Wij wensen u een deugddoende vakantie toe, en hopen u volgend schooljaar opnieuw onder onze lezers te mogen rekenen.

Transcriptie

1 Op stapel Dit is de laatste Op Stapel van het schooljaar , met de ontwerpbesluiten waarover de onderhandelingen in sectorcomité X werden afgesloten op de zesde juli. Twee ontwerpbesluiten waarover onderhandelingen waren aangekondigd, zijn niet meer aan bod gekomen: het ontwerp- BVR tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit in het onderwijs met betrekking tot de wijze waarop sommige bevoegdheden van de inspectie worden uitgeoefend en het ontwerp-bvr tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs met betrekking tot het referentiekader van de inspectie. Wij wensen u een deugddoende vakantie toe, en hopen u volgend schooljaar opnieuw onder onze lezers te mogen rekenen. Ontwerp-BVR tot wijziging van het BVR van 16 december 1997 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, tot wijziging van het BVR van 24 mei 2002 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool en tot wijziging van het BVR van 3 juli 2009 betreffende het verlof voor onderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties voor sommige personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie Ouderschapsverlof (volledige of gedeeltelijke onderbreking gedurende een aaneengesloten periode van maximum drie (volledige onderbreking) of zes (gedeeltelijke onderbreking) maanden van de beroepsloopbaan om voor zijn kind te zorgen) kan voortaan tot het kind twaalf jaar is geworden. Het ouderschapsverlof dat ingegaan is vóór het kind 12 jaar is geworden, kan ook daarna nog verder doorlopen. Ontwerp-BVR tot wijziging van het BVR van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor de personeelsleden van het onderwijs, het BVR van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie en het BVR van 23 april 2010 betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs Het gaat om een reparatiebesluit, met correcties in een onlangs gewijzigde bepaling van het BVR van 7 oktober 1997 (het besluit is niet van toepassing op de lectoren in het HBO 5 ) en in de bijlagen bij het BVR van 1 september 2006 en bij het BVR van 23 april Ontwerp-BVR betreffende de organisatie van examencommissies door de Centra voor Volwassenenonderwijs Een uitvoeringsbesluit bij de nieuwe bepaling van artikel 17sexies, 1, 3 van het decreet rechtspositie: een personeelslid kan zijn kennis van de onderwijstaal, van de wettelijk of verplichte twee taal, en eventueel (in een faciliteitenschool ) van de bestuurstaal Nederlands aantonen met een getuigschrift uitgereikt door een examencommissie. De Vlaamse regering kan, over de verschillende provincies gespreid, maximaal vijf CVO s de bevoegdheid geven als examencommissie te fungeren. De bevoegdheid wordt, in principe, toegekend voor vijf jaar. Een examen gaat telkens over de vier vaardigheden: begrijpend luisteren, lezen, spreken en schrijven. Er zijn twee examenperiodes per jaar, een in het voorjaar en een in het najaar. Er vindt trouwens al een examen plaats nu eind november, begin december.

2 Het besluit regelt heel de procedure voor de aanwijzing van de CVO s. Overigens zíjn de CVO s al aangewezen. Het gaat om CVO KA 1 Turnhout, CVO 3hofsteden Kortrijk, beide van het GO!, en om CVO Kamer van Koophandel en Nijverheid Brussel en CVO Het Perspectief Gent. In januari 2011 wordt het aantal examencentra en hun spreiding over Vlaanderen geëvalueerd. Ontwerp-BVR tot wijziging van diverse bepalingen van het BVR van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage Wat historiek: - Het decreet van 18 december 2009 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 heeft artikel 52 van het BVR van 29 april 1992 betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage opgeheven, met ingang van 1 september Artikel 52 bevat de bepalingen die de reaffectatie- en wedertewerkstellingsverplichtingen voor instellingen in het basis- en secundair onderwijs die deel uitmaken van een scholengemeenschap, beperkte tot de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap. De scholengemeenschap mocht het personeelslid dat de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap niet in een organieke betrekking kon reaffecteren of wedertewerkstellen, behouden als extra-kracht. Artikel 52 schortte ook de werking op van de Interprovinciale reaffectatiecommissie voor de instellingen van de andere onderwijsniveaus en de zeldzame instellingen van het basis- en secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoren. Bij de onderhandelingen over het schrappen van artikel 52 is de overheid principieel ingegaan op het verzoek van de sociale partners de interprovinciale reaffectatiecommissie niet te reactiveren. De overheid geeft uitvoering aan dat engagement met een wijzigingsbesluit dat nu, in juli 2010, wordt goedgekeurd. - In het late voorjaar van 2009 waren al onderhandelingen afgesloten over een ander besluit tot wijziging van het BVR van 29 april Met dié wijzigingen zouden personeelsleden die door de pensioencommissie van Medex definitief ongeschikt zijn verklaard voor hun ambt, maar wel nog in staat om andere taken uit te voeren, eventueel ook wedertewerkgesteld moeten worden in een organiek ambt van het beleids- en ondersteunend personeel (basisonderwijs) of het ondersteunend personeel (secundair onderwijs, volwassenenonderwijs). Hetzelfde moest gelden voor de personeelsleden die, vóór ze hun ziekteverlof hebben uitgeput, door de preventieadviseurarbeidsgeneesheer geschikt worden bevonden voor re-integratie in een andere functie. Eind augustus 2009 neemt de overheid gas terug. De omzendbrieven op basis van het ontwerpwijzigingsbesluit worden ingetrokken. De overheid kondigt in een mail aan de sociale partners wél aan vast te willen houden aan de tekst van het wijzigingsbesluit. Maar ze sust ook: binnen de scholengemeenschappen is er geen verplichting tot wedertewerkstelling als het personeelslid boventallig werd in een ándere personeelscategorie. De scholengemeenschappen mogen de personeelsleden die binnen de scholengemeenschap niét worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld, als extra-administratieve-kracht-buiten-kader behouden. We schrijven augustus 2009: van een schrapping van artikel 52 is dan uiteraard nog geen sprake. De overheid wil de ruime

3 Medex- en re-integratiethematiek overigens grondig opnieuw bekijken in een werkgroep Geïntegreerd gezondheidsbeleid. - Hoe dan ook, van de werkgroep Geïntegreerd gezondheidsbeleid werd in niet zo veel vernomen. En de overheid blijft bij haar voornemen, zij het dat er nog een jaar uitstel komt: de wedertewerkstellingen in Medex- en re-integratiedossiers in organieke ambten van het ondersteunend en het beleids- en ondersteunend personeel en de verplichte reaffectaties en wedertewerkstellingen in Medex- en re-integratiedossiers door de reaffectatiecommissies van de scholengemeenschap en van de scholengroep in ándere organieke ambten dan die van het ondersteunend en het beleids- en ondersteunend personeel worden uitgesteld tot 1 september Instellingen zullen van dan af wel wedertewerkstellingen in Medex- en re-integratiedossiers moeten uitvoeren over de personeelscategorieën heen, ook als die worden uitgesproken door de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap. Tijdens dat jaar respijt wil de overheid in de werkgroep Geïntegreerd gezondheidsbeleid heel actief op zoek gaan naar een oplossing voor een aantal hangende problemen: wat moet er bijvoorbeeld gebeuren met personeelsleden in Medexdossiers die tot nog toe buiten kader werden aangesteld? Het uitgangspunt blijft, ook voor hen, een volwaardige integratie in het organieke kader. De overheid zal ook de problematiek van de gevolgen van een evaluatie met eindconclusie onvoldoende voor een gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid onderzoeken. Het moet een open debat worden, waarin de hele Medex- en reintegratieproblematiek aan bod kan komen. Vanaf 1 september 2010 kan de Vlaamse reaffectatiecommissie overigens al wel personeelsleden in re-integratiedossiers buiten kader toewijzen, zoals ze dat doet in Medex-dossiers. Verdere wijzigingen schrijven in het reaffectatiebesluit de globale puntenenveloppe in het secundair onderwijs en de modularisering in het volwassenenonderwijs in. Voor de CLB s verandert er vanaf 1 september 2010 wat aan de volgorde van de verplichtingen van de centra: de verplichting om de personeelsleden die door de reaffectatiecommissie van de scholengroep zijn toegewezen, in dienst te nemen, komt voortaan vóór de vrije fase. Voor het DKO wordt ná de eerste fase van verplichte reaffectaties van personeelsleden die de inrichtende macht zelf heeft ter beschikking gesteld, of die ter beschikking werden gesteld in een instelling die ze heeft overgenomen, en vóór de verplichting personeelsleden aan te stellen die werden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld door de reaffectatiecommissie van de scholengroep, een vrije fase ingelast: de inrichtende macht kan een personeelslid dat bij haar is ter beschikking gesteld, met zijn instemming, binnen dezelfde personeelscategorie bij wijze van wedertewerkstelling in dienst nemen. Het GO!, onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, gaat akkoord met het ontwerp, rekening houdend met het engagement van de overheid om volgend schooljaar een open debat te voeren over de gehele problematiek van de Medex- en re-integratiedossiers (oude en toekomstige). Voor het GO! is het ondenkbaar dat personeelsleden die, in een totaal andere beleidscontext en vanuit een andere visie op integratie, werden geheroriënteerd naar functies-buiten-kader, nu verplicht zouden moeten invoegen in organieke betrekkingen waarvoor niet vooraf werd getoetst of ze er ook volwaardig in kunnen functioneren. Het GO! vindt het bovendien cruciaal dat wedertewerkgestelde personeelsleden die een evaluatie met eindconclusie onvoldoende krijgen, niet opnieuw in een zelfde ambt en vak of specialiteit zouden moeten worden wedertewerkgesteld binnen dezelfde scholengroep/scholengemeenschap. Ontwerp-BVR houdende maatregelen met betrekking tot het ontslag om dringende redenen, verschillende maatregelen van orde en de tuchtregeling Het gaat om wijzigingen aan het BVR van 22 mei 1991 omtrent de evaluatie, maatregelen van orde en tucht in het gemeenschapsonderwijs.

4 Onderwijsdecreet XIX heeft in artikel 52bis van het decreet rechtspositie voorzien in de mogelijkheid van het dringend ontslag van een personeelslid met een waarnemende aanstelling in een selectie- of bevorderingsambt. Tijdens de beroepsprocedure kan het personeelslid preventief worden geschorst. Onderwijsdecreet XX schrijft in het decreet rechtspositie de mogelijkheid in om in uitzonderlijke gevallen tijdens een preventieve schorsing een gedeelte van het salaris van het personeelslid in te houden. Er moet dan sprake zijn van een strafrechtelijke vervolging, van een tuchtprocedure na betrapping op heterdaad van een ernstig vergrijp of van een tuchtprocedure bij afdoende aanwijzingen van een ernstig vergrijp. De inhouding blijft beperkt tot maximum 1/5 van het laatste bruto-activiteitssalaris of wachtgeld. Het personeelslid heeft hoe dan ook recht op minstens het netto belastbaar bedrag van de werkloosheidsuitkering die het had gekregen, als het had mogen gaan stempelen. Blijft de tuchtstraf uit, of is ze beperkt tot de blaam, dan krijgt het personeelslid het gedeelte van zijn salaris dat werd ingehouden, alsnog. Krijgt hij een tuchtstraf met een in de tijd beperkt salarisverlies (afhouding van salaris, schorsing bij tuchtmaatregel, terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel), dan wordt de afhouding afgerekend op zijn salarisverlies. Wat te veel werd afgehouden, wordt hem dan alsnog uitbetaald. Die wijzigingen worden nu ook ingeschreven in het BVR van 22 mei Meteen wordt ook wat gesleuteld aan de procedure voor de preventieve schorsing in het algemeen: - vóór het preventief geschorst kan worden (tenzij in hoogringende gevallen), moet het personeelslid worden gehoord. Voordien moet het schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de redenen waarom het wordt geschorst. Dat moest gebeuren ten laatste vier werkdagen voor het wordt gehoord. Die vier dagen worden nu teruggebracht tot drie (voor wie er mocht aan twijfelen: zaterdag is ook een werkdag!); - de preventieve schorsing kan maar gebeuren bij een met redenen omklede beslissing. Dat was natuurlijk al zo, maar wordt nu formeel in de regelgeving ingeschreven; - als de mededeling aan het personeelslid van de preventieve schorsing de beroepsmogelijkheid niet vermeldt, begint de beroepstermijn ook niet te lopen; - de preventieve schorsing gaat in op de derde (kalender)dag nadat de aangetekende mededeling werd verstuurd (tot nog toe ging ze de dag nadien in); tenzij het om een preventieve schorsing bij hoogdringendheid gaat: dan heeft de beslissing onmiddellijk uitwerking; - een preventieve schorsing tijdens het beroep over een tuchtmaatregel eindigt bij de mededeling aan het personeelslid van de beslissing in beroep (het gaat om een precisering; letterlijk stelde de regelgeving tot nog toe dat dat gebeurt bij het verstrijken van de termijn waarbinnen die mededeling moest gebeuren); - er wordt een procedure ingeschreven voor het beroep tegen de preventieve schorsing, in uitvoering van artikel 59ter DRP; - de beslissing tot preventieve schorsing die gepaard gaat met een tuchtonderzoek, kan alleen met unanimiteit van stemmen door de kamer van beroep worden vernietigd. Het toepassingsgebied van Hoofdstuk IV De tuchtregeling wordt gealigneerd op artikel 60bis DRP (inclusief dus de personeelsleden toegelaten tot de proeftijd en de gereaffecteerden en wedertewerkgestelden). Er wordt gesleuteld aan de interne werking van de kamer van beroep: - het mandaat van de leden is van onbepaalde duur (tot nu toe duurde het vier jaar);

5 - naast de secretaris komen er twee plaatsvervangende secretarissen; aan de beroepsprocedure bij tucht: - toelichtende memorie en verweerschrift kunnen worden ingediend tot 20 werkdagen nadat het beroepschrift is ingediend (vroeger beschikte men over 24 werkdagen). Let op: zaterdag is een werkdag; en aan de beroepsprocedure bij een ontslag om dringende redenen (art. 24, 52bis en 55undecies, 2, 2 DRP): - als het beroep wordt ingediend tijdens een vakantieperiode die ten minste zeven dagen duurt, wordt de termijn waarbinnen de partijen moeten worden gedagvaard, met de duur van die vakantie verlengd; - binnen vijf werkdagen (zaterdag is een werkdag!) na de mededeling door de secretaris van de kamer van beroep dat het personeelslid beroep heeft aangetekend, kan een verweerschrift worden ingediend. Het moet aangetekend worden verstuurd of tegen ontvangstbewijs worden afgegeven aan de kamer van beroep en de tegenpartij; - als de mededeling aan het personeelslid van het ontslag om dringende redenen de beroepsmogelijkheid niet vermeldt, begint de beroepstermijn ook niet te lopen. In het algemeen geldt dat de kennisgeving door het personeelslid aan de raad van bestuur dat het tegen een maatregel in beroep is gegaan, aangetekend moet worden verstuurd, of tegen ontvangstbewijs moet worden overhandigd. Het GO!, onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, gaat niét akkoord met het ontwerp. Het GO! begrijpt niet waarom een preventieve schorsing (op die bij hoogdringendheid na) - het gaat toch om een ordemaatregel - pas uitwerking kán hebben drie dagen nadat het bericht van de schorsing aan het personeelslid werd verstuurd. Dat leidt toch alleen maar tot moeilijke situaties, zowel voor de inrichtende macht als voor het personeelslid? Is het een gevolg van een doorgeslagen formalisering, waarbij een inrichtende macht alleen nog via aangetekende brieven rechtsgeldig met haar personeel communiceert? Artikel 60 van het decreet rechtspositie bepaalt dat de Vlaamse Regering een procedure moet vastleggen voor de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst. Cruciale aspecten van de bestaande procedure in artikel 5 van het KB van 18 januari 1974 werden door arresten van de Raad van State van 12 juni 2008 en 16 oktober 2008 de facto buiten werking gesteld. Die procedure bepaalde dat de raad van beroep moest beslissen over een voorstel tot terbeschikkingstelling door de raad van bestuur. De Raad van State oordeelde dat die procedure niet conform is met de bevoegdheidsverdeling binnen het GO!, die de beslissingsbevoegdheid bij de raad van bestuur legt. Dat betekent concreet dat er geen rechtszekere procedure meer voorhanden is om een ter beschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst uit te spreken en dat er ook voor de dossiers waar de beslissing door de Raad van State werd vernietigd, geen eenduidige procedure is om de voorstellen van de raad van bestuur alsnog in een beslissing om te zetten. Die procedure moet immers door de Vlaamse Regering worden vastgelegd. Het GO! heeft er sedert de bewuste arresten van de raad van State, ook in het belang van de betrokken personeelsleden, bij de minister herhaaldelijk op aangedrongen in een procedure te voorzien; het heeft ook verschillende keren concrete tekstvoorstellen gedaan. Het enige resultaat tot nog toe is dat de overheid zich bereid verklaart over de materie voort te onderhandelen. De overheid geeft daarbij aan dat het in eerste instantie haar bedoeling is uit te klaren of ze de maatregel wil behouden, in tweede orde of een georganiseerd beroep tegen de maatregel nodig of wenselijk is. De overheid gaat er daarbij wel aan voorbij dat er dossiers zijn waarbij de raad van bestuur, conform de procedure, een voorstel heeft geformuleerd, dat op beslissing wacht. Het GO! klaagt dan ook aan dat de overheid op schrijnende wijze verzaakt aan de opdracht die haar door de decreetgever is gegeven.

6 Overigens wil het GO! er op wijzen dat andere inrichtende machten, in uiterste nood, over extra-statutaire middelen beschikken, of over middelen die worden ontleend aan andere statutaire regelingen, om een personeelslid uit het onderwijs weg te halen. Het GO! beschikt, om evidente redenen, niét over zo n maatregel en de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst vult in het GO! dus een reële leemte op. Ontwerp-BVR tot wijziging van diverse bepalingen van het BVR van 6 maart 2009 betreffende vorming voor directeurs van de onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding De middelen voor de vorming van directeurs worden voortaan toegekend aan de pedagogische begeleidingsdiensten. Het maximale bedrag waarop een directeur tijdens zijn loopbaan een beroep kan doen, bedraagt nu Het wordt vanaf 2011 geïndexeerd: de datum waarop de directeur zijn budget voor het eerst aanspreekt, bepaalt het uiteindelijke bedrag waarop hij gedurende zijn verdere loopbaan recht heeft. De voorrang voor pas aangestelde directeurs blijft. Ontwerp-BVR tot wijziging van artikel 4ter1 van het BVR van 5 maart 2004 betreffende de puntenenveloppen voor de scholengemeenschappen basisonderwijs en van artikel 7 van het BVR van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs De puntenenveloppe die aan de scholengemeenschappen in het basisonderwijs worden toegekend voor het voeren van een zorgbeleid, is samengesteld uit drie componenten: A) een vast puntenaantal (sokkel) per school voor gewoon basisonderwijs, B) de (afgeronde) som van een aantal punten per regelmatige kleuter en een aantal punten per regelmatige lager-onderwijsleerling in het gewoon basisonderwijs en C) een aantal punten per regelmatige kleuter in het buitengewoon basisonderwijs. De sokkel (component A) bedraagt, zoals vorig jaar,14. Het aantal punten per kleuter uit component B bedraagt tussen 1 september en 30 november 2010: 0, 17281; daarna: 0, Het aantal punten per lagere-schoolleerling uit component B bedraagt tussen 1 september en 30 november 2010: 0, 13275; daarna: 0, De coëfficiënt van component C blijft behouden op 0, Uit de lestijden bekomen als gevolg van de hérberekening van het aantal lestijden op de instapdata in het gewoon kleuteronderwijs, zullen ook de volgende twee schooljaren betrekkingen in het ambt van kinderverzorger kunnen worden ingericht, als er geen kleuteronderwijzer met een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voorhanden is. Het gaat ook maar om een beperkte aangroei van de beschikbare middelen, die worden toegevoegd aan de component kleuters- en lagere-schoolleerlingen uit het gewoon basisonderwijs. Omdat het om een beperkte nieuwe injectie gaat, maakt het in de praktijk niet zó veel uit aan welke component de middelen worden toegevoegd. Maar de overheid gaf tijdens de onderhandelingen zelf aan dat de keuze voor de component, ook met een beperkte insteek, wel degelijk een signaalfunctie heeft. Met het gegeven signaal is het GO! het niét eens. Het was in aanvang de uitdrukkelijke keuze van de overheid te voorzien in een verhoudingsgewijze voldoende stevige sokkel. Die moest compenseren voor het niet-verrekenen van leerlingkenmerken - en dus van het niveau van zorg dat een concrete leerling behoeft - bij het bepalen van het puntenaantal per leerling. Het GO! moet vaststellen dat bij de aangroei van de middelen de sokkel keer op keer buiten beschouwing blijft, en dus steeds verder aan belang inboet. Het GO! heeft ook enige bedenkingen bij het tot-stand-komen van die keuze. De overheid heeft het aan de vakorganisaties overgelaten eenzijdig te bepalen waar de middelen naartoe moesten gaan. Haar eigen rol heeft ze daarbij beperkt tot die van notulist; de overige sociale partners mochten toekijken.

7 Ontwerp-BVR betreffende de volledige tenlasteneming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk en de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer Het besluit vervangt het BVR van 22 juli 1993 betreffende de tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector in de vervoerskosten van hun personeel. Het actualiseert regels die nu al worden toegepast op basis van een omzendbrief (13AC/CRJ/JVM/JS). Nieuwe bijkomende regels vanaf 1 september 2010 zijn verder in de tekst in het vet weergegeven. Het besluit is van toepassing op statutair personeel, gesco s, contractuelen betaald door het departement Onderwijs en Vorming of betaald met werkingsmiddelen van de instellingen, en op de personeelsleden van de Brusselse GO!-kinderdagverblijven. Alle openbaar-vervoerkosten voor het woon-werkverekeer worden vergoed. Het gaat om de prijs van het goedkoopste vervoerbewijs van trein, tram, bus of metro (of een combinatie daarvan) tussen het domicilieadres van het personeelslid (of zijn verblijfplaats, als de directie daarvan op de hoogte werd gebracht) en de werkplaats, met een maximum van de prijs voor een traject van 250 km voor een enkele rit. Het personeelslid wordt door de inrichtende macht vergoed op het einde van de maand die volgt op de maand waarin de geldigheid van het vervoerbewijs verstrijkt, maar er kan in het lokaal comité een vroegere terugbetaling worden afgesproken. Wie het woon-werktraject geheel of gedeeltelijk per fiets aflegt (dat geldt ook voor een fiets met hulpmotor met een maximaal vermogen van 0, 3 kw), krijgt een vergoeding van 0, 15 per kilometer voor de dagen waarop hij effectief werkt. De afstand enkele rit moet wel minstens één kilometer bedragen. Er kan ook maar één heen- en terugtraject per dag naar eenzelfde onderwijsinstelling of centrum worden vergoed. De fietsvergoeding voor het volledige traject kan ook niet worden gecumuleerd met de vergoeding voor de kosten van het openbaar vervoer. De vergoeding wordt maandelijks door de inrichtende macht uitbetaald, tenzij in het lokaal comité een vroegere terugbetaling wordt afgesproken. De inrichtende machten sturen hun verklaring van schuldvordering voor het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 28 februari door naar het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi), dat, na controle, in juni afrekent. Voor vorderingen die te laat worden ingediend, kan geen aanspraak meer worden gemaakt op terugbetaling. In september ten laatste krijgen de inrichtende machten een voorschot voor het lopende kalenderjaar. Het voorschot bedraagt minimum 25 % van de vervoerskosten die voor het vorige kalenderhaar werden teruggestort.