3% 3% 3% Fietsendiefstal 9% 1% 5% 5% Vandalisme (aan auto of anders) 18% 19% 14% 14% Rapportcijfer veiligheid in eigen buurt Voelt zich wel eens onveilig in eigen buurt 18% 22% 15% 17% Voelt zich wel eens onveilig in het algemeen 25% 3% 25% 26% Incidenten uit Politiecijfers (alleen Leiden bekend): Geweldsdelicten Overlast Diefstal/inbraak woning Inbraak bedrijven, scholen etc Winkeldiefstal Voertuigcriminaliteit (motorvoertuigen) Fietsendiefstal Overige vermogensdelicten Bron: Veiligheidsmonitor en Politie Hollands Midden, BVH 69

70 Verdachten Leiden had in verdachten. Dit zijn er minder dan in 27 en hiervan waren (zeer actieve) veelplegers. Er waren 12 jeugdige veelplegers, van 12 tot 17 jaar. Voor de vergelijking is dit omgerekend naar 18 per 1. jongeren in deze leeftijdklasse. Dit is minder dan in de G31 en meer dan in Nederland gemiddeld. Als we ons richten op de harde kern-jongeren (12 tot 24 jaar) geldt hetzelfde in de vergelijking met andere steden en Nederland. Leiden kent 59 van deze jongeren, minder dan de voorgaande jaren. Aantal volwassen verdachten (18+ jaar) in Leiden Beginner / nieuwkomer 4 Meerpleger Veelpleger Zeer actieve veelpleger Bron: KLPD Jeugdige veelplegers (12-17 jaar) per 1. inwoners Leiden G31 Nederland Bron: KLPD Harde kern jongeren (12-24 jaar) per 1. inwoners Leiden G31 Nederland Bron: KLPD 7

71 Trends en ontwikkelingen Veel van het veiligheidsbeleid is gericht op het tegengaan van overlast en criminaliteit in de binnenstad omdat Leiden een centrumgemeente is met een relatief groot aantal grotere evenementen en relatief meer horeca dan de omliggende gemeenten. Daarnaast is het wijkgericht beleid vooral gericht op jeugd en veiligheid en krijgen wijken als de Slaaghwijk en Leiden Noord daarbij extra aandacht. Vooralsnog worden geen aardverschuivingen in het veiligheidsbeleid van de komende tien, twintig jaar voorzien. Wel een extrapolatie van bestaande trends zoals: een verdere toename van geweldproblematiek (zowel expressief als instrumenteel geweld); een blijvend hoog niveau van openbare orde problematiek, vandalisme en jeugdoverlast; een toename van midden- en georganiseerde criminaliteit. Voor wat betreft de daderpopulatie zijn er geen nieuwe risicogroepen in beeld. Bestaande risicogroepen zullen ook in komende jaren om aandacht blijven vragen Jongeren Allochtonen: kanttekening: opwaarts mobiele nieuw autochtonen Groeiende groep ex-jeugddelinkwenten met serieuzer criminaliteitsprofiel Overlast en openbare-ordeproblematiek Jeugdoverlast blijft belangrijk fenomeen (vooral in centrumgebieden, rond scholen en in gebieden vaar veel ouderen wonen/verblijven) Significante toename van andere overlastgevende groepen (zoals dak- en thuislozen, drugsverslaafden, psychiatrisch patiënten e.d.) wordt niet voorzien. Tenzij bezuinigingen op dit terrein toenemen. Groter belang van subjectieve veiligheid o.a. door vergrijzing: je bent zo veilig als je je voelt. Toename van cybercriminaliteit en toename van high tech preventiemiddelen. 4.8 Conclusies/opgaven Wonen 1. De woningmarkt in Leiden is, ondanks de crisis nog gespannen. Ook op de langere termijn is er meer vraag dan aanbod. Leiden dient een keuze te maken welke stad zij wil zijn. Voor welke doelgroepen (lage, midden, hoge inkomens) de stad, de regio of daarbuiten zij haar bestaande en nieuwe woningvoorraad beschikbaar stelt. Deze keuze heeft invloed op diverse voorzieningen, economisch draagvlak etc. 2. Naast de afspraken over de garanties voor de lagere inkomens heeft Leiden ook als uitgangspunt genomen dat Leiden meer woningen wil (laten) realiseren om de midden- en hogere inkomens beter aan de stad te binden. 35 Dit is immers ook noodzakelijk. Hoofdstuk 2 over de bevolking laat namelijk zien dat jongeren, ouderen en gezinnen met kinderen de stad verlaten. Het beperkte aanbod maakt dat de beschikbare woningen relatief duur zijn. Daarbij bestaat ook een mismatch tussen de gevraagde woningen en de huidige woningvoorraad. Hierdoor verlaten voornamelijk jonge mensen, maar ook de midden en hogere inkomens de stad en zelfs de regio. Dat zet de potentiële beroepsbevolking onder druk maar vormt ook een gevaar voor het economische draagvlak van de stad en de regio. Voor de economische ontwikkeling heeft het de hoogste prioriteit om de jonge en kapitaalkrachtige bevolking voor de stad en de regio 35 Woonvisie , Stadsvisie Leiden: Stad van Ontdekkingen, Structuurvisie Leiden

72 te behouden. Het is dan ook essentieel om voldoende en de goede woningen in de hogere segmenten van de markt te bouwen. 3. In de praktijk wordt een tekort ervaren aan geschikte woningen voor ouderen. Echter onderzoek laat zien dat het geen schaarste probleem is maar een verdelingsprobleem. De geschikte woningen zijn er wel, maar de doorstroming is klein en de woningen worden voor een groot deel bewoond door de nietdoelgroep (slechts 23% van de nultredenwoningen in Leiden wordt bewoond door 65-plushuishoudens). 36 In de nog te formuleren nota Wonen zullen aanbevelingen worden gedaan of en zoja hoe dit kan worden verholpen. 4. De zogenaamde factor 1,5 is gedaald van 2,8 (26) naar 1,71 (29) 37 Het is lastig gebleken, gezien de huidige economische situatie, voorspellingen te doen over inkomensontwikkelingen. Het ziet er naar uit dat de sociale woningvoorraad vanwege diverse ontwikkelingen kleiner in omvang wordt terwijl onbekend is hoe de ontwikkeling van de inkomens gaat verlopen. Hierbij is vanzelfsprekend van belang dat het wenselijk is dat er voldoende sociale huurwoningen aanwezig moeten zijn om mensen met de laagste inkomens passend te kunnen huisvesten. In de Prestatieafspraken Leiden afgesproken dat de corporaties tot 215 garanderen dat de omvang van de sociale voorraad gedurende het tijdsbestek van de prestatieafspraken tenminste 1,5 maal de omvang van de doelgroep van beleid zal zijn. Er is tevens afgesproken dat partijen overleggen of de hierbij gehanteerde definities aanpassing behoeven. 38 Een technische herberekening van de verhouding tussen de financiële doelgroep en de bereikbare woningvoorraad (nu factor 1,5) is nodig. Hierbij willen wij zowel de teller (de sociale woningvoorraad) als de noemer (de doelgroep die daarvoor in aanmerking komt) herdefiniëren. De definities van de eenheden in de formule zijn aangepast door het Rijk en derhalve dient de norm dan ook te worden geherdefiniërend. Hierover zijn gesprekken gaande tussen de corporaties, de Federatie Huurdersorganisatie Leiden en Omgeving (de FHLO) en de gemeente. De uitkomsten van deze overleggen zullen in de nog op te stellen Nota Wonen (bijstelling van de Woonvisie ) worden meegenomen. 5. Als gevolg van de verplichting voor corporaties om de sociale huurwoningen toe te wijzen tot huishoudens met een inkomen tot ,-- kunnen de huishoudens met middeninkomens ( ) tussen wal en schip vallen. In Leiden hebben circa 6.2 huishoudens dit inkomen. Zij kunnen nu nauwelijks meer sociale huurwoningen van de corporaties huren en daarnaast hebben zij waarschijnlijk te weinig inkomen om te kunnen gaan kopen. Dit ook vanwege de strengere regels voor het verkrijgen van een hypotheek. In de Nota Wonen zal bekeken worden welke oplossingen hiervoor mogelijk zijn. 6. Uit het Woon 29 blijkt dat de afgelopen jaren de energielasten bij woningen flink zijn gestegen. Hierdoor worden de woonlasten voor een ieder een stuk hoger. Gezien de ontwikkelingen omtrent fossiele brandstoffen (het opraken) en het treffen van energiebesparende maatregelen is het noodzakelijk dit thema mee te nemen in de nog op te stellen Nota Wonen. 7. Uit de Leefbaarometer blijkt dat de leefbaarheid in enkele buurten matig is, te weten tussen Hoflaan/Boshuizerkade, Agaatlaan, Meerburg, omgeving Willem de Zwijgerlaan, Slaaghwijk en het noordelijk gedeelte van de Boerhaavelaan. 36 Onderzoek Woonwensen van mensen met een beperking, BMC, Bron; rapportage Woon Prestatieafspraken , afspraak 5, 26 november 29 72

73 De leefbaarheid in de Stevenhof is van zeer positief naar positief gegaan. De leefbaarheid is flink verbeterd in Binnenstad-Noord en het Roodenburgdistrict. 8. In de Taskforce Studentenhuisvesting is, naast de in alle in voorbereiding zijnde plannen zoals bijvoorbeeld Lammenschanspark, nog een tekort van circa 1. studentenwoningen geconstateerd. Daarnaast is de doorstroming van studenten (als zij afgestudeerd zijn) op de reguliere woningmarkt belangrijk. Conclusies Veiligheid 1. In verband met de diverse trendbreuken is het ingewikkeld een trend aan te geven voor de veiligheid en leefbaarheid in Leiden. Bovendien omvat dit zoveel aspecten en hierop wordt verschillend gescoord. In het algemeen is Leiden een stad niet uitgesproken goed en niet uitgesproken slecht op leefbaarheid en veiligheid. Het is tenslotte een grote stad en die scoren bijna allemaal minder goed dan kleine steden en dorpen. Denk hierbij aan rommel op straat, overlast van groepen jongeren, parkeeroverlast en geweldsincidenten. 2. Daarnaast is Leiden een studentenstad met alle gevolgen die daar kennelijk bij horen: fietsendiefstal, dronken mensen op straat. 3. Als we kijken naar de verschillen tussen de stadsdelen scoort Midden op veel punten minder goed (diverse soorten overlast, geweld, fietsendiefstal), en West scoort op een aantal andere punten minder goed (onveiligheidsgevoelens, overlast door jongeren) 73

74 5 Economie en Arbeidsmarkt 39 De Leidse economie heeft een goede uitgangspositie door de diverse samenstelling van de lokale productiestructuur. Door de sterke vertegenwoordiging van overheid en onderwijs is de economie minder conjunctuurgevoelig. De universiteit behoort tot de Europese top en heeft daardoor een grote aantrekkingskracht op binnenlandse en buitenlandse studenten en bedrijven. Door de uitstraling van de aanwezigheid van de universiteit en het Bio Science Park weet de stad potentiële groeiers aan zich te binden. Er is een relatief jonge, hoogopgeleide en creatieve beroepsbevolking die mede in Leiden woont vanwege de strategische ligging ten opzichte van andere werkgelegenheidscentra in de Randstad. De stad verkeert in een goede positie om groeiende innovatieve sectoren verder te ontwikkelen. Er is een grote attractieve binnenstad met een historische ambiance, veel rijksmonumenten en diverse musea van een hoge kwaliteit waardoor de stad ook veel potentie heeft als toeristische trekpleister. 5.1 Ontwikkeling bedrijvigheid 4 De werkgelegenheid in Leiden wordt gekenmerkt door een zeer belangrijke positie voor de sector gezondheids- en welzijnszorg met onderwijs en openbaar bestuur op een tweede plaats. Ook handel en reparatie en de zakelijke dienstverlening hebben ieder een aandeel van meer dan 1% van de werkgelegenheid. Dit is te verklaren door de aanwezigheid van verschillende onderwijsinstellingen met natuurlijk de Universiteit Leiden als grootste onderwijsinstelling. Maar ook de andere niveaus (basisonderwijs, middelbaar onderwijs en HBO) zijn in Leiden goed vertegenwoordigd. De aanwezigheid van het LUMC en het Diaconessenziekenhuis verklaren deels de belangrijke positie van de gezondheidszorg. Ook het openbaar bestuur, met name de gemeente, is een belangrijke werkgever. Bronnen: Bedrijvenregister gemeente Leiden, gemeente Haarlem en gemeente Delft, Holland Rijnland in Cijfers en LISA Vergelijking werkgelegenheid per sector in 29 35, Leiden Haarlem Delft Holland Rijnland Nederland 3, 25, 2, 15, 1, 5,, Landbouw, jacht en bosbouw Industrie Nutsbedrijven Bouwnijverheid % Handel en reparatie Horeca Vervoer/opslag/communicatie Financiële instellingen Zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur en onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Overige diensten (29) Door wijziging in de SBI-code zijn een aantal vergelijkingen van 29 en 21 met voorgaande jaren niet meer verantwoord te maken. Daarom is een nieuwe reeks vanaf 1 jan 29 gestart. De cijfers zijn niet aan elkaar geplakt en/of door elkaar gebruikt. In de tekst worden de begrippen vestigingen/bedrijven en werkzame personen/banen door elkaar gebruikt, soms ook in de tabellen. Aangeleverde cijfers hebben betrekking op vestigingen en werkzame personen. Ook is de peildatum steeds 1 januari. 4 Economische foto Leiden, BRO, maart De bron LISA geeft voor de gegevens van Nederland geen cijfers weer van de sector nutsbedrijven. 74

75 Het aantal banen in Leiden is in de afgelopen jaren met bijna 11.6% gestegen van banen in 21 naar banen per 1 jan 21. Per 1 jan 21 is er een kleine stijging in aantal werkzame personen zichtbaar Aantal werkzame personen en bedrijfsvesrtigingen naar bedrijfstak* in Leiden per 1 jan 21 en ontwikkeling werkzame personen werkzame personen vestigingen vestigingen SBI Bedrijfstak ontwikkeling absoluut werkz. pers. bedrijfs vest. TOTAAL % 1% % 1% A Landbouw, bosbouw en visserij 19 15,%,% 1 1,2%,2% -4 C Industrie ,6% 9,5% ,% 3,7% D Productie, distributie, handel in elektriciteit en aardgas ,4%,7% 2 4,%,1% E Winning/distributie van water; afval(water)beheer,sanering ,6%,6% 1 9,2%,2% +3-1 F Bouwnijverheid ,7% 3,7% ,3% 9,6% G Groot- en detailhandel; reparatie van auto s ,7% 11,6% ,9% 21,9% H Vervoer en opslag ,9% 2,9% ,2% 1,1% I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking ,8% 3,7% ,3% 6,2% J Informatie en communicatie ,5% 2,6% ,9% 4,9% K Financiële instellingen ,9%,8% 44 41,9%,8% L Verhuur van en handel in onroerend goed ,9%,8% ,3% 1,4% M Advisering, onderzoek, special. zakelijke dienstverlening ,5% 7,% ,9% 17,4% N Verhuur van roerende goederen, overige zakel. dienstverl ,% 3,4% ,8% 5,4% O Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen ,5% 6,7% 3 3,6%,6% +174 P Onderwijs ,9% 14,7% ,5% 5,5% Q Gezondheids- en welzijnszorg ,1% 27,9% ,7% 11,9% R Cultuur, sport en recreatie ,6% 1,7% ,8% 3,8% S Overige dienstverlening ,5% 1,6% ,3% 5,3% Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 1 jan. 21 * Voor de indeling van en bedrijven is de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI)gebruikt die geldt vanaf medio 28. Daardoor zijn de cijfers 29 en 21 niet meer goed vergelijkbaar met de cijfers van voor de peildata 1 jan 29. De tabel geeft aan hoe de ontwikkeling de laatste twee jaar is geweest. Te zien is dat de bedrijfstakken Groot- en detailhandel, Onderwijs en Zorg het grootst is. Daarnaast zijn de jaartallen 21 en 28 met elkaar vergeleken. Bij deze vergelijking komt de grootste stijging voor rekening van de zorg (4,5%), de overige dienstverlening (22,3%) en de industrie (18,8%). In vergelijking met Nederland is het totaal aantal banen in deze periode in Leiden sneller gestegen (6,3% groei gemiddeld in Nederland). De sectoren industrie, vervoer en gezondheidszorg zijn in Leiden sneller gegroeid dan het Nederlands gemiddelde. Met name de groei in de sector industrie is opvallend, waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door enkele bedrijven die sinds 21 fors gegroeid zijn, zoals Centocor op het Bio Science Park 42. Bouwnijverheid en zakelijke dienstverlening blijven in Leiden relatief gezien achter bij het Nederlands gemiddelde. Het belang van de sector zorg voor de werkgelegenheid binnen Leiden is toegenomen van 24% in 21 naar 28% in 21. Deze sector is daarmee verantwoordelijk voor het grootste deel van de werkgelegenheid. Het belang van de industrie is licht toegenomen. De overige sectoren zijn in belang gelijk gebleven of afgenomen. Productiestructuur In aantallen vestigingen zijn de sectoren groot- en detailhandel en reparatie (SBI G) en zakelijke dienstverlening (SBI M) het grootst in Leiden. Wel zijn beide sectoren in 29 en 21 gedaald in aantal werkzame personen en vestigingen. Opvallend is ook dat in Leiden het aantal bedrijven minder sterk groeit dan het aantal arbeidsplaatsen. Dit betekent dat het aantal werknemers per bedrijf toeneemt. Landelijk is de trend echter dat er een flinke groei is in het aantal bedrijven, met name door de groei van ZZP ers, maar dat het aantal werknemers per bedrijf sterk afneemt. 42 Centocor is sinds de opening van haar fabriek in 1986 flink gegroeid. Momenteel heeft het bedrijf ruim 95 werknemers in de Leidse regio. ( 75

76 In 21 is er t.ov. 29 een lichte afname van het gemiddeld aantal werkzame personen per vestiging van 12,4 naar 12.1 personen. (uiteraard zijn er uitschieters bij sommige bedrijfstakken) In 21 is 46% van de vestigingen een eenmanszaak. Dit is onder het Nederlands gemiddelde van 56%. Circa 82% van de vestigingen in Leiden is kleiner dan 1 werknemers. In 21 is dit 83,5 % In Nederland is dit 91%. Dit betekent dat Leiden relatief gezien veel bedrijven heeft die werk verschaffen aan 1 of meer personen. 43 Deze gegevens duiden erop dat er relatief weinig starters of ZZP ers in Leiden zijn, maar wel veel bedrijven met veel werknemers. Dit verklaart dat het aantal bedrijven minder sterk groeit dan het aantal arbeiders. Voor het bedrijventerreinenbeleid van de gemeente is deze verdeling relevant omdat grotere bedrijven eerder uitbreidingsruimte zullen zoeken op een bedrijventerrein of kantorenlocatie en eerder zullen vertrekken als er onvoldoende uitbreidingsruimte beschikbaar is. Kleinere bedrijven daarentegen kunnen terecht in wijken of bedrijfsverzamelgebouwen of op de bestaande bedrijventerreinen. Effect economische crisis De effecten van de crisis in Leiden zijn minder groot (geweest) dan op landelijk niveau. De economische structuur van Leiden wordt voor een groot gedeelte bepaald door de collectieve sectoren zoals onderwijs, zorg en welzijn. Deze sectoren zijn minder conjunctuurgevoelig en worden meestal pas in een latere fase geraakt door een economische crisis. De effecten als gevolg van de (Rijks) bezuinigingen zijn op dit moment nog niet bekend. Bouwnijverheid en industrie zijn in de huidige recessie als eerste getroffen. De effecten van de huidige crisis zijn echter moeilijk zichtbaar in de gebruikte cijfers over aantallen bedrijven, in 21 was het saldo van startende en vertrekkende/opgehouden bedrijven positief. Zo n 9% van de gestarte bedrijven is inmiddels een ZZP er, deze hebben weliswaar mogelijk als gevolg van de crisis tijdelijk minder werk maar zullen hun bedrijf niet snel stopzetten. Aan het aantal faillissementen is het eveneens lastig af te meten waardoor deze precies komen, een faillissement kan in de praktijk jaren in beslag nemen het effect van een (tijdelijke) crisis is daaruit moeilijk te herleiden. Ondersteuning van starters en ZZP ers Het aantal startende ondernemingen neemt toe in leiden. In 23 starten er 389 bedrijven, in bedrijven en in 21 starten 862 ondernemers een eigen bedrijf. Bijna 9% hiervan is ZZP-er, hiervan zijn de meesten actief in de sectoren zakelijke en facilitaire dienstverlening. De meeste ZZP-ers starten vanuit huis. Door de samenwerking met Werk en Onderneming kunnen betaalbare bedrijfsruimten worden aangeboden met flexibele huurcontracten. Werkgelegenheid naar locatie In Leiden werken er relatief weinig mensen op een bedrijventerrein, slechts 21% van de arbeidsplaatsen bevindt zich op een bedrijventerrein. Landelijk werkt gemiddeld 35% op een bedrijventerrein. In Leiden is met name het aandeel van de overige locaties, in de wijken, zeer hoog. 43 CBS en Bedrijvenregister Leiden 76

77 Figuur 2.2: Verdeling werkgelegenheid in Leiden naar locatie, 28 21% Bron: Bedrijvenregister gemeente Leiden, bewerking BRO 58% 21% Bedrijventerrein Centrum Overige locaties Het hoge aantal arbeidsplaatsen buiten het centrum en de bedrijventerreinen wordt in Leiden voornamelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van enkele zorginstellingen die niet op bedrijventerreinen is gevestigd (LUMC: arbeidsplaatsen (in 21: 699), en het Diaconessenhuis: 1.11 arbeidsplaatsen (21: 1382), onderwijsinstellingen (Universiteit: 3929 werknemers of 3183 fte 44 ) Maar ook andere bedrijvigheid draagt hieraan bij (bv. Heerema Marine Contractors: 632 arbeidsplaatsen). Zonder deze grote werkgelegenheidsleveranciers bedraagt het percentage werkgelegenheid op overige locaties circa 4%. Wijkeconomie In Leiden werken relatief veel mensen in wijken, dit wordt met name verklaard doordat de ziekenhuizen zich in woonwijken bevinden. Maar liefst 58% van de arbeidsplaatsen is niet gebonden aan het centrum of een bedrijventerrein. Met name het aandeel arbeidsplaatsen op bedrijventerreinen is met 21% flink lager dan het landelijk gemiddelde. De beperkte uitbreidingsmogelijkheden op de bedrijventerreinen hebben er toe geleid dat veel arbeidsplaatsen zich in wijken geconcentreerd hebben. Ook de structuur van de Leidse economie (het belang van de sectoren zorg, onderwijs en overheid) is een verklaring voor deze concentratie op niet formele werklocaties. Immers, ziekenhuizen, zorginstellingen en scholen zijn bij uitstek voorzieningen die verspreid in het stedelijk gebied, dus in de wijken, gevestigd zijn. Juist vanwege het grote aandeel in de Leidse economie is het van belang om te zorgen dat de randvoorwaarden zoals bereikbaarheid en parkeren voor bedrijven in de wijken blijven voldoen. Pendel Circa de helft van de beroepsbevolking van Leiden werkt binnen de eigen gemeente. De andere helft werkt voornamelijk in de gemeenten Den Haag, Amsterdam, Leiderdorp en Haarlemmermeer. De inkomende pendel is voornamelijk afkomstig uit Leiderdorp, Oegstgeest en Den Haag. In figuur 2.3 en 2.4 is de verdeling voor de belangrijkste bestemmings- en herkomstgebieden aangegeven. In Leiden komen er meer mensen van buiten de gemeente naar Leiden toe, dan er Leiden elders werken. Het saldo is circa 4.4 personen

78 Uitgaande pendel Leiden 's-gravenhage Amsterdam Leiderdorp Haarlemmermeer Rotterdam Oegstgeest Zoeterw oude Utrecht 7% 7% 5% 34% 8% 11% 11% 17% Bron: CBS 25, bewerking BRO Inkomende pendel Leiden Leiderdorp Oegstgeest 's-gravenhage (GM) Katwijk Voorschoten Amsterdam (GM) Zoetermeer Zoeterwoude 7,3 6,6 22,5 8,6 11,9 15,9 11,9 15,2 Bron: CBS 25, bewerking BRO. De relatief grote uitgaande pendel is een punt van aandacht, maar is kenmerkend voor stedelijke gemeenten. In Delft werkt bijvoorbeeld ruim 55% in de eigen gemeente en in Haarlem 47%. Leiden scoort hiermee dus gemiddeld ten opzichte van de soortgelijke gemeenten. In het algemeen geldt dat hoger opgeleiden vaker en over grotere afstanden reizen dan lager opgeleiden. Ook de nabijheid van de grote steden maakt het interessant voor hoogopgeleiden om in Leiden te wonen en elders te werken, bijvoorbeeld bij de rijksoverheid in Den Haag. De pendel is dan ook vrijwel niet te beïnvloeden door de gemeente. 78

79 De stadsenquête 29 geeft een recent overzicht van de ontwikkelingen: Ontwikkeling aantal bedrijven en arbeidsplaatsen Het aantal vestigingen op bedrijventerreinen is in Leiden sinds 25 ongeveer gelijk gebleven op ca. 5 vestigingen. De reden hiervoor is dat er de laatste jaren vrijwel geen nieuw bedrijventerrein uitgegeven is en er op de bestaande terreinen vrijwel geen ruimte meer is voor uitbreiding. Van de 5 bedrijfsvestigingen gelegen op de bedrijventerreinen is circa 22% van het aantal vestigingen gelegen op het terrein Rooseveltstraat. Het betreft vooral vestigingen in de sectoren industrie en vervoer en opslag. Een aantal van de terreinen is een hoogwaardige werklocatie. Het Bio Science Park kan zowel gezien worden als een bedrijventerrein als een kantoorlocatie. Voor het Bio Science Park gelden strikte voorwaarden als het gaat om te vestigen bedrijven en kantoren. Kantoren dienen een relatie met productiewerkzaamheden te hebben en alle bedrijvigheid dient te passen binnen de life sciences. Voldoet een bedrijf hier niet aan dan is vestiging op deze locatie niet mogelijk. Figuur 2.5 geeft de werkgelegenheidsontwikkeling van het park weer. De werkgelegenheid in de Life Siences (LS) bedrijven blijkt te stijgen en ook de Hoog Technologische sector stijgt weer na de terugloop in 28 en 29. Werkgelegenheid bio science sector sector LS bedrijven Hoog Technologisch overige bedrijven LUMC +blbank Zorg overig Naturalis Totaal Onderwijs Overheid Leegstand De aanbod voorraad ratio voor bedrijfsruimte is in 29 in Leiden en Delft iets ongunstiger geworden dan in 28, maar is gelijk aan het Nederlands gemiddelde van 3,5%. Den Haag en Zoetermeer liggen erboven. Haarlem zelfs ruim met ca. 15%. Dit duidt op een krappe bedrijfsruimtemarkt in Leiden en Delft. 79

80 Kantoren De leegstand van kantoorpanden in Leiden ligt eind 29 rond de 11% 45. Dit ligt iets onder Nederlands gemiddelde van circa 12%. Wanneer Leiden vergeleken wordt met Haarlem en Delft blijkt dat Haarlem een leegstand heeft van circa 14%. Delft doet het aanzienlijk beter met een leegstand van circa 5%. In Holland Rijnland verband wordt er gewerkt aan een monitor. De cijfers 21 zijn binnenkort beschikbaar. Stijgende leegstand is een landelijke trend die ook in Leiden tot uiting komt en waarop actie geboden is. Bedrijventerreinen In tegenstelling tot de kantoren is de leegstand op de bedrijventerreinen na 27 licht gedaald. De reden hiervoor is waarschijnlijk de vraag naar bedrijfsruimte en het ontbrekende aanbod van nieuwe bedrijventerreinen. Leegstand volledig terugdringen is niet mogelijk en ook niet wenselijk. Een percentage van ongeveer 5% wordt gezien als frictieleegstand. Deze leegstand is noodzakelijk om de dynamiek in de markt te houden. De leegstand op bedrijventerreinen is dan ook eerder te laag dan te hoog. Opnieuw een teken van de krapte op de Leidse bedrijventerreinenmarkt. Op dit moment wordt gewerkt aan een toekomstvisie van de Leidse bedrijventerreinen. Ook in de economische visie zal hieraan aandacht worden besteed. 5.2 Kenniseconomie en kennissamenleving Kennisstad Het Leiden Bio Science park heeft een grote bijdrage aan de kenniseconomie. Het heeft 7 gespecialiseerde life science bedrijven en het is het grootste life sciences kenniscluster van Nederland. Op het 11 hectare grote park bevinden zich ook kennisinstellingen zoals faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit leiden en het LUMC. De totale omzet van het park bedroeg in 29 meer dan 6 miljard. 9% van de werknemers van het Leiden Bio Science Park is HBO/WO en hoger geschoold. Creatieve klasse In De Atlas voor gemeenten 46 is de omvang van de creatieve klasse in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat Leiden de op twee na grootste creatieve klasse heeft van Nederland als percentage van de beroepsbevolking. Het aantal arbeidsplaatsen in de creatieve sector ligt echter een stuk lager, hiervoor staat Leiden slechts op de 24ste plaats. Dit wordt bevestigd wanneer gekeken wordt naar het aantal vestigingen in de creatieve sector. Circa 3% van de werkgelegenheid in Leiden behoort tot de creatieve sector. Circa 6% van het aantal vestigingen valt in de creatieve sector 47. Door het gereedkomen van Haagweg 4 zullen er ruimtes voor creatieve economie bijkomen in 211. Daarnaast zullen de ontwikkelingen in de Meelfabriek ook bijdragen aan een groter creatief milieu. In de economische visie zal nader worden ingegaan op de creatieve economie en zullen doelstellingen voor de komende jaren worden geformuleerd Atlas voor gemeenten, Voor de creatieve economie zijn verschillende definities in omloop. Voor deze rapportage is gebruik gemaakt van de definitie van TNO. 8

81 Economische meerwaarde van aanwezigheid van hoger onderwijs De aanwezigheid van hoger onderwijs (Universiteit, LUMC en HBO) gaat verder dan de primaire functie van het opleiden van studenten en de werkgelegenheid voor de medewerkers. De aanwezigheid van hoger onderwijs draagt bij aan de reputatie van een stedelijke regio (onder ander via relevant onderzoek, congressen etc.) en draagt bij aan de draagkracht van bepaalde voorzieningen die Leiden biedt. Ook draagt het onderwijs bij aan het aantrekken en voortbrengen van innovatieve bedrijvigheid. Moderne innovatieve werkgelegenheid kan niet zonder de nabijheid van hoogwaardig onderwijs. Het belang van de kennissector voor de dertien universiteitssteden kunnen we in geld uitdrukken 48. In 25 leverde de sector een bijdrage van 14,5 miljard euro aan de Nederlandse economie. Dat is omgerekend zo n 25.,- per student 49. Bijna elf miljard euro kwam in de dertien universiteitssteden terecht. In de dertien onderzochte steden is gemiddeld 8,3 procent van de omzet een gevolg van de aanwezigheid van hoger onderwijs. Landelijk ligt dit percentage op iets meer dan twee procent. In Amsterdam is de absolute bijdrage van de kennissector met 1,9 miljard euro het hoogst. In Wageningen daalt een kleine 4 miljoen euro neer dankzij de aanwezigheid van de kennissector, dat is maar liefst 4% van de Wageningse economie. In Leiden bedraagt de totale bijdrage 741,5 miljoen, dat is 18,5% van de totale stedelijke economie 5. Leiden heeft na Wageningen de grootste directe en indirecte effecten van de werkgelegenheid van de kennissector op de totale werkgelegenheid. Daarnaast heeft Leiden na Wageningen procentueel gezien de grootste toegevoegde waarde vanuit het onderwijs en de R&D. In Leiden zijn ca. 23 banen betrokken bij R&D (3,9% van alle banen), daarnaast levert de kennissector ruim 26 indirecte banen 51. Detailhandelsaanbod In totaal zijn er in oktober 21 in heel Leiden 884 winkels, waarvan 596 in de binnenstad, zie onderstaande grafiek. Beide aantallen zijn de afgelopen jaren licht gedaald. Kijken we naar het winkelvloeroppervlak, dan zien we dat dit in heel Leiden in de afgelopen jaren is gestegen, tot in oktober 21. In de binnenstad is het winkelvloeroppervlak in de afgelopen jaren ongeveer constant ( in oktober 21). Kijken we naar andere binnensteden, dan zien we dat Haarlem een vergelijkbaar aantal winkels heeft als Leiden, de winkels zijn gemiddeld wel wat groter. Steden als Delft, Amersfoort en Alphen a/d Rijn hebben een beduidend kleiner aantal winkels, Den Haag beduidend groter. Ontwikkeling detailhandel in Leiden en in de binnenstad aantal winkels m2 winkelvloeroppervlak apr-4 okt-4 apr-5 okt-5 apr-6 okt-6 apr-7 okt-7 apr-8 okt-8 apr-9 okt-9 apr-1 okt-1 winkels Leiden winkels binnenstad wvo Leiden wvo binnenstad Bron: Locatus 48 Bron: TNO, Kennis als economische motor, Totale bijdrage gedeeld door het aantal studenten. 5 TNO, Kennis als economische motor, idem 81

82 In de Leidse binnenstad is een trend te zien waarbij er relatief meer winkels komen in de branche mode en luxe en minder in vrije tijd (sportzaken, boek/cd-winkels e.d.). Het leegstandpercentage schommelt de afgelopen jaren tussen de viervierenhalf procent. Dat is iets lager dan gemiddeld in Nederlandse binnensteden. Branchering in de binnenstad Branche okt 24 okt 26 okt 28 okt 21 Dagelijks 17% 17% 17% 17% Mode en luxe 39% 4% 41% 43% Vrije tijd 16% 16% 15% 14% In en om het huis 19% 18% 18% 18% Detailhandel overig 9% 1% 9% 8% Totaal 1% 1% 1% 1% % leegstand 4,% 4,7% 3,8% 4,6% Bronnen: Locatus Onderstaande tabel geeft inzicht in de verdeling van detailhandel over de tien Leidse districten. Het grootste aantal winkels is, zoals we net al zagen, te vinden in de binnenstad. Dit geldt zowel voor de winkels voor dagelijkse boodschappen (supermarkt, drogist e.d.) als voor het totale aantal winkels. In het Boerhaavedistrict en in Leiden Noord is de beschikbaarheid van winkels, gemeten aan het winkelvloeroppervlak per inwoner, het laagst. Opvallend genoeg is de tevredenheid over de winkels voor dagelijkse boodschappen het laagst in het Roodenburgerdistrict en de Stevenshof. Kennelijk zegt het aantal winkels niet alles, maar spelen ook andere zaken mee. Winkels per district district aantal inwoners aantal winkels dagelijkse artikelen m2 wvo per inw. % tevreden Binnenstad-Noord ,8 96% Binnenstad-Zuid ,4 93% Stationsdistrict ,1 92% Leiden Noord ,2 84% Roodenburgerdistrict ,4 8% Bos en Gasthuisdistrict ,8 89% Morsdistrict ,5 9% Boerhaavedistrict ,1 89% Merenwijkdistrict ,8 96% Stevenshofdistrict ,3 82% Totaal / gemiddeld Leiden ,3 88% Bronnen: GBA , Locatus oktober 21, Leefbaarheidsmonitor 27 Voorzieningenniveau in de wijk Het grootste deel van de voorzieningen, qua oppervlakte en aantal winkels, is logischerwijs terug te vinden in de Binnenstad. Het aanbod is vooral in Boerhaave en Leiden Noord beperkter. Voor Boerhaave komt dit hoogstwaarschijnlijk doordat het grenst aan de binnenstad waar de inwoners in de binnenstad en Oegstgeest terecht kunnen voor hun boodschappen. Het grootste aantal winkels is terug te vinden in de wijken Roodenburgerdistrict, Merenwijk en Bos en Gasthuisdistrict. In de Stadsenquête 52 geeft driekwart van de respondenten aan tevreden te zijn met het winkelaanbod in de eigen woonomgeving. Over Stevenshof is men het minst tevreden, 62% van de respondenten geeft 'matig' of 'slecht' als oordeel. Als reden wordt vooral het beperkte aanbod genoemd. 52 Stadsenquête Leiden, 29 82

83 5.3 Arbeidsparticipatie In hoofdstuk 2.6 (Arbeidsparticipatie) is reeds een tekst opgenomen over het aantal bijstandsuitkeringen. Aantallen over niet werkende werkzoekenden worden hier nog niet genoemd Niet werkende werkzoekenden 21 Niet Werkende Werkzoekenden LEIDEN januari 4.1 februari 4.45 maart april 4.73 mei juni 4.15 juli augustus 3.92 september 3.85 oktober 3.88 november december De trend is dat afhankelijk van vooral economische factoren minimaal 335 en maximaal rond 4 Leidenaren als niet werkend werkzoekend zijn geregistreerd. Eind december 21 waren daaronder 75 personen jonger dan 3 jaar. In de zomer van 28 (laagste NWW-ciijfers), waren dat er 3 minder. Het aantal personen met WW-uitkering in Leiden is in de periode gedaald van 1.93 naar Midden 28 hadden slechts 1.5 personen een WW-uitkering. Ten gevolge van de crisis is er een stijging tot 1.7 geweest in het tweede kwartaal van 21. Inmiddels is er weer een dalende trend. Het aantal mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering WAO, WIA, Wajong en WAZ (Zelfstandigen) is sinds 26 gestaag gedaald van 5.25 naar 4.5 eind 29 (laatst beschikbare cijfer) De crisis heeft hierop geen invloed gehad. 53 De cijfers zijn vnl. afkomstig van het CBS, UWV en BOA. 83

84 84

Meer over jeugdigen in Leiden staat in hoofdstuk 13 over Jeugd. Meer over ouderen in Leiden staat in hoofdstuk 14 over Welzijn en zorg.

Meer over jeugdigen in Leiden staat in hoofdstuk 13 over Jeugd. Meer over ouderen in Leiden staat in hoofdstuk 14 over Welzijn en zorg. Hoofdstuk 1 Bevolking 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaat het om de Leidse bevolking: hoeveel inwoners zijn er, wat zijn hun kenmerken, waar in de stad wonen zij, zijn vragen waarop dit hoofdstuk ingaat.

Nadere informatie

2014 Hoofdstuk 7. Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens.

2014 Hoofdstuk 7. Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens. Staat van Leiden 214 Hoofdstuk 7 Werk en inkomen 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens. Achtereenvolgens komen aan de orde:

Nadere informatie

Welzijn en (gezondheids)zorg

Welzijn en (gezondheids)zorg Hoofdstuk 14 Welzijn en (gezondheids)zorg 14.1 Inleiding Een belangrijke doelgroep voor het welzijns- en zorgbeleid zijn de ouderen. Dit hoofdstuk begint daarom met het in kaart brengen van deze groep

Nadere informatie

Ontwikkeling van de Leidse bevolking in 2010

Ontwikkeling van de Leidse bevolking in 2010 Maart 211 ugu Ontwikkeling van de Leidse bevolking in 21 Op 1 januari 211 had Leiden 117.951 inwoners; 86 meer dan een jaar daarvoor toen Leiden 117.145 inwoners had. De ontwikkeling van de bevolking is

Nadere informatie

Leidse bevolking groeit in 2014 met 378 personen

Leidse bevolking groeit in 2014 met 378 personen Beleidsonderzoek & Analyse BOA Feitenblad draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leidse bevolking groeit in 214 met 378 personen ONTWIKKELING VAN DE LEIDSE BEVOLKING IN 214 Op 1 januari

Nadere informatie

Leidse bevolking groeit in 2013 met 1,4 duizend personen

Leidse bevolking groeit in 2013 met 1,4 duizend personen Februari 214 Leidse bevolking groeit in 213 met 1,4 duizend personen ONTWIKKELING VAN DE LEIDSE BEVOLKING IN 213 Op 1 januari 214 heeft Leiden 121.216 inwoners, 1,4 duizend (+1.49) meer dan een jaar eerder

Nadere informatie

Inwoners van Leiden Opleiding en inkomen

Inwoners van Leiden Opleiding en inkomen Inwoners van Leiden Het aantal inwoners blijft vrijwel stabiel. Relatief jonge en hoogopgeleide bevolking. Tweeverdieners met kleine kinderen en een gemiddeld inkomen verlaten de stad. Meer Leidenaren

Nadere informatie

Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens.

Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens. Hoofdstuk 7 Werk en inkomen 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens. Achtereenvolgens komen aan de orde: 7.2 Aanbodkant arbeidsmarkt

Nadere informatie

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe  Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012 Vergrijzing in Fryslân fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe In Fryslân wonen op 1 januari 2011 647.282 inwoners. De Friese bevolking groeit nog jaarlijks. Sinds 2000 is het aantal inwoners toegenomen

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Rijssen-Holten epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Rijssen-Holten en de factoren

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden September 2013 ugu Minimuminkomens in Leiden Samenvatting De armoede in Leiden is na 2009, net als in heel Nederland, toegenomen. Dat blijkt uit cijfers uit het regionaal inkomensonderzoek van het Centraal

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

Kernboodschappen Gezondheid Almelo Kernboodschappen Gezondheid Almelo De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Almelo epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Almelo en de factoren die hierop van invloed

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Samenvatting Leiden heeft op 1 januari 2010 117.145 inwoners. Hoofdstuk 2 geeft een profiel van de inwoners van Leiden en is gebaseerd op kerncijfers uit de Gemeentelijke

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Enschede

Kernboodschappen Gezondheid Enschede Kernboodschappen Gezondheid Enschede De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Enschede epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Enschede en de factoren die hierop van

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Oldenzaal

Kernboodschappen Gezondheid Oldenzaal Kernboodschappen Gezondheid Oldenzaal De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Oldenzaal epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Oldenzaal en de factoren die hierop

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Haaksbergen

Kernboodschappen Gezondheid Haaksbergen Kernboodschappen Gezondheid Haaksbergen De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Haaksbergen epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Haaksbergen en de factoren die hierop

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Losser

Kernboodschappen Gezondheid Losser Kernboodschappen Gezondheid Losser De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Losser epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Losser en de factoren die hierop van invloed

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Borne

Kernboodschappen Gezondheid Borne Kernboodschappen Gezondheid Borne De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Borne epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Borne en de factoren die hierop van invloed

Nadere informatie

Regionale VTV 2011. Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M.

Regionale VTV 2011. Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M. Regionale VTV 2011 Levensverwachting en sterftecijfers Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Levensverwachting en sterftecijfers Auteurs: Dr. M.A.M. Jacobs-van

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Dinkelland & Tubbergen

Kernboodschappen Gezondheid Dinkelland & Tubbergen Kernboodschappen Gezondheid Dinkelland & Tubbergen De GGD Twente verzamelt in opdracht van Noaberkracht Dinkelland Tubbergen epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Noaberkracht

Nadere informatie

Samenvatting Losser. 2 van 5 Twentse Gezondheids Verkenning Losser. Versie 1, oktober 2013

Samenvatting Losser. 2 van 5 Twentse Gezondheids Verkenning Losser. Versie 1, oktober 2013 Samenvatting Losser Versie 1, oktober 2013 Lage SES, bevolkingskrimp en vergrijzing punt van aandacht in Losser In de gemeente Losser wonen 22.552 mensen; 11.324 mannen en 11.228 vrouwen. Als we de verschillende

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Samenvatting Leiden heeft op 1 januari 2006 118.070 inwoners. Hoofdstuk 2 geeft een profiel van de inwoners van Leiden. Dit hoofdstuk is gebaseerd op zowel kerncijfers uit

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2005 Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Het inwonertal van Amsterdam is in 2004 met ruim 4.000 personen tot 742.951

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Wierden

Kernboodschappen Gezondheid Wierden Wierden Twente Nederland Kernboodschappen Gezondheid Wierden De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Wierden epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Wierden en de factoren

Nadere informatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011 Sociaal-economische schets van Zuidwest 2011 Zuidwest is onderdeel van het en bestaat uit de buurten Haagwegnoord en -zuid, Boshuizen, Fortuinwijk-noord en -zuid en de Gasthuiswijk. Zuidwest heeft een

Nadere informatie

De Leidse bevolking in inwoners

De Leidse bevolking in inwoners De Leidse bevolking in 218 124.417 inwoners Colofon Analyses voor en vormgeving van deze publicatie door: BELEIDSONDERZOEK Gemeente Leiden info@leidenincijfers.nl www.leidenincijfers.nl serie statistiek

Nadere informatie

Bevolkings- en huishoudensprognose Leiden

Bevolkings- en huishoudensprognose Leiden September 21 ugu Bevolkings- en huishoudensprognose Leiden 21 24 Samenvatting 1. De totale bevolkingsomvang Leiden verandert tot 24 nauwelijks: schommelt tussen 116,7 en 118,4 duizend inwoners (117,5 duizend

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden Juli 2012 ugu Minimuminkomens in Leiden Het CBS voert periodiek regionale inkomensonderzoeken uit, gebaseerd op gegevens van de belastingdienst. Momenteel zijn de meest actuele cijfers die van 2009. Uit

Nadere informatie

Samenvatting Noaberkracht Dinkelland Tubbergen

Samenvatting Noaberkracht Dinkelland Tubbergen Samenvatting Noaberkracht Dinkelland Tubbergen Versie 1, oktober 2013 Bevolkingskrimp en vergrijzing punt van aandacht in Noaberkracht Dinkelland Tubbergen In Noaberkracht Dinkelland Tubbergen wonen 47.279

Nadere informatie

De Leidse bevolking in 2018

De Leidse bevolking in 2018 De Leidse bevolking in 218 124.417 inwoners 6.287 mannen 64.13 vrouwen BELEIDSONDERZOEK Gemeente Leiden info@leidenincijfers.nl www.leidenincijfers.nl serie statistiek 218 / 3 2 De Leidse bevolking in

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-083 17 december 2010 9.30 uur Tempo vergrijzing loopt op Komende 5 jaar half miljoen 65-plussers erbij Babyboomers leven jaren langer dan vooroorlogse

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Samenvatting Twente. 2 van 6 Kernboodschappen Twente. Versie 2, oktober 2013

Samenvatting Twente. 2 van 6 Kernboodschappen Twente. Versie 2, oktober 2013 Samenvatting Twente Versie 2, oktober 2013 Twente varieert naar stad en platteland In Twente wonen 626.500 mensen waarvan de helft woont in één van de drie grote steden. Tot 2030 zal de Twentse bevolking

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Twenterand

Kernboodschappen Gezondheid Twenterand Kernboodschappen Gezondheid Twenterand De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Twenterand epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Twenterand en de factoren die hierop

Nadere informatie

Wijkscan Enschede Zuid-West. November 2013

Wijkscan Enschede Zuid-West. November 2013 Wijkscan Enschede Zuid-West November 2013 Gezond ouder worden in Enschede Zuid-West Wijkscan Enschede Zuid-West Van het gebied Enschede Zuid-West is een wijkscan gemaakt. In deze brochure vindt u de opvallendste

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Overzichtsrapport SER Gelderland

Overzichtsrapport SER Gelderland Overzichtsrapport SER Gelderland Bevolking en participatie In opdracht van SER Gelderland September 2008 Drs. J.D. Gardenier L.T. Schudde CAB Martinikerkhof 30 9712 JH Groningen 050-3115113 cab@cabgroningen.nl

Nadere informatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie De Staat van de Stad Amsterdam V Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie Kernpunten 10 jaar Staat van de Stad Gemiddelde leefsituatiescore naar herkomstgroepen, 2000, 2002, 2004, 2006 en 2008 108

Nadere informatie

Op weg naar de speerpuntennotitie lokaal gezondheidsbeleid Boxmeer 2009 2011: Speerpunten voor Boxmeer?? Esther Hendriks 24 september 2009

Op weg naar de speerpuntennotitie lokaal gezondheidsbeleid Boxmeer 2009 2011: Speerpunten voor Boxmeer?? Esther Hendriks 24 september 2009 Op weg naar de speerpuntennotitie lokaal gezondheidsbeleid Boxmeer 2009 2011: Speerpunten voor Boxmeer?? Esther Hendriks 24 september 2009 Op weg naar speerpuntennotitie? Wat doen/deden we al? Welke gezondheidsproblemen

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Samenvatting Leiden heeft op 1 januari 2009 116.818 inwoners. Hoofdstuk 2 geeft een profiel van de inwoners van Leiden. Dit hoofdstuk is gebaseerd op zowel kerncijfers uit

Nadere informatie

Monitor Economie 2018

Monitor Economie 2018 Monitor Economie 2018 Economische kerncijfers van de MVSgemeenten Augustus 2018 Inhoudsopgave Economische ontwikkeling 3 Werkgelegenheid 5 Arbeidsparticipatie 10 Inkomen en uitkeringen 13 Armoede en schuldhulpverlening

Nadere informatie

Bevolkingsprognose van Amersfoort 2013-2030 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Bevolkingsprognose van Amersfoort 2013-2030 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013 Bevolkingsprognose van Amersfoort 213-23 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 213 In april verwacht Amersfoort haar 15.ste inwoner te mogen begroeten. Ondanks de recessie in de

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2008

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2008 Sociaal-economische schets van Zuidwest 2008 Zuidwest is onderdeel van het en bestaat uit de buurten Haagwegnoord en -zuid, Boshuizen, Fortuinwijk-noord en -zuid en de Gasthuiswijk. Zuidwest heeft een

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Regionale VTV Bevolking. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Bevolking

Regionale VTV Bevolking. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Bevolking Regionale VTV 2011 Bevolking Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Bevolking Auteurs: Dr. M.A.M. Jacobs-van der Bruggen, GGD Hart voor Brabant Drs. S. van de

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming incijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Uitkomsten GGD-gezondheidspeiling 2016 Gezondheid van aren BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl I

Nadere informatie

Hoofdstuk 7. Financiële situatie

Hoofdstuk 7. Financiële situatie Stadsenquête Leiden Hoofdstuk 7. Financiële situatie Samenvatting Bijna driekwart van de Leidenaren geeft aan gemakkelijk rond te komen met het huishoudinkomen, twee op de tien komt net rond en bijna een

Nadere informatie

Gemeente rapportage Nederweert Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016

Gemeente rapportage Nederweert Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 Gemeente rapportage Nederweert Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen 2016 Leeswijzer De onderstaande lokale rapportage is een korte samenvatting van de belangrijkste resultaten uit de Gezondheidsmonitor

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2006 Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking Na een aantal jaren van groei is door een toenemend vertrek

Nadere informatie

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal De grijze golf Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot 23 In deze factsheet rapporteren we over de uitkomsten van de bevolkings- en huishoudensprognose en de gevolgen ervan voor de Drechtsteden. De

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar Samenvatting Leiden telt begin januari 2001 ruim 117 duizend inwoners en bestaat uit vier stadsdelen, die samen weer zijn op te delen in tien districten. Eén op de drie (volwassen)

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Hoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie

Hoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie Samenvatting Hfst 5. Trendvragen financiële situatie Na twee jaar van stijgende inkomens zien Leidenaren dit jaar hun inkomenspositie verslechteren. Het zijn

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting Hfst 9. Trendvragen financiële situatie Jaarlijks worden drie trendvragen gesteld die inzicht geven in de financiële positie van de Leidenaar. De resultaten

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 211: een samenvatting Onderzoek en Statistiek Gooitske Marsman Februari 212 In deze notitie staat een samenvatting van De bevolkingsprognose-

Nadere informatie

Demografische gegevens ouderen

Demografische gegevens ouderen In dit hoofdstuk worden de demografische gegevens van de doelgroep ouderen beschreven. We spreken hier van ouderen indien personen 55 jaar of ouder zijn. Dit omdat gezondheidsproblemen met name vanaf die

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek. Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht notitie van Onderzoek www.onderzoek.utrecht.nl mei 2013 Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald

Nadere informatie

De Leidse bevolking in inwoners

De Leidse bevolking in inwoners De Leidse bevolking in 217 123.753 inwoners Colofon Analyses voor en vormgeving van deze publicatie door: BELEIDSONDERZOEK Gemeente Leiden info@leidenincijfers.nl www.leidenincijfers.nl serie statistiek

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-085 18 december 2008 9.30 uur Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Nog 1 miljoen inwoners erbij, inwonertal zal harder groeien dan eerder gedacht

Nadere informatie

Kernboodschappen Gezondheid Hengelo

Kernboodschappen Gezondheid Hengelo Kernboodschappen Gezondheid Hengelo De GGD Twente verzamelt in opdracht van de gemeente Hengelo epidemiologische gegevens over de gezondheid van de bevolking in Hengelo en de factoren die hierop van invloed

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-248 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Vooronderzoek: Foto van Haaksbergen

Vooronderzoek: Foto van Haaksbergen Vooronderzoek: Foto van Haaksbergen Versie 15-11-2016 Opgesteld door Futureconsult in opdracht van de gemeente Haaksbergen in het kader van de Strategische Visie Haaksbergen 2030 1 Inhoudsopgave 1. Bevolkingssamenstelling...

Nadere informatie

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Het KTO is een wettelijke verplichting wat betreft de verantwoording naar de Gemeenteraad

Nadere informatie

Wonen met Zorg in de anticipeerregio s

Wonen met Zorg in de anticipeerregio s Wonen met Zorg in de anticipeerregio s Inleiding In de komende decennia zal de bevolkingssamenstelling veranderen en zal het aandeel ouderen in de bevolking toenemen. Indien nu al bekend is hoeveel ouderen

Nadere informatie

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Persbericht PB13 062 1 oktober 2013 9:30 uur Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Tussen 2012 en 2025 groeit de bevolking van Nederland met rond 650 duizend tot 17,4 miljoen

Nadere informatie

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Rivierenwijk en Bergweide Deventer

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Rivierenwijk en Bergweide Deventer IJsselland Wijkgezondheidsprofiel Deventer Januari 2015 Wijkgezondheidsprofiel Dit wijkgezondheidsprofiel bestaat uit gegevens afkomstig van diverse bronnen, registraties en (bewoners)onderzoeken. Voor

Nadere informatie

Huishoudens in Leiden

Huishoudens in Leiden 211-217 Huishoudens in Leiden gezinnen met thuiswonende kinderen paren en overige huishoudens eenpersoons huishoudens 15-29 3-44 45-64 65+ Leidse huishoudens in 217, naar leeftijd van het hoofd van het

Nadere informatie

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie INHOUD 1 Samenvatting... 3 2 De Statistische gegevens... 5 2.1. De Bevolkingsontwikkeling en -opbouw... 5 2.1.1. De bevolkingsontwikkeling... 5 2.1.2. De migratie... 5 2.1.3.

Nadere informatie

Jeugd. Hoofdstuk Inleiding

Jeugd. Hoofdstuk Inleiding Hoofdstuk 13 JEUGD Jeugd 13.1 Inleiding Het programma Jeugd heeft raakvlakken met veel andere programma s. Thema s als bijvoorbeeld studentenhuisvesting, overlast van jongeren, kinderopvang en onderwijs

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht een notitie van Onderzoek 6 juni 2014 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

De toekomst: iedereen doet mee!? Carolien Plevier - GGD regio Utrecht Hanneke Schreurs - Gemeente Utrecht Volksgezondheid

De toekomst: iedereen doet mee!? Carolien Plevier - GGD regio Utrecht Hanneke Schreurs - Gemeente Utrecht Volksgezondheid De toekomst: iedereen doet mee!? Carolien Plevier - GGD regio Utrecht Hanneke Schreurs - Gemeente Utrecht Volksgezondheid Regio Utrecht: divers én groeiend Aantal: 1,3 miljoen inwoners Groei inwoneraantal:

Nadere informatie

De inkomenspositie van Leidse huishoudens

De inkomenspositie van Leidse huishoudens Feitenblad april 2007 Beleidsinformatie Onderzoek Advies De inkomenspositie van Leidse huishoudens Dit feitenblad schetst een beeld van de inkomenspositie van aren. Het gaat hierbij om het gemiddeld basisinkomen

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-246 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

TOOLKIT Bekend maakt Bemind

TOOLKIT Bekend maakt Bemind TOOLKIT Bekend maakt Bemind 6. Migrantenouderen in cijfers Aantal migrantenouderen in Nederland Bron: (CBS-Statline, dec. 2016) Aantal AOW-gerechtigden in Nederland 3.059.000 Waarvan van migrantenafkomst

Nadere informatie

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

Hoofdstuk 24 Financiële situatie Hoofdstuk 24 Financiële situatie Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Zes op de tien Leidenaren zijn bekend

Nadere informatie

Veilig opgroeien in Leeuwarden Factsheet Haulerwijk. bijlage

Veilig opgroeien in Leeuwarden Factsheet Haulerwijk. bijlage Veilig opgroeien in Leeuwarden 2015 bijlage Factsheet Haulerwijk Deze bijlage bevat cijfers op zowel buurtniveau als gemeentelijk- en provinciaal niveau. De cijfers geven inzicht in trends op het gebied

Nadere informatie

BOA. Feitenblad De Leidse bevolking in Af in 2015 Bij in inwoners. mannen: vrouwen: 62.

BOA. Feitenblad De Leidse bevolking in Af in 2015 Bij in inwoners. mannen: vrouwen: 62. Beleidsonderzoek & Analyse BOA Feitenblad draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming De Leidse bevolking in 216 122.612 inwoners : 17.222 (14%) 2 64: 81.38 (66%) : 59.665 : 62.947

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354 In het gebied groeit meer dan de helft van de kinderen op in een minimasituatie. Daarnaast groeit in De Wierden bijna de helft op in een eenoudergezin. De combinatie van relatief lage doorstroming en relatief

Nadere informatie