Art. 202, 2, vierde lid, 1 en 3 WIB, zoals gewijzigd door art. 37 wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen.

Transcriptie

1 De voorwaarde inzake minimumbezitsduur wordt daarom eveneens geacht te zijn vervuld wanneer de bezitsduur van ten minste één jaar nog niet is bereikt op het ogenblik van de toekenning of betaalbaarstelling van de inkomsten in de mate dat de aandelen in volle eigendom worden gehouden gedurende een periode van ten minste één jaar vanaf de datum waarop ze werden verworven. Deze voorwaarde is na te gaan per aandeel 768. In tegenstelling dus tot hetgeen geldt voor de vrijstelling van roerende voorheffing, moet de vervulling van de permanentievoorwaarde in het kader van het DBI-stelsel aandeel per aandeel worden nagegaan. Veronderstel een vennootschap die, reeds gedurende twee jaar (jaar N en N+1) een participatie houdt van 50%. In mei van het jaar N+2 verhoogt zij haar participatie tot 75%. In juni van hetzelfde jaar worden op de aandelen dividenden uitgekeerd en in december verkoopt de vennootschap haar bijkomend verworven aandelenpakket. Men zou normaliter kunnen verwachten dat de vennootschap voor het volledige bedrag de DBI-aftrek kan toepassen want er werd een participatie van meer dan 10% aangehouden gedurende langer dan één jaar. De benadering aandeel per aandeel heeft echter tot gevolg dat de vennootschap enkel de DBIaftrek zal genieten m.b.t. de dividenden uitgekeerd op de oorspronkelijke participatie van 50%. De dividenden uitgekeerd op de bijkomende participatie van 25% zullen niet kwalificeren voor DBI-aftrek, omdat deze aandelen geen jaar werden behouden 769. Indien na het indienen van de aangifte blijkt dat de aandelen uiteindelijk toch werden vervreemd minder dan twaalf maanden na de verwerving ervan, dan dringt zich de techniek van de aanvullende aangifte op. Deze kan de vorm aannemen van een gewoon (of een aangetekend) schrijven gericht aan de bevoegde controledienst. Verzuimt men dergelijke bijkomende aangifte te verrichten, dan zal de vaststelling dat de bezitsduur niet werd voldaan, leiden tot een bericht van wijziging en een aanvullende taxatie met desgevallend een boete. 2. Gevallen waarin geen minimumbezitsduur geldt Voor dividenden toegekend door intercommunales geldt geen minimumbezitsduur. Overigens geldt voor deze dividenden ook geen minimumparticipatievoorwaarde 770. De voorwaarde inzake minimumbezitsduur geldt evenmin voor dividenden verkregen door beleggingsvennootschappen alsook voor dividenden toegekend door beleggingsvennootschappen. Overigens geldt voor deze dividenden ook geen minimumparticipatievoorwaarde 771. Net zoals voor beleggingsvennootschappen werd ook voor gereglementeerde vastgoedvennootschappen bepaald dat de minimumparticipatievoorwaarde en de minimale houdperiode niet van toepassing is 772. Die uitsluiting is echter zinloos gelet op het feit dat gereglementeerde vastgoedvennootschappen van de DBI-aftrek zijn uitgesloten 773. Voor liquidatiebonussen die voortkomen n.a.v. een belastingvrije fusie of splitsing geldt sedert 12 januari 2009 een DBI-aftrek van 100% i.p.v. 95% 774. Het doel is te voorzien in een volledige vrijstelling wanneer een moedervennootschap liquidatieboni verkrijgt n.a.v. een belastingneutra- 768 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer, , nr. 1918/1, p M. DHAENE, Hervorming Venn. B.: internationaal relevante aspecten, Fiscoloog Internationaal, 2003, nr. 232, p Art. 202, 2, vierde lid, 2 WIB, zoals gewijzigd door art. 37 wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december Art. 202, 2, vierde lid, 1 en 3 WIB, zoals gewijzigd door art. 37 wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen. 772 Art. 202, 2, derde lid, 1 en 3 WIB, zoals aangevuld door wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen. 773 Art. 185bis, 2, tweede lid WIB, zoals aangevuld door wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen. 774 Art. 204, tweede lid, WIB, zoals aangevuld door de wet van 11 december LARCIER VADEMECUM VENNOOTSCHAPSBELASTING

2 le fusie, splitsing of soortgelijke verrichting 775. In dergelijk geval gelden bovendien de voorwaarden inzake minimumparticipatie en minimumbezitsduur niet 776. Vennootschap B bezit alle aandelen van vennootschap A en deze 100%-deelneming staat in de balans van B geboekt voor EUR. De balans van de vennootschap A vóór de belastingvrije fusie is de volgende: Activa Vennootschap A Passiva Vorderingen Eigen vermogen Liquide middelen kapitaal beschikbare reserves Vreemd vermogen Schulden Omdat het eigen vermogen van de vennootschap A ten gevolge van de belastingvrije fusie verdwijnt boekt de vennootschap B de fusie als volgt: 50 Vorderingen Liquide middelen Schulden Deelneming vennootschap A Fusiemeerwaarde De fusiemeerwaarde die de vennootschap B boekte wordt in de fiscale aangifte geneutraliseerd door een bedrag van EUR als DBI in mindering te brengen van het resultaat van het belastbare tijdperk. 3. Fictie van non-realisatie bij omruiling van aandelen Wanneer twee of meerdere vennootschappen fuseren, ontvangen de aandeelhouders van de opgeslorpte vennootschap aandelen van de opslorpende vennootschap. Voor de vennootschap-aandeelhouder komt hierdoor een einde aan het bezit van de aandelen van de opgeslorpte vennootschap. Aan het bezit komt bv. ook een einde wanneer een vennootschap beslist een andere rechtsvorm aan te nemen. De vennootschap-aandeelhouder ontvangt immers, n.a.v. het aannemen van een andere rechtsvorm, nieuwe aandelen in ruil voor de oude aandelen. Om te vermijden dat vanuit fiscaal oogpunt de bezitsduur een einde neemt, werd een fictie van non-realisatie van de aandelen ingevoerd in geval van omruiling of vervreemding van aandelen in het kader van belastingvrije verrichtingen. De bezitsduur wordt dus geacht niet onderbroken te zijn. Deze fictie geldt in de eerste plaats voor de omruiling van aandelen ingevolge belastingvrije fusie of splitsing als vermeld in artikel 45 WIB. Ook de vervreemding of verkrijging van aandelen ingevolge een belastingvrije inbreng van een algemeenheid van goederen of van een tak van werkzaamheid (art. 46, 1, eerste lid, 2 WIB) of ingevolge belastingvrije fusie en splitsing (art. 211 WIB) of ingevolge het aannemen van een andere rechtsvorm (art. 214, 1 WIB), wordt 775 Parl. St. Kamer, /001, p Art. 202, 2, eerste lid, WIB werd aangevuld door de wet van 11 december 2008 en verwijst naar de inkomsten die voortkomen uit de toepassing van art. 211, 2, derde lid, WIB LARCIER VADEMECUM VENNOOTSCHAPSBELASTING 2016

3 geacht niet te hebben plaatsgevonden voor de toepassing van de voorwaarde inzake minimumbezitsduur 777. Met hetzelfde doel wordt ook de vervreemding of verkrijging van aandelen ingevolge de belastingvrije inbreng van een Belgische inrichting (art. 231, 2 en 3, WIB), geacht niet te hebben plaatsgevonden 778. Afdeling 5. Dividenden die niet in aanmerking komen voor DBI-aftrek 1. Inleiding Alhoewel voldaan is aan de vereisten inzake minimumparticipatie en minimumbezitsduur komen niet alle dividenden in aanmerking voor de DBI-aftrek. De dividenden die een binnenlandse vennootschap ontvangt, komen immers niet voor de DBI-aftrek in aanmerking indien ze worden verleend of toegekend door besmette vennootschappen. De uitsluitingsgevallen kunnen gemakshalve in zes categorieën worden gegroepeerd: de taxatievoorwaarde (infra 2, p. 1171); de uitsluiting voor inkomsten voortkomende van financieringsvennootschappen, beleggingsvennootschappen en thesaurievennootschappen (infra 3, p. 1175); de uitsluiting inzake financial branch en off-shore activiteit (infra 4, p. 1181); de uitsluiting m.b.t. sommige buitenlandse inrichtingen (infra 5, p. 1181); de uitsluiting m.b.t. tussenvennootschappen (infra 6, p. 1182); de uitsluiting m.b.t. dividenden toegekend door intercommunales aan elektriciteitsproducenten (infra 7, p. 1186). Bovendien mag men niet uit het oog verliezen dat beleggingsvennootschappen alsook de gereglementeerde vastgoedvennootschappen uitgesloten zijn van de DBI-aftrek 779. Op de door hen verkregen dividenden is de minimumparticipatievoorwaarde en de minimale houdperiode niet van toepassing verklaard, maar dit is zinloos gelet op het dat de GVV uitgesloten is van de DBIaftrek Eerste uitsluiting: de taxatievoorwaarde A. Opsomming De DBI-aftrek is niet toepasselijk wanneer de inkomsten worden toegekend door een vennootschap die niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen. De DBI-aftrek is evenmin toepasselijk wanneer de inkomsten worden verleend of toegekend door een vennootschap die onderworpen is aan een buitenlandse belasting wanneer blijkt dat die buitenlandse belasting niet van gelijke aard is als de vennootschapsbelasting. De DBI-aftrek wordt ten slotte ook niet toegekend voor inkomsten verleend of toegekend door een vennootschap gevestigd in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België Art. 202, 2, derde lid, WIB. 778 Art. 202, 2, derde lid, WIB. 779 Art. 185bis, 2, tweede lid, WIB, zoals aangevuld door wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen. 780 Art. 202, 2, derde lid, 1 en 3 WIB, zoals aangevuld door wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen. 781 Art. 203, 1, 1 WIB. LARCIER VADEMECUM VENNOOTSCHAPSBELASTING

4 B. Vennootschappen die niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen De dividenden die worden uitgekeerd door binnenlandse vennootschappen die uitdrukkelijk uit het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting zijn uitgesloten, komen niet in aanmerking voor de DBI-aftrek. Hiermee worden de dividenden bedoeld die uitgekeerd worden door vennootschappen die ingevolge art. 180 WIB uitdrukkelijk onttrokken werden uit het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting. Het gaat om publiekrechtelijk rechtspersonen die bij toepassing van art. 220 WIB onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting (bv. de watermaatschappijen van het kustbekken). De uitsluiting treft evenwel niet de dividenden die worden verleend of toegekend door de in artikel 180, 1 WIB bedoelde intercommunales, samenwerkingsverbanden, projectverenigingen, autonome gemeentebedrijven en verenigingen 782. Het gaat om intercommunales enz. die in hoofdzaak een ziekenhuis uitbaten of een instelling uitbaten voor behoeftigen. C. Vennootschappen die niet zijn onderworpen aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als de vennootschapsbelasting De DBI-aftrek is niet toepasselijk wanneer de inkomsten worden toegekend door een vennootschap die onderworpen is aan een buitenlandse belasting die echter niet van gelijke aard is als de vennootschapsbelasting 783. Deze uitsluiting treft zowel de inkomsten toegekend door vennootschappen die gevestigd zijn in landen waar alle vennootschappen niet onderworpen zijn aan een belasting gelijkaardig aan de vennootschapsbelasting als de inkomsten toegekend door vennootschappen gevestigd in landen waar bepaalde soorten vennootschappen niet onderworpen zijn aan een belasting gelijkaardig aan de vennootschapsbelasting. De Administratie heeft in het Belgisch Staatsblad van 24 augustus 1991 een lijst laten publiceren van landen waar volgens haar de buitenlandse belasting niet van gelijke aard is als de vennootschapsbelasting. Die lijst werd hierna opgenomen in Afdeling 7, p De terminologie aan een belasting gelijkaardig aan de vennootschapsbelasting zoals gehanteerd in artikel 203, 1, eerste lid, 1 WIB heeft uitsluitend betrekking op de aard van de belasting, te weten een belasting op de winst, ongeacht de wijze van berekening van de belastbare grondslag en van het toegepaste belastingtarief 784. Een Belgische moedervennootschap (NV Bel) bezit een participatie van 92% in een Luxemburgse dochtervennootschap (SA Lux). Naar aanleiding van de vereffening van de SA Lux ontvangt de NV Bel in 2014 een liquidatiebonus. De SA Lux is een naamloze vennootschap naar Luxemburgs recht, gevestigd in Luxemburg en werd opgericht in Haar inkomsten bestaan de laatste jaren uit ontvangsten van interesten maar voorheen werden ook dividenden geïncasseerd. De SA Lux had oorspronkelijk het fiscaal statuut van een Luxemburgse Holding 1929 en was hierdoor onderworpen aan een fiscaal gunstregime dat afweek van het gemeen recht. Ten gevolge van de afschaffing van het Holding 1929 Regime is ze sedert 30 april 2007 onderworpen aan het normaal regime van de vennootschapsbelasting in Luxemburg en geniet zij dus niet meer van een voordelig fiscaal regime dat afwijkt van het gemeen recht. In de loop van 2007 ging SA Lux over tot incorporatie van haar overgedragen winsten in het maatschappelijk kapitaal van de SA Lux. Vanuit Belgisch fiscaal perspectief hebben deze geïncorporeerde winsten evenwel de kwalificatie van belaste reserves. 782 Art. 203, 2, eerste lid WIB, zoals hersteld door art. 88 Programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus, toepasselijk vanaf aanslagjaar 2015 op de dividenden die zijn verleend of toegekend door intercommunales enz. voor hun boekjaren afgesloten ten vroegste op 1 augustus Art. 203, 1, 1 WIB. 784 Voorafgaande beslissing nr van 18 februari LARCIER VADEMECUM VENNOOTSCHAPSBELASTING 2016

5 Omdat de SA Lux op het ogenblik van de uitkering van een het dividend (liquidatiebonus) onderworpen is aan het gemeen belastingregime in Luxemburg werden de dividenden niet verleend door een vennootschap die niet aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting is onderworpen, of die gevestigd is in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België. Omdat de uitsluiting van artikel 203, 1, 1 WIB niet toepasselijk is kan de NV Bel niet om die reden uitgesloten worden van de 95% DBI-aftrek voorzien in artikel 202, 1, 2 WIB 785. D. Vennootschappen die gevestigd zijn in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België a. GEMEENRECHTELIJK NOMINAAL TARIEF OF WERKELIJKE BELASTINGDRUK VAN MINSTENS 15% VEREIST Vanaf het aanslagjaar 2004 worden de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen geacht aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België wanneer: hetzij, het gemeenrechtelijk nominaal tarief op de winsten van de vennootschap lager is dan 15%; hetzij, gemeenrechtelijk, het tarief dat met de werkelijke belastingdruk overeenstemt, lager is dan 15% 786. Deze twee criteria moeten afzonderlijk worden toegepast. Onmiddellijk moet hieraan toegevoegd worden dat de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen die van toepassing zijn op vennootschappen gevestigd binnen de EU geacht worden niet aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België 787. b. NOMINAAL TARIEF LAGER DAN 15% De in aanmerking te nemen belasting voor de toepassing van artikel 203, 1, eerste lid, 1 WIB is in voorkomend geval samengesteld uit de belasting op de winsten van de vennootschappen geïnd door de Centrale Overheid, vermeerderd of verminderd met de belastingen ontvangen of terugbetaald door de deel-, gewestelijke en andere entiteiten in functie van de organisatievorm van de betrokken Staat. Uit bezorgdheid om de rechtszekerheid, werd een lijst opgesteld van de landen waarvan, hetzij het nominaal tarief lager is dan 15%, hetzij het werkelijk tarief dat overeenstemt met de werkelijke gemeenrechtelijke belastingdruk, lager is dan 15% 788. Hierdoor kan vanaf aanslagjaar 2004 geen enkel land voor de toepassing van het DBI-stelsel als belastingparadijs worden beschouwd, indien het niet als dusdanig is aangeduid door de Koning, bij in Ministerraad overlegd Besluit 789. De landenlijst voor dividenden uitgekeerd vóór 1 januari 2016 werd vastgesteld bij KB van 13 februari en bevat de volgende landen: Afghanistan, Aldernay, Belize, Bosnië en Herzegovina, Burundi, Kaapverdië, Centraal-Afrikaanse Republiek, Comoren, Cookeilanden, Cuba, Dominica, Equatoriaal-Guinea, Gibraltar, Grenada, Guernsey, Guinee-Bissau, Haïti, Herm, Iran, Irak, Jersey, Kiribati, Noord-Korea, Laos, Liberia, Liechtenstein, Macau, Maldiven, Eiland van Man, Marshalleilanden, Mayotte, Federatie Micronesië, Monaco, Montserrat, Namibië, Niue, Oman, Panama, Saint Christopher en Nevis, Sint Lucië, Saint-Pierre en Miquelon, Saint 785 Voorafgaande beslissing nr van 13 mei Art. 203, 1, tweede lid, WIB. 787 Art. 203, 1, derde lid, WIB. 788 Art. 203, 1 derde lid, WIB. 789 S. VAN CROMBRUGGE, Belastinghervorming 2002, Biblo-dossier, Fiscaliteit 42, Kalmthout, Biblo, 2002, 82. De Minister van Financiën ziet het evenwel anders: het KB met de lijst van landen waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijker gunstiger zijn dan in België (art. 203, 1, eerste lid, 1 WIB), heeft geen exhaustief karakter (Vr. en Antw. Kamer, , nr , 31128). 790 BS 21 februari LARCIER VADEMECUM VENNOOTSCHAPSBELASTING

6 Vincent en de Grenadines, Samoa, Amerikaans-Samoa, Sao Tom en Principe, Seychellen, Somalië, Tuvalu, Oezbekistan, Britse Maagdeneilanden en de Amerikaanse Maagdeneilanden 791. De landenlijst voor dividenden toegekend vanaf 1 januari 2016 bevat de volgende landen: Abu Dhabi, Ajman, Andorra, Bosnië en Herzegovina, Dubai, Gibraltar, Guernsey, Jersey, Kirgizië, Koeweit, Kosovo, Liechtenstein, Macau, Macedonië, Malediven, Eiland Man, de Marshalleilanden, de Federatie van Micronesië, Moldavië, Monaco, Montenegro, Oman, Oezbekistan, Paraguay, Qatar, Ras al Khaimah, Servië, Sharjah, Oost-Timor, Turkmenistan, Umm al Qaiwain 792. Deze landenlijst is uitsluitend bedoeld met het oog op de toepassing van de taxatievoorwaarde die verband houdt met de gemeenrechtelijke fiscale bepalingen van het land waar de vennootschap is gevestigd die de dividenden uitkeert. De maatregel heeft dus geen weerslag op de beoordeling van de voorwaarden tot aftrek die van toepassing zijn op sommige specifieke regimes of vennootschapsvormen. Deze maatregel heeft inderdaad niet als oogmerk de investeringen te bestraffen die in achtergestelde geografische zones zijn gedaan waarvoor in aanmoedigingsmaatregelen tot investering of ontwikkeling is voorzien (inzonderheid de tijdelijke stelsels die voorzien in bijzondere maatregelen inzake het vaststellen van de belastbare basis). Hogerop werd reeds gewezen op het feit dat de DBI-aftrek evenmin wordt toegestaan indien de uitkerende vennootschap niet onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard (art. 203, 1, eerste lid, 1, eerste deelzin WIB). De landenlijst zoals vastgesteld bij KB heeft echter geen invloed op de beoordeling van de taxatievoorwaarde t.a.v. vennootschappen die niet aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting onderworpen zijn. De lijst vermeldt bv. niet Somalië omdat Andorra een land is waarvan de vennootschappen niet onderworpen zijn aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als de Belgische vennootschapsbelasting. c. WERKELIJKE BELASTINGDRUK LAGER DAN 15% De gemeenrechtelijke bepalingen worden geacht aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België wanneer, gemeenrechtelijk, het tarief dat met de werkelijke belastingdruk overeenstemt, lager is dan 15%. De werkelijke belastingdruk die in een niet-eu-land van toepassing is, moet worden beoordeeld rekening houdend met de regels die op internationaal vlak algemeen zijn aanvaard zoals, bijvoorbeeld, inzake fiscale consolidatie, carry back, enz. Er is dus geen perfecte overeenstemming vereist tussen de buitenlandse gemeenrechtelijke stelsels en de regels die in het intern recht inzake vennootschapsbelasting van toepassing zijn. Een belastbare basis die is vastgesteld overeenkomstig aanzienlijk gunstigere regels kan daarentegen niet worden aanvaard. Men moet nagaan wat de belastbare grondslag van een vennootschap zou zijn geweest indien zij werd behandeld volgens de regels die op internationaal vlak algemeen aanvaard zijn. Zo zou het kunnen dat in een of ander land een tarief van de vennootschapsbelasting van 20% geldt, maar dat de buitenlandse wetgeving in zodanig ruime gemeenrechtelijke vrijstellingen en aftrekmogelijkheden voorziet, dat het effectieve tarief op de (fictief) naar internationaal aanvaarde normen berekende grondslag lager uitvalt dan 15% 793. Een niet-eu-land waar de nominale aanslagvoet bv. 40% bedraagt, maar waar er geen belastbare grondslag is, kent een werkelijke belastingdruk die lager is dan 15% en wordt derhalve aangemerkt als een belastingparadijs Art. 73/4quater KB/WIB. Volgens de Minister van Financiën vormt de bovenvermelde landenlijst een weerlegbaar vermoeden. De belastingplichtige kan dus eventueel het tegenbewijs leveren dat toch aan de taxatievoorwaarde voldaan is en een dividend uit een verdacht land dus toch recht geeft op DBI-aftrek. Die belastingplichtige dient uiteraard te bewijzen dat zowel het nominale als het effectieve tarief in dat land toch hoger ligt dan 15% (Mond. Vr. nr. 407, 21 oktober 2003, Kamercommissie Financiën). De lijst is trouwens ook toepasselijk inzake abnormale of goedgunstige voordelen (art. 26, tweede lid, WIB) en inzake sommige betalingen aan vluchtlanden (art. 54 WIB). 792 KB van 1 maart 2016, BS 11 maart S. VAN CROMBRUGGE, Belastinghervorming 2002, Biblo-dossier, Fiscaliteit 42, Kalmthout, Biblo, 2002, Parl. St. Kamer, nr. 1918/6, LARCIER VADEMECUM VENNOOTSCHAPSBELASTING 2016

7 De bovenvermelde landenlijst (supra) bevat o.a. de landen waarvan het tarief dat overeenstemt met de werkelijke gemeenrechtelijke belastingdruk, lager is dan 15%. d. VENNOOTSCHAPPEN GEVESTIGD BINNEN DE EU Voor vennootschappen gevestigd binnen de EU worden de gemeenrechtelijke bepalingen geacht niet aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België (art. 203, 1, derde lid WIB). Vennootschappen gelegen in de Free Economic Zone van Kaunas kunnen op basis van de Litouwse belastingwetgeving onder bepaalde voorwaarden genieten van een voordelig belastingregime. Tijdens de eerste zes belastbare tijdperken geldt er een vrijstelling van vennootschapsbelasting en gedurende de volgende tien belastbare tijdperken wordt het tarief van de vennootschapsbelasting beperkt tot 50%. Omdat het gemeenrechtelijk tarief in de vennootschapsbelasting in Litouwen 15% bedraagt impliceert dit dat het tarief gedurende die 10 belastbare tijdperken wordt teruggebracht tot 15% 50% = 7,5%. Stel dat een Belgische moedervennootschap dividenden ontvangt van haar dochtervennootschap welke gevestigd is in de Free Economic Zone van Kaunas en er aldaar goederen produceert. Kan de DBI-aftrek worden toegestaan in hoofde van de moedervennootschap? Ja, de uitsluiting vermeld in artikel 203, 1, eerste lid, 1 WIB is immers niet van toepassing op de dividenden uitgekeerd door de dochtervennootschap want Litouwen is een lidstaat van de Europese Unie waardoor de gemeenrechtelijke bepalingen geacht worden niet aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België. 3. Tweede uitsluiting: financierings-, beleggings- en thesaurievennootschappen A. Wettelijke bepaling De DBI-aftrek is niet toepasselijk wanneer de inkomsten worden toegekend door een financieringsvennootschap, een thesaurievennootschap of een beleggingsvennootschap die, alhoewel ze in het land van haar fiscale woonplaats onderworpen is aan een belasting zoals vermeld in artikel 203, 1, 1, in dat land een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht (art , 2 WIB). Met deze uitsluitingscategorie wil de wetgever duidelijk de omvorming van (normaal belastbare) interesten in (normaal vrijgestelde) dividenden ontraden. B. Dividenden toegekend door financieringsvennootschappen a. PRINCIPE De DBI-aftrek is niet toepasselijk wanneer de inkomsten worden toegekend door een financieringsvennootschap die, alhoewel ze in het land van haar fiscale woonplaats onderworpen is aan een belasting zoals vermeld in artikel 203, 1, eerste lid, 1 WIB in dat land een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht (art. 203, 1, eerste lid, 2 WIB) 795. Een financieringsvennootschap is een vennootschap die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard ten voordele van vennootschappen die met de dienstverrichtende vennootschap noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks een groep vormen Vennootschappen in Hong Kong genieten niet van een afzonderlijke belastingregeling die afwijkt van het gemeen recht, zodat de DBI-aftrek van dividenden uit Hong Kong niet kan worden geweigerd aan financierings-, beleggings- en thesaurievennootschappen (Circulaire AFZ 4/2005, 31 maart 2005, Int. Fisc. Act., 2005, 3/4). 796 Art. 2, 5 d WIB. LARCIER VADEMECUM VENNOOTSCHAPSBELASTING